Monitor Jeugdconvenanten Jeugdbeleid – Jeugdzorg Gelderland
Jaap Terpstra (Spectrum)
Vera van Dam (Spectrum) Angelique van Middendorp (prov. Gelderland) Maart 2008 Notitienummer N08 2091JT/av267.047b/2/25-04-08
SPECTRUM Centrum Maatschappelijke Ontwikkeling Gelderland
Inhoud
Inleiding
........................................................................................1
Samenvatting
........................................................................................5
Thema 1. Inzet aansluitingsbudget BJz ............................................................9 Thema 2. Zorgstructuur 0-4 jaar ................................................................... 17 Thema 3. Onderwijs-zorgstructuur primair onderwijs ....................................... 25 Thema 4. Onderwijs-zorgstructuur voortgezet onderwijs .................................. 29 Thema 5. Voortijdig schoolverlaten ................................................................ 31 Thema 6. Pedagogische informatie, advisering en licht- ambulante hulp ............ 37 Thema 7. Toegankelijkheid en toeleiding ........................................................ 43 Thema 8. Coördinatie van zorg/gezinscoach ................................................... 49 Thema 9. Vindplaatsgerichte hulpverlening ..................................................... 55 Thema 10. Ondersteuning na jeugdzorg ......................................................... 59 Thema 11. Veiligheid en criminaliteit ............................................................. 65 Thema 12. Dak- en thuisloze jongeren ........................................................... 71
Inleiding
Dit is de eerste monitor jeugdconvenanten die in Gelderland wordt uitgevoerd en is daarom te beschouwen als een nulmeting. Met de monitor willen we een beeld schetsen van de stand van zaken van de convenanten afstemming jeugdbeleid – jeugdzorg zoals die tussen de provincie en de Gelderse gemeenten zijn afgesloten. De basis voor de convenanten is het provinciale beleidskader Jeugd waarin de ambities in twee programma’s zijn uitgewerkt: ‘Versterking en Aansluiting’ en ‘Sturing Jeugdzorg’ met daarin de uitvoering van de jeugdzorg. ‘Versterking en Aansluiting’ gaat over versterking van het gemeentelijke jeugdbeleid en de aansluiting van jeugdzorg op de lokale en regionale jeugdnetwerken. In dit programma wordt een aantal projecten uitgewerkt: Convenanten Jeugdbeleid - Jeugdzorg, Gezin en Opvoeding, Onderwijs en Zorg, Jeugd en Veiligheid, Beleidsinformatie en Zwerfjongeren. Daarnaast is er een apart thema Ontwikkeling en Ontplooiing waarin speelruimte, vrijwilligersbeleid en jongerenparticipatie centraal staan. Het provinciale project Onderwijs en Zorg is eind 2007 beëindigd en krijgt een vervolg in het reguliere werkplan van Spectrum. De problematiek van voortijdig schoolverlaten wordt in het nieuwe project ‘Gelderse aanval op de uitval’ opgepakt. De monitor Jeugdconvenanten, dat als doel heeft het monitoren van de voortgang op de thema’s in de convenanten afstemming Jeugdbeleid – Jeugdzorg, maakt onderdeel uit van het project beleidsinformatie. Met de monitor willen we de voortgang meten van de afspraken die in deze tussen provincie en gemeenten zijn gemaakt. De beschikbare informatie, waaruit de voortgang over de afstemming blijkt, is tot nu toe verspreid over verschillende bronnen, rapporten, nota’s en registraties en zijn met behulp van deze monitor samengevoegd tot een overzichtelijk geheel. Hierdoor zijn we in staat om een aantal verbindingen te leggen en conclusies te trekken voor de verdere beleidsontwikkeling en uitvoering op het terrein van jeugdbeleid - jeugdzorg. De gegevens uit de monitor raken een breed scala aan beleidsvelden. De indeling van de monitor is gemaakt op basis van de thema’s uit de convenanten zoals die in de verschillende regio’s tussen de provincie en gemeenten zijn afgesloten.
Risicojongeren De thema’s zoals omschreven in de convenanten jeugdbeleid – jeugdzorg richten zich op jeugdigen die een verhoogde kans hebben op problemen en zij die al problemen hebben. Het integraal beleid dat naar aanleiding hiervan is opgezet is vooral gericht op vroegtijdig voorkomen van verdere problemen en het bieden van adequate ondersteuning en hulp. Veel aandacht in de convenanten gaat uit naar preventie van achterstanden omdat hiermee voorkomen kan worden dat jongeren niet meer deelnemen aan de samenleving. Het gaat dan ook om thema’s zoals zorgstructuren in het onderwijs, voorkomen van voortijdig schoolverlaten, de vijf gemeentelijke taken, jeugd en veiligheid, nazorg, etc. Deze thema’s hebben als doel om de kansen van risicojongeren te verbeteren en hen snel en efficiënt toe te leiden naar zorg wanneer dit nodig mocht zijn. We kijken hierbij niet naar de effectiviteit van de verschillende beleidsactiviteiten, maar wel naar wat er aan activiteiten is ontwikkeld.
Spectrum CMO
Monitor Jeugdconvenanten Jeugdbeleid-Jeugdzorg Gelderland
1
Opzet monitor Om meer zicht te krijgen op de uitwerking van de verschillende convenantthema’s hebben we per thema een aantal indicatoren benoemd. Deze zijn met enkele vertegenwoordigers van het werkveld (BJz, gemeenten en GGD) besproken om te toetsen of deze criteria het mogelijk maken uitspraken over de voortgang te doen. Het gaat vooral om de bruikbaarheid van deze gegevens. Vervolgens zijn wij met een aantal onderzoeksvragen aan de slag gegaan: ‘Wat’ is er bijvoorbeeld aan beleid ten aanzien van de zorgstructuur in het onderwijs ontwikkeld? Welke aansluitingsafspraken heeft Bureau Jeugdzorg gemaakt om goed op de zorgadviesteams te kunnen aansluiten? Maar ook: Hoe worden de vijf gemeentelijke taken uitgewerkt in aansluiting op de nieuwe Centra voor Jeugd en Gezin? De ‘hoe’ vraag valt buiten de reikwijdte van deze monitor. Ondanks het feit dat dit laatste zeker interessant is en meer zegt over de nabijheid en klantgerichtheid van de voorzieningen hebben we ons vanwege de tijd moeten beperken. Tot welke conclusie leiden de verzamelde gegevens? Wordt er gedaan wat er afgesproken is en wat is de mogelijke samenhang tussen de verschillende onderdelen? Vanwege de beperkte tijd en om het veld niet met een uitgebreid onderzoek te belasten, wordt voor het verzamelen van gegevens gebruik gemaakt van bestaande bronnen. Dit zijn meestal bronnen die ook bekend zijn bij de verschillende veldpartijen. Wellicht zal in de vervolgmonitor meer ruimte zijn voor het uitvoeren van een aanvullend en verdiepend onderzoek, waardoor ook meer kwalitatieve uitspraken gedaan kunnen worden. Het oordeel dat we in deze convenantmonitor per thema geven is vooral gericht op: Wat valt op? Wat zijn de onderlinge verschillen tussen de regio’s? Wat zijn de mogelijke verklaringen hiervoor? Per thema doet de werkgroep ook aanbevelingen over bruikbaarheid van de indicatoren wat betreft de inhoudelijke relevantie (sluit het aan bij het betreffende thema) en kwaliteit van de bronnen (betrouwbaarheid, beschikbaarheid, vergelijkbaarheid).
Welke thema’s 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12.
Inzet aansluitingsbudget BJz Zorgstructuur 0-4 jaar Onderwijs-zorgstructuur primair onderwijs Onderwijs-zorgstructuur voortgezet onderwijs Voortijdig schoolverlaten Pedagogische informatie, advisering en licht ambulante hulp Toegankelijkheid en toeleiding Coördinatie van zorg Vindplaatsgerichte hulpverlening Ondersteuning na jeugdzorg Veiligheid en criminaliteit Dak en thuisloze jeugdigen
2
Monitor Jeugdconvenanten Jeugdbeleid-Jeugdzorg Gelderland
Spectrum CMO
Bij de uitvoering van de monitor bemerken we dat niet voor alle beleidsvelden relevante informatie te vinden was. Dit is ook logisch omdat de regio’s bij de uitwerking eigen prioriteiten hebben gesteld. Het accent in de regio’s ligt vooral bij onderwijs en zorg en de vijf gemeentelijke taken.
Verantwoording werkwijze Voor de uitvoering van de monitor begin 2007 in overleg met een aantal vertegenwoordigers van gemeenten en Bureau Jeugdzorg een aantal indicatoren en bronnen vastgesteld waarmee de voortgang van de thema’s vastgesteld kon worden. Tevens is vastgesteld dat het hier gaat om een nulmeting en dat de zeggingskracht van sommige documenten nog beperkt is. Veel activiteiten bevinden zich in een ontwikkelfase en veel bronnen hebben daarom de status van tussentijdse resultaten of een voorlopige koersbepaling. Om de onderzoeksactiviteiten af te bakenen hebben we ons beperkt tot de beschikbare documenten en alleen relevante ontwikkelingen meegenomen als deze voor het onderwerp interessant waren zoals bij nazorg en zwerfjongeren.
Herhalen monitor De huidige monitor laat zien waar in de regio’s accenten worden gelegd, maar ook wat de verschillen zijn. Het voordeel van regelmatig monitoren is dat trends en ontwikkelingen goed in beeld gebracht kunnen worden. Een complicerende factor bij een eventuele herhaling van deze monitor is, dat op basis van bestuurlijke afspraken, thema’s kunnen wijzigen. Dit maakt vergelijken lastiger. Het monitoren van beleidsafspraken kan helpen om informatie te verzamelen voor een verdere koersbepaling maar een valkuil in dit geval is het grote aantal thema’s waardoor een echte verdiepingsslag niet mogelijk is. Beter zou zijn om er tweejaarlijks een aantal thema’s uit te lichten.
Spectrum CMO
Monitor Jeugdconvenanten Jeugdbeleid-Jeugdzorg Gelderland
3
4
Monitor Jeugdconvenanten Jeugdbeleid-Jeugdzorg Gelderland
Spectrum CMO
Samenvatting Inleiding In deze monitor Jeugdconvenanten is de stand van zaken opgenomen van de eerste 12 thema’s die binnen de conventanten afstemming jeugdbeleid - jeugdzorg zijn opgenomen. Ten aanzien van deze thema’s zijn criteria gesteld, die zijn opgezet op basis van de eis dat de benodigde gegevens voor het meten van het criterium voorhanden zijn en snel kunnen worden verzameld. Hierdoor zijn de gestelde criteria hoofdzakelijk toegesneden op bestaande provinciale bronnen. Vanwege de breed gestelde thema’s, die ruimte bieden aan lokale invulling, wordt een algemeen beeld geschetst van de provinciale stand van zaken en wordt in mindere mate ingegaan op lokale situaties.
Samenvatting per thema Per thema hebben de criteria en de beschikbare gegevens de volgende resultaten en conclusies opgeleverd: Thema 1 gaat in op de inzet van het aansluitingsbudget BJz. De beschikbare uren worden zeer divers ingezet, vanwege de sterk regionaal gebonden vormgeving van de Zorg Advies Teams en/of Buurtnetwerken. De beschikbare gegevens bieden geen inzicht in de effecten van deelname van BJz aan de ZAT’s in relatie tot het aantal terugverwijzingen naar het voorliggende veld. De aansluiting van voorschoolse voorzieningen bij een zorgstructuur voor 0 – 4 jarigen wordt in thema 2 belicht. In de drie Gelderse MEE regio’s zijn teams voor Integrale Vroeghulp actief. Daarnaast bestaat in 33 gemeenten een voorziening voor 0 - 4 jarigen, al dan niet ondergebracht in een bredere leeftijdsgroep. Ten aanzien van de kwaliteit van de voorzieningen zijn geen gegevens beschikbaar. Er bestaat echter wel ruimschoots aandacht voor de overdracht van 0 – 4 jarigen door het consultatiebureau naar de jeugdgezondheidszorg bij de GGD’en. Thema 3 en 4 gaan in op de dekkingsgraad van ZAT’s voor primair en voortgezet onderwijs. In het primair onderwijs is in 49 van de 56 gemeenten een ZAT actief. De dekkingsgraad van ZAT’s in het voortgezet onderwijs is 100%. Het stellen indicatoren voor en het meten van de kwaliteit is de volgende stap die gezet moet worden. Thema 5 beschrijft het aantal (herplaatste) Vroegtijdig Schoolverlaters. Vooral de regionale variatie in herplaatsingen binnen of buiten het onderwijs valt op. In het licht van landelijk beleid ten aanzien van startkwalificaties en provinciale ‘aanval op de uitval’ projecten, zijn aanvullende gegevens voor dit thema wenselijk. Convenantthema 6 gaat in op het gemeentelijke beleid ten aanzien van pedagogische informatie, advisering en licht ambulante hulp. In 24 van de 56 gemeenten is beleid geformuleerd ten aanzien van de 5 functies in opvoed-, opgroei- en gezinsondersteuning (OOG). In 25 andere gemeenten is uitvoering op één of meer functies of is beleid in ontwikkeling. De opzet van Centra voor Jeugd en Gezin zijn een verdere implementatie van
Spectrum CMO
Monitor Jeugdconvenanten Jeugdbeleid-Jeugdzorg Gelderland
5
het gemeentelijk OOG beleid. Oprichting en functies van het CJG zijn interessant om in een volgende monitor te presenteren. De toegankelijkheid van en toeleiding naar BJz zijn onderwerp van thema 7. Deelname van BJz aan verschillende regionale netwerken, de inzet van een vast contactpersoon en de aanwezigheid van een protocol waarin de afspraken zijn vastgelegd, komen in dit hoofdstuk aan bod. De verwijsstructuur kan door inzet van deze items verbeteren, per regio zijn echter verschillen zichtbaar op deze onderdelen. Gezinnen met meervoudige problematiek hebben baat bij een goede coördinatie van de gewenste en/of verleende zorg. In thema 8 wordt beschreven dat de verschillende Gelderse regio’s hiervoor een model voor coördinatie van zorg kunnen implementeren. De meeste regio’s zijn echter nog niet zo ver, dat dit in een concrete pilot kan worden uitgevoerd. Landelijk is de opzet van ‘Advies en Steunpunt Huiselijk Geweld’ (ASHG’s) een duidelijke stap in de coördinatie van zorg op het terrein van huiselijk geweld. In Gelderland zijn regionaal grote verschillen in het geregistreerd aantal incidenten, onduidelijk is echter in hoeverre deze verschillen samenhangen met een al dan niet betere registratie en/of specifiek regionaal samenhangende aanpak. Thema 9 betreft vindplaatsgerichte hulpverlening, waarbij (risico)jongeren in hun eigen omgeving worden opgezocht en gevolgd. De beschreven criteria gaan in op het aantal jongeren dat gebruikt maakt van crisiszorg en de deelname van BJz in specifieke netwerken. Deze zeggen echter onvoldoende over het thema. Wel laat de monitor zien dat het thema vindplaatsgerichte hulpverlening in de regio’s, en dan vooral bij het jongerenwerk, verder uitgewerkt dient te worden. Naast de signalering is vooral de toeleiding naar zorg van belang. Deze expertise dient vooral in samenwerking met BJz en andere ketenpartners ontwikkeld te worden. Ondersteuning na jeugdzorg komt aan bod in thema 10. Aangezien nauwelijks gegevens voorhanden zijn hoe de uitstroom verloopt, welke ondersteuning gewenst is en of het nazorgaanbod voldoet, is in dit hoofdstuk ingegaan op de omvang van uitstroom uit geïndiceerde jeugdzorg. Hiermee wordt een indruk gegeven over de potentiële doelgroep op provinciaal niveau. Doel van thema 11 ‘veiligheid en criminaliteit’ is de vermindering van overlast, sociale onveiligheid en (kleine) criminaliteit door jongeren in de openbare ruimte. Hiervoor worden Gelderse criminaliteitscijfers 2006 naar leeftijd gepresenteerd. Het aantal delicten blijft ongeveer gelijk, per regio zijn wel verschillen zichtbaar in het percentage vergrijpen ten opzichte van het aantal jongeren. Inzet op preventie en afname van criminaliteit door jongeren blijft daarom (regionale) aandacht verdienen. Tenslotte zijn over thema 12 ‘dak- en thuisloze jongeren’ nauwelijks gegevens beschikbaar. De problematiek van deze jongeren is divers en complex. Bij het zoeken naar oplossingen zijn meerder partijen betrokken. Ondanks de grote raakvakken met andere thema’s zoals zorgcoördinatie en nazorg na jeugdzorg, is het van belang deze specifieke groep goed in beeld te krijgen en te houden. In het kader van de afstemming jeugdzorg – jeugdbeleid (Wet op de Jeugdzorg) heeft de provincie een wettelijke taakstelling voor zwerfjongeren. Daarom ligt een extra aandacht voor de komende periode voor de hand.
6
Monitor Jeugdconvenanten Jeugdbeleid-Jeugdzorg Gelderland
Spectrum CMO
Bruikbaarheid monitor In totaliteit geeft de monitor inzicht in de beleidsontwikkelingen en witte vlekken met betrekking tot registraties. Vanwege de wijze waarop de criteria gesteld zijn en de (soms te kort schietende) betrouwbaarheid van de gegevens, is de monitor geen feitelijke nulmeting. De monitor geeft wel een beeld van de stand van zaken rondom het beleid op de verschillende thema’s en de onderlinge samenhang tussen de thema’s. Vanwege te verwachten beleidsontwikkelingen en daarmee veranderende wensen ten aanzien van de gewenste datasets zullen sommige criteria niet relevant blijven om nogmaals in een meting op te nemen. Ook in deze zin is de monitor in zijn geheel geen nulmeting. Toch kunnen verschillende criteria wel ingezet worden als bruikbare nulmeting ten aanzien van vervolgontwikkelingen op de verschillende thema’s. Ten aanzien van het werkveld biedt de monitor inzicht in de beleidsmatige stand van zaken en zullen de beschreven witte vlekken en het belang van goede samenwerking in de verschillende ketens onderkend worden. De monitor gaat in mindere mate in op het hoe en waarom van de uitkomsten. Dit is voor het nodige inzicht zeker relevant. De uitdaging hierbij is hoe deze praktische input op een gestructureerde manier inzichtelijk gemaakt kan worden.
Herhaling monitor Bij een herhaling van deze monitor is het voorstel per prioritair thema te monitoren, waarbij specifieke provinciale doelen en criteria gesteld dienen te worden. Voor de wenselijke lokale invulling is de inzet van een lokale monitor het meest zinvol. Voor de opzet daarvan is een goede lokale registratie essentieel. Een dergelijke registratie zou bij voorkeur de maat moeten stellen voor andere nieuw op te zetten lokale registraties, zodat in de toekomst een provinciaal beeld gegeven kan worden. De provincie zou hierin een duidelijke regierol op zich kunnen nemen.
Spectrum CMO
Monitor Jeugdconvenanten Jeugdbeleid-Jeugdzorg Gelderland
7
8
Monitor Jeugdconvenanten Jeugdbeleid-Jeugdzorg Gelderland
Spectrum CMO
Thema 1: Inzet aansluitingsbudget BJz
Inleiding Thema 1, de inzet van het aansluitingsbudget Bureau Jeugdzorg (BJz), heeft als doel het maken van bestuurlijke afspraken over inzet van het regionale BJz in de uitvoering wettelijke aansluitingstaak te bevorderen. Daarnaast moeten algemene voorzieningen voor adequate en effectieve signalering en verwijzing versterkt worden. Om deze twee doelen meetbaar te maken zijn de volgende criteria geformuleerd: Deelname van Bureau Jeugdzorg aan netwerken in uren, waarbij onderscheid gemaakt wordt in categorieën netwerken: lokale zorgnetwerken voor primair onderwijs (PO), voortgezet onderwijs (VO) en specifieke doelgroepen De (feitelijke) inzet van BJz in Zorg Advies Teams (ZAT’s). Hierbij geeft het werkveld aan behoefte te hebben aan diepgang en kwalitatieve gegevens, waarbij onder ander aandacht is voor de taak deskundigheidsbevordering en de meerwaarde van BJz in de netwerken. Het aantal professionele doorverwijzingen per regio/gemeente. De bronnen die hiervoor gebruikt zijn, zijn de provinciale documenten aansluitingstaken Bureau Jeugdzorg en de Evaluatie deelname Bureaus Jeugdzorg in de Zorg Advies Teams Gelderland. (Spectrum, september 2007)
Aansluitingstaken Bureau Jeugdzorg
Toelichting op aansluitingstaken Bureau Jeugdzorg Een belangrijke wettelijke taak van BJz is het versterken van onderwijsinstellingen en algemene voorzieningen zoals het algemeen maatschappelijk werk, jeugdgezondheidszorg, jongerenwerk, zodat problemen in een vroegtijdig stadium gesignaleerd worden. Waar nodig wordt in overleg met de ketenpartners toeleiding naar zorg gerealiseerd. Voor een goede aansluiting tussen de voorzieningen participeert BJz in de lokale en regionale zorgnetwerken (onderwijs, jeugdpreventienetwerken et cetera) Verder is BJz verantwoordelijk voor het bieden van consultatie en deskundigheidsbevordering aan lokale en regionale partners.
Spectrum CMO
Monitor Jeugdconvenanten Jeugdbeleid-Jeugdzorg Gelderland
9
Beschikbare gegevens In tabel 1 staan de uren waarin BJz volgens de ‘notities aansluitingstaken’ gepland heeft deel te nemen aan de verschillende netwerken weergeven. Vanwege de inhoudelijke verschillen van deze notities tussen de Gelderse jeugdzorgregio’s zijn in de tabel gelijkende groepen in de notities samengevoegd1. Achterhoek Zorgstructuur VO Zorgstructuur PO Z.A.T. R.O.C. Voorschoolse netwerken/zorgstructuren Netwerken risicojeugd en -gezinnen Overige netwerken specifieke doelgroepen Lokale zorgnetwerken Deskundigheidsbevordering Consultatie Beleidsoverleg Totale ureninzet aansluitingstaken 2007 Aantal indicaties BJz (2006) Aantal jongeren 0 t/m 17 jaar (op 1-1-06)
Arnhem Nijmegen
NoordVeluwe
Oost-Veluwe / Midden-IJssel2
Rivierenland
600 336 67
384 96 36
672 240
576
80
560 391
1.640 1.000 15
720 180
100
80
80
WestVeluwe
168 64
264 40
320 144
185
406 524
372 96
288
232 58 68
400
1.468
2.775
1.444
2.291
1.780
1.724
1.320
1.791
1.756
650
1.217
824
1.195
68.246
86.062
66.422
39.585
75.180
53.849
58.417
Tabel: 1
Uit de tabel blijkt dat de totale ureninzet voor aansluitingstaken 2007 exclusief de regio Achterhoek, waar geen gegevens van bekend zijn, uitkomt op 11.482 uur. Wat opvalt in het schema aansluitingstaken (uren) is dat in de regio Nijmegen bijna alle uren (95%) worden ingezet voor de ZAT’s in het Voortgezet en Primair Onderwijs. Dit in tegenstelling tot de andere regio’s. Hier ligt het aantal uren beduidend lager en is de inzet op het onderwijs rond de 60%. Rivierenland scoort laag met een inzet van 26% op het onderwijs, maar heeft daarnaast een hoge inzet op de lokale netwerken (74%) en heeft een behoorlijke inzet op de consultatiefunctie. Verder valt op dat het aantal indicaties in de regio Arnhem hoger is dan het aantal uren dat ingezet wordt voor de aansluitingstaken. In de andere regio’s is dit juist omgekeerd. Overigens moeten we hierbij opmerken dat we de relatie aantal ureninzet aansluitingstaken en het aantal afgegeven indicaties niet hebben onderzocht. De reden dat in de regio Oost-Veluwe en Midden-IJssel de uren voor het onderwijs beduidend lager liggen, heeft waarschijnlijk te maken met het feit dat hier meer bovenschoolse ZAT’s zijn en BJz meer op afroep beschikbaar is. Ook in de andere regio’s met eenzelfde beeld geldt dat er waarschijnlijk meer bovenschoolse ZAT’s zijn of minder scholen voor voortgezet onderwijs. 1
Samenvoeging van netwerken: • Voorschoolse netwerken/zorgstructuren, inclusief kinderdagverblijf, integrale vroeghulp en Kijk op Kleintjes • Netwerken risicojeugd en –gezinnen inclusief jeugdnetwerk en zorgcasusoverleg politie - BJz) • Lokale zorgnetwerken samengesteld uit lokale zorgnetwerken, zorgteam 0-6, 12+ netwerk en gemeentenetwerk. • Consultatie bestaat uit consultatiedesk en consultatie onderwijs
10
Monitor Jeugdconvenanten Jeugdbeleid-Jeugdzorg Gelderland
Spectrum CMO
De aansluiting op het primair onderwijs laat eveneens verschillen zien. De regio Nijmegen kent ook hier een grote inzet omdat de zorgstructuur in het primair onderwijs al langer ontwikkeld is en onderdeel is van het regionale programma School en Hulp. In de andere regio’s zien we dat daar een grotere inzet in de lokale zorgnetwerken terwijl deze inzet in de regio Nijmegen is geïntegreerd in de ZAT’s van het primair onderwijs. De taak deskundigheidsbevordering is met uitzondering van Oost-Veluwe/Midden Gelderland in de overige regio’s nog niet ingevuld. Vanuit veel regionale werkplannen is bekend dat zij de inventarisatie deskundigheidsbevordering van de voorliggende voorzieningen op de rol hebben staan en hier in 2008 invulling aan willen geven. Bij de analyse van de uren van de inzet van BJz ontstaat de vraag welke criteria gehanteerd worden voor een bepaalde inzet. De omvang van de uren en inzet verschillen onderling behoorlijk. Nijmegen (2.775 uur) en Oost-Veluwe/Midden-IJssel (2.291 uur) springen uit, maar laten ook een verschil van inzet zien. Nijmegen heeft een grote inzet op het voortgezet - en primair onderwijs (School en Hulp) en de voorschoolse voorzieningen (Kijk op Kleintjes). In de regio Oost-Veluwe/Midden-IJssel is de inzet zeer divers en opvallend hierbij is dat de lokale en bijzondere netwerken veel meer uren toebedeeld krijgen dan de zorgnetwerken in het primair en voortgezet onderwijs. Als we het daarnaast afzetten tegen het aantal jongeren van 0 – 17 jaar in beide regio’s dan is het verschil niet eenduidig te verklaren. Een aannemelijke verklaring lijkt dat het gaat om regio specifieke aansluitingsafspraken op basis van het regionale preventiebeleid. De vraag blijft dan welke criteria de provincie hanteert bij het toekennen van budgetten voor de aansluitingstaken. De regio Arnhem kent met 86.062 jongeren in de leeftijd van 0 – 17 jaar daarentegen een veel lagere inzet op de netwerken. Noord-Veluwe (39.585 jongeren) heeft dezelfde uren inzet terwijl het aantal jongeren en de stedelijke problematiek van Arnhem nogal verschilt. Rivierenland en West-Veluwe kennen een gelijke inzet van uren en komen als regio aardig overeen. Conclusie ten aanzien van de aansluitingstaken Het is zinvol om de monitor voor dit onderdeel als meetinstrument te hanteren en regelmatig te herhalen omdat het inzicht geeft in de wijze waarop de aansluitingstaken qua omvang en inzet zich ontwikkelen. De aansluitingsthema’s zijn nu nog erg divers waardoor het ook lastig was om de onderlinge notities te vergelijken. Weliswaar boden de notities voldoende aanknopingspunten om de stand van zaken te beoordelen en bleken ze in de praktijk bruikbaar.
Inzet Bureau Jeugdzorg in Zorg Advies Teams
Toelichting op inzet Bureau Jeugdzorg in Zorg Advies Teams Voor een goede aansluiting tussen de voorzieningen participeert BJz in lokale en regionale zorgnetwerken, waaronder de Zorg Advies Teams. Ten aanzien van de (feitelijke) inzet van BJz in Zorg Advies Teams (ZAT’s) geeft het werkveld aan behoefte te hebben aan verdere verdieping en kwalitatieve gegevens, waarbij onder ander aandacht is voor de taak deskundigheidsbevordering en de meerwaarde van BJz in de netwerken.
2
Opbouw: Oost-Veluwe: 1550 uur en Midden-IJssel: 863 uur
Spectrum CMO
Monitor Jeugdconvenanten Jeugdbeleid-Jeugdzorg Gelderland
11
Beschikbare gegevens Volgens het evaluatierapport van Spectrum over de deelname van de Bureaus Jeugdzorg in de Gelderse ZAT’s neemt BJz het meest deel in de ZAT’s in het voortgezet onderwijs (ZAT VO) en vervolgens aan de lokale zorgnetwerken (ZAT’s/BNW 0-12 jaar). Deze resultaten worden in onderstaand cirkeldiagram gepresenteerd. Na de ZAT’s VO en de lokale zorgnetwerken volgt het primair onderwijs.
Aantal ZAT's waaraan Bureau Jeugdzorg Gelderland deelneemt naar type
6
9
ZAT / BNW 0-12 jaar
22
ZAT / BNW 0-19/23 jaar
6
ZAT PO bovenschools gemeentelijk
18
ZAT PO gekoppeld aan SWV WSNS 14
ZAT VO ZAT ROC
101
ZAT overig
Figuur: 1
Aantal ZAT's waaraan BJz deelneemt3 % ZAT's waaraan BJz structureel deelneemt Gemiddeld aantal bijeenkomsten per ZAT Gemiddelde duur van ZAT bijeenkomst (in uren) % ZAT's met vast contactpersoon
Achterhoek
Arnhem
Nijmegen
Noordwest Veluwe
Oost-Veluwe / Midden-IJssel
Rivierenland
WestVeluwe
12
39
36
16
29
21
23
100%
85%
94%
100%
100%
95%
100%
12
7
10
7
8
5
8
2,0
2,0
1,9
1,9
1,8
2,5
2,0
100%
100%
78%
100%
100%
95%
100%
Tabel: 2
In het rapport is verder gekeken naar de meerwaarde van de inzet van Bureau Jeugdzorg in de ZAT’s voor wat betreft het bevorderen van de deskundigheid voor het vroegtijdig signaleren van risico’s door medewerkers van de lokale voorzieningen. Eén van de uitkomsten is dat de deelname van BJz aan de ZAT’s in alle regio’s een meerwaarde heeft ten aanzien van het vroegtijdige signaleren van (jeugdzorg)problemen. Een uitzondering hierop zijn het ROC in de Achterhoek en het Voortgezet Onderwijs in Rivierenland waar de signalering volgens BJz beter zou kunnen. Verder blijkt uit dit rapport dat vanwege de deelname van BJz aan de ZAT’s er minder onterechte verwijzingen naar BJz gaan. Op zich is het interessant om te weten of er op basis van registraties beoordeeld kan worden hoeveel zaken doorgaan naar BJz en welke in het
3 NB: Cijfers in de tabel altijd gerekend over aantal ZAT’s waaraan BJz deelneemt. Dus bij geen gegevens meegerekend als niet of nul.
12
Monitor Jeugdconvenanten Jeugdbeleid-Jeugdzorg Gelderland
Spectrum CMO
voorliggende veld worden opgelost. Het huidige evaluatierapport geeft hier echter geen antwoord op. Bij de volgende monitor is het aan te bevelen om de ZAT’s uit de primair en voortgezet onderwijs te vragen hier gegevens over aan te leveren. Hiermee kan de conclusie dat de inzet van BJz in de ZAT’s een meerwaarde heeft onderschreven worden. Nu geeft het nog te veel een éénzijdig beeld. Conclusie ten aanzien van aansluiting tussen BJz en ZAT Het is zinvol om de inzet van Bureau Jeugdzorg in de ZAT’s te monitoren waarbij we willen opmerken dat bij een volgende meting de aandacht dan vooral uit moet gaan naar de verdere kwaliteitsontwikkeling van de ZAT’s. Een aantal registraties vindt nu nog niet plaats waardoor er nog geen uitspraken kunnen worden gedaan over het aantal besproken jongeren, doorverwijzingen en de eigen deskundigheidsbevordering. Het huidige evaluatierapport biedt voldoende aanknopingspunten voor een eerste beoordeling en was daarmee een bruikbaar document.
Aantal professionele doorverwijzingen per regio/gemeente
Toelichting op professionele doorverwijzingen per regio/gemeente Het aantal en de herkomst van de professionele doorverwijzingen naar BJz kunnen een beeld geven van de samenhang tussen BJz en het voorliggende veld. De aanname bij dit criterium is dat naarmate de aansluiting tussen voorliggende voorzieningen en BJz verbetert, het aantal terugverwijzingen door BJz naar het voorliggende veld afneemt.
Beschikbare gegevens In 2006 zijn in Gelderland zijn in 7.876 kinderen door beroepsbeoefenaren verwezen naar BJz. Van bijna de helft (46%) van deze verwijzingen is bekend door welke beroepsbeoefenaar dit gebeurd is. Onderwijsvoorzieningen en huisartsen zijn met respectievelijk 15% en 11% de grootste groepen verwijzers. In figuur 2 is zichtbaar dat 58% van de verwijzingen, resulteren in de start van een indicatietraject. Bij 14% van de verwijzingen wenst de jongere geen hulp te ontvangen of is dat volgens BJz niet noodzakelijk, voor nog eens 5% is hulp vanuit voorliggende voorzieningen toereikend. Vervolg op professionele aanmelding bij Bureau jeugdzorg 2006
14%
5%
14%
Crisistraject
4%
Geen hulp gewenst/nodig
0%
Sluiting melding, na geboden hulp
0%
Raad voor de Kinderbescherming
5%
Overigen Voorliggende voorzieningen
58%
Start indicatietraject Nog geen vervolg bepaald
Figuur: 2
Spectrum CMO
Monitor Jeugdconvenanten Jeugdbeleid-Jeugdzorg Gelderland
13
Tevens zijn we benieuwd naar de cijfers van BJz over het aantal professionele doorverwijzingen per regio/gemeente en het aantal professionele terugverwijzingen met schriftelijk advies. Deze gegevens zijn er nu niet terwijl dit voor gemeenten interessante informatie is. Op basis van deze gegevens kunnen zij het lokale preventiebeleid onder de loep nemen. Conclusie ten aanzien van de professionele doorverwijzingen De cijfers over doorverwijzingen zeggen alleen iets over de meldingen vanuit het voorliggende veld en welke indicatietrajecten hieruit zijn voort gevloeid. Helaas is niet bekend waar de betreffende jongere vandaan komt. Voor regio’s en gemeenten en dan met name de regionale zorgstructuren is dit belangrijke informatie omdat zij op grond hiervan kunnen beoordelen of de lokale hulp al dan niet voldoende is. De huidige gegevens bieden in dit verband onvoldoende aanknopingspunten om iets over deze aansluiting te kunnen zeggen. In een volgende monitor moeten dit soort zaken meegenomen worden.
Conclusies en aanbevelingen Conclusie De provincie Gelderland heeft met het project Onderwijs en Zorg sinds enige jaren beleidsmatig ingezet op de ontwikkeling van zorgstructuren rond het onderwijs in Gelderland. De externe zorgstructuur is een gedeelde verantwoordelijkheid tussen gemeenten, onderwijs en Provincie. Bureau Jeugdzorg heeft een aantal wettelijke taken waar lokale voorzieningen een beroep op kunnen doen. Het gaat hierbij om: Deskundigheidsbevordering: zoals het geven van trainingen aan professionals in het lokale veld over vroegsignalering. Advisering: op bijvoorbeeld beleidsthema’s zoals ‘preventie’ of ‘doorverwijzing’. Deelname aan netwerken: zoals het bijwonen van bijeenkomsten van zorgadviesteams rond het onderwijs ten behoeve van de toeleiding naar bureau jeugdzorg. Naar aanleiding van de wettelijke taak van Bureau Jeugdzorg om zo goed mogelijk aan te sluiten op de lokale netwerken kunnen we stellen dat de bureaus hierin een behoorlijke stap hebben gezet. Wel valt op dat er een verschil is in de uren die BJz inzet voor het aansluiten op de voorliggende voorzieningen. Met instemming van de provincie hebben de bureaus ruimte gekregen om hier lokaal maatwerk van te maken. Onduidelijk is in hoeverre is de verdeling van de aansluitingstaken BJz historisch bepaald is en daarmee ook onevenwichtig over de regio’s/werkgebieden is verspreid. Naar aanleiding van de evaluatie inzet BJz in de Zorg Advies Teams hebben provincie en BJz in het najaar van 2007 gesproken over de aansluitingstaken. Op basis van de provinciale beleidsnotitie over de aansluitingstaak (2006) gaat de provincie uit van een minimumvariant waarbij BJz op afroep beschikbaar is. In de praktijk blijkt dat BJz Gelderland in vrijwel alle ZAT’s structureel aanwezig is. Dit heeft echter niet geleid tot een aanpassing van de provinciale beleidslijn, zodat BJzG altijd haar inzet efficiënt kan indelen; niet in alle ZAT’s is structurele aanwezigheid van BJz noodzakelijk. Schriftelijke borging is al opgenomen in de convenanten. Verder hebben we bij dit thema kunnen constateren dat de deelname van BJz in de ZAT’s een duidelijke meerwaarde heeft omdat er volgens de bureaus weinig onterechte verwijzingen plaats vinden. Er zijn helaas geen gegevens bekend over het aantal doorverwijzingen vanuit het ZAT naar BJz en het aantal zaken dat in het voorliggende veld is
14
Monitor Jeugdconvenanten Jeugdbeleid-Jeugdzorg Gelderland
Spectrum CMO
opgelost. Bij een volgende monitor zouden hier gegevens over beschikbaar moeten zijn. De ZAT’s dienen de eigen kwaliteitsontwikkeling goed in de gaten dienen te houden om zo de efficiëntie van het samenwerken te bevorderen. Dit voorkomt dubbel werk rondom de indicatiestelling en maakt de activiteiten veel transparanter. Het gaat om een juiste verzameling van achtergrondgegevens met als doel om het zorgtraject snel in te kunnen zetten en om te voorkomen dat er opnieuw onderzoek gedaan moet worden. Helaas zijn er geen gegevens over het aantal doorverwijzingen naar Bureau Jeugdzorg en welke zaken worden terugverwezen naar het voorliggende veld (gemeenten/regio). Deze gegevens zouden op gemeentelijk niveau beschikbaar moeten zijn. Dit is nu nog niet mogelijk terwijl dit voor gemeenten interessante informatie is en kan helpen het lokale preventiebeleid verder aan te scherpen. In de volgende monitor zou hier rekening mee gehouden moeten worden. Aanbeveling richting Provincie Naar aanleiding van de inzet van de uren door BJz voor de aansluitingstaken willen we de provincie aanbevelen hier specifieker naar te kijken. De inzet verschilt onderling nogal terwijl het voorkomen van maatschappelijk uitval van jongeren vraagt om een heldere regie op dit onderdeel. Het is raadzaam om vanuit het oogpunt van ‘efficiëntie' en ‘effectiviteit’ samen met de regio’s te kijken wat een gewenste inzet moet zijn. Om het provinciale budget nu en in de toekomst evenwichtig in te kunnen zetten is het van belang om hier duidelijke afspraken over te maken. De tweede aanbeveling heeft betrekking op het feit dat BJz nog geen gegevens kan verstrekken over het aantal terugverwijzingen naar het voorliggende veld. De werkgroep dringt er op aan de om de gegevensverzameling voor wat betreft het aantal (terug-) verwijzingen uit te splitsen op per gemeente zodat er voor gemeenten meer informatie beschikbaar komt op grond waarvan beleid ontwikkeld kan worden. Er is veel variaties in de opzet van de notities aansluitingsbudget tussen de regionale bureaus Jeugdzorg in Gelderland. Voor de onderlinge vergelijkbaarheid zou meer uniformiteit gewenst zijn. Aanbeveling richting onderwijs (ZAT’s) De werkgroep wijst op er dat de ZAT’s de eigen kwaliteitsontwikkeling goed dienen te bewaken. De school is een belangrijk startpunt voor preventie, samenwerking in de leerlingenzorg. Dit betekent het spreken van één taal, efficiënte procesdiagnostiek, creëren van directe lijnen, afstemming en samenwerking en regievoeren. Voor de uitvoering van de activiteiten dienen dan een aantal standaarden ontwikkeld te worden.
Spectrum CMO
Monitor Jeugdconvenanten Jeugdbeleid-Jeugdzorg Gelderland
15
16
Monitor Jeugdconvenanten Jeugdbeleid-Jeugdzorg Gelderland
Spectrum CMO
Thema 2: Zorgstructuur 0-4 jaar
Inleiding Doel is dat alle voorschoolse voorzieningen zijn aangesloten bij een multidisciplinair netwerk. Daarmee is het voor deze voorzieningen mogelijk hun vragen over het kind (en gezin) voor te leggen en risico’s tijdig te kunnen onderkennen en indien nodig toe leiden naar de juiste zorg of hulp. Indicatoren hiervoor zijn aanwezigheid en kenmerken (deelnemende partijen, afspraken en protocollen) van een zorgstructuur voor 0 tot 4 jarigen per gemeente. De bron die hiervoor is geraadpleegd is de Inventarisatie Zorgteam 0-4 in Gelderland4. In deze inventarisatie zijn de teams voor Integrale Vroeghulp van de MEE’s in Gelderland niet meegenomen. Daarom zijn de jaarverslagen 2006 van de 3 Gelderse MEE’s opgevraagd. MEE Gelderse Poort en MEE Oost-Veluwe hebben hiervoor hun jaarverslag met cijfers over IVH 2005 en 2006 opgeleverd. De enige beschikbare cijfers over Integrale Vroeghulp van MEE Oost Gelderland zijn het aantal besproken kinderen IVH in 2005 en 2006. Tenslotte is de mate van samenwerking tussen JGZ en GGD als criterium voor dit thema opgenomen. Spectrum heeft daarvoor een korte vragenlijst uitgezet onder zeven organisaties voor de Jeugdgezondheidszorg (0-4 jaar). Samengevat zijn de criteria voor het thema zorgstructuur 0-4 jarigen: Aanwezigheid zorgstructuur 0-4 (inclusief IVH-teams) Kenmerken zorgstructuur 0-4 Mate van samenwerking tussen JGZ en GGD
Integrale Vroeghulp
Toelichting op integrale vroeghulp Ouders van jonge kinderen met een achterstand in hun motorische, verstandelijke of sociaalemotionele ontwikkeling worstelen vaak met vragen en dreigen al snel te verdwalen in het woud van instellingen en hulpverleners. Daarom zijn er in Gelderland regionale teams Integrale Vroeghulp (IVH) voor ouders van jonge kinderen (0-4/5 jaar), die zich zorgen maken over de ontwikkeling van hun kind. Deze teams denken met ouders en verwijzers mee en regelen de gewenste hulp. Ouders kunnen de regie over het proces rond hun kind blijven behouden en kunnen daarom bij het overleg over hun kind aanwezig zijn
Beschikbare gegevens In 2005 zijn in Gelderland door de teams IVH 478 kinderen gezien. In 2006 is dat aantal gestegen tot 495. MEE Oost-Gelderland kon alleen het totaal aantal kinderen per jaar aangeven. MEE Gelderse Poort en MEE Veluwe konden meer informatie over de kinderen en de verwijzers aangeven. Van de kinderen die bij een IVH team terechtgekomen zijn, is ongeveer 70% jongen. Uit onderstaand figuur 3 blijkt dat in 2006 het grootste deel (38%) van de kinderen werd verwezen door het consultatiebureau. Nog eens 19% is doorverwezen door peuterspeelzaal of het kinderdagverblijf.
4
Inventarisatie Zorgteams 0 – 4 in Gelderland, Jorike Smeitink (2007) Spectrum CMO Gelderland, Velp
Spectrum CMO
Monitor Jeugdconvenanten Jeugdbeleid-Jeugdzorg Gelderland
17
Aantal cliënten Intergale Vroeghulp MEE Gelderse Poort en MEE Veluwe 2006 naar verwijzer 8% 1%
1% 1%
Anderen Huisarts / kinderarts Bureau Jeugdzorg Consultatieburo Fysio / logopedie MEE Ouders PSZ+KDV WIG Zorgaanbieder Zorgcommissie Revalidatiecentrum
9% 10% 2%
19%
4% 5% 38%
2%
Figuur: 3
De problemen waarmee een kind naar Integrale Vroeghulp wordt verwezen zijn meestal van complexe aard (59%). Contact- en spraak- en taalstoornissen vormen samen nog eens 20%.
Problemen waarvoor kinderen terecht komen bij Intergrale Vroeghulp van MEE Gelderse Poort en MEE Veluwe in 2006
9%
Complexe symptomen / syndroom Contactstoornis
1%
8% 5%
Gedrag
1% 6% 11%
Medisch 59%
Motorische achterstand Ontwikkelingsachterstand
Figuur: 4
Meerwaarde monitoren IV gegevens Bij de inventarisatie zorgteams 0-4 zijn de teams Integrale Vroeghulp niet meegenomen. Op verzoek van MEE zijn deze gegevens nu wel meegenomen omdat dit een completer beeld geeft van de zorgstructuur van 0–4 jarigen in Gelderland. Het voorstel is om bij een volgende meting deze gegevens eveneens mee te nemen. De nu genoemde aandachtpunten (aantal kinderen, verwijzers en het soort problemen) kunnen dan als kenmerk dienen.
18
Monitor Jeugdconvenanten Jeugdbeleid-Jeugdzorg Gelderland
Spectrum CMO
Aanwezigheid zorgstructuur 0-4 jaar per gemeente
Toelichting op de zorgstructuur 0-4 jaar Een zorgstructuur moet kinderen waar zorgen over zijn zo snel mogelijk de juiste ondersteuning of zorg bieden. De doelen van een zorgstructuur zijn: Problemen in de ontwikkeling van kinderen zo vroeg mogelijk signaleren. Integraal een bijdrage leveren aan het terugbrengen van het aantal kinderen dat een verwijzing krijgt naar gespecialiseerde hulpverlening. Bevorderen van de efficiëntie en effectiviteit van de hulp aan kinderen en hun ouders. Indien nodig de verwijzing naar gespecialiseerde hulpverlening zo goed mogelijk laten verlopen. Uitwisseling van expertise vanuit de verschillende disciplines die deelnemen aan de zorgstructuur. Verbreden van de activiteiten (overdracht) naar andere zorgstructuren en oog hebben voor verbetering van de doorgaande lijnen.
Beschikbare gegevens Uit onderstaande figuur 5 blijkt dat acht gemeenten een eigen zorgstructuur specifiek voor de leeftijd 0–4 jaar hebben. Daarnaast zijn in 25 gemeenten in Gelderland zorgteams voor een bredere doelgroep. Hierbij merken we op dat de opzet en vorm per gemeente kan verschillen voor wat betreft de leeftijdscategorieën die men gebruikt. In de regio Arnhem heeft de gemeente Arnhem een pilot voor een zorgstructuur 0-4. Daarnaast wordt de doelgroep 0-4 bediend door zorgteams voor 0-6. Voor alle tabellen en figuren in dit hoofdstuk is de gemeente Arnhem opgenomen onder de groep ‘heeft een zorgteam 0-4’. In een aantal gemeenten is nog geen zorgstructuur voor 0– 4 jaar maar heeft men te kennen gegeven dat er wel plannen zijn om een zorgteam op te richten. Van 10 gemeenten hebben we geen reactie ontvangen.
Spectrum CMO
Monitor Jeugdconvenanten Jeugdbeleid-Jeugdzorg Gelderland
19
Figuur: 5
Meerwaarde monitoren aanwezigheid van een zorgstructuur 0-4 jaar De monitor laat zien dat in de regio’s Midden-IJssel en Oost-Veluwe alle gemeenten een zorgteam hebben waar ook de leeftijdsgroep 0-4 wordt besproken. Meestal is dit een zorgteam 0-12. In andere regio’s beschikken nog niet alle gemeenten over een dekkende zorgstructuur voor de 0-4 jarigen. Het onderwerp staat in verschillende gemeenten wel op de agenda. Preventie en vroegtijdige signalering is een belangrijk thema en om voldoende zicht te krijgen op de ontwikkelingen van de zorgstructuren van 0 – 4 jarigen is het van belang om bij een volgende meting dit onderdeel mee te nemen.
Kenmerken zorgstructuur 0-4 jaar
Toelichting op kenmerken zorgstructuur 0-4 jaar De leeftijdsgroep 0-4 jaar is vaak onderdeel van een zorgstructuur voor een bredere leeftijdscategorie, bijvoorbeeld 0-12 of 0-23. Daarom wordt in deze paragraaf eerst ingegaan op de leeftijdsgroep die door de betreffende zorgstructuur geholpen wordt. Vervolgens wordt alleen voor de specifieke doelgroep 0-4 jaar ingegaan op de deelnemers en vaste participanten van de zorgstructuur. Als een zorgteam voor een bredere doelgroep is opgezet, zitten er namelijk ook vaak partijen aan tafel die niet relevant zijn voor de leeftijdsgroep 0-4.
Beschikbare gegevens In figuur 5 is vermeld dat de opzet en vorm van een bredere zorgstructuur dan 0 - 4 jaar per gemeente kan verschillen voor wat betreft de leeftijdscategorieën die men gebruikt. Het aantal maal dat een andere leeftijdscategorie wordt gebruikt staat weergeven in figuur 6.
20
Monitor Jeugdconvenanten Jeugdbeleid-Jeugdzorg Gelderland
Spectrum CMO
Eén gemeente (Lochem) heeft hiervoor aangegeven dat de groep 0 - 4 opgaat in de groep 0 - 12 of 0 – 23 jaar, deze gemeente is aan beide groepen in de figuur toegerekend, waardoor het totaal aantal ‘andere vormen van zorgstructuur dan 0-4 jaar’ uitkomt op 26 zorgstructuren in plaats van de in de kaart genoemde 25 gemeenten. Van de 25 gemeenten waarbij de 0 - 4 jarigen zijn opgenomen in een andere zorgstructuur, gaat het in veertien gemeenten om de leeftijdsgroep 0-12 jaar (12- netwerken). Bij vier gemeenten valt de groep binnen de totale leeftijdsgroep jeugdigen van 0-23 jaar.
Aantal andere zorgstructuren waarin de doelgroep 0-4 jaar is opgenomen
1 5
Leeftijdsgroep 0-6 Leeftijdsgroep 0-12
1 Leeftijdsgroep 0-18 4
14
1
Leeftijdsgroep 0-23 Onbekende leeftijdgroep Anders
Figuur: 6
Uit figuur 6 blijkt dat wanneer de zorgstructuur gericht is op een bredere leeftijdsgroep er meer partijen/ organisaties deel uit maken van de zorgstructuur. Dit is logisch maar vraagt van partijen veel discipline om een goed onderscheid te maken tussen het uitwisselen van signalen en het bespreken van casuïstiek Vooral het laatste vraagt veel deskundigheid van de deelnemers waarbij men een aantal voorwaarden (informeren ouders, privacy, etc) in acht moet nemen om tot een efficiënte bespreking te komen. Het gaat dan vooral om de voorbereiding van de indicatiestelling. In hoeverre de zorgstructuren met meer participanten efficiënter werken is een ander aspect. Dit is nu niet onderzocht en is misschien een onderwerp voor de volgende monitor. In de acht Gelderse zorgteams die zich specifiek richten op 0 tot 4 jarigen zijn verschillende organisaties vertegenwoordigd. Uit figuur 7 blijkt dat de peuterspeelzaal en het consultatiebureau (thuiszorgorganisatie) in bijna alle zorgteams 0 – 4 vertegenwoordigd zijn. Ook MEE, het onderwijs en de kinderdagopvang zijn in de helft van de zorgteams vertegenwoordigd.
Spectrum CMO
Monitor Jeugdconvenanten Jeugdbeleid-Jeugdzorg Gelderland
21
Aantal vaste participanten in de 8 zorgteams 0-4 jaar Sociaal cultureel werk/jongerenwerk Zozijn MEE/integrale vroeghulp GGD Welzijnsorg Bureau Jeugdzorg Gelderland Gemeente Onderwijs Maatschappelijk werk Consultatiebureau/thuiszorgorganisatie Kinderdagopvang Peuterspeelzaal 0
1
2
3
4
5
6
7
Figuur: 7
Bij kenmerken zorgstructuur 0–4 jaar gaat het om het aantal deelnemende partijen, verwijsof signaleringsprotocollen en of er gewerkt wordt met vaste contactpersonen. Uit het onderzoek van Spectrum blijkt dat de zorgstructuren van 0-4 jaar of varianten daarop, werken met een vaste groep deelnemers zoals peuterspeelzalen/ kinderopvang, BJz, JGZ (consultatiebureau). Hierbij is niet gekeken naar de aanwezigheid van signalerings- en verwijsprotocollen. Meerwaarde monitoren kenmerken van de zorgstructuur 0-4 jaar De monitor laat zien dat de wijze waarop de voorschoolse voorzieningen voor de leeftijdscategorie 0–4 jaar aangesloten zijn op een multidisciplinair team variëren in vorm en opzet. Met uitzondering van de regio Midden-IJssel en Oost-Veluwe beschikken nog niet alle gemeenten over een dekkende zorgstructuur van 0–4 jaar of hebben zij niet op de vragenlijst gereageerd. Daarnaast worden kinderen met speciale problematiek zoals ontwikkelingsachterstand besproken in de teams van Integrale Vroeghulp. We gaan er vanuit dat er tussen de lokale netwerken en de teams Integrale Vroeghulp gegevens worden uitgewisseld omdat BJz één van de kernpartners is in beide teams. Verder laat de monitor zien dat er veel aandacht is voor deze leeftijdsgroep en dat de bespreking ervan plaatsvindt in bredere netwerken (0–6, 0–12, 0–18 en 0–23 jaar). Daarnaast vindt bespreking plaats in de buurtnetwerken. Een bekende zorgstructuur is: ‘Kijk op Kleintjes’ dat zich in de gemeente Nijmegen specifiek richt op de leeftijdscategorie 0-4 jaar. Bij de eerste meting van de zorgstructuren 0-4 ging het vooral om de aanwezigheid van zorgteams met zorg voor de 0-4 jarigen. De kenmerken van een zorgstructuur 0-4 jaar zeggen echter meer over de kwaliteit van zorgteams dan alleen de aanwezigheid. Daarom is het aan te raden om bij een volgende monitor specifieker op de kenmerken van zorgteams in te gaan. Bij het selecteren van de juiste kenmerken kan gebruik worden gemaakt van het Gelders kader onderwijs-zorgstructuur. In dit kader zijn op negen aandachtspunten minimale kwaliteitseisen geformuleerd. Het gaat daarbij om: samenstelling, borging, resultaatmeting,
22
Monitor Jeugdconvenanten Jeugdbeleid-Jeugdzorg Gelderland
Spectrum CMO
strategische regie, casusregie, registratie, overdracht van casussen/kinderen, procedurele werkwijze en inhoudelijke werkwijze.
Samenwerking JGZ-GGD In verband met de doorgaande zorglijn draagt het consultatiebureau, als kinderen hier voor het laatst zijn geweest, de gegevens over naar de afdeling jeugdgezondheidszorg van de GGD. Dit is de zogenaamde ‘warme overdracht’ en heeft als doel om zorgkinderen bijtijds bekend te laten zijn bij de GGD en het onderwijs. In het kader van de zorgstructuur van 0–4 jarigen en doorgaande zorglijn hebben we de afdeling Jeugdgezondheidszorg van de stichting Thuiszorg en GGD in Gelderland gevraagd naar hun samenwerkingsactiviteiten op dit terrein.
Integraal kinddossier Alle responderende JGZ organisaties werken met een integraal kinddossier 0-19. Eén organisatie heeft de vraag niet beantwoord. In het integraal kinddossier wordt de gezinssituatie genoteerd en de ontwikkeling van het kind bijgehouden vanaf de geboorte tot 19 jaar. De consultatiebureaus volgen de ontwikkeling van een kind en noteren ook nu al signalen en vragen op het gebied van opvoeding en gedrag van een kind. De bedoeling is om in 2008 de papieren versie om te zetten in een elektronisch kinddossier.
Huisbezoeken Drie van de zeven organisaties gaan twee maal op huisbezoek, de andere vier beperken zich tot één keer, waarbij één aangeeft op verzoek een tweede huisbezoek af te leggen. Alle organisaties geven aan eventueel extra huisbezoeken of huisbezoeken op verzoek van derden af te leggen. Extra huisbezoeken worden afgelegd bij lichamelijke of psychosociale problemen, zoals opvoedingsproblemen, overgewicht, huilen etc. De tijd op het consultatiebureau is hiervoor meestal onvoldoende, zodat een huisbezoek geïndiceerd is.
Overdracht JGZ-GGD Eén organisatie geeft aan dat het aantal warme overdrachten niet wordt geregistreerd en moeilijk in schatten is. Vier organisaties schatten dat het percentage warme overdrachten tussen de 10 en 15% ligt, waarbij één organisatie schat dat het in stedelijke gebieden 15% zal zijn en in niet stedelijke gebieden 10%. Eén organisatie geeft aan alle risicogezinnen in principe ‘warm’ over te dragen, in 2006 betrof dit 18% van alle 4-jarigen die overgedragen werden. Verder geeft één organisatie aan geen overdracht te doen, aangezien zij de hele doelgroep tot 19 jaar bedienen. Buiten deze organisatie geven alle JGZ organisaties aan afspraken te hebben met de GGD over een doorgaande zorglijn, deze afspraken zijn bij vier organisaties vastgelegd in een protocol. Hiervoor bestaat in twee gevallen een vaste contactpersoon, en een maal een vast ‘team’. Twee organisaties geven aan, tevreden te zijn over de afspraken, geen enkele organisatie is ontevreden. Zonodig worden afspraken aangepast, wel wordt door één organisatie aangegeven dat er onvoldoende tijd is voor een warme overdracht, en dat afspraken onvoldoende ingebed zijn.
Spectrum CMO
Monitor Jeugdconvenanten Jeugdbeleid-Jeugdzorg Gelderland
23
Conclusies en aanbevelingen Conclusies Zoals het schema laat zien is er een breed palet van zorgstructuren van 0–4 jaar dat bestaat uit regionale teams Integrale Vroeghulp en lokale zorgnetwerken van 0–4 jaar. Ook het aantal participanten varieert enorm. Kinderen, maar ook hun ouders die in een dreigende (achterstands) situatie terechtkomen hebben extra aandacht nodig. Dit kan door gebruik te maken van voorzieningen zoals het consultatiebureau, de voorschool en de peuterspeelzaal/kinderopvang. De hoeveelheid aan voorzieningen dat zich richt op kinderen draagt tevens het risico in zich dat het mis kan gaan wanneer problemen niet tijdig met elkaar worden afgestemd. Zorgstructuren (0-4 jaar) zijn bedoeld om signalen bij elkaar te leggen en op basis van een aantal gezamenlijke kenmerken een integrale aanpak af te spreken. De overdracht van risicokinderen is hierbij een belangrijk onderdeel en de rapportage laat zien dat de Jeugdgezondheidszorg (Consultatiebureau – GGD) hier veel aandacht voor heeft. De eerste inventarisatie was vooral op de aanwezigheid van zorgteams gericht. De aanwezigheid van zorgstructuren is makkelijker te monitoren dan de kwaliteit daarvan. Bij een volgende monitor moet daarom goed gekeken worden naar de kenmerken die nodig zijn om uitspraken over de kwaliteit te kunnen doen. Aanbeveling richting gemeenten Zoals uit het overzicht blijkt, beschikken nog niet alle gemeenten over een zorgstructuur 0–4 jaar. In verband met het belang van vroegsignalering en het voorkomen van maatschappelijke uitval op latere leeftijd adviseren wij deze gemeenten actief beleid te ontwikkelen met betrekking tot brede ketenzorg.
24
Monitor Jeugdconvenanten Jeugdbeleid-Jeugdzorg Gelderland
Spectrum CMO
Thema 3: Onderwijs-zorgstructuur primair onderwijs
Inleiding Doel van het thema is dat alle onderwijsvoorzieningen voor primair onderwijs in 2007 onderdeel uitmaken van een onderwijs-zorgstructuur. Met een goede onderwijs-zorgstructuur wordt vroegtijdige en adequate ondersteuning en/of doorverwijzing van leerlingen met psychosociale problemen bevorderd, waardoor uitval uit regulier onderwijs wordt voorkomen. Tevens zorgt een effectieve zorgstructuur voor een vermindering van beroep op zwaardere en/of gedwongen vormen van jeugdzorg. De regie bij het initiëren en onderhouden van Zorg Advies Teams ligt bij de gemeente in het kader van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO), maar wel in samenwerking met het onderwijs. Provincie is verantwoordelijk voor bestuurlijke afspraken over aard en omvang van de inzet Bureau Jeugdzorg in relatie tot deze zorgnetwerk(-en). Criterium bij dit thema is de ‘onderwijs-zorgstructuur PO per gemeente/dekkingsgraad ZAT’s’. Er is hierbij onderscheid gemaakt tussen Zorg Advies Teams en andersoortige onderwijszorgstructuren (bijvoorbeeld lokale netwerken). Uitgangspunt is een (bovenschoolse) zorgstructuur waar alle scholen primair onderwijs toegang tot hebben. Spectrum heeft in opdracht van de provincie geïnventariseerd hoe ver gemeenten en scholen zijn in de opzet en uitvoering van Zorg Advies Teams of gelijkwaardige onderwijszorgstructuren. De resultaten van dit onderzoek zijn beschreven in de rapportage ‘Aanwezigheid onderwijs-zorgstructuren in Gelderland’5.
Dekkingsgraad onderwijs-zorgstructuur PO per gemeente
Toelichting op de onderwijs-zorgstructuur primair onderwijs De aan- of afwezigheid van een Zorg Advies Team of gelijkwaardige onderwijszorgstructuren in het primair onderwijs is de belangrijkste en makkelijkst meetbare indicator op dit thema.
Beschikbare gegevens Spectrum heeft in opdracht van de provincie in het najaar van 2007 geïnventariseerd hoe ver gemeenten en scholen zijn in de opzet en uitvoering van Zorg Advies Teams of gelijkwaardige onderwijs-zorgstructuren. De gegevens voor de dekkingsgraad zijn verkregen door kennis vanuit de regioplatforms en de informatie vanuit Spectrum. Waar nodig is aan scholen en/of gemeenten de stand van zaken gevraagd. In figuur 8 is de onderwijs-zorgstructuur voor het primair onderwijs in Gelderland in 2007 per gemeente in beeld gebracht. Zichtbaar wordt in welke gemeenten Zorg Advies Teams functioneren, in welke gemeente een andere zorgstructuur functioneert, in welke gemeente de zorgstructuur nog in ontwikkeling is en welke gemeente nog geen concrete stappen heeft ondernomen. In een aantal gemeenten start het Zorg Advies Team per 1 januari 2008. Deze
5
notitie ‘Aanwezigheid onderwijs-zorgstructuren in Gelderland. Spectrum december 2007’
Spectrum CMO
Monitor Jeugdconvenanten Jeugdbeleid-Jeugdzorg Gelderland
25
gemeenten staan in de kaart ingekleurd als gemeenten met een dekkende onderwijszorgstructuur.
Figuur: 8
Uit de evaluatie blijkt dat in 39 (70%) van de 56 Gelderse gemeenten momenteel bovenschoolse Zorg Advies Teams functioneren waar alle primair onderwijsscholen toegang tot hebben. In tien gemeenten (18%) functioneert een andere zorgstructuur (bijvoorbeeld lokaal zorgnetwerk 12- en zorgnetwerken 0 tot 19 jaar). Dit betekent dat in zeven gemeenten nog geen zorgstructuur gerealiseerd is waar alle scholen voor primair onderwijs toegang toe hebben. In drie van deze gemeenten is op dit moment nog geen onderwijszorgstructuur op bovenschools niveau; bij de overige vier gemeenten is de huidige zorgstructuur nog niet voor alle scholen toegankelijk. In de gemeenten zonder dekkende zorgstructuur is een ontwikkeltraject ingezet. Alleen de gemeente Geldermalsen heeft nog geen concrete stappen ondernomen.
Verschillen tussen Gelderse regio’s In de regio’s Nijmegen, Achterhoek en de West-Veluwe is er een hoge dekkingsgraad van Zorg Advies Teams primair onderwijs. In (vrijwel) alle gemeenten in deze regio’s is een bovenschools Zorg Advies Team aanwezig. In de regio Arnhem hebben acht gemeenten een Zorg Advies Team en in twee gemeenten functioneert een andere zorgstructuur. In de gemeente Arnhem is de bovenschoolse zorgstructuur waar alle scholen toegang tot hebben, nog in ontwikkeling. In de regio’s Noord-Veluwe, Oost-Veluwe en Rivierenland zijn er zowel gemeenten met een Zorg Advies Team als gemeenten die voor een andere zorgstructuur hebben gekozen. In beide gemeenten van de regio Midden-IJssel functioneert een andere zorgstructuur. In beide gemeenten loopt een verbetertraject om de onderwijs-zorgstructuur beter af te stemmen op behoefte van de scholen.
26
Monitor Jeugdconvenanten Jeugdbeleid-Jeugdzorg Gelderland
Spectrum CMO
Voortgang 2006-2007 In 2007 zijn er meer gemeenten met een Zorg Advies Team en minder gemeenten met een andere onderwijs-zorgstructuur in vergelijking met 2006. Het aantal gemeenten waar geen volledige zorgstructuur functioneert, is ook verminderd. Opgemerkt dient te worden dat bij de inventarisatie van 2007 een scherpere definitie wordt gehanteerd voor de dekkingsgraad. Gekeken is naar zorgstructuren waar álle scholen primair onderwijs in de gemeente toegang toe hebben; in de inventarisatie van 2006 is vooral gekeken of er in de gemeente een onderwijs-zorgstructuur functioneerde.
Dekkingsgraad onderwijs-zorgstructuur Primair Onderwijs 40 30 2006 2007
20 10 0 Zorg Advies Teams Andere onderwijszorgstructuur
Geen zorgstructuur
Figuur: 9
Op basis van de met gemeenten afgesloten regionale convenanten jeugdbeleid-jeugdzorg was de verwachting dat 100% dekking eind 2007 haalbaar was. Uit de inventarisatie blijkt dat in 49 van de 56 Gelderse gemeenten eind 2007 een onderwijs-zorgstructuur functioneert waar alle scholen toegang tot hebben en/of actief in participeren. Dit betekent dat Gelderland in 2007 voor het primair onderwijs een dekking heeft van 88%. Zes gemeenten (Tiel, Culemborg, Maasdriel, Neerijnen, Buren en Arnhem) zijn actief bezig om Zorg Advies Teams in en om het primair onderwijs in 2008 op te richten. De gemeente Geldermalsen oriënteert zich momenteel hoe naast de zorgbegeleiding per school een bovenschools zorgteam kan functioneren. Het is de bedoeling om het bestaande zorgnetwerk 12+ uit te breiden naar 12- waar dan ook het primair onderwijs op aan kan sluiten. Dit betekent dat na realisatie van een dekkende bovenschoolse zorgstructuur in alle gemeenten waar de ontwikkelingen in gang zijn gezet, de dekkingsgraad in de loop van 2008 op 100% zal liggen. Zie ook thema 7: toegankelijkheid en toeleiding. Meerwaarde monitoren dekkingsgraad onderwijs-zorgstructuur PO per gemeente Met behulp van de monitor meten we de dekkingsgraad van de zorgstructuren in het primair onderwijs. Het laat de voortgang zien in realisatie van de Zorg Advies Teams, evenals de verschillen tussen regio’s in de gekozen vorm van de onderwijs-zorgstructuren. Het maakt duidelijk dat Gelderland er goed voor staat maar dat er in een aantal regio’s nog extra geïnvesteerd moet worden. Dit proces is inmiddels in gang gezet. Voor 2008 staat een nieuwe inventarisatie gepland. Nadat 100% is gerealiseerd, kan het accent van het monitoren van de onderwijs-zorgstructuren meer komen te liggen op de kwalitatieve aspecten en de resultaten van de aanwezige onderwijs-zorgstructuren.
Spectrum CMO
Monitor Jeugdconvenanten Jeugdbeleid-Jeugdzorg Gelderland
27
Conclusies en aanbevelingen In 49 van de 56 gemeenten in Gelderland functioneerde eind 2007 een onderwijszorgstructuur waar alle scholen toegang tot hebben en/ of actief in participeren. Dat zegt nog niets over de kwaliteit van deze zorgteams. In het Gelders kader onderwijszorgstructuur6 zijn op negen aandachtspunten minimale kwaliteitseisen geformuleerd. In een volgende monitor kan naast de aanwezigheid van zorgstructuren daarom ook gekeken worden naar de kwaliteit van de onderwijs-zorgstructuren.
6
Spectrum, Gelders kader onderwijs-zorgstructuur, april 2007
28
Monitor Jeugdconvenanten Jeugdbeleid-Jeugdzorg Gelderland
Spectrum CMO
Thema 4: Onderwijs-zorgstructuur voortgezet onderwijs
Inleiding De provincie heeft met alle Gelderse gemeenten afspraken gemaakt over het opzetten en/of onderhouden van een onderwijs-zorgstructuur in het voortgezet onderwijs. De provincie heeft zich daarbij als doel gesteld dat alle onderwijsvoorzieningen voor voortgezet onderwijs in 2007 beschikken over een Zorg Advies Team (ZAT). Doelen van een ZAT zijn over het algemeen: het ondersteunen van de schoolinterne leerlingenzorg, het vroegtijdig signaleren van leerlingen met psychosociale problemen en (indien nodig) toeleiden naar benodigde vormen van ondersteuning en zorg. Tevens zorgt een effectieve zorgstructuur voor een vermindering van beroep op zwaardere en/of gedwongen vormen van jeugdzorg en vermindering van het aantal schoolverlaters. De gemeenten hebben de regie bij het opzetten en vormgeven van de onderwijs-zorgstructuur. Provincie is verantwoordelijk voor bestuurlijke afspraken over aard en omvang van de inzet Bureau Jeugdzorg in relatie tot deze onderwijszorgstructuren. Criterium bij dit thema is de ‘onderwijs-zorgstructuur VO per gemeente/dekkingsgraad ZAT’s’. Er is hierbij onderscheid gemaakt tussen Zorg Advies Teams en andersoortige onderwijs-zorgstructuren (bijvoorbeeld lokale netwerken). Spectrum heeft in opdracht van de provincie in het najaar van 2007 geïnventariseerd hoe ver gemeenten en scholen zijn in de opzet en uitvoering van Zorg Advies Teams of gelijkwaardige onderwijs-zorgstructuren in het voortgezet onderwijs7. De gegevens voor de dekkingsgraad zijn verkregen door kennis vanuit de regioplatforms en de informatie vanuit Spectrum. Waar nodig is aan scholen en/of gemeenten de stand van zaken gevraagd.
Dekkingsgraad onderwijs-zorgstructuur VO per gemeente
Toelichting op de dekkingsgraad onderwijs-zorgstructuur Voortgezet onderwijs De aan- of afwezigheid van een Zorg Advies Team of gelijkwaardige onderwijszorgstructuren in het voortgezet onderwijs is de belangrijkste en makkelijkst meetbare indicator op dit thema. De regie bij het initiëren en onderhouden van Zorg Advies Teams ligt bij de gemeente in het kader van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO), maar wel in samenwerking met het onderwijs.
Beschikbare gegevens Voor het voortgezet onderwijs zijn Zorg Advies Teams per school georganiseerd. Bij zeer grote scholen met meerdere locaties, die bovendien geografisch verspreid liggen, zijn er op locatieniveau Zorg Advies Teams. In het voortgezet onderwijs functioneert in 2007 op alle scholen in Gelderland (43 gemeenten) een onderwijs-zorgstructuur. Het Zorg Advies Team is verreweg de meest voorkomende vorm van samenwerking tussen VO-scholen en externe instellingen; in 41 gemeenten zijn Zorg Advies Teams opgezet (=95%). In twee Gelderse gemeenten (Hattem en Heerde) functioneert een ander type onderwijs-zorgstructuur (=5%). 7
notitie ‘Aanwezigheid onderwijs-zorgstructuren in Gelderland. Spectrum december 2007’
Spectrum CMO
Monitor Jeugdconvenanten Jeugdbeleid-Jeugdzorg Gelderland
29
Niet in alle Gelderse gemeenten is het voortgezet onderwijs vertegenwoordigd; in dertien gemeenten zijn geen VO-scholen gevestigd. Gemeenten zonder voortgezet onderwijs hebben ook een verantwoordelijkheid voor problemen en begeleiding van hun jonge inwoners. Leerlingen afkomstig uit deze gemeenten worden besproken in de aanwezige onderwijszorgstructuren op hun scholen. In gemeenten zonder VO-scholen functioneren veelal andere type zorgnetwerken.
Voortgang 2006-2007 In 2007 zijn er meer VO-scholen met een Zorg Advies Team en minder scholen met een andersoortige onderwijs-zorgstructuur in vergelijking met 2006. Dekkingsgraad onderwijs-zorgstructuur Voortgezet Onderwijs 50 40 30
2006 2007
20 10 0 Zorg Advies Teams
Andere onderwijszorgstructuur
Figuur: 10
Meerwaarde monitoren dekkingsgraad onderwijs-zorgstructuur VO De meting laat zien dat voor het voortgezet onderwijs (VO) alle gemeenten beschikken over Zorg Advies Teams (in en om voortgezet onderwijs). Veelal is per VO-locatie een Zorg Advies Team beschikbaar, afhankelijk van het aantal en type leerlingen per schoollocatie en de geografische spreiding. Het resultaat van 100% is reeds in 2006 behaald en gecontinueerd. De dekkingsgraad van 100% voor het voortgezet onderwijs in Gelderland is en blijft wenselijk. Het regelmatig monitoren van dit onderdeel kan er toe bijdragen dat vroegtijdige signalering en efficiënte toeleiding naar zorg een actueel thema voor het onderwijs blijft. In de volgende monitor moeten dan ook meer kwalitatieve aspecten meegenomen worden. Conclusies en aanbevelingen Uit het gegeven dat op alle VO-scholen een Zorg Advies Team functioneert, mag niet afgeleid worden dat daarmee kwalitatief gelijkwaardige onderwijs-zorgstructuren zijn gerealiseerd. Op grond van de gegevens uit de inventarisatie kunnen geen uitspraken worden gedaan over het functioneren van de teams. In diverse gemeenten zijn echter wel plannen om de kwaliteit van de Zorg Advies Teams te verbeteren. Het accent in de monitor kan in het vervolg meer komen te liggen op het monitoren van de kwalitatieve aspecten en de resultaten van de aanwezige onderwijs-zorgstructuren. Hiervoor kunnen de minimale kwaliteitseisen worden gebruikt die in het Gelders kader onderwijs-zorgstructuren staan.
30
Monitor Jeugdconvenanten Jeugdbeleid-Jeugdzorg Gelderland
Spectrum CMO
Thema 5: Voortijdig schoolverlaten
Inleiding Convenantthema 5 heeft betrekking op voortijdig schoolverlaten. Voortijdig schoolverlaten is voor de Nederlandse overheid een belangrijk thema, ook omdat hier in Europa afspraken over zijn gemaakt. Het aantal voortijdig schoolverlaters moet omlaag en het aantal mensen met een startkwalificatie moet omhoog. Om dit thema meetbaar te maken, wordt in de volgende paragrafen een beeld geschetst van het aantal voortijdig schoolverlaters (VSV’ers) per regio. Het gaat hierbij om het absolute aantal. Daarnaast is ook gekeken naar het relatieve aantal voortijdig schoolverlaters. Naast de afname van het aantal voortijdig schoolverlaters is het aantal herplaatste leerlingen (naar bestemming) belangrijk bij dit thema. De gegevens over voortijdig schoolverlaten worden op regioniveau geregistreerd door de RMC’s en zijn in het Model RMC-functie schooljaar 2005/2006 gerapporteerd aan de provincie. Samengevat zijn de criteria voor het convenantthema voortijdig schoolverlaten: Absoluut aantal voortijdig schoolverlaters per regio Relatief aantal voortijdig schoolverlaters Het aantal herplaatste leerlingen (naar bestemming)
Aantal (herplaatste) voortijdig schoolverlaters
Inleiding In Nederland geldt de leerplicht tot en met het schooljaar waarin de jongere 16 wordt. Daarop volgt gelijk de kwalificatieplicht. Hiermee wordt de leerplicht verlengd tot de dag dat een jongere zijn startkwalificatie heeft gehaald, of tot de dag dat een jongere 18 wordt. Een startkwalificatie is een Havo-, VWO-, of MBO niveau 2, 3, of 4- diploma. Voortijdige schoolverlaters in deze categorie moeten worden gemeld bij de afdeling leerplicht van een gemeente. Als jongeren vanaf de dag dat ze 18 zijn van school af gaan zonder een startkwalificatie dan moeten de scholen hen melden bij het RMC. Alle gemeenten participeren in één van de RMC-regio’s in Nederland. Het RMC registreert de voortijdig schoolverlaters en probeert ervoor te zorgen dat zij via een passend traject alsnog (onderwijs, werk of een combinatie daarvan) een startkwalificatie kunnen behalen. Het Rijk is bezig om met de RMC-regio’s convenanten af te sluiten over het terugdringen van het aantal voortijdig schoolverlaters.
Beschikbare gegevens De RMC’s registreren het aantal VSV’ers en het aantal herplaatste VSV’ers per RMC regio. Dit wordt in figuur 11 gepresenteerd. In de provincie Gelderland gaat het in het schooljaar 20052006 om 5.751 nieuw gemelde voortijdig schoolverlaters. De totale groep (nieuw gemelde en reeds geregistreerde) voortijdig schoolverlaters in de Gelderse RMC-regio’s bedraagt 7.795, dit is 2,9% van de 270.948 jongeren tussen de 12 en 22 jaar. Tot de Gelderse RMC-regio’s behoren ook de niet Gelderse gemeenten Mook en Middelaar, Renswoude, Rhenen, Veenendaal en Zeewolde. De tot de regio Stedendriehoek behorende gemeenten Deventer en Olst-Wijhe zijn in deze rapportage niet meegenomen. De Gelderse gemeenten Hattem,
Spectrum CMO
Monitor Jeugdconvenanten Jeugdbeleid-Jeugdzorg Gelderland
31
Heerde en Nijkerk zijn geen onderdeel van een Gelderse RMC regio. Tenslotte is de gemeente Millingen aan de Rijn in de rapportage wel meegenomen in de regio Nijmegen, maar heeft de gemeente geen gegevens aangeleverd. In het schooljaar 2005-2006 zijn in Gelderland 4.623 VSV’ers herplaatst. Vergeleken met het cijfer uit de RMC-rapportages schooljaar 2004/05 is dit aantal gestegen (was 3.684). Van de totale groep voortijdig schoolverlaters is 59% herplaatst in Gelderland, dit ligt 7% hoger dan in het schooljaar ervoor. In de regio Nijmegen valt op dat het aantal herplaatste VSV’ers groter is dan het aantal voortijdig schoolverlaters. In de regio Noordwest Veluwe worden daarentegen weinig schoolverlaters herplaatst, terwijl het aantal VSV’ers daar rond het Gelders gemiddelde ligt. In de regio Stedendriehoek is het kleinste aantal VSV’ers geregistreerd.
Aantal (herplaatste) VSV'ers naar RMC-regio over schooljaar 2005/2006 1.600 1.200 800 400
rd w es tV el uw St e ed en dr ie ho ek Ri vi er en la nd Ge ld er se Va l le i
No o
Ni jm eg en
Ar nh em
Ac ht e
rh oe k
0
Aantal VSV'ers
Aantal herplaatste VSV'ers
Figuur: 11
Uit tabel 4 blijkt dat het aantal VSV’ers over drie schooljaren geen eenduidig beeld laat zien. In de helft van de regio’s stijgt het aantal voortijdig schoolverlaters over de laatste twee jaar, terwijl in de andere helft van de regio’s het aantal afneemt. In de regio Nijmegen is de trend een dalende, terwijl in de regio Arnhem en Rivierenland het aantal VSV’ers ieder jaar stijgt. Het algemene beeld over de regio’s geeft echter een stijging van het aantal VSV’ers met 28% ten opzichte van het schooljaar 2003-2004 aan. Aantal VSV'ers
Achterhoek Arnhem Nijmegen Noordwest Veluwe Stedendriehoek Rivierenland Gelderse Vallei Totaal Regio's
2003-2004
2004-2005
2005-2006
930 948 1.717 578 790 5458 564 6.072
1.148 1.042 1.575 530 809 1.023 974 7.101
975 1.474 1.316 982 795 1.298 955 7.795
Tabel: 4
8
Onderrapportage van aantal VSV’ers doordat 16+ ers geregistreerd zijn, door 80% van instellingen
32
Monitor Jeugdconvenanten Jeugdbeleid-Jeugdzorg Gelderland
Spectrum CMO
De onderverdeling naar leeftijd laat zien dat VSV’ers in de leeftijdscategorie 12 tot en met 15 jaar het meest worden herplaatst (72%). Van de 16 jarigen en de 17 tot en met 22 jarigen wordt nog ruim de helft herplaatst, respectievelijk 54% en 51%.
Aantal (herplaatste) VSV'ers naar leeftijd over schooljaar 2005/2006 7.000
5%
6.000 4% 5.000 3%
4.000 3.000
2%
2.000 1% 1.000 0
0% 12 t/m 15 jaar
16 jaar
17 t/m 22 jaar
Aantal VSV'ers Aantal herplaatste VSV'ers % VSV'ers in leeftijdscategorie op 1 januari 2005 Figuur: 12
De herplaatsingen naar doelbestemming worden ook door de RMC’s geregistreerd. De totalen hiervan wijken echter af van de aantallen herplaatste VSV’ers in de eerste figuur.
Herplaatsingen Naar onderwijs Buiten onderwijs Totaal
Achter hoek 205
Arnhem 768
492
387 592
251 1.019
537 1.029
Nijmegen
Noordwest Veluwe 134
Stedendriehoek 159
Rivieren land 402
Gelderse Vallei 242
Totaal Gelderse regio’s 2.402
0 134
218 377
223 625
301 543
1.917 4.319
Tabel: 5
Van alle herplaatsingen wordt in de Gelderse regio’s 56% van de VSV’ers naar het onderwijs herplaatst; het overige deel wordt buiten het onderwijs herplaatst (44%). Uit tabel 5 blijkt dat de RMC regio’s Arnhem, Noordwest Veluwe en Rivierenland meer dan de helft van de herplaatsingen binnen het onderwijs realiseren. Binnen het onderwijs komt het grootste deel van de herplaatste leerlingen terecht in niveau 2 tot 4 van een Beroepsopleidende Leerweg (BOL). Opvallend is het grote percentage herplaatsingen naar het VMBO in de regio Achterhoek.
Spectrum CMO
Monitor Jeugdconvenanten Jeugdbeleid-Jeugdzorg Gelderland
33
Herplaatste VSV'ers naar regio en onderwijsbestemming schooljaar 2005/2006 100%
80% Overig onderwijs Volwasseneneducatie BBL en praktijkonderwijs BOL niveau 2-4 BOL niveau 1 bovenbouw HAVO/VWO bovenbouw VMBO onderbouw VO
60%
40%
20%
Ac ht er ho ek Ar nh em No Ni jm or dw eg en es tV St el ed uw en e dr ie h oe Ri vi k er e n Ge la ld nd er se Va lle i
0%
Figuur: 13
In de RMC regio Noordwest Veluwe wordt helemaal niet herplaatst naar trajecten buiten het onderwijs. In de regio Nijmegen is de herplaatsingbestemming van een kwart van de VSV’ers onbekend, deze leerlingen zijn opgenomen in de figuur herplaatst buiten het onderwijs, wat een enigszins vertekend beeld geeft over de verhouding herplaatst binnen versus buiten het onderwijs. Leerlingen in de RMC regio Nijmegen van wie de bestemming buiten het onderwijs bekend is, is slechts 27% van het totaal. Een gunstig teken is dat het grootste deel van de leerlingen die buiten het onderwijs herplaatst worden, instromen naar een baan. De herplaatsingen in de regio Stedendriehoek laten een ander beeld zien, 50% van de leerlingen die hun opleiding voortijdig verlaten wordt ingeschreven bij het CWI, dit is zelfs ruim 80% van de leerlingen die buiten het onderwijs worden herplaatst. Voor alle duidelijkheid, het gaat hier alleen om de cijfers van de subregio’s Apeldoorn en Zutphen.
34
Monitor Jeugdconvenanten Jeugdbeleid-Jeugdzorg Gelderland
Spectrum CMO
VSV'ers die in het schooljaar 2005/2006 buiten onderwijs herplaatst zijn naar regio 100% 80% Onbekend Anders Opvangvoorziening Baan CWI
60% 40% 20%
Ac ht er
ho ek
Ar nh em Ni No j m or eg dw en es tV St e lu ed w en e dr ie ho Ri ek vi er en Ge la nd ld er se Va lle i
0%
Figuur: 14
Meerwaarde monitoren aantal (herplaatste) VSV’ers De monitor roept voor het onderdeel registratie en verslaglegging van voortijdig schoolverlaten de nodige vragen op over de regio’s. De registratie van het aantal herplaatsingen verschilt in de paragrafen van de Model RMC-functie schooljaar 2005/2006. Het aantal herplaatste VSV’ers in figuur 13 ligt daardoor in een aantal regio’s lager dan het aantal herplaatsingen naar bestemming. Een verklaring hiervoor is dat een VSV’er meerdere keren herplaatst kan worden. In de regio Nijmegen is dit precies andersom; het aantal herplaatste VSV’ers is in figuur 13 groter dan bij de herplaatsingen naar bestemming. Een verklaring hiervoor is dat niet voor alle herplaatsingen de bestemming is geregistreerd. De regio Stedendriehoek kent het laagste aantal voortijdig schoolverlaters, uit de herplaatsingen naar bestemming blijkt echter dat deze VSV’ers het vaakst terechtkomen bij het CWI. Het aantal (herplaatste) VSV’ers over drie schooljaren laat geen eenduidig beeld zien, maar toont wel een algemene stijging van 28% ten opzichte van het schooljaar 2003-2004. In sommige regio’s stijgt het aantal (Arnhem en Rivierenland), wat kan liggen aan een betere registratie in de betreffende regio. In de regio Nijmegen daalt het aantal VSV’ers structureel. In de regio Achterhoek is het aantal in 2005-2006 gedaald ten opzichte van het jaar ervoor. Desondanks levert deze monitor nog niet de juiste gegevens op die een goed inzicht kan geven in het verloop van het aantal voortijdige schoolverlaters in de verschillende regio’s. Wat dat betreft zullen in de toekomst de landelijke cijfers op basis van één loket verzuim en vsv (IB-groep) meer betrouwbare gegevens opleveren. Conclusies en aanbevelingen De rapportages van de RMC’s worden ieder jaar kwalitatief beter. Toch zijn de gegevens nog niet op een zodanig niveau dat harde conclusies ten aanzien van het voortijdig schoolverlaten getrokken kunnen worden. In de paragraaf met verklaringen voor de cijfers wordt meestal een verklaring gegeven die betrekking heeft op de wijze en de kwaliteit van de registratie. De verschillen tussen de regio’s kunnen daarom onvoldoende inzichtelijk gemaakt worden. De registratie door de RMC’s zal verder verbeterd moeten worden. In samenwerking met de IB-groep wordt dit landelijk (pilotproject) opgepakt doordat RMC’s gebruik kunnen gaan maken van de bestanden met uitschrijvingen van de IB-Groep.
Spectrum CMO
Monitor Jeugdconvenanten Jeugdbeleid-Jeugdzorg Gelderland
35
Voor nog leerplichtige leerlingen is het wenselijk ook op gemeentelijk niveau te registeren om de effecten van gemeentelijk beleid inzichtelijk te kunnen maken. Daarbij is het interessant inzicht te bieden in de eventuele verschillen tussen grote en kleine gemeenten. Tenslotte schetst de huidige registratie geen compleet beeld over de provincie Gelderland. Tot de Gelderse RMC-regio’s behoren ook de niet Gelderse gemeenten Mook en Middelaar, Renswoude, Rhenen, Veenendaal en Zeewolde. De Gelderse gemeenten Hattem, Heerde en Nijkerk zijn geen onderdeel van een Gelderse RMC regio. Registraties, op gemeenteniveau, van de betreffende RMC’s, zouden hiervoor ook opgevraagd moeten worden. De gemeente Millingen aan de Rijn is in de rapportage wel meegenomen in de regio Nijmegen, maar heeft de gemeente geen gegevens aangeleverd.
36
Monitor Jeugdconvenanten Jeugdbeleid-Jeugdzorg Gelderland
Spectrum CMO
Thema 6: Pedagogische informatie, advisering en lichtambulante hulp
Inleiding Convenantthema 6 heeft betrekking op pedagogische informatie, advisering en lichtambulante hulp. Het doel van dit convenantthema is het realiseren van een toegankelijk, herkenbaar en genoegzaam aanbod voor jeugdigen en ouders met vragen over en ondersteuning bij opgroeien en opvoeden. Spectrum heeft in april 2007 in opdracht van de provincie Gelderland een inventarisatie uitgevoerd naar de stand van zaken van het gemeentelijk beleid op de vijf functies in het jeugdbeleid, grenzend aan de jeugdzorg. Het doel van de inventarisatie was om duidelijk te maken in hoeverre gemeenten er in geslaagd waren nieuw beleid te formuleren voor een sluitend aanbod op het terrein van opvoed- en opgroeihulp. Dit beeld varieert van gemeenten die op alle vijf functies of op een aantal functies beleid ontwikkeld hebben tot gemeenten die nog geen beleid ontwikkeld hebben. Waarom is aanscherping van het beleid op de vijf functies noodzakelijk? In de Wet op de Jeugdzorg en Wmo geeft de overheid aan welk aanbod de gemeente, als verantwoordelijke voor het jeugdbeleid voorafgaand aan de jeugdzorg, minimaal beschikbaar moet stellen voor kinderen, jeugdigen en opvoeders. De functies informatie, advies en lichtambulante hulp dienen voor alle opvoeders en jongeren in de gemeente op een laagdrempelige manier aangeboden te worden. De nieuw op te richten Centra voor Jeugd en Gezin is er primair voor opvoeders en jongeren en zal inzetten op de eerder genoemde functies. Om dit thema meetbaar te maken, wordt in de volgende paragrafen een beeld geschetst van het gemeentelijk beleid op de boven genoemde functies. Daarnaast is de aan- of afwezigheid van een gemeentelijk site voor ouders en jeugd en de aanwezigheid van multifunctionele centra zoals Centra voor Jeugd en Gezin (CJG), brede scholen en Kulturhusen in gemeenten als criterium gesteld. Van de drie gestelde criteria, het gemeentelijk plan ten aanzien van de OOG functies, een gemeentelijke site voor ouders en jeugd en de aanwezigheid van multifunctionele centra, zijn alleen over het eerste criterium provinciale gegevens beschikbaar.9 Over de laatste twee criteria kunnen wel gegevens verzameld worden, maar dit is niet haalbaar binnen de gestelde eisen van beschikbare of snel en eenvoudig te verzamelen informatie. Deze twee criteria worden in de beschrijving samengevoegd en wordt alleen geput uit de parate kennis van de schrijvers van dit rapport.
9
Deze gegevens zijn afkomstig uit het rapport: Nulmeting provinciaal project Gezin en opvoeding. Elise Roelofse (april 2007) Spectrum CMO Gelderland te Velp.
Spectrum CMO
Monitor Jeugdconvenanten Jeugdbeleid-Jeugdzorg Gelderland
37
Gemeentelijk plan op 5 OOG-functies
Toelichting op 5 functies in opvoed-, opgroei- en gezinsondersteuning (OOG) De 5 gemeentelijke functies in opvoed-, opgroei- en gezinsondersteuning zijn: 1. informatie; het informeren van ouders en kinderen over opvoeden en opgroeien en over het voorzieningenaanbod in de gemeente; 2. signalering; signalering van vragen die bij opvoeders en jongeren zelf al bestaan en het signaleren van problemen die zij zelf nog niet onderkennen; 3. toegang; de toegang tot het hulpaanbod moet overzichtelijk en bereikbaar zijn. Zowel hulpvragers en professionals moeten weten welke voorzieningen op lokaal niveau beschikbaar zijn en moeten, in geval van geïndiceerde jeugdzorg, een beroep kunnen doen op Bureau Jeugdzorg; 4. pedagogische hulp; kortdurende, vrij toegankelijke hulp (een divers aanbod van advisering en lichte hulpverlening) aan gezinnen op momenten dat de opvoeding dreigt te stagneren; 5. coördinatie; om te voorkomen dat bij gezinnen met meervoudige problematiek langs geïsoleerde lijnen ondersteuning of hulp wordt geboden, zal coördinatie en afstemming moeten plaatsvinden. Deze functies moeten volgens de overheid minimaal in het lokale domein aanwezig zijn om aansluiting op de geïndiceerde opvoed- en opgroeihulp te realiseren. De vijf functies zijn door de overheid gedefinieerd vanuit het perspectief van kinderen, jongeren en hun ouders. Van de gemeenten wordt verwacht dat zij de verschillende functies ontwikkelen, en zorg dragen voor samenhang. Zij moeten de samenhang regisseren, bijvoorbeeld door het organiseren van netwerken, multidisciplinaire voorzieningen, opvoedingssteunpunten en dergelijke.
Beschikbare gegevens Ten aanzien van het criterium gemeentelijk beleid op 5 functies in opvoed-, opgroei- en gezinsondersteuning (OOG) is gebruik gemaakt van het boven genoemde rapport van Spectrum (april 2007). In dit rapport wordt voortgebouwd op een rapport van Spectrum uit 200610. Hierin zijn de Gelderse gegevens (over 2003) uit een onderzoek door Regioplan Beleidsonderzoek11 geüpdate. In figuur 15 wordt per Gelderse jeugdzorgregio weergeven op hoeveel van de 5 OOGfuncties gemeenten gemiddeld een plan beschikbaar hebben (dit is van 44 van de 56 gemeenten bekend). In de jeugdzorgregio Midden-IJssel geven twee Gelderse gemeenten te kennen beleid op de vijf de OOG-functies te hebben ontwikkeld. In de Achterhoek worden in de acht regiogemeenten gemiddeld slechts 3 functies per gemeente vermeld.
10
Oog voor OOG-ondersteuning: opvoed-, opgroei- en gezinsondersteuning in Gelderse gemeenten. I.W. Derksen (juli 2006) Spectrum CMO Gelderland, Velp Opvoed-, opgroei- en gezinsondersteuning in gemeenten. Regioplan Beleidsonderzoek (augustus 2004) in opdracht van het Ministerie van VWS
11
38
Monitor Jeugdconvenanten Jeugdbeleid-Jeugdzorg Gelderland
Spectrum CMO
Gemiddeld aantal functies in opvoed-, opgroei- en gezinsondersteuning (maximaal 5) per gemeente (N=44) naar Gelderse jeugdzorgregio 5 4 3 2 1
Ac ht er ho ek
(8 ) Ar nh e m M id (7 de ) nIjs se l( 2) Ni jm eg No en or (5 d ) Ve lu w Oo e (5 st ) Ve lu w e Ri (5 vi er ) en la nd W es (7 tV ) el uw e (5 )
0
Gemiddeld aantal functies (in 2006) Figuur: 15
In het rapport van 2007 is onderzocht of gemeenten beleid hebben geformuleerd op (één of meer van) de vijf functies ofwel ten aanzien van de WMO of het preventief jeugdbeleid. Ten behoeve van de Nulmeting provinciaal project Gezin en opvoeding (Spectrum, 2007) is per Gelderse gemeente geïnventariseerd of beleid op dit terrein geformuleerd is. Hierbij is onderscheid gemaakt naar beleidsvoornemens en bestaand beleid op de 5 OOG-functies. Op basis van deze inventarisatie zijn van 20 gemeenten geen gegevens bekend, maar van 13 van deze gemeenten zijn op basis van het eerdere Spectrumrapport uit 200612 nog wel gegevens aanwezig. Deze 13 gemeenten zijn in de kaart opgenomen als gemeenten waarin uitvoering op één of meer van de OOG-functies plaatsvindt.
12
Oog voor OOG-ondersteuning: opvoed-, opgroei- en gezinsondersteuning in Gelderse gemeenten. I.W. Derksen (juli 2006) Spectrum CMO Gelderland, Velp
Spectrum CMO
Monitor Jeugdconvenanten Jeugdbeleid-Jeugdzorg Gelderland
39
Figuur: 16
Uit de kaart blijkt dat van slechts 7 Gelderse gemeenten geen gegevens zijn gevonden met betrekking tot de stand van zaken ten aanzien van opvoed-, opgroei- en gezinsondersteuning in 2007. In 43% van de Gelderse gemeenten (24 van de 56) is beleid op alle vijf functies geformuleerd. Meerwaarde monitoren gemeentelijke OOG functies De meting laat zien dat gemeenten druk bezig zijn met het verder uitwerken van de vijf functies. Met de oprichting van Centra voor Jeugd en Gezin wil de overheid dit proces versnellen en bereiken dat er meer samenhang komt in het jeugdbeleid. Bovendien moet dit een voorziening worden waar ouders, jongeren en professionals op een laagdrempelige manier terecht kunnen met vragen over opvoeden en opgroeien. Omdat het hier gaat om een functioneel groeimodel dat ook andere ontwikkelingen raakt zoals het Elektronisch Kinddossier, Verwijsindex en de verwevenheid met de lokale en regionale netwerken is het een ontwikkeling die zeker gevolgd moet worden. De huidige monitor geeft slechts een beperkt inzicht in de ontwikkelingen. Het provinciale project Gezin en Opvoeding heeft de opdracht om aan het eind van de projectperiode de stand van zaken opnieuw in beeld te brengen. Deze gegevens zijn bruikbaar voor een volgende monitor en laat zien hoe de Centra zich ontwikkeld hebben. Dit pleit er dan ook om de verdere voortgang te monitoren.
40
Monitor Jeugdconvenanten Jeugdbeleid-Jeugdzorg Gelderland
Spectrum CMO
Gemeentelijke site voor ouders en jeugd en de aanwezigheid van multifunctionele centra
Toelichting op aanwezigheid van gemeentelijke website en multifunctionele centra De aanwezigheid van een gemeentelijke website en multifunctionele centra voor ouders en jeugd kan de toegankelijkheid van pedagogische informatie, advisering en licht-ambulante hulp verbeteren. Het gaat om het realiseren van goede opvoedingsondersteuning die op een herkenbare plek voor iedereen toegankelijk is. Dit is één van de doelen van de op te richten Centra voor Jeugd en Gezin en daarmee de eerste lijn versterken. Er is geen blauwdruk voor de inrichting van de Centra voor Jeugd en Gezin; de initiatieven in de praktijk vormen het uitgangspunt13.
Beschikbare gegevens Ten aanzien van de criteria met betrekking tot een gemeentelijk site voor ouders en jeugd en de aanwezigheid van multifunctionele centra zijn geen gegevens verzameld. Wel is bekend dat de Gelderse gemeenten Tiel, Rheden, Druten, West Maas en Waal, Groesbeek, Nijmegen, Wijchen, Bronckhorst en Heumen meedoen aan het project JongIn Gelderland. Dit project realiseert verschillende lokale Jongin websites waar jongeren antwoord krijgen op hun vragen en ze adressen kunnen vinden van instanties die lokaal hulp bieden. Van de eerste twee genoemde gemeenten is de jongin.gemeentenaam.nl website reeds online gegaan. De andere gemeenten volgen binnenkort. Voor ouders zal in 2008 de website Opvoeden-In ontwikkeld worden. De aanwezigheid van multifunctionele centra wordt op dit moment in een ander traject geïnventariseerd. Hierbij wordt gekeken naar de stand van zaken ten aanzien van de oprichting van Centra voor Jeugd en Gezin (CJG’s) in Gelderland. Informatie is te vinden op www.cjggelderland.nl Meerwaarde monitoren gemeentelijke website en multifunctionele centra In veel regio’s zijn in het kader van het CJG-beleid plannen in voorbereiding om de vijf functies in aansluiting op de jeugdzorg verder uit te werken om zodoende over een dekkend basisaanbod te kunnen beschikken. De gemeentelijke websites voor ouders en jongeren kunnen hier onderdeel van uitmaken. Omdat het gaat om het bijeen brengen van aanbod van verschillende voorzieningen dienen gemeenten en ketenpartners afspraken te maken over de coördinatie van dit proces. Het provinciale project Gezin en Opvoeding en de ontwikkelingen van JongIn kan hierbij behulpzaam zijn. Tevens moeten partijen samen beoordelen of het huidige aanbod opgroei- en opvoedhulp in overeenstemming is met de wensen van jongeren en opvoeders. Over de vormgeving van de functies in relatie tot het CJG kan deze meting nu nog weinig zeggen. De volgende monitor kan aan de hand van de projectresultaten van Gezin en Opvoeding hier een beter beeld over schetsen. Hierbij gaat het dan om de volgende vragen: Hoe zijn de Centra voor Jeugd en Gezin in de regio’s vorm gegeven? Hoe zijn de vijf gemeentelijke taken hierin uitgewerkt? Hoe is de participatie van ouders en jeugdigen bij het formuleren van ogroei- en opvoedhulp vorm gegeven?
13
JeugdenCo – 38 – Kennis, 02 2007.
Spectrum CMO
Monitor Jeugdconvenanten Jeugdbeleid-Jeugdzorg Gelderland
41
Conclusies en aanbevelingen De informatiefunctie voor jongeren en ouders zou in de regio’s meer aandacht moeten krijgen. Op dit moment wordt Jongin in een aantal regio’s geïntroduceerd maar is vooral een website voor jongeren. Voor ouders is een dergelijke site in voorbereiding. Vooral de digitale mogelijkheden voor opvoedhulp zouden meer benut moeten worden. Het is van belang om hier met instellingen over te praten. Daarnaast zouden de jeugdgezondheidsorganisaties nadrukkelijker aan moeten geven waar op basis van vraaginventarisatie de behoeften liggen aan opvoedhulp. Door nadrukkelijker thema’s te benoemen zou samen met gemeenten in navolging van bijvoorbeeld alcohol en drugspreventie, een laagdrempelig opvoedaanbod gedurende een bepaalde periode aangeboden kunnen worden. Op dit moment is vaak onduidelijk waar ouders behoefte aan hebben en vind er geen trendanalyse plaats. De aanbeveling is om in de volgende monitor nadrukkelijk aandacht te besteden aan de resultaten van de provinciale projecten Gezin en Opvoeding en Jong-In.
42
Monitor Jeugdconvenanten Jeugdbeleid-Jeugdzorg Gelderland
Spectrum CMO
Thema 7: toegankelijkheid en toeleiding
Inleiding Het doel van thema 7 is het maken van samenwerkingsafspraken voor het realiseren van een sluitende keten van signalering, beoordeling en (indien nodig) toeleiding naar BJz. Voor een optimale toegang en toeleiding naar Bureau jeugdzorg en het realiseren van een sluitende keten is het van belang dat BJz aansluit op de relevante zorgnetwerken en hier samenwerkingsafspraken mee maakt. De provincie Gelderland heeft hiervoor een aansluitingsbudget beschikbaar gesteld. Alle regionale Bureaus Jeugdzorg hebben aan de hand van een format ‘afspraken toegankelijkheid en toeleiding Bureau Jeugdzorg’ kenbaar gemaakt met welke netwerken aansluitingsafspraken zijn gemaakt. Om zicht te krijgen op de toegankelijkheid en toeleiding hebben we de volgende vragen voorgelegd: Wat is het bereik (met welke lokale netwerken zijn afspraken gemaakt)? Wordt er gewerkt met vaste contactpersonen? Zijn de aansluitingsafspraken vastgelegd in een convenant/protocol? Functie van het netwerk.
Kenmerken van samenwerkingsafspraken
Toelichting op de kenmerken van samenwerkingsafspraken Samenwerkingsafspraken en de wijze waarop verwijzingen naar Bureau Jeugdzorg zullen plaatsvinden zijn belangrijke instrumenten voor de netwerken en onderdeel van het professioneel handelen. Bovendien illustreert het de toegang en toeleiding naar Bureau Jeugdzorg. Daarom hebben we de regio’s gevraagd in hoeverre er met verwijsprotocollen en samenwerkingsafspraken wordt gewerkt. Voor een goede toegang en toeleiding naar Bureau Jeugdzorg spelen verwijsprotocollen een belangrijke rol. In deze protocollen worden afspraken gemaakt over vooronderzoek, overleg met ouders, verzamelde gegevens en hoe deze aan te leveren aan de verwijzende partij. Het maken van goede verwijsafspraken heeft als doel het organiseren van een efficiënte toeleiding en afspraken over de feedback. Een voordeel is bovendien dat netwerkpartners van elkaar weten wat er verwacht wordt. Bovenal gaat het er om dat ouders en kinderen met de juiste gegevens worden doorverwezen.
Beschikbare gegevens Voor wat betreft het bereik kunnen we zeggen dat alle Bureaus Jeugdzorg afspraken hebben gemaakt met het Voortgezet Onderwijs (VO) en het Middelbaar Beroeps Onderwijs (ROC/AOC). De afspraken met het Primair Onderwijs laten ook een goed beeld zien, maar in een aantal regio’s is nog geen sprake van een dekkende structuur. Vanuit het provinciale programma Onderwijs en Zorg is Spectrum in een aantal regio’s samen met het onderwijs bezig om alsnog een dekkende zorgstructuur te ontwikkelen In de regio Rivierenland onderzoeken de gemeenten samen met het primair onderwijs hoe de externe zorgstructuur vorm gegeven kan worden. De gemeente Maasdriel, Zaltbommel en Neerijnen
Spectrum CMO
Monitor Jeugdconvenanten Jeugdbeleid-Jeugdzorg Gelderland
43
kiezen voor een ZAT binnen het samenwerkingsverband en de overige gemeenten zoeken aansluiting bij de lokale Jeugdpreventienetwerken. De gemeente Putten en Oldebroek in de regio Noord-West Veluwe hebben middels een convenant aangegeven de regionale werkwijze voor zorgleerlingen in het primair onderwijs te onderschrijven. Midden-IJssel is bezig met het verbeteren van de kwaliteit van de lokale zorgnetwerken zodat het primair onderwijs nog beter kan aansluiten. Dit proces is ook gaande in de regio Oost-Veluwe waarbij de gemeente Apeldoorn kiest voor een zorgstructuur dichter bij het primair onderwijs. Verder is de regio Arnhem volop bezig met het verbeteren van de externe zorgstructuur in het primair onderwijs. Zie ook de rapportage over convenantthema’s 3 en 4 eerder in de rapportage. De zorgnetwerken van 0 – 4 jaar kennen een andere ontwikkeling en zijn soms onderdeel van de zorgteams voor een bredere leeftijdsgroep of lokale preventie- of buurtnetwerken. Sommige gemeenten kennen een eigen zorgstructuur van 0 – 4 jaar zoals ‘Kijk op Kleintjes’ in Nijmegen. In figuur 17 staan de organisaties en netwerken weergeven waar Bureau Jeugdzorg aansluitingsafspraken mee heeft gemaakt en die door meerdere regio’s worden genoemd. Type organisatie/netwerk waarmee in meer dan één van de zeven Bjz regio's samenwerkingsafspraken bestaan Zorgnetwerk 0 – 4 jaar
4 6
Zorgadviesteams primair onderwijs
7
ZAT’s alle VO-scholen ZAT ROC/AOC Preventienetwerken diverse gemeenten
5
Politie
5
Onderwijs Zorg Centrum
2
Netwerken risicojeugd en -gezinnen
2
Meldpunt Bijzondere Zorg
7
3
MEE
6
Huiselijk Geweld
5
AMW
3 0
1
2
3
4
5
6
7
Figuur: 17
In vijf van de zeven regio’s zijn er afspraken met preventienetwerken/overlast netwerken en met de politie. In het jaarverslag van BJz staat dat de goede samenwerking met de politie ook gevolgen heeft voor de groei van de jeugdbescherming en resulteert in een sterke stijging van (voorlopige) ondertoezichtstelling (VOTS) in o.a. het Arnhemse project preventieve gezinsondersteuning Malburgen. Dit project richt zich op gezinnen waarin een kind tot 12 jaar grote kans loopt om op latere leeftijd ernstige vormen van delinquentie te gaan vertonen.
44
Monitor Jeugdconvenanten Jeugdbeleid-Jeugdzorg Gelderland
Spectrum CMO
Overzicht van de afspraken toegankelijkheid en toeleiding naar Bureau jeugdzorg Regio
Bereik
Wordt er gewerkt met een vaste contactpersoon?
Zijn de aansluitingsafspraken vastgelegd in een convenant/ protocol?
Functie: Casuïstiek/ Signalering/ Afstemming/ Consultatie/Beleid/etc.
Achterhoek
In de regio heeft BJz aansluitingsafspraken gemaakt met het primair- en voortgezet onderwijs en het MBO. Verder zijn er afspraken met de preventienetwerken in de verschillende gemeenten (zie bijlage)
Voor een goede aansluiting op de netwerken wordt er vanuit BJz gewerkt met vaste contactpersonen.
De afspraken zijn vastgelegd in een convenant of protocol
De netwerken hebben een casuïstiek-functie.
Arnhem
In de regio de Liemers (Zevenaar, Het is niet duidelijk of er met vaste Rijnwaarden, Westervoort en Duiven) is men contactpersonen wordt gewerkt. bezig met het instellen van zorgteams voor het primair onderwijs waar BJz op aan kan sluiten. In Arnhem is er casusoverleg met het jeugdteam van Rijnstad t.b.v. de zorgteams van de verschillende wijken. Daarnaast is er ook casusoverleg met de interne begeleiders van een aantal wijken. Verder heeft BJz aansluitingsafspraken gemaakt met het voortgezet onderwijs. Voor het mbo is dit niet bekend. Daarnaast zijn er afspraken gemaakt met specifieke preventienetwerken. (Zie bijlage)
Het is niet duidelijk of de aansluitingsafspraken zijn vastgelegd in een convenant.
De netwerken hebben de functie van casuïstiek advisering en consultatie, doorgeleiding, afstemming voorbereiden indicatiebesluiten en deskundigheidsbevordering.
Nijmegen
In Nijmegen heeft BJz een goed bereik en zijn door BJz aansluitingsafspraken gemaakt met de voorschoolse zorgstructuren (Kijk op Kleintjes) en het primair- en voortgezet onderwijs (School en Hulp) en de preventienetwerken. Hiermee kunnen zij rekenen op een gegarandeerde inzet van BJz.
De aansluitingsafspraken zijn zo veel mogelijk vastgelegd in een convenant. Dit geldt niet voor het voortgezet onderwijs.
De netwerken hebben een casuïstiek-, overleg-, informatie en afstemmingsfunctie
Spectrum CMO
Er wordt gewerkt met vaste contactpersonen.
Monitor Jeugdconvenanten Jeugdbeleid-Jeugdzorg Gelderland
45
Regio
Bereik
Wordt er gewerkt met een vaste contactpersoon?
Zijn de aansluitingsafspraken vastgelegd in een convenant/ protocol?
Functie: Casuïstiek/ Signalering/ Afstemming/ Consultatie/Beleid/etc.
Noord-West Veluwe
In de regio zijn met uitzondering van Putten en Oldebroek afspraken gemaakt met het primair en voortgezet onderwijs.
Er wordt gewerkt met vaste contactpersonen.
De aansluitingsafspraken zijn zo veel mogelijk vastgelegd in een convenant.
De netwerken hebben een casuïstiek-, overleg-, informatieen afstemmingsfunctie
WestVeluwe
In de regio zijn aansluitingsafspraken gemaakt Er wordt gewerkt met vaste met het primair- en voortgezet onderwijs en contactpersonen. het mbo. Daarnaast zijn er in de regio afspraken gemaakt met de voorschoolse netwerken en de jeugdpreventie netwerken.
De aansluitingsafspraken zijn met uitzondering van Ede en Scherpenzeel (po), netwerk Huiselijk Geweld, MEE, Politie, JCO en de preventie netwerken in Ede nog niet vastgelegd in een convenant.
De netwerken hebben de functie van casuïstiek advisering en consultatie, doorgeleiding, afstemming voorbereiden indicatiebesluiten en deskundigheidsbevordering.
Het is niet duidelijk of er met vaste contactpersonen wordt gewerkt.
Het is niet duidelijk of de aansluitingsafspraken zijn vastgelegd in een convenant.
De netwerken hebben de functie van casuïstiek beleidsontwikkeling en informatie en advies.
Het is niet duidelijk of er met vaste Rivierenland In Rivierenland is voor het primair onderwijs contactpersonen wordt gewerkt. nog niet sprake van een dekkende zorgstructuur. Zaltbommel, Maasdriel en Neerijnen zijn samen met Opmaat (SWV) bezig met het opzetten van een extern ZAT. Buren, Culemborg, Neder Betuwe en Tiel onderzoeken samen met het onderwijs de mogelijkheden voor een externe zorgstructuur. Lingewaal heeft een breed netwerk 0 – 19 jaar. Voor het vo/mbo zijn aansluitingsafspraken gemaakt. Ook zijn met de diverse Jeugdpreventienetwerken afspraken gemaakt
Het is niet duidelijk of de aansluitingsafspraken zijn vastgelegd in een convenant.
De netwerken hebben een casuïstiek-, overleg-, in frormatieen afstemmingsfunctie
Oost-Veluwe BJz heeft in de regio aansluitingsafspraken en Midden - met het primair- en voortgezet onderwijs en IJssel het mbo. Daarnaast zijn er afspraken gemaakt met de verschillende preventienetwerken en overlegsituaties.
Tabel: 6
46
Monitor Jeugdconvenanten Jeugdbeleid-Jeugdzorg Gelderland
Spectrum CMO
Afspraken met het onderwijsveld In het overzicht valt op dat Bureau Jeugdzorg in de regio Nijmegen over de hele linie duidelijke afspraken heeft gemaakt met het onderwijsveld en dat zij hier vanwege de gemeentelijke programma’s zoals ‘Kijk op Kleintjes’ en ‘School en Hulp’ een sterke impuls aan hebben gegeven. Zoals we eerder al hebben geconstateerd, besteedt BJz in deze regio een groot deel van de aansluitingsuren aan het onderwijsveld. Ook in de andere regio’s is er veel inzet in het onderwijsveld, maar is er meer evenwicht in de verdeling van uren over de verschillende netwerken. Verder valt op dat een dekkende zorgstructuur voor het primair onderwijs in Rivierenland ontbreekt. In de diverse regio’s afspraken zijn gemaakt over de aansluiting van BJz op verschillende netwerken, maar dat over de kwaliteit weinig valt te zeggen. Van een aantal regio’s (Oost-Veluwe en Midden-IJssel) is bekend dat het primair onderwijs voor toeleiding naar BJz afspraken heeft gemaakt met de lokale zorgnetwerken en dat partijen bezig zijn om de kwaliteit van de netwerken te verbeteren.
Verwijsprotocollen De aanwezigheid van verwijsprotocollen is door slechts vier regio’s beantwoord. Van deze regio’s worden gemiddeld 17 netwerken/organisaties genoemd die een verwijsprotocol hebben opgesteld. Ongeveer de helft van de regio’s heeft aangegeven dat er een convenant is afgesloten. Van de andere netwerken uit de vier regio’s is niet bekend of er een convenant is afgesloten. Dit geldt ook voor de overige regio’s.
Vaste contactpersoon Van zeven regio’s werken er drie niet met vaste contactpersonen in de netwerken. Het hebben van een vast contactpersoon heeft als voordeel dat afstemming en verwijzing effectiever en sneller verlopen. Ook bij het integraal indiceren is het hebben van een vast contactpersoon van belang omdat ouders en jongeren in geval van een gecombineerde zorgvraag (onderwijs en zorg) het verhaal niet steeds opnieuw hoeven te vertellen. Een vaste contactpersoon kan aanwijzingen geven voor het indicatietraject en dit verder begeleiden. Bovendien bevordert dit de deskundigheid van de zorgteams. De aanwezigheid van een vast contactpunt is door slechts vier regio’s beantwoord. Gemiddeld worden per regio 10 type netwerken/organisaties genoemd, 83% daarvan heeft een vaste contactpersoon. Van de overige regio’s en netwerken weten we dit niet omdat deze vraag niet beantwoord is. Meerwaarde monitoren samenwerkingsafspraken De toegang en toeleiding naar Bureau Jeugdzorg is een belangrijk thema en de afspraken hierover dienen in de netwerken en de reguliere overleggen gemaakt te worden. De meting van de gemaakte afspraken over toegang en toeleiding maakt duidelijk welke stappen gezet zijn, maar geeft ook aan dat er nog een kwaliteitsslag gemaakt moet worden. Voor ouders en jongeren zijn deze afspraken van belang omdat dit hun positie versterkt en er voor kan zorgen dat zij snel de juiste hulp krijgen. Een belangrijke voorwaarde is dat er in het voortraject helderheid wordt geschapen voor wat betreft het indicatietraject. Dit laatste is een belangrijk thema voor de nieuw te vormen CJG’s. Gezien de positie van de zorgvragers en de intermediairs is het van belang om dit thema te blijven monitoren. Bovendien levert dit onderdeel van de monitor relevante informatie op die meer duidelijkheid geeft over de toegang en toeleiding en het verbreden van de expertise van Bureau Jeugdzorg inzake de indicatiestelling.
Spectrum CMO
Monitor Jeugdconvenanten Jeugdbeleid-Jeugdzorg Gelderland
47
Conclusies en aanbevelingen Afspraken over een goede toegang en toeleiding kan bijdragen aan een goede aanéénschakeling van zorg. Verwijsprotocollen, samenwerkingsafspraken en het hebben van vaste contactpersonen bij BJz kan hiertoe bijdragen. Dit is ook in het belang van een cliëntvriendelijke en efficiënte zorg. De conclusie is dat de verwijsstructuur nog niet overal van de grond is gekomen is het advies aan de regio’s is om hier de komende periode aandacht aan te besteden. Het maken van heldere afspraken bevordert de zorgvuldige communicatie en de vertrouwensband. Het werken met vaste contactpersonen is hierbij een belangrijke voorwaarde. Daarom adviseren we de netwerken in de regio’s over de toegang en toeleiding naar BJz heldere afspraken te maken. Over samenwerkingsafspraken en onderlinge informatie-uitwisseling zijn nog geen expliciete gegevens verzameld terwijl het uitwisselen en terugkoppelen van informatie tussen de partijen onderling in de netwerken een belangrijk thema is. In verband met de privacy dienen hier afspraken over gemaakt te worden. Ondanks het dat we hier in deze eerste monitor nog geen aandacht aan besteed hebben is het aan te bevelen dit bij een volgend monitor wel te doen.
48
Monitor Jeugdconvenanten Jeugdbeleid-Jeugdzorg Gelderland
Spectrum CMO
Thema 8: coördinatie van zorg/gezinscoach
Inleiding Doelstelling van het thema coördinatie van zorg/gezinscoach is de verbetering van afstemming tussen organisaties die betrokken zijn bij ondersteuning en hulp aan een bepaald gezin met meervoudige problematiek. Het doel van de coördinatie is niet alleen dat mogelijke escalaties in een gezin tijdig worden gesignaleerd, zodat ze kunnen worden voorkomen, maar ook dat de ouders de problemen (weer) aankunnen en grip hebben op hun gezinsleven. Zodanig dat het kind niet (meer) wordt bedreigd in zijn ontwikkeling. De provincie heeft in de convenanten een voorzet gedaan om tot organisatie van coördinatie van zorg te komen. Naar aanleiding van het Experiment Gezinscoaching Gelderland heeft de provincie een Gelders model coördinatie van zorg vastgesteld. Dit model is aan de regio’s ter beschikking gesteld om, met ondersteuning van Spectrum, regionaal uit te werken. Doel is dat er in de hele provincie samenwerkingsverbanden komen tussen gemeentelijk en provinciaal gefinancierde instellingen die verantwoordelijk zijn voor de signalering van multiprobleemgezinnen en die de hulpverlening coördineren. Gezinscoaching kan als onderdeel van coördinatie van zorg worden ingezet; de focus is dus in eerste instantie gericht op het organiseren van coördinatie van zorg. De indicatoren bij dit thema zijn de lokale of regionale samenwerkingsverbanden rondom ‘coördinatie van zorg’ en het aantal meldingen huiselijk geweld. Voor de lokale samenwerkingsverbanden heeft Spectrum de stand van zaken in de Gelderse regio’s14 onderzocht. Het aantal meldingen huiselijk geweld is door de politiekorpsen van de drie Gelderse regio’s geregistreerd.
Lokale / regionale samenwerkingsverbanden rondom ‘coördinatie van zorg’
Toelichting op samenwerkingsverbanden rondom ‘coördinatie van zorg’ Gemeenten/regio’s gaan coördinatie van zorg aan de hand van het provinciale implementatieplan ontwikkelen en uitvoeren. Een van de uitgangspunten is dat Bureau Jeugdzorg en het Algemeen Maatschappelijk Werk het meest met de doelgroep actief zijn. Het is dan ook logisch als zij participeren in het samenwerkingsverband.
Beschikbare gegevens In Gelderland zijn de werkgroepen coördinatie van zorg vergelijkbaar samengesteld met vertegenwoordigers van gemeenten, jeugdgezondheidszorg, Algemeen Maatschappelijk Werk en Bureau Jeugdzorg. In Noord- en Oost-Veluwe is ook MEE aanwezig. In laatstgenoemde regio neemt tevens het Leger des Heils deel aan de projectgroep. In Midden-IJssel loopt momenteel een pilot coördinatie van zorg.
14
Coördinatie van zorg, stand van zaken in de Gelderse regio’s Juli 2007. Else van Hensbergen en Judith Bos. Spectrum CMO Gelderland (Juli 2007). Interne notitie, niet openbaar.
Spectrum CMO
Monitor Jeugdconvenanten Jeugdbeleid-Jeugdzorg Gelderland
49
In de werkgroepen wordt het regionale model voor coördinatie van zorg uitgewerkt (inclusief de randvoorwaarden, beschrijving werkprocessen e.d.) In Nijmegen wordt coördinatie van zorg georganiseerd op stadsdeelniveau; de regio volgt deze ontwikkeling. In de regio Achterhoek en Arnhem is tot op heden geen gebruik gemaakt van de ondersteuning van Spectrum. Na goedkeuring van het model in het bestuurlijk overleg, worden de modellen uitgewerkt tot een concrete pilot. De meeste regio’s zijn echter nog niet zo ver; alleen in de regio’s OostVeluwe en Noord-Veluwe staat een pilot 2007/2008 gepland. Meerwaarde monitoren samenwerkingsverbanden rondom ‘coördinatie van zorg’ Op basis van de huidige beschikbare gegevens kan nauwelijks iets gezegd worden over de aanpak van coördinatie van zorg in de Gelderse regio’s en verschillen tussen de regio’s. In een aantal regio’s is een regionaal model voor coördinatie van zorg uitgewerkt en in Midden IJssel en Noord Veluwe is men bezig met de start van een pilot. In Rivierenland is de coördinatie van zorg belegd bij de jeugdpreventienetwerken in iedere gemeente. Hiervan zijn verder nog geen gegevens bekend. Op basis van de huidige informatie, is alleen bepaald hoe de stand van zaken is met betrekking tot de ontwikkeling van een model voor de coördinatie van zorg en wie daar bij betrokken zijn. Er zijn echter onvoldoende gegevens beschikbaar over de inhoud van die modellen en de verschillen tussen de regionale initiatieven / modellen in Gelderland. Vragen zoals wie het initiatief neemt om alle hulpverleners, die actief zijn in het gezin, bij elkaar te roepen voor een afstemmingsoverleg en wie het afstemmingsoverleg leidt, blijven (nog) onbeantwoord. Verder is onduidelijk hoe er wordt aangesloten bij bestaande samenwerkingsverbanden rond multiprobleemgezinnen en of er verschillen zijn tussen stedelijke en meer landelijke gebieden. Deze en andere vragen moeten bij een volgende monitor aan de orde worden gesteld. Het opzetten van een regionaal basismodel is echter wel een eerste stap in de richting van het verbeteren van de zorgcoördinatie. Voor de inhoud, uitvoering en evaluatie van pilots op dit terrein zal daarom voldoende aandacht moeten zijn, hierin kan deze monitor te zijner tijd een rol spelen. Van de indicator ‘lokale/regionale samenwerkingsverbanden rondom coördinatie van zorg’ zijn geen statistische bronnen beschikbaar. Voor de huidige stand van zaken is gebruik gemaakt van de rapportage van Spectrum (vooral kwalitatieve input). Monitoring van de Gelderse initiatieven rondom coördinatie van zorg kan op termijn bijvoorbeeld ingaan op hoeveel gezinnen zijn aangemeld en hoeveel zijn er vervolgens succesvol uitgestroomd. Ook kunnen meer kwalitatieve vragen over de regionale modellen worden uitgewerkt: hoe verloopt de aanmelding van de gezinnen, hoe verloopt de afstemming met alle hulpverleners, wat is de relatie met CJG, hoe zijn de gezinnen geholpen etc. In verband met beginstadium van de meeste initiatieven is hierover nog nauwelijks relevante informatie voorhanden. Het is zinvol om (periodiek) de ontwikkeling van de samenwerkingsverbanden rondom coördinatie van zorg te volgen. Het organiseren van coördinatie van zorg is feitelijk recent door de regio's opgepakt. Na verloop van tijd is te verwachten dat er meer te melden is over het aantal regio's dat met een model coördinatie van zorg aan de slag is gegaan. Maar ook
50
Monitor Jeugdconvenanten Jeugdbeleid-Jeugdzorg Gelderland
Spectrum CMO
over de inhoud van deze regionale modellen, hoe zij van elkaar verschillen en hoe zij hun uitwerking krijgen in de praktijk.
Incidenten huiselijk geweld
Toelichting op aantal incidenten huiselijk geweld Gezinnen met meervoudige problematiek hebben in veel gevallen te maken met problemen zoals schulden, psychische problematiek van ouders, verslaving en huiselijk geweld/ kindermishandeling. Van incidenten huiselijk geweld zijn Gelderse politiecijfers beschikbaar. De Gelderse politiekorpsen registreren het aantal incidenten huiselijk geweld per politiedistrict. De registratiecijfers geven een beeld van de omvang van huiselijk geweld in Gelderland. De politie maakt onderscheid tussen een incident en een aangifte. Bij een incident is de politie om bijstand gevraagd. Niet elk incident leidt tot een aangifte.
Beschikbare gegevens In 2006 werden 5.972 incidenten huiselijk geweld door de politiedistricten in Gelderland geregistreerd. In 2005 waren dat er 5.518 (toename van 8%). Uit landelijke cijfers15 (blijkt dat naar schatting ca 12% van de incidenten bij de politie worden gemeld. Dit betekent dat de daadwerkelijke omvang van het huiselijk geweld in Gelderland vele malen groter is. Uitgaande van de genoemde 12% als meldingspercentage gaat het voor Gelderland in 2006 om 49.766 gevallen huiselijk geweld (dit zijn 25 gevallen per 1.000 inwoners). De politie maakt onderscheid naar bedreiging, belaging, lichamelijk, psychisch en seksueel huiselijk geweld. In bijna de helft van de Gelderse incidenten (46%) gaat het om lichamelijk geweld. Landelijk ligt dit percentage op 57%16. Lichamelijke mishandeling is in 2006 toegenomen terwijl er iets minder incidenten van emotionele mishandeling zijn geregistreerd in vergelijking met 2005 (figuur 20). Aantal incidenten huiselijk geweld in Gelderland naar geweldtype 3000 2500 2000 2005 2006
1500 1000 500 0 bedreiging belaging
lichamelijk psychisch
seksueel
overig
Figuur: 20
De meeste incidenten huiselijk geweld (in absolute aantallen) zijn in 2006 geregistreerd in de politieregio Gelderland Midden (2500 incidenten, gerelateerd aan aantal inwoners is ca. 15
Huiselijk geweld: aard, omvang en hulpverlening. T. van Dijk, S. Flight, E. Opperhuis en B. Duesmann. Ministerie van Justitie, dienst preventie, jeugdbescherming en reclassering. Den Haag (1997) Met de deur in huis: omvang, aard, achtergrondkenmerken en aanpak van huiselijk geweld in 2006 op basis van landelijke politiecijfers. H. Ferwerda, Advies- en Onderzoeksbureau Beke Arnhem/Dordrecht (september 2007)
16
Spectrum CMO
Monitor Jeugdconvenanten Jeugdbeleid-Jeugdzorg Gelderland
51
0,4%). In de overige twee politieregio’s – regio Gelderland Zuid en regio Noord en Oost Gelderland – is er verhoudingsgewijs een aanzienlijke toename van het aantal incidenten t.o.v. 2005 (toename 22% resp. 18%). In de regio Gelderland Midden is het aantal incidenten min of meer stabiel gebleven.
3.000
Aantal incidenten huiselijk geweld naar Gelderse politieregio * Incidenten 2004 obv extrapolatie mei t/m augustus 2004
2.500 2.000
2004* 2005 2006
1.500 1.000 500 0 Regio Noord en Oost Gelderland
Regio GelderlandMidden
Regio GelderlandZuid
Figuur: 21
In onderstaande kaart (figuur 22) zijn de incidenten per politiedistrict weergegeven. Binnen de politieregio Gelderland-Zuid is er een flinke toename van incidenten in het district Stad Nijmegen (+ 44%), ook in het district de Waarden (+ 18%) zijn er in 2006 meer incidenten geregistreerd. Binnen de politieregio Noord en Oost Gelderland is de toename het hoogst in het district Achterhoek (+32%). De meeste incidenten huiselijk geweld (in absolute aantallen) zijn in 2006 geregistreerd in het district West-Veluwe Vallei (1.079) en in het district Arnhem-Veluwezoom (989). Aanvullende gegevens van de politieregio Gelderland Midden (jaarverslag ASHG West-Veluwe 2006) laten wel een forse stijging van het aantal aangiften en gehoorde verdachten zien. Dit betekende overigens niet dat het aantal veroordelingen is gestegen in die regio.
52
Monitor Jeugdconvenanten Jeugdbeleid-Jeugdzorg Gelderland
Spectrum CMO
Figuur: 22
Meerwaarde monitoren incidenten huiselijk geweld De monitor laat zien dat er ten aanzien van het aantal incidenten huiselijk geweld grote verschillen per regio in Gelderland zijn en de ontwikkelingen daarin. Onduidelijk is in hoeverre de verschillen in de omvang van het huiselijk geweld samenhangen met al dan niet betere registratie en/of specifieke regionaal samenhangende aanpak in Gelderland. Hier geeft het meetinstrument geen antwoord op. Het aantal incidenten huiselijk geweld geeft een (redelijke) indicatie van de omvang van het probleem in Gelderland en ontwikkelingen daarin. Van de vergelijkbaarheid van de cijfers tussen de Gelderse politiedistricten, kan aangenomen worden dat deze goed is, aangezien de politieregio’s de registratie van incidenten landelijk coördineren door middel van het ‘landelijk project huiselijk geweld en de politietaak’. De gebruikte cijfers zijn (grotendeels) aangeleverd door de drie Gelderse politiekorpsen. Het niveau waarop deze aangeleverd zijn verschilt onderling. De hierboven gepresenteerde gegevens zijn hierdoor, voor de regio Gelderland-Zuid nader uit te splitsen, naar bijvoorbeeld gemeentelijke cijfers. De betreffende cijfers zijn op verzoek, eenmalig aangeleverd. De medewerking van de betrokken personen is hiervoor van groot belang geweest. Voor cijfers over 2007 is deze medewerking weer van groot belang. Een geautomatiseerde structurele levering, eventueel in combinatie met de cijfers die de politiekorpsen leveren aan Bureau Beke ten behoeve van de landelijke rapportage, heeft de voorkeur. Vanuit de landelijke ontwikkelingen over de registratie van huiselijk geweld, kunnen daardoor ook de Gelderse gegevens specifieker beschikbaar komen.
Spectrum CMO
Monitor Jeugdconvenanten Jeugdbeleid-Jeugdzorg Gelderland
53
Van het aantal meldingen multiprobleemgezinnen zijn momenteel geen gegevens voorhanden. Deze zijn op termijn misschien wel beschikbaar. Daarnaast zou ook nagedacht kunnen of het aantal meldingen bij het Advies en Meldpunt Kindermishandeling (AMK) als indicator voor dit thema gebruikt zou kunnen worden. Nu is niet duidelijk of deze gegevens bij de regionale projecten als informatiebron worden gebruikt. Conclusies en aanbevelingen Huiselijk geweld is één van de problemen waar gezinnen met meervoudige problematiek mee te maken kunnen hebben. Er is dus slechts sprake van een gedeeltelijke relatie met het thema coördinatie van zorg / gezinscoach. In alle modellen coördinatie van zorg die tot nu toe in de Gelderse regio's zijn georganiseerd, is op enige vorm afstemming met het onderwerp huiselijk geweld. Zo is het regionale Advies en Steunpunt Huiselijk Geweld (ASHG) minimaal op de hoogte van (de ontwikkeling van) het model coördinatie van zorg. Soms is het ASHG betrokken in de signalering van multiproblemgezinnen. Voor alle modellen coördinatie van zorg geldt dat het gaat om 'groeimodellen', die afstemming zoeken met alle bij multiprobleem gerelateerde onderwerpen, waaronder huiselijk geweld.
54
Monitor Jeugdconvenanten Jeugdbeleid-Jeugdzorg Gelderland
Spectrum CMO
Thema 9: Vindplaatsgerichte hulpverlening
Inleiding Het doel van thema 9 is het ontwikkelen van een gezamenlijke visie op de structuur en taakinhoud van een goed aanbod van vindplaatsgerichte hulpverlening voor risicojongeren (in hun vrije tijd). Dit met aandacht voor ouders en leefomgeving. In het verlengde hiervan dienen er samenwerkingsafspraken gemaakt te worden tussen betrokken instellingen over taakafbakening, verantwoordelijkheden en sluitende ketens. Om het thema te kunnen meten zijn de volgende criteria opgesteld: Zijn er specifieke netwerken waarin Bureau jeugdzorg deelneemt, zoals de overlastnetwerken? Aantal meldingen bij de crisisdienst van Bureau jeugdzorg. Als bron voor dit onderdeel gebruiken we de notitie “Inzet aansluitingstaken van BJz en de cijfers van de crisisdienst van BJz. Daarnaast putten we nog uit de aansluitingsafspraken die BJz gemaakt heeft met de verschillende jeugdpreventie- en overlastnetwerken (zie thema 7 Toegankelijkheid en Toeleiding)
Toelichting op dit thema Vindplaatsgerichte hulpverlening is een vrij intensieve methodiek die er op gericht is om (risico)jongeren op te zoeken en te volgen in hun eigen omgeving. De werker treedt actief naar buiten en benadert jongeren op een vasthoudende manier met als doel om zicht te krijgen op het risicogedrag en alle factoren (gezinssituatie, overlastgedrag, spijbelen van school. etc.) die hiermee samenhangen. Het gaat om een meervoudige aanpak, die zowel uit strafrechtelijke, sociale als psychologische interventies bestaat. Hierbij is het van belang om alle relevante partijen uit het netwerk van de jongere (ouders, school, zorgvoorzieningen) bij de aanpak te betrekken. Samenwerking en afstemming van signalen is nodig om zo de juiste hulp te kunnen organiseren. Het jongerenwerk speelt hierbij een belangrijke rol omdat zij de jongeren op straat aanspreken en samen met andere partners zoals de politie en gemeente verantwoordelijk zijn voor een integrale aanpak. Daarbij gaat het om een groepsgerichte- en individuele benadering. Een knelpunt dat zich in de praktijk veelvuldig voordoet is het ontbreken van een specifiek hulpaanbod. Jongeren boven de 18 jaar hebben veelal geen recht meer op jeugdzorg en voor jongeren beneden de 18 jaar, die nog geen jeugdzorgindicatie hebben, is er veelal niet een korte, intensieve, ambulante vorm van begeleiding voor handen.
Crisisopvang
Toelichting op crisisopvang Gelderland beschikt sinds 2005 over drie crisisteams voor spoedeisende zorg aan jongeren. Per regio zijn er twee teams opgericht voor spoedeisende zorg en hulp bij crisissituaties voor jongeren. Gegarandeerd wordt dat binnen 4 uur na een oproep door politie of (huis)arts een hulpverlener ter plekke is. De maatregelen zijn het gevolg van afspraken tussen de provincie Gelderland met Bureau Jeugdzorg Gelderland en Gelderse instellingen die jeugdzorg en opvang verlenen. De meldingen crisisdienst worden bij de uitwerking van dit thema
Spectrum CMO
Monitor Jeugdconvenanten Jeugdbeleid-Jeugdzorg Gelderland
55
meegenomen omdat jongeren en hun ouders soms acuut hulp nodig hebben en een toegankelijk aanbod is dan van belang. Ook politie en huisartsen doen regelmatig een beroep op hulp in crisissituaties bij Gelderse jeugdzorgorganisaties.
Beschikbare gegevens Aantal malen dat een beroep gedaan is op Spoed Eisende Zorg (SEZ) in 2006 800 600 400 200 0 2006-1
2006-2
2006-3
2006-4
2007-1
Bestaande en nieuwe cliënten van Bjz Nieuwe cliënten van BJz Bestaande cliënt van BJz Figuur: 23
Bovenstaand overzicht (figuur 23) laat zien dat het aantal nieuwe meldingen bij de spoedeisende zorg eind 2006 is toegenomen ten opzichte van het derde kwartaal, maar wel hoger was dan het aantal in het tweede kwartaal. Het aantal bestaande en nieuwe meldingen in het eerste kwartaal van 2007 wordt in de kwartaalrapportage van BJz niet (meer) uitgesplitst. Meerwaarde monitoren crisisopvang De indicator crisisopvang levert bij het meten van het thema vindplaatsgerichte hulpverlening onvoldoende informatie op. Ook kunnen we niet zeggen dat een niet goed functionerend vindplaatsgerichte hulpverlening een toename van de crisisopvang veroorzaakt. Bovendien is niet bekend in welke mate het jongerenwerk betrokken is bij het aantal doorverwijzingen naar de crisisopvang. Er zijn geen registraties bekend. Wel kunnen we stellen dat er meer preventief beleid voor dit onderdeel ontwikkeld dient te worden om zodoende ouders en jongeren in een vroeg stadium te ondersteunen. Veel risicogedrag manifesteert zich op straat en in de vrije tijd. Politie en jongerenwerk zouden hierin veel meer partners moeten zijn. Ook is bekend dat het vindplaatsgericht werken in het jongerenwerk maar ook in de beroepsopleidingen meer aandacht moet krijgen. Een mogelijk bron voor een volgende meting zou kunnen zijn de registraties van de jeugdpreventienetwerken.
Specifieke (doelgroep)netwerken waarin BJz deelneemt
Toelichting op de specifieke netwerken / specifieke doelgroepen Bij thema 7 hebben we gezien dat Bureau Jeugdzorg voor wat betreft de toeleiding en toegang aansluitingsafspraken heeft gemaakt met de verschillende jeugdpreventie- en overlastnetwerken in de regio’s. Voor het signaleren van risicogedrag, het bespreekbaar maken en het organiseren van de nodige hulp varieert het aanbod in de regio’s behoorlijk. Omdat de invalshoeken verschillend zijn valt ook niet goed aan te geven hoe breed en integraal de aanpak is.
56
Monitor Jeugdconvenanten Jeugdbeleid-Jeugdzorg Gelderland
Spectrum CMO
Beschikbare gegevens Hieronder geven we in het kort een aantal activiteiten weer op het terrein van vindplaatsgerichte hulpverlening waar BJz bij betrokken is.
Rivierenland In de regio Rivierenland is men bezig te onderzoeken hoe de aanpak van vindplaatsgericht werken binnen het jongerenwerk versterkt kan worden. Het gaat er om dat risicogedrag sneller gesignaleerd wordt en de verantwoordelijke partijen met elkaar de juiste afspraken maken om verder overlast te voorkomen. Essentieel is het leggen van contact met groepen die overlast veroorzaken, de kenmerken van de groep in beeld brengen met behulp van de shortlist-methodiek en vervolgstappen met elkaar afspreken. In de regio Rivierenland is voor de Jeugdpreventienetwerken een basismodel ontwikkeld wat inhoudt dat er voor iedere jongere die besproken wordt er een plan van aanpak wordt opgesteld. Het uitgangspunt daarbij is één plan, één eigenaar. Bureau jeugdzorg participeert in de netwerken. Probleem in de regio is dat er voor jongeren beneden de 18 jaar zonder jeugdzorg indicatie geen korte ambulante trajecten beschikbaar zijn. Voor jongeren ouder dan 18 jaar is er het hulpaanbod van Patch dat door een aantal gemeenten gefinancierd wordt.
West-Veluwe In de regio West-Veluwe functioneert het Jeugd Preventie Team (JPT) waar jongeren met problematisch gedrag gemeld kunnen worden. Na melding leggen de medewerkers van het team contact met de jongere en wordt er een vrijwillig traject afgesproken of volgt doorverwijzing naar de jeugdzorg. Daarnaast verstrekt het team informatie en advies aan ketenpartners. Bureau Jeugdzorg maakt onderdeel uit van het team. Verder neemt Bureau Jeugdzorg deel aan de verschillende preventienetwerken in de regio.
Oost-Veluwe en Midden-IJssel Nové jeugdzorg, Oost-Veluwe, verzorgt enkele vrij toegankelijke initiatieven met outreachend hulpverlenen als basis. Het belangrijkste project is een samenwerking tussen Nové en Arcuris voor dak- en thuisloze jongeren. Hulpverleners werken outreachend door de straat op te gaan om jongeren behorend tot de doelgroep op te zoeken. Het project wordt gefinancierd vanuit het Gelders Stedelijk Ontwikkelingsbeleid. In gemeente Apeldoorn lopen verschillende initiatieven die zich richten op outreachende hulp en licht ambulante hulpverlening. Naast straatgroepenteams is er de Jongerenbus. De bus wordt op locaties ingezet waar bepaalde groepen jongeren, tussen 12 en 17 jaar, komen. Afhankelijk van de groep worden verschillende activiteiten ontplooid. Van andere regio’s is niet bekend welke activiteiten binnen dit thema zijn ontplooid. Meerwaarde monitoren Specifieke (doelgroep)netwerken waarin BJz deelneemt In een aantal regio’s wordt op het terrein van vindplaatsgerichte hulpverlening beleid ontwikkeld en Bureau Jeugdzorg is hierbij betrokken. Gegevens over de uitvoeringspraktijk zijn nog erg mager en met deze indicator kan onvoldoende over het thema gezegd worden. Er zijn een aantal interessante projecten, die als voorbeeld kunnen dienen voor de andere regio’s. Wel zien we dat jeugdpreventienetwerken een belangrijke signaleringsrol vervullen voor jongeren die in de gevarenzone terecht komen. Het gaat dan vooral om de functie vindplaatsgericht werken door het jongerenwerk en het snel toeleiden naar hulptrajecten.
Spectrum CMO
Monitor Jeugdconvenanten Jeugdbeleid-Jeugdzorg Gelderland
57
Conclusies en aanbevelingen Voor het thema vindplaatsgerichte hulpverlening zijn het aantal meldingen bij de crisisdienst en de specifieke (doelgroep)netwerken als criteria opgenomen. Hiervoor zijn beschikbare gegevens van BJz als bron genomen. We moeten constateren dat de beschikbare bronnen gekozen voor deze criteria onvoldoende over het thema zeggen. Dit is jammer omdat in het preventief jeugdbeleid het thema vindplaatsgerichte hulpverlening een belangrijke functie vervult in het domein vrije tijd. Vanuit andere ervaringsgegevens is bekend dat er binnen het jongerenwerk nog weinig beleid is ontwikkeld dat bijdraagt aan een goede toeleiding van jongeren met gedragsproblemen naar zorg. Activiteiten van jongerenwerkers ten aanzien van vindplaatsgerichte hulpverlening worden niet cijfermatig geregistreerd. Ook de registratie omtrent de spoedeisende zorg bij BJz is beperkt en wordt zelfs per kwartaal minder gedetailleerd.
58
Monitor Jeugdconvenanten Jeugdbeleid-Jeugdzorg Gelderland
Spectrum CMO
Thema 10: Ondersteuning na jeugdzorg
Inleiding Het doel van dit thema over ondersteuning na jeugdzorg is de bevordering van maatschappelijke participatie en verbetering van ondersteuning van jeugdigen na uitstroom uit geïndiceerde jeugdzorg. Het aantal jeugdigen dat terugvalt op (zwaardere vormen van) jeugdzorg moet daarbij verminderen. De Provincie Gelderland maakt met Bureau Jeugdzorg en de zorgaanbieders afspraken over adequate nazorg. Gemeenten dragen er zorg voor dat: 1. ondersteuning na uitstroom uit de jeugdzorg, als reguliere taak wordt opgenomen in de prestatieafspraken met voorliggende voorzieningen en dat 2. jeugdzorginstellingen en algemene instellingen samenwerkingsafspraken maken over taakafbakening en verantwoordelijkheden. Verder dragen gemeenten zorg voor voldoende geschikte (vervolg-) huisvesting na beëindiging (residentiële) jeugdzorg als terugkeer naar thuis niet mogelijk of gewenst is. Er zijn niet of nauwelijks kwantitatieve gegevens voorhanden hoe de uitstroom verloopt, welke ondersteuning gewenst is en of het nazorgaanbod voldoet. Er is daarom voor gekozen om de omvang van de uitstroom uit de jeugdhulpverlening in Gelderland als criterium voor dit thema te gebruiken. De kwartaalrapportages van Bureau Jeugdzorg en van de gezamenlijke zorgaanbieders in Gelderland zijn hierbij als bronnen gebruikt. Met de gebruikte bronnen is regionale differentiatie niet mogelijk. Daarnaast is gekeken naar de omvang van uitstroom van jongeren uit detentie. Omvang uitstroom jongeren uit geïndiceerde jeugdzorg
Toelichting op de omvang uitstroom jongeren uit geïndiceerde zorg Over de uitstroom van jongeren uit geïndiceerde zorg zijn alleen op Gelders niveau cijfers beschikbaar. Bij nazorg gaat het om de afstemming tussen het aanbod van de jeugdzorg (terugkoppeling, overdracht, nazorg) en het aanbod van het voorliggende veld (gemeentelijk zorgaanbod) na een vrijwillig of gedwongen jeugdzorgtraject. Bij nazorg gaat het om jongeren jonger dan 18 jaar, bij wie de jeugdzorghulp wordt afgesloten, maar ook om jongeren die 18 jaar zijn geworden en geen gebruik meer wensen te maken van vrijwillige jeugdzorg en waarbij de verplichte justitiële nazorg vervalt. Het knelpunt is dat samenwerking en afstemming tussen jeugdzorg en gemeenten voor een kleine groep risicojongeren noodzakelijk is, maar nog niet structureel van de grond komt. Immers jeugdzorg wil voorkomen dat jongeren en gezinnen terugvallen in het oude patroon en gemeenten willen indien nodig na terugkeer sluitende zorg bieden. Over nazorg voor jongeren met een justitie verleden zijn in een aantal regio’s al afspraken gemaakt tussen gemeenten, jeugdinrichting en jeugdreclassering over inkomen, huisvesting en scholing.17
17
Uit: Advies werkgroep ‘nazorg’ platform afstemming JB-JZ West-Veluwe 2008
Spectrum CMO
Monitor Jeugdconvenanten Jeugdbeleid-Jeugdzorg Gelderland
59
Beschikbare gegevens In 2006 zijn er in totaal 3.221 reguliere zorgtrajecten afgesloten. De uitstroom is daarmee met 5% toegenomen t.o.v. 2005 (was 2.962). Van 2007 zijn de uitstroomcijfers beschikbaar van het eerste en tweede kwartaal. In vergelijking met de eerste twee kwartalen van 2005 en 2006 is de uitstroom sterk toegenomen in 2007 (met circa één derde). In figuur 24 is de uitstroom naar de vier zorgvormen weergegeven. In de figuur is alleen de reguliere hulp opgenomen. De toename van de uitstroom is vooral zichtbaar bij de reguliere ambulante hulp. Het aantal beëindigingen voor daghulp daalt al vier kwartalen achter elkaar. Bij residentiële hulp en pleegzorg zijn er slechts kleine schommelingen in de uitstroom zichtbaar. Verder wordt zichtbaar dat de uitstroom in 2007 hoger ligt dan in voorgaande jaren. Aantal malen beëindigde reguliere zorg in 2005, 2006 en de eerste helft van 2007 (per kwartaal) 800 700 600 500 400 300 200 100 0 2005- 2005- 2005- 2005- 2006- 2006- 2006- 2006- 2007- 20071 2 3 4 1 2 3 4 1 2 Ambulant
Daghulp
Residentieel
Pleegzorg
Figuur: 24
De instroom neemt in 2006 t.o.v 2005 overigens sterker toe dan het aantal afgesloten plaatsingen (uitstroom) (+11%). Dit betekent dat er meer jeugdigen in behandeling zijn (a.g.v. extra capaciteit). Toename in maatschappelijke sociale problematiek, het eerder signaleren van problemen en het laagdrempeliger worden van de jeugdzorg zijn van invloed op het aantal aanmeldingen bij Bureau Jeugdzorg (en bijgevolg de in- en uitstroom bij de Gelderse zorgaanbieders). Jeugdzorg vindt ook steeds meer aansluiting met de lokale voorzieningen (o.a. ZAT’s/onderwijs, politie). In figuur 25 is de totale uitstroom bij de Gelderse zorgaanbieders weergegeven met onderscheid naar reguliere hulp en spoedzorg. Van de totale uitstroom bij de Gelderse zorgaanbieders in 2006 is ongeveer driekwart reguliere zorg en een kwart spoedzorg. De uitstroom bij residentiële hulp wijkt af; 40% van het totaal aantal beëindigingen betreft hier crisishulp.
60
Monitor Jeugdconvenanten Jeugdbeleid-Jeugdzorg Gelderland
Spectrum CMO
Aantal malen beëindigde zorg in 2006 2100 1800 1500 1200 900 600 300 0 Ambulant
Daghulp
Residentieel
Reguliere zorg
Pleegzorg
Spoed/crisiszorg
Figuur: 25
Omvang uitstroom jongeren uit detentie Er zijn geen cijfers beschikbaar over het aantal jongeren dat uitstroomt na detentie. Wel zijn het aantal indicaties BJz voor justitiële inrichtingen (JJI’s) bekend. In 2006 zijn er in totaal 217 Gelderse jongeren geïndiceerd voor justitiële inrichtingen. Het aantal indicaties JJI’s verandert nauwelijks in de loop van de kwartalen in 2006 en 2007. In 2006 waren er 684 jongeren met een jeugdbeschermingsmaatregel (OTS). Uit onderstaande figuur blijkt dat ongeveer een kwart (172) afkomstig is uit de regio Arnhem. Ook in de regio West-Veluwe zijn verhoudingsgewijs veel OTS-pupillen. Midden-IJssel, Noordwest-Veluwe en Rivierenland zijn regio’s met relatief minder OTS-pupillen. Het aantal jongeren met een jeugdreclasseringmaatregel in 2006 bedraagt in Gelderland 555. Regio’s met verhoudingsgewijs veel kinderen met jeugdreclasseringmaatregelen zijn Arnhem, Nijmegen en de Oost-Veluwe. Dit geldt ook voor ITB-criem. De laatste is een intensieve vorm van begeleiding bedoeld voor allochtone jongeren tussen de 12 en 17 jaar.
180
Aantal jongeren met jeugdbeschermings- en jeugdreclasseringsmaatregelen in 2006
150 120 90 60 30
Reguliere JR
OTS
ITB
W es
t-V
el uw e
nl an d Ri vi er e
el uw e Oo st -V
Ni jm
eg No en or dw es t-V el uw e
M
id de
nIJ ss el
Ar nh em
Ac ht er ho ek
0
Figuur: 26
Spectrum CMO
Monitor Jeugdconvenanten Jeugdbeleid-Jeugdzorg Gelderland
61
Meerwaarde monitoren uitstroom jongeren uit geïndiceerde jeugdzorg en detentie Er zijn geen gegevens voorhanden over de omvang van de uitstroom van jeugdigen uit detentie. In combinatie met de cijfers over uitstroom van jongeren uit geïndiceerde jeugdzorg (beschikbaar bij de Gelderse zorgaanbieders) geeft dit een completer beeld over de totale omvang van de uitstroom in Gelderland. De uitstroomcijfers zijn alleen beschikbaar op Gelders niveau. Deze cijfers geven daarmee dus geen indicatie van de omvang van de uitstroom voor de Gelderse gemeenten om hoeveel jongeren het feitelijk gaat? Er zijn geen betrouwbare gegevens beschikbaar over wat er met de jongere gebeurt die is uitbehandeld. De jongere die uitstroomt wordt wel gevolgd door de casemanager BJz maar hierover zijn geen registraties beschikbaar. De beleidsinformatie over de uitstroom zou uitgebreid moeten worden, wil het input opleveren voor de invulling van het nazorgbeleid. Bij de uitstroomcijfers zou aanvullend geregistreerd kunnen worden (waarheen, wat is de aanvullende behoefte aan hulp of begeleiding, waar zijn nog eventuele knelpunten etc). Conclusies en aanbevelingen Van veel regio’s/gemeenten is onbekend of er voldoende nazorgaanbod is en of er over de uitstroom van jongeren met een nazorgvraag afspraken met de jeugdzorg zijn gemaakt. Deze uitstroominformatie is voor gemeenten van belang omdat zij op grond hiervan hun uitvoeringsafspraken kunnen maken. Duidelijk is dat er knelpunten liggen bij de groep 18plussers (regio Achterhoek en Nijmegen). Algemene bevindingen uit onderzoek elders wijzen uit dat problemen bij uitstroom uit de jeugdzorg vaak huisvesting en werk betreffen. Er is onvoldoende aandacht voor terugkoppeling van informatie naar gemeentelijke jeugdzorgvoorzieningen over terugkeer naar huis na het zorgtraject, onvoldoende aansluiting op het onderwijs (bijv. kinderen kunnen niet terug naar school omdat de klassen vol zitten), gebruik van zelfstandige huisvesting, wachtlijsten in vervolgtraject en wachtlijsten buiten jeugdzorg (bij lvg, psychiatrie). Met de meeste jongeren gaat het goed na het beëindigen van een jeugdzorgtraject. Voor een kleine groep geldt dit niet en zij kunnen dan ook voor behoorlijk wat overlast zorgen. Helaas zijn er geen regionale cijfers voor handen terwijl afspraken voor deze groep gewenst zijn. Een complicerende factor hierbij is, dat wanneer jongeren 18 jaar worden en daarmee meerderjarig zijn, vervolghulp kunnen weigeren terwijl professionals dit wel wenselijk achten. Desondanks is het gewenst dat provincie, jeugdzorgaanbieders en gemeenten hier verder beleid over ontwikkelen en regionale platforms hier advies over uit brengen. Het regioplatform West-Veluwe en Nijmegen zijn momenteel bezig met het voorbereiden van een voorstel over nazorg. Verder is op basis van de beschikbare informatie onvoldoende inzichtelijk welke werkwijze de Gelderse gemeenten hanteren bij jongeren die terugkeren uit detentie. Uit de ketensamenwerking Rivierenland (‘aanpak kwartiermaker’) blijkt dat het vooral gaat om de aansluiting tussen het justitiële trajecten en de maatschappelijke voorzieningen, en de afspraken over inkomen, werk, huisvesting en zorg. In de regio Rivierenland is een basismodel voor jeugdpreventienetwerken ontwikkeld met als doel om gecoördineerde hulp en zorg aan risicojongeren aan te bieden. In het netwerk worden signalen rond een jongere besproken en wordt er een plan van aanpak opgesteld. Dit geldt ook voor jongeren die terugkeren uit detentie of uit de geïndiceerde jeugdzorg.
62
Monitor Jeugdconvenanten Jeugdbeleid-Jeugdzorg Gelderland
Spectrum CMO
De aanbeveling naar de provincie en de regio’s is dan ook om hier nadrukkelijker beleid voor te ontwikkelen en middels een breed samengestelde werkgroep (gemeenten, Jeugdzorg, RvdK, BJz) het knelpunt verder uit te werken. Tevens dient de provincie het knelpunt van de nazorg nadrukkelijk bij de zorgaanbieders aan de orde te stellen. Informatie overdracht en doorverwijzing naar de gemeentelijke zorginstellingen is hierbij essentieel.
Spectrum CMO
Monitor Jeugdconvenanten Jeugdbeleid-Jeugdzorg Gelderland
63
64
Monitor Jeugdconvenanten Jeugdbeleid-Jeugdzorg Gelderland
Spectrum CMO
Thema 11: Veiligheid en criminaliteit
Inleiding Doel van het convenantthema ‘veiligheid en criminaliteit’ is de vermindering van overlast, sociale onveiligheid en (kleine) criminaliteit door jongeren in openbare ruimte. Hiermee kan voorkomen worden dat jongeren verder afglijden naar (zwaardere vormen van) criminaliteit en een toenemende druk op de jeugdzorg. Gemeenten en betrokken instellingen zoals het onderwijs, GGD, AMW en politie hebben een belangrijke taak in het aandacht geven aan kwetsbare jeugd en hun gezinnen wanneer de ontwikkeling en veiligheid in het geding is. Dit vraagt om een effectief preventief jeugdbeleid gericht op samenwerken tussen ketenpartners en een goede aansluiting op de (vrijwillige) zorg- en justitieketens. Op dit moment worden nog te weinig jongeren en gezinnen die met politie en justitie in aanraking komen doorverwezen naar de vrijwillige jeugdzorg. Een goede aansluiting tussen de ketens kan dit probleem helpen oplossen. In de regio Rivierenland is men hier al mee bezig. Om dit thema meetbaar te maken zijn de volgende indicatoren opgesteld: Jeugdcriminaliteit per gemeente Aantal jongeren dat in aanraking komt met justitie Cijfers ten aanzien van risicotaxatie De hiervoor gebruikte bronnen zijn de Gelderse Jeugdmonitor met daarin politiecijfers van de regio’s Noord- en Oost Gelderland en Gelderland-Midden en van het EMOVO onderzoek uit 2003, uitgevoerd door de Gelderse GGD’s. Daarnaast zijn de provinciale rapportages van Bureau Jeugdzorg verzameld met betrekking tot aanmeldingen via justitieel en vrijwillig kader. De cijfers ten aanzien van de risicotaxatie worden in dit rapport niet gepresenteerd. Bij de ontwikkeling hiervan waren de cijfers nog niet beschikbaar. Bij de afronding van dit rapport zijn uit de politieregio’s Gelderland Midden en Gelderland Zuid gegevens beschikbaar gekomen op gemeente niveau. Deze zijn inmiddels in de Gelderse Jeugdmonitor opgenomen. Voor opname in dit rapport is helaas geen tijd meer beschikbaar.
Jeugdcriminaliteit per gemeente
Toelichting op de criminaliteit per gemeente De criminaliteitscijfers van de politie zijn op gemeente niveau in de Gelderse Jeugdmonitor beschikbaar, echter dit zijn alleen die van de politieregio Noord- en Oost Gelderland en politieregio Gelderland-Midden. De cijfers worden op jeugdzorgregioniveau gepresenteerd. Door het ontbreken van gegevens uit politieregio Gelderland Zuid, ontbreken de gegevens over de jeugdzorgregio’s Nijmegen en Rivierenland. In de gegevens wordt verder onderscheid gemaakt naar de vier hoofdgebieden van het vergrijp: Veiligheid Leefbaarheid Maatschappelijke integriteit Dienstverlening
Spectrum CMO
Monitor Jeugdconvenanten Jeugdbeleid-Jeugdzorg Gelderland
65
Delicten op het terrein van veiligheid betreffen diefstal, mishandeling van personen (in verschillende gradaties) en ongevallen. Onder leefbaarheid worden delicten op het terrein van overlast en milieu verstaan. Maatschappelijke integriteit betreft handel in drugs, mensen en wapens, ook discriminatie en aantasting van de openbare orde behoort hiertoe. Tenslotte wordt delicten op het terrein van preventiecontrole en hulpverlening aan personen en instanties gevoegd onder delicten ten aanzien van dienstverlening.
Beschikbare gegevens In onderstaande figuren wordt een beeld geschetst van de criminaliteit door jongeren in 2005 en 2006, naar hoofdgebied van het delict, leeftijdsklasse en jeugdzorgregio. Specifieke cijfers naar gemeente kunnen in de Gelderse Jeugdmonitor, worden opgevraagd: http://www.jeugdenveiligheid.nl/site/jeugdmonitor/jeugd_en_veiligheid/jeugdmonitor/databa nk.
Aantal jongeren van 0 tot en met 24 jaar dat een vergrijp (naar hoofdgebied) heeft gepleegd in de politieregio's Noord- en Oost Gelderland en Gelderland-Midden 8.000 6.000 4.000
2005 2006
2.000 0 Veiligheid
Leefbaarheid
Maatschappelijke integriteit
Dienstverlening
Figuur: 27
Preventie jeugdcriminaliteit Preventie van jeugdcriminaliteit is erop gericht jongeren minder snel met de politie in aanraking te laten komen en dat het aantal veelplegende jongeren afneemt. Voorkomen moet worden dat jongeren een criminele loopbaan ontwikkelen. De inzet is om dit zo veel mogelijk tegen te gaan. Ook criminaliteit gepleegd door jongeren jonger dan twaalf jaar de zogenaamde ‘12 minners’ krijgt steeds meer aandacht. Immers kinderen die opgroeien in een sfeer met veel politiecontacten, geweld, schulden en verslaving, lopen veel meer risico’s om later het criminele pad op te gaan dan andere kinderen. In Gelderland wordt door de politie Gelderland-Midden in samenwerking met het Ministerie van Binnenlandse Zaken en de provincie Gelderland een pilot gestart om met name de risicofactoren van deze gezinnen in beeld te brengen en hen door te verwijzen naar de juiste hulp. De politie Gelderland Midden heeft hiervoor samen met de Radboud Universiteit een methode (ProKid Politie) ontwikkeld die zal worden gebruikt in Arnhem, Nijmegen, Apeldoorn en Ede. De aanpak van criminaliteit vereist een gezamenlijke inspanning van gemeenten, politie, en andere ketenpartners zoals jongerenwerk, Halt, etc. De gemeente vervult hierbij een coördinerende rol en samen met ketenpartners dienen er voor preventie en aanpak overlast sluitende afspraken gemaakt te worden.
66
Monitor Jeugdconvenanten Jeugdbeleid-Jeugdzorg Gelderland
Spectrum CMO
Met het provinciale stimuleringsproject ‘Aanpakken’ is er voor wat betreft de aanpak van overlast en criminaliteitspreventie een behoorlijke stap vooruit gezet. De provinciale steun is hierbij essentieel geweest en heeft gemeenten geholpen om de ketensamenwerking en het onderling afstemmen van activiteiten te verbeteren. Kortom ‘Criminaliteit en Veiligheid’ blijft ook voor de komende jaren een belangrijk thema. In figuur 27 zien we dat de verschillende veiligheidsaspecten iets afnemen, maar niet veel. Dit verklaart ook waarom gemeenten en ketenpartners blijvend aandacht aan dit onderwerp moeten besteden. Het beleid richt zich enerzijds op de risicojongeren, maar ook op de vraag hoe de samenwerking tussen de verschillende ketenpartners kan worden versterkt. Het gaat om de raakvlakken met thema’s zoals, aanpak voortijdige schoolverlaters, vroegsignalering van jeugdproblematiek, participatie, overlast, etc en hoe deze op elkaar ingrijpen. In de jeugd- en veiligheidsplannen moet duidelijk gemaakt worden waar men zich gedurende een bepaalde periode op gaat richten. Ondanks allerlei inspanningen van de regio’s op dit terrein zijn er op dit moment onvoldoende bronnen aan de hand waarvan de cijfers en de stand van zaken in de praktijk in beeld gebracht kan worden.
Aantal jongeren van 0 tot en met 24 jaar dat een vergrijp heeft gepleegd, naar jeugdzorgregio 7.000 6.000 5.000 4.000
2005 2006
3.000 2.000 1.000
id de nIJ ss el M
lu w e t-V e
el uw e
No or dw es
es t-V W
Ar nh em
el uw e O os t-V
Ac ht er ho ek
0
Figuur: 28
Hoofdgebied vergrijp 2006 Veiligheid Leefbaarheid Maatschappelijke integriteit Dienstverlening
0 t/m 11jr 142 207 6 5
12 t/m 17jr 3.061 2.779 949 201
18 t/m 24jr 3.954 2.032 2.411 405
Totaal 7.157 5.018 3.366 611
Tabel: 6
Spectrum CMO
Monitor Jeugdconvenanten Jeugdbeleid-Jeugdzorg Gelderland
67
% jongeren per leeftijdsklasse dat een vergrijp heeft gepleegd in 2006, naar jeugdzorgregio 12% 10% 8% 0 t/m 11 jr 6%
12 t/m 17 jr 18 t/m 24 jr
4% 2%
el uw No e or dw es t-V el uw e M id de nIJ ss el
t-V W es
Ar nh em
el uw e O os t-V
Ac ht er ho ek
0%
Figuur: 29
Meerwaarde monitoren gegevens jeugdcriminaliteit Met de meeste jongeren gaat het gelukkig goed, maar voor een klein deel geldt dit niet. Zij lopen het risico verdergaande problemen te ontwikkelen. Daarom is preventief jeugdbeleid gewenst. Bovenstaande tabellen en figuur laten het vergrijp van jongeren in 2006 op de verschillende gebieden zien. Het laat ook zien dat veiligheid en criminaliteit een thema is dat vanuit gemeentelijk beleid permanent aandacht verdiend. Voor gemeenten is het van belang om regelmatig veiligheidsplannen te ontwikkelen en daarin duidelijk te maken waar zij zich op willen richten en welke resultaatafspraken zij met ketenpartners maken om te voorkomen dat jongeren afglijden naar crimineel gedrag. Het gaat er om dat er preventieve maatregelen genomen worden die jongeren kansen biedt. De indicatoren die nu gebruikt zijn zeggen slechts iets over het aantal jongeren en het percentage jongeren per leeftijdsklasse dat een vergrijp heeft gepleegd. Vooral Arnhem laat een behoorlijk percentage zien. De cijfers van de politie regio Zuid zijn niet bekend. De indicatoren zeggen verder niets over het gemeentelijk beleid en waar de plannen zich op richten. Het gaat vooral om het bijéén brengen van cijfers en signalen van de verschillende risicogebieden die bepalen wat er moet gebeuren. Op basis van de huidige indicatoren kunnen we op provinciaal niveau niet aangeven waar de accenten van de preventieve maatregelen van de gemeenten worden gelegd en wat de trends zijn. Ook is het niet mogelijk om de inspanningen van de regio’s met elkaar te vergelijken en hier uit te halen hoe het beleid zich ontwikkeld. Gezien het belang van dit onderwerp dient met de regio’s afgesproken te worden hoe de ontwikkelingen bij een volgende monitor in beeld gebracht kunnen worden.
Aantal jongeren in aanraking met justitie
Inleiding In het schooljaar 2003/2004 is door de GGD’s in Gelderland en Overijssel een grootschalig onderzoek gedaan naar de gezondheidstoestand en leefstijl van jongeren uit klas 2 en 4 van het voortgezet onderwijs.
68
Monitor Jeugdconvenanten Jeugdbeleid-Jeugdzorg Gelderland
Spectrum CMO
Dit onderzoek staat bekend onder de naam EMOVO (Elektronische MOnitor en VOorlichting). De gegevens voor Gelderland worden per gemeente en regio ontsloten via de Gelderse Jeugdmonitor op de website: http://www.jeugdenveiligheid.nl/site/jeugdmonitor/jeugd_en_veiligheid/jeugdmonitor/databank
Beschikbare gegevens De Gelderse Jeugdmonitor bevat gegevens over de 29.008 leerlingen die woonachtig zijn in een Gelderse gemeente of in een buiten Gelderse gemeente die behoort tot een Gelderse regio. Om zicht te krijgen op het aantal jongeren dat in aanraking is geweest met politie, halt of de kinderrechter zijn de volgende EMOVO gegevens gebruikt.
10
Percentage jongeren dat binnen Emov o (2003) heeft aangegev en in aanraking geweest te zijn met politie, bureau Halt of kinderrechter
8 6
Verhoor politie Verwijzing HA LT Kinderrechter
4 2
Ac ht er ho O e os t-V k el uw e Ar nh W es e t-V m el uw e Ni jm eg No Riv en ie or r dw en la es t-V nd el M uw id e de nIJ ss Ge el m id de ld e
0
Figuur: 30
Naast de EMOVO gegevens registreert Bureau Jeugdzorg het aantal jongeren dat in het justitiële traject bekend is. Het gaat hierbij om onder toezicht gestelde jongeren en jongeren die met voogdij of jeugdreclassering in aanraking gekomen zijn.
Aantal jongeren in justitieel traject bij Bjz op peildatum 2.500 2.000 1.500 1.000 500 0 apr-05
jul-05
okt-05
OTS-pupillen
jan-06 apr-06 Voogdij-pupillen
jul-06
okt-06
jan-07 apr-07
Pupillen jeugdreclassering
Figuur: 31
Meerwaarde monitoren aantal jongeren in aanraking met justitie In figuur 30 valt op dat het aantal jongeren dat met politie, Halt en kinderrechter in aanraking is geweest in de Noord-Veluwe vrij groot is. In figuur 31 kunnen we zien dat het aantal OTS-en toeneemt en het aantal voogdijpupillen en pupillen jeugdreclassering ten opzicht van 2005 nauwelijks is afgenomen. Hiermee laat de monitor zien dat dit thema in alle
Spectrum CMO
Monitor Jeugdconvenanten Jeugdbeleid-Jeugdzorg Gelderland
69
regio’s een punt van aandacht moet zijn. Hoewel Justitie belang heeft bij het voorkomen van eerste delicten, liggen de verantwoordelijkheden en mogelijkheden vooral bij gemeenten (lokaal preventief jeugdbeleid) en de provincie (Bureau jeugdzorg). Repressief ingrijpen is vooral een taak van Justitie. Daarom dienen er vanuit het gemeentelijk beleid samenhangende programma’s en activiteiten ontwikkeld te worden zoals vroegtijdig signaleren, opvoedhulp, informatie, preventienetwerken, aanpak voortijdig schoolverlaten etc. De nieuwe Centra voor Jeugd en Gezin vervullen hierin een belangrijke spil functie. In de verschillende regio’s zijn initiatieven ontwikkeld die gericht zijn op het voorkomen van risicogedrag. Er is op dit moment geen totaal overzicht van de beleids- en uitvoeringsplannen op dit terrein. Het is zinvol om de ontwikkelingen te volgen om zo ook de accenten en trends voor het nieuwe beleid naar voren te kunnen halen. De huidige indicatoren hebben daarom een beperkte zeggingskracht. Wel maakt het duidelijk dat blijvende aandacht voor risico- en crimineel gedrag noodzakelijk is.
Conclusies en aanbevelingen Bij een effectief jeugd- veiligheidsbeleid gaat veelal om maatwerk naar individu, groep en omgeving en de instanties die bij de aanpak een rol vervullen. De bovenstaande opmerkingen laten zien dat het steeds gaat om een vroegtijdige en intensieve samenwerking tussen de verschillende ketens (preventie/zorg en justitieketen. Overlast en criminaliteit is vrijwel nooit een op zichzelf staand probleem. Veelal is er sprake van psychosociale problematiek en/of gezinsproblematiek. Daarom is samenhang en samenwerking tussen instanties die ingrijpen aan de voorzijde en achterzijde onontbeerlijk voor een optimaal resultaat. Hierbij staat de ouderbetrokkenheid centraal en hen motiveren om een stap richting hulpverlening te zetten. Er zijn goede voorbeelden van ouderbetrokkenheid bekend zoals in Nijmegen (Kijk op Kleintjes) maar ook elders die regio’s kunnen helpen om dit verder uit te werken. Ook in de nieuw te ontwikkelen Centra voor Jeugd en Gezin is de ouderbetrokkenheid een belangrijk thema. De aanbeveling aan de provincie is om vanuit de regisseursrol afstemming jeugdbeleid – jeugdzorg er op toe zien dat preventie en aanpak van jeugdcriminaliteit op de agenda blijft staan en dat er accenten worden gezet richting aanpak en samenwerking. Dit betekent dat een vervolg op Aanpakken en het project met aandacht voor risicokinderen onder de 12 jaar nog nadrukkelijker gepositioneerd dient te worden. Het gaat om vragen als: Wat gebeurt er elders en hoe kunnen ontwikkelingen vooruit geholpen worden? Voor gemeenten is het van belang dat zij beleid blijven aanjagen en instellingen vragen een actieve en vasthoudende benadering te hanteren.
70
Monitor Jeugdconvenanten Jeugdbeleid-Jeugdzorg Gelderland
Spectrum CMO
Thema 12: Dak- en thuisloze jongeren
Inleiding Doel van het thema over dak- en thuisloze jongeren is een verbetering van hun maatschappelijke participatie en een vermindering van instroom en bevorderen van door- en uitstroom van jongeren in dak- en thuislozencircuit. Daarnaast moeten structurele verbindingen gerealiseerd worden tussen voorliggende lokale voorzieningen, maatschappelijke opvang en regionale zorginstellingen met betrekking tot signalering, begeleiding en opvang. Voor dit thema zijn criteria opgesteld ten aanzien van de capaciteit van de (dag-) opvang en bezettingsgraad en welke projecten en samenwerkingsafspraken gerealiseerd worden. Voor deze criteria was het niet eenvoudig om goede bronnen te vinden. Als bron is gebruikt de provinciale informatie over het project dakloosheid en de voortgangsrapportage De Gelderse Strijd Tegen Dakloosheid, projectinformatie aanpak daken thuisloze jongeren in Nijmegen en Arnhem en sociale kaart informatie van Gidz worden hieronder kort beschreven. Omschrijving dak- en thuisloze jongeren Bij dak- en thuislozen wordt meestal gedacht aan mensen die feitelijk geen onderkomen hebben en met al hun schamele bezittingen op straat zwerven. Dit beeld is niet representatief voor de werkelijke situatie van dak en thuisloze jongeren. Jongeren die wel dak- en thuisloos zijn herken je niet direct op straat. Ze slapen de ene keer bij de ene vriend, dan weer bij een familielid, zonder dat iemand daarbuiten merkt dat ze geen eigen huis hebben. Deze jongeren moeten dan ook eigenlijk (potentiële) dak- en thuisloze jongeren genoemd worden omdat zij zich voor een groot deel van de tijd in een grijs gebied bevinden; tussen een zwerfbestaan en een min of meer vast onderdak. Soms levert dit geen problemen op en vinden deze jongeren na een tijdje weer vaste woonruimte. Via vrienden of familie krijgen ze onderdak en pikken de draad weer op. In andere gevallen, bijvoorbeeld wanneer ze te kampen hebben met drugs-, geld- of justitieproblemen, kunnen ze bij steeds minder adresjes terecht en zijn ze toegewezen op de daklozeninstellingen en in het slechtste geval de straat. Dak- en thuisloze jongeren zijn te definiëren aan de hand van een aantal punten: Het gaat om jongeren op straat, jongeren die tijdelijk bij familie inwonen, of jongeren die in de laagdrempelige dag- en nachtopvang komen. De duur van de toestand van dak- en of thuisloosheid is het aantal wisselingen in verblijfplaats. Bij de zorg van dak- en thuisloze jongeren komen we zowel organisaties tegen die zich richten op de jeugdigen alsook op die van volwassenen. De reden hiervan is dat de populatie zwerfjongeren varieert in de leeftijd van 12 tot 25 jaar.
Schatting aantal dak- en thuisloze jongeren In 2003 werd het aantal dak- en thuisloze jongeren in de provincie Gelderland geschat op een aantal tussen de 350 en 400 jongeren. Als vuistregel hanteert men vaak dat voor elke jongere in de opvang er ook één in het grijze gebied zal zitten en dus onzichtbaar is voor de hulpverlening.
Spectrum CMO
Monitor Jeugdconvenanten Jeugdbeleid-Jeugdzorg Gelderland
71
Aanpak Gelderse dakloosheid In het Statenakkoord 2003 – 2007 ‘De Gelderse Aanpak’, is uitgesproken dat het aantal daklozen in deze periode van vier jaar moet verminderen en dat het aanbod van zorgvoorzieningen ten behoeve van deze doelgroep versterkt moet worden. Het project is onderverdeeld in een aantal deelprojecten, waaronder verbetering van de keten, zwerfjongeren, realiseren van extra voorzieningen en huisvesting. In de Gelderse steden Apeldoorn, Arnhem, Doetinchem, Ede, Harderwijk, Nijmegen, Tiel en Zutphen zijn tussen 2004 en 2007 extra voorzieningen voor daklozen ingericht. Gegevens over het aantal basis voorzieningen met bijbehorende basis capaciteit zijn helaas niet beschikbaar.
Aantal extra voorzieningen tussen 2004-2007, overzicht januari 2007 25 20 15 10 5 0 Nachtopvang
Dagopvang
Dagbesteding
Figuur: 32
In de rapportage18 over het deelproject zwerfjongeren, wordt weergeven hoeveel zwerfjongeren om hulp vraagt op het terrein van huisvesting en schuldhulpverlening.
Achtergrond dak- en thuisloze jongeren De jongeren die daadwerkelijk zijn gaan zwerven bestaan voor het merendeel uit jongens. Meisjes vormen met een kwart tot eenderde een minderheid. De grootste groep dak- en thuisloze jongeren zijn jongeren tussen de 16 en 21 jaar. Een meerderheid van zo’n zestig procent is autochtoon. In middelgrote en grote steden is het deel van allochtone afkomst groter. Een klein deel bestaat uit vluchtelingen of asielzoekers (Planije, Van ’t Land en Wolf, 2003). Dak-en thuisloze jongeren komen vaak uit multiproblem gezinnen en hebben zelf ook meervoudige problemen. Er is vaak geen eenduidige oorzaak van de dak- en thuisloosheid te noemen maar hebben er zich al vroeg in hun leven op allerlei terreinen problemen voorgedaan. Een groot deel van de jongeren valt onder de groep licht verstandelijk gehandicapt (LVG - jongeren) en hebben een IQ lager dan 85. Daarnaast zijn er ook vaak psychiatrische problematieken. Grofweg zijn de dak- en thuisloze jongeren in te delen in drie groepen: de psychiatrische groep, de groep met verslavingsproblematiek en een LVG – groep of een combinatie van deze problematieken.
72
Monitor Jeugdconvenanten Jeugdbeleid-Jeugdzorg Gelderland
Spectrum CMO
De jongeren hebben door hun problematische achtergrond op jonge leeftijd vaak al een indrukwekkende carrière in de hulpverlening achter de rug, waarbij vaak een negatief beeld is ontstaan van de jeugdhulpverlening. Deze achtergrond uit zich in problemen op meerdere terreinen of leefgebieden. Het gaat om problemen met bijvoorbeeld justitie, de reclassering, grote schulden, psychosociale problemen, afgebroken schoolopleiding, woonruimte, goede vrije tijdsbesteding, het leggen van sociale contacten en het gebruik van softdrugs. In afwijking met volwassen dak- en thuisloze zorgmijders zijn deze jongeren vaak wel gemotiveerd om de vicieuze cirkel te doorbreken en doelen als een eigen huis, een partner en een betaalde baan na te streven.
Aantal zwerfjongeren dat hulp vraagt 400 300 200 100 0 Realiseren van huisvesting Aantal geïndiceerd
Aantal niet geïndiceerd
Schuldhulpverlening Aantal indicatie onbekend
Figuur: 33
Opdracht centrumgemeenten De centrumgemeenten hebben de opdracht van de landelijke overheid om, in navolging van de G4, een plan van aanpak te maken voor de maatschappelijke opvang, het zogenaamde Stedelijk Kompas. Dit houdt in een meerjarenvisie en uitvoeringsprogramma voor een sluitende keten van zorg en opvang van dak- en thuislozen. Dak- en thuisloze jongeren moeten hierbinnen een eerste doelgroep vormen. VWS heeft 1 april 2008 bepaald als sluitingsdatum voor het indienen van het Stedelijk Kompas. Voor GSB-centrumgemeenten geldt dat als zij dan geen Stedelijk Kompas hebben ingediend, zij alsnog prestatieafspraken moeten maken voor de OGGzmiddelen die vanaf 2007 aan de Brede doeluitkering Sociaal, Integratie en Veilig zijn toegevoegd. In de voortgangsrapportage De Gelderse Strijd Tegen Dakloosheid valt te lezen dat de ketensamenwerking goed verloopt, de hulpverleners elkaar goed weten te vinden en er samenwerkingsafspraken worden gemaakt. De afspraken over de verdeling van financiën en verantwoordelijkheden levert vaak nog wel de nodige problemen op. In de voortgangsrapportage wordt ook ingegaan op de inzet van subsidiemiddelen ten behoeve van de projecten dak- en thuislozen. Uit onderstaande figuur blijkt dat één ton van de te besteden middelen wordt ingezet voor de projecten voor zwerfjongeren. 18
Zwerfjongeren vragen zelden de weg…maar zijn wel zoekende! Inventarisatie van het hulpaanbod aan zwerfjongeren in de provincie Gelderland. Provincie Gelderland, Projectteam Gelderse Strijd tegen Dakloosheid, Marlien Douma. Arnhem, oktober 2005 – januari 2006
Spectrum CMO
Monitor Jeugdconvenanten Jeugdbeleid-Jeugdzorg Gelderland
73
Inzet subsidiemiddelen (euro's) 2005/2006 ten behoeve van projecten dak- en thuislozen
100.000
80.000 Cliëntenparticipatie/STEM Dagbesteding Ketenproject 191.688
Zwerfjongerenprojecten
205.000
Figuur: 34
Tenslotte is op basis van de sociale kaart van Gidz inzichtelijk gemaakt waar de voorzieningen voor maatschappelijke opvang en in het bijzonder voor jeugdige dak- en thuislozen geconcentreerd zijn.
Figuur: 35
Aanpak dak- en thuislozen Arnhem en Nijmegen Spectrum heeft de afgelopen 2 jaar de gemeente Nijmegen ondersteund bij de ontwikkeling van een sluitende keten van zorg voor dak- en thuisloze jongeren te komen. Hierbij is een plan ontwikkeld op de knelpunten en witte vlekken. Dit plan is nu is uitvoering. Spectrum ondersteunt de gemeente Arnhem bij de ontwikkeling van een sluitende aanpak. Daarvoor is een inventarisatie uitgevoerd naar het bestaande aanbod van zorg en hulp aan dak- en
74
Monitor Jeugdconvenanten Jeugdbeleid-Jeugdzorg Gelderland
Spectrum CMO
thuisloze jongeren. Op grond van de resultaten is met de lokale partners een plan van aanpak ontwikkeld dat meegenomen is in het stedelijk Kompas. Het komende jaar zal hieraan uitvoering worden gegeven. De provincie ontwikkelt in samenwerking met de gemeente Arnhem en Nijmegen een provinciale monitor dak- en thuislozen. Eind 2008 zal deze monitor gereed zijn.
Handreiking VWS VWS heeft in 2007 een handreiking laten ontwikkelen voor (alle) gemeenten voor het opzetten van een samenhangend beleid voor zwerfjongeren. Deze handreiking is eind 2007 naar alle gemeenten gestuurd. In het verlengde hiervan is een project gestart waarin gemeenten hulp krijgen voor het opzetten van een samenhangend beleid. Hiervoor worden een aantal gemeenten geselecteerd, waaronder de gemeente Apeldoorn. De opbrengsten van dit project zullen ook voor andere gemeenten worden openbaargemaakt. Meerwaarde monitoren dak- en thuisloze jeugdigen De opvang van dak- en thuisloze jongeren is een complex veld waarover met de eerder genoemde indicatoren nog weinig te zeggen valt. Wel zijn er provinciaal allerlei initiatieven gaande die de aanpak van de problematiek verder kunnen helpen. In die zin is het goed om bij de volgende monitor dit onderdeel specifieker te meten. Hoe krijgt men de doelgroep in beeld en welke samenwerkingsafspraken zijn er in de regio’s gemaakt. We zijn vooral benieuwd hoe het stedelijk kompas zich heeft ontwikkeld. Maar ook hoe de activiteiten die nu doorgaans op project basis worden uitgevoerd, een structureel karakter hebben gekregen. In die zin is het thema van belang omdat het nauwe raakvlakken heeft met het thema nazorg en vindplaatsgerichte hulpverlening. Conclusies en aanbevelingen De problematiek van dak- en thuisloze jongeren is divers en complex en bij het zoeken van oplossingen zijn meerdere partijen betrokken die een aanbod hebben op het terrein hulpverlening, huisvesting, inkomen, scholing, etc. Een belangrijke eerste stap is om dak- en thuisloze jongeren goed in beeld te krijgen en een praktische en efficiënte monitor kan helpen de problematiek zichtbaar te maken. Op lokaal niveau speelt de werkgroep Openbare Geestelijke Gezondheidszorg (OGGZ) hierin een coördinerende en ondersteunende rol. Een goede registratie en sterke lokale netwerken kunnen er toe bijdragen dat dak- en thuisloze jongeren bijtijds gesignaleerd en ondersteund worden. Een interdisciplinaire benadering is van belang. Vooral de samenwerking tussen de GGZ, verslavingszorg en maatschappelijke opvang is hierbij essentieel. Het gaat om een groep jongeren die niet gemakkelijk te traceren is, veel shopgedrag vertoont en op meerdere gebieden problemen heeft. De aanbeveling naar de provincie is dan ook om het thema niet los te laten vanwege de verwevenheid en raakvlakken met andere beleidsvelden die betrekking hebben op de aanpak van risicojongeren. Bovendien heeft de provincie in het kader van de afstemming jeugdzorg – jeugdbeleid een wettelijk taak (Wet op de Jeugdzorg) op het terrein van dak- en thuisloze jongeren en in het beleidskader jeugd ligt aandacht voor deze problematiek dan ook voor de hand.
Spectrum CMO
Monitor Jeugdconvenanten Jeugdbeleid-Jeugdzorg Gelderland
75