Monitor Maatschappelijke stage Gelderland 2010
Gerrit Kapteijns Sjaak Kregting Eelco Visser Wouter de Vries Februari 2011 Rapport 10-2458e
Inhoud 1. 2.
3.
4.
5.
6.
7.
Inleiding .................................................................................................................... 1 De Gemeenten........................................................................................................... 3 2.1 Beleidsmatige aandacht MaS ............................................................................ 3 2.2 Samenwerking ................................................................................................... 6 2.3 Gemeente als stagebieder ................................................................................. 7 Makelaars ................................................................................................................ 11 3.1 MaS in takenpakket ........................................................................................... 11 3.2 Samenwerking ................................................................................................... 11 3.3 Werkzaamheden ............................................................................................... 13 3.4 Tevredenheid over eigen werk en samenwerking............................................. 14 3.5 PR voor Maatschappelijke Stages ................................................................... 15 Vrijwilligersorganisaties ........................................................................................... 17 4.1 Respons en verspreiding over provincie ........................................................... 17 4.2 Stagebieder of niet? .......................................................................................... 18 4.3 Stagebieders ..................................................................................................... 22 4.3.1 Inzet van de uren .................................................................................... 22 4.3.2 Voorziet MaS in behoefte organisaties? ................................................ 24 4.3.3 Motieven om MaS aan te bieden ............................................................ 24 4.3.4 Inspanningen........................................................................................... 26 4.3.5 Ervaren opbrengst................................................................................... 27 4.3.6 Samenwerking ........................................................................................ 28 Leerlingen N.W. Veluwe .......................................................................................... 29 5.1 Leerlingen die een MaS doen of hebben gedaan ............................................ 31 5.2 Leerlingen die (nog) geen MaS hebben gedaan ............................................. 38 Scholen .................................................................................................................. 41 6.1 Resultaten vragenlijst ....................................................................................... 41 6.1.1. Uitvoering ............................................................................................... 41 6.1.2 Stageplaatsen ......................................................................................... 41 6.1.3 Bestede tijd ............................................................................................. 42 6.1.4 Stagemakelaar ........................................................................................ 43 6.1.5 Samenwerking ........................................................................................ 44 6.1.6 Leereffecten leerlingen ........................................................................... 44 6.1.7 Knelpunten .............................................................................................. 45 6.2 Ontwikkelingen ................................................................................................. 47 6.2.1 Schooljaar 2009/2010 ............................................................................. 47 6.2.2 Schooljaar 2010/2011 ............................................................................. 48 Conclusies ............................................................................................................... 49 7.1 Gemeenten ...................................................................................................... 49 7.2 Stagemakelaars ............................................................................................... 49 7.3 Stagebieders .................................................................................................... 50 7.4 Leerlingen ........................................................................................................ 51 7.5 Scholen ............................................................................................................ 53
1. Inleiding
De Maatschappelijke Stage nadert het moment dat het een wettelijke verplichting wordt. Elke leerling die in het schooljaar 2010-2011 start met zijn middelbare school krijgt pas een diploma als hij voldaan heeft aan de maatschappelijke stage. Om het proces in zijn volle omvang in beeld te krijgen en de ontwikkelingen te volgen heeft de werkgroep Maatschappelijke stages in Gelderland besloten een Monitor Maatschappelijke Stage te starten. De Monitor Maatschappelijke Stage in Gelderland maakt vanaf schooljaar 2008/2009 de resultaten van de maatschappelijke stages in Gelderland bekend. De resultaten hebben betrekking op de Gelderse gemeenten, de makelaars, de vrijwilligersorganisaties, de scholen en de leerlingen. Gezien de tijdsinvestering is gekozen voor de insteek dat we niet ieder jaar alle vijf de objecten volledig inventariseren maar dat soms wordt volstaan met het aanvullen van de informatie middels een steekproef of door de informatie te betrekken uit andere bronnen. De vergelijkbaarheid tussen de verschillende jaren heeft daarbij altijd de hoogste prioriteit. Zoals bij een monitor gebruikelijk wordt de verzamelde informatie jaarlijks aangevuld met de nieuwe informatie en blijft de oude informatie beschikbaar. Op deze manier wordt inzicht geboden in de ontwikkeling in de tijd. Voor de huidige uitvoering is gebruikt gemaakt van de volgende bronnen: Gemeenten:
digitale inventarisatie onder gemeenten.
Stagemakelaars:
digitale inventarisatie gemeentelijke steunpunten vrijwilligerswerk 2010.
Vrijwilligersorganisaties: digitale inventarisatie vrijwilligersorganisaties. Scholen:
digitale eindrapportage MaS 2008-2009, aanmelding aanvullende bekostiging 2009-2010, uitvoering door bureau Methonder in opdracht van het ministerie van OCW.
Leerlingen:
digitale inventarisatie, nul- en vervolgmeting bij de pilot maatschappelijke stage op de N.W. Veluwe 2010.
Over vier van de vijf inventarisaties is separaat gerapporteerd. Deze rapportages zijn enkel digitaal beschikbaar op de site met de digitale monitor, www.spectrum-gelderland.nl/SIG onder het onderwerp maatschappelijke stages. Op deze plaats is een groot deel van de informatie uit de inventarisaties beschikbaar. Het streven is om de informatie zoveel mogelijk op gemeenteniveau te ontsluiten. Voor een aantal onderdelen van de inventarisaties is dit niet mogelijk omwille van de privacy of omdat er afspraken zijn gemaakt met de leverancier van de broninformatie.
Spectrum, CMO Gelderland
|
Monitor maatschappelijke stage Gelderland 2010
1
2
Monitor maatschappelijke stage Gelderland 2010
|
Spectrum, CMO Gelderland
2. De gemeenten
De informatie in deze paragraaf is afkomstig uit een digitale inventarisatie, die we onder de Gelderse gemeenten hebben gehouden. In totaal hebben 31 van de 56 gemeenten de vragenlijst ingevuld, een respons van 55%. In de vorige meting is deze inventarisatie niet uitgevoerd, wat het hier niet mogelijk maakt gegevens te vergelijken.
2.1 Beleidsmatige aandacht MaS In figuur 1 een overzicht van het aantal gemeenten dat beleidsmatige aandacht voor MaS heeft. In figuur 2 staat met welke afdelingen MaS een beleidsmatige koppeling heeft. Figuur 1: aantal gemeenten dat beleidsmatige aandacht MaS heeft
3
28
Ja
Nee
Figuur 2: koppeling MaS en overige beleidsterreinen Andere terreinen Wijk- en dorpsgericht werken Lokale educatieve agenda Jongerenparticipatie Vrijwilligerswerk 0%
20% Ja
40%
60%
80%
100%
Nee
De figuren 1 en 2 tonen dit: • Ruim 90% (28 gemeenten) van de respondenten geeft aan dat er beleidsmatige aandacht is voor MaS. • In alle gemeenten waar er beleidsmatige aandacht voor MaS is, vindt koppeling met het vrijwilligersbeleid plaats. In ruim 40% van de gemeenten is die koppeling er ook met jongerenparticipatie. Met andere terreinen is er incidenteel een koppeling.
Spectrum, CMO Gelderland
|
Monitor maatschappelijke stage Gelderland 2010
3
• Onder ‘anders’ noemen respondenten zorg, mantelzorg, welzijn en Wmo (2 keer). In de figuren 3 tot en met 7 komt een aantal beleidsmatige aspecten en keuzes rondom MaS aan bod. De figuren laten achtereenvolgens zien of gemeenten de Makelaarsfunctie beleidsmatig beschreven hebben, of er een bestedingsplan is voor de extra middelen MaS en hoe gemeenten de Makelaarsfunctie hebben gepositioneerd. Figuur 3: aantal gemeenten dat Makelaarsfunctie heeft beschreven
8
22
Ja
Nee
Figuur 3 maakt het volgende duidelijk: • Van de gemeenten die beleidsmatig aandacht aan de MaS besteden, heeft bijna driekwart de Makelaarsfunctie ook beschreven. Acht gemeenten hebben dit (nog) niet gedaan.
Figuur 4: aantal gemeenten dat bestedingsplan heeft voor extra middelen
12
18
Ja
Nee
Figuur 4 laat dit zien: • Zestig procent van de gemeenten heeft een bestedingsplan voor de extra middelen die door het Rijk beschikbaar zijn gesteld.
4
Monitor maatschappelijke stage Gelderland 2010
|
Spectrum, CMO Gelderland
Figuur 5: positionering makelaarsfunctie
1
4
4
21
Nee
Ja, bij vrijwilligerssteunpunt
Ja, bij school
Ja, elders
Uit figuur 5 blijkt dit: • Van alle gemeenten die de vraag hebben beantwoord, geeft 70% aan de makelaarsfunctie bij een lokaal vrijwilligerssteunpunt te hebben belegd. Circa 13% heeft het nergens belegd, terwijl ook 13% de makelaarsfunctie bij een school heeft gepositioneerd. In een gemeente nemen de lokale vrijwilligerscentrale en het sportbuurtwerk de makelaarsfunctie samen voor hun rekening. Figuur 6: mate waarin extra middelen besteed zijn aan uitvoerende partij
3
6
13
7
Volledig
Gedeeltelijk, overige middelen wel voor MaS
Gedeeltelijk
Ingezet voor andere dingen
Figuur 6 laat het volgende zien: • Ruim 44% van de gemeenten geeft aan de extra beschikbaar gestelde middelen volledig ter beschikking te stellen aan de partij die lokaal uitvoering aan de MaS geeft. Bijna een kwart (24%) investeert ook alle extra middelen in de MaS, maar sluist deze niet volledig door naar de lokale uitvoerder. Een kleine 21% investeert het gedeeltelijk in de uitvoerende partij, 10% zet de middelen in voor andere dingen. In dit onderzoek hebben twaalf gemeenten een jongerenraad. Figuur 7 laat zien hoeveel van deze gemeenten de jongerenraad bij de MaS hebben betrokken.
Spectrum, CMO Gelderland
|
Monitor maatschappelijke stage Gelderland 2010
5
Figuur 7 gemeenten waarin jongerenraad bij MaS-beleid is betrokken
2
10
Ja
Nee
Figuur 7 laat dit zien: • Slechts in twee van de twaalf gemeenten met een jongerenraad, is deze ook daadwerkelijk betrokken bij het beleid rondom de MaS.
2.2 Samenwerking In figuur 8 spreken de gemeenten zich uit over de samenwerking met scholen en Stagemakelaars. Figuur 8 tevredenheid over samenwerking met partners
Samenwerking met Stagemakelaars
16
8
2 Uitstekend Voldoende Kan beter
Samenwerking met scholen
8
0%
20%
11
40%
60%
5
80%
1
Onvoldoende
100%
Figuur 8 laat het volgende zien: • Ruim driekwart van de gemeenten (76%) vindt de samenwerking met scholen minimaal voldoende. Voor de samenwerking met Stagemakelaars is dit percentage zelfs 92%. • Bijna een kwart van de gemeenten geeft daarmee aan dat de samenwerking met scholen beter kan of, in het geval van één gemeente, zelfs onvoldoende is.
6
Monitor maatschappelijke stage Gelderland 2010
|
Spectrum, CMO Gelderland
2.3 Gemeente als Stagebieder Naast het faciliteren van het beleid rondom en de uitvoering van de MaS, kan de gemeente ook zelf fungeren als Stagebieder. Deze paragraaf geeft inzicht in hoeveel gemeenten daadwerkelijk stage bieden, waar in de eigen organisatie ze de MaSplaatsen bieden en wat de motieven zijn dit al dan niet te doen. De resultaten staan in de figuren 9 tot en met 12.
Figuur 9: aantal gemeenten dat zelf Stagebieder is
9
21
Ja
Nee
De figuur laat dit zien: • Precies 30% van de gemeente biedt zelf ook MaSplaatsen aan.
Figuur 10: stagemogelijkheden binnen stagebiedende gemeenten Overig
2
Wmr-raad Dorps- en wijkraden Jongerenraad Politieke partijen
1
Gemeentebestuur
2
Jongin
1
Buitendienst
6 0
1
2
3
4
5
6
7
Uit figuur 10 blijkt het volgende: • In de gemeenten die zelf MaSplaatsen bieden, gebeurt dit niet op veel verschillende plaatsen. De negen gemeenten noemen samen namelijk maar twaalf antwoorden. Dat zijn gemiddeld ruim 1,3 verschillende plaatsen per gemeente. • Van de potentiële plaatsen om de MaSplaatsen aan te bieden, noemen gemeenten het vaakst de Buitendienst. Daarnaast worden alleen de antwoorden Gemeentebestuur en overig door meer gemeenten genoemd.
Spectrum, CMO Gelderland
|
Monitor maatschappelijke stage Gelderland 2010
7
Waarom bieden gemeenten geen MaSplaatsen aan? Het antwoord staat in figuur 11.
Figuur 11: redenen voor gemeenten om zelf geen MaSplaatsen te bieden Anders
14
We kunnen ze niet gebruiken
2
We hebben niets met jongeren We hebben voldoende vrijwilligers Begeleiding kost teveel tijd
4
Niet beschikbaar op gewenste tijden
3
Weet niet wat te verwachten
1
Ken het niet Geen interesse 0
2
4
6
8
10
12
14
16
Deze figuur toont dit: • De belangrijkste redenen om de MaSplaatsen niet aan te bieden, stonden niet bij de antwoordmogelijkheden waaruit gemeenten konden kiezen. Onder de categorie ‘anders’ zijn twee opties door drie gemeenten genoemd. Drie gemeenten geven aan ermee bezig te zijn en nog eens drie gemeenten geven aan er eigenlijk nog niet over te hebben nagedacht. • Van de argumenten die we als antwoordmogelijkheden gaven, werd het argument dat de begeleiding teveel tijd kost door de meeste (vier) gemeenten genoemd. Drie gemeenten gaven aan dat de stagiairs niet op de gewenste tijden beschikbaar zijn en twee kunnen ze niet gebruiken. • Geen enkele van de gemeenten geeft op voorhand aan geen interesse te hebben.
In de laatste figuur, figuur 12, geven de gemeenten aan wat ze als organisatie missen om MaSplaatsen aan te kunnen bieden.
Figuur 12: wat gemeenten nodig hebben om Stagebieder te kunnen zijn
2
Anders
1
Financiële ondersteuning
5
Inhoudelijke ondersteuning
13
Tijd
2
Deskundigheid
10
Menskracht
3
Kennis
1
Niets, geen interesse 0
8
2
4
6
8
10
12
14
Monitor maatschappelijke stage Gelderland 2010
|
Spectrum, CMO Gelderland
Deze figuur maakt het volgende duidelijk: • Anders dan het resultaat van figuur 11 deed vermoeden, is er toch één gemeente die geen interesse heeft in het zelf aanbieden van MaSplaatsen. • Gemeenten ontberen het vaakst tijd en menskracht om zelf MaSplaatsen aan te bieden. Inhoudelijke ondersteuning wordt ook door vijf gemeenten genoemd.
Spectrum, CMO Gelderland
|
Monitor maatschappelijke stage Gelderland 2010
9
10
Monitor maatschappelijke stage Gelderland 2010
|
Spectrum, CMO Gelderland
3. Makelaars
De ministeries van VWS en OCW hebben in 2008 samen met de VNG een convenant afgesloten. In dit convenant is geregeld dat alle gemeenten een lokale of regionale stagemakelaar in het leven roepen en dat ze daar budget voor krijgen van de beide ministeries (zie hoofdstuk 2). Deze stagemakelaar heeft drie functies:
•
versterking van vrijwilligerswerk in het algemeen en passend aanbod voor de maatschappelijke stagiair die niet gemakkelijk zelf een match weet te realiseren;
•
raad en daad voor vrijwilligersorganisaties (vooral de kleinere) bij het effectief plaatsen van stagiairs en vrijwilligers in het algemeen;
•
bevorderen dat de maatschappelijke stagiair nu, de vrijwilliger van de toekomst wordt. De stagemakelaar verbindt stageaanbieders en stagevragers aan elkaar en is daarmee een cruciale schakel in het samenspel tussen scholen, leerlingen en vrijwilligersorganisaties. De meeste gemeenten hebben de functie van maatschappelijk makelaar ondergebracht bij het vrijwilligerssteunpunt. Bij Spectrum waren in 2010 30 coördinatoren van vrijwilligerssteunpunten bekend (tegen 46 in 2009). Sommige van hen hebben een taak in meerdere gemeenten. Uiteindelijk hebben 19 de vragenlijst ingevuld, voor in totaal 21 Gelderse gemeenten. Dat is een respons van 63%. Als getallen in de figuren lager zijn dan 19, betekent dit dat niet alle respondenten ook alle vragen hebben beantwoord.
3.1 MaS in takenpakket Alle respondenten hebben de MaS in hun takenpakket. In 2009 had nog 11% niet in alle gemeenten MaS in het takenpakket en nog eens 11% had überhaupt geen MaS in hun takenpakket.
3.2 Samenwerking In deze paragraaf gegevens over de sectoren waarmee de stagemakelaars samenwerken. In figuur 13 staat weergegeven met welke sectoren ze samenwerken. Ze hebben daarbij alle sectoren waarmee wordt samengewerkt kunnen noemen. In figuur 14 mochten de stagemakelaars maximaal drie sectoren aangeven waarmee ze het meeste samenwerken. Figuur 13 laat dit zien: • Stagemakelaars werkten in 2009 nog het vaakst samen met vrijwilligersorganisaties op het terrein van zorg en welzijn. Nu zijn daar sport en onderwijs, peuterspeelzaalwerk en kinderopvang bijgekomen. Ongeveer 95% noemt deze drie sectoren. • Net als in 2009 werken stagemakelaars het minst vaak samen met de sectoren kerk en anders. Wel is het aandeel stagemakelaars dat met kerken samenwerkt behoorlijk gestegen. Dat geldt ook voor de sector onderwijs, peuterspeelzaalwerk en kinderopvang, terwijl we het omgekeerde zien voor de sectoren kunst en cultuur en natuur en milieu.
Spectrum, CMO Gelderland
|
Monitor maatschappelijke stage Gelderland 2010
11
Figuur 13: sectoren waar stagemakelaars mee samenwerken 32% 26%
Anders
77%
Bibliotheken Onderwijs, pszwerk en kinderopvang
85% 79%
Natuur en milieu
95% 94% 95% 100%
Zorg en welzijn 74% 76%
Scouting Kerk
56%
68% 79%
Kunst en cultuur
91% 95% 94%
Sport 0%
20%
40%
60%
2010
80%
100%
2009
Figuur 14: sectoren waar stagemakelaars meest mee samenwerken 11% 16%
Anders 5%
Bibliotheken
21%
Onderwijs, pszwerk en kinderopvang
39% 42%
Natuur en milieu
16% 95% 100%
Zorg en welzijn 5% 10%
Kerk
0% 3%
Kunst en cultuur
16% 16%
Scouting
58%
Sport
48% 0%
20%
40% 2010
60%
80%
100%
2009
Figuur 14 toont dit: • In 2009 werkten alle stagemakelaars het meest samen met de sector zorg en welzijn. Nu is dat met 95% ook voor nagenoeg alle respondenten het geval. De top-3 wordt gecomplementeerd door de sectoren sport en natuur en milieu. • Opvallend is dat meer makelaars samenwerken met onderwijs, peuterspeelzaalwerk en kinderopvang, maar dat de sector veel minder vaak dan in 2009 genoemd wordt als sector waarmee makelaars het meest samenwerken. Voor natuur en milieu geldt het omgekeerde: daarmee wordt minder vaak samengewerkt, maar wel intensiever. 12
Monitor maatschappelijke stage Gelderland 2010
|
Spectrum, CMO Gelderland
3.3 Werkzaamheden De stagemakelaars hebben gemiddeld 71 vacatures (tegen 60 in 2009), werken samen met gemiddeld 55 organisaties en verenigingen (tegen 65 in 2009) en besteden net als in 2009 gemiddeld 15 uur per week. In figuur 15 informatie over de werkzaamheden die de stagemakelaars uitvoeren, terwijl figuur 16 inzicht biedt in de maximaal drie werkzaamheden waaraan stagemakelaars de meeste tijd besteden. Figuur 15: werkzaamheden die stagemakelaars uitvoeren 24%
Anders
32%
Coaching of advies
88% 87%
Overleg en afstemming met scholen
88% 87% 65%
Bemiddeling leerlingen
77% 77% 77%
Vacaturebank 53%
Stagemarkt
39% 59%
Gastlessen
45% 0%
20%
40% 2010
60%
80%
100%
2009
De figuur laat het volgende zien: • In totaal geven de stagemakelaars in 2010 aan gemiddeld 4,5 van de werkzaamheden te verrichten. In 2009 waren dit er nog 4,4. • Minder stagemakelaars besteden tijd aan de bemiddeling van leerlingen, terwijl ze juist vaker gastlessen geven en een stagemarkt organiseren. Figuur 16, op de volgende pagina, maakt het volgende duidelijk: • Net als in 2009 is het overleg en afstemming met scholen voor de meeste stagemakelaars een van de drie werkzaamheden waar de meeste tijd aan wordt besteed. • We zien één grote verschuiving ten opzichte van 2009: veel meer stagemakelaars noemen het beheren van de vacaturebank bij de drie werkzaamheden die het meeste tijd in beslag nemen, terwijl het omgekeerde geldt voor coaching en het voeren van adviesgesprekken met organisaties. • Meer organisaties besteden tijd aan gastlessen en het organiseren van een stagemarkt, maar dat zijn geen activiteiten die het meeste tijd vragen. Geen enkele stagemakelaar noemt gastlessen geven bij de drie werkzaamheden die de meeste tijd in beslag nemen.
Spectrum, CMO Gelderland
|
Monitor maatschappelijke stage Gelderland 2010
13
Figuur 16: werkzaamheden waaraan stagemakelaars meeste tijd besteden 12%
Anders
23% 59%
Coaching of advies
77% 71% 74%
Overleg en afstemming met scholen 35% 39%
Bemiddeling leerlingen Vacaturebank
65%
26% 6% 7%
Stagemarkt 0%
Gastlessen 0%
7% 20%
40%
60%
2010
80%
100%
2009
3.4 Tevredenheid over eigen werk en samenwerking In deze paragraaf bekijken we hoe de tevredenheid over het eigen werk, de regionale samenwerking en de samenwerking met scholen en stagebieders zich heeft ontwikkeld. Het resultaat staat in figuur 17. Figuur 17: tevreden over werkwijze en samenwerking (%minimaal voldoende tevreden) 59%
Regionale samenwerking
81% 100%
Samenwerking met stagebieders
76% 92%
Samenwerking met scholen
82% 88%
Eigen werkwijze
79% 0%
20%
40% 2010
60%
80%
100%
2009
Figuur 17 toont dit: • De tevredenheid over de eigen werkwijze en de samenwerking met scholen en stagebieders is toegenomen. • Momenteel zijn alle stagemakelaars minimaal voldoende tevreden over de samenwerking met stagebieders. Voor de samenwerking met scholen is dit 92% en 88% is tevreden over de eigen werkwijze. • Over de regionale samenwerking zijn minder makelaars dan in 2009 minimaal voldoende tevreden. Dat aandeel is (fors) gedaald van 88% naar 59% in 2010. Een ander resultaat in het onderzoek laat zien dat in 2009 97% en in 2010 nog 81% van de makelaars minimaal voldoende meerwaarde ervaart van de regionale samenwerking. 14
Monitor maatschappelijke stage Gelderland 2010
|
Spectrum, CMO Gelderland
3.5 PR voor Maatschappelijke Stages In deze afsluitende paragraaf aandacht voor de wijze waarop stagemakelaars in hun PR-uitingen expliciet aandacht besteden aan de MaS. Het resultaat staat in figuur 18. Figuur 18: aandacht voor MaS in PR stagemakelaars
100% 2010 65%
77% 2009 45%
0%
20%
40%
Expliciet aandacht op website
60%
80%
100%
Expliciet aandacht in folder
Figuur 18 laat het volgende zien: • Anders dan in 2009, besteedt nu iedere stagemakelaar expliciet aandacht aan MaS op de eigen website. Ook in folders van stagemakelaars is vaker expliciete aandacht voor MaS. In 2009 gaf nog 45% aan dat dit het geval was, in 2010 is dat 65%.
Spectrum, CMO Gelderland
|
Monitor maatschappelijke stage Gelderland 2010
15
16
Monitor maatschappelijke stage Gelderland 2010
|
Spectrum, CMO Gelderland
4. Vrijwilligersorganisaties
4. 1 Respons en spreiding over de provincie In totaal zijn er 2.897 organisaties aangeschreven. In totaal hebben 1.219 benaderde organisaties de lijst ingevuld. Dit is een respons van 42% tegen een respons van 33% in 2009. De resultaten zijn daarmee ruim 95% betrouwbaar voor alle organisaties. In figuur 19 informatie over de respons naar gemeente. Figuur 19: absolute respons, naar gemeente
De figuur laat dit zien: • De meeste respondenten zijn, net als in 2009, in de wat grotere gemeenten te vinden. De overige concentraties vind je rondom de grote steden en in de noordrand van de Achterhoek. Relatief weinig stageaanbieders zijn, net als in 2009, in westelijk Rivierenland en het noorden van de Veluwe. Alle sectoren zijn onder de teruggestuurde vragenlijsten vertegenwoordigd. De kerk en bibliotheken zijn in zo geringe mate vertegenwoordigd, dat we ze in de verdere resultaatbespreking buiten beschouwing laten. Sport vormt in absolute zin de grootste sector.
Spectrum, CMO Gelderland
|
Monitor maatschappelijke stage Gelderland 2010
17
4.2 Stagebieder of niet? Welke van de organisaties en verenigingen die gereageerd hebben, bieden nu daadwerkelijk MaSplaatsen aan? Het resultaat staat in de figuren 20 en 21. Figuur 20: absolute aantal stagebieders in respondentgroep, naar gemeente
Figuur 21: Stagebieders in Gelderland
18
Monitor maatschappelijke stage Gelderland 2010
|
Spectrum, CMO Gelderland
De figuren laten dit zien: • Vooral in de stedelijke gebieden rondom Arnhem en Nijmegen en in Rivierenland zien we veel gemeenten waarin verhoudingsgewijs weinig Stagebieders zijn. Voor de Veluwe geldt het omgekeerde. In 2009 bood 40% van de organisaties MaSplaatsen aan. In 2010 is dit percentage 45%. In figuur 22 zien we de stagebieders naar sector.
Figuur 22: stagebieders naar sector 39%
Anders
19% 55%
Onderwijs
64% 55%
Natuur en milieu
40% 81% 78%
Zorg en welzijn 37%
Kunst en cultuur
19% 48%
Scouting
60% 31% 30%
Sport 0%
10%
20%
30%
40% 2010
50%
60%
70%
80%
90%
2009
Deze figuur biedt het volgende inzicht: • Kunst en cultuur en natuur en milieu bieden ten opzichte van 2009 veel vaker MaSplaatsen aan. Dat geldt ook voor verenigingen en organisaties onder de categorie ‘anders’. Het omgekeerde geldt voor scouting en onderwijs. • Opvallend blijft dat net als in 2009, relatief weinig sportverenigingen MaSplaatsen aanbieden. De samenstelling van het adressenbestand heeft hier wellicht invloed op: er vindt geen enkele selectie van de sportverenigingen plaats. Figuur 23 laat de redenen om geen MaSplaatsen aan te bieden zien.
Spectrum, CMO Gelderland
|
Monitor maatschappelijke stage Gelderland 2010
19
Figuur 23: redenen om geen MaSplaatsen aan te bieden
30% 30%
Andere reden
9%
We kunnen ze niet gebruiken We hebben niets met jongeren
4%
We hebben voldoende vrijwilligers
12% 14%
11%
7%
Begeleiding kost teveel tijd
19%
13% 7% 7%
Stagiaires niet beschikbaar op gewenste tijden
11% 14%
Weet niet wat ervan te verwachten Ken het niet
7%
Geen interesse
7%
3% 0%
5%
10%
10%
15% 2010
20%
25%
30%
35%
2009
De figuur maakt dit duidelijk: • De kennis over MaS is toegenomen en daarmee minder prominent als reden om geen MaSplaatsen aan te bieden. Zo vormen de reden ‘ken het niet’ en ‘weet niet wat ervan te verwachten’ samen nog maar 18% van de antwoorden, tegen 24% in 2009. Ook geven minder organisaties aan dat ze de jongeren niet kunnen gebruiken. • Opvallend is wel dat het aandeel van het antwoord ‘we hebben niets met jongeren’ meer dan verdrievoudigd is ten opzichte van 2009. Voor het antwoord ‘geen interesse’ is het aandeel op het totaal aantal antwoorden meer dan verdubbeld. • ‘De begeleiding kost teveel tijd’ is met 19% van de antwoorden als reden ook vaker genoemd dan in 2009 (13%). Significante verschillen naar sector: • Alleen de reden ‘begeleiding kost teveel tijd’ geeft een significant verschil. De sectoren scouting, zorg en welzijn en natuur en milieu noemen deze reden veel vaker dan sport en de categorie ’anders’. Voor de sectoren scouting en zorg en welzijn gold dat in 2009 ook al. Toen noemde ook het onderwijs deze reden vaker, maar dat is in 2010 niet meer het geval. Wat hebben de verenigingen en organisaties die (nog) geen MaSplaatsen bieden nodig om dit wel te kunnen doen? Het antwoord op deze vraag staat in figuur 24.
20
Monitor maatschappelijke stage Gelderland 2010
|
Spectrum, CMO Gelderland
Figuur 24: wat nodig om MaSplaatsen te kunnen bieden 21%
Anders
25% 8%
Financiele ondersteuning
10% 18%
Inhoudelijke ondersteuning
22% 29% 29%
Tijd 13%
Deskundigheid
17% 26% 27%
Menskracht 13%
Kennis
17% 34%
Niets, geen interesse
28% 0%
5%
10%
15%
20% 2010
25%
30%
35%
40%
2009
Figuur 24 laat het volgende zien: • Eigenlijk zien we dat organisaties minder ondersteuning of andere hulpbronnen nodig hebben, maar vaker niet geïnteresseerd zijn in de MaS. Dat sluit aan bij de bevindingen in figuur 23. • Daarnaast valt op dat tijd, net als in 2009, een belangrijke factor blijft. Tijdgebrek maakt dat veel organisaties geen MaSplaatsen zeggen aan te kunnen bieden. Significante verschillen naar sector: • Het onderwijs (53%) geeft veel vaker aan niet geïnteresseerd te zijn. Voor scouting (4%), natuur en milieu (11%) en zorg en welzijn (17%) geldt het omgekeerde. Deze sectoren noemen, samen met kunst en cultuur, weer veel vaker tijdgebrek als reden.
Spectrum, CMO Gelderland
|
Monitor maatschappelijke stage Gelderland 2010
21
4.3 Stagebieders 4.3.1 Inzet van de uren Van de 1.219 organisaties in het onderzoek, bieden er 547 MaSplaatsen aan. Figuur 25 laat zien wanneer ze de MaSplaatsen aanbieden. Bieden zij het vaakst een stage in het eerste, tweede en vierde kwartaal aan. Daarnaast wordt de MaS het vaakst in de avonden en doordeweeks aangeboden. Figuur 25: momenten waarop organisaties MaSplaatsen bieden 89% 90%
4e kwartaal 55% 57%
3e kwartaal
84% 87% 90% 91%
2e kwartaal 1e kwartaal
56% 52%
Avond
86% 82%
Middag 63%
Ochtend
70%
57% 57%
Weekend
93% 89%
Doordeweeks 0%
20%
40%
60% 2010
80%
100%
2009
Figuur 25 maakt dit duidelijk: • Doordeweeks, ’s-middags en ’s-avonds zijn er wat meer mogelijkheden gekomen om de MaS te kunnen invullen. In de ochtenduren zijn de mogelijkheden juist wat afgenomen. • Net als in 2009 geeft 57% aan dat leerlingen ook in het weekend MaSuren kunnen invullen. Significante verschillen naar sector: • Scouting en natuur en milieu bieden veel minder doordeweekse MaSplaatsen aan. Voor onderwijs geldt het omgekeerde. • Natuur en milieu en onderwijs bieden zowel in de ochtend- als avonduren weinig MaSplaatsen. Scouting en, in iets mindere mate sport, bieden relatief weinig mogelijkheden in de middag. Sport en vooral kunst en cultuur bieden vaak plaatsen in de avond. • Natuur en milieu biedt veel plaatsen in het tweede kwartaal aan. In figuur 26 informatie over het aantal uren dat leerlingen aan hun MaS kunnen besteden bij de organisaties en verenigingen.
22
Monitor maatschappelijke stage Gelderland 2010
|
Spectrum, CMO Gelderland
Figuur 26: aantal uren per MaSplaats
2010
25%
2009
66%
18%
0%
9%
68%
20%
40%
Minder dan 10 uur
14%
60% 10-40 uur
80%
100%
Meer dan 40 uur
Figuur 26 maakt dit duidelijk: • Verreweg de meeste leerlingen (66%) zetten tussen de 10 en 40 uur in bij organisaties. Dat was in 2009 met 68% niet anders. • Ten opzichte van 2009 zijn er wat meer ‘kleine’ MaSplaatsen en wat minder plaatsen van meer dan 40 uur. In figuur 27 de periode waarbinnen leerlingen de MaS bij stagebieders afronden. Figuur 27: tijd waarbinnen MaS wordt gedaan
2010
18%
2009
18%
0%
23%
37%
20%
20%
36%
40%
Binnen 1 week
21%
Binnen 1 maand
60% Binnen 1 kwartaal
27%
80%
100%
Binnen 1 jaar
Figuur 27 laat dit zien: • Net als in 2009 ronden de meeste leerlingen hun MaS binnen een kwartaal af. • Het aandeel leerlingen dat de MaS binnen een maand afrondt is wat gestegen, het aandeel dat er een jaar over doet wat gedaald.
Spectrum, CMO Gelderland
|
Monitor maatschappelijke stage Gelderland 2010
23
4.3.2 Voorziet MaS in behoefte organisaties? In welke mate voorzien de stagiairs die een MaS doen in de behoefte van organisaties? In figuur 28 het antwoord. Figuur 28: mate waarin stagiairs in behoefte voorzien
2010
3%
15%
40%
2009 1% 8%
0% Zeer grote mate
27%
43%
20% Grote mate
16%
28%
40%
60%
Voldoende mate
Kleine mate
21%
80%
100%
Niet of in zeer kleine mate
De figuur laat dit zien: • Het aandeel organisaties dat aangeeft dat de stagiairs in (zeer) grote mate voorzien in de behoefte is verdubbeld: van 9% in 2009 naar 18% in 2010. • Het totale aandeel dat aangeeft dat de stagiairs minimaal voldoende voorzien in de behoefte is nu 58%, tegen 52% in 2009. Significante verschillen naar sector: • Kunst en cultuur (65%) en sport (62%) geven vaker aan dat de stagiairs tenminste voldoende voorzien in de behoefte. Voor scouting is dit percentage maar 31%, voor onderwijs 39%.
4.3.3 Motieven om MaS aan te bieden We hebben de organisaties gevraagd waarom ze de MaSplaatsen aanbieden. Het resultaat staat in figuur 29. De organisaties hebben maximaal twee motieven kunnen noemen.
24
Monitor maatschappelijke stage Gelderland 2010
|
Spectrum, CMO Gelderland
Figuur 29: motieven om MaSplaatsen aan te bieden 15% 21%
Anders 1% 1%
Weet het niet
31% 28%
Zo kunnen ze hun stageverplichting invullen
59% 64%
Zo kunnen ze ervaring opdoen 19% 14%
Ze verlichten het werk We hopen zo op meer bekendheid onder jongeren
29% 29% 11% 9%
Ze dragen bij aan positieve sfeer Jongeren brengen specifieke kennis en ervaring mee
9% 6% 14% 17%
Zo houden we voeling met jongeren 0%
10%
20%
30% 2010
40%
50%
60%
70%
2009
Figuur 29 toont dit: • In 2009 noemden de organisaties gemiddeld 1,75 motief om de MaS aan te bieden, in 2010 is dat 1,88 motief. • In 2009 was bij (omgerekend naar 100%) 53% van de antwoorden het motief dat jongeren er voordeel bij hebben; ze kunnen hun stageverplichting invullen of ervaring opdoen. In 2010 is dat percentage antwoorden omgerekend 48%. • In 2009 geeft omgerekend 43% van de organisaties een motief waarbij het nut voor de eigen organisatie voorop staat: ze houden voeling met jongeren, ze brengen specifieke kennis mee, dragen bij aan de positieve sfeer, verlichten het werk en we hopen op meer bekendheid onder jongeren. In 2010 is dat percentage met 44% nagenoeg gelijk. Significante verschillen naar sector: • In 2009 waren de verschillen tussen de 7 sectoren klein. In 2010 blijkt dat natuur en milieu en onderwijs veel minder vaak als motief noemen dat jongeren bijdragen aan een positieve sfeer (scores beneden de 5%), terwijl zorg en welzijn dit veel vaker noemt (19%). • De sectoren kunst en cultuur (47%), natuur en milieu (48%) en scouting (44%) hopen veel vaker door de MaS op meer bekendheid onder jongeren. Voor sport (20%) is dit veel minder vaak een motief. • Onderwijs (71%) geeft, net als in 2009, veel vaker aan dat jongeren door MaS ervaring kunnen opdoen. Voor natuur en milieu (30%) is dit veel minder vaak een motief. • Voor kunst en cultuur (6%) is het nauwelijks een motief dat jongeren zo hun stageverplichting kunnen vervullen.
Spectrum, CMO Gelderland
|
Monitor maatschappelijke stage Gelderland 2010
25
4.3.4 Inspanningen De leerlingen worden tijdens hun MaS door de organisaties begeleid. De figuren 30 en 31 zeggen iets over het aantal uren begeleiding per week en de extra inspanningen die organisaties moeten doen om de begeleiding te kunnen bieden. Figuur 30: uren begeleiding per MaSplaats
2010
60%
2009
32%
51%
0%
20%
Minder dan 2 uur
4% 4%
41%
40%
6% 3%
60%
2-5 uur per week
80%
5-10 uur per week
100%
10 uur of meer per week
Figuur 30 toont dit: • Meer organisaties dan in 2009 geven aan het met maximaal 2 uur begeleiding per MaSplaats af te kunnen. Ook geven iets meer organisaties (4% in 2010 tegen 3% in 2009) aan juist intensief (10 uur of meer) te moeten begeleiden. Significante verschillen naar sector: • Onderwijs (82%) en natuur en milieu (74%) geven veel vaker aan minder dan 2 uur nodig te hebben, scouting en zorg en welzijn (beide 6%) veel vaker 10 uur of meer. Figuur 31: extra inspanningen om MaSplaatsen te kunnen bieden 16% 18%
Anders
20%
Vrijwilliger vrij gemaakt voor begeleiding
14% 5% 3%
Flexibelere werktijden Jongeren ruimte bieden om nieuwe dingen te doen
26% 32% 2%
Ik weet het niet
5% 31%
Niets extra's
38% 0%
5%
10% 15% 20% 25% 30% 35% 40% 2010
2009
Figuur 31 laat dit zien: • Minder organisaties dan in 2009 geven aan niets extra’s te hoeven doen om de MaS mogelijk te kunnen maken. Minder organisaties bieden jongeren de ruimte om nieuwe dingen te doen. • Meer organisaties dan in 2009 geven aan een vrijwilliger te hebben vrijgemaakt voor begeleiding. 26
Monitor maatschappelijke stage Gelderland 2010
|
Spectrum, CMO Gelderland
Significante verschillen naar sector: • Onderwijs (59%) geeft veel vaker aan niets extra’s te doen, voor zorg en welzijn (27%) en kunst en cultuur (29%) geldt het omgekeerde. • Zorg en welzijn (12%) noemt vaker flexibele werktijden, sport (1%) en onderwijs (2%) noemen dit nauwelijks. • Scouting (38%) en sport (32%) maken veel vaker een vrijwilliger vrij voor begeleiding. Onderwijs (5%) en kunst en cultuur (11%) doen dit veel minder vaak. Voor kunst en cultuur was dit in 2009 ook al het geval. 4.3.5 Ervaren opbrengst In figuur 22 staat wat de organisaties aan opbrengst ervaren. Ze hebben stellingen gescoord van 1 (helemaal mee oneens) tot en met 5 (helemaal mee eens). Hieruit blijkt dat de organisaties positief oordelen over de opbrengst van de Maatschappelijke Stage. Wel ervaart de meerderheid van de organisaties gemiddeld geen toestroom van jongeren, als vrijwilliger of klant/lid.
Figuur 32: door organisaties ervaren opbrengst (schaal 1-5) Door MaS instroom jongeren als klant of lid toegenomen
2,1 1,5
Door MaS instroom jongeren als vrijwilliger toegenomen
2,4 1,7 4 3,9
Volgend jaar doen we weer mee Stagiaires hebben opgeleverd wat we ervan verwachten
3,4 3,4 3,6
We vinden MaS nuttig voor eigen organisatie
3,3 4,1 4,1
We vinden MaS nuttig voor jongeren 1 2010
2
3
4
5
2009
De figuur maakt dit duidelijk: • Gemiddeld vinden alle organisaties de MaS nuttig voor jongeren. Dat was in 2009 niet anders. We denken nu dat gemiddeld ook alle organisaties volgend jaar weer meedoen. Dat was in 2009 gemiddeld nog een ruime meerderheid. In 2009 vond een kleine meerderheid de MaS ook nuttig voor de eigen organisatie, nu is dat gemiddeld een ruime meerderheid. • Het positieve beeld in 2010 wordt gecomplementeerd door de resultaten op de ervaren instroom van vrijwilligers en klanten. Ook de scores op die items zijn (aanzienlijk) gestegen, waarbij aangetekend dat gemiddeld nog altijd een meerderheid van de organisaties geen extra instroom ervaart door de MaS. Significante verschillen naar sector: • In 2009 bleek alleen dat de sectoren onderwijs en natuur en milieu lager op de instroom van jongeren als klant, lid of vrijwilliger scoren. In 2010 scoren onderwijs en natuur en milieu opnieuw lager op instroom van vrijwilligers en klanten. Ook scouting en zorg en welzijn scoren lager op de instroom van vrijwilligers. Sport scoort significant beter op beide items.
Spectrum, CMO Gelderland
|
Monitor maatschappelijke stage Gelderland 2010
27
•
Sport en natuur en milieu vinden MaS vaker nuttig voor de eigen organisatie. Voor onderwijs en zorg en welzijn geldt het omgekeerde.
4.3.6 Samenwerking In figuur 33 geven we weer hoe tevreden de organisaties zijn over de samenwerking met scholen en stagemakelaars.
Figuur 33: tevredenheid samenwerkingspartners (% minimaal voldoende tevreden
61% Samenwerking met scholen 63%
72% Werkwijze stagemakelaar 68%
0%
20%
40% 2010
60%
80%
100%
2009
De figuur laat dit zien: • Het aandeel organisaties dat minimaal voldoende tevreden is over de samenwerking met stagemakelaars is toegenomen. Het was in 2009 nog 68% en in 2010 72%. Voor de tevredenheid over de samenwerking met scholen zien we een lichte daling. Nu is 61% minimaal voldoende tevreden tegen 63% in 2009. Hier zijn naar sector geen significante verschillen.
28
Monitor maatschappelijke stage Gelderland 2010
|
Spectrum, CMO Gelderland
5. Leerlingen N.W. Veluwe
In totaal hebben in deze tweede tussenevaluatie 703 van de 9.425 leerlingen van de acht scholen de vragenlijst ingevuld. Dat is een respons van 7%, tegen 10% in de twee eerdere metingen. Vanwege de gelijke kans die alle leerlingen hebben gehad om de lijst in te vullen en het in absolute zin, grote aantal respondenten, zijn de gegevens 95% betrouwbaar voor alle leerlingen. Dat houdt in dat als we ditzelfde onderzoek op dezelfde wijze zouden herhalen, de kans 95% is dat de resultaten overeenkomen. Daarmee biedt het onderzoek dezelfde betrouwbaarheid als in de eerdere metingen. In de figuren 34 en 35 staan de respons uitgesplitst naar woongemeente en leeftijd. Figuur 34: leerlingen naar gemeente
15
73 151
47 37 114
269
Elburg
Ermelo
Harderwijk
Nunspeet
Oldebroek
Putten
Anders
Uit figuur 34 blijkt dit: Putten blijft, net als in de vorige meting, achter in de responsgroep. In vergelijking met de vorige meting is de enige echte verandering dat we veel meer respondenten uit Harderwijk (vorige meting nog 26%) en minder uit Oldebroek (vorige meting nog 20%) in de respondentgroep hebben. Binnen de categorie ‘anders’ wordt net als bij de eerdere metingen Zeewolde vaak genoemd (46 keer).
•
Figuur 35: leerlingen naar leeftijd 16 68
25 75
203 316
12
Spectrum, CMO Gelderland
|
13
14
15
16
17 of ouder
Monitor maatschappelijke stage Gelderland 2010
29
Deze figuur maakt dit duidelijk: • In de eerste tussenevaluatie was 69% 14 of 15 jaar, in dit onderzoek 73%. Vooral de 15-jarigen zijn verhoudingsgewijs beter vertegenwoordigd dan in de vorige meting, de 13-jarigen wat minder goed. De schoolsituatie Vervolgens is de jongeren gevraagd welk schooltype ze volgen en in welke klas ze zitten. De resultaten in de figuren 36 en 37.
Figuur 36: leerlingen naar schooltype
134
406
163
VMBO
Havo
Vwo
De figuur laat dit zien: In deze meting zien we minder VMBO’ers en meer Havo en Vwo-leerlingen in de respondentgroep dan in de vorige meting.
•
Figuur 37: leerlingen naar klas 13
5
9 75
123
478
Eerste
Tweede
Derde
Vierde
Vijfde
Zesde
Figuur 37 toont dit: Anders dan in de vorige meting is er nu sprake van een enorme oververtegenwoordiging van vooral derde klassers. Ruim 68% zit in de derde klas.
•
30
Monitor maatschappelijke stage Gelderland 2010
|
Spectrum, CMO Gelderland
Maatschappelijke Stage (MaS) In figuur 38 staat te lezen welk deel van de leerlingen al een MaS heeft gedaan of momenteel doet. Figuur 38: MaS of niet
106
597
Ja
Nee
Dit toont figuur 38: Anders dan in de vorige meting, waarin beide groepen leerlingen redelijk gelijk vertegenwoordigd waren, bestaat de respondentgroep in deze meting voornamelijk uit leerlingen die de MaS wel hebben gedaan. De groep die de MaS nog niet heeft gedaan is met 106 respondenten groot genoeg om de antwoorden van beide groepen op bepaalde vragen tegen elkaar af te zetten.
•
5.1 Leerlingen die een MaS doen of hebben gedaan Afgelopen schooljaar deden 2.096 leerlingen een MaS. Van hen hebben 597 (28%) deze vragenlijst ingevuld. Dat was bij de vorige meting 51%. In deze paragraaf de resultaten van deze leerlingen. Allereerst hebben we ze gevraagd waar ze de MaS hebben gedaan, bij wat voor een organisatie en waarom. In figuren 39-41 het resultaat. Figuur 39: leerlingen naar gemeente waar ze MaS doen
12
81 145
41 33 88
186
Elburg
Ermelo
Harderwijk
Nunspeet
Oldebroek
Putten
Anders
De figuur toont dit: • Net als in de vorige meting doen veel leerlingen hun MaS in Harderwijk en in gemeenten buiten de regio. Leerlingen noemen weer Zeewolde het vaakst als ‘andere’ gemeente. • In deze meting blijkt dat veel leerlingen hun MaS uitvoeren in de gemeente Elburg.
Spectrum, CMO Gelderland
|
Monitor maatschappelijke stage Gelderland 2010
31
•
•
Net als bij de vorige meting noemen meer leerlingen uit Ermelo deze gemeente als plaats waar ze de MaS uitvoeren dan als woongemeente. Voor Oldebroek en Nunspeet, maar in deze meting ook voor Harderwijk en Putten geldt het omgekeerde. Veel leerlingen die binnen de regio wonen, doen hun MaS erbuiten.
Nagenoeg evenveel leerlingen van buiten de Regio doen binnen de Regio een MaS (6%) als andersom (7%). Figuur 40: leerlingen naar sector waar ze MaS doen Anders
46
Meerdere sectoren
35
Onderwijs, peuterspeelzaal, kinderopvang
67
Natuur en milieu
37
Zorg en welzijn
137
Kerk
64
Kunst en cultuur
33
Scouting
11
Sport
155 0
20
40
60
80
100 120 140 160 180
De figuur maakt dit duidelijk: • Net als in de vorige meting doen de meeste leerlingen hun MaS bij een sportorganisatie. Zorg en welzijn is opnieuw tweede. Onderwijs, peuterspeelzaalwerk en kinderopvang completeert de top drie. • De kerk wordt vaker genoemd dan in de vorige meting. Onderwijs, peuterspeelzaalwerk en kinderopvang minder vaak. • Het aantal ‘commerciële’ stagebieders binnen de categorie anders is weer kleiner geworden. Het is nu ongeveer 2% op het totaal aantal leerlingen dat een MaS doet.
32
Monitor maatschappelijke stage Gelderland 2010
|
Spectrum, CMO Gelderland
Figuur 41: redenen om MaS te doen 4% 7%
Anders
3% 2%
De vereniging of organisatie vroeg het me
4%
School regelde het voor me
9% 10% 11%
Past bij wat ik leuk vind of bij hobby
7% 5%
Ik was geïnteresseerd in organisatie
5% 6%
Vrienden, vriendinnen lopen er ook stage Via ouders, familie, vrienden, bekenden kende ik organisatie al
10% 8% 12% 9%
Ik was al lid of klant organisatie
20%
Het is in de buurt
15% 26% 28%
Het leek me leuk 0%
10%
20% 2010
30%
40%
50%
2009
De figuur laat dit zien: Van alle gegeven antwoorden (leerlingen mochten maximaal 3 redenen noemen) scoort ‘het leek me leuk’ ook nu het grootste aandeel met 26% (tegen 28% in de vorige meting). Samen met de 10% die het antwoord ‘past bij wat ik leuk vind of bij mijn hobby’ en de 7% voor de interesse in een organisatie, maakt dat 43% van de benoemde redenen te maken heeft met persoonlijke voorkeuren (tegen 44% bij de vorige meting). • De nabijheid van de stageplaats scoort net als bij de vorige tussenevaluatie de tweede plaats. Het heeft als reden aan belang gewonnen. De top-3 wordt gecomplementeerd door ‘ik was al lid of klant van de organisatie’. • Eigen interesse voor een organisatie of vereniging wint langzaam aan belang. • In alle metingen noemen leerlingen het minst vaak dat ze kiezen voor een MaS omdat ze door een vereniging of organisatie zijn benaderd. • Onder ‘anders’ noemen veel leerlingen, naast persoonlijke zaken, motieven als ‘het moest’, ‘ik had weinig tijd iets te regelen’, ‘ik moest mijn uren volmaken’ en ‘ik zat al lang bij deze club/deed dit al langer’. •
Opvallende resultaten Over de gehele linie valt op dat de verschillen tussen de diverse respondentgroepen minder groot zijn dan in de vorige meting. Naar leeftijd: • 15-jarigen geven minder vaak aan gevraagd te zijn door een organisatie dan 13 en 14-jarigen. Leerlingen jonger dan 14 of ouder dan 17 geven vaker het motief ‘anders’.
Spectrum, CMO Gelderland
|
Monitor maatschappelijke stage Gelderland 2010
33
Naar onderwijstype: • In de vorige meting kozen VMBO-leerlingen veel vaker voor een MaS omdat het ze leuk leek. Nu scoren VMBO en Vwo beide zo’n 60% en Havo 50%. • VMBO-leerlingen zijn wat minder vaak al lid of klant van de organisaties. • Voor Havo-leerlingen is opnieuw veel minder vaak iets door school geregeld. Wel noemen Havoleerlingen vaker een ‘ander’ motief. • Vwo-leerlingen noemen, net als in de vorige meting, vaker als motief dat het aansluit bij wat ze leuk vinden of een hobby. Naar sector: • Net als in de vorige meting kiezen leerlingen die de MaS bij sportorganisaties doen vaker ‘sluit aan bij wat ik leuk vindt en hobby’ als motief. Dat wordt nu ook vaker genoemd door leerlingen die hun MaS doen binnen de sector Scouting en door leerlingen die hun MaS over meerdere sectoren spreiden. Net als in de vorige meting wordt dit motief minder vaak genoemd in de sectoren Zorg en Welzijn en ‘anders’. • Leerlingen komen vaker via hun ouders in aanraking met MaS in de sectoren Kunst en Cultuur en Zorg en Welzijn. Bij sport is dit percentage klein. Leerlingen kiezen ook vaker voor de sectoren Kunst en Cultuur en Zorg en Welzijn omdat ze geïnteresseerd zijn in de organisatie. • Het motief ‘was al lid of klant bij de organisatie’ noemen leerlingen die hun MaS doen bij Kerk, maar vooral bij Sport en Scouting veel vaker dan leerlingen binnen de overige sectoren. Dat was in de vorige meting ook het geval. • Leerlingen die hun MaS bij een Kerkelijke organisatie doen zijn ook veel vaker gevraagd door die organisatie dan leerlingen binnen Scouting, Natuur en Milieu en Zorg en Welzijn. • De school regelt, net als in de vorige meting, vaker de MaS binnen de sector Natuur en Milieu. In deze meting gebeurt dit ook vaker binnen de sectoren Onderwijs, peuterspeelzaalwerk en kinderopvang, ‘anders’ en bij leerlingen die hun MaS over meerdere sectoren uitspreiden. Mening over MaS In deze paragraaf de mening van de leerlingen over hun MaS. In figuur 42 het resultaat, waarbij we de scores met die van de vorige meting vergelijken. Ze hebben een aantal stellingen gescoord op een 5puntsschaal die oploopt van 1 (helemaal mee oneens) tot en met 5 (helemaal mee eens). Bij scores die gemiddeld 4 of hoger zijn, betekent dit dat alle leerlingen het er gemiddeld mee eens zijn. Bij scores tussen 3 en 4 geldt dit voor een meerderheid, bij scores tussen 2 en 3 voor een minderheid. Bij scores tussen 1 en 2 zijn gemiddeld alle leerlingen het niet met een stelling eens.
34
Monitor maatschappelijke stage Gelderland 2010
|
Spectrum, CMO Gelderland
Figuur 42: mening over MaS 3,7 3,7
Zou mijn MaS plek aan anderen aanbevelen
3,7 3,8
MaS voldeed aan mijn verwachtingen Inbreng werd gewaardeerd
4,1 4,1
Werd bij MaS serieus genomen
3,9 4,1
Kon bij MaS plek terecht met vragen en problemen
3,6 3,7 3,3 3,4
Vond MaS leerzaam
3,7 3,9
Vond MaS leuk 1
2
3 2010
4
5
2009
De figuur laat dit zien: • Gemiddeld vinden alle leerlingen dat hun inbreng werd gewaardeerd. • Een ruime meerderheid van de leerlingen werd er serieus genomen, vond de MaS leuk en kon er terecht met vragen en problemen. Wel vonden gemiddeld wat minder leerlingen hun MaS leuk dan in de vorige meting (score 3,7 tegen 3,9 in eerdere meting). • Voor een ruime meerderheid voldeed de MaS aan de verwachtingen, en een ruime meerderheid zou de eigen MaS aanbevelen aan medeleerlingen. • Gemiddeld vindt maar een kleine meerderheid de MaS leerzaam. Opvallende resultaten Naar gemeente: • Er zijn geen significante verschillen naar gemeente te noteren. • Leerlingen uit Elburg vinden de MaS significant vaker leerzaam dan leerlingen uit andere gemeenten (met uitzondering van Putten). Naar leeftijd: • Er zijn geen significante verschillen naar leeftijd. • De 17plussers (4,2) zouden hun stageplaats vaker aanbevelen aan andere leerlingen dan vooral de 16-jarigen en 13-jarigen (3,6). • De 14-jarigen vinden bovengemiddeld vaak dat hun inbreng gewaardeerd wordt. Naar onderwijstype: • Vwo-leerlingen geven, net als in de vorige meting, significant minder vaak aan de MaS leerzaam te vinden dan Vmbo-ers. Dat geldt nu ook ten opzichte van de Havoleerlingen. Net als in de vorige meting scoren de Vwo’ers op de meeste andere items ook lager, maar die verschillen zijn niet significant. Naar sector: • Anders dan in de vorige meting, is er nu wel een significant verschil. De leerlingen die hun MaS in de sectoren Natuur en Milieu en ‘anders’ doen geven minder vaak aan hun MaS aan te bevelen dan leerlingen die hun MaS in de sectoren sport, scouting, kerk en onderwijs, peuterspeelzaalwerk en kinderopvang doen.
Spectrum, CMO Gelderland
|
Monitor maatschappelijke stage Gelderland 2010
35
We hebben de scores op de stellingen ook afgezet tegen de motieven van waaruit jongeren hebben gekozen voor een MaS. Het levert de volgende interessante informatie op: •
•
•
•
•
In de vorige meting leverde het motief ‘school regelde het voor me’ significant vaker negatieve scores op alle items op, met uitzondering van ‘ik vond het leerzaam’. Nu scoort dit motief alleen significant vaker negatief op ‘kon er terecht met vragen en bij problemen’, ‘voldeed aan mijn verwachtingen’ en ‘zou het anderen aanbevelen’. Leerlingen die een ‘ander’ motief gaven scoren significant lager op alle items. Voor het motief ‘het leek me leuk’ geldt, net als in de vorige meting, precies het omgekeerde. Dat blijkt een positieve voorspeller op alle items, nu ook op ‘ik vond het leerzaam’. Voor het motief ‘ik was al lid van de club of organisatie’ geldt nagenoeg hetzelfde. Alleen op ‘MaS was leuk en leerzaam’ zijn de scores niet significant hoger. Leerlingen die ‘via ouders, bekenden of familie’ bij een MaS uitkwamen scoren beter op ‘voel me gewaardeerd’ en ‘kon er met vragen en problemen terecht’, al zijn deze scores (net) niet significant. Het motief ‘ik was geïnteresseerd in organisatie’ leverde positieve scores op de ‘MaS is leuk’, ‘MaS is leerzaam’ en ‘zou MaS aanbevelen’. In de vorige meting betrof dat alleen het item ‘kon er met problemen en vragen terecht’. Het motief ‘past bij hobby of wat ik leuk vindt’ toont positieve resultaten op ‘MaS is leuk’, ‘inbreng werd gewaardeerd’ en net als bij de vorige meting ook op ‘het voldeed aan de verwachtingen’ en ‘zou het aanbevelen’.
Ervaren opbrengst van MaS De MaS is een instrument waarmee de overheid een aantal maatschappelijke doelstellingen wenst te realiseren. Dit zijn: • jongeren laten ontdekken wat er in de maatschappij te koop is; • jongeren sociale en communicatieve vaardigheden laten opdoen; • jongeren verantwoordelijkheid leren dragen; • jongeren laten ervaren wat het betekent om mensen te helpen; • jongeren laten ervaren wat vrijwilligerswerk inhoudt en voor de samenleving betekent. Deze doelstellingen hebben we in stellingen gegoten, die de leerlingen opnieuw op de 5puntsschaal hebben kunnen scoren. In figuur 43 het resultaat. Scores van boven de 3 betekenen hier dat de meerderheid van de jongeren gemiddeld een opbrengst ervaart van de MaS, bij scores beneden de 3 ervaart een meerderheid die opbrengst niet.
36
Monitor maatschappelijke stage Gelderland 2010
|
Spectrum, CMO Gelderland
Figuur 43: ervaren bijdrage aan doelstellingen MaS 2,8
Denk in de toekomst vrijwilligerswerk te gaan doen
2,5 4,1 4,2
Ik weet wat vrijwilligerswerk inhoudt
4 4,1
Ik weet wat het betekent om mensen te helpen
Heb begrip voor mensen met andere mening
3,9 4
Kan goed samenwerken
3,9 4 3,7 3,8
Weet goed wat er in samenleving speelt
1
2
3 2010
4
5
2009
Figuur 43 maakt het volgende duidelijk: • Net als bij de vorige meting vinden gemiddeld alle jongeren dat ze weten wat het betekent om mensen te helpen en wat vrijwilligerswerk inhoudt. • Een ruime meerderheid van de leerlingen kan goed samenwerken, weet wat er in de samenleving speelt en heeft begrip voor mensen met een andere mening. Deze scores zijn allemaal een fractie lager dan in de vorige meting. • De score van 2,8 op ‘denk in de toekomst vrijwilligerswerk te gaan doen’ betekent dat een minderheid (26%) het (helemaal) eens is met deze stelling. Wel zien we dat de score is toegenomen in vergelijking tot de eerdere meting. Waar nu 26% het eens is met de stelling, was dat in de vorige meting nog 21%. Opvallende resultaten Naar gemeente: • De jongeren uit Harderwijk (2,5) zien zich gemiddeld minder vaak in de toekomst vrijwilligerswerk gaan doen dan die uit Elburg en Nunspeet (3,0). Ook de jongeren uit Putten scoren met een 2,4 laag op dit item, maar de respondentgroep is te klein om er betrouwbare uitspraken over te kunnen doen. Naar leeftijd: • De jongeren van 17 en ouder scoorden in vorige meting zonder uitzondering hoger op de items dan de overige leeftijdsklassen. Nu geldt het omgekeerde. Ook de 12-jarigen scoren op alle items laag. Deze respondentgroepen zijn in absolute zin erg klein. Totaalwaardering MaS Tot slot de totaalwaardering van de eigen MaS. Het resultaat in figuur 44.
Spectrum, CMO Gelderland
|
Monitor maatschappelijke stage Gelderland 2010
37
Figuur 44: totaalwaardering MaS
2010
7,4
2009
7,6
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
De figuur toont dit: • De leerlingen geven de MaS dit schooljaar een 7,4 tegen een 7,6 in de vorige meting. Het is in lijn met eerdere scores, die bijvoorbeeld lieten zien dat minder leerlingen hun MaS dit jaar leuk vonden. Opvallende resultaten Naar gemeente: • Hier zijn de verschillen wel gegroeid. Putten scoort met een 8,0 opnieuw het hoogst, de leerlingen uit gemeenten in de categorie ‘anders’ met 6,8 het laagst. In de vorige meting scoorde Putten (7,9) ook het best en de categorie anders het minst goed (7,5). Naar leeftijd: • Gaf de groep 17 en ouder vorige keer de hoogste waardering met een 7,8, nu scoren ze verreweg het laagste met een 4,6. Ook de 7,0 van de 16-jarigen is een half punt lager dan de overige leeftijden. Naar onderwijstype: • De VMBO’ers scoren met een 7,6 significant hoger dan de Havo-leerlingen en de Vwo’ers (7,0 tegen 7,6 in de vorige meting). De score van 6,9 van de Havo-leerlingen valt op, omdat ze in de vorige meting hoge rapportcijfers (7,9) gaven. Naar sector: • In de eerste tussenevaluatie scoorde Natuur en Milieu met een 6,7 nog significant lager dan Sport (7,5), Kerk (8,0), Onderwijs, peuterspeelzaalwerk en kinderopvang (8,0) en de categorie ‘anders’ (8,0). Nu scoort het bovengemiddeld met een 7,5. Er zijn geen significante verschillen. Onderwijs, peuterspeelzaalwerk en kinderopvang, Kerk, en de categorie Anders scoren net benedengemiddeld met een 7,3. Kunst en Cultuur scoort een 7,7 gemiddeld (tegen 7,6 in de vorige meting), Zorg en Welzijn scoort nu het laagste met een 7,1 (tegen 7,3 de vorige meting). Scouting scoort weer hoog met een 8,1 tegen een 7,8 de vorige meting. Ook de rapportcijfers hebben we afgezet tegen de motieven van leerlingen om voor hun MaS te kiezen. Ook hier blijkt dat wanneer de school een MaS regelt, de waardering ervoor lager is. De motieven ‘het leek me leuk’ (7,7) en ‘ik was geïnteresseerd in de vereniging of organisatie’ (7,8) scoren bovengemiddeld.
5.2 Leerlingen die (nog) geen MaS hebben gedaan Ook leerlingen die de MaS niet hebben gedaan hebben we de vragen voorgelegd die we ook stelden aan jongeren die al wel een MaS deden. In figuur 45 het resultaat. 38
Monitor maatschappelijke stage Gelderland 2010
|
Spectrum, CMO Gelderland
Figuur 45: mening leerlingen over sociaal-maatschappelijke items Ik denk in toekomst vrijwilligerswerk te gaan doen
2,5 2,4 4
Ik weet wat een MaS is
3,2 4,1 4,2
Ik weet wat vrijwilligerswerk is Weet wat het betekent om mensen te helpen
3,9 4
Begrip voor mensen met een andere mening
3,9 3,9
Ik kan goed samenwerken met anderen
3,8 4 3,5 3,5
Ik weet goed wat er in samenleving speelt 1 2010
2
3
4
5
2009
Figuur 45 maakt dit duidelijk: De leerlingen vinden gemiddeld allemaal dat ze weten wat vrijwilligerswerk inhoudt, en wat een MaS is. Een opvallende score, aangezien deze in de vorige meting 3,2 was. • Een ruime meerderheid van de leerlingen kan goed samenwerken, weet wat het betekent om andere mensen te helpen, heeft begrip voor mensen met een andere mening en weet goed wat er in de samenleving speelt. • Net als in de vorige meting (14%) denkt maar een kleine groep van de leerlingen (15%) in de toekomst vrijwilligerswerk te gaan doen. Voor leerlingen die een MaS gedaan hebben is dit percentage beduidend hoger met 26%. •
Opvallende resultaten Naar gemeente: • Hier zijn geen significante verschillen. Naar leeftijd: • In de vorige meting wisten de 12- en 13-jarigen minder vaak dan 14-, 15- en 16-jarigen wat een MaS is. Dat gold ook voor 17plussers ten opzichte van 15- en 16-jarigen. Nu scoren de 16-jarigen en 17plussers op alle items benedengemiddeld. Naar onderwijstype: • Er zijn, net als in de vorige meting, weinig noemenswaardige verschillen. Eén significant verschil is er wel: VMBO’ers vinden vaker dan Havo- en Vwo-leerlingen dat ze goed kunnen samenwerken. Voor Havo-leerlingen geldt dat ook ten opzichte van de Vwo-leerlingen. Naar sector: • Er zijn alleen significante verschillen op het item ‘ik denk in de toekomst vrijwilligerswerk te gaan doen. Sectoren Sport, Scouting, Kerk en Onderwijs, peuterspeelzaalwerk en kinderopvang scoren significant hoger dan Natuur en milieu en de categorie ‘Anders’. Zorg en welzijn en ‘meerdere sectoren’ scoren significant beter dan de categorie ‘anders’.
Spectrum, CMO Gelderland
|
Monitor maatschappelijke stage Gelderland 2010
39
Figuur 46: scores sociaal-maatschappelijke items, alle leerlingen Denk in de toekomst vrijwilligerswerk te gaan doen
2,5 2,8 4 4,1
Ik weet wat vrijwilligerswerk inhoudt
Ik weet wat het betekent om mensen te helpen
4 4
Heb begrip voor mensen met andere mening
3,9 3,9
Kan goed samenwerken
3,8 3,9 3,5 3,7
Weet goed wat er in samenleving speelt
1
2
Geen MaS
Wel MaS
3
4
5
Deze figuur maakt het volgende duidelijk: • Net als in de vorige meting scoren de leerlingen die al wel een MaS deden, op alle items gelijk aan of hoger dan de leerlingen die dat nog niet deden. • Net als in de vorige meting is de score op het maatschappelijke bewustzijn wat hoger bij leerlingen die al wel een MaS deden. • Wat nu vooral opvalt is het verschil in score op het item ‘denk in de toekomst vrijwilligerswerk te gaan doen’. Die is bij leerleerlingen die wel een MaS doen 0,3 punt hoger dan bij leerlingen die nog geen MaS deden. Kijken we naar percentages dan blijkt dat 26% van de leerlingen die wel een MaS deed het met de stelling eens is tegen 15% van de leerlingen dat nog geen MaS deed.
40
Monitor maatschappelijke stage Gelderland 2010
|
Spectrum, CMO Gelderland
6. Scholen
Om een betrouwbaar en compleet beeld te bieden van de maatschappelijke stage op de scholen is besloten om gebruik te maken van de digitale vragenlijst ‘eindrapportage Maatschappelijke stages 2008-2009 en aanmelding aanvullende bekostiging 2009-2010’, zoals deze door bureau Methonder in opdracht van het ministerie van OCW. Uit dit bestand zijn 86 deelnemende scholen (147 vestigingen) uit het voortgezet onderwijs geselecteerd. Over de ontsluiting van de antwoorden is de afspraak gemaakt dat de scholen niet individueel herkenbaar gepresenteerd mogen worden, maar dat we Gelderland in 6 regio’s presenteren. In deze samenvatting wordt alleen het totaalbeeld voor Gelderland gepresenteerd. In de digitale Monitor zijn de uitkomsten regionaal ontsloten.
6.1 Resultaten vragenlijst 6.1.1 Uitvoering In het schooljaar 2009-2010 hebben alle scholen in dit onderzoek meegedaan met de MaS. Ze gaan ook allen weer door in het komende schooljaar. Voor 93% is de MaS geheel volgens verwachting verlopen, voor 7% op sommige onderdelen anders dan gedacht. Dit kwam door tijdgebrek, samenwerking die niet liep als gehoopt of door veranderende inzichten. In de vorige meting gaf 12% aan in het eerste ervaringsjaar van de MaS te zitten. In deze meting geldt dat voor 5% van de scholen. In het vorige schooljaar gaf bijna driekwart van de scholen aan 3 of 4 jaar ervaring te hebben, in deze meting is dat 85%.
6.1.2 Stageplaatsen De 61 scholen uit het onderzoek over schooljaar 2008-2009 boden gemiddeld 401 leerlingen per school. De 86 scholen in dit onderzoek boden in totaal 43.365 MaSplaatsen aan, wat gemiddeld 504 leerlingen per school is. Dat is (voor een weliswaar niet te vergelijken onderzoeksgroep) een stijging van het gemiddelde aantal deelnemende leerlingen per school van 26% in schooljaar 2009-2010 ten opzichte van 2008-2009. In onderstaande tabel de MaSleerlingen naar onderwijstype en schooljaar. Figuur 27: Deelnemers maatschappelijke stage 2008-2009 verdeeld over onderwijstypen en leerjaren? (absolute aantallen; evt. bij benadering)
1e jaar
2e jaar
3e jaar
4e jaar
5e jaar
6e jaar
Praktijkonderwijs
78
426
538
117
23
0
VMBO
3.199
5.279
8.587
2.162
0
0
HAVO
2.538
2.355
3.341
3.364
484
0
VWO
1.178
1.195
2.892
2.089
1.377
221
Bron: Spectrum CMO Gelderland.
In figuur 47 staat binnen welke sectoren de stages zijn gelopen. Het zijn gewogen gemiddelden voor schoolgrootte en de percentages zijn teruggerekend naar 100% totaal.
Spectrum, CMO Gelderland
|
Monitor maatschappelijke stage Gelderland 2010
41
Figuur 47: sectoren waarbinnen MaS is uitgevoerd 12% 11%
Overig 8% 7%
Andere scholen
11%
Eigen school
8% 7% 7%
Cultuur en evenementen
12% 14%
Goede doelen 8% 7%
Groensector
6% 6%
Wijk− en buurthuizen
12% 11%
Sportverenigingen 6% 7%
Voor− en naschoolse opvang 4% 4%
Ziekenhuizen
15%
Ouderen− en gehandicaptenzorg
18% 0%
10% 2009-2010
20%
30%
2008-2009
Deze figuur maakt het volgende duidelijk: • In het vorige schooljaar vonden de meeste leerlingen een plek binnen ouderen- en gehandicaptenzorg en dat is nu niet anders, hoewel het aandeel wel terugloopt. • Echt grote verschuivingen zien we niet. Wel doen er meer leerlingen hun MaS op de eigen school en wat minder voor goede doelen organisaties. 6.1.3 Bestede tijd De gemiddelde stagetijd voor de leerlingen bedroeg in het schooljaar 2008-2009 volgens opgave van de scholen 31,3 uur. In het schooljaar 2009-2010 is dit 31,8 uur, een stijging van een kleine 2%. De tijden per school varieerden in schooljaar 2008-2009 tussen de 6 en 130 uur, in schooljaar 20092010 is dat tussen de 2 en 120 uur. De stage zelf slokt, net als in de vorige meting, de meeste tijd op namelijk 73% van de totale tijd, 16% gaat in de voorbereiding zitten en de evaluatie kost 11% van de stagetijd. Dat zijn vergelijkbare waarden in vergelijking tot de vorige meting. De scholen is gevraagd hoeveel uren hun docenten samen besteden aan de MaS. Gemiddeld zijn dat 869 uren, waarbij de genoemde aantallen uiteenlopen van 12 tot en met 3.000. Op 75 van de 86 scholen is er sprake van vrijgestelde uren voor de MaS, op in totaal 55 scholen worden uren geïntegreerd in regulier aanbod. De verhouding tussen vrijgestelde en geïntegreerde uren is voor de 86 scholen 76% versus 24%. In figuur 48 zien we waar de docenten gemiddeld hun uren aan besteden. Ook deze percentages zijn voor schoolgrootte gewogen. 42
Monitor maatschappelijke stage Gelderland 2010
|
Spectrum, CMO Gelderland
Figuur 48: besteding uren door docenten
Overig
5%
Terugkoppeling en evaluatie
11%
Directe begeleiding
33%
Voorbereiding op stage
17%
Organisatie
35% 0%
5%
10%
15%
20%
25%
30%
35%
40%
De figuur toont dit: Docenten besteden het leeuwendeel van de tijd aan de organisatie van de MaS en aan directe begeleiding. Ongeveer 17% besteden ze aan de voorbereiding en 11% aan terugkoppeling en evaluatie.
•
6.1.4 Stagemakelaar De stagemakelaar werd in de vorige meting door 63% van de scholen ingeschakeld, nu is dat percentage 66%. Het vaakst noemen scholen een vrijwilligerscentrale als stagemakelaar (38%). Deze optie konden scholen in het vorige onderzoek niet kiezen. Daarnaast geeft 35% aan gebruik te maken van een gemeentelijke stagemakelaar, 5% van een commerciële makelaar en 4% noemt een ander antwoord. In figuur 49 informatie over de tevredenheid van scholen over de samenwerking met de stagemakelaar. Figuur 49: tevredenheid over stagemakelaar
Schooljaar 2009-2010
50
Schooljaar 2008-2009
6
29
0%
20% Ja
7
40% Enigszins
60%
80%
1
1
100%
Nee
Hier zien we dit: • Verhoudingsgewijs, maar ook in absolute zin is de tevredenheid over de samenwerking met de stagemakelaar gegroeid. Net als in het vorige jaar is er één school niet tevreden, maar (op een groter aantal scholen) zijn minder scholen enigszins tevreden. Zo’n 88% is nu volledig tevreden, tegen 78% in de vorige meting.
Spectrum, CMO Gelderland
|
Monitor maatschappelijke stage Gelderland 2010
43
6.1.5 Samenwerking In figuur 50 informatie over samenwerkingspartners van scholen. Figuur 50: partners waarmee scholen (minimaal in enige mate) samenwerken 79% 78%
ouders
84% 78%
gemeente(n)
77%
andere scholen in de omgeving
67% 58%
andere vestigingen van de school
50% 55%
stagemakelaar/bemiddelingsorganisaties
33% 7%
onderwijsadviesbureaus
15% 94% 88%
vrijwilligersorganisaties 0%
20%
Schooljaar 2009-2010
40%
60%
80%
100%
Schooljaar 2008-2009
De figuur maakt dit duidelijk: • Opvallend is dat, behalve met onderwijsadviesbureaus, over de gehele linie vaker (minimaal in enige mate) wordt samengewerkt met partners. Ongeveer 94% van de scholen werkt samen met stagebieders, 84% met gemeenten en 79% met ouders. • De samenwerking binnen de eigen school, met andere scholen en vooral met stagemakelaars is verhoudingsgewijs sterk toegenomen. 6.1.6 Leereffecten leerlingen De overheid beoogt tien leereffecten met de MaS. De scholen is gevraagd of ze de leereffecten waarnemen bij hun leerlingen. Het resultaat in figuur 51. De figuur laat dit zien: • Op geen enkel beoogd leereffect zien we een lagere score dan in de vorige meting. Op negen van de tien leereffecten geven meer scholen dan in de vorige meting aan dat ze het leereffect waarnemen bij hun leerlingen.
44
Monitor maatschappelijke stage Gelderland 2010
|
Spectrum, CMO Gelderland
Figuur 51: door scholen geobserveerde leereffecten bij leerlingen 86% 80%
Respect voor een ander
72% 68%
Betrokkenheid bij goede doelen Waardering voor vrijwilligerswerk
84% 83%
Bewustwording van de omgeving
84% 78% 42% 40%
Bewustwording van de eigen leefstijl Bewustwording van de eigen maatschappelijke positie
58% 50% 85% 88%
Bekendheid met andere sociale groepen
84% 82%
Ontwikkeling van zelfvertrouwen Ontwikkeling van sociale vaardigheden
97% 97%
Persoonlijke ontwikkeling
97% 95% 0%
Schooljaar 2009-2010
20%
40%
60%
80%
100%
Schooljaar 2008-2009
6.1.7 Knelpunten Bij het implementeren en uitvoeren van de MaS doen zich onvermijdelijk ook knelpunten voor. In figuur 52 staat welke knelpunten er in grote (zeer) sterke mate ervaren worden. De figuur maakt dit duidelijk: • Scholen ervaren vaker leereffecten bij jongeren en lopen zelf minder vaak (in sterke mate) tegen knelpunten aan. Voor verreweg de meeste knelpunten geldt dat minder scholen ze in (zeer) sterke mate ervaren. • Belangrijkste drie knelpunten zijn: sommige stageplaatsen zijn minder geschikt (20%), beroepsstage verdringt de MaS of omgekeerd (21%) en de integratie in bestaande schoolvakken is gebrekkig (29%). • Het aantal stageplaatsen is voor maar weinig scholen nog een groot probleem. Nu voor 12%, tegen 22% vorig schooljaar.
Spectrum, CMO Gelderland
|
Monitor maatschappelijke stage Gelderland 2010
45
Figuur 52: door scholen in (zeer) sterke mate ervaren knelpunten 9%
De motivatie van de leerlingen is gering
5% 2%
Leerlingen zijn vaak onvoldoende voorbereid.
7%
Veel leerlingen hebben niet het gewenste niveau.
6% 5% 8% 10%
Veel leerlingen zijn eigenlijk nog te jong. De afstemming met scholen in de omgeving verloopt moeizaam.
0% 5% 15%
Ouders zijn moeiljk bij de MaS te betrekken De samenwerking met partners verloopt moeizaam.
2% 3%
Het personeel van de stagebieders is niet altijd geschikt
7% 14%
Onvoldoende personeel van de stagebieders Het personeel voor de begeleiding is niet altijd geschikt.
6% 12%
Er is onvoldoende personeel voor de begeleiding.
16% 23%
De terugkoppeling van de ervaringen is gebrekkig.
13% 13%
De integratie in bestaande schoolvakken is gebrekkig.
29% 37%
De beroepsstage verdringt de maatschappelijke stage (of omgekeerd).
21% 32%
Maatschappelijke stages zijn moeilijk in te passen in het jaarplan.
15% 17% 20% 17%
Sommige stageplaatsen zijn minder geschikt. 12%
Het aantal stageplaatsen is beperkt.
22% 0%
10%
Schooljaar 2009-2010
46
20%
30%
40%
Schooljaar 2008-2009
Monitor maatschappelijke stage Gelderland 2010
|
Spectrum, CMO Gelderland
6.2 Ontwikkelingen 6.2.1 Schooljaar 2009/2010
In de vragenlijst van dit jaar is scholen gevraagd welke ontwikkelingen ze zien en welke resultaten zijn behaald ten opzichte van de vorige jaren. De resultaten staan in de figuren 53 en 54. Figuur 53: ervaren ontwikkeling ten opzichte van voorgaande schooljaren Afstemming vraag en aanbod MaSplaatsen
3
Begeleiding Aantal uren dat organisatie MaS kost 1
39 27
46
25
47
Aantal vestigingen bij MaS betrokken
39
Aantal onderwijstypen bij MaS betrokken Aantal bij MaS betrokken leerjaren
14
38 4
Aantal aangeboden stageplaatsen Aantal uren dat leerlingen stage lopen
30
27
31
38
22 3
Aantal leerlingen dat MaS volgt 1 0% Minder (goed)
50 27
43 52
20 20%
40%
60%
Evenveel / even goed
80%
100%
Meer (beter)
De figuur maakt dit duidelijk: • Over de gehele breedte is duidelijk dat het veld zich positief heeft ontwikkeld. Op maar weinig van de genoemde ontwikkelingsfacetten geven scholen aan een negatieve ontwikkeling te ervaren.
Spectrum, CMO Gelderland
|
Monitor maatschappelijke stage Gelderland 2010
47
Figuur 54: geboekte resultaten in vergelijking met voorgaande schooljaren Meer betrokkenheid bij MaS docenten/vrijwilligers
93%
Urenregistratiesysteem
40%
Vacaturebank
45%
MasS gekoppeld aan schoolvak
47%
MaS ingebed in curriculum
82%
Samenwerkingsafspraken andere partijen
93%
Begeleidingsstructuur
84% 0%
20%
40%
60%
80%
100%
Percentage scholen dat het resultaat heeft geboekt
De figuur laat dit zien: Ongeveer 93% heeft inmiddels samenwerkingsafspraken met andere partijen en ervaart meer betrokkenheid voor MaS onder docenten en/of vrijwilligers. Zo’n 84% heeft een begeleidingsstructuur en bij 82% is MaS ingebed in het curriculum. • Minder dan de helft van de scholen heeft een urenregistratiesysteem (40%), een vacaturebank (45%) of MaS gekoppeld aan een schoolvak (47%). •
6.2.2 Schooljaar 2010/2011 De prognose voor het volgende schooljaar is dat 677 leerlingen per school een MaS gaan doen. De verwachte tijdsbesteding is gelijk aan de prognose in de vorige meting, namelijk 33,5 uur. De verwachte tijdsbesteding per leerling loopt uiteen van 8 tot en met 110 uren.
48
Monitor maatschappelijke stage Gelderland 2010
|
Spectrum, CMO Gelderland
7. Conclusies
7.1 Gemeenten 1. Beleidsmatige aandacht MaS groeit Gaf vorig jaar nog 27% van de gemeenten aan geen beleidsmatige aandacht te besteden aan MaS, nu is dat nog maar 10%. Bijna driekwart van de gemeenten heeft de makelaarsfunctie beschreven, dat was in de vorige meting nog maar een derde. Zestig procent heeft een bestedingsplan voor de extra middelen die het Rijk beschikbaar stelt. Bij alle gemeenten is het MaSbeleid gekoppeld aan het vrijwilligersbeleid, in ruim 40% ook aan jongerenparticipatie. 2. Makelaarsfunctie vooral bij vrijwilligerssteunpunt belegd Ruim 70% van de gemeenten belegt de makelaarsfunctie bij een lokaal vrijwilligerssteunpunt. Dertien procent heeft de functie nergens belegd, 13% bij een school en in een gemeente doen het sportbuurtwerk en de lokale vrijwilligerscentrale het samen. 3. Niet iedere gemeente besteedt extra middelen aan MaS Ruim 31% van de gemeenten besteedt de extra middelen die beschikbaar zijn gesteld voor de MaS, niet (volledig) aan de MaS. Ongeveer 45% besteedt het geld wel aan de MaS en stelt dit ook volledig beschikbaar aan de uitvoerende partij. Een klein kwart van de gemeenten zet het geld wel in voor de MaS, maar besteedt het niet geheel aan de uitvoerende partij. 4. Weinig gemeenten betrekken jongerenraad bij MaSbeleid Maar twaalf van de 31 gemeenten hebben een jongerenraad en in die twaalf gemeenten is de jongerenraad maar in twee gevallen bij het MaSbeleid betrokken (geweest). 5. Weinig gemeenten zijn zelf stagebieder Maar 30% van de gemeenten biedt ook zelf MaSplaatsen aan en dan vooral bij de buitendienst. De gemeenten die zelf geen Stagebieder zijn, geven als reden dat de begeleiding teveel tijd kost (4 keer), dat stagiairs niet beschikbaar zijn op de gewenste tijden (3 keer) of dat ze er niet aan gedacht hebben (3 keer) c.q. er mee bezig zijn (3 keer). Gemeenten hebben, om zelf stagebieder te kunnen zijn, vooral behoefte aan tijd, menskracht en inhoudelijke ondersteuning.
7.2 Stagemakelaars Alle 19 coördinatoren vrijwilligerswerk die de vragenlijst hebben ingevuld, hebben MaS in het takenpakket. In de vorige meting was dat aandeel 89%. 6. Vaker samenwerking met sport en onderwijs In de vorige meting werd het vaakst samengewerkt met zorg en welzijn, nu is dat ook met sport en onderwijs. De drie sectoren scoren alle 95%. Er wordt meer met kerk en minder met natuur en milieu en kunst en cultuur samengewerkt dan in de vorige meting. 7. Meest intensieve samenwerking met zorg en welzijn Sport en natuur en milieu completeren de top-3. Opvallend is dat er minder vaak met natuur en milieu wordt samengewerkt, maar wel intensiever. Voor onderwijs geldt het omgekeerde.
Spectrum, CMO Gelderland
|
Monitor maatschappelijke stage Gelderland 2010
49
8. Meer vacatures, met minder organisaties samenwerking Stagemakelaars hebben gemiddeld 71 vacatures in de bak, tegen 60 in het vorige schooljaar. Ze werken gemiddeld samen met 55 organisaties, tegen 65 in het schooljaar 2008-2009. 9. Overleg en advies zijn de primaire werkzaamheden voor stagemakelaars Net als in de vorige meting is dit het geval. Opvallend is dat coaching veel minder vaak als taak wordt genoemd waaraan de meeste tijd wordt besteed, terwijl voor de vacaturebank het omgekeerde geldt. 10. Grotere tevredenheid over samenwerking Alle makelaars zijn minimaal voldoende tevreden over de samenwerking met stagebieders. Voor de samenwerking met scholen gaat het om 92% van de makelaars, over de eigen werkwijze is 88% tenminste voldoende tevreden. Deze percentages zijn een stuk hoger dan in de vorige meting. 11. Makelaars ervaren minder vaak meerwaarde van regionale samenwerking maar zijn wel tevreden over samenwerking met scholen en stagebieders De tevredenheid over de regionale samenwerking gedaald. Dat was in de vorige meting nog 81%, nu nog maar 59%. Ook ervaren veel minder makelaars minimaal een voldoende meerwaarde van de regionale samenwerking: 81% tegen 97% in de vorige meting.
7.3 Stagebieders We hebben 2.897 potentiële stagebieders benaderd en hen gevraagd aan te geven of zij MaSplaatsen beschikbaar stellen en wat de ervaringen hiermee zijn. In het geval dat de organisatie geen stageplaatsen beschikbaar stelt is gevraagd naar de motivatie. Van 1.219 organisaties is een reactie ontvangen, een respons van 42%. Van deze organisaties biedt 45% MaSplaatsen aan, tegen 40% in de vorige meting. 12. Alle stagebieders doen volgende jaar weer mee Ook vinden meer organisaties de MaS nu niet alleen nuttig voor de leerlingen, maar ook voor de eigen organisatie. Ook stromen er door de MaS meer klanten en vrijwilligers in. 13. Onbekendheid maatschappelijk stage minder vaak reden om ze niet aan te bieden Organisaties geven vaker dan in de vorige meting aan de jongeren niet te kunnen gebruiken of geen interesse te hebben in het aanbieden van MaSplaatsen. Ook kost de begeleiding vaker teveel tijd dan bij de vorige meting, en dan vooral voor scouting, natuur en milieu en zorg en welzijn. Minder organisaties geven aan niet te weten wat MaS is of wat ze ervan moeten verwachten. 14. Organisaties vaker niet geïnteresseerd om mee te doen Nog altijd geven organisaties aan meer tijd en menskracht nodig te hebben om de MaS aan te bieden. Ondersteuning, deskundigheid en kennis noemen ze echter veel minder vaak dan bij de vorige meting. Het percentage dat gewoonweg geen interesse heeft is daarentegen behoorlijk gestegen van 28% naar 34%. Onderwijs (53%) geeft veel vaker aan niet geïnteresseerd te zijn. Bij scouting, natuur en milieu, kunst en cultuur en zorg en welzijn is tijdgebrek veel vaker dan gemiddeld het probleem. 15. Aandeel organisaties waarbij stagiairs in behoefte voorzien is verdubbeld In de vorige meting gaf 9% aan dat de stagiairs in de behoefte van de organisatie voorzagen, nu is dat 18%.
50
Monitor maatschappelijke stage Gelderland 2010
|
Spectrum, CMO Gelderland
16. Meer organisaties moeten iets extra’s doen voor de stagiairs Ongeveer 31% van de organisaties geeft aan dat ze niets extra’s hoeven te doen om een stagebieder te kunnen zijn. Dat was in de vorige meting nog 39%. De verschillen tussen de sectoren zijn aanzienlijk. Onderwijs (59%) geeft veel vaker aan niets extra’s te doen, zorg en welzijn (27%) en kunst en cultuur (29%) veel minder vaak. 17. Zorg en welzijn organisaties bieden opnieuw het vaakst MaSplaatsen aan In de vorige meting bood bijna 80% van de zorg- en welzijnorganisaties MaSplaatsen aan. Nu is dat met 81% nog iets meer. Kunst en cultuur en natuur en milieu bieden dit jaar veel vaker plaatsen aan, scouting en onderwijs veel minder vaak. Opvallend is het resultaat van sport. Stagemakelaars werken er veel mee samen en veel leerlingen doen hun MaS binnen de sector. Toch zien we voor de sector als geheel dat het aandeel stagebieders relatief laag is. Door het in absolute zin grote aantal verenigingen, biedt de sector dus in absolute zin veel plaatsen, maar verhoudingsgewijs is het aandeel verenigingen dat geen MaS aanbiedt ten opzichte van andere verenigingen hoog. Dit heeft deels te maken met het adressenbestand van de Kamer van Koophandel. Daarin zitten veel kleine verenigingen, die met weinig vrijwilligers werken en daarmee geen natuurlijke stagebieders zijn. 18. Motivatie voor aanbod kan ook de organisatie dienen De motieven om stageplaatsen aan te bieden zijn toe te delen aan twee hoofdrichtingen, namelijk voor de jongere of voor de organisatie. Bijna 50% van de organisaties geeft als belangrijkste reden voor het aanbieden van stageplaatsen de jongere aan. Ruim 40% geeft aan dat de belangrijkste reden voor het aanbod bij de organisatie ligt. Ruim 10 procent geeft overige redenen als belangrijkste motief. Deze percentages zijn in deze meting niet erg veranderd. 19. De samenwerking met de instellingen verdient, net als in de vorige meting, aandacht De samenwerking met de scholen en de stagemakelaar is voor de organisaties die volledig op vrijwilligers draaien in de eerste jaren van de maatschappelijke stage cruciaal. Ongeveer tweederde van de organisaties was in de vorige meting minimaal voldoende tevreden over de samenwerking met zowel de scholen als met de stagemakelaar. Nu is 72% tevreden over de samenwerking met de stagemakelaar en maar 61% over de samenwerking met scholen.
7.4 Leerlingen In totaal hebben in deze meting 703 van de 9.425 leerlingen van de acht scholen de vragenlijst ingevuld. Dat is een respons van 7%. 20. Leerlingen iets minder positief, maar nog steeds tevreden over eigen MaS De leerlingen geven zowel lagere scores op de afzonderlijke facetten van de MaS als een lagere totaalwaardering. De totaalwaardering voor de eigen MaS is nu een 7,4 tegen een 7,6 in de twee vorige metingen. Naar onderwijstype zijn er nu significante verschillen: de VMBO’ers scoren met een 7,6 significant hoger dan Havo- (6,9) en Vwo-leerlingen (7,0). In de vorige meting waren de verschillen naar onderwijstype klein. Naar sector zijn er deze keer geen significante verschillen. In de vorige meting scoorde Natuur en milieu met een 6,7 nog significant lager dan Sport, Kerk, Onderwijs, peuterspeelzaalwerk en kinderopvang en ‘Anders’. 21. Ruime meerderheid leerlingen zou eigen MaSplaats aanbevelen Nog een indicator van de tevredenheid over de eigen MaSplaats: net als bij de vorige meting zou een ruime meerderheid van de leerlingen de eigen plaats aanbevelen aan medeleerlingen. De score is net als in de vorige meting een 3,7 op de 5puntsschaal, tegen een 3,6 bij de nulmeting. Diezelfde ruime Spectrum, CMO Gelderland
|
Monitor maatschappelijke stage Gelderland 2010
51
meerderheid vindt ook, net als bij de eerdere metingen, dat de MaS aan de eigen verwachtingen voldeed. Ook die score is bijna stabiel: nu een 3,7 tegen een 3,8 in de vorige meting. 22. Leerlingen die geen MaS doen, weten veel vaker wel wat een MaS is De bekendheid van MaS onder jongeren die zelf nog geen MaS doen is flink gestegen. Op de 5puntsschaal scoorde het item in de vorige meting nog beneden de 3,5. Nu scoort het een 4,0, wat betekent dat gemiddeld alle jongeren die geen MaS doen wel weten wat het is. 23. Leerlingen die een MaS hebben gedaan geven vaker aan in toekomst vrijwilliger te worden Het enthousiasme om later vrijwilligerswerk te gaan doen is zowel onder leerlingen die wel als geen MaS hebben gedaan, nog altijd niet heel groot. Wel zien we onder jongeren die een MaS doen of deden dat de score van 2,5 in de vorige meting, is gestegen naar 2,8. Nu geeft 26% aan het te gaan doen in de toekomst tegen 21% in de vorige meting. Onder jongeren die geen MaS doen is dat percentage 15%. Jongeren die wel een MaS doen of deden scoren, net als in de vorige meting, op alle beoogde doelen van de MaS gelijk aan of hoger dan de jongeren die geen MaS doen of deden. 24. Bijna 90% van de leerlingen doet MaS in eigen gemeente Van alle leerlingen die een MaS doen, doet 87% dit in de eigen gemeente. Dat was in de vorige meting 75%. Dat betekent dat leerlingen makkelijker binnen de eigen gemeente een MaS kunnen regelen. 25. Sport biedt opnieuw de meeste MaSplaatsen Het aandeel leerlingen dat de MaS doet bij een sportvereniging is nu 27%. In de vorige meting was dat 30%. Net als in de vorige meting doet ongeveer een kwart (23%) de MaS bij een organisatie in Zorg en Welzijn. Onderwijs, peuterspeelzaalwerk en kinderopvang completeert, net als bij de vorige meting, de top 3. 26. MaS sluit goed aan bij de persoonlijke voorkeur van de leerling Net als in de vorige meting heeft de keuze voor de MaS in 43% te maken met een persoonlijke voorkeur: het leek de leerlingen leuk, ze waren geïnteresseerd in de organisatie of vereniging of kozen voor de MaS omdat het aansloot op een hobby. Iets minder leerlingen koos ervoor ‘omdat ze het leuk leek’ (28% vorige meting en 26% nu). Daarnaast zijn de fysieke (in de buurt) en persoonlijke nabijheid (kende het al via familie, vrienden of bekenden) van organisaties en verenigingen opnieuw het tweede en derde motief om te kiezen voor een bepaalde organisatie of vereniging. Het motief ‘het is in de buurt’ krijgt nu 20% van de antwoorden tegen 15% in de vorige meting. 27. Motieven blijven belangrijke voorspellers voor waardering MaS Leerlingen die hun MaS deden omdat het ze leuk lijkt of omdat ze geïnteresseerd waren in de organisatie, geven hun MaS een veel hoger rapportcijfer dan leerlingen die aangaven dat de school hun MaS voor hen regelde. Ook leerlingen die als motief aangeven dat de organisatie in de buurt was scoren laag.
52
Monitor maatschappelijke stage Gelderland 2010
|
Spectrum, CMO Gelderland
7.5 Scholen
28. Veel positieve leereffecten van MaS op leerlingen Kijken we naar wat de MaS oplevert: de scholen ervaren nagenoeg gemeten leereffecten vaker bij hun leerlingen. 97 % van de scholen vinden dat het de persoonlijke ontwikkeling bevordert en de sociale vaardigheden helpt te ontwikkelen. Ook de bewustwording van de omgeving, het respect voor anderen en de waardering voor vrijwilligerswerk worden door minimaal 80% van de scholen ervaren. 29. MaS steeds verder ingeburgerd binnen scholen Bijna alle scholen (98%) geven aan deze ontwikkeling waar te nemen sinds ze gestart zijn met de MaS. Ook heeft eenzelfde aandeel van de scholen inmiddels samenwerkingsafspraken met andere partijen. Meer dan 80% heeft een begeleidingsstructuur en de MaS ingebed in het curriculum. 30. Minder scholen ervaren knelpunten bij het vinden van stageplaatsen Voor verreweg de meeste knelpunten die scholen kunnen ervaren, geldt dat minder scholen ze in (zeer) sterke mate ervaren dan in het vorige schooljaar. De belangrijkste drie knelpunten van dit schooljaar zijn: sommige stageplaatsen zijn minder geschikt (20%), de beroepsstage verdringt de MaS of omgekeerd (21%) en de integratie in bestaande schoolvakken is gebrekkig (29%). Het aantal stageplaatsen is voor maar weinig scholen nog een groot probleem. Vorige schooljaar was dit nog voor 22% een probleem, nu nog voor 12%, tegen 22% vorig schooljaar. 31. In schooljaar 2009-2010 meer leerlingen die MaS lopen Gemiddeld hebben scholen aan 504 leerlingen een MaSplaats aangeboden in het schooljaar 20092010. Dat is een stijging van 26% ten opzichte van de 401 plaatsen per school in het schooljaar 20082009. Scholen voorspelden zelf een grotere stijging. Vorig jaar gaven ze aan dit jaar gemiddeld 580 leerlingen een MaS zouden kunnen gaan doen. 32. Meeste tijd kwijt aan organisatie en directe begeleiding In totaal zijn scholen hier gemiddeld respectievelijk 35% en 33% van de MaS tijd aan kwijt. De voorbereiding kost 17%, de evaluatie 11%. 33. Ouderen- en gehandicaptenzorg blijft belangrijkste aanbieder Omgerekend blijkt dat 15% van de MaSplaatsen wordt verzorgd door deze sector. In het vorige schooljaar was dat nog 18%. Verder zijn er naar sector weinig verschuivingen te melden. Iets meer leerlingen doen hun MaS op de eigen school en wat minder leerlingen doen dat bij goede doelen. 34. Grote tevredenheid over samenwerking met stagemakelaar Met stagebieders, gemeenten en ouders wordt het vaakst in enige mate samengewerkt. Ruim tweederde werkt ook samen met een stagemakelaar. Dat was in de vorige meting nog 63%. De tevredenheid is toegenomen: 88% is volledig tevreden over de samenwerking tegen 78% in de vorige meting.
Spectrum, CMO Gelderland
|
Monitor maatschappelijke stage Gelderland 2010
53