Minima-effectrapportage gemeente Venlo De invloed van gemeentelijke maatregelen op de financiële positie van inwoners met lage inkomens
Minima-effectrapportage gemeente Venlo 2009 De invloed van gemeentelijke maatregelen op de financiële positie van inwoners met lage inkomens
Voorwoord Het Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting (Nibud) is een onafhankelijke stichting. Het Nibud heeft tot doel particuliere huishoudens inzicht te laten verkrijgen in hun inkomsten en uitgaven, en vaardigheid aan te leren om planmatig met geld om te gaan. Het Nibud probeert dit doel te bereiken door rechtstreeks voorlichting te geven, zowel via de massamedia als via eigen brochures over diverse budgeto nderwerpen, zoals kostgeld en alimentatie.
Daarnaast wil het Nibud hetzelfde doel bereiken via professionals die zich bezighouden met vormen van financiële advisering en voorlichting. Dit zijn functionarissen uit zowel de maatschappelijke hulp- en dienstverlening als het financieel bedrijfsleven, en sectoren van het onderwijs. Het Nibud ondersteunt deze groepen met eigen publicaties (Budgethandboek,
Prijzengids,
Rekenprogramma´s)
en
door
deskundigheids -
bevordering in de vorm van opleidingen en trainingen.
Bij dit alles gaat het Nibud uit van een standaardmethode van begroten. Dit resulteert in een reeks voorbeeldbegrotingen met referentiecijfers die zijn gebaseerd op empirisch wetenschappelijk
onderzoek.
Het
Nibud
stelt
de
keuzevrijheid
en
de
eigen
verantwoordelijkheid van de huishoudens voorop.
Het Nibud geeft gemeenten meer inzicht in het effect van hun minimabeleid. Door middel van een minima-effectrapportage helpt het Nibud gemeenten het geld bestemd voor minimabeleid, optimaal te besteden.
Deze rapportage is uitgevoerd door het Nibud, in samenwerking met de gemeente Venlo. In 2003 heeft het Nibud een vergelijkbaar onderzoek voor de gemeente Venlo uitgevoerd. Met dit onderzoek wil de gemeente Venlo inzicht krijgen in hoe het minimabeleid er op dit moment voor staat.
Utrecht, oktober 2009
Minima-effectrapportage gemeente Venlo 2009
3
Inhoud
1.
Inleiding ............................................................................................................................ 6 1.1 Centrale vraag ................................................................................................................ 6 1.2 Kern minima-effectrapportage ........................................................................................ 6 1.3 Leeswijzer ....................................................................................................................... 8
2. Onderzoeksmethode: begrotingen ................................................................................... 9 2.1 Inleiding ........................................................................................................................... 9 2.2 Basispakket..................................................................................................................... 9 2.3 Restpakket .................................................................................................................... 10 2.4 Inkomsten ..................................................................................................................... 10 2.5 Uitgavensoorten ............................................................................................................ 11 2.6 De begrotingen ............................................................................................................. 11 3. Minimabeleid ..................................................................................................................... 13 3.1
Landelijk minimabeleid ............................................................................................. 13
3.2
Lokaal minimabeleid ................................................................................................ 13
3.2.1
Kwijtscheldingsbeleid ........................................................................................... 13
3.2.2
Duurzame gebruiksgoederen ............................................................................... 14
3.2.3
GeldTerugregeling ................................................................................................ 14
3.2.4
Collectieve ziektekostenverzekering .................................................................... 15
3.2.5
Maaltijdvoorziening ............................................................................................... 15
3.2.6
Regeling Schoolkosten ......................................................................................... 15
3.2.7
Kinderopvang en peuterspeelzalen ...................................................................... 16
3.2.8
Langdurigheidstoeslag .......................................................................................... 16
3.2.9
Individuele bijzondere bijstand ............................................................................. 16
4. Resultaten ......................................................................................................................... 17 4.1 Vergelijking tussen huishoudens onderling .................................................................. 17 4.1.1
Huur ...................................................................................................................... 17
4.1.2
Huishoudsamenstelling ......................................................................................... 17
4.1.3
Inkomensniveau .................................................................................................... 19
4.2 Gemeente Venlo vergeleken met Nederland gemiddeld .............................................. 23
Minima-effectrapportage gemeente Venlo 2009
4
5. Conclusies en aanbevelingen ......................................................................................... 25 5.1 Regelingen .................................................................................................................... 25 5.2 Ondersteuning specifieke groep ................................................................................... 27 5.2.1
Echtparen onder de 65 jaar .................................................................................. 27
5.2.3
Alleenstaanden onder de 65 jaar .......................................................................... 29
5.3 Resumerend ................................................................................................................. 29 Inhoudsopgave bijlagen ...................................................................................................... 32 Bijlage 1: Begrotingen Bijlage 2: Resultaten Bijlage 3: Vergeleken met gemiddeld in Nederland Bijlage 4: Inkomsten Bijlage 5: Verantwoording uitgaven
Minima-effectrapportage gemeente Venlo 2009
5
1.
Inleiding 1.1 Centrale vraag
Iedere gemeente beschikt over mogelijkheden om invloed uit te oefenen op de financiële positie van inwoners met een laag inkomen. Dat kan bijvoorbeeld door het kwijtschelden van gemeentelijke heffingen of door bijzondere bijstand. Het is echter niet direct zichtbaar wat in de praktijk de effecten van die maatre gelen zijn op het budget van verschillende groepen huishoudens.
De centrale vraag van dit onderzoek luidt: Wat is het effect van landelijke en lokale inkomensondersteunende regelingen op de financiële positie van huishoudens met een laag inkomen in de gemee nte Venlo?
Bekeken wordt welke groepen huishoudens in de gemeente goed profiteren van de verschillende inkomensondersteunende maatregelen en welke groepen minder goed. Ook maakt deze rapportage een eventuele armoedeval inzichtelijk.
Het doel van een minima-effectrapportage is inzicht te geven in de koopkracht van de armste groepen in de gemeente en in de effecten van landelijke en gemeente lijke maatregelen daarop. De resultaten van de effectrapportage kunnen als basis dienen voor de verdere ontwikkeling van het minimabeleid van de gemeente Venlo.
1.2 Kern minima-effectrapportage Een minima-effectrapportage kent drie kerngegevens, te weten huishoudtypen, inkomensniveaus en huren. In overleg met gemeente Venlo zijn deze gegevens vastgesteld. In deze effectrapportage zijn de volgende huishoudtypen onderzocht: Een alleenstaande jonger dan 65 jaar Een alleenstaande van 65 jaar of ouder Een echtpaar jonger dan 65 jaar Een echtpaar van 65 jaar of ouder Een eenoudergezin met twee jonge kinderen (3 en 5 jaar) Een eenoudergezin met twee oudere kinderen (14 en 16 jaar) Een echtpaar met twee oudere kinderen (14 en 16 jaar)
Minima-effectrapportage gemeente Venlo 2009
6
De rapportage laat zien welke effecten de landelijke en gemeentelijke maatregelen hebben op de koopkracht van de huishoudtypen bij verschillende inkomensniveaus. Voor elk van de zeven verschillende huishoudens worden berekeningen gemaakt bij de volgende inkomens:
netto minimum inkomen (WWB of AOW);
110 procent van het netto minimum inkomen;
120 procent van het netto minimum inkomen;
130 procent van het netto minimum inkomen.
Onder netto minimum inkomen verstaan we het toepasselijk minimum inkomen voor een specifiek type huishouden. Voor een alleenstaande onder de 65 jaar is dit gelijk aan 50 procent van het wettelijk minimumloon aangevuld met de maximale toeslag van 20 procent van het wettelijk minimumloon. Voor een alleenstaande van 65 jaar of ouder is dit gelijk aan de hoogte van de AOW. Bij 110 procent van het netto minimum inkomen vermenigvuldigen we het hierboven beschreven toepasselijk minimum inkomen met 1,1.
Het kan vóórkomen dat bijvoorbeeld een huishouden met een inkomen op 110 procent van het minimum hiervan minder overhoudt dan een huishouden op het minimum, omdat de eerste groep huishoudens soms net buiten een of meer regelingen voor financiële ondersteuning valt. Dit rapport maakt dit effect, de armoedeval, inzichtelijk. Bij ouderen wordt officieel niet gesproken van een armoedeval, omdat ouderen gewoonlijk niet uitstromen van een uitkering naar betaald werk. Toch kan er bij hen ook sprake zijn van een geringere bestedingsmogelijkheid bij een hoger inkomen. Voor het gemak wordt dit ook als armoedeval aangemerkt.
Bij de berekeningen gaan we er van uit dat een huishouden gebruikt maakt van alle mogelijke landelijke en lokale inkomensondersteunende regelingen. Voor huishoudens die dit niet doen, ziet de begroting er anders uit.
De huur vormt in de meeste huishoudens de hoogste uitgave op de begroting. Om het effect van de hoogte van de huur en van de huurtoeslag zichtbaar te maken, worden voor twee huren begrotingen gemaakt. Deze veel voorkomende huren zijn in overleg met de gemeente Venlo vastgesteld. Dit zijn in dit onderzoek 375 euro voor een veelvoorkomende lage huur en 511,50 euro voor een veelvoorkomende hoge huur.
Minima-effectrapportage gemeente Venlo 2009
7
1.3 Leeswijzer Het rapport is als volgt opgebouwd. Hoofdstuk 2 gaat in op de onderzoeksmethode waarbij tevens de methodiek van begroten is beschreven. Hoofdstuk 3 geeft een toelichting op de lokale inkomensondersteunende regelingen die worden doorberekend in deze effectrapportage. Vervolgens geeft hoofdstuk 4 de onderzoeksresultaten. Tot slot staan in hoofdstuk 5 de conclusies en aanbevelingen. De begrotingen met toelichting staan in een aantal bijlagen. Ook wordt in de bijlage meer informatie gegeven over bronnen van de referentiecijfers en de inkomensopbouw.
Minima-effectrapportage gemeente Venlo 2009
8
2. Onderzoeksmethode: begrotingen 2.1 Inleiding Om het effect van inkomensondersteunende regelingen op de financiële positie van huishoudens te berekenen, maakt het Nibud gebruik van begrotingen. Uit deze begrotingen zijn de inkomsten en uitgaven van de huishoudens af te lezen.
De
begrotingen
in
deze
rapportage
zijn
gemaakt
voor
zeven
verschillende
huishoudtypen op vier verschillende inkomensniveaus. Hierbij gaan we er vanuit dat huishoudens in een huurwoning leven. De begrotingen zijn voor groepen van huishoudens. De bedragen in de begrotingen zijn gemiddelden; in werkelijkheid zal de financiële situatie er in de individuele huishoudens anders uitzien. De begroting laat dus niet zien in hoeverre een individueel huishouden een sluitende begroting heeft. Wel wordt duidelijk in hoeverre een groep huishoudens een sluitende begroting heeft. Bij het opstellen van de begrotingen wordt geen rekening gehouden met schulden, omdat daarover niets algemeens te zeggen valt. Schulden komen echter vaak voor onder huishoudens met een laag inkomen.
In de rapportage wordt verondersteld dat de huishoudens maxima al gebruik maken van alle regelingen die op hen van toepassing zijn.
Alle begrotingen zijn maandbegrotingen, waarbij de inkomsten en uitgaven zijn omgere kend naar gemiddelde maandbedragen. In de praktijk kunnen er flinke verschillen bestaan tussen de maanden van het jaar. Vakantiegeld wordt bijvoor beeld jaarlijks uitgekeerd, maar wordt in deze rapportage uitgedrukt in een maandelijks bedrag.
Het inkomen is in iedere begroting een vast gegeven. De uitgavenkant vullen we in volgens de methode van het basispakket en het restpakket.
2.2 Basispakket Het basispakket omvat alle uitgaven die als noodzakelijk kunnen worden beschouwd. Hierin zijn de kosten opgenomen die een huishouden moet maken voor wonen, kleden, voeden, gezondheid, zekerheid (verzekeringen) en informatie (telefoon, internet en tv). Het pakket wordt in overleg met anderen (bijvoorbeeld de Sociale Alliantie) regelmatig aangepast. Vanaf 2006 maakt een computer met internetaansluiting deel uit van het
Minima-effectrapportage gemeente Venlo 2009
9
basispakket voor alle huishoudens. Sinds 2002 is een computer al onderdeel van het basispakket voor gezinnen met kinderen vanaf zes jaar. Voor iedere kostenpost is een 1
minimumprijs genomen. Naast de noodzakelijke uitgaven van het basispakket zijn er in individuele gevallen moeilijk of niet-vermijdbare uitgaven. Dit zijn uitgaven die voor een bepaald persoon onontkoombaar zijn. Voorbeelden hiervan zijn: afbetaling van een lening, hoge energiekosten door slechte isolatie of dieetkosten. Voor sommige van deze uitgaven is individuele bijzondere bijstand mogelijk. Dit is niet in de begrotingen opgenomen.
2.3 Restpakket Het bedrag dat overblijft nadat alle uitgaven uit het basispakket zijn gedaan, is bestemd voor vrije bestedingen. Alle vrije bestedingen vormen samen het restpakket. Huishoudens zijn vrij om het restpakket zelf in te vullen. Het geld kan besteed worden aan nieuwe uitgavenposten (vakantie of hobby) of aan extra uitgaven aan posten in het basispakket (extra voeding of kleding).
Om meer inzicht te geven in de financiële situatie van vers chillende inkomensgroepen, is het restpakket op drie verschillende manieren ingevuld. De gekozen restpakketten zijn sober; ze omvatten vrij elementaire uitgaven. Voor elk huishouden is berekend wat de kosten van het betreffende restpakket zijn.
2
Het basispakket en de restpakketten zijn op bepaalde punten verschillend voor de diverse huishoudtypen. Een alleenstaande staat immers voor andere kosten dan bijvoorbeeld een gezin met kinderen.
2.4 Inkomsten In deze rapportage worden op vier inkomensniveaus begrotingen opgesteld voor de betreffende voorbeeldhuishoudens: het minimum inkomen (WWB/AOW-uitkering), 110 procent van het netto minimum inkomen, 120 procent van het netto minimum inkomen en 130 procent van het netto minimum inkomen.
1
Zie bijlage 5 voor de samenstelling van het basispakket.
2
In bijlage 5 staan de gekozen restpakketten beschreven.
Minima-effectrapportage gemeente Venlo 2009
10
Uitgangspunt in deze rapportage is het totaal besteedbaar maandinkomen. Dat inkomen bestaat uit alle inkomsten van het huishouden, zoals netto salarissen, uitkeringen, kortingen op de belasting, huurtoeslag, vakantiegeld en kinderbijslag.
3
2.5 Uitgavensoorten In alle begrotingen onderscheidt het Nibud drie soorten uitgaven:
Vaste lasten Dit zijn uitgaven die regelmatig terugkomen. Er ligt meestal een contract aan ten grondslag. Voorbeelden zijn de huur, energiekosten en verzekeringen.
Reserveringsuitgaven Dit zijn uitgaven die niet regelmatig voorkomen en waarvan de hoogte vooraf niet precies bekend is. Er moet in principe een bedrag voor gereserveerd worden. Voorbeelden hiervan zijn de kosten voor inventaris en kleding.
Huishoudelijke uitgaven Dit zijn de steeds terugkerende uitgaven, zoals uitgaven aan voeding, reiniging, persoonlijke verzorging.
In deze rapportage wordt gerekend met minimale bedragen die huishoudens nodig hebben om deze uitgaven te kunnen betalen.
Voor de uitgaven is waar mogelijk uitgegaan van lok ale tarieven. Voorbeelden hiervan zijn de tarieven voor heffingen, sportclubs en de bibliotheek. De landelijke bedragen zijn gebaseerd op berekeningen van het Nibud.
4
2.6 De begrotingen Volgens de methodiek die hierboven staat beschreven, worden de begro tingen 5
opgesteld op basis van het basispakket. Er resteert dan een bedrag dat kan worden besteed aan een restpakket.
6
De resultaten per restpakket geven weer wat de
3
Hoe deze regelingen doorwerken in de begrotingen en wat de invloed is op het inkomen van de verschillende huishoudens is te zien in bijlage 1. In bijlage 4 staat aanvullende informatie over de gekozen uitgangspunten bij de inkomens. 4
Meer informatie over de uitgaven staat in bijlage 5.
5
Deze begrotingen staan in bijlage 1.
6
De resultaten per restpakket staan in bijlage 2.
Minima-effectrapportage gemeente Venlo 2009
11
koopkracht is van de huishoudens bij de verschillende inkomensniveaus, rekening houdend met de landelijke en de lokale inkomensondersteunende regelingen. Voor alle standaard huishoudtypen met een inkomen op minimumniveau (WWB/AOW niveau) is een vergelijking gemaakt met een gemiddelde voor Nederland.
7
Hierbij
worden de uitgaven in het basispakket van huishoudens in de gemeente Venlo vergeleken met de uitgaven van een vergelijkbaar huishouden (zelfde type en inkomen) in Nederland. Het kwijtscheldingsbeleid wordt betrokken bij de vergelijking. Bij het gemiddelde voor Nederland nemen we verder geen inkomensondersteunende regelingen mee. Het is namelijk
niet
mogelijk
om
een
gemiddelde
te
berekenen
van
verschillende
inkomensondersteunende regelingen die in andere gemeenten gelden.
7
Deze begrotingen staan in bijlage 3.
Minima-effectrapportage gemeente Venlo 2009
12
3. Minimabeleid In dit hoofdstuk
worden diverse landelijke en gemeentelijke regelingen voor
inkomensondersteuning van minima beschreven. Alleen de regelingen die in de effectrapportage zijn meegenomen in de berekeningen komen in dit hoofdstuk aan bod. Paragraaf 3.1 beschrijft de landelijke regelingen; in paragraaf 3.2 komen de lokale inkomensondersteunende regelingen aan bod. Per regeling wordt een korte beschrijving gegeven van de belangrijkste kenmerken en voorwaarden.
3.1
Landelijk minimabeleid
Bij het opstellen van de begrotingen worden de landelijke heffingskorting en (algemene heffingskorting, arbeidskorting, inkomensafhankelijke combinatiekorting, (aanvullende) alleenstaande ouderkorting en de (alleenstaande) ouderenkorting), landelijke toeslagen (zorgtoeslag,
huurtoeslag,
kinderopvangtoeslag,
kindgebonden
budget)
en
de
kinderbijslag in de berekeningen opgenomen.
3.2
Lokaal minimabeleid
Naast de landelijke inkomensondersteunende maatregelen heeft de gemeente Venlo speciaal voor huishoudens met een laag inkomen ook een lokaal minimabeleid. De regelingen die worden opgenomen in de berekeningen komen in de volgende paragrafen aan bod.
3.2.1
Kwijtscheldingsbeleid
De gemeente Venlo hanteert voor de kwijtschelding van gemeentelijke heffingen een norm van 100 procent van de grondslag WWB. Dat wil zeggen dat afhankelijk van het vermogen, huishoudens met een inkomen op WWB/AOW -niveau in principe geen gemeentelijke heffingen hoeven te betalen. Bij een inkomen boven WWB/AOW -niveau wordt de betalingscapaciteit berekend door het inkomen te verminderen met het norminkomen. Er vindt een correctie plaats voor de eigen uitgaven aan huur en voor nominale ziektekostenpremies. Van de betalingscapaciteit dient 80 procent te worden aangewend voor de betaling van de gemeentelijke heffingen. De kwijtschelding geldt voor afvalstoffenheffing, rioolheffing en voor de hondenbelasting (maximaal voor één hond kwijtschelding). De kwijtschelding van de waterschapslasten wordt apart berekend door Waterschap Peel en Maasvallei. Bij de berekening van de betalingscapaciteit wordt geen rekening gehouden met betaling van gemeentelijk heffingen.
Minima-effectrapportage gemeente Venlo 2009
13
3.2.2
Duurzame gebruiksgoederen
Voor huishoudens met een laag inkomen heeft de gemeente Venlo een regeling duurzame gebruiksgoederen. Deze regeling vergoedt de kosten voor vervanging of reparatie van matrassen,
beddengoed,
vloerbedekking,
gordijnen,
kooktoestellen,
koelkasten,
wasmachines, stofzuigers en fietsen. Een duurzaam gebruiksgoed komt een keer in de acht jaar voor vervanging in aanmerking. De regeling geldt niet voor de eerste aanschaf van de goederen en de doelgroep is beperkt tot: -
diegenen die een laag inkomen hebben en zelfstandig gehuisvest zijn (de ‘standaard’ doelgroep), of
-
een laag inkomen hebben en in een verzorgingstehuis wonen
-
gedurende drie jaar onafgebroken een inkomen hebben genoten onder de 120
en
procent van de bijstandsnorm, en -
een financiële reserve hebben die niet hoger is dan 1.854 euro exclusief spaargelden van minderjarige kinderen. Voor personen van 65 jaar en ouder kan een extra bedrag van 3.476 euro per persoon worden vrijgelaten als reservering voor de kosten van een begrafenis, voor zover er geen sprake is van dekking van deze kosten via een begrafenis- of overlijdensverzekering.
De vergoeding voor alle duurzame gebruiksgoederen bedraagt maximaal 927 euro per jaar. Voor deze voorziening geldt dat bij een inkomen tot en met 110 procent de volledige vergoeding wordt verstrekt en bij een inkomen van 111 procent tot en met 120 procent de helft van de vergoeding. Omdat geen algemene uitspraak gedaan kan worden over het individuele gebru ik van deze regeling, wordt in de berekeningen bij deze rapportage de regeling duurzame gebruiksgoederen niet meegenomen. Het gaat om een incidentele tegemoetkoming die alleen
in
specifieke
gevallen
wordt
toegekend
en
is
vergelijkbaar
met
een
tegemoetkoming uit de individuele bijzondere bijstand.
3.2.3
GeldTerugregeling
De gemeente Venlo kent ter bevordering van deelname aan sociaal-culturele, recreatieve en sportieve activiteiten de GeldTerugregeling. Binnen een gezin met een inkomen tot en met 110 procent van de geldende bijstandsnorm worden aan alle gezinsleden (kinderen tot 18 jaar) waardecoupons verstrekt tot een bedrag van 100 euro per persoon per jaar. Bij een inkomen van 111 tot en met 120 procent van het sociaal minimum krijgen alle gezinsleden coupons tot een bedrag van 50 euro per persoon
Minima-effectrapportage gemeente Venlo 2009
14
per jaar. De coupons zijn binnen het gezin overdraagbaar. Daarnaast kan men de kosten van een internetaansluiting tot een bedrag van 100 euro per gezin per jaar declareren.
3.2.4
Collectieve ziektekostenverzekering
De gemeente Venlo kent een collectieve ziektekostenverzekering voor inwoners met een inkomen tot en met 120 procent van het toepasselijk minimum. Het gaat om een basisverzekering en een aanvullende verzekering bij zorgverzekeraar VGZ. De premie voor de basisverzekering bedraagt per 1 januari 2009 87,37 euro per maand. Voor de aanvullende verzekering betaalt de verzekerde 27,50 euro per maand. Deelnemers aan de collectieve verzekering ontvangen van de gemeente een bijdrage in de premie van 12 euro per maand, zodat de deelnemers zelf een bedrag van 102,87 moeten betalen. Huishoudens met een inkomen boven 120 procent van de toepasselijke norm komen niet voor de regeling in aanmerking. Zij betalen voor de basisverzekering bij VGZ een bedrag van 90,16 euro. Voor de aanvullende verzekering gaat de gemeente Venlo er van uit dat iemand zich voldoende verzekerd heeft, als deze de uitgebreide aanvullende verzekering bij VGZ heeft. Samen met de tandartsverzekering komt dit op een bedrag van 29,90 euro.
3.2.5
Maaltijdvoorziening
Inwoners van 65 jaar en ouder kunnen in de gemeente Venlo een bijdrage krijgen in de kosten van de maaltijdvoorziening. Dit geldt ook voor burgers jonger dan 65 jaar, die vanwege een lichamelijke of geestelijke beperking niet in staat zijn zelf hun (warme) maaltijd te verzorgen. Bij een inkomen tot en met 110 procent van het sociaal minimum bedraagt de vergoeding 60 procent van de kosten van de maaltijd, bij een inkomen tussen 111 en 120 procent van het minimum wordt 30 procent vergoed. Daarnaast kan men de kosten van een magnetron vergoed krijgen. Met de bijdrage van 60 procent kunnen de meerkosten van de maaltijdvoorziening ten opzichte van een zelf gemaakte maaltijd vrijwel volledig gecompenseerd worden. Hierdoor komen de totale kosten van voeding voor 65 plussers die van de regeling gebruik maken, niet of nauwelijks hoger uit dan voor huishoudens die zelf hun maaltijd verzorgen.
3.2.6
Regeling Schoolkosten
Ouders met schoolgaande kinderen van 4 tot 18 jaar, kunnen in aanmerking komen voor de schoolkostenregeling. Voor kinderen die de basisschool bezoeken is de vergoeding 100 euro per jaar en voor kinderen van het voortgezet onderwijs geldt een bedrag van 200 euro per jaar.
Minima-effectrapportage gemeente Venlo 2009
15
Huishoudens met een inkomen tot en met 120 procent van de toepasselijke bijstandsnorm komen voor dit volledige bedrag in aanmerking. Huishoudens met een inkomen boven 120 procent van het toepasselijk minimum hebben geen recht op de vergoeding.
3.2.7
Kinderopvang en peuterspeelzalen
Op grond van de Wet Kinderopvang kunnen inwoners van de gemeente Venlo een tegemoetkoming toegekend krijgen. Overige kosten in verband met kinderopvang kunnen vergoed worden via de bijzondere bijstand indien sprake is van een sociaalmedische indicatie. De ouderbijdrage voor de peuterspeelzaal is 22,70 euro per dagdeel per maand. Een alleenstaande ouder met een inkomen boven bijstandsniveau zal enkele dagen per week werken en maakt daarom gebruik van de kinderopvang in plaats van de peuterspeelzaal.
3.2.8
Langdurigheidstoeslag
De Langdurigheidstoeslag is bedoeld voor huishoudens tussen de 21 en 65 jaar die drie jaar of langer moeten rondkomen van een inkomen tot 10 2 procent van het sociaal minimum. Ook mag het vermogen niet meer bedragen dan het wettelijk vrij te laten vermogen. Zowel werkenden als uitkeringsgerechtigden kunnen in aanmerking komen voor
de
Langdurigheidstoeslag.
Jaarlijks
krijgen
(echt)paren
498
euro ,
eenoudergezinnen 447 euro en alleenstaanden 349 euro. Bij de resultaten van deze rapportage wordt een vergelijking gemaakt tussen huishoudens die in aanmerking komen voor de Langdurigheidstoeslag en huishoudens die hier geen recht op hebben.
3.2.9
Individuele bijzondere bijstand
De gemeente Venlo verstrekt voor diverse kosten in specifieke gevallen individuele bijzondere bijstand. Voor bijzondere bijstand wordt de draagkracht als volgt berekend: -
Tot en met 120 procent van de toepasselijke bijstandsnorm wordt geen draagkracht berekend;
-
Bij een inkomen van 121 procent tot en met 150 procent van de geldende bijstandsnorm wordt 50 procent van het inkomen boven 120 procent als draagkracht berekend;
-
Vanaf 151 procent van de toepasselijke bijstandsnorm wordt het meerdere inkomen voor 100 procent als draagkracht beschouwd.
De bijzondere bijstand wordt in dit onderzoek niet meegen omen omdat deze sterk afhankelijk is van de persoonlijke situatie.
Minima-effectrapportage gemeente Venlo 2009
16
4. Resultaten Dit hoofdstuk bevat de resultaten van het onderzoek. Eerst komen de verschillen tussen de huishoudtypen in de gemeente Venlo aan bod. Daarna volgt een vergelijking tussen de huishoudens met een minimum inkomen in Venlo en vergelijkbare huishoudens gemiddeld in Nederland.
4.1 Vergelijking tussen huishoudens onderling 4.1.1 Huur In dit onderzoek wordt bekeken wat het effect is van landelijke en lokale inkomensondersteunende regelingen op de bestedingsruimte van huishoudens met een lage en een hoge huur. In de gemeente Venlo gaat het om een lage huur van 375 euro en een hoge huur van 511,50 euro per maand.
Bij alle huishoudtypen en inkomensniveaus blijken huishoudens met een duurdere huurwoning minder te besteden te hebben dan vergelijkbare huishoudens met een goedkopere huurwoning. De belangrijkste verklaring is dat een hogere huur niet volledig wordt gecompenseerd door meer huurtoeslag. De lage huur in de gemeente Venlo ligt iets boven de kortingsgrens van de huurtoeslag (357,37 euro). Boven deze grens wordt de huur niet meer volledig vergoed, maar voor 75 procent. Huishoudens met een hoge huur hebben daardoor hogere netto woonlasten dan huishoudens met een lage huur.
4.1.2 Huishoudsamenstelling Voor bijna alle huishoudtypen is het inkomen voldoende om de noodzakelijke uitgaven uit het basispakket te bekostigen. De enige uitzondering is het echtpaar met twee oudere kinderen op 130 procent van het toepasselijk minimum en een hoge huur. De uitgaven voor dit huishoudtype zijn hoog, terwijl er bij dit inkomensniveau geen gemeentelijke
inkomensondersteuning
meer
mogelijk
is.
Ook
landelijke
tegemoetkomingen worden minder: de zorgtoeslag ligt lager en huurtoeslag ontvangt men helemaal niet meer.
Wanneer ook naar de bestedingen in het restpakket wordt gekeken, ontstaat een ander beeld. Voor alleenstaanden onder de 65 jaar is het meest uitgebreide restpakket (pakket A) niet haalbaar. Bij een hoge huur en een inkomen tot en met 110 procent van
Minima-effectrapportage gemeente Venlo 2009
17
de toepasselijke bijstandsnorm behoort ook pakket B niet tot de mogelijkheden. Het meest sobere restpakket (pakket C) is op WWB-niveau wel haalbaar, maar op 110 procent lukt dit net niet. Ook echtparen onder de 65, zowel met als zonder kinderen , kunnen niet elk restpakket bekostigen. Vooral echtparen met twee oudere kinderen zijn slecht af: voor hen is geen enkel restpakket haalbaar. Dit geldt zowel bij een hoge als een lage huur en voor alle inkomensniveaus. Echtparen zonder kinderen zijn iets beter af; bij een hoge huur is op WWB-niveau pakket C haalbaar en bij een lage huur behoort ook pakket B tot de mogelijkheden.
De overige huishoudtypen, te weten de eenoudergezinnen en de alleenstaanden en paren van 65 jaar en ouder, kunnen wel elk restpakket betalen. Alleen voor het eenoudergezin met twee oudere kinderen, een lage huur en een inkomen op WWBniveau is pakket A niet haalbaar. Bij een hoge huur is ook pakket B niet mogelijk.
Echtparen en eenoudergezinnen Dat echtparen met kinderen minder koopkrachtig zijn dan vergelijkbare alleenstaande ouders komt onder andere doordat een echtpaar geen recht heeft op alleenstaandeouderkorting
en
aanvullende
alleenstaande-ouderkorting.
Daarnaast
heeft
een
werkende alleenstaande ouder met jonge kinderen recht op de inkomensafhankelijke combinatiekorting. Hier heeft een echtpaar met één werkende ouder ( waar wij van uit gaan bij de berekeningen) geen recht op. Ten slotte heeft een echtpaar met kinderen nog kosten van een extra volwassene die een alleenstaande met kinderen niet heeft. Hierbij valt te denken aan de kosten van de zorgverzekering, kleding en voeding.
Huishoudens van 65 jaar en ouder Alleenstaanden en echtparen van 65 jaar en ouder zijn in de gemeente Venlo relatief goed af. Van alle onderzochte huishoudtypes houden zij maandelijks het meest over.
8
Dat 65 plussers meer bestedingsruimte hebben dan alleenstaanden en echtparen onder de 65, komt in de eerste plaats omdat een AOW -uitkering hoger is dan een inkomen vanuit de WWB. Ook wordt de huurtoeslag voor huishoudens vanaf 65 jaar op een iets andere wijze berekend. Vooral bij echtparen met een inkomen vanaf 110 procent van het minimum leidt dit tot een groot verschil.
8
Alleen het eenoudergezin met jonge kinderen houdt iets meer over dan een alleenstaande oudere. Een echtpaar boven de 65 houdt juist weer meer over dan het eenoudergezin .
Minima-effectrapportage gemeente Venlo 2009
18
Ten slotte liggen de uitgaven aan voeding voor huishoudens van 65 jaar en ouder iets lager. Bovendien kunnen ouderen in de gemeente Venlo een bijdrage krijgen in de kosten van de maaltijdvoorziening. Ouderen die van deze mogelijkheid gebruik (moeten) maken komen hierdoor niet of nauwelijks duurder uit dan 65 plussers die zelf hun maaltijd verzorgen.
4.1.3 Inkomensniveau Voor elk huishoudtype zijn vier inkomensniveaus doorgerekend. Naast het minimum inkomen zijn inkomens op 110, 120 en 130 procent van het minimum gespecificeerd. Soms leidt een hoger inkomen tot een beperktere bestedin gsmogelijkheid. Dit komt doordat landelijke en gemeentelijke inkomensondersteunende maatregelen, zoals huurtoeslag en kwijtschelding van gemeentelijke heffingen, er niet op voorhand toe leiden dat een huishouden meer te besteden heeft bij een hoger inkomen . In dat geval is sprake van een armoedeval.
Deze situatie ontstaat
voornamelijk
wanneer
huishoudens vanuit een uitkering uitstromen naar betaald werk. Op dat moment nemen de kosten door werk toe en komen rechten op diverse inkomensondersteunende regelingen (gedeeltelijk) te vervallen.
Voor invulling restpakket Na invulling van het basispakket (en voor invulling van het restpakket) hebben niet alle onderzochte huishoudens meer bestedingsruimte naarmate hun inkomen toeneemt. Er zijn dus enkele armoedevallen zichtbaar. Dit verschijnsel doet zich voor bij alle onderzochte echtparen onder de 65 jaar, zowel met als zonder kinderen en zowel bij een hoge als een lage huur.
Echtparen met een inkomen op WWB-niveau houden meer over dan vergelijkbare huishoudens met een inkomen op 110 procent van de toepasselijke bijstandsnorm. De verschillen in het bedrag dat beschikbaar is voor het restpakket zijn klein (11 tot 12 euro). Echter, echtparen die ook recht hebben op langdurigheidstoeslag, houden 53 euro per maand meer over dan paren met een inkomen op 110 procent. Bij echtparen met een hoge huur is nog een armoedeval zichtbaar, namelijk bij een inkomenstoename van 120 naar 130 procent van het toepasselijk minimum. Echtparen met twee kinderen gaan dan er ruim 90 euro op achteruit, echtparen zonder kinderen een kleine 50 euro.
Hoe zijn deze armoedevallen te verklaren? Terwijl het netto maandinkomen van echtparen op WWB-niveau 128 euro lager ligt dan op 110 procent van deze norm,
Minima-effectrapportage gemeente Venlo 2009
19
neemt het besteedbaar inkomen bij 110 procent toe met ongeveer 40 euro. Dit relatief kleine verschil wordt veroorzaakt door het lagere bedrag aan huurtoeslag en zorgtoeslag voor huishoudens op 110 procent van het sociaal minimum. Met het betalen van de vaste lasten uit het basispakket slaat de balans om: dan houden echtparen op 110 procent minder over dan echtparen met een inkomen op WWB niveau. Dit komt doordat echtparen met een inkomen van 110 procent geen rech t meer hebben op kwijtschelding, wat een extra kostenpost van ruim 50 euro in de maand met zich meebrengt. De armoedeval tussen 120 en 130 procent van het sociaal minimum , die zich voordoet bij een hoge huur, wordt ook veroorzaakt door een lager bedrag aan huur- en zorgtoeslag. Op gemeentelijk niveau komt hier nog bij het wegvallen van de vergoeding voor de kosten van internet en de duurdere ziektekostenverzekering. Voor echtparen met kinderen vervalt ook de regeling schoolkosten bij een inkomensniveau van 130 procent. Dat deze armoedeval zich niet voordoet bij een lage huur heeft te maken met de huurtoeslag. Echtparen met een lage huur ontvangen bij een inkomensniveau van 120 procent 28 euro per maand aan huurtoeslag, bij een hoge huur ligt dit bedrag tussen de 120 en 130 euro. Omdat bij 130 procent in het geheel geen huurtoeslag meer moge lijk is, hebben huishoudens met een hoge huur te maken met een groter verlies aan inkomsten dan huishoudens met een lage huur.
Bij de overige huishoudtypen doen zich na invulling van het basispakket geen armoedevallen voor. Wel is het zo dat bij eenoudergezinnen de bestedingsruimte niet evenredig toeneemt met het inkomen. De toename in de beschikbare ruimte voor het restpakket is groter als een huishouden van WWB-niveau naar 110 procent gaat, dan wanneer dit huishouden van 110 procent naar 120 procent van het toepasselijk minimum gaat. De figuren 3c en 4c (en in iets mindere mate 3d en 4d) in bijlage 2 laten dit goed zien: het paarse lijntje behorende bij ‘basis’ loopt bij deze huishoudtypen vlakker tussen 110 procent en 120 procent dan tussen WWB en 110 procent. De onevenredige toename van de bestedingsruimte heeft verschillende oorzaken. Ten eerste neemt de huurtoeslag (en in mindere mate de zorgtoeslag) af bij een inkomen van 120 procent van de geldende bijstandsnorm . Nog belangrijker is het effect van de inkomensafhankelijke combinatiekorting. Deze korting geldt voor werkenden en bestaat uit een vast bedrag van 770 euro plus een inkomensafhankelijke component. Bij een inkomensstijging van 100 procent naar 110 procent van het toepasselijk minimum, ontvangt de alleenstaande ouder beide componenten, bij een stijging van 110 procent
Minima-effectrapportage gemeente Venlo 2009
20
naar 120 procent komt daar alleen nog het inkomensafhankelijke deel bovenop, waardoor de toename in inkomsten lager is dan tussen WWB-niveau en 110 procent.
Na invulling restpakket Na invulling van het restpakket is bij de volgende huishoudtypen een armoedeval zichtbaar (zowel bij een hoge als een lage huur):
alleenstaanden onder de 65 jaar
eenoudergezinnen met oudere kinderen
echtparen onder de 65 jaar
echtparen met oudere kinderen
Bij de alleenstaande onder de 65 jaar treedt een armoedeval op indien dit huishouden van een bijstandsuitkering naar een inkomen van 110 procent van het toepasselijk minimum gaat. Dat deze armoedeval optreedt, heeft vooral te maken met extra reiskosten vanwege woon-werkverkeer. Bij een inkomen gelijk aan het bijstandsniveau gaan we er van uit dat iemand niet werkt en dus ook deze kosten niet heeft. Maar bij een inkomen gelijk aan 110 procent van het toepasselijke WWB-niveau veronderstellen we dat iemand een (kleine) baan heeft. De extra inkomsten die een alleenstaande heeft als hij/zij van een bijstandsuitkering naar 110 procent van het toepasselijke WWB-niveau gaat, wegen dus niet op tegen deze extra uitgaven aan woon-werkverkeer. Ditzelfde, maar dan in sterkere mate, geldt voor een alleenstaande met een WWB-uitkering inclusief langdurigheidstoeslag.
Een eenoudergezin met twee oudere kinderen gaat er op achteruit bij een inkomensstijging van 120 naar 130 procent van de geldende bijstandsnorm. Al v óór de invulling van het restpakket is er bij deze inkomensniveaus nauwelijks sprake van een stijging: bij een inkomensstijging van 120 procent naar 130 procent van het sociaal minimum neemt het bedrag dat beschikbaar is voor het restpakket toe met 2 euro per maand. Hier spelen al eerder genoemde zaken als een lagere zorg- een huurtoeslag, het wegvallen van de vergoeding voor internet en de schoolkostenregeling en een hogere premie voor de ziektekostenverzekering. Ná invulling van het restpakket houdt het eenoudergezin met oudere kinderen bij een inkomensniveau van 130 procent zelfs nog minder over dan bij 120 procent. De belangrijkste verklaring hiervoor is het wegvallen van de mogelijkheid gebruik te maken van de GeldTerugregeling. Dit scheelt maandelijks 12,50 euro.
Minima-effectrapportage gemeente Venlo 2009
21
Echtparen onder de 65 jaar (met en zonder kinderen) en een hoge huur gaan er na invulling van het restpakket sterk op achteruit als zij meer inkomen krijgen. Met andere woorden, op WWB-niveau houdt een echtpaar meer over (of: komt minder tekor t) dan met een inkomen op 110, 120 of 130 procent van de toepasselijke bijstandsnorm . De echtparen hebben op 120 procent minder tekort dan bij 110 procent, maar ten opzichte van de bijstandsnorm heeft een echtpaar op 120 procent juist een groter tekort. Bij 130 procent wordt het ontstane tekort nog groter. De reden voor de armoedeval die zich voordoet tussen WWB-niveau en 110 procent van deze norm, is dezelfde als de reden die genoemd is bij de alleenstaande. Het restpakket wordt duurder door de extra (vervoers)kosten die gemaakt moeten worden in verband met werk. Een ander aspect doet zich alleen voor bij de restpakketten A en B. In deze pakketten zijn ook de kosten van een huisdier opgenomen. Op WWB -niveau is kwijtschelding van de hondenbelasting mogelijk, op 110 procent van de norm niet meer. De armoedeval tussen WWB-niveau en 120 procent van de norm is kleiner. Het inkomen bij 120 procent ligt immers hoger. Toch zijn deze extra inkomsten niet voldoende om de armoedeval als gevolg van (ondermeer) de extra reiskosten volledig op te vangen. Bovendien wordt ook het bedrag dat beschikbaar is voor sociale participatie (de GeldTerugregeling) lager. Voor echtparen zonder kinderen scheelt dit 8 euro per maand, voor echtparen met twee kinderen zelfs 17 euro. Ten slotte is ook bij 130 procent van de toepasselijke bijstandsnorm een armoedeval zichtbaar: bij een inkomensniveau van 130 procent is een echtpaar met een hoge huur slechter af dan bij 100, 110 én 120 procent. Naast alle eerder genoemde oorzaken, speelt hier ook nog het wegvallen van de GeldTerugregeling een rol. Voor gezinnen met kinderen telt dit aspect zelfs dubbel (voor vier in plaats van twee personen).
Voor echtparen met een lage huur geldt grotendeels hetzelfde als hierboven vermeld. Er zijn echter een paar kleine verschillen: Echtparen onder de 65 jaar zonder kinderen met een lage huur hebben bij 110, 120 en 130 procent weliswaar minder te besteden dan met een inkomen op WWB -niveau (net zoals bij de hoge huur), maar vanaf 110 procent loopt het bedrag dat beschikbaar is voor het restpakket wel op. Met andere woorden, er is geen sprake van een armoedeval tussen 110 en 130 procent en tussen 120 en 130 procent van het sociaal minimum. Bij echtparen met twee oudere kinderen en een lage huur doet alleen de a rmoedeval tussen 110 en 130 procent zich niet voor. De verklaring hiervoor hangt grotendeels samen met het bedrag aan huurtoeslag, dat bij de lage huur veel lager is en (dus) ook minder snel afbouwt. Hierdoor neemt het besteedbaar inkomen (dus inclusief de huurtoeslag) bij een lage huur meer toe dan bij
Minima-effectrapportage gemeente Venlo 2009
22
een hoge huur. De extra kosten van het restpakket en het wegvallen van gemeentelijke voorzieningen bij respectievelijk 120 en 130 procent van het sociaal minimum worden bij een lage huur dus opgevangen door het hogere besteedbaar inkomen, waardoor zich geen armoedeval voordoet.
De financiële gevolgen van de armoedeval zijn relatief groot. Na invulling van het restpakket kan het verschil tussen een echtpaar met een inkomen op WWB-niveau en een echtpaar met een inkomensniveau van 130 procent oplopen tot 175 euro in de maand (voor echtparen met twee oudere kinderen en een hoge huur, die willen kiezen voor pakket A).
4.2 Gemeente Venlo vergeleken met Nederland gemiddeld Bij de gemiddelde inkomsten en uitgaven in Nederland is beperkt rekening gehouden met gemeentelijke regelingen die doorwerken in het basispakket. Het is namelijk lastig om
een
gemiddeld
bedrag
te
berekenen
voor
de
gemeentelijke
inkomensondersteunende regelingen, omdat die per gemeente verschillen. Wel is de kwijtschelding van gemeentelijke heffingen en waterschapsheffingen meegenomen.
In de gemeente Venlo werken de Collectieve Ziektekostenverzekering en de schoolkostenregeling door in het basispakket. Ook de mogelijkheid om de kosten voor internet gedeeltelijk via de GeldTerugregeling te bekostigen, werkt door in het basispakket. Deze zijn in de vergelijking meegenomen.
In de begrotingen is uitgegaan van twee huurtarieven die veel voorkomen in de gemeente Venlol (375 en 512 euro). De landelijke gemiddelde huur voor Nederland is 405 euro en ligt hier dus tussenin. De tarieven voor energie en kabel voor inwoners van de gemeente Venlo zijn ongeveer gelijk aan de landelijke gehanteerde bedragen.
Alle onderzochte huishoudtypen met een inkomen op bijstandsniveau en een lage huur zijn in de gemeente Venlo beter af dan vergelijkbare huishoudens gemiddeld in Nederland. Ook bij een hoge huur zijn veel huishoudtypen beter af. Er zijn drie huishoudtypen die bij een hoge huur slechter af zijn dan gemiddeld, te weten de alleenstaande onder de
Minima-effectrapportage gemeente Venlo 2009
23
65, het echtpaar onder de 65 en de alleenstaande ouder dan 65 jaar. Dit wordt volledig verklaard door het hogere bedrag aan huur.
Eenoudergezinnen, het echtpaar met twee oudere kinderen en het echtpaar boven de 65 houden dus, ondanks het hogere huurbedrag, meer over dan gemiddeld in Nederland. Dit laatste kan verklaard worden door de lagere ziektekostenpremie en de lagere kosten voor internet al dan niet gecombineerd met de schoolkostenregeling voor gezinnen met schoolgaande kinderen. Met name deze laatste regeling werkt zeer positief door in de bestedingsruimte van gezinnen met oudere kinderen; maandelijks gaat het om een bedrag van 34 euro. Voor echtparen telt bovendien het voordeel van de collectieve ziektekostenv erzekering dubbel mee, waardoor echtparen met oudere kinderen het, ten opzichte van gemiddeld in Nederland, nog beter doen dan eenoudergezinnen. Echtparen
met
jonge
kinderen
zijn
in
deze
rapportage
niet
onderzocht,
eenoudergezinnen met jonge kinderen wel. Dit huishoudtype komt bij een hoge huur precies gelijk uit met het gemiddelde in Nederland. De lagere schoolkosten plus de lagere kosten voor de zorgverzekering en voor het internet compenseren het hogere huurbedrag tot op de euro exact.
Minima-effectrapportage gemeente Venlo 2009
24
5. Conclusies en aanbevelingen Dit hoofdstuk beschrijft, naar aanleiding van de resultaten in het vorige hoofdstuk, de conclusies. Daarnaast worden verschillende adviezen gegeven voor de aanpassing van regelingen in het kader van minimabeleid van de gemeente Venlo.
5.1
Regelingen
Huishoudens in Venlo kunnen een aanvraag indienen om voor kwijtschelding van gemeentelijke
heffingen
en
waterschapslasten
in
aanmerking
te
komen .
De
betalingscapaciteit wordt voor beide heffingen apart berekend. Er wordt daardoor impliciet verondersteld dat een huishouden tweemaal over deze draagkracht beschikt terwijl dit uiteraard niet het geval is. Het Nibud adviseert daarom de draagkracht van huishoudens voor deze beide belastingen gezamenlijk te berekenen. Hierdoor komen meer minima in aanm erking voor kwijtschelding en kan een eventuele armoedeval voorkomen dan wel verkleind worden.
Met de GeldTerugregeling creëert de gemeente Venlo voor inwoners met een inkomen tot en met 120 procent van de toepasselijke bijstandsnorm een extra mogelijkhei d om deel te nemen aan sociaal-culturele en recreatieve activiteiten. De regeling wordt geleidelijk afgebouwd. Bij een inkomen tot en met 110 procent van de geldende bijstandsnorm worden aan alle gezinsleden waardecoupons verstrekt tot een bedrag van 100 euro per persoon per jaar, bij een inkomen van 111 tot en met 120 procent geldt een bedrag van 50 euro. Door deze geleidelijke afbouw komen alle huishoudens met een inkomen tot en met 120 procent van de bijstandsnorm voor een vergoeding in aanmerking en wor dt bovendien het risico op een armoedeval verkleind. In hoofdstuk 4 is beschreven dat de armoedeval bij echtparen verklaard kan worden door het minder worden van de vergoeding uit de GeldTerugregeling (boven 110 procent van de geldende bijstandsnorm) en he t wegvallen van deze vergoeding (boven 120 procent). Echter, het wegvallen van de GeldTerugregeling is maar voor een klein deel verantwoordelijk voor de gevonden armoedevallen, het bedrag aan huurtoeslag speelt een veel grotere rol. Er is daarom geen reden om deze regeling te veranderen. Het Nibud beveelt aan deze regeling in ieder geval te handhaven. Een mogelijkheid om de gevonden armoedeval toch zoveel mogelijk tegen te gaan, is de regeling te differentiëren naar gezinsgrootte. Bijvoorbeeld door voor gezinnen bestaande uit vier of meer personen de regeling door te laten lopen
Minima-effectrapportage gemeente Venlo 2009
25
tot 130 procent. Het zijn immers de grotere gezinnen waarvoor (het wegvallen van) de regeling het grootste verschil maakt. Ook de mogelijkheid om de kosten van een internetaansluiting te declareren heeft een positieve invloed op de inkomenssituatie van huishoudens tot en met 120 procent van het sociaal minimum. Het Nibud raadt aan om deze regeling te handhaven.
De collectiviteitskorting op de zorgverzekering die de gemeente Venlo aanbiedt, beïnvloedt de bestedingsmogelijkheden van huishoudens tot en met 1 20 procent van het minimum positief. Deelnemers zijn verzekerd bij VGZ en betalen minder voor zowel de basispremie als de aanvullende premie. Bovendien ontvangen deelnemers van de gemeente een bijdrage in de premie van 12 euro per maand. Huishoudens met een inkomen boven 120 procent van de toepasselijke bijstandsnorm komen niet voor de regeling in aanmerking; zij dienen er zelf zorg voor te dragen dat zij goed verzekerd zijn. Hierbij gaat de gemeente Venlo er van uit dat iemand zich voldoende verzekerd heeft, als deze de uitgebreide aanvullende verzekering bij VGZ heeft. Naast de basispremie van 90,16 euro, is maandelijks een bedrag verschuldigd van 29,90 euro voor de uitgebreide aanvullende verzekering en de tandartsverzekering samen. Door de combinatie van een lagere premie én de bijdrage van de gemeente betalen rechthebbenden 17 euro per maand per persoon minder aan hun zorgverzekering dan huishoudens met een inkomen boven de 120 procent. Voor echtparen geldt vanzelfsprekend het dubbele bedrag. Al met al is dit een vrij groot verschil voor huishoudens met een inkomen op 130 procent van het sociaal minimum. Om huishoudens met een inkomen boven 120 procent van de toepasselijke bijstandsnorm toch van de voordelen van de collectieve ziektekostenverzekering te laten profiteren, zou de gemeente Venlo met een soort garantiestelling kunnen werken: huishoudens die kiezen voor de collectieve ziektekostenverzekering en die hun draagkracht in het betreffende kalenderjaar voor andere zaken (moeten) aanwenden, zouden dan alsnog voor de lagere premie en/ of de bijdrage van de gemeente in aanmerking komen.
Voor huishoudens met schoolgaande kinderen van 4 tot 18 jaar kent de gemeente Venlo de schoolkostenregeling. Voor kinderen die de basisschool bezoeken is de vergoeding 100 euro per jaar en voor kinderen van het voortgezet onderwijs 200 euro. Gezinnen met een inkomen tot en met 120 procent van het bijstandsniveau kunnen van deze regeling profiteren, boven dit inkomensniveau bestaat geen recht op de vergoeding.
Minima-effectrapportage gemeente Venlo 2009
26
Deze regeling heeft vooral een gunstige uitwerking op rechthebbenden met oudere kinderen. Dit is zeer positief, te meer omdat uit deze analyse is gebleken dat juist deze gezinnen niet elk restpakket kunnen bekostigen. Echter, voor echtparen met oudere kinderen geldt dat zij (ondermeer door het wegvallen van de schoolkostenregeling) bij een inkomen op 130 procent van het toepasselijk minimum financieel slechter af zijn dan een vergelijkbaar huishouden met een inkomen op 120 procent van de norm. Het Nibud raadt de gemeente dan ook aan specifiek te letten op de positie van het echtpaar met oudere kinderen. Een draagkrachtberekening zoals deze ook in de bijzondere bijstand wordt gehanteerd kan ertoe leiden dat echtparen met oudere kinderen ook bij een inkomen op 130 procent van het sociaal minimum nog recht hebben op een vergoeding in het kader van de schoolkostenregeling. Hierdoor kan de armoedeval tussen 120 en 130 procent weliswaar niet geheel worden voorkomen, maar wel worden verkleind.
De (financiële) gevolgen van de regeling
duurzame gebruiksgoederen op de
bestedingsruimte van huishoudens met een laag inkomen, zijn moeilijk te berekenen. Het is immers vooraf niet te zeggen voor welk bedrag een huishouden (jaarlijks) in aanmerking komt. Echter, een huishouden kan plotseling voor hoge kosten komen te staan, wanneer de aanschaf van een van de duurzame gebruiksgoederen noodzakelijk is . Dat wordt met deze regeling ondervangen. Het Nibud adviseert daarom deze regeling te handhaven.
5.2 5.2.1
Ondersteuning specifieke groep
Echtparen onder de 65 jaar
Echtparen onder de 65 jaar, zowel met als zonder kinderen, kunnen te maken krijgen met tekorten op de begroting. Het Nibud ziet dit bij meer gemeenten; de kosten voor een extra volwassene aan bijvoorbeeld voeding, kleding en de zorgverzekering wegen vaak niet op tegen de extra inkomsten. (Ter vergelijking: een echtpaar ontvangt 100 procent van de bijstandsnorm, een eenoudergezin krijgt 90 procent.)
Dit zien we in de eerste plaats terug bij echtparen zonder kinderen; zij kunnen niet elk restpakket bekostigen, wat hoofdzakelijk veroorzaakt wordt door de hierboven genoemde kosten van een extra volwassene. Bovendien hebben echtparen bij een inkomen boven de geldende bijstandsnorm te maken met een fors lager bedrag aan huurtoeslag in vergelijking met eenoudergezinnen.
Minima-effectrapportage gemeente Venlo 2009
27
Om echtparen in de bijstand te ondersteunen kan gedacht worden aan een extra bijdrage voor de tweede volwassene in het gezin, bijvoorbeeld door
in de
GeldTerugregeling een hoger bedrag voor een (extra) volwassene op te nemen.
Echtparen met twee oudere kinderen hebben het nog moeilijker: voor deze huishoudens is geen enkel restpakket haalbaar. De bestedingsruimte van deze huishoudens wordt bij een inkomen tot en met 120 procent van het bijstandsniveau in de gemeente Venlo verruimd door de schoolkostenregeling. Ondanks deze inkomensondersteunende maatregel heeft het echtpaar met oudere kinderen de minste bestedingsruimte. Het Nibud adviseert te onderzoeken of de vergoeding per kind verhoogd kan worden en/ of extra ondersteunende maatregelen voor specifiek deze huishoudens mogelijk cq wenselijk zijn. In verband met de armoedeval kunnen deze maatregelen getrapt afgebouwd worden.
Alleenstaande ouders kunnen in de meeste gevallen wel de restpakketten bekostigen. Alleen voor het eenoudergezin met oudere kinderen en een inkomen op bijstandsniveau is het meest uitgebreide pakket (A) niet haalbaar. Bij een hoge huur kan ook op 110 procent van de bijstandsnorm pakket A niet bekostigd worden en is pakket B pas mogelijk met een inkomen vanaf 110 procent van de norm . Dit wordt enerzijds veroorzaakt door hoge schoolkosten waar gezinnen met oudere kinderen mee te maken krijgen. Ook voeding en kleding drukken zwaarder op de begroting van huishoudens met oudere kinderen.
De resultaten van dit onderzoek tonen een groot verschil in de inkomenssituatie van echtparen met kinderen en alleenstaanden met kinderen met een laag inkomen. Door de GeldTerugregeling en de collectieve zorgverzekering komen echtparen voor meer inkomensondersteuning in aanmerking dan alleenstaande ouders, aangezien deze regelingen gelden per (volwassen) gezinslid. De extra tegemoetkomingen blijken echter onvoldoende te zijn om de hogere kosten die
echtparen hebben, te
compenseren. Een verklaring is dat de landelijke politiek zich in haar minimabeleid met name richt op alleenstaande ouders. Door hen financieel te ondersteunen wordt geprobeerd hen aan het werk te krijgen en te houden. Bij echtparen wordt er veelal van uit gegaan dat minstens één ouder in staat is te werken. Van alle huishoudens met een laag inkomen binnen een gemeente is het aandeel alleenstaande ouders vaak ook groter dan het aandeel echtparen met kinderen. Niettemin is het goed om als gemeente in de gaten te houden dat echtparen met
Minima-effectrapportage gemeente Venlo 2009
28
(oudere) kinderen en een laag inkomen het over het algemeen financieel moeilijker hebben dan vergelijkbare alleenstaande ouders.
5.2.3 Alleenstaanden onder de 65 jaar Alleenstaanden onder de 65 jaar kunnen zowel bij een hoge als bij een lage huur het meest uitgebreide restpakket niet bekostigen. Bij een hoge huur en een inkomen tot en met 110 procent behoren ook de andere pakketten niet tot de mogelijkheden. Met een lage huur is pakket B alleen niet haalbaar bij het inkomensniveau van 110 procent, bij een hoger of lager inkomen kan dit wel. Er is dus sprake van een armoedeval tussen WWB-niveau en 110 procent van deze norm. Een alleenstaande heeft minder inkomsten en profiteert niet van de schaalvoordelen die gezinnen (al dan niet met kinderen) wel hebben. Bij een inkomen boven het minimum hebben de huishoudens onder de 65 jaar bovendien kosten in verband met arbeid. De tekorten op de begroting na invulling van het restpakket en het vóórkomen van een armoedeval hebben vooral te maken met de extra reiskosten die ontstaan wanneer iemand vanuit een bijstandsuitkering doorstroomt naar werk. In de praktijk zal het regelmatig voorkomen dat deze reiskosten door de werkgever vergoed worden. Mocht dit niet het geval zijn, dan kan de gemeente overwegen om hier bijzondere bijstand te verstrekken, net zolang totdat het inkomen hoog genoeg is om de extra reiskosten zelf te betalen. Op deze manier vallen de extra vervoerskosten voor de uitstromer naar werk weg, waarmee het tekort op de begroting voor een groot deel kan worden opgevangen. Ook is dan geen sprake meer van een armoedeval. Bovendien heeft dit een positieve invloed op de re-integratie van de desbetreffende personen. Mogelijk dat het huidige reintegratie beleid binnen de gemeente Venlo al voldoende voorziet in de vergoeding van reiskosten. Dergelijke voorzieningen zijn in dit onderzoek echter niet meegenomen.
5.3
Resumerend
In zijn algemeenheid kan gesteld worden dat de gemeente Venlo een sterk en solide minimabeleid heeft. De meeste regelingen lopen door tot een inkomensniveau van 120 procent van de geldende bijstandsnorm en bovendien worden verscheidene regelingen trapsgewijs afgebouwd, wat een armoedeval kan voorkomen. Ook de draagkracht voor de bijzondere bijstand wordt op een dusdanige wijze berekend dat veel huishoudens hier een beroep op kunnen doen. De regeling voor duurzame gebruiksgoederen ten slotte, kent een soortgelijke trapsgewijze afbouw en draagt er toe bij dat huishoudens die langdurig van een minimuminkomen moeten rondkomen niet plotseling voor (zeer) hoge kosten komen te staan.
Minima-effectrapportage gemeente Venlo 2009
29
Uit deze rapportage blijkt verder dat alle onderzochte huishoudtypen het basispakket kunnen bekostigen.
9
Toch kunnen sommige huishoudtypen een of meer van de
restpakketten niet betalen. Bovendien doen zich enkele armoedevallen voor, zowel tussen WWB-niveau en 110 procent van de norm als tussen 120 en 130 procent van de norm. Echtparen onder de 65 hebben het meest met armoedevallen te maken.
De armoedevallen tussen WWB-niveau en 110 procent van de bijstandsnorm hangen voor
het
grootste
deel
samen
met
het
lager
worden
van
landelijke
inkomensondersteunende regelingen zoals huur- en zorgtoeslag. Ook het wegvallen van de kwijtschelding speelt hier een rol. Een laatste oorzaak zijn de extra vervoerskosten voor woon-werkverkeer. Bij een inkomen gelijk aan het bijstandsniveau gaan we er van uit dat iemand niet werkt en dus ook deze kosten niet heeft. Maar bij een inkomen gelijk aan 110 procent van het toepasselijke WWB-niveau veronderstellen we dat iemand een (kleine) baan heeft. Het Nibud adviseert hier een vergoeding vanuit de bijzondere bijstand tegenover te stellen. Dit kan een bijdrage in de kosten van het woon-werkverkeer zijn, maar bijvoorbeeld ook een vergoeding voor de aanschaf van een vervoersmiddel zoals een brommer of een fiets. Dit laatste is overigens al mogelijk in het kader van de regeling voor duurzame gebruiksgoederen: inkomens tot en met 110 procent kunnen de aanschafkosten van een fiets volledig vergoed krijgen (150 euro voor volwassene en 75 euro voor kinderen tot 12 jaar) en inkomens van 111 procent tot en met 120 procent kunnen 50 procent van dit bedrag vergoed krijgen. Diegenen die de mogelijkheid hebben om op de fiets naar het werk te gaan, zullen dan niet (of in mindere mate) met een armoedeval te maken krijgen.
De armoedeval tussen 120 en 130 procent van de toepasselijke bijstandsnorm wordt ook grotendeels veroorzaakt door het lager worden van de huurtoeslag. Vooral bij de gekozen hoge huur is het effect van de huurtoeslag groot. Daarnaast speelt hier het wegvallen van gemeentelijke regelingen. Veel regelingen in de gemeente Venlo lopen door tot en met 120 procent van de bijstandsnorm. Dit geldt voor de schoolkostenregeling, de collectieve zorgverzeker ing, en de bijdrage in de kosten voor het internet. Ook de GeldTerugregeling is niet bedoeld voor huishoudens met een inkomen boven de 120 procent. Deze regeling wordt weliswaar geleidelijk afgebouwd, maar vooral voor huishoudens met meerdere kinderen kan het wegvallen van deze regeling veel invloed hebben op de invulling van het restpakket. 9
Met uitzondering van het echtpaar met oudere kinderen: zij hebben te maken met een licht tekort op 130 procent van de geldende bijstandsnorm.
Minima-effectrapportage gemeente Venlo 2009
30
Een
mogelijke
oplossing
is
om
ook
voor
bovengenoemde
regelingen
een
draagkrachtberekening te hanteren. Dit is een effectieve manier om armoedevallen te voorkomen. Daarmee zien huishoudens hun bestedingsruimte daadwerkelijk toenemen als hun inkomen stijgt. Het Nibud beveelt hierbij de draagkrachtberekening aan die ook geldt
voor
de
bijzondere
bijstand.
De
gemeente
hanteert
voor
verschillende
inkomenscategorieën een vast percentage aan draagkracht. Dit is helder en duidelijk te communiceren naar de burger.
Daarnaast kan de gemeente er voor kiezen om bij de GeldTerugregeling te differentiëren naar gezinsgrootte. Bijvoorbeeld door voor gezinnen van vier of meer personen de regeling door te laten lopen tot 130 procent. Om tegemoet te komen aan de positie van echtparen met oudere kinderen (die in de gemeente Venlo het slechtste af zijn), zou ook het bedrag van de waardecoupons gedifferentieerd kunnen worden, waarbij een volwassene meer ontvangt dan een kind en een leerling van het voortgezet onderwijs meer krijgt dan een kind van een jongere leeftijd.
Een draagkrachtberekening voor de collectieve zorgverzekering is moeilijker te realiseren. Aanmelding dient veelal vóór aanvang van het kalenderjaar te geschieden en op dat tijdstip is in de meeste gevallen nog geen zicht op eventuele aanwending van de draagkracht voor het komende jaar. Om huishoudens met een inkomen boven 120 procent van de toepasselijke bijstandsnorm toch van de voordelen van de collectieve ziektekostenverzekering te laten profiteren, zou de gemeente Venlo met een soort garantiestelling
kunnen
werken:
huishoudens
die
kiezen
voor
de
collectieve
ziektekostenverzekering en die hun draagkracht in het betreffende kalen derjaar voor andere zaken (moeten) aanwenden, zouden dan alsnog voor de korting en de bijdrage uit de bijzondere bijstand in aanmerking komen.
Minima-effectrapportage gemeente Venlo 2009
31
Inhoudsopgave bijlagen Bijlage 1: Begrotingen Bijlage 2: Resultaten Bijlage 3: Vergeleken met gemiddeld in Nederland Bijlage 4: Inkomsten Bijlage 5: Verantwoording uitgaven
Minima-effectrapportage gemeente Venlo 2009
32
Bijlage 1: Begrotingen In onderstaande tabellen zijn de begrotingen van de verschillend e huishoudtypen opgenomen. De huur vormt het uitgangspunt van de begrotingen: alle begrotingen met nummer 1 gaan uit van een huur van 375 euro. Alle begrotingen met nummer 2 gaan uit van een huur van 511,50 euro. Vervolgens is bij de gegeven huur het soort huishouden toegevoegd. Zo gaan de begrotingen 1a en 2a over een alleenstaande onder de 65 jaar. Voor dat huishouden wordt op een rij gezet hoe het budget er bij de verschillende inkomensniveaus uit ziet. In totaal zijn er dus veertien begrotingen, waarin de financiële situatie van een huishouden bij verschillende inkomens wordt vergeleken.
Een aantal inkomensondersteunende regelingen werkt door in het basispakket. Hieronder worden ze kort beschreven.
Kwijtschelding van heffingen In de begrotingen is de kwijtschelding van de gemeentelijke- en waterschapsheffingen verwerkt bij de heffingsbedragen. Dit wordt aangegeven met • achter het resterende bedrag.
Collectieve ziektekostenverzekering De gemeente Venlo biedt inwoners met een inkomen tot en met 120 procent van de toepasselijke bijstandsnorm de mogelijkheid zich te verzekeren via een collectieve ziektekostenverzekering bij zorgverzekeraar VGZ. Huishoudens kunnen gebruik maken van een basisverzekering en een aanvullende verzekering. De deelnemers ontvangen van de gemeente een bijdrage in de premie van 12 euro per maand. Bij de uitgavenposten ‘basispremie zk-verzekering’ en ‘aanvullende zk-verzekering’ hebben we de maandelijkse bedragen van de collectieve zorgverzekering gebruikt. De bijdrage van de gemeente is verwerkt in de premie van de aanvullende verzekering. Dit is in de begroting aangegeven met •• achter het bijbehorende bedrag.
Regeling schoolkosten Ouders met schoolgaande kinderen van 4 tot 18 jaar, kunnen in aanmerking komen voor de schoolkostenregeling. Voor kinderen die de basisschool bezoeken is de vergoeding 100 euro per jaar en voor kinderen van het voortgezet onderwijs geldt een bedrag van 200 euro per jaar. Deze vergoeding is verrekend met de uitgavenpost ‘schoolkosten/kinderopvang’ en wordt aangegeven met ••• in de begroting.
Minima-effectrapportage gemeente Venlo 2009
bijlage 1
Vergoeding kosten internet De kosten voor sociale participatie die de gemeente Venlo vergoedt in het kader van de GeldTerugregeling worden verrekend in het restpakket. Daarnaast voorziet de GeldTerugregeling in de mogelijkheid om de kosten van een internetaansluiting te declareren tot een bedrag van 100 euro per huishouden per jaar. Deze vergoeding van de gemeente is in de begrotingen verrekend met de post ‘telefoon en internet’ en wordt aangegeven met #.
De posten die horen bij een restpakket zijn niet in de basisbegroting opgenomen: ze zijn met een * gemerkt. De optellingen in de begroting en de restpakketten kunnen soms niet exact kloppend lijken. Dit komt doordat we bij de berekeningen met niet-afgeronde bedragen rekenen, terwijl
de
uiteindelijke
begrotingen
in
Minima-effectrapportage gemeente Venlo 2009
gehele
euro´s
zijn
weergegeven.
bijlage 1
Bijlage 2: Resultaten In deze bijlage (tabellen 3 en 4) staan de resultaten van de drie verschillende combinaties van het restpakket per type huishouden en inkomen. Zie voor de inhoud van de gekozen restpakketten bijlage 5. In tabel 3 staan de huishoudens met een huur van 375 euro en in tabel 4 staan de huishoudens met een huur van 511,50 euro.
Zo is bijvoorbeeld in tabel 3a in de tweede kolom te zien dat een alleenstaande onder de 65 jaar met een WWB-uitkering 108 euro per maand beschikbaar heeft voor het restpakket. Dit bedrag komt uit de voorbeeldbegroting van de alleenstaande. In de tweede regel van tabel 3a is af te lezen dat de totale kosten voor restpakket combinatie A 159 euro per maand zijn. Wanneer dit bedrag wordt afgetrokken van het beschikbare bedrag, resteert een negatief saldo van 52 euro per maand. Dit is af te lezen in de derde regel bij het saldo.
Een huishouden tussen de 21 en 65 jaar dat drie jaar of langer een inkomen heeft op bijstandsniveau en
geen
uitzicht op een hoger
inkomen
heeft, ontvangt
de
langdurigheidstoeslag. De resultaten hiervan zijn af te lezen uit de derde kolom.
Uit tabellen 3 en 4 blijkt dat niet elk huishouden zonder meer kan kiezen voor elke combinatie. Het is mogelijk dat het bedrag dat beschikbaar is voor het restpakket, t e laag is om een bepaalde combinatie (volledig) te bekostigen. Als het huishouden desondanks toch voor die (te dure) combinatie kiest, ontstaat er dus een tekort op de begroting.
Resultaten na invulling van de restpakketten
Huur 375 euro:
3 a t/m g
Huur 511,50 euro:
4 a t/m g
Minima-effectrapportage gemeente Venlo 2009
bijlage 2
Bijlage 3: Vergeleken met gemiddeld in Nederland Deze bijlage bevat de begrotingen van huishoudens met een WWB/AOW inkomen in vergelijking tot het gemiddelde in Nederland.
Er wordt geen rekening gehouden met inkomensondersteunende regelingen die gelden in andere gemeenten, omdat daar geen gemiddelde voor berekend kan worden.
De gemiddelde huur in Nederland bedraagt 405 euro per maand (Bron: huurenquête CBS, 2008)
Minima-effectrapportage gemeente Venlo 2009
bijlage 3
Bijlage 4: Inkomsten Inkomsten Het inkomen in de begrotingen is inclusief vakantietoeslag en de heffingskortingen die op de loonstrook staan (bijvoorbeeld de algemene heffingskorting en de arbeidskorting). De heffingskortingen die via de voorlopige teruggaaf moeten worden aangevraagd (bijvoorbeeld de combinatiekorting) worden later in de begroting bij het inkomen geteld. Het uitgangspunt is dat huishoudens alle kortingen waar ze recht op hebben ook daadwerkelijk aanvragen.
Langdurigheidstoeslag Volgens de Wet werk en bijstand hebben huishoudens in de gemeente Venlo die gedurende een onafgebroken periode van 36 maanden aangewezen zij n geweest op een inkomen tot 102 procent van het WWB-niveau recht op de langdurigheidstoeslag. De regeling is bedoeld voor huishoudens tussen de 21 en 65 jaar die langdurig op het minimum leven. Huishoudens die in aanmerking komen voor de toeslag worden vergeleken met de huishoudens die hier geen recht op hebben. In de tabellen 3 en 4 van bijlage 2 is de langdurigheidstoeslag verwerkt.
Algemene opmerking Naast bovenstaande inkomensondersteunende maatregelen wordt bij de inkomsten rekening gehouden met de kinderbijslag, de Tegemoetkoming schoolkosten, de huurtoeslag, het kindgebonden budget en de zorgtoeslag.
Minima-effectrapportage gemeente Venlo 2009
bijlage 4
Bijlage 5: Verantwoording uitgaven Het Nibud gebruikt diverse bronnen voor de referentiecijfers. Hieronder volgt een korte verantwoording van keuzes en bronnen uitgesplitst naar het basis - en het restpakket.
1. Basispakket Huur Er wordt gerekend met een lage huur van 375 euro en een hoge huur van 511,50 euro.
Energie Dit is 90 procent van de prijs van gemiddeld gebruik naar huishoudtype met een opslag voor huishoudens van 65 jaar of ouder (gasverbruik). Daarbij hanteert het Nibud de prijs van het gemiddelde verbruik.
Heffingen Dit zijn de gemeentelijke en waterschapsheffingen verminderd met de eventuele kwijtschelding.
Telefoon en internet Het bedrag is gebaseerd op het bellen met een mobiele telefoon inclusief een kabelverbinding voor het internet.
Zorgverzekering Dit betreft de nominale premie van de basis- en aanvullende verzekering inclusief de minst uitgebreide tandverzekering. Voor huishoudens die voldoen aan de voorwaarden is de collectiviteitskorting van toepassing.
Overige verzekeringen Dit betreft een aansprakelijkheidsverzekering, een
inboedelverzekering en voor
volwassenen in huishoudens onder de 65 jaar een uitvaartverzekering.
Schoolkosten Deze bedragen zijn gebaseerd op onderzoek van het Nibud, en betreffen de mediaanbedragen exclusief reiskosten.
Minima-effectrapportage gemeente Venlo 2009
bijlage 5
Kinderopvang Dit zijn de kosten inclusief de landelijke vergoeding die wordt gegeven en (indien van toepassing) de vergoeding via de bijzondere bijstand. Voor het eenoudergezin met jonge kinderen met inkomen op WWB-niveau en het gezin met jonge kinderen gaan we uit van 2 dagdelen peuterspeelzaal. Voor het eenoudergezin op 110 procent van het minimum inkomen gaat het Nibud uit van 20 uur kinderopvang per week, op 120 procent is dit 30 uur per week.
Kabel Dit is het lokale maandbedrag voor kabelaansluiting.
Kleding en schoeisel Deze bedragen zijn gebaseerd op het Nibud-basispakket voor kleding.
Inventaris en onderhoud Bedragen zijn gebaseerd op het Nibud-basispakket voor inventaris en onderhoud. Het bedrag dat een huishouden kan ontvangen via de Witgoedregeling wordt hier van het Nibud standaardbedrag afgetrokken.
Extra ziektekosten In het basispakket zitten kosten die elk huishouden heeft. De kosten betreffen de huisapotheek met pleisters, aspirines e.d. Eventuele vergoedingen via de individuele bijzondere bijstand zijn hierin verwerkt.
Voeding De bedragen zijn gebaseerd op de aanbevolen hoeveelheden voor een gezonde voeding van het Voedingscentrum en de prijzen van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS).
Reiniging Dit is een bedrag per huishouden en een bedrag per persoon o p basis van Nibudonderzoek.
Persoonlijke verzorging Uitgegaan is van een bedrag per persoon op basis van Nibud-onderzoek.
Minima-effectrapportage gemeente Venlo 2009
bijlage 5
Diversen Dit is een bedrag per huishouden en een bedrag per persoon voor diverse uitgaven.
Strippenkaart en fiets Voor ieder lid van het huishouden zijn dit de kosten van een fiets en één strippenkaart. Eventuele vergoedingen via de individuele bijzondere bijstand zijn hierin eveneens verwerkt.
2. Restpakket In dit onderzoek zijn drie combinaties van restpakketten doorberekend: het meest uitgebreide en duurste pakket A, een iets goedkopere combinatie B, het minst uitgebreide en goedkoopste pakket C. De onderstaande tabel geeft aan wat in welk pakket zit.
A
B
C
(openbaar) vervoer
X
X
X
lidmaatschap van een sport- of hobbyclub
X
X
X
lidmaatschap en gebruik van de bibliotheek
X
X
X
een krant
X
X
X
zakgeld (voor de kinderen)
X
X
X
recreatie
X
X
X
één tijdschrift
X
X
huisdier
X
X
één roker
X
extra kleding (voor de volwassenen)
X
Openbaar vervoer In de huishoudens waar iemand werkt is een extra bedrag voor het openbaar vervoer opgenomen, namelijk de kosten voor woon-werkverkeer.
Sport of hobbyclub Voor ieder lid van het huishouden van 5 jaar en ouder zijn de kosten van één sport - of hobbyclub meegenomen. De gehanteerde jaarbedragen zijn gebaseerd op de lokale bedragen. Voor de huishoudens die recht hebben op een gemeentelijke vergoeding is dit in deze post verrekend. Minima-effectrapportage gemeente Venlo 2009
bijlage 5
Lidmaatschap bibliotheek Voor ieder lid van het huishouden zijn de maandelijkse kosten van een jaarabonnement van de lokale bibliotheek opgenomen. Voor de huishoudens die recht hebben op een gemeentelijke vergoeding is dit in deze post verrekend.
Krant Dit zijn de maandkosten van een abonnement op een landelijk of regio naal dagblad. Voor de huishoudens die recht hebben op een gemeentelijke vergoeding is dit in deze post verrekend.
Zakgeld kinderen Deze bedragen zijn gebaseerd op regulier onderzoek van het Nibud.
Recreatie Voor deze post is een bedrag opgenomen dat gelijk is aan het vakantiegeld van het betreffende huishouden.
Tijdschrift Voor deze post is een gemiddeld maandbedrag voor een abonnement meegenomen.
Huisdier Dit zijn de gemiddelde maandkosten voor een hond inclusief de hondenbelasting.
Roken Het betreft hier de uitgaven per maand gebaseerd op een gemiddelde roker.
Extra kleding Voor de volwassenen in het huishouden is een extra bedrag opgenomen voor kleding gebaseerd op de minimale kledingpakketten van het Nibud.
Minima-effectrapportage gemeente Venlo 2009
bijlage 5