Paul Seelen
Mister Urbanus vertelt... Beknopte geschiedenis van een kleine maar fijne woningcorporatie
Inhoud
2
Inleiding
3
1. Belfeld in het midden van de vorige eeuw
9
2. Woningnood
15
3. De ‘geboorte’ van de woningvereniging
17
4. Naar een bredere doelgroep
26
5. Urbanus nu
34
6. Een blik in de toekomst
36
Noten
42
De bestuurders van Urbanus
43
Woningen, gebouwd of aangekocht sinds 1955
43
Calendarium
45
Verantwoording
46
Colofon
47
Inleiding Een kleine steekproef op een willekeurige, doordeweekse dag op het Koninginneplein in de kern van Belfeld… Wie is Sjaak Hendriks?, vragen we voorbijgangers. Acht van de tien benaderde dorpelingen weten een antwoord: “Die meneer van de woningvereniging”. ‘’Die meneer van de voetbalclub”. “Die meneer van de gemeenteraad”. ‘’…van de ouderenvereniging”.”… van de Belhamels…?’’. Niet alle antwoorden zijn goed, maar véél zijn het wel. Sjaak Hendriks immers is een duizendpoot. Een man die naar het lijkt overal en altijd in het dorp een helpende vinger in de pap heeft. Al wil hij er zelf niets van weten; in Belfeld is hij wereldberoemd. Zeker bij de vele honderden bewoners van huurwoningen voor wie hij zich veertig jaar lang heeft ingezet. En van wie hij nu een beetje afscheid neemt. Sjaak Hendriks werd in 1935 in Belfeld geboren, als tweede in een gezin van zes kinderen. Zijn vader had een gemengd bedrijf met wat akkerbouw, koeien, varkens en kippen. Zoals dat in veel boerenfamilies in die tijd gebruikelijk was, kwam de oudste zoon in het bedrijf toen hij twaalf jaar was. Gelijke monniken, gelijke kappen, redeneerde vader Hendriks. Daarom werden ook zijn andere kinderen al vroeg uit werken gestuurd. Sjaak, nog geen veertien jaar oud, ging aan de slag bij de plaatselijke boomkweker Faassen-Hekkens. Hij deed zijn werk met plezier en toewijding, maar kwam er al snel achter dat hij meer wilde. In de avonduren behaalde hij het diploma van de Handelsschool. Achttien jaar oud kwam hij zijn latere vrouw ‘Leen’ Thijssen tegen. Niet lang daarna werd hij onder de wapenen geroepen. Studeren bleef hij ook als militair. Hij haalde in zijn vrije tijd het boekhouddiploma en daarna het MBA. Toen zijn diensttijd erop zat, wilde Sjaak emigreren. Hij had het in Nederland wel gezien. Hij had tientallen sollicitatiebrieven geschreven, had enkele keren op gesprek mogen komen, maar had dan telkens te horen gekregen: ‘we willen je wel, maar alleen in het hoofdkantoor’. Dat hoofdkantoor lag meestal ver weg. Dat betekende: verhuizen, en daar voelde ‘Leen’ niets voor. Sjaak gaf zijn droom uiteindelijk maar op en besloot in Belfeld te blijven. Hij huurde een woning aan de Zandstraat. Een woning van St.-Urbanus, de woningcorporatie die later zo’n belangrijke rol in zijn leven zou gaan spelen. Sjaak ging aan de slag bij de Limburgse Land- en Tuinbouwbond. Vervolgens kreeg hij een baan bij de administratie van Meubelfabriek Stevens. Toen Stevens eind jaren zestig gesloten werd, stapte Sjaak over naar metaalwarenfabriek Egidius Jansen (EJA), met 450 personeelsleden destijds de belangrijkste werkgever van Belfeld. Hij werd er hoofd van de financiële afdeling. Sjaak had zijn stekkie gevonden. Hij voelde zich bij EJA als een vis in het water. Er was altijd wel wat te beleven. Met name als baas Huub zijn poema mee naar kantoor nam en daarmee de vrouwen de stuipen op het lijf joeg. Sjaak bleef bij EJA tot hij in 1996 met de vut ging. Hoe druk hij het op zijn werk ook had, Sjaak maakte altijd tijd voor ‘andere belangrijke zaken’. Als zijn dorpsgenoten hem nodig hadden, was hij er. Amper zeventien jaar oud werd hij gevraagd bestuurslid te worden van de Jonge Boeren3
en Tuindersbeweging. Het besturen ging hem goed af. Maar Sjaak was een perfectionist. Om te leren zich nóg beter in het openbaar te uiten, meldde hij zich bij Toneelvereniging Hierna Beter. Tien jaar lang speelde hij komedies en treurspelen, en werd en passant een volleerd redenaar. Nadat de Jonge Boeren hem gestrikt hadden, klopte voetbalvereniging Belfeldia, waar hij keeper van de A1 was, bij hem aan. Eerst werd hij gevraagd voor het jeugdbestuur. Toen hij met voetballen moest stoppen wegens een blessure, promoveerde hij naar het ‘grote’ bestuur. 31 jaar hield hij het bij Belfeldia vol, waarvan twintig als voorzitter. Een van zijn grootste verdiensten was, dat hij samen met de leden een nieuwe accommodatie bouwde. Sjaak verstond de kunst mensen te enthousiasmeren. De accommodatie heette De Spil. Een zeer toepasselijke naam. Sjaak was ook bij Belfeldia de spil waar alles om draaide. In 1965 werd Sjaak lid, twee jaar later bestuurslid (financiën) van Woningvereniging St.-Urbanus. Nog eens drie jaar later kwam hij in de gemeentepolitiek terecht. De Locale Lijst 1 van Har Seijben vroeg of ze hem op de lijst voor de raadsverkiezingen zouden mogen zetten. Sjaak stemde toe, mits het op een onverkiesbare plaats zou zijn. Sjaak, die in het dorp erg populair was, kreeg vervolgens echter zóveel voorkeurstemmen, dat hij in zijn eentje goed was voor twee zetels. Om zijn kiezers niet teleur te stellen, besloot hij toch maar raadslid te worden. Niet veel later werd hij gevraagd voor het wethouderschap. Dat wees hij af omdat hij anders bij Urbanus zou moeten stoppen, en het zorgen voor goede, betaalbare woningen voor iedereen, vond hij net iets belangrijker. Raadslid bleef hij tot 1998 - Lijst 1 was toen al opgegaan in het CDA. Pogingen om met Reuver en Swalmen een nieuwe gemeente te vormen, waren afgeketst. Belfeld was tot Venlo veroordeeld. Dat zinde Sjaak niet: hij vertrok. Vooral omdat hij dacht in een grote gemeente nog maar weinig voor Belfeld te kunnen doen. Het typeerde hem. Sjaak was geen kuddedier. Zei altijd precies wat hij ervan vond. Stemde desnoods tegen. Niet alleen in de politiek, ook bij Urbanus. In het belang van ‘de zaak’. Het werd geaccepteerd, meestal ook gewaardeerd. Sjaak heeft altijd vierkant achter de doelstelling van onze ‘club’ gestaan. Veertig jaar lang heeft hij zich met hart en ziel voor Urbanus ingezet. Eerst als bestuurslid, vanaf 1993 als bestuursvoorzitter en vanaf 2004 als voorzitter van de Raad van Commissarissen. De langste tijd voor slechts een bescheiden vergoeding. Mede door toedoen van Sjaak groeide Urbanus uit tot een financieel krachtige organisatie, die buiten de fusiegolf in Nederland corporatieland kon blijven. Klein is bij Urbanus nog altijd fijn, want, dicht op de huid van de klant. Een, blijkt telkens weer, tevreden klant. De realisatie van woon-zorgcomplex avant-la-lettre ’t Prônk-eppelke (Sjaaks paradepaardje), de ombouw van Urbanus van vereniging tot stichting , de modernisering en professionalisering van de organisatie, de bouwplannen Leijgraaf, Broekplan en Koramic … het zijn slechts enkele hoogtepunten uit de carrière van Sjaak als Urbanus-bestuurder. Na meer dan veertig jaar trouwe dienst zwaait hij af. Om eindelijk meer tijd te kunnen gaan besteden aan zijn gezin. Want, zijn vrouw, drie 4
dochters en vijf kleinkinderen hebben hem weinig gezien. Véél te weinig. Avond aan avond was Sjaak in de weer. Zelfs voor vakantie had hij nooit tijd. De Karinthië-reis die hij van zijn kinderen kreeg toen hij 25 jaar getrouwd was, was eigenlijk de eerste die hij maakte, afgezien dan van een fietstochtje naar het zwembad in Swalmen. Een Koninklijke onderscheiding heeft hij al. Hij is ook al ereburger van Belfeld, erevoorzitter en erelid van Belfeldia en erevoorzitter van de woningcorporatie. Toch willen we Sjaak bij zijn afscheid van Urbanus nog iets bijzonders meegeven: een boekje, dít boekje. We laten hem daarin zelf terugblikken op de geschiedenis van Urbanus. De geschiedenis die hij zelf mee heeft vormgegeven. Dit boekje is óns afscheidscadeau aan ‘Mister Urbanus’, maar tevens hét afscheidscadeau van Sjaak aan de Belfeldenaren. Belfeldenaren die hem na aan het hart liggen. Want, spijt dat hij zijn dorp niet verlaten heeft, heeft hij nooit gehad. Sjaak, bedankt. Het ga je goed, Belfeld, 25 april 2008 Joep van den Bercken, directeur/bestuurder Woonservice Urbanus
5
Keeper van de A1 van Belfeldia (1953)
Afscheidspeech in de gemeenteraad (1998)
Sjaak (staand met zwarte hoed) als De Oplichter bij Hierna Beter (eind jaren vijftig)
Bij EJA in gesprek met prins Bernard 6
CV van de bestuurder Sjaak Hendriks 1952-1954:
Bestuurslid Jonge Boeren- en Tuindersbeweging
VV Belfeldia: 1956 - 1959: 1959 - 1991: 1962 - 1972: 1972 - 1991: 1969 - 2005: 1991 - 2006: 1978 - 1984:
Lid jeugdbestuur en elftalleider Bestuurslid , leider en lid elftalcommissie Penningmeester Voorzitter Regioafgevaardigde KNVB Zuid 2 Consul KNVB Voorzitter commissie Buitensport Belfeld
Overige functies: 1970 - 1998: 1970 - 1998: 1994 - 1998:
Helpen op de boerderij (1954)
Lid gemeenteraad Belfeld Lid financiële commissie Belfeld Lid Gewestraad Noord-Limburg
Acht jaar lid commissie beroeps- en bezwaarschriften Belfeld Acht jaar lid commissie Algemene Zaken en Seniorenconvent Belfeld Twaalf jaar fractievoorzitter Lijst 1 en CDA 1972 - 1983: 1967 - 2008:
1998 - 2007: 2004 - nu: 2004 - nu: 2004 - 2005: 1997- nu:
Penningmeester Oranjecomité Bestuurslid/penningmeester/voorzitter Urbanus Lid van de commissies Woning-toewijzing en Financiën, alsmede de stuurgroep gemeentewoningstichting Voorzitter gemeenschapscentrum De Hamar Voorzitter seniorenvereniging Belfeld Bestuurslid Senioren Raad Venlo Medesamensteller Dorpsontwikkelingsplan Belfeld Lid diverse ad hoc-commissies Belfeld Bestuurslid Steunfonds Maatschappelijke Gezondheidszorg Belfeld
Opening De Spil door atlete Carla Beurskens
7
8
1.Belfeld in het midden van de vorige eeuw Een oude foto In mijn portefeuille zit sinds jaar en dag een kleine zwart-wit foto met kartelrand. Een foto uit het midden van de jaren vijftig van de vorige eeuw. Een foto van twee soldaten, dienstplichtigen op verlof, die heerlijk ontspannen op hun buik in het gras liggen. De linker soldaat is mijn broer Piet, de rechter ben ik. Op onze ruggen zitten triomfantelijk onze kleine ‘broertjes’ Jan (links) en Bèr (rechts). Het is bewolkt, maar mooi weer. Op de achtergrond zie je, omgeven door ligusterheggen, een kleine, eenvoudige boerderij/woning, zoals je die vroeger in deze streken overal zag. Het is de boerderij/woning van onze buren. Of beter gezegd wás, want het pand is jaren geleden gesloopt… Het lag op de hoek van de Prins Hendrikstraat en de Bolenberg - D’n Baoleberg zeggen wij - te midden van uitgestrekte landbouwpercelen… Als ik naar de foto kijk, zie ik het zo weer voor me; het Belfeld van toen. Een veel kleiner Belfeld dan nu. Alleen het gebied tussen de Bolenberg, de Prins Hendrikstraat, de Industriestraat, de Schoolstraat en de Stationstraat was bewoond. Daarnaast woonden nog mensen in de oude dorpskern ten westen van de spoorlijn en het gebied rondom het kapelletje van Geloë en Geloë zelf. Al met al zal Belfeld in het midden van de jaren vijftig hooguit vierhonderd woningen geteld hebben. Veel stelde het dus niet voor. Tussen die woningen lagen wat winkels, twee lagere scholen, een zusterklooster en enkele grote fabrieken. De belangrijkste fabrieken waren Janssen-Dings, van Cleef Dakpannenfabriek en de Nederlandse Greswaren Industrie NGI (‘de Gres’). Op een steenworp van de nieuwe kerk lagen bossen. Waar nu het Van Cleefplan is gerealiseerd, lag zeggen en schrijven één woning. Het gebied Venneken bestond uit stuifduinen en akkers en telde slechts twéé woningen… van ‘Bagges Betje’ en Sjaan van Dijk. Nu liggen er meer dan 350… Alleen daar al… Op verlof
Wie lang niet in Belfeld is geweest, zal nauwelijks nog herkenningspunten vinden. Het (groene) gras, de bossen en de (vruchtbare) landerijen zijn vervangen door baksteen en asfalt. Belfeld is opgestuwd in de vaart der volkeren. Het is inmiddels deel van een middelgrote stad.
Nog een echt dorp In het midden van de jaren vijftig was Belfeld nog een echt dorp. Het telde amper drie duizend inwoners. Het gros van die inwoners woonde in boerderijen die in het buitengebied lagen, maar ook in de kern van het dorp. Het pand aan de Rijksweg waarin sinds kort D’n Herberg gevestigd is, was ook een boerderij. Eigenlijk was élke woning in die tijd een beetje boerderij. Mensen hadden in hun – doorgaans zeer ruime – achtertuin een varken en wat kippen. Twee keer per jaar kwam er een slager langs om het varken te slachten en in stukken te snijden. De mensen zelf maakten er dan balkenbrij, karbonades, spek, ham en droogworst van. Spek werd ingelegd in zout 9
in een ingemetselde bak in de kelder. Ham en droogworst werden boven de kachel te drogen gehangen. Mensen hadden in die tijd heel wat vlees nodig, want gezinnen waren veel groter dan tegenwoordig. Vier of vijf kinderen was eerder regel dan uitzondering. Ene meneer Van Duren, een fabrieksarbeider, had er zelfs dertien. Een record voor Belfeld, voor zover ik weet. Om de eindjes aan elkaar te kunnen knopen, moest meneer Van Duren er een tweede baan - in de horeca - bij nemen. (Meneer van Duren woont nu in een seniorenwoning en is vaste klant in ’t Prônk-eppelke. Hij geniet nog steeds van het leven en de natuur.)
Optimisme De economie kwam na de oorlog langzaam weer op toeren. Er was weer vertrouwen in de toekomst. Met name de bouwnijverheid deed het uitstekend. De orderportefeuille van de Belfeldse industrieën raakte steeds beter gevuld. Die industrieën voerden hun productie dan ook flink op. In 1953 had Janssen-Dings zelfs een recordjaar met een afzet van meer dan acht miljoen dakpannen. Het bedrijf bouwde een nieuwe, grotere dakpannenfabriek en later ook een fabriek voor gresbuizen. Het optimisme was zó groot dat van 9 tot 17 augustus 1947 in de twee lagere scholen van het dorp - St. Aloysius (jongens) en H. Theresia (meisjes) – zelfs een grote nijverheidstentoonstelling georganiseerd werd. Een tentoonstelling met circa zestig stands, waarin even zovele bedrijven uit Belfeld en de omliggende regio zich presenteerden. Het was een grote happening. Met een omlijstend programma met veel muziek en theater en met een tijdelijk restaurant met een uitgebreide menukaart. De manifestatie heette Belnijto (1). De grote man er achter was mijn latere baas, Fons Stevens, directeur van Stevens Meubelfabriek. Voor Belnijto werd naar Belfeldse begrippen zeer fors geadverteerd. Het Dagblad voor Noord-Limburg en de Tegelsche Courant besteedden er ook redactioneel royaal aandacht aan. De laatste gaf zelfs een extra Belnijto-nummer uit. Burgemeester Harbers schreef in het voorwoord: ‘’de Belnijto zál en móét slagen! Het hoofdcomité heeft bewezen, dat ook in een kleine gemeente de krachten te vinden zijn, welke samengebracht en goed geleid, tot iets grootst in staat zijn.” Welnu, Belnijto wérd een succes. De manifestatie trok vele duizenden bezoekers; zowel particulieren als zakenmensen. Het dorp werd er in één klap mee op de kaart gezet. Toch heeft de tentoonstelling – vreemd genoeg – nooit een vervolg gekregen, hoewel dat wel de bedoeling is geweest. Waarom weet ik niet.
Katholiek bolwerk Belfeld was midden jaren vijftig nog een rooms-katholiek bolwerk. De pastoor was een autoriteit en stond op één hoogte met de burgemeester. Het was in het dorp traditie dat boeren die geslacht hadden, het fijnste vlees gratis aan de beide heren aanboden. Pastoor ging ook graag op zijn strepen staan. Ik kan me nog herinneren dat ik eens met een kruisprocessie meeliep. Ik moest plotseling vreselijk plassen. Omdat we net 10
langs mijn ouderlijk huis kwamen, besloot ik daar even naar binnen te schieten. Pastoor die alles zag, had ook dit gezien. Hij was razend. Hij stuurde de schoolmeester bij mijn ouders langs om over mijn gedrag te klagen. Wat ik in die situatie dan wél had moeten doen, weet ik overigens nog steeds niet. In je broek plassen tijdens een processie, zal toch helemaal geen pas gegeven hebben! Over processies gesproken… Die waren er in die tijd zeker vijf per jaar. Alle Belfeldse verenigingen deden er aan mee, en daarmee het halve dorp. In de Tegelsche Courant werd enkele dagen voor een processie de ‘opstelling’ gepubliceerd, net zoals dat tegenwoordig voor de carnavalsoptocht gedaan wordt. Ik heb als (bestuurs)lid van de Jonge Boeren en Tuinders en daarna ook als militair een aantal keren het baldakijn moeten dragen waaronder de pastoor met het Allerheiligste liep. De processies waren zonder twijfel de mooiste dagen van het jaar. Als ik eerlijk ben vooral omdat het daarná altijd erg gezellig en laat werd in de cafés…
Veel verenigingen Veel oude gebruiken bestonden nog en er kwamen zelfs nog nieuwe bij. In 1953 werd in het dorp voor het eerst een Sintermertesoptocht (2) gehouden. Het verenigingsleven groeide en bloeide. Ik heb laatst ergens een lijst gezien van alle verenigingen die Belfeld in die tijd had… Harmonie Kunst na Arbeid, een kerkkoor, zangvereniging Animo, toneelvereniging Hierna Beter, voetbalvereniging Belfeldia, schutterij St. Urbanus, een ruiterclub, een gymnastiekvereniging, een visclub, een beugelsportvereniging, scouting… En dan kwam er ook nog een carnavalsclub bij: de Belhamels.
Carnavalsfeest in zaal Stevens in 1953
11
Belfeld omstreeks 1955 12
Huurders van het eerste uur Het ging ineens allemaal razendsnel. Op 24 november 1953 was Kees Witteveen gehuwd met ‘een echt Belfelds meisje’. Het jonge paar had zich ingeschreven voor een huurwoning; in de verwachting dat het maanden zou duren eer het aan de beurt zou zijn. Het liep anders… Een bevriende onderwijzer had een huis aangeboden gekregen, maar wilde liever nog even wachten. Hij vroeg Kees te ruilen. Kees hapte direct toe. Begin 1954 trok hij met zijn echtgenote in de pas opgeleverde woning Pastoor Hermensstraat 11. Halsoverkop werden een salontafeltje en vier clubfauteuils voor in de ‘beste kamer’, een eetkamertafel met vier stoelen voor de gewone kamer, een tafeltje en twee stoelen voor de keuken, een bed en gordijnen aangeschaft. Kees en zijn vrouw voelden zich meteen thuis in hun uit gele baksteen opgetrokken eengezinswoning. Erg ruim was de woning niet. Beneden waren twee kamers - een ‘beste’ en een gewone kamer - een piepklein keukentje en een minuscuul toilet. Boven drie slaapkamertjes, géén bad en ook géén douche. Warm water was er alleen op de benedenverdieping, geleverd door een (veel te) kleine geiser. Het lavet op de bovenverdieping werd dan ook niet of nauwelijks gebruikt. Wassen deden Kees en zijn vrouw zich in een zinken teil in de keuken. Het huis werd verwarmd door een kolenkachel in de ‘beste kamer’ en een fornuis in de keuken. Als het ’s winters koud was, stonden de bloemen op de ramen en … lag er ijs op de dekens. Na 54 jaar woont Kees Witteveen (85) nog steeds in dezelfde huurwoning. Alleen, omdat zijn vrouw in 1999 overleden is. Kees moet wat meer betalen dan de fl. 6,- (bijna € 3,-) per week van het begin; € 328,-, maar dat vindt hij geen probleem. Vooral niet omdat de woning flink verbeterd is. Ze heeft nu onder meer kunststof kozijnen met dubbel glas en centrale verwarming. De twee kamers op de benedenverdieping zijn verbouwd tot één grote. Van de vliering heeft hij met pallets van zijn oude baas De Globe een zoldertje gemaakt. Kees vindt dat hij in de mooiste straat van Belfeld woont, zeker nu die straat opnieuw ingericht is . Op Pastoor Hermensstraat 11 gaat hij nooit meer weg… Roos Janssen-Goossens (87) zegt, enkele straten verderop hetzelfde. Roos woont sinds 1 augustus 1948 op Wilhelminastraat 17. Eerst samen met haar man en vier kinderen. Sinds het overlijden van haar echtgenoot, 30 jaar geleden, alleen. In haar woning, die nog iets kleiner is dan die van Kees Witteveen, is alles nog bijna precies zoals vroeger. De kleine woonkamer (3,75 x 4 meter), de kleine keuken (2 x 4) en vooral het piepkleine halletje, de drie niet al te grote slaapkamers boven… In de woonkamer, waar een gashaard altijd voor een behaaglijke warmte zorgt, is het wel nog wat voller. Er staat sinds kort Roos’ bed. “Ik ben twee keer gevallen. Sinds die tijd slaap ik beneden’’, verontschuldigt ze zich. Het gaat verder overigens nog prima met haar. Ze doet nog zelf boodschappen en kookt ook zelf. Nee, laat haar maar lekker aanmodderen op haar aaje straot.
13
D’n Herberg: ouderwets knusse sfeer
Je kunt het je nu nauwelijks nog voorstellen, dat er zoveel verenigingen waren. Het had natuurlijk alles te maken met het sterke saamhorigheidsgevoel in die tijd. Mensen hingen enorm aan elkaar. Ze hadden samen de moeilijke oorlogsjaren doorstaan en de ook al niet gemakkelijke wederopbouw achter de rug. Nu het weer wat beter ging, hadden ze grote behoefte om samen ook weer eens plezier te maken. Het leek wel alsof ze de schade wilden inhalen. Dat zag je overigens niet alleen in Belfeld, maar ook in Tegelen en Venlo, waar juist in die jaren grote revues en operettes duizenden bezoekers trokken en de populairste carnavalsschlagers geschreven werden. Met zo’n groot aantal verenigingen deed de horeca in Belfeld natuurlijk uitstekende zaken. Het dorp had in die tijd een flink aantal cafés. Het zullen er in totaal zo’n negentien geweest zijn. In ’t Bergske, Zaal Juliana en ’t Witte Paerd kon je iedere zondagmiddag en -avond dansen op live muziek. Muziek van bekende regionale orkesten, zoals dat van de familie Caron uit Venlo; met Willy, die later in heel Europa furore zou maken als operazanger, op klarinet en zijn zus Wies op viool. De meeste van die cafés zijn helaas verdwenen. Gelukkig dat we onlangs D’n Herberg terug hebben gekregen. Een café met die ouderwets knusse sfeer die vroeger zo kenmerkend was voor dit dorp. Ik kom er graag. De hoogtepunten van het jaar waren naast de carnaval de voor- en de najaarskermis, die respectievelijk de laatste zondag van mei en de laatste zondag van september begonnen. De kermis trok altijd veel volk, ook van buiten het dorp. Het was stervensdruk. Vriendengroepen trokken van kroeg naar kroeg. In elk café was muziek; van een orkestje of een jukebox. Voor de kermis kreeg je in die tijd vrij. Het normale leven lag plat. En omdat de ambtenaren door al die herrie toch niet konden werken, werd het gemeentehuis ook maar gesloten.
14
2. Woningnood Weinig schade Belfeld had goed beschouwd in de jaren vijftig eigenlijk maar één groot probleem: de woningnood. Dat klinkt misschien vreemd. Belfeld was namelijk betrekkelijk goed uit de Tweede Wereldoorlog tevoorschijn gekomen. 25 doden waren er te betreuren. Verder waren de oude neo-Romaanse parochiekerk uit 1914 (3) en één lagere school verwoest en twee fabrieken en het gemeentehuis zwaar beschadigd. Dat was het echter ook wel zo’n beetje. Van de 382 woonhuizen in het dorp waren er ‘slechts’ elf vernield. De schade was in vergelijking met bijvoorbeeld Venlo en Blerick, waar meer dan de helft van de woningen verwoest was, zeer gering. Als gevolg van de oorlog had de bouw echter jaren stil gelegen. De gevolgen daarvan lieten zich nu pijnlijk voelen. Er was in Belfeld amper nog een woning te krijgen. Huurwoningen waren er überhaupt maar heel weinig. Veel huizen werden noodgedwongen bewoond door twee gezinnen. Vooral jonge stellen moesten hun heil buiten het dorp zoeken. Ze weken ‘massaal’ uit naar Reuver, Tegelen en Venlo, of trokken nog verder weg. De gemeente onderkende het probleem. Zij besloot zich actief in te gaan zetten voor fatsoenlijke, betaalbare huurwoningen voor de laagst betaalden (4). De eerste inwoner van Belfeld die door haar geholpen werd, was Bertus Visser, een Hollander. Hij woonde met zijn vrouw en twee kinderen (een derde kind was in oorlog overleden) nog steeds op het ‘adres’ waar hij uit angst voor de Duitsers ondergedoken was; de ringoven van ‘de Gres’. De directie van de fabriek had hem al diverse keren gevraagd om te vertrekken. Ze stond te popelen om de fabriek opnieuw op te kunnen starten. Visser wilde wel weg, maar kon nergens heen. Ten langen leste besloot de gemeente aan de Vennekenstraat een tijdelijke woning voor Bertus te bouwen. Dat was echter eenvoudiger gezegd dan gedaan. Materiaal was door de grote bouwwoede van die dagen schaars. Bijna alles was louter op de bon verkrijgbaar. Van een dorpeling kon de gemeente een partij stenen overnemen. Daarnaast werd een stapel bonnen verzameld, waarmee in Eindhoven alle andere benodigdheden gekocht konden worden: hout, ijzer en kalk. Eigenlijk was de ‘noodwoning’ van Bertus - en de vier andere noodwoningen die daarna nog in Belfeld gebouwd zijn - zo slecht nog niet. Met een woonkeuken, een slaapkamer en een vliering was zijn optrekje weliswaar klein, maar heel wat comfortabeler dan de ruim zeshonderd noodwoningen die destijds in Venlo en Blerick neergezet zijn.
Veel slaapkamers
De verwoeste kerk (1945)
Na de noodwoningen werden in Belfeld permanente huurwoningen gebouwd. Sociale woningen. De eerste grote groep van zestig werd in 1947 en 1948 in opdracht van de gemeente gerealiseerd aan de Schuttekamp (de latere Wilhelminastraat) en de Industriestraat. De sociale woningen werden zwaar gesubsidieerd door het Rijk. 15
Dat gebeurde op een voor ons wat vreemde manier. Het Rijk betaalde per slaapkamer. Daar speelde de bouwafdeling van de gemeente handig op in. Om zoveel mogelijk subsidie in de wacht te slepen, werden in elke huurwoning zoveel mogelijk slaapkamers gemaakt. Vaak door middel van dunne tussenwandjes. Vijf of zes slaapkamers was heel gewoon. De ‘slaapkamers’ op de begane grond werden echter in de praktijk voor andere doeleinden gebruikt of al snel weer afgebroken. Je kon je in zo’n woning natuurlijk nauwelijks verroeren. Als je met z’n tweeën binnenkwam in het piepkleine halletje en je jas wilde uitdoen, moest een van beiden daarbij op de trap gaan staan. De nieuwe woningen waren niet erg degelijk gebouwd. Dat hoefde ook niet, want ze zouden maar een jaar of vijftig mee hoeven te gaan. De sociale woningen ontbeerden elke vorm van luxe. Een bad of een douche hadden ze niet, in het gunstigste geval wel een wastafel, maar die was dan nog vaak niet aangesloten op de waterleiding. Door aansluiting zou de huur omhoog moeten en dat wilden de huurders weer niet. Wij zouden dat vandaag de dag allemaal niet meer pikken, maar in die tijd waren mensen lang niet zo veeleisend. Ze waren al lang blij dat ze een dak boven het hoofd hadden.
Kotjes Hoe die sociale woningen van het eerste uur eruit gezien hebben, is in de Pastoor Hermensstraat, de Schoolstraat en de Maasstraat nog hier en daar te zien. Met twee huurwoningen aan de Maasstraat was trouwens iets bijzonders aan de hand. Ze werden door de twee rijkswachters van het dorp bewoond. Op verzoek van die rijkswachters waren achter die woningen twee gevangeniscellen – wij zeiden ‘kotjes’ – gebouwd. Echte boeven zijn er voor zover ik weet nooit in opgeborgen, wel gewone burgers die te diep in het glaasje gekeken hadden, zo heb ik gehoord. Namen ken ik wel, maar noem ik niet… Woningnood bleef in Belfeld ook na 1955 nog geruime tijd bestaan. Uit het archief van Urbanus blijkt dat er in 1959 nog liefst 259 woningzoekenden ingeschreven stonden. De helft van deze mensen woonde al in Belfeld, de andere helft werkte daar, maar wilde er ook komen wonen. De gemeente deed haar uiterste best, maar was volgens de plaatselijke afdeling van de invloedrijke Katholieke Arbeidsbeweging (KAB) toch niet de geëigende instantie om voor sociale woningbouw zorg te dragen. Er moest een corporatie komen, zo riep de KAB. Ze heeft haar zin gekregen.
16
3. De ‘geboorte’ van de woningvereniging De Heren XIII Op 13 december 1955 vond in het KAB-gebouw aan de Schoolstraat de historische oprichtingvergadering van Woningvereniging St.-Urbanus plaats. Achttien mannen uit het dorp waren aanwezig. Het voltallig college van B & W, enkele gemeenteambtenaren en enkele KAB-leden. De laatsten waren bijna allemaal gewone stokers en arbeiders. De enige die wat meer geleerd had, was Leo Loven, werkzaam als administrateur bij de Globe. Overigens, over stokers gesproken, ook de toenmalige wethouders Pierre Spee en Lei Reinders waren stoker (bij Janssen-Dings). Het eerste (historische) besluit dat de ‘Heren XVIII’ namen, was dat toekomstige vergaderingen altijd geopend zouden worden met het gebed ‘’Geloof zij Jezus Christus’’, want katholiek moest de nieuwe vereniging naar de geest van die tijd natuurlijk wel zijn. Vervolgens bepaalden de heren dat de nieuwe vereniging ‘leden’ zou hebben. Belangstellenden zouden zich als kandidaat kunnen aanmelden. Het aantal leden zou worden bepaald door het aantal woningen; per twintig woningen één lid. Vervolgens besloot de vergadering het gehele ‘gemeentelijke woningapparaat’ in de nieuwe organisatie te schuiven. Burgemeester Maarten van Rijckevorsel werd benoemd tot voorzitter, gemeenteontvanger (secretaris) Lex Geurts tot secretaris-penningmeester en opzichter openbare werken Theo Hoezen tot bestuurslid. De andere twee bestuursposten werden aan KAB’ers toebedeeld. Nadat de statuten en reglementen waren goedgekeurd, kochten de Heren XVIII elk voor het symbolische bedrag van fl. 10.- een aandeel (5). Maarten
De kersverse Woningvereniging Urbanus trok in in het raadhuis aan de Markt. Huur hoefde ze er niet te betalen omdat de gemeente op haar beurt een schrijfmachine en enkele kasten van de vereniging mocht gebruiken. Waar een klein dorp al niet groot in kan zijn! Feitelijk betekende dat intrekken overigens weinig. Personeel had de Woningvereniging immers nog niet. Bijna al het werk van Urbanus werd gedaan door de gemeenteambtenaar Geurts, in de tijd van de gemeente. Tijd die door Urbanus betaald werd. Dat wel.
van Rijckevorsel
Nog veel invloed De gemeente Belfeld had ten tijde van de oprichting van Urbanus al 236 (huur) woningen gebouwd en in beheer (6). Ze beloofde die over te zullen dragen. Maar daarvoor zou die woningvereniging dan wel ruim 2,5 miljoen gulden moeten neertellen. Dat was, zeker voor die tijd, een aanzienlijk bedrag. Een bedrag waarvoor bij de Bank van de Nederlandse Gemeenten een lening werd afgesloten. De oprichting van de woningvereniging en de overdracht van de woningen – die formeel pas enkele jaren later plaatsvond - betekende overigens niet dat de gemeente 17
Het aandeel van de burgemeester. Bij zijn vertrek jaren later geschonken aan een goed doel. 18
voortaan niets meer in de melk te brokkelen had. Integendeel. Alles waarmee geld gemoeid was, moest aan de gemeenteraad ter goedkeuring worden voorgelegd. En die goedkeuring had soms heel wat voeten in de aarde. Over de aanschaf van een typetafel en een typestoel (kosten in totaal circa fl. 350,-) werd in 1963 zelfs bijna een uur lang vergaderd. Niet alleen de financiën bleven overigens het pakkie-an van de gemeente, maar ook de woningtoewijzing.
Onwerkbaar Het werd al snel duidelijk dat de structuur van de vereniging – de samenwerking van gemeente en KAB – in de praktijk tot onoverzichtelijke situaties kon leiden. Onduidelijk was bijvoorbeeld hoeveel uren ambtenaren voor de gemeente en hoeveel uren zij voor de woningvereniging werkten. Wethouder Har Seijben vond dat hij geen mankracht voor andere zaken dan de strikt gemeentelijke kon missen en pleitte al snel voor een ontkoppeling tussen gemeente en woningvereniging. Seijben, die later Tweede Kamerlid zou worden, vond aanvankelijk weinig gehoor. In 1964 echter werd dan toch de discussie geopend over - om te beginnen - het terugbrengen van de invloed van gemeentefunctionarissen in het bestuur. Vanuit de ledenvergadering werd voorgesteld om het bestuur uit te breiden met twee leden, wat zou betekenen dat de gemeentefunctionarissen voortaan in de minderheid zouden zijn en minder te zeggen zouden hebben. Van Rijckevorsel was het daar volstrekt niet mee eens. Hij dreigde af te treden als voorzitter. Hij kreeg zijn zin; het voorstel tot uitbreiding van het bestuur werd van tafel gehaald. Waarom de burgemeester tegen de ontkoppeling was? Met geld had het in ieder geval niets te maken. Hij heeft voor zover ik weet nooit een vergoeding voor zijn werk voor Urbanus gekregen. Ik denk dat hij niet goed heeft kunnen hebben dat er aan zijn macht geknabbeld werd. Hoe het ook zij, hij kreeg zijn zin. Van Rijckevorsel was een wat eigenaardige man. Hij kon zich uiterst formeel opstellen. Ik kwam hem toen ik nog in dienst zat eens tegen onder het spoorwegviaduct. Toen ik hem niet groette, zei hij: ‘Weet u niet wie ik ben? Ik ben de burgemeester. Kunt u mij geen gedag zeggen?’ Het was Van Rijckevorsel ten voeten uit. Een regent van de oude stempel. Een regent die overigens ook best aardig kon zijn. Enkele jaren na het ‘groetincident’ werd mijn oom Bèr wethouder. Oom Bèr was vrijgezel en woonde bij
Een uniek sigarenbandje van Urbanus. Een misdruk, die direct werd teruggestuurd naar de leverancier. 19
De pastoor Hermensstraat in aanbouw (1953).
20
21
Urbanus, een mannenbolwerk ‘’Krachtens het huishoudelijk reglement kan het aantal leden met drie personen worden uitgebreid. De vereniging heeft besloten eenieder in de gelegenheid te stellen, candidaten voor de drie vacatures te stellen. Ook vrouwelijke candidaten zijn van harte welkom. Omdat we van mening zijn, dat in onze vereniging de inspraak van dames niet langer kan worden gemist…’’ Een opmerkelijke oproep in het informatieblad van Woningvereniging St. Urbanus van maart 1974. De vereniging die toen toch al bijna twintig jaar bestond, had nog steeds geen vrouwelijke leden. Woningcorporaties zijn altijd mannenbolwerken geweest. Bij Urbanus heeft het echter wel erg lang geduurd voor er vrouwen in beeld kwamen. Pas in 1975 ging de kogel door de kerk. Het was toen wel meteen goed raak. Tijdens de ledenverga-dering van 11 april werden liefst drie vrouwelijke kandidaten als lid gekozen: Toos Ummenthum-Hendriks, mevrouw Van Wijk en Nel Boonen-Geraerts. Eén barrière was geslecht. De tweede zou pas weer 25 jaar later aan de beurt komen. In 2000 werd Toos Ummenthum-Hendriks (foto) geïnstalleerd als bestuurslid. ons in. De burgemeester kwam vaak aan om zaken met hem te bespreken. Hij kwam dan net als gewone burgers met de fiets achterom. Ook als gemeenteraadslid heb ik hem later nog meegemaakt. Ik herinner me dat we in een geanimeerde raadsvergadering besloten hadden dat het raadhuis gerenoveerd zou worden. Nadat de verbouwing achter de rug was, gingen we met de raad een kijkje nemen. Tot mijn schrik zag ik een grote scheur in een van de muren. Toen ik hem daarop wees, zei hij met een schuin oog naar zijn ambtenaren : “Die muur is het enige wat hier werkt”. Ja, gevoel voor humor had hij soms wel.
Opmerkelijke brief Terug naar de discussie over de ontkoppeling… Het voorstel was dan weliswaar van tafel, de onvrede bleef. Ook bij de gemeenteraad, die constateerde dat er regelmatig sprake was van belangenverstrengeling. Het was uiteindelijk de burgemeester zelf die – waarschijnlijk onbedoeld - de aanzet gaf tot de daadwerkelijke ‘verzelfstandiging’. Op een achteraf gezien vermakelijke wijze. In 1968 was het aantal woningen van St.-Urbanus al toegenomen tot boven de driehonderd. De administratie en de onderhoudsdienst waren dusdanig gegroeid dat er in het gemeentehuis geen plaats meer voor was. De woningvereniging ging op 22
zichzelf ‘wonen’. Ze kocht het pand Schoolstraat 42a (na een omnummering nu 73) van Rijwielhandelaar Ben Jansen en begon aan een ingrijpende verbouwing. Na enkele weken kwam bij Urbanus een opmerkelijke brief binnen. Een brief van burgemeester Van Ryckevorsel, tevens voorzitter van Urbanus. Van Rijckevorsel kondigde daarin aan dat hij de verbouwing stil zou leggen, omdat er geen vergunning voor was aangevraagd. De brief zorgde voor veel commotie, met name in kringen van de KAB. Niet lang daarna werd de discussie over de verzelfstandiging van de woningvereniging dan toch echt opgestart. Het werd een moeizame discussie. De partijen slaagden er in tientallen gesprekken niet in tot een vergelijk te komen. Het probleem loste zich uiteindelijk echter zelf op doordat de gemeentebestuurders en -ambtenaren voor en na op eigen initiatief bedankten. Daarmee verloor Urbanus natuurlijk een brok deskundigheid en ervaring. Gelukkig kwam er kwaliteit voor terug. Leo Jetten, een van de KAB’ers van het eerste uur, volgde Van Ryckevorsel op als voorzitter. Een achteruitgang was dat zeker niet. Jetten kon niet goed spreken, maar ik heb zelden een man meegemaakt die zoveel van volkshuisvesting afwist. Leo Jetten werkte als woninginrichter bij Manders (later Van de Koppel) in Venlo. Alles wat hij wist, wist hij door zelfstudie. Ik heb veel van hem geleerd.
Niet rijk De eerste eigen
Belfeld is van oudsher een dorp geweest met veel industriearbeiders, die niet veel te verteren hadden. In de beginjaren van de woningvereniging klaagden huurders over de fl. 11,35 die zij per maand moesten neertellen; toch geen echt hoog bedrag. Vanuit het agrarische verleden had weliswaar tweederde van de gezinnen een eigen woning - en woonde daardoor vrij goedkoop - maar dat was toch minder dan elders op het platteland. Al hadden mensen het niet breed, ze voldeden doorgaans wel aan hun verplichtingen. Tot 1966 liet Urbanus twee mensen (beide gemeenteambtenaar) huis-aan-huis de huur ophalen (7). Zij moesten wel eens een regeling treffen voor een gespreide betaling, maar dat er niét betaald werd, dat maakten ze toch zelden mee. Dat zal ook te maken hebben gehad met de hoogte van de huur die in Belfeld – tot op de dag van vandaag - altijd laag geweest is. Urbanus zit op dit moment op 60 procent van de algemeen als maximaal redelijk bestempelde huurprijs en scoort daarmee in Limburg goed.
behuizing
Veel invloed Bij Urbanus hebben de leden altijd veel invloed gehad. Ledenvergaderingen ontaardden echter vaak in Poolse landdagen. Alles moest volgens de statuten aan de achterban worden voorgelegd. Dat kostte enorm veel tijd. Maar het ergste was altijd de rondvraag. Omdat er maar één ledenvergadering per jaar gehouden werd, werden alle ergernissen dáár op tafel gegooid. Een deurknop die verkeerd zat, een raam dat niet meer wilde sluiten, een tuinhekje dat nodig geverfd moest worden… Het ging eigenlijk nergens over, maar duurde wel vreselijk lang en wekte soms ergernis op. 23
Naast de ledenvergaderingen kwamen er al snel ‘aparte inspraakmogelijkheden’. De overheid begon in de jaren zestig te roepen dat huurders ook invloed moesten hebben op de bouw en inrichting van hun woningen. Ze pleitte voor de oprichting van huurdersbelangencommissies of huurdersraden. Urbanus zag daar aanvankelijk weinig heil in en probeerde het op een andere manier. Er werd een inspraakavond georganiseerd, waarvoor alle huurders persoonlijk werden uitgenodigd. Het voltallige, vijfkoppige bestuur van Urbanus zat achter een lange tafel klaar om de verwachte kritische vragen van de huurders te beantwoorden. Maar wat gebeurde er? Er kwamen die avond slechts twee huurders opdagen. En die bleken – ‘tot overmaat van ramp’ - ook nog eens zéér tevreden te zijn. Het was de eerste en de laatste keer dat Urbanus een dergelijke inspraakavond hield. Toch wilde Urbanus natuurlijk wel op de hoogte blijven van wat er onder de huurders speelde. Daarom werden later (in de jaren negentig) wijkraden opgericht, vijf in getal, die regelmatig bij elkaar kwamen om lopende zaken te bespreken. Deze wijkraden moesten zaken aandragen die voor verandering vatbaar waren. Elke wijkraad leverde twee afgevaardigden voor een ook al nieuw ingestelde Huurderscontactraad. Die raad overlegde enkele keren per jaar met het bestuur. Ook dit initiatief bloedde echter dood; er waren al snel geen mensen meer te vinden voor de wijkraden. Urbanus besloot het dan toch maar met een Huurdersraad te gaan proberen. Deze Huurdersraad kreeg niet alleen een klankbordfunctie, maar mocht
24
ook gevraagd en ongevraagd adviezen verstrekken en kreeg zelfs op sommige punten instemmingsrecht. De (elfkoppige) Huurdersraad heeft een aantal jaren aardig gefunctioneerd. Toen ging het weer mis. En weer om dezelfde reden; de animo bleek te gering. Blijkbaar vinden onze huurders het wel goed zo. Geklaagd wordt er erg weinig. In het klanttevredenheidsonderzoek dat we vorig jaar door een extern bureau hebben laten uitvoeren, scoren we hoog. Klanten waarderen hun woning gemiddeld met een zeven, hun woonomgeving met een 7,3 en onze dienstverlening zelfs met een 7,5. Urbanus heeft onlangs ook het KWH huurlabel - vrij vertaald het iso-certificaat voor woningcorporaties - gekregen. Dat keurmerk krijg je niet zomaar. Daarvoor zijn we intensief doorgelicht, en hebben we zelfs mystery guests op bezoek gehad. Aan de ene kant ben je als bestuurder natuurlijk blij als er weinig klachten zijn. Urbanus heeft aanvankelijk onderhoudsmensen in dienst gehad die met hun fietskarren elk jaar alle woningen enkele keren bezochten en problemen ter plekke probeerden op te lossen. Later werd hun taak overgenomen door opzichters. Deze persoonlijke, klantgerichte benadering blijkt prima te werken. Aan de andere kant moet je er wel voor zorgen dat je attent blijft. Ik ben ik ervan overtuigd dat een Huurdersraad een noodzakelijk klankbord is bij alles wat deze organisatie bedenkt en doet. En, naar de letter van de wet is een Huurdersraad ook verplicht. Er komt iets nieuws, maar wat is nog onzeker.
Het klachtenboek van de corporatie. Bijna tien jaar in één dun schrift. 25
4. Naar een bredere doelgroep Vergrijzing Het woningbestand van Urbanus is door de jaren heen flink gegroeid. Vooral door grote projecten als ’t Vennekenplan (180 woningen), de Leijgraaf (260) en het Broekplan (320). De doelgroep van Urbanus is langzaam maar zeker verbreed. Werden de eerste jaren bijna uitsluitend woningen voor gezinnen gebouwd, later kreeg de woningvereniging ook oog voor (hulpbehoevende) ouderen en zogenaamde ‘aflopende gezinnen’; gezinnen waar de kinderen het huis uit gaan. Aan het einde van de jaren zestig werd voor het eerst geopperd aparte woningen voor hulpbehoevende ouderen te gaan bouwen. En wel woningen waarbij zorg geleverd zou worden. We liepen daarmee landelijk voorop. Het probleem was duidelijk. De bevolking vergrijst. Daardoor stijgt het aantal 65plussers de komende jaren explosief; in Limburg verhoudingsgewijs nog meer dan elders in het land. Belfeld had geen bejaardentehuis. Belfeldenaren die niet meer zelfstandig konden wonen, waren daarom gedwongen hun eigen vertrouwde omgeving te verlaten en naar Reuver, Tegelen of Steyl te vertrekken. Zij hadden daar vaak grote moeite mee. Dat was onaanvaardbaar vonden wij bij Urbanus. Naarstig hebben we gezocht naar oplossingen. De gemeente wilde niet erg meewerken. Ik herinner me nog dat de toenmalige wethouder Pierre Spee eens beeldend zei dat hij er niets voor voelde om de Woningvereniging ‘’een vinger in de bejaardenpap te geven”. (8) We hebben ons daar overigens niet al te veel van aangetrokken. Niet lang daarna lagen de eerste plannen op tafel voor de bouw van bejaardenunits met dienstencentrum in de tuin van de zusters van het Theresiaklooster aan de Schoolstraat. We hadden de zusters daarin een belangrijke rol toebedacht. Dat bleek echter al snel een misrekening. De zusters wilden graag meewerken, maar waren er praktisch niet toe in staat, omdat zij zelf met vergrijzing te kampen hadden. We hebben toen besloten, wel alvast bejaardenunits te gaan bouwen, maar dan ‘kale’, zónder zorg. In 1968 hebben we voor dat doel een stuk van de kloostertuin gekocht. Begin jaren zeventig hebben we er een carré van twintig aangepaste wooneenheden voor bejaarden in gezet. De thuiszorg van het Groene Kruis werd ingeschakeld voor de noodzakelijke zorg. De eerste steen werd gelegd door … jawel ... (toen) oudwethouder Pierre Spee. Wij hebben hem later ook gevraagd bestuurslid van Urbanus te worden. Ook dat heeft hij gedaan.
’t Prônk-eppelke De bejaardenwoningen waren een eerste stap, maar we wilden veel meer. In 1990 konden we eindelijk onze droom verwezenlijken. Op het binnenterrein van het carré werd een steunpunt voor ouderen geopend, het eerste van Limburg: ’t Prônk-eppelke. Alle woningen (inmiddels 48) werden door middel van overdekte gangen met het 26
steunpunt en met elkaar verbonden. In het steunpunt, dat gerund werd door beroepskrachten van de Zorggroep Noord- en Midden-Limburg - en niet te vergeten een groep van zestig tot zeventig vrijwilligers - komen de bewoners dagelijks bij elkaar om te eten, te praten, te lezen, te kaarten, spellen te doen, te gymnastieken of te knutselen. Daarnaast kunnen bewoners alle extra hulp krijgen die zij wensen; huishoudelijke hulp, medische hulp etc. ’t Prônk-eppelke was (en is) iets zeer bijzonders. Het was misschien wel het eerste woon-zorgcomplex van ons land. We hebben er landelijke media-aandacht mee gekregen. Ook hebben we honderden belangstellenden uit de wereld van de ouderenzorg – tot uit de Verenigde Staten toe – mogen rondleiden. Evenals belangrijke politici en zelfs een bewindsvrouw, Maria van der Hoeven, toen minister van Onderwijs, nu van Economische Zaken. De bewoners van ’t Prônk-eppelke waren vanaf het begin razend enthousiast. Ik heb nog een artikel uit Dagblad De Limburger van een jaar of tien geleden. Een van de bewoners zei daarin tegen de journalist: ‘Nee, we missen onze eigen woning niet. Vroeger
Piet Pronk Zelf zal hij nooit gedacht hebben dat zijn naam zo prominent zou voortleven in Belfeld. Piet Pronk was een bescheiden man, die in een klein huisje naast de meisjesschool woonde en graag een potje bier dronk in café Jan Scholten (nu pizzeria). Piet was tuinman bij de zusters van het H. Theresiaklooster. Op zijn dooie akkertje was hij de ganse dag in de weer. Met snoeien, gras maaien, perken aanharken… Bij de scholieren was Piet Pronk populair. Hij trakteerde hen dan ook regelmatig op sappige, vers geoogste appelen, peren of wortelen. De naam van Piet leeft voort in ’t Prônk-eppelke, de Prônkhof, de straat waaraan ’t Prônk-eppelke ligt, en het appartementengebouw De Prônker. hadden we nauwelijks contact met onze buren. Als mijn vrouw hier de post gaat halen, komt ze pas een half uur later weer terug.’ De man die dat verhaal vertelde, leed zelf aan longemfyseem, kon de trap niet meer op en had dagelijks extra zuurstof nodig. Zijn vrouw kreeg de huishouding nog maar met moeite gedraaid. In ’t Prônk-eppelke zijn ze beide weer helemaal opgeleefd. (9) Inmiddels heeft Urbanus een groot aantal projecten op het gebied van seniorenhuisvesting gerealiseerd. De meest prominente zijn de Kroon, de Pronker, ’t Kloeëster, de Theresia-residentie en ’t Bolveld. Enkele andere projecten zijn bovendien nog in ontwikkeling, waaronder de residenties Mulden en Tuiles du Nord.
27
Een nieuw leven in ’t Prônk-eppelke Het verhaal van Sjeng Peeters Sjeng Peeters, metaalarbeider, woonde begin jaren tachtig met zijn vrouw Narda in een eenvoudige rijtjeswoning aan de Rijksweg-Noord, bij Belfeldenaren beter bekend als De Singel. Sjeng was bedlegerig. In 1959 was hij aan een dubbele hernia geopereerd. Het leek daarna even beter te gaan, maar dat bleek slechts schijn. Op een kwade dag zakte Sjeng plots in elkaar. Sindsdien was hij verlamd én invalide. Hij lag dag en nacht in een ziekenhuisbed in de woonkamer. Bewegen kon hij zich alleen door zich aan zijn papegaai op te trekken. Buiten kwam hij nog maar weinig. Hooguit als de buurman hem op een brancard in zijn bestelwagen meenam voor een ritje door de omgeving. Ja, en met de jaarlijkse uitstapjes met het Rode kruis en de Zonnebloem. Narda verzorgde Sjeng helemaal zelf. Dat was een zware klus. Vooral de eerste jaren toen ze ook nog vijf kinderen te verzorgen had. Ze wilde het echter perse. Begin jaren zeventig werden de eerste bejaardenwoningen van wat later ’t Prônk-eppelke zou worden, opgeleverd. Sjeng en Narda schreven zich eind jaren tachtig in. Het had echter heel wat voeten in de aarde voor ze hun nieuw stulpje konden betrekken. Volgens voorschriften van het Rijk moest hun woning eerst standaard worden uitgevoerd en konden pas daarna de noodzakelijke aanpassingen zoals bredere deuren en een aparte uitgang naar de tuin gemaakt worden. Over bureaucratie gesproken! De verbouwing kostte 1,5 ton extra. Urbanus moest een deel daarvan zelf betalen. Sjengs leven begon in zijn nieuwe ‘huis’ opnieuw. Als er hulp nodig was, dan was die in een mum van tijd ter plekke. Hij kreeg een ‘bed’ waarmee hij onder de douche kon. Hij kreeg een bed met een motortje dat hij met een joystick kon besturen en waarmee hij het dorp in kon gaan. Als het mooi weer was, reed Sjeng er op uit. En al snel niet alléén met mooi weer. Ook als het miezelde; hij nam dan een paraplu mee. Zijn vrouw vergezelde hem vaak op zijn tochtjes. Op haar fiets, later in haar scootmobiel. In ’t Prônk-eppelke nam Sjeng deel aan tal van activiteiten. Van kaarten tot knutselen. Maar wat het belangrijkste was: hij had er volop aanspraak. Voelde dat hij er nog steeds bij hoorde. Wierp zich zelfs op tot woordvoerder van zijn medebewoners… Sjeng en Narda hadden in ’t Prônk-eppelke samen nog een paar prachtige jaren. In december 2007 overleed Sjeng, bijna tachtig jaar oud. Narda (79, foto) is in ’t Prônk-eppelke blijven wonen. Ze wil er nooit meer weg.
28
29
Pittige jaren De jaren negentig waren voor Urbanus niet alleen vanwege het realiseren van ’t Prônk-eppelke enerverende jaren. Er vonden ook pittige discussies plaats over de wenselijkheid van ‘hoogbouw’ in het dorp. Urbanus had een plan gemaakt voor een appartementengebouw met drie woonlagen op de plek van het hoofdkantoor van de voormalige kleiwarenfabriek Janssen-Dings. De gemeente zag dat niet zitten, vond het allemaal te groot voor de Belfeldse schaal, maar zei uiteindelijk toch ‘ja’. Althans, onder voorwaarde dat wij de begane grond zouden reserveren voor winkels. Hoewel wij niet de indruk hadden dat daar veel belangstelling voor zou bestaan, zijn we overstag gegaan. Toen de bouw klaar was, bleek alleen de Aldi interesse te hebben, en die haakte vervolgens ook nog af. We hebben toen het gebouw opnieuw onder handen moeten nemen. Het hele grapje heeft ons al met al een slordige 150.000 gulden extra gekost. Het is overigens de eerste en de laatste keer geweest dat hoogbouw een item in het dorp is geweest. Later hebben we de Pronkhofflat, ‘t Kloeëster, de Theresiaflat en de Bolveldschool – in mijn ogen een van onze mooiste projecten – gerealiseerd en waren de reacties lovend. Op het Koramic-terrein gaan we ook nog 36 appartementen, ook weer in drie lagen, bouwen - hoger willen we zelf ook niet.
Leo Jetten
12 december 1978; start van het Van Cleef-plan
30
In 1993 – ik was toen al 26 jaar bestuurslid - ben ik Leo Jetten opgevolgd als voorzitter van Urbanus. Mijn eerste vergadering kan ik me nog precies voor de geest halen. Het was 3 februari. Het enige punt dat we op de agenda hadden staan, was
Sloop van de fabriek
het omzetten van de vereniging in een stichting. Urbanus moest dringend geprofessionaliseerd worden. Voor elke beslissing was de goedkeuring van de leden nodig. Dat maakte de lijnen onnodig lang en vertraagde de besluitvorming. Na een lange discussie hebben we besloten net als de meeste andere corporaties in het land de stichtingsvorm aan te nemen. In 2004 voerden we een zogeheten tweelagen-structuur in. Met een werkorganisatie met een directeurbestuurder, Joep van den Bercken (10), aan het hoofd. En met daar boven een Raad van Commissarissen om een oogje in het zeil te houden. De commissarissen werden gerekruteerd uit diverse geledingen om ervoor te zorgen dat uiteenlopende deskundigheden aanwezig waren. Met deze veranderingen groeide de slagkracht van Urbanus aanmerkelijk.
van Van Cleef
Niet alleen de organisatie werd aangepast, ook de huisvesting. Urbanus verhuisde voor de tweede keer; en wel naar de voormalige Rabobank aan de kop van de Schoolstraat. Revolutionairder dan deze verhuizing was echter de sprong over de Maas het jaar daarop. Corporaties hebben onderling grenzen afgesproken waarbinnen zij opereren. Urbanus heeft van oudsher de gemeente Belfeld als werkgebied. De Zorggroep, waar we sinds de opening van ’t Prônk-eppelke mee samenwerkten, vroeg ons op een gegeven moment of we geen interesse hadden om in Baarlo een project over te nemen. Daar voelden we wel voor. We hebben daarop het verzorgings- en verpleeghuis aan de Zuivelstraat met ongeveer vijftig verzorg- en verpleeghuisplaatsen en tien aanleunwoningen gekocht. Veel stof heeft het gelukkig niet doen opwaaien. Wat ons betreft blijft het hier ook bij. Wij gaan buiten Belfeld niets meer doen. Zeg ik nu…, maar, uit ervaring weet ik dat je nooit nooit moet zeggen. 31
Koramic: een van de grootste
Grote projecten
naoorlogse projecten
Werd in de beginjaren vooral mondjesmaat gebouwd, vooral na het afschaffen van de door Rijk en provincie opgelegde contingenten, zijn we ook grotere projecten gaan realiseren. Onder meer in de jaren zeventig het plan Leijgraaf en daarna het Van Cleefplan en het Broekplan. Recentelijk nog de ombouw van de Bolveldschool in de Schoolstraat tot 26 appartementen. Dat laatste project is voor mij zeer bijzonder, ook al omdat ik zelf op de Bolveldschool (toen St. Aloysiusschool) gezeten heb – en (voor straf ) vaak in het kolenhok. Omdat in Belfeld al veel oude panden verloren zijn gegaan, hebben we hier bewust geprobeerd de sfeer van vroeger te bewaren. De ingangspartij is blijven staan, inclusief de prachtige glas-in-loodramen en de oude trappen met door leerlingenhanden uitgesleten leuningen. De nieuwbouw achter die ingangspartij sluit door de steenkeuze en de raamindelingen perfect daarbij aan. Iets verderop in de Schoolstraat hebben we in 1998 in het voormalige Theresiaklooster vier luxueuze appartementen gerealiseerd. Zo kon ook dat markante gebouw bewaard blijven.
Koramic Ook in ons magnum opus: de bebouwing van het terrein van de voormalige dakpannenfabriek Janssen-Dings (Koramic), dat we momenteel samen met Van Nieuwenhuizen en Jongen uitvoeren, is aan het verleden gedacht. Van het enorme fabriekscomplex hebben we de voormalige directeurswoning aan de Julianastraat 32
en enkele aanbouwen laten staan en gerestaureerd. Van buiten is alles bij het oude gebleven. Het gebouw is een sierraad voor het dorp geworden. En dan zijn er ook nog eens straatnamen uitgezocht die naar het verleden verwijzen (11). Op het Koramic-terrein wordt nog volop gebouwd. In 2010 zullen er in totaal 125 woningen staan. We zijn trots op dit project, een van de grootste bouwprojecten van naoorlogs Belfeld. Koramic is een pilot voor de gemeente Venlo. Alle woningen worden namelijk uitgevoerd met een warmtepompsysteem, dat in de winter aardwarmte gebruikt om de woning te verwarmen en in de zomer om de woning te koelen. Met dit systeem wordt veel energie bespaard en de uitstoot van CO2 verminderd. Het Koramic-plan bestaat uit 9 vrijstaande geschakelde (koop)woningen, 32 twee onder een kap (koop)woningen; 19 levensloopbestendige (huur- en koop) woningen met slaap- en badkamer op de begane grond; 36 (huur- en koop) appartementen in de vorm van een woon-zorgcomplex en 14 geschakelde (koop) woningen. Een laatste project dat we hebben gerealiseerd is de ombouw van het verpleeg- en verzorgingshuis in Baarlo. Verzorgingshuisplaatsen zijn veranderd in verpleeghuisplaatsen. Het complex is omgedoopt in Ter Borcht. Die naam is om twee redenen gekozen. Op de eerste plaats vanwege de historie. Ter Borcht is de oude benaming van kasteel D’Erp. Op de tweede plaats omdat borcht of burcht een veilige plek suggereert voor mensen die bescherming nodig hebben.
De voormalige directeurswoning van Janssen-Dings, nu logeerhuis
33
5. Urbanus nu Miljoenenbedrijf Urbanus is een miljoenenbedrijf geworden. De woningcorporatie heeft op dit moment 760 huurwoningen (gezamenlijke waarde circa zestig miljoen euro) in beheer; dat is een derde van het totaal aantal woningen in Belfeld. Het gemiddeld aantal woningen van de 500 Nederlandse corporaties is circa 5000. Urbanus behoort daarom tot de kleintjes. Natuurlijk hebben we ons de afgelopen jaren meermaals afgevraagd of we als corporatie niet té klein zijn om op termijn te kunnen overleven. We hebben in de jaren negentig ook met de collega-corporatie in Reuver en Beesel (nu samenwerkend in WoonGoed 2-Duizend) gesproken over vormen van samenwerking. Reuver wilde maar wat graag. Omdat zij dachten er financieel beter van te worden. Wij hebben er uiteindelijk echter toch vanaf gezien. Allereerst omdat we bang zijn dat de band met de huurders door een fusie en daarmee gepaard gaande opschaling losser zal worden. Anderzijds omdat er voor ons geen financiële voordelen zijn. Urbanus is een financieel meer dan gezonde club, ook in zelfstandigheid. Urbanus blijft zich primair richten op sociale woningbouw, maar bedient ook al jaren huurders in het hoge segment en kopers. Daarnaast bezit Urbanus tegenwoordig ook een aantal - wat wij noemen - ‘maatschappelijke objecten’: het Groene Kruisgebouw, woon-zorgcomplex ’t Prônk-eppelke, een logeerhuis voor verstandelijk gehandicapten, een voorziening voor begeleid wonen en 28 garages. En dan nog de ‘buitenbezittingen’ in Baarlo. Onze doelstelling is eigenlijk nooit veranderd. We willen goede en betaalbare woningen aan alle Belfeldenaren aanbieden. Van oudsher gezinswoningen, maar daarnaast ook steeds meer levensloopbestendige woningen, woningen waarin je door wat voorzieningen en aanpassingen je leven lang kunt blijven wonen. De huren zijn bij ons verhoudingsgewijs altijd erg laag geweest. Dat kan omdat we altijd erg op de kleintjes letten, wat reserves aanwenden, maar ook doordat we de laatste jaren koopwoningen zijn gaan bouwen en woningen zijn gaan verkopen. De winst die we daarmee maken, wordt gebruikt om de huren af te toppen. Of we op termijn zo goedkoop kunnen blijven, weet ik niet. Niet alleen door de huren laag te houden, tonen we ons sociale gezicht… In 1998 al kochten we het Groene Kruisgebouw en zorgden er daarmee voor dat deze voorziening voor Belfeld behouden bleef. Op dit moment zijn we druk bezig met gemeenschapscentrum De Hamar. Het centrum dat enorm belangrijk is voor de Belfeldse gemeenschap, is hopeloos verouderd en moet compleet gerenoveerd worden. Urbanus wil de kar gaan trekken en is bereid in die verbouwing 1 miljoen euro onrendabel geld te steken. We moeten er voor waken dat Belfeld de komende jaren alle noodzakelijke voorzieningen houdt. En er liefst nog enkele bij krijgt. Wij willen ’t Superke, een stokoude boerderij, weer op gaan bouwen en er in samenwerking met de Stichting Daelzicht een dagopvang in realiseren.
34
Het monument voor
Daarnaast denken we ook zeer actief mee over het Dorpsontwikkelingsplan. Dat alles vanuit de gedachte dat voor een goed woonklimaat niet alleen een goede woning, maar ook een goede leefomgeving nodig is. Particuliere initiatieven om die leefbaarheid te bevorderen, worden door ons ondersteund met het Fonds Leefbaarheid waarin we jaarlijks maximaal 5000 euro steken. Met dat geld worden aardige dingen gedaan. Afgelopen jaar hebben we bijvoorbeeld de jubileum concerten van de Mal-Maaszengers en de festiviteiten rond Koninginnendag gesteund. En dan – niet te vergeten – hebben we ook nog bij gelegenheid van ons 40-jarig bestaan in 1995 een nieuw monument voor de Belfeldse gevallenen laten maken. Het monument staat op de Irenelaan.
de gevallenen aan de Irenelaan
Aandachtsgroepen We willen er ook zijn voor specifieke aandachtgroepen. De voormalige directiewoning van Janssen-Dings aan de Julianastraat is nu verhuurd aan Stichting Daelzicht. Kinderen met een verstandelijke beperking kunnen er een weekendje logeren, zodat hun ouders even tot rust kunnen komen. Naast dit logeerhuis is onlangs een voorziening voor begeleid wonen geopend; twee woningen met twaalf eenheden. Dit is bedoeld voor kinderen en jong volwassenen van plusminus 9 tot 18 jaar die uit huis geplaatst zijn en voor wie nog geen definitieve plek gevonden is. Er zijn nog meer plannen voor het huisvesten van weer andere doelgroepen. Kortom, het woordje Sint is er bij ons dan wel al een paar jaar van af, Urbanus (nu Woonservice Urbanus) heeft nog steeds wel degelijk hart voor haar klanten. Hart voor heel Belfeld, waarmee we als woningstichting al 53 jaar onlosmakelijk verbonden zijn. Niet voor niets is de titel van ons nieuwste ondernemingsplan: ‘Spil in leefbaar Belfeld’.
35
6. Een blik in de toekomst Afscheid Op 1 januari jl. heb ik de voorzittershamer neergelegd. Henk Luijten (foto), oudwethouder van Belfeld en huidig projectleider majeure projecten van de gemeente Venlo, volgt mij op. Waarom ik ermee stop? Niet helemaal uit mezelf, moet ik toegeven. Op basis van de code in de branche kan iemand die bestuurder is geweest geen lid van de Raad van Commissarissen meer zijn. Maar belangrijker nog is een belofte die ik heb gedaan. Mijn oudste broer is vorig jaar overleden. Op zijn sterfbed heb ik hem gezegd dat ik meer aandacht zou gaan besteden aan mijn familie. Ik heb er overigens alle vertrouwen in dat Henk Luijten het minstens net zo goed gaat doen als ik het gedaan heb. Natuurlijk zal ik ook na mijn vertrek begaan blijven met het lot van deze prachtige club. Als Urbanus nog eens een beroep op me zou doen, zal ik er zijn. Of de corporatie uiteindelijk tot in lengte van dagen zelfstandig kan blijven? Het is denk ik geen wet van Meden en Perzen. Als het voor huurders aantoonbaar beter is om vormen van vergaande samenwerking te zoeken, moet dat overwogen worden. Klein is fijn, maar je moet je wel altijd bewust blijven van je eigen mogelijkheden en onmogelijkheden. Ik denk dat Urbanus zich dat ook bewust is. Wat Urbanus niet aan kennis en kunde in huis heeft, wordt ingehuurd. We werken samen met achttien andere kleine corporaties in Limburg in Domaas, wat enkele schaalvoordelen oplevert. De organisatie zal wel nóg professioneler moeten worden. Klantvriendelijker ook. Na de middag dicht zijn, kan niet meer in deze tijd. Ook moet Urbanus klanten meer keuzemogelijkheden gaan aanbieden. Een andere keuken in je huurwoning? Moet kunnen. De buitenkant van een woning huren – en daardoor niet hoeven te zorgen voor onderhoud - en slechts de binnenkant kopen? Moet kunnen.
Niet bouwen voor leegstand Ik ben wel bang dat we straks voor leegstand gaan bouwen. Limburg vergrijst, zoals gezegd, snel. We kunnen niet maar woningen blijven realiseren in het tempo waarin dat tot nog toe gebeurd is. We hebben hier nu in bepaalde segmenten al geen wachtlijsten meer. Een teken aan de wand. Belfeld heeft wel nog een aantal potentiële bouwplekken, zoals de terreinen van de gesloopte Leijgraafschool en De Sprunk (op de hoek Broekstraat/Frederik Hendrikstraat). Wij hebben de gemeente geadviseerd daar vooralsnog niet te bouwen, maar Venlo is gebonden aan afspraken die in het verleden door de gemeente Belfeld zijn gemaakt. Ik ben bang dat ze hier spijt van gaan krijgen. Urbanus is zoals gezegd een financieel gezond ‘bedrijf ’. We hebben flinke reserves, maar tegelijkertijd ook grote ambities. De overheid is onze winst flink aan het afromen. Den Haag moet echter niet vergeten dat we de komende jaren voor flinke uitgaven komen te staan. Veertig tot vijftig procent van ons woningbestand is 36
verouderd en moet vervangen, dan wel gerenoveerd worden. Dat gaat geweldig veel geld kosten. Vanaf 1 januari zijn corporaties verplicht vennootschapsbelasting te betalen. Ook dat hakt er flink in. En ja, dan betalen we ook nog mee aan de veertig achterstandswijken van minister Vogelaar… Nee, blij wordt je niet van die kortetermijnpolitiek. Nieuwe projecten zullen we na de afronding van Koramic in 2010 naar het zich nu laat aanzien niet veel meer oppakken. Behalve dan zoals gezegd ’t Superke en de herstructurering van bestaande woningen. Verder zal er in de toekomst veel aandacht besteed worden aan energiebesparende voorzieningen.
Andere sfeer De sfeer in het dorp is door de jaren heen veranderd. Vroeger was je nog echt met dorpelingen onder elkaar. Iedereen kende iedereen. De laatste decennia is er – waarschijnlijk aangelokt door onze relatief lage huren - veel import in het dorp gekomen. Met import bedoel ik dan vooral: mensen uit de omgeving, want buitenlanders wonen er hier maar zeer weinig. We hebben als woningvereniging via onze toewijzingscommissie altijd geprobeerd mensen alleen toe te laten als we ervan overtuigd zijn dat ze in die omgeving passen. Dat heeft positief uitgepakt, denk ik. Ondanks dat merken we – en dat zit me soms best een beetje dwars - dat de verdraagzaamheid minder wordt. Vroeger kregen we bij Urbanus nauwelijks klachten binnen over buren of omwonenden. In de tijd dat mensen nog varkens en kippen achter hun woning hadden, waren er soms wel degelijk redenen tot klagen. Het kon soms behoorlijk stinken. En wat te denken van de overlast van de fabrieken die hier feitelijk midden in het dorp lagen. Omwonenden accepteerden het allemaal gedwee, ook al omdat in die fabrieken nu eenmaal een belangrijk deel van het dorp zijn brood verdiende. Er is maar één keer echt geprotesteerd. En toen had het dorp dan ook een echt probleem. Op 24 september 1953 stuurden de bewoners van veertig gemeentelijke huurwoningen rond Janssen-Dings samen een brief aan de gemeente waarin zij klaagden over rook en roetaanslag. De gemeente reageerde niet. Mensen bleven echter klagen. Wasgoed dat buiten hing, werd zwart, kozijnen en deuren werden zwart… Ramen zó smerig dat je er bijna niet meer door naar buiten kon kijken. Maar wat het ergste was: bij mistig weer hadden veel mensen last van hun ademhaling. JanssenDings bleek uiteindelijk niet doof voor alle protesten. De fabriek besloot van kolen over te schakelen op olie. Daarmee was het probleem de wereld uit. Maar het was toen wel al 1962! (12) Tegenwoordig wordt er over elke scheet geklaagd. Vooral over geluidoverlast. Het zal er mee te maken hebben dat de saamhorigheid onder de mensen minder groot is. Het wordt ook steeds moeilijker om mensen ergens warm voor te krijgen. Vooral het verenigingsleven heeft daar veel last van. 37
Muldersplein, volgens Hendriks een stedenbouwkundige vergissing
Met Belfeld als ‘dorp’ - of misschien moet ik zeggen stadswijk - gaat het al met al echter allesbehalve slecht. Laatst liep ik over het bedrijventerrein Geloërveld. In de jaren tachtig werd de eerste steen hier gelegd, nu is het terrein bijna vol. Het ligt er prachtig bij; schoon en netjes. Bovendien, ook de Pannenberg begint op stoom te raken. Bedrijven die voor deze bedrijventerreinen kiezen, komen bijna allemaal van buiten het dorp, maar ze zorgen wel voor flink wat werkgelegenheid. Daarnaast heeft de agrarische sector een nieuwe impuls gekregen. Aan de oostkant van het dorp is in het Meelderbroek tegen de autosnelweg A73 aan een belangrijk concentratiegebied voor glastuinbouw ontstaan; een overloopgebied van Venlo. Met name veel vrouwen uit Belfeld vinden er (parttime) werk. Natuurlijk blijven er zaken voor verandering vatbaar. Aan de recreatie bijvoorbeeld, doen we nog steeds veel te weinig. De Maasoever moet eindelijk de beloofde facelift krijgen. Het langverbeide fietspad naar Steijl moet aangelegd worden. Aan de westzijde van de A73 is er een groot gebrek aan groen en ruimte voor ontspanning. We werken daar nu met het burgerinitiatief ‘Brookkank’ aan. Maar wat het allerbelangrijkste is; de entree van het dorp vanaf de Rijksweg moet verbeterd worden. De verkoop van het voormalige raadhuis (waarin nu een Chinees restaurant gevestigd is) en de reconstructie van de Markt hebben geen positieve uitwerking gehad. De Markt dient nu vooral als parkeergelegenheid en fietsenstalling. Ook het spoorwegviaduct verdient niet de schoonheidsprijs.
Geen echt centrum Daarnaast is er natuurlijk nog steeds het probleem van het dorpscentrum. Een echt dorpscentrum heeft Belfeld simpelweg niet. Urbanus had daar ooit een prachtig plan voor. Eind jaren negentig, toen Janssen-Dings al aan het afbouwen was, wilden wij een 38
nieuwe kern realiseren rond gemeenschapshuis De Hamar en het Hamarplein. Een kern compleet met een aparte bibliotheek, de Hegomarkt en kleinere winkels. De gemeente Belfeld echter besliste anders. Zij zette alle kaarten op het Koninginneen het Muldersplein. Dat is een stedenbouwkundige vergissing gebleken. Een gemiste kans ook, denk ik. Er ligt nu een nieuw plan: het Dorpsontwikkelingsplan, waarin de gemeenschap zelf haar toekomstvisie voor Belfeld tot 2015 beschreven heeft. Oud-burgemeester Van Beeck heeft al in 2003 de aanzet tot dit plan gegeven. Hij richtte een commissie op, waarvan ik op persoonlijke titel deel mocht gaan uitmaken – net als Joep van de Bercken. Maandenlang zijn we met elkaar bezig geweest. Over het resultaat zijn we zeer enthousiast. Ook Venlo was enthousiast. De uitvoering laat echter op zich wachten. Een van de speerpunten, de renovatie van De Hamar, schiet bijvoorbeeld niet op.
Bureaucratie Ik moet toegeven dat ik soms wel eens met weemoed terugdenk aan de tijd waarin Belfeld nog zelfstandig was. Als je toen wat moest regelen, ging dat vrij gemakkelijk. Je stapte bij de verantwoordelijk wethouder of de burgemeester naar binnen en kon direct zaken doen. Nu we bij Venlo horen, moet alles over een heleboel schijven lopen. De bureaucratie is gigantisch. We krijgen bij het plannen maken weliswaar alle ambtelijke ondersteuning die voorhanden is, maar het is duidelijk dat Venlo op dit moment voorrang geeft aan ambitieuze, kostbare projecten zoals de Maasboulevard, de Maaswaard, Q4 en de centrumplannen van Tegelen en Blerick. Belfeld zal geduld moeten hebben. Dat is je lot als je deel bent van een groter geheel. Aan de andere kant; als ik zie wat er onder regie van Venlo in Tegelen en Blerick allemaal voor moois gerealiseerd wordt, denk ik: ‘onze tijd komt ook wel’. Tenslotte; het conflict dat de drie Venlose woningcorporaties het afgelopen jaar met de gemeente hebben gehad over de heffing van de rioolrechten. De gemoederen liepen hoop op. Sommige mensen vinden dat we te ver zijn gegaan door onze investeringen uit protest tijdelijk stop te zetten. Ik denk juist dat de gemeente te ver is gegaan. Zij kan niet over onze rug beslissingen nemen. Gemeente en woningcorporaties hebben elkaar nodig. In die zin ben ik blij dat er nu toch een strategisch akkoord ligt, waarin we mét elkaar hebben afgesproken dat we ons samen gaan inzetten voor de verdere verbetering van Groot-Venlo als woonstad. Ik denk dat ook wij als kleintje voor de gemeente momenteel een volwaardige gesprekspartner zijn. Met de collega-corporaties Woningstichting Venlo-Blerick en Antares Woonservice zitten we regelmatig met de wethouder van Volkshuisvesting om de tafel. Er wordt naar ons geluisterd, maar er wordt niét altijd gedaan wat we willen. 39
Huurder van nu ‘’Geschakelde vrijstaande levensloopbestendige woning te huur in Belfeld…..” Toen Anny Bouman uit Sneek in 2005 deze advertentie in De Telegraaf zag staan, dacht ze: ‘dat moet een slip of the pen’ zijn. Een woning die én geschakeld is én vrijstaat, dat kan niet. Daar wil ik het fijne van weten.’ Anny pakte de telefoon en belde het nummer van Woonservice Urbanus, de verhuurder van de woning. Het raadsel werd door een uiterst vriendelijke meneer meteen opgelost. De ‘schakeling’ was niet meer dan twee muren die elkaar raakten en een grote balk die als gezamenlijk voorfront diende. Verder waren de woningen toch echt vrijstaand. Anny en haar man Pim besloten nadere informatie aan te vragen, maakten na de snelle ontvangst daarvan meteen een afspraak voor bezichtiging en tekenden een huurcontract. Montfortstraat 41 maakt deel uit van een trio woningen, de modernste die Urbanus in de aanbieding heeft. Klein ogend van buiten, maar verrassend ruim van binnen. Met alle noodzakelijke voorzieningen op de begane grond: een woonkamer van 8,20 x 5 meter met open keuken die door een scherm afgescheiden is, een grote douche met toilet, een bijkeuken/berging en een flinke slaapkamer. Met extra brede gang en deuren zodat je er ook met een rolstoel uit de weg kunt, een extra brede en minder steile trap en géén drempels. Boven liggen dan nog eens twee kleine slaapkamers en een berging waarin de cv met warmteterugwinningsinstallatie een plaatsje gekregen heeft. Voor de voordeur ligt een oprit met twee parkeerplaatsen. Vanuit de woonkamer leiden twee openslaande deuren naar een royale binnentuin (14,5 x 5 meter). Het bevalt de geboren Rotterdammers uitstekend in Limburg. Ze betalen een voor Belfeldse begrippen hoge huur van € 618,-, maar krijgen daarvoor dan ook wel een woning die honderd procent naar hun zin is. ‘’Voor onze flat in Sneek betaalden we hetzelfde. Nee, dan zijn we er toch flink op vooruit gegaan”, vindt Anny (73). ‘’En niet alleen qua woning, maar ook qua buurt. Jong en oud woont hier door elkaar. Daar houden wij wel van.”
40
BELFELD
2008
Noten 1)De naam Belnijto is waarschijnlijk afgeleid van Nenijto, de bekende Nederlandse Nijverheidstentoonstelling die al jaren in Rotterdam gehouden werd. Overigens ook in Blerick vond – al voor de oorlog – een vergelijkbare tentoonstelling plaats. 2)Dat Belfeld het Sintermertesfeest introduceerde, is een beetje vreemd. Het feest komt van oudsher eigenlijk alleen maar voor in plaatsen die de H. Martinus als patroonheilige hebben. 3)De nieuwe kerk werd in 1955 geopend. Tot het zover was, fungeerde een gymzaal als noodkerk. 4)Belfeld was daar laat mee. In Venlo werd al ver voor de oorlog veel aan sociale woningbouw gedaan. 5)Van Rijckevorsel stelde zijn aandeel bij zijn afscheid in 1971 ter beschikking aan een goed doel. 6)Belfeld had vóór de Tweede Wereldoorlog maar een handvol huurwoningen. Die waren door fabrikanten gebouwd en werden aan personeelsleden verhuurd. Zo bouwde Janssen-Dings aan de Rijksweg-Noord (De Singel) in 1905 vijf arbeiderswoningen. Ze staan er nog steeds. 7)De ophalers kregen een vergoeding van eerst fl. 1,- later fl. 7,50 per woning per jaar. 8)Wethouder Spee wilde samen met de toenmalig huisarts Willemse een aparte stichting oprichten die de seniorenwoningen met zorgverlening zou moeten gaan exploiteren. 9)Dagblad De Limburger, 4 september 1997. 10)Joep van den Bercken was op dat moment hoofd financiën van Urbanus. Van den Bercken is geboren en getogen in Grubbenvorst. 11)Enkele toepasselijke straatnamen op het Koramic-terrein zijn: Blauwe Oven, Ringovenlaan, Kollergang en Het Lager. 12)Meer hierover in: Nijhof, Erik, en Sloots, Kasper, Belfelds Blauw. De dakpannenfabriek Janssen-Dings, 1892-2002, Venlo 2005, pp. 68-71.
42
De Bestuurders van Urbanus Voorzitters: Sjaak Hendriks; Leo Jetten; Maarten van Rijckevorsel Leden: Paul Derks; Piet van Dijk; Chris van Gerven; Lex Geurts; Theo Hoezen; Leo Loven; Leo Reihs; Har Schreurs; Pierre Spee; Toos Ummenthum-Hendriks Raad van Commissarissen: Sjraar van Diepen; Piet van Dijk; Sjaak Geraards; Chris van Gerven; Sjaak Hendriks, Theo Hoezen; Hay Houwen; Jolande Jeunink; Henk Luijten; Jan Niessen en Har Schreurs Directeur-bestuurder: Joep van den Bercken
Woningen gebouwd of aangekocht sinds ‘55 1949 39 1951 10 1956 117 1960 15 1963 80 1965 10 1968 56 1969 12 1971 19
Wilhelminastraat, Industriestraat, Pr. Frederikstraat, Maasstraat, Schoolstraat, Bergstraat, Emmastraat, Kerkstaat, Schuttekampstraat Industriestraat, Dwarsstraat, Bergstraat Pastoor Hermensstraat, Bosstraat, Pr. Bernhardlaan , Dwarsstraat, Irenelaan, Zandstraat Zandstraat, Beatrixlaan Zandstraat, Emmastraat, Pr. Frederikstraat, Oranjeplein, Bolen bergweg, Schoolstraat, Pr. Hendrikstraat, Mauritsstraat Kerkstraat Willem I Straat, Emmastraat, Pr. Christinastraat, H. Doubenstraat, Beatrixlaan, Zandstraat, Pr. Hendrikstraat Emmastraat, Mauritsstraat, Bolenbergweg Pronkhof 43
1973 1976 1978 1980 1981 1983 1984 1985 1986 1987 1988 1989 1990 1991 1992 1993 1994 1996 1997 1999 2001 2005 2006 1982 2001
41 25 7 45 30 22 21 14 20 21 19 8 6 7 9 24 6 6 20 4 12 3 19 3 10
Leijgraaf Leijgraaf Vennekenstraat Kleistraat, Schoolstraat Pannenstraat Irenelaan Montfortstraat Montfortstraat Montfortstraat, Kerspelstraat, Schepenstraat Bergstraat, Gelrestraat Julianastraat, Pr. Frederikstraat, Muldersplein, Schoolstraat Pr. Frederikstraat Pronkhof Leijgraaf Leijgraaf, Montfortstraat Koninginneplein (“De Kroon”) Montfortstraat, Overkwartier Montfortstraat Pronkhof (“De Pronker”) Schoolstraat (“’t Kloeëster”) Theresiastraat (“Theresia Residentie”) Montfortstraat Schoolstraat (“’t Bolveld”) Leijgraaf Baarlo, Zuivelstraat
760
woningen in exploitatie maart 2008
98 43 4 1 ---------------------TOTAAL: 906
Verkoop bestaande huurwoningen Verkoop nieuwbouwwoningen / gezamenlijke ontwikkeling Gesloopt Uit exploitatie genomen t.b.v. maatschappelijke functie woningen gebouwd of aangekocht in de periode december 1955 – maart 2008
Verdere gebouwen / maatschappelijke objecten die in exploitatie zijn: Verzorgings- en verpleeghuis ter Borcht te Baarlo Woonzorgcomplex ’t Prônk-eppelke Groene Kruisgebouw Logeerhuis Daelzicht Julianastraat 12 eenheden begeleid wonen Julianastraat 15 garages Dwarsstraat 13 garages Leijgraaf 44
Calendarium *1955: *1955: *1958: *1959: *1960: *1962: *1965: *1967: *1969: *1969: *1971: *1975: *1980: *1985: *1990: *1993: *1993: *1994: *1995: *1996: *2000: *2001: *2004: *2005: *2006: *2007: *2008:
13 december: Oprichting Woningvereniging Urbanus. Voorzitter wordt Burgemeester Van Rijckevorsel. Aansluiting eerste woningen op het gasnet. Urbanus neemt 236 woningen over van gemeente voor ruim fl. 2,5 miljoen. Verkoop achttien woningen aan huurders. Eerste ‘grote’ bouwproject: 50 woningen aan de Zandstraat en Prins Hendrikstraat. Eerste voorstel voor het bouwen van aparte bejaardenwoningen. Plan voor bouw bejaardenunits met dienstencentrum in de tuin van de zusters. Eerste woningen met centrale verwarming. Urbanus betrekt een eigen pand: Schoolstraat 42a. Gespreksavond met huurders. Slechts twee huurders komen opdagen. Van Rijckevorsel stopt als voorzitter. Leo Jetten volgt hem op. Eerste vrouw actief in de vereniging: Toos Ummenthum-Hendriks. Eerste overleg over het Broekplan (320 woningen). Bejaardenwoningen in de Bergstraat, tegenover de kerk. Opening van woon-zorgcomplex avant-la-lettre ’t Prônk-eppelke. Leo Jetten treedt af als voorzitter. Sjaak Hendriks volgt hem op. Opening eerste appartementencomplex van Belfeld op de hoek Julianastraat-Wilhelminastraat. Omzetting Vereniging in Stichting. Gesprekken over samenwerking met Woningstichting Beesel-Reuver. Urbanus besluit zelfstandig te blijven. Twintig appartementen bij steunpunt voor ouderen die aansluiting op steunpunt krijgen. Joep van den Bercken benoemd tot directeur. Toos Ummenthum-Hendriks wordt eerste vrouwelijke bestuurslid (secretaris). Sprong over de Maas. Overname van tien woningen van de Prof. Duboisstichting (nu Zorggroep Noord- en Midden- Limburg) in Baarlo. De corporatie betrekt een nieuw kantoor in de oude Rabobank van Belfeld. Ontwikkeling van de plannen voor het Koramic-terrein is in volle gang. De organisatie wordt gemoderniseerd en geprofessionaliseerd. Aan het hoofd van het werkapparaat komt een directeur-bestuurder, Joep van den Bercken. Daarboven een Raad van Commissarissen. Urbanus neemt de regie over de renovatie van Gemeenschapshuis De Hamar in handen. Start Koramic project: een van de grootste bouwprojecten in Belfeld ooit. Oplevering logeerhuis in Koramicplan. ‘Sint’ wordt uit de naam geschrapt. Henk Luijten (oud-wethouder van Belfeld) volgt Sjaak Hendriks op als voorzitter Raad van Commissarissen. 45
Verantwoording 1.Officiële stukken: Notulen bestuur Woningvereniging St.Urbanus, Woningstichting St.Urbanus en Woonservice Urbanus. 1955- nu. 2. Literatuur Driessen, Th.W.J., Geschiedenis van de St.Urbanusparochie te Belfeld, Belfeld 1971. Hermans, Rudy, Belfeld. Van Eeuwwisseling naar Eeuwwisseling, Belfeld 1992. Ickenroth, J. e.a., De Kleiwarenindustrie in Belfeld, Reuver, Beesel en Swalmen, Reuver 1994. Nijhof, Erik, en Sloots, Kasper, Belfelds Blauw. De dakpannenfabriek Janssen-Dings, 1892-2002, Venlo 2005. 40 jaar sociale woningbouw in Belfeld, brochure Urbanus 1995 3.Dagbladen en andere periodieken Dagblad voor Noord-Limburg Dagblad de Limburger Urbanus Woonnieuws 4.Mondelinge mededelingen Joep van den Bercken (directeur Woonservice Urbanus) Anny en Pim Bouman Roos Janssen-Goossens Narda Peeters Kees Witteveen (oud-wethouder en lid Urbanus) En natuurlijk: Sjaak Hendriks 5. Foto’s en illustraties Gemeentearchief Venlo; foto collectie Belfeld Sjaak Hendriks Narda Peeters Woonservice Urbanus Lé Giesen Thé Janssen Henk Schobbers
46
Colofon Titel: Auteur: Vormgeving: Productie: Eerste druk:
Mister Urbanus vertelt... Beknopte geschiedenis van een kleine maar fijne woningcorporatie Paul Seelen Guus Cartigny, Van Spijk Uitgevers Van Spijk Uitgevers April 2008
Niets uit deze uitgave mag zonder toestemming van Woonservice Urbanus en de auteur op enigerlei wijze worden overgenomen.
47
Schuttekampstraat
48