Minima-effectrapportage gemeente Wassenaar 2013 De invloed van gemeentelijke maatregelen op de financiële positie van inwoners met lage inkomens
Minima-effectrapportage gemeente Wassenaar 2013 De invloed van gemeentelijke maatregelen op de financiële positie van inwoners met lage inkomens
Voorwoord Het Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting (Nibud) is een onafhankelijke stichting. Het Nibud heeft tot doel particuliere huishoudens inzicht te laten verkrijgen in hun inkomsten en uitgaven, en vaardigheid aan te leren om planmatig met geld om te gaan. Het Nibud probeert dit doel te bereiken door rechtstreeks voorlichting te geven, zowel via de massamedia als via eigen brochures over diverse budgeton derwerpen, zoals kostgeld en alimentatie.
Daarnaast wil het Nibud hetzelfde doel bereiken via professionals die zich bezighouden met vormen van financiële advisering en voorlichting. Dit zijn functionarissen uit zowel de maatschappelijke hulp- en dienstverlening als het financieel bedrijfsleven, en sectoren van het
onderwijs.
Het
Nibud
ondersteunt
deze
groepen
met
eigen
publicaties
(Budgethandboek, Prijzengids, Rekenprogramma´s) en door deskundigheids bevordering in de vorm van opleidingen en trainingen.
Bij dit alles gaat het Nibud uit van een standaardmethode van begroten. Dit resulteert in een reeks voorbeeldbegrotingen met referentiecijfers die zijn gebaseerd op empirisch wetenschappelijk
onderzoek.
Het
Nibud
stelt
de
keuzevrijheid
en
de
eigen
verantwoordelijkheid van de huishoudens voorop.
Het Nibud geeft gemeenten meer inzicht in het effect van hun minimabeleid. Door middel van een minima-effectrapportage (MER) helpt het Nibud gemeenten het geld bestemd voor minimabeleid, optimaal te besteden.
Deze rapportage is uitgevoerd door het Nibud, in opdracht van de gemeente Wassenaar. Met dit onderzoek wil de gemeente inzicht krijgen in hoe het minimabele id er op dit moment
voor
staat.
Ook
wordt
een
vergelijking
gemaakt
met
de
gemeenten
Leidschendam-Voorburg en Voorschoten.
Utrecht, december 2013
Minima-effectrapportage Gemeente Wassenaar / 5
6 / Minima-effectrapportage gemeente Wassenaar
Inhoud
Voorwoord .................................................................................................................... 5 1. Inleiding .................................................................................................................... 9 1.1 Centrale vraag .......................................................................................................... 9 1.2 Kern minima-effectrapportage .................................................................................. 9 1.3 Leeswijzer .............................................................................................................. 10 2. Onderzoeksmethode: begrotingen ........................................................................ 11 2.1 Inleiding ................................................................................................................. 11 2.2 Basispakket ............................................................................................................ 11 2.3 Restpakket ............................................................................................................. 12 2.4 Inkomsten .............................................................................................................. 13 2.5 Uitgavensoorten ..................................................................................................... 13 2.6 De begrotingen ....................................................................................................... 14 3. Minimabeleid .......................................................................................................... 15 3.1 Landelijk minimabeleid ........................................................................................... 15 3.2 Lokaal minimabeleid ............................................................................................... 15 3.2.1
Kwijtscheldingsbeleid .................................................................................. 15
3.2.2
Collectieve (aanvullende) zorgverzekering .................................................. 16
3.2.3
Langdurigheidstoeslag ................................................................................. 16
3.2.4
Minimaregeling ............................................................................................ 17
3.2.5
Computerregeling ........................................................................................ 17
3.2.6
Regeling duurzame gebruiksgoederen 65+ .................................................. 17
3.2.7
Categoriale bijzondere bijstand voor chronisch zieken, gehandicapten en ouderen ....................................................................................................... 18
3.2.8
Kinderopvang en peuterspeelzaal ................................................................ 18
3.2.9
Individuele bijzondere bijstand ..................................................................... 19
3.3 Regelingen met betrekking tot een zorgvraag......................................................... 20
7 / Minima-effectrapportage gemeente Wassenaar
4. Resultaten ............................................................................................................... 21 4.1 Huishoudsamenstelling .......................................................................................... 21 4.1.1
Vóór invulling van het restpakket ................................................................. 21
4.1.2
Na invulling van het restpakket .................................................................... 21
4.2 Inkomensniveau .................................................................................................... 25 4.2.1
Vóór invulling van het restpakket ................................................................. 25
4.2.2
Na invulling van het restpakket .................................................................... 26
4.2.3
Langdurigheidstoeslag ................................................................................. 28
5. Conclusies en aanbevelingen ................................................................................ 29 5.1 Algemeen ............................................................................................................... 29 5.2 Regelingen ............................................................................................................. 30 5.3 Aandachtspunten ................................................................................................... 33 6. Vergelijking met gemeenten Leidschendam-Voorburg en Voorschoten ............. 35 6.1 Huishoudtypen ....................................................................................................... 35 6.2 Inkomensniveaus ................................................................................................... 39 6.2.1
Vóór invulling van het restpakket ................................................................. 39
6.2.2
Na invulling van het restpakket .................................................................... 39
6.3 Conclusies ............................................................................................................. 41 Bijlage 1: Begrotingen ............................................................................................... 43 Bijlage 2: Inkomsten .................................................................................................. 45 Bijlage 3: Verantwoording uitgaven .......................................................................... 47
8 / Minima-effectrapportage gemeente Wassenaar
1. Inleiding 1.1 Centrale vraag Iedere gemeente beschikt over mogelijkheden om invloed uit te oefenen op de financiële positie van inwoners met lage inkomens. Dat kan bijvoorbeeld door het kwijtschelden van gemeentelijke heffingen en/ of door bijzondere bijstand. Het is echter niet direct zichtbaar wat in de praktijk de effecten van die maatregelen zijn op het budget van verschillende groepen huishoudens. De centrale vraag van dit onderzoek luidt: Wat is het effect van landelijke en lokale inkomensondersteunende regelingen op de financiële positie van huishoudens met een laag inkomen in de gemeente Wassenaar. Bekeken wordt welke groepen huishoudens in de gemeente goed profiteren van de verschillende inkomensondersteunende maatregelen en welke groepen minder goed. Ook maakt deze rapportage een eventuele armoedeval inzichtelijk. Het doel van een minima-effectrapportage is inzicht te geven in de koopkracht van de armste groepen in de gemeente en in de effecten van landelijke en gemeentelijke maatregelen daarop. De resultaten van de effectrapportage kunnen als basis dienen voor de verdere ontwikkeling van het minimabeleid van de gemeente Wassenaar.
1.2 Kern minima-effectrapportage In deze minima-effectrapportage wordt voor een aantal huishoudtypen de koopkracht inzichtelijk gemaakt. In overleg met de gemeente Wassenaar is een keuze gemaakt voor de volgende zeven voorbeeldsituaties: 1
1. Een alleenstaande jonger dan 65 jaar ; 2. Een alleenstaande van 65 jaar en ouder; 3. Een eenoudergezin met twee jonge kinderen (3 en 5 jaar); 4. Een echtpaar met twee oudere kinderen (14 en 16 jaar); 5. Een echtpaar onder de 65 jaar; 6. Een echtpaar van 65 jaar en ouder; 7. Een alleenstaande van 65 jaar of ouder met zorgvraag.
1
Vanaf 2013 is de AOW-leeftijd met één maand verhoogd. Waar in deze rapportage gesproken wordt van ‘65 jaar’ wordt bedoeld de AOW-gerechtigde leeftijd van 65 jaar plus één maand.
9 / Minima-effectrapportage gemeente Wassenaar
De rapportage laat zien welke effecten de landelijke en gemeentelijke maatregelen hebben op de koopkracht van de huishoudtypen bij verschillende inkomensniveaus. Voor elk van de zeven huishoudens worden berekeningen gemaakt bij de volgende inkomens:
netto minimum inkomen (WWB of AOW);
110 procent van het netto minimum inkomen;
120 procent van het netto minimum inkomen.
Onder netto minimum inkomen verstaan we het toepasselijk minimum inkomen voor een specifiek type huishouden. Voor een alleenstaande onder de 65 jaar is dit gelijk aan 50 procent van het wettelijk minimumloon aangevuld met de maximale toeslag van 20 procent van het wettelijk minimumloon. Voor een alleenstaande van 65 jaar of ouder is dit gelijk aan de hoogte van de AOW. Bij 110 en 120 procent van het netto minimum inkomen vermenigvuldigen we de toepasselijke bijstandsnorm met 1,1 en, 1,2. Het kan vóórkomen dat een huishouden met een inkomen op 120 procent van het minimum hiervan minder overhoudt dan een huishouden op 110 procent van het minimum, omdat de eerste groep huishoudens buiten de regelingen voor financiële ondersteuning valt. Dit rapport maakt dit effect, de armoedeval, inzichtelijk. Bij ouderen wordt officieel niet gesproken van een armoedeval, omdat ouderen gewoonlijk niet uitstromen van een uitkering naar betaald werk. Toch kan er bij hen ook sprake zijn van een geringere bestedingsmogelijkheid bij een hoger inkomen. Voor het gemak wordt dit ook als armoedeval aangemerkt. De huur vormt in de meeste huishoudens de hoogste uitgave op de begroting . De huurprijs is vastgesteld in overleg met de gemeente Wassenaar. Voor huishoudens tot twee personen bedraagt de huur 425 euro en voor huishoudens van drie personen of meer is de huur 475 euro.
1.3 Leeswijzer Het rapport is als volgt opgebouwd. Hoofdstuk 2 gaat in op de onderzoeksmethode waarbij tevens de methodiek van begroten staat beschreven. Hoofds tuk 3 geeft een toelichting op de lokale inkomensondersteunende regelingen die worden doorberekend in deze effectrapportage. Vervolgens geeft hoofdstuk 4 de onderzoeksresultaten. In hoofdstuk 5 staan de conclusies en aanbevelingen. Tot slot wordt in hoofdstuk 6 een vergelijking gemaakt met de minima-effectrapportages van de gemeenten Leidschendam-Voorburg en Voorschoten. In de bijlagen wordt meer informatie gegeven over bronnen van de referentiecijfers en de inkomensopbouw.
10 / Minima-effectrapportage gemeente Wassenaar
2. Onderzoeksmethode: begrotingen 2.1 Inleiding Om het effect van inkomensondersteunende regelingen op de financiële positie van huishoudens te berekenen, maakt het Nibud gebruik van begrotingen. Uit deze begrotingen zijn de inkomsten en uitgaven van de huishoudens af te lezen. De begrotingen in deze rapportage zijn gemaakt voor zeven verschillende huishoudtypen op drie verschillende inkomensniveaus. Hierbij gaan we er vanuit dat huishoudens in een huurwoning leven. De begrotingen zijn voor groepen van huishoudens. De bedragen in de begrotingen zijn gemiddelden; in werkelijkheid zal de financiële situatie van de individuele huishoudens er anders uitzien. De begroting laat dus niet zien in hoeverre een individueel huishouden een sluitende begroting heeft. Wel wordt duidelijk in hoeverr e een groep huishoudens een sluitende begroting heeft. Bij het opstellen van de begrotingen wordt geen rekening gehouden met schulden, omdat daarover niets algemeens te zeggen valt. Schulden komen echter vaak voor onder mensen met lage inkomens. Alle begrotingen zijn maandbegrotingen, waarbij de inkomsten en uitgaven zijn omgere kend naar gemiddelde maandbedragen. In de praktijk kunnen er flinke verschillen zijn tussen de maanden van het jaar. Vakantiegeld wordt bijvoor beeld jaarlijks uitgekeerd, maar wordt in deze rapportage uitgedrukt in een maandelijks bedrag. Het inkomen is in iedere begroting een vast gegeven. De uitgavenkant vullen we in volgens de methode van het basispakket en het restpakket.
2.2 Basispakket Het basispakket omvat alle uitgaven die als noodzakelijk kunnen worden beschouwd. Hierin zijn de kosten opgenomen die een huishouden moet maken voor wonen, kleden, voeden, gezondheid, zekerheid (verzekeringen) en informatie (telefoon, internet en tv). Het pakket wordt in overleg met anderen (bijvoorbeeld de Sociale Alliantie) regelmatig aangepast. Vanaf 2006 maakt een computer met internetaansluiting deel uit van het basispakket voor alle huishoudens. Sinds 2002 is een computer al onderdeel van het basispakket voor gezinnen met kinderen vanaf 6 jaar. Voor iedere kostenpost is een minimumprijs genomen. In bijlage 3 worden de diverse onderdelen van het basispakket nader beschreven.
11 / Minima-effectrapportage gemeente Wassenaar
Naast de noodzakelijke uitgaven van het basispakket zijn er in individuele gevallen moeilijk of
niet-vermijdbare
uitgaven.
Dit
zijn
uitgaven
die
voor
een
bepaald
persoon
onontkoombaar zijn. Bijvoorbeeld wanneer iemand een speciaal dieet moet volgen. Voor dit soort uitgaven is individuele bijzondere bijstand mogelijk. Dit is niet in de begrotingen opgenomen.
2.3 Restpakket Het bedrag dat overblijft nadat alle uitgaven uit het basispakket zijn gedaan, is bestemd voor vrije bestedingen. Alle vrije bestedingen vormen samen het restpakket. Huishoudens zijn vrij om het restpakket zelf in te vullen. Het geld kan besteed worden aan nieuwe uitgavenposten (vakantie of hobby) of aan extra uitgaven aan posten in het basispakket (extra voeding of kleding). De uitgaven in het restpakket worden in twee delen gesplitst: de uitgaven voor sociale participatie en de overige uitgaven. Onder sociale participatie vallen de posten contributies en abonnementen, op bezoek gaan, bezoek ontvangen, vakantie en uitgaan en vervoer. Sociale participatie wordt door velen als noodzakelijk beschouwd en is in veel gemeenten op de een of andere manie r onderdeel van het minimabeleid. De overige uitgaven van het restpakket zijn andere uitgaven die niet in het basispakket en het pakket sociale participatie zitten. In dit onderzoek zijn dat kosten voor een huisdier, de kosten voor woon-werkverkeer en zakgeld voor de kinderen (bedragen zijn gebaseerd op regulier onderzoek van het Nibud). Het gekozen restpakket is sober; het omvat vrij elementaire uitgaven. Zie bijlage 3 voor de samenstelling van het restpakket. De kosten van het restpakket nemen toe, naarmate het inkomen stijgt. In de eerste plaats komt dit door hogere reiskosten. Iemand met een inkomen (net) boven het sociaal minimum zal een laagbetaalde baan hebben en kosten voor woon-werkverkeer maken. Soms worden deze kosten door de werkgever vergoed, maar in deze rapportage wordt daar niet vanuit gegaan. Bovendien worden de kosten voor participatie verminderd met het bedrag dat de gemeente hiervoor beschikbaar stelt. Veel gemeenten kennen een bijdrage voor
sociaal-culturele
uitgaven.
Deze
bijdrage
wordt
verstrekt
tot
een
bepaald
inkomensniveau. Boven dit inkomensniveau vervalt de bijdrage, waardoor de kosten van participatie hoger uitvallen en het restpakket dus duurder wordt.
12 / Minima-effectrapportage gemeente Wassenaar
Het basispakket en het restpakket zijn op bepaalde punten verschillend voor de diverse huishoudtypen. Een alleenstaande staat immers voor andere kosten dan bijvoorbeeld een gezin met kinderen.
2.4 Inkomsten In deze rapportage worden op drie inkomensniveaus begrotingen opgesteld voor de betreffende voorbeeldhuishoudens: het minimuminkomen (WWB/AOW-uitkering), 110 procent van het netto minimuminkomen en 120 procent van het netto minimuminkomen. Uitgangspunt in deze rapportage is het totaal besteedbaar maandinkomen. Dat inkomen bestaat uit alle inkomsten van het huishouden, zoals netto salarissen, uitkeringen, kortingen op de belasting, huurtoeslag, vakantiegeld, kinderbijslag en kindgebonden budget. In de begrotingen is geen rekening gehouden met eigen vermogen of eventuele inkomsten daaruit. Hoe deze regelingen doorwerken in de begrotingen en wat de invloed is op het inkomen van de verschillende huishoudens is te zien in bijlage 1. In de rapportage wordt verondersteld dat de huishoudens maximaal gebruik maken van alle regelingen die op hen van toepassing zijn. In bijlage 2 staat aanvullende informatie over de gekozen uitgangspunten bij de inkomens.
2.5 Uitgavensoorten In alle begrotingen onderscheidt het Nibud drie soorten uitgaven:
Vaste lasten Dit zijn uitgaven die regelmatig terugkomen. Er ligt meestal een contract aan t en grondslag. Voorbeelden zijn de huur, energiekosten en verzekeringen.
Reserveringsuitgaven Dit zijn uitgaven die niet regelmatig voorkomen en waarvan de hoogte vooraf niet precies bekend is. Er moet in principe een bedrag voor gereserveerd worden. Voorbeelden hiervan zijn de kosten voor inventaris en kleding.
Huishoudelijke uitgaven Dit zijn de steeds terugkerende uitgaven, zoals uitgaven aan voeding, reiniging, persoonlijke verzorging.
In deze rapportage wordt gerekend met minimale bedragen die huish oudens nodig hebben om deze uitgaven te kunnen betalen.
13 / Minima-effectrapportage gemeente Wassenaar
Voor de uitgaven is waar mogelijk uitgegaan van lokale tarieven. Voorbeelden hiervan zijn de tarieven voor heffingen, de premie van de zorgverzekering en de kosten van de peuterspeelzaal. De landelijke bedragen zijn gebaseerd op berekeningen van het Nibud. Meer informatie over de uitgaven staat in bijlage 3.
2.6 De begrotingen Volgens de methodiek die hierboven staat beschreven, worden de begrotingen opgesteld. Deze begrotingen staan in bijlage 1.
14 / Minima-effectrapportage gemeente Wassenaar
3. Minimabeleid In
dit
hoofdstuk
worden
diverse
landelijke
en
gemeentelijke
regelingen
voor
inkomensondersteuning van minima beschreven. Alleen de regelingen die in de berekeningen zijn meegenomen komen in dit hoofdstuk aan bod. Paragraaf 3.1 beschrijft de landelijke regelingen; in paragraaf 3.2 komen de lokale inkomensondersteunende regelingen aan bod. Per regeling wordt een korte beschrijving gegeven van de belangrijkste kenmerken en voorwaarden.
3.1 Landelijk minimabeleid Bij het opstellen van de begrotingen worden de landelijke heffingskortingen (algemene heffingskorting, arbeidskorting, inkomensafhankelijke combinatiekorting, (aanvullende) alleenstaande ouderkorting en de (alleenstaande) ouderenkorting), landelijke toeslagen (zorgtoeslag, huurtoeslag, kinderopvangtoeslag, kindgebonden budget) en de kinderbijslag in de berekeningen opgenomen.
3.2 Lokaal minimabeleid Naast de landelijke inkomensondersteunende maatregelen he eft de gemeente Wassenaar voor huishoudens met een laag inkomen ook een lokaal minimabeleid. De regelingen die worden opgenomen in de berekeningen komen in de volgende paragrafen aan bod.
3.2.1 In
de
Kwijtscheldingsbeleid gemeente
Wassenaar
kan
kwijtschelding
worden
aangevraagd
voor
de
afvalstoffenheffing, de rioolheffing en de hondenbelasting voor de eerste hond. De gemeente hanteert hierbij een norm van 100 procent van de grondslag WWB. Dat wil zeggen dat afhankelijk van het vermogen, huishoudens met een inkomen op WWB -niveau in principe geen gemeentelijke heffingen hoeven te betalen. Bij een inkomen hierboven wordt de betalingscapaciteit berekend door het inkomen te verminderen met het norminkomen. Er vindt een correctie plaats voor de eigen uitgaven aan huur en voor nominale ziektekostenpremies. Vanaf 2012 kunnen gemeenten bij de berekening van de kwijtschelding ook rekening houden met de kosten van kinderopvang. De gemeente Wassenaar maakt van deze mogelijkheid gebruik. Van de betalingscapaciteit dient 80 procent te worden aangewend voor de betaling van de gemeentelijke heffingen.
15 / Minima-effectrapportage gemeente Wassenaar
Bij het waterschap is kwijtschelding mogelijk voor de ingezetenenheffing en de zuiveringsheffing. Bij de berekening van de kwijtschelding hanteert het waterschap, net zoals de gemeente, de norm van maximaal 100 procent van de bijstandsnorm. Sinds 2011 worden gemeentelijke belastingen en waterschapsheffingen gecombineerd op één aanslagbiljet. Ook de kwijtschelding wordt in één verzoek gedaan en behandeld. De betalingscapaciteit voor de kwijtschelding wordt op deze wijze dus maar één keer ingezet.
3.2.2
Collectieve (aanvullende) zorgverzekering
De gemeente Wassenaar heeft een collectieve zorgverzekering voor minima (CZM), afgesloten bij Zorg en Zekerheid. Om voor deelname aan de collectieve zorgverkering in aanmerking te komen, hanteert de gemeente Wassenaar een inkomensgrens van 110 procent van de toepasselijke bijstandsnorm. Op het basispakket geeft de gemeente een korting van 9 procent. Voor de aanvullende verzekering (AV-Gemeente Standaard of AV-Gemeente Top) geldt dat de gemeente de uitbreiding van dit pakket betaalt. Deelnemers aan de collectieve verzekering betalen 94,14 euro voor de basisverzekering, 16,02 euro voor de AV- Standaard en 32,94 euro voor de AV-top. In deze rapportage rekenen we met AV-Gemeente Top, omdat de meeste deelnemers aan de collectieve verzekering in de gemeente Wassenaar voor deze aanvullende verzekering gekozen hebben. In 2013 geldt een eigen risico van 350 euro per jaar. Dit bedrag (29 euro per maand) is niet afgekocht door de collectieve verzekering. Het is opgenomen b ij de post ‘extra ziektekosten’ in het basispakket. De zorgtoeslag die huishoudens ontvangen is in de begrotingen opgenomen bij de inkomsten.
3.2.3
Langdurigheidstoeslag
De langdurigheidstoeslag in de gemeente Wassenaar is bedoeld voor huishoudens tussen de 21 en 65 jaar die gedurende een periode van minimaal vijf jaar over een inkomen beschikken dat niet hoger is dan 110 procent van de geldende bijstandsnorm. De hoogte van de langdurigheidstoeslag bedraagt 374 euro voor alleenstaanden, 482 euro voor alleenstaande ouders en 534 euro voor gezinnen. Bij de resultaten van deze rapportage wordt een vergelijking gemaakt tussen huishoudens die in aanmerking komen voor de langdurigheidstoeslag en huishoudens die hier geen recht op hebben.
16 / Minima-effectrapportage gemeente Wassenaar
3.2.4
Minimaregeling
De gemeente Wassenaar kent een regeling ter bevordering van deelname aan sociaal culturele, recreatieve en sportieve activiteiten. De regeling is bedoeld voor personen met een inkomen dat niet hoger is dan 110 procent van de toepasselijke bijstandsnorm. Voorbeelden van activiteiten die via de minimaregeling vergoed kunnen worden zijn:
lidmaatschap van een vereniging voor sociaal culturele dan wel sportieve en/of recreatieve activiteiten
zwemabonnement of zwemleskaart of saunabezoek
lidmaatschap van de bibliotheek
theater- of museumbezoek
abonnement op krant of tijdschrift
abonnement voor internet en de aansluiting
schoolreisje, -excursies en -zwemmen
De maximale vergoeding bedraagt 189 euro per persoon per jaar. In de begrotingen is deze bijdrage opgenomen bij de post ‘vergoeding restpakket’.
3.2.5
Computerregeling
Scholieren kunnen tegenwoordig niet meer zonder computer. Daarom biedt de gemeente huishoudens met schoolgaande kinderen in de leeftijd van 12 tot 18 jaar een vergoeding aan voor de aanschaf van een computer met bijbehorende hard- en software. De bijdrage is bedoeld voor huishoudens met een inkomen tot en met 110 procent van het toepasselijke minimum en bedraagt maximaal 1000 euro. De vergoeding kan een maal in de vijf jaar worden aangevraagd. In de begrotingen gaan we er vanuit dat huishoudens reserveren voor de aanschaf van duurzame gebruiksgoederen. Deze kosten zijn opgenomen onder de post ‘inventaris’. Een computer valt hier ook onder. De kosten die voor de aanschaf van een computer gereserveerd moeten worden, zijn daarom in de begrotingen verrekend bij de post ‘inventaris’ voor die huishoudens waarop de regeling van toepassing is. 3.2.6
Regeling duurzame gebruiksgoederen 65+
Voor personen van 65 jaar en ouder biedt de gemeente een bijdrage in de kosten voor de aanschaf van duurzame gebruiksgoederen (witgoed en een televisie). Om voor de regeling in aanmerking te komen, mag het inkomen niet hoger zijn dan 110 procent van de bijstandsnorm. De vergoeding bedraagt maximaal 1085 euro per drie jaar. In de begrotingen is de vergoeding verrekend met post ‘inventaris’ (zie ook paragraaf 3.2.5).
17 / Minima-effectrapportage gemeente Wassenaar
3.2.7
Categoriale bijzondere bijstand voor chronisch zieken, gehandicapten en ouderen
Ouderen, chronisch zieken of lichamelijk gehandicapten maken vaak extra kosten. Voorbeelden van de deze verborgen kosten zijn hogere telefoon- en portokosten in verband met het regelen van zaken rondom de beperking of ziekte , extra kosten in verband met voedingsmiddelen, extra kosten in verband met energieverbruik, extra kosten in verband met klusjes rondom huis en lidmaatschapskosten van belangenverenigingen en/of patiëntenorganisaties. De
gemeente
Wassenaar
verstrekt
categoriale
bijzondere
bijstand
als
een
tegemoetkoming in deze verborgen kosten. Ook mensen die zorgen voor een kind met een chronische ziekte of handicap kunnen een beroep doen op deze regeling. Voor de regeling geldt een draagkrachtnorm van 110 procent van de geldende bijstandsnorm. Tot de doelgroep van deze regeling behoren personen:
die op het moment van aanvraag 65 jaar of ouder zijn of
die in 2012 gebruik hebben gemaakt van een WMO voorziening, met uitzondering van niet duurzame huishoudelijke hulp of
die een WAO, WIA of Wajong uitkering ontvangen op basis van 80 – 100 procent of
die in 2012 in aanmerking komen voor een algemene tegemoetkoming op grond van de Wtcg van het CAK.
De hoogte van de bijzondere bijstand bedraagt 200 euro per persoon per jaar. Uitgaven hoeven niet met bonnen te worden aangetoond. De vergoeding wordt als inkomstenpost gerekend omdat het om een categoriale vergoeding gaat.
3.2.8
Kinderopvang en peuterspeelzaal
Op grond van de Wet Kinderopvang kunnen ouders van kinderen tot en met twaalf jaar een tegemoetkoming toegekend krijgen voor de kosten van kinderopvang. Vervolgens resteert een eigen bijdrage voor deze kosten. De ontbrekende bijdrage kinderopvang wordt door de gemeente niet vergoed. Alleen bijstandsgerechtigden in een reintegratietraject kunnen hun meerkosten vergoed krijgen vanuit het participatiebudget. Daarnaast vergoedt de gemeente de kosten van kinderopvang voor de volgende situaties:
Personen die op grond van medische of sociale omstandigheden geen aanspraak kunnen maken op een toeslag Kinderopvang van de belastingdienst of die niet vallen onder de doelgroepen van de Wet Kinderopvang
Waarbij het gebruik van kinderopvang noodzakelijk is.
18 / Minima-effectrapportage gemeente Wassenaar
Een alleenstaande ouder met een (bijstands)uitkering hoeft geen gebruik van de kinderopvang te maken, tenzij deze ouder een re-integratietraject volgt. In het eerste geval zijn er geen kosten voor kinderopvang, in het tweede geval worden deze kosten door de gemeente vergoed. Daarom zijn in de begrotingen op 100 procent geen kosten voor kinderopvang opgenomen. Wel rekenen we een bedrag voor de peuterspeelzaal voor twee dagdelen per week. Bij een inkomen boven bijstandsniveau gaan we ervan uit dat de alleenstaande ouder enkele dagen per week werkt en wel gebruik maakt van de kinderopvang. Bij 110 procent van het minimuminkomen wordt gerekend met 20 uur kinderopvang per week, bij een inkomen op 120 procent wordt uitgegaan van 30 uur kinderopvang. Bij de echtparen gaan we ervan uit dat de huishoudens zonder werk (met een bijstandsuitkering) of de huishoudens waarvan één van beide partners werkt (met een inkomen van 110 en 120 procent van de norm) geen gebruik maken van de kinderopvang, maar van de peuterspeelzaal. De ouderbijdrage voor de peuterspeelzaal bedraagt in Wassenaar 74 euro per maand voor 2
twee dagdelen per week.. Omdat één maand per jaar niet gefactureerd wordt, wordt in de begrotingen gerekend met een bedrag van 68 euro per maand (74 euro / 12 x 11). De kosten voor kinderopvang en de peuterspeelzaal zijn verwerkt in de post ‘schoolkosten/ kinderopvang’. De kinderopvangtoeslag die de betreffende huishoudens ontvangen is bij de inkomsten opgenomen.
3.2.9
Individuele bijzondere bijstand
De gemeente Wassenaar verstrekt voor bijzondere en noodzakelijke kosten individuele bijzondere bijstand. Voor de individuele bijzondere bijstand geldt een draagkrachtnorm van 110 procent van de toepasselijke bijstandsnorm. Bij een inkomen hoger dan 110 procent is er dus geen individuele bijzondere bijstand mogelijk. De individuele bijzondere bijstand wordt in dit onderzoek alleen meegenomen bij de huishoudens met een zorgvraag. Bij de overige huishoudtypen wordt de individuele bijzondere bijstand niet meegenomen omdat deze sterk afhankelijk is van de persoonlijke situatie.
2
Bedrag volgens Stichting Peuterspeelzalen Wassenaar. 19 / Minima-effectrapportage gemeente Wassenaar
3.3
Regelingen met betrekking tot een zorgvraag
Met de invoering van de Wet werk en bijstand zijn de categoriale regelingen sterk teruggedrongen. Voor ouderen, chronisch zieken en gehandicapten zijn nog wel categoriale regelingen mogelijk. Hieronder staan de landelijke regelingen en de invulling van de gemeente Wassenaar voor huishoudens met een zorgvraag.
3.3.1
Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo)
De Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) zorgt ervoor dat mensen met een handicap, chronisch zieken of ouderen een zo normaal mogelijk dagelijks leven kunnen leiden. De gemeente bekijkt of hulp nodig is en waarmee iemand het beste is geholpen. Iedere gemeente regelt dit op zijn eigen manier. Voor de Wmo is een eigen bijdrage verplicht. Huishoudens met een zorgvraag kunnen bij de gemeente Wassenaar terecht voor hulp in de huishouding, woonvoorzieningen, rolstoelen, andere vervoersmidde len, en vervoer in en om de stad. Voor hulp in de huishouding (thuiszorg) vergoedt de aanvullende verzekering de eigen bijdrage tot een maximum bedrag per jaar. Voor huishoudens die niet van de collectieve aanvullende verzekering gebruik kunnen maken is de eigen bijdrage doorberekend in het basispakket bij de extra ziektekosten.
3.3.2
Categoriale bijzondere bijstand voor chronisch zieken, gehandicapten en ouderen
Huishoudens met een zorgvraag kunnen in aanmerking komen voor categoriale bijzondere bijstand. Deze regeling is uitgebreider beschreven in paragraaf 3.2.7. In de begroting van het huishouden met een zorgvraag gaan we ervan uit dat deze regeling op dit huishouden van toepassing is.
3.3.3
Landelijke tegemoetkomingen
Het voorbeeldhuishouden met een zorgvraag heeft tevens te maken met een aantal tegemoetkomingen. Zo zal dit huishouden het verplichte eigen risico van 350 euro volmaken. Als chronisch zieke, krijgt men echter hiervoor wel weer een tegemoetkoming via het CAK van 99 euro (Compensatie eigen risico). Daarnaast krijgt het huishouden een vergoeding in het kader van Wtcg. We gaan er van uit dat dit huishouden een zogenaamde lage tegemoetkoming krijgt (154 euro per jaar). De genoemde bedragen zijn verwerkt bij de inkomsten.
20 / Minima-effectrapportage gemeente Wassenaar
4. Resultaten Dit hoofdstuk bevat de resultaten van het onderzoek. Eerst komen de verschillen tussen de huishoudtypen in de gemeente Wassenaar aan bod. Vervolgens worden de verschillende inkomensniveaus met elkaar vergeleken. Een en ander wordt schematisch weergegeven in tabel 1. Deze tabel geeft een overzicht van de bestedingsruimte die de onderzochte huishoudtypen hebben, nadat zij de uitgaven uit het basispakket en het restpakket hebben gedaan. In de laatste twee kolommen wordt het
saldo
weergegeven
van
huishoudens
die
in
aanmerking
komen
voor
langdurigheidstoeslag. Een negatief saldo op de maandbegroting is in rood weergegeven. Daar waar een hoger inkomen leidt tot minder bestedingsruimte (de zogenoemde armoedeval) is dit aangegeven met een rood pijltje. Met andere woorden, als een huishouden op 110 procent van de bijstandsnorm minder bestedingsruimte heeft dan op 100 procent, dan staat achter het bedrag bij 110 procent een pijltje.
4.1 Huishoudsamenstelling 4.1.1
Vóór invulling van het restpakket
Uit de tweede kolom (‘saldo na basispakket’) blijkt dat de meeste huishoudens voldoende inkomen hebben om de noodzakelijke uitgaven uit het basispakket te bekostigen . De enige uitzondering is het echtpaar met kinderen van 14 en 16 jaar. Op bijstandsniveau komt dit gezin 80 euro per maand te kort. De belangrijkste oorzaak van dit tekort is de combinatie van de relatief hoge kosten van oudere kinderen en het feit dat een echtpaar de kosten van twee volwassenen moet dragen, zoals de kosten van de zorgverzekering, kleding en voeding. De hogere bijstandsnorm voor een echtpaar (100 procent tegenover 90 procent voor eenoudergezinnen) is veelal niet voldoende om deze extra kosten op te vangen.
4.1.2
Na invulling van het restpakket
Wanneer ook naar de bestedingen in het restpakket wordt gekeken, krijgen meer huishoudens te maken met een tekort op hun maandbegroting. De echtparen onder de 65 jaar (met en zonder kinderen) kunnen op geen van de onderzochte inkomensniveaus de uitgaven uit het restpakket bekostigen. Hetzelfde geldt voor de alleenstaande onder de 65 jaar. De alleenstaande van 65 jaar of ouder met zorgvraag komt op 120 procent van de geldende norm één euro te kort.
21 / Minima-effectrapportage gemeente Wassenaar
Tabel 1. Overzicht saldo inkomsten min uitgaven a. Alleenstaande onder de 65 jaar saldo na basispakket 100% € 39 110% € 96 120% € 145
saldo na basisen restpakket € -56 € -64 € -37
b. Alleenstaande 65 jaar of ouder saldo na basispakket 100% € 263 110% € 281 120% € 307
saldo na basisen restpakket € 169 € 143 € 147
inclusief langdurigheidstoeslag saldo na saldo na basisbasispakket en restpakket € 70 € -24 € 127 € -33 € 145 € -37 inclusief langdurigheidstoeslag saldo na saldo na basisbasispakket en restpakket
c. Eenoudergezin m et tw ee jonge kinderen (3 en 5 jaar) saldo na saldo na basisbasispakket en restpakket 100% € 156 € 7 110% € 289 € 73 120% € 309 € 45
inclusief langdurigheidstoeslag saldo na saldo na basisbasispakket en restpakket € 197 € 47 € 329 € 113 € 309 € 45
d. Echtpaar onder de 65 jaar saldo na basispakket 100% € 49 110% € 114 120% € 150
inclusief langdurigheidstoeslag saldo na saldo na basisbasispakket en restpakket € 93 € -39 € 159 € -39 € 150 € -86
saldo na basisen restpakket € -84 € -84 € -86
e. Echtpaar 65 jaar of ouder
100% € 110% € 120% €
saldo na basispakket 339 344 359
saldo na basisen restpakket € 206 € 168 € 145
inclusief langdurigheidstoeslag saldo na saldo na basisbasispakket en restpakket
f. Echtpaar m et tw ee oudere kinderen (14 en 16 jaar) saldo na saldo na basisbasispakket en restpakket 100% € -80 € -324 110% € 0 € -310 120% € 13 € -367
inclusief langdurigheidstoeslag saldo na saldo na basisbasispakket en restpakket € -35 € -280 € 45 € -266 € 13 € -367
g. Alleenstaande 65 jaar of ouder m et zorgvraag saldo na saldo na basisbasispakket en restpakket 100% € 133 € 39 110% € 151 € 13 120% € 159 € -1
inclusief langdurigheidstoeslag saldo na saldo na basisbasispakket en restpakket
22 / Minima-effectrapportage gemeente Wassenaar
a.
Alleenstaande onder de 65 jaar
In Wassenaar komt een alleenstaande onder de 65 jaar met een WWB-uitkering na invulling van het restpakket 56 euro per maand te kort. Op 110 procent van de norm komt dit tekort uit op 64 euro en bij een inkomen van 120 procent van de bijstandsnorm is er nog 37 euro te kort. Alleenstaanden kunnen hun kosten niet delen met anderen en hebben dus niet de schaalvoordelen waar (eenouder)gezinnen wel van profiteren. Nadat alle noodzakelijke uitgaven uit het basispakket zijn bekostigd, houden zij te weinig inkomen over voor sociale participatie.
b. Alleenstaande van 65 jaar en ouder Alleenstaanden van 65 jaar of ouder hebben voldoende bestedingsruimte om alle uitgaven te betalen. Zij houden, na invulling van het restpakket, 169 euro over om vrij te besteden als zij alleen een AOW-uitkering hebben.
c. Eenoudergezin met twee jonge kinderen (3 en 5 jaar) Het eenoudergezin met twee jonge kinderen heeft voldoende inkomsten om naast de uitgaven uit het basispakket, de uitgaven uit het restpakket te kunnen bekostigen. Vanaf 2012 kunnen gemeenten bij de berekening van de kwijtschelding ook rekening houden met de kosten van kinderopvang. De gemeente Wassenaar heeft deze nieuwe voorziening ingevoerd. Hierdoor hebben huishoudens die gebruik maken van formele kinderopvang bij een inkomen (iets) boven bijstandsniveau recht op kwijtschelding van de gemeentelijke heffingen, terwijl zij hier voorheen, gezien hun inkomen, geen recht op hadden. Dit heeft een positieve invloed op de begroting.
d. Echtpaar onder de 65 jaar Het echtpaar onder de 65 jaar heeft te weinig bestedingsruimte om alle uitgaven uit het restpakket te bekostigen. Een belangrijke oorzaak van dit tekort is al eerder genoemd: een echtpaar moet de kosten van twee volwassenen dragen, terwijl de bijstandsnorm voor een echtpaar maar 10 procent hoger ligt dan de norm voor een eenoudergezin. Dit is veelal niet voldoende om de uitgaven van een extra volwassene te bekostigen.
e. Echtpaar van 65 jaar en ouder Evenals de alleenstaande van 65 jaar en ouder, kan het oudere echtpaar alle uitgaven uit het restpakket bekostigen. Dit geldt voor alle onderzochte inkomensniveaus. Echtparen met alleen een AOW-uitkering houden maandelijks 206 euro vrij te besteden over.
23 / Minima-effectrapportage gemeente Wassenaar
f.
Echtpaar met twee oudere kinderen (14 en 16 jaar)
In paragraaf 4.1.1 is al aangegeven dat het echtpaar met oudere kinderen en een bijstandsuitkering te weinig ruimte heeft om alle uitgaven uit het basispakket te bekostigen. Dit tekort loopt op tot 324 euro per maand, als ook alle uitgaven uit het restpakket gedaan zouden worden. Het echtpaar met twee oudere kinderen heeft van alle onderzochte huishoudtypen de minste bestedingsruimte. Zoals hierboven al aangegeven , weegt de hogere bijstandsnorm voor een echtpaar niet op tegen de extra kosten van twee volwassenen. Hier bovenop komen de kosten voor twee oudere kinderen, die hoger liggen dan de uitgaven voor jonge kinderen. Deze combinatie maakt de inkomenspositie van dit specifieke huishoudtype zeer precair. De gemeentelijke inkomensondersteuning in Wassenaar werkt zeker in het voordeel van dit huishouden. Zo is er minimaregeling waar alle vier de personen uit dit huishouden van kunnen profiteren. Ook de computerregeling pakt gunstig uit voor dit huishoudtype. Dit is echter niet voldoende om de ongunstige uitgangssituatie van dit gezin te compenseren.
g. Alleenstaande van 65 jaar en ouder met extra zorgkosten De begroting van de alleenstaande van 65 jaar of ouder met een zorgvraag wijkt op diverse punten af van de standaardbegrotingen. We gaan we er vanuit dat:
De
oudere
alleenstaande
vijf
dagen
per
week
gebruik
maakt van
een
maaltijdvoorziening (Tafeltje-dek-je, Stichting Welzijn Ouderen Wassenaar). Deze maaltijdvoorziening zorgt voor meerkosten ten opzichte van de situatie waarin de oudere zelf de warme maaltijd zou hebben bereid. De prijs van een zelf verzor gde maaltijd bedraagt 2,09 euro (bron: Voedingscentrum). Een maaltijd bij Tafeltje-dekje kost 7,95 euro. Maandelijks leidt dit tot extra kosten van 127 euro. De meerkosten zijn verrekend bij de uitgavenpost ‘voeding en versnaperingen’.
Het huishouden gebruikt maakt van thuiszorg en hiervoor de eigen bijdrage Wmo verschuldigd is. Deelnemers aan de collectieve zorgverzekering komen in aanmerking voor 100 procent vergoeding van deze bijdr age tot een maximum van 350 euro per jaar. Voor ouderen die geen gebruik kunnen maken van de collectieve zorgverzekering voor minima van de gemeente (met een inkomen boven 110 procent van het netto minimum- inkomen) staan deze kosten bij de post ‘extra ziektekosten’. Dit komt neer op een bedrag van 13,50 euro per maand.
Het huishouden om medische redenen gebruik maakt van sociale alarmering. De kosten hiervoor bedragen 18,50 euro per maand (bij thuiszorgorganisatie Florence). Deelnemers aan de collectieve aanvullende verzekering krijgen vier euro per maand vergoed, bij een inkomen boven 110 procent van de geldende
24 / Minima-effectrapportage gemeente Wassenaar
norm is geen vergoeding mogelijk. Deze kosten zijn verwerkt bij de uitgavenpost ‘extra ziektekosten’.
Het huishouden extra waskosten heeft. We gaan uit van twee keer per week extra wassen, wat neerkomt op tien euro per maand. Deze kosten staan weergegeven bij de post ‘reiniging’.
Het huishouden gebruik maakt van aanvullend al dan niet openbaar vervoer. Hier zijn geen extra kosten aan verbonden; in de gemeente Wassenaar kan de klant via de Wmo tot 700 euro per jaar declareren. Dit betreft 0,28 euro per km of het aanleveren van taxibonnen.
Uiteindelijk heeft dit huishoudtype alleen een tekort (van 1 euro) op 120 procent van het sociaal minimum. Echter, vergeleken met de alleenstaande oudere zonder zorgkosten is dit huishouden veel slechter af. Op 100 en 110 procent scheelt dit 130 euro per maand en op 120 procent is er sprake van een verschil van 148 euro per maand. Vergeleken met de alleenstaande onder de 65 jaar, zonder zorgkosten, is dit huishouden wel beter af: de AOW-uitkering is ruim 150 euro hoger dan een WWB-uitkering en de WWB-norm voor 65-plussers is bijna 100 euro hoger dan voor personen onder de 65 jaar. Met dit verschil plus de categoriale bijzondere bijstand voor chronische zieken en gehandicapten worden de extra kosten in verband met een zorgvraag ruimschoots gecompenseerd.
4.2 Inkomensniveau Voor elk huishoudtype zijn verschillende inkomensniveaus doorgerekend. Naast het minimum inkomen zijn inkomens op 110 en 120 procent van het netto minimuminkomen gespecificeerd. Soms leidt een hoger inkomen tot een beperktere bestedingsmogelijkheid. Dit komt doordat
landelijke
en
gemeentelijke
inkomensondersteunende
maatregelen,
zoals
huurtoeslag en kwijtschelding van gemeentelijke heffingen, er niet op voorhand toe leiden dat een huishouden meer te besteden heeft bij een hoger inkomen. In dat geval is sprake van een armoedeval. Deze situatie ontstaat vaak wanneer huishoudens vanuit een uitkering uitstromen naar betaald werk. Op dat moment nemen de kosten door werk t oe en komen rechten op diverse inkomensondersteunende regelingen (gedeeltelijk) te vervallen.
4.2.1
Vóór invulling van het restpakket
Na invulling van het basispakket (en vóór invulling van het restpakket) hebben alle onderzochte huishoudens meer bestedingsruimte naarmate hun inkomen toeneemt. Er doen zich dus in het geheel geen armoedevallen voor. 25 / Minima-effectrapportage gemeente Wassenaar
4.2.2
Na invulling van het restpakket
Na invulling van het restpakket worden wel armoedevallen zichtbaar. Voor vijf van de zeven onderzochte huishoudtypen geldt dat zij bij een inkomen op bijstandsniveau meer overhouden dan bij inkomen op 110 procent van deze norm. Het gaat om alle onderzochte huishoudtypen zonder kinderen.
Een belangrijke oorzaak van de armoedeval op 110 procent van de norm, zijn de kosten voor woon-werkverkeer. Bij een inkomen gelijk aan het bijstandsniveau gaan we er vanuit dat iemand niet werkt en dat er dus ook geen reiskosten zijn. Maar bij een inkomen boven het WWB-niveau veronderstellen we dat er sprake is van een (kleine) baan. Vanzelfsprekend is het mogelijk dat de werkgever voorziet in een vergoeding van de reiskosten, maar daar wordt in deze rapportage niet vanuit gegaan. Huishoudens die geen vergoeding voor hun reiskosten ontvangen en huishoudens met een hoger inkomen, zullen in de regel wel met deze kosten te maken hebben. Vandaar dat de reiskosten wel in de begrotingen zijn opgenomen.
Dat ook de huishoudtypen van 65 jaar en ouder te m aken krijgen met een armoedeval op 110 procent kan deels verklaard worden vanuit de gehanteerde systematiek van dit onderzoek. Op 100 procent gaan we uit van een volledige AOW -uitkering (omdat deze situatie het meest voorkomt), terwijl op 110 procent gerekend wordt op basis van de WWB-norm voor 65 jaar of ouder. Deze laatste norm bepaalt immers of er recht is op gemeentelijke vergoedingen. Omdat de WWB-norm lager is dan de AOW, is het inkomen op 110 procent dus lager dan 110 procent van de AOW , waardoor eerder een armoedeval ontstaat. Daarnaast krijgen ook ouderen bij een inkomen boven het sociaal mi nimum te maken met extra kosten, vergelijkbaar met de werkgerelateerde kosten van huishoudens beneden de 65 jaar. Als het inkomen en de bestedingsruimte toenemen, zien we over het algemeen een stijging van de uitgaven. Vervoer is hierbij een belangrijke po st waaraan vaak meer uitgegeven wordt dan minimaal noodzakelijk. Vanwege de vergelijkbaarheid met huishoudens jonger dan de AOW -leeftijd, rekenen we ook voor ouderen extra uitgaven bij een inkomen boven het minimum. Deze extra uitgaven liggen echter wel lager dan bij huishoudens jonger dan 65 jaar.
Naast de armoedeval op 110 procent, wordt bij vijf huishoudtypen een armoedeval zichtbaar op 120 procent van de geldende bijstandsnorm :
Het eenoudergezin met jonge kinderen heeft ook vóór invulling van het restpakket al te maken met extra kosten op 120 procent van de geldende bijstandsnorm . Dit zijn de extra kosten voor kinderopvang (die op 120 procent hoger uitpakken dan op 110 26 / Minima-effectrapportage gemeente Wassenaar
procent) en de gemeentelijke heffingen en waterschapslasten. Omdat bij het vaststellen van kwijtschelding ook de kosten voor kinderopvang worden betrokken, heeft dit huishouden op 110 procent van de norm nog recht op volledige kwijtschelding; op 120 procent is dit niet meer het geval. Deze extra kosten resulteren echter nog niet in een armoedeval. Pas als ook naar de kosten van het restpakket wordt gekeken, wordt een armoedeval zichtbaar. Dit wordt veroorzaakt door de vergoeding vanuit de minimaregeling. Voor dit huishouden kan de bijdrage voor drie personen worden aangevraagd, wat neerko mt op 47 euro per maand. Hierdoor houdt dit huishouden op 110 procent van de norm meer over dan op 120 procent.
Ook het echtpaar onder de 65 jaar krijgt na invulling van het restpakket met een armoedeval te maken en ook hier speelt de minimaregeling een do orslaggevende rol. Door de bijdrage van 32 euro per maand komt dit huishouden op 110 procent van de bijstandsnorm twee euro minder te kort dan op 120 procent.
Hetzelfde geldt voor het echtpaar met oudere kinderen. Hier is de bijdrage vanuit de minimaregeling zelfs 63 euro per maand, wat resulteert in een armoedeval van 57 euro.
Ook bij het echtpaar van 65 jaar en ouder ontstaat pas na invulling van het restpakket een armoedeval, veroorzaakt door het wegvallen van het recht op de minimaregeling. Echter, de gemeentelijke regelingen specifiek voor ouderen spelen hier een grotere rol. De regeling voor chronisch zieken, gehandicapten en ouderen levert een echtpaar 33 euro per maand op. En door de regeling voor duurzame gebruiksgoederen heeft het oudere echtpaar op 110 procent 30 euro per maand meer bestedingsruimte dan een zelfde echtpaar met een inkomen van 120 procent van de norm. Deze voorzieningen vallen onder het basispakket en leiden nog niet tot een armoedeval. Als ook de minimaregeling ‘wegvalt’, na invulling van het restpakket, is er wel sprake van een armoedeval.
Het bovenstaande geldt ook voor de alleenstaande van 65 jaar en ouder met een zorgvraag. De armoedeval op 120 procent wordt voor dit huishoudtype nog vergroot door de vergoedingen vanuit de collectieve zorgverzekering: de eigen bijdrage AWBZ/Wmo en de kosten voor sociale alarmering worden op 110 procent nog door de collectieve zorgverzekering vergoed. Ouderen met een hoger inkomen komen niet voor deze verzekering in aanmerking en zullen bovengenoemde kosten dus niet vergoed krijgen (tenzij zij zelf een verzekering hebben afgesloten die deze kosten vergoed, maar daar wordt in deze rapportage niet van uitgegaan).
27 / Minima-effectrapportage gemeente Wassenaar
4.2.3
Langdurigheidstoeslag
Huishoudens die langdurig van een laag inkomen moeten rondkomen, kunnen in aanmerking komen voor langdurigheidstoeslag (LDT). In de gemeente Wassenaar geldt dit voor huishoudens met een inkomen tot maximaal 110 procent van de geldende bijstandsnorm. In de tabel op pagina 22 staan in de laatste twee kolommen de saldi van de inkomsten min de uitgaven uitgewerkt waarbij ook rekening is gehouden met de LDT. Uit de tabel valt af te lezen dat een alleenstaande onder de 65 jaar die LDT ontvangt, maandelijks 70 euro over houdt nadat alle uitgaven uit het basispakket zijn gedaan en 24 euro te kort komt als ook alle uitgaven uit het restpakket zijn gedaan. Hiermee is het tekort dat een alleenstaande onder de 65 jaar had zonder LDT (56 euro) kleiner geworden. Als gevolg van de LDT kunnen nieuwe armoedevallen ontstaan op 120 procent van de geldende bijstandsnorm. Dit is bijvoorbeeld het geval bij de alleenstaande onder de 65 jaar. Zonder LDT had dit huishouden na invulling van het restpakket op 110 procent een maandelijks tekort van 64 euro en op 120 procent een tekort van 37 euro. Als de alleenstaande LDT ontvangt, wordt het tekort op 110 procent kleiner, namelijk 33 euro. Het tekort op 120 procent blijft gelijk, omdat hier geen recht op LDT is. Met andere woorden, een alleenstaande onder de 65 jaar met een inkomen op 120 procent van de geldende bijstandsnorm houdt minder over dan een alleenstaande met een inkomen op 110 procent inclusief LDT. Ook het eenoudergezin met jonge kinderen en het echtpaar met oudere kinderen krijgen te maken met een extra armoedeval, namelijk na invulling van het basispakket op 120 procent. Beide huishoudens hadden ook zonder LDT al met een armoedeval te maken op 120 procent van de norm, maar dit was alleen na invulling van het restpakket. Nu wordt deze armoedeval al zichtbaar vóór invulling van het restpakket. Nu moet het concept ‘armoedeval’ ook niet te zwart -wit worden opgevat: het echtpaar met oudere kinderen gaat er (na invulling van het basispakket) zonder LDT op 120 procent van de geldende bijstandsnorm 13 euro per maand op vooruit. Formeel wordt hier niet gesproken van een armoedeval, maar de bestedingsruimte neemt nauwelijks toe. Inclusief LDT gaat het inkomen van dit huishouden er maandelijks 32 euro op achteruit (als het inkomen stijgt van 110 naar 120 procent van de norm). Dan is er w eliswaar sprake van een armoedeval, maar wellicht belangrijker is dat het echtpaar met oudere kinderen met een inkomen op 110 procent van de norm inclusief LDT geen tekort op de begroting heeft, waar ditzelfde huishouden zonder LDT precies op nul uitkomt en dus geen cent per maand extra kan uitgeven.
28 / Minima-effectrapportage gemeente Wassenaar
5. Conclusies en aanbevelingen Dit hoofdstuk beschrijft, naar aanleiding van de resultaten in het vorige hoofdstuk, de conclusies. Daarnaast worden er verschillende adviezen gegeven voor de aanpassing van regelingen in het kader van minimabeleid van de gemeente Wassenaar.
5.1 Algemeen De pakketten waarop de basisbedragen zijn gebaseerd zijn sober maar voldoe nde. De 3
inhoud en de prijzen worden jaarlijks zorgvuldig aangepast door het Nibud en zijn ook 4
gevalideerd door panels van consumenten . Dit wil echter niet zeggen dat ieder huishouden hieraan voldoende heeft of dat ieder huishouden rond kan komen. Om rond te kunnen komen van een minimuminkomen is een goed financieel beheer van het huishouden noodzakelijk. Men reserveert om zo nodig grote uitgaven te kunnen doen voor de vervanging van inventaris. We gaan ervan uit dat het huishouden niet leent, zodat er nog extra kosten van rente bijkomen. Veel huishoudens die van een minimum inkomen moeten rondkomen, voeren een goed financieel beheer, maar een deel ook niet. Voor deze huishoudens is het aan te bevelen cursussen of begeleiding te organiseren. Het Nibud, en ook andere (lokale) organisaties, hebben hiervoor een uitgebreid aanbod. In de berekeningen is ervan uitgegaan dat alle aanspraken op landelijke en lokale 5
regelingen zijn aangevraagd. Dat is niet voor ieder huishouden een vanzelfsprekendheid . De gemeente kan het gebruik van lokale regelingen stimuleren door hieraan publiciteit te geven en de toegang tot deze regelingen te vereenvoudigen. Voor inwoners van de gemeenten Leidschendam-Voorburg, Voorschoten en Wassenaar is een Flitsbalie ingericht waarop men alle rechten kan bekijken en eventueel een aanvraag kan doen voor een regeling. 6
Uit onderzoek van het Nibud blijkt dat de energielasten een steeds groter deel van de woonlasten en daarmee van de totale begroting van minima inneemt. Juist voor de huishoudens in een energie-onzuinige woning kan een besparing op deze kosten positief bijdrage aan de bestedingsruimte. Daarnaast blijkt uit dit onderzoek dat juist minima vaak
3
Zie Nibud Budgethandboek en Prijzengids, jaarlijkse uitgaven. Stella Hoff et. al. Genoeg om van te leven, Focusgroepen in discussie over de minimale kosten van levensonderhoud, SCP/Nibud, Den Haag 2009. Te downloaden op de websites van het Nibud of SCP. 5 Zie bijvoorbeeld Caren Tempelman, Aenneli Houkes en Jurriaan Prins, Niet-gebruik inkomensondersteunende maatregelen, SEO, Amsterdam, 2011. Te downloaden op www.overheid.nl . 6 Onderzoek: Energielastenbeschouwing. Verschillen in energielasten tussen huishoudens nader onderzocht voor SenterNovem, december 2009 4
29 / Minima-effectrapportage gemeente Wassenaar
in minder goed geïsoleerde woningen wonen, waardoor ze ook een hoger verbruik dan gemiddeld hebben. Huishoudens met een laag inkomen zouden hulp van energieadviseurs of gratis / goedkope energieboxen aangeboden kunnen krijgen. Producten zoals spaarlampen en isolatiefolies, waarvan de aanschafkosten voor deze doelgroep vaak te hoog zijn, terwijl ze een snelle terugverdientijd hebben, zijn dan het meest effectief.
5.2 Regelingen De diverse vormen van inkomensondersteuning in de gemeente Wassenaar hebben een positief effect op de bestedingsruimte van de inwoners. Om voor kwijtschelding van gemeentelijke heffingen en waterschapslasten in aanmerking te komen hanteren zowel de gemeente als het waterschap een kwijtscheldingsnorm van 100 procent. De betalingscapaciteit wordt gezamenlijk berekend en dus ook maar één maal ingezet. Het Nibud adviseert deze berekeningsmethode te handhaven, aangezien dit gunstig uitwerkt voor huishoudens met een inkomen vlak boven bijstandsniveau. Vanaf 2012 kunnen gemeenten bij de berekening van de kwijtschelding ook rekening houden met de kosten van kinderopvang. De gemeente Wassenaar maakt van deze mogelijkheid gebruik. Het Nibud beoordeelt deze berekeningswijze als positief, omdat de koopkracht voor gezinnen met kinderen die gebruik maken van kinderopvang hierdoor vergroot kan worden. Uit de begroting van het eenoudergezin met jonge kinderen valt op te maken, dat dit gezin bij een inkomen op 110 procent van de bijstand snorm van deze regeling profiteert. De gemeente biedt inwoners met een inkomen tot en met 110 procent van de bijstandsnorm een collectieve zorgverzekering aan. Naast de collectiviteitskorting verstrekt de gemeente een bijdrage in de premie van de aanvullende verzekering. Deelnemers zijn met deze verzekering uitgebreider verzekerd dan huishoudens met een gemiddelde verzekering. Door deze uitgebreide verzekering zal het beroep op de bijzondere bijstand lager zijn, wat gunstig uitpakt voor de (uitvoerings)kosten van de gemeente. Ook deelnemers aan de collectieve verzekering zijn beter af: zij krijgen een uitgebreid pakket aan medische kosten vergoed via een voordelige zorgverzekering. Het Nibud adviseert de gemeente de collectieve verzekering actief te promoten zodat iedereen die er recht op heeft van dit dekkingsvoordeel gebruik kan maken en geen aanspraak hoeft te maken op de bijzondere bijstand.
30 / Minima-effectrapportage gemeente Wassenaar
Huishoudens met een inkomen (vlak) boven de gehanteerde inkomensgrens zullen er wellicht voor kiezen om een goedkopere, minder uitgebreide verzekering af te sluiten. Hierdoor kunnen deze huishoudens (onverwacht) voor hoge kosten komen te staan. In het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet werk en bijstand en enkele andere sociale zekerheidswetten, dat nog dit jaar in de Kamer behandeld zal worden, wordt onder meer voorgesteld
om
de
mogelijkheid
tot
deelname
aan
de
collectieve
aanvullende
zorgverzekering te verruimen door het schrappen van de centrale inkomensnorm van 110 procent van het toepasselijke sociaal minimum. Het Nibud adviseert de gemeente de mogelijkheid te onderzoeken om de collectieve verzekering ook aan te bieden aan huishoudens met een inkomen hoger dan 110 procent, wanneer dit juridisch mogelijk wordt. Met de minimaregeling creëert de gemeente een extra mogelijkheid om deel te nemen aan sportieve
en
sociaal-culturele
activiteiten.
Dit
heeft
een
gunstig
effect
op
de
bestedingsruimte van huishoudens met een laag inkomen. Gunstig is dat de regeling geldt per persoon en niet per huishouden. Ieder gezinslid kan dus van de (volledige) vergoeding gebruik maken. Het Nibud adviseert deze regeling in stand te houden. Gezinnen met schoolgaande kinderen in de leeftijd van 12 tot 18 jaar kunnen in aanmerking komen voor bijstand om niet voor de aanschaf van een c omputer met bijbehorende hard- en software. Omdat met name gezinnen met oudere kinderen te maken krijgen met hoge schoolkosten, raadt het Nibud aan om deze regeling te handhaven. Wel zou
de
maximale
bijdrage
voor
de
aanschaf
van
een
computer,
gezien
de
prijsontwikkelingen op dit gebied, naar beneden kunnen worden bijgesteld. Overige (extra) schoolkosten, bijvoorbeeld voor schoolreisjes of excursies, vallen onder de minimaregeling. Dit betekent dat de bijdrage vanuit de minimaregeling voor kinderen die naar het voortgezet onderwijs gaan in eerste instantie moet worden ingezet voor schoolactiviteiten. Daardoor zal er minder (financiële) ruimte zijn voor andere activiteiten, zoals het lidmaatschap van een sportvereniging. Het Nibud adviseert daarom een aparte regeling voor schoolkosten in het leven te roepen, dan wel om de bijdrage vanuit de minimaregeling voor leerlingen op het voortgezet onderwijs te verhogen. Inwoners van 65 jaar en ouder komen in aanmerking voor de regeling voor chronisch zieken, gehandicapten en ouderen. Daarnaast is er de regeling voor duurzame gebruiksgoederen voor 65-plussers. Beide regelingen hebben een positief effect op de koopkracht van deze doelgroep. Echter, ook zonder deze bijdrage n hebben huishoudens boven de 65 genoeg bestedingsruimte om alle uitgaven uit het basispakket en het 31 / Minima-effectrapportage gemeente Wassenaar
restpakket te bekostigen. De gemeente zou daarom bij een mogelijke bezuinigingsronde het belang van de regelingen kunnen heroverwegen. Hier staat tegenover dat ouderen een steeds groter deel van hun zorgkosten zelf moeten gaan betalen en dat zij meestal niet in staat zijn hun inkomen nog te verhogen. Ook dit zal gemeente in de overwegingen moeten betrekken. In de gemeente Wassenaar kunnen huishoudens met een laag inkomen in aanmerking komen voor langdurigheidstoeslag. De inkomensgrens ligt op 110 procent van de geldende bijstandsnorm. De regeling heeft een gunstig effect op de bestedingsruimte van huishoudens die langdurig van een laag inkomen moeten rondkomen. Voor dit soort huishoudens wordt het steeds lastiger om geld te reserveren voor grote aankopen. Het Nibud adviseert daarom om de regeling in stand te houden. Een neveneffect van de langdurigheidstoeslag is dat bestaande armoedevallen worden vergroot en dat enkele nieuwe armoedevallen ontstaan. Anderzijds hebben drie van de zeven onderzochte huishoudtypen al te maken met een tekort op hun maandbegroting; de extra bijdrage in de vorm van langdurigheidstoeslag is voor deze huishoudens dus meer dan welkom. Het Nibud adviseert daarom om de langdurigheidstoeslag in zijn huidige vorm te handhaven. De eigen bijdrage voor de kinderopvang wordt door de gemeente vergoed aan een beperkte groep mensen (zie paragraaf 3.2.8). Voor de groep alleenstaande ouders zonder Wwb, met een inkomen dat past binnen de regels van het minimabeleid, is geen vergoeding mogelijk. Deze kosten drukken dus op de begroting van eenoudergezinnen met een klein baantje. Bovendien is sinds 2011 de vergoeding van het Rijk sterk afgenomen. Anderzijds heeft het eenoudergezin met een inkomen op 110 procent van de geldende bijstandsnorm geen tekort op de begroting. Wel is bij dit huishoudtype een armoedeval zichtbaar op 120 procent van de geldende bijstandsnorm . Als de gemeente de eigen bijdrage voor deze specifieke groep zou vergoeden, zou deze armoedeval zich niet voor doen. 7
De huren in de gemeente Wassenaar liggen hoger dan het gemiddelde in Nederland en komen uit boven de kwaltiteitskortingsgrens van 374,44 euro . Vanaf deze grens wordt het bedrag boven de basishuur (222,18 euro per maand) niet meer voor 100 procent gecompenseerd, maar voor 65 procent. Omdat de huur zwaar op de begroting drukt, zou
7
Voor een- en tweepersoonshuishoudens bedraagt de gemiddelde huur 364 euro en voor huishoudens van drie personen of meer is de huur 407 euro. Deze gemiddelde huurprijs is vastgesteld op basis van gegevens van het CBS. Hierbij is gekozen voor redelijk goedkope huurwoningen en is uitgegaan van kwartielprijzen.
32 / Minima-effectrapportage gemeente Wassenaar
de gemeente hiervoor een bijdrage kunnen verstrekken. Een voorbeeld uit een andere gemeente is het woonlastenfonds, bedoeld voor inwoners die drie j aar of langer moeten rondkomen van een inkomen op bijstandsniveau en die recht hebben op huurtoeslag met kwaliteitskorting. Het woonlastenfonds compenseert in de betreffende gemeente (een percentage van) de kwaliteitskorting van de huurtoeslag.
5.3 Aandachtspunten Echtparen met oudere kinderen Echtparen met oudere kinderen hebben in de gemeente Wassenaar de minste bestedingsruimte: op alle onderzochte inkomensniveaus hebben zij de grootste tekorten. Het Nibud ziet dit bij meer gemeenten. Twee oorzaken liggen hieraan ten grondslag. De extra inkomsten ten opzichte van het eenoudergezin (100 tegenover 90 procent van de bijstandsnorm) wegen vaak niet op tegen de kosten voor een extra volwassene aan bijvoorbeeld voeding, kleding en de zorgverzekering. Ten tweede drukken oudere kinderen sterk op de begroting. Deze kosten worden niet volledig gecompenseerd door kindgebonden toeslagen. Beide oorzaken vinden hun oorsprong in het Rijksbeleid . Gemeenten kunnen via het eigen beleid trachten de gevolgen hiervan te rep areren. Zo kent de gemeente Wassenaar een aantal regelingen om de bestedingsruimte voor echtparen met oudere kinderen te verruimen: de minimaregeling en de computerregeling. Desondanks heeft dit echtpaar de minste bestedingsruimte. Voor echtparen geldt bovendien dat de tekorten groter worden bij een inkomensniveau van 120 procent van de toepasselijke bijstandsnorm. Bij een inkomen hoger dan 110 procent van de norm vervalt het recht op categoriale gemeentelijke inkomensondersteuning, waardoor de bestedingsruimte afneemt. Het Nibud adviseert te onderzoeken of en in hoeverre dit huishoudtype ondersteund kan worden als het inkomen boven 110 procent van de bijstandsnorm uitkomt. Hierbij kan gedacht worden aan verstrekkingen via de individuele bijzondere bijstand of via particuliere fondsen zoals de Stichting Leergeld of het Jeugdsportfonds.
Echtparen zonder kinderen en alleenstaanden onder de 65 jaar Ook echtparen zonder kinderen en alleenstaanden onder de 65 jaar hebben (te) weinig bestedingsruimte. De uitgaven uit het basispakket zijn nog betaalbaar, maar de uitgaven aan sociale participatie kunnen niet bekostigd worden zonder dat een tekort op de maandbegroting ontstaat. Dit geldt voor alle onderzochte inkomensniveaus.
33 / Minima-effectrapportage gemeente Wassenaar
Daarnaast krijgen echtparen onder de 65 jaar (zonder kinderen) en alleenstaanden onder de 65 jaar te maken met een armoedeval op 110 procent van de bijstandsnorm. De oorzaak hiervan zijn de kosten voor woon-werkverkeer. Bij een inkomen boven het minimum wordt er in deze rapportage vanuit gega an dat er sprake is van een (parttime) baan, wat ook extra (vervoers)kosten met zich meebrengt. In de praktijk zal het regelmatig voorkomen dat deze kosten door de werkgever vergoed worden. Mocht dit niet het geval zijn, dan zou de gemeente een vergoeding kunnen verstrekken, bijvoorbeeld vanuit het re-integratie- of participatie-budget of in de vorm van bijzondere bijstand, net zolang totdat het inkomen hoog genoeg is om de extra reiskosten zelf te betalen. Op deze manier vallen de extra vervoerskosten voor de uitstromer naar werk weg, waarmee ook eventuele tekorten op de begroting verlaagd kunnen worden. Tevens wordt hiermee de armoedeval bij dit inkomensniveau verkleind. Dergelijke ondersteuning is vooral noodzakelijk als ook het recht op langdurigheids toeslag vervalt.
34 / Minima-effectrapportage gemeente Wassenaar
6. Vergelijking met gemeenten LeidschendamVoorburg en Voorschoten Tegelijkertijd met deze minima-effectrapportage voor de gemeente Wassenaar, zijn soortgelijke rapportages voor de gemeenten Leidschendam -Voorburg en Voorschoten ontwikkeld. De drie gemeenten hebben hun sociale diensten samengevoegd, echter het minimabeleid van de drie gemeenten is nog niet (geheel) op elkaar afgestemd. Dit betekent dat de bestedingsruimte van de onderzochte huishoudtypen ook per gemeente verschilt. In dit hoofdstuk wordt een vergelijking gemaakt van de resultaten die uit de minima-effectrapportages naar voren zijn gekomen. De saldi van de drie gemeenten zijn schematisch weergegeven in tabel 2. De bedragen van de gemeente met de meeste bestedingsruimte zet in vet weergegeven.
6.1 Huishoudtypen De gemeenten Leidschendam-Voorburg, Voorschoten en Wassenaar hebben voor zeven huishoudtypen laten onderzoeken wat het effect is van het gemeentelijk minimabeleid op de bestedingsruimte. Omdat de drie gemeenten een verschillend minimabeleid kennen (verschillende
regelingen,
verschillende
bedragen
en
soms
zelfs
verschillende
doelgroepen), komt uit deze vergelijking niet een eenduidig beeld naar voren. Er is niet een gemeente te noemen, waar alle huishoudtypen beter af zijn. Ook per inkomensniveau zijn er verschillen. Zo heeft de alleenstaande van 65 jaar en ouder met een inkomen op 100 of 110 procent van het sociaal minimum vóór invulling van het restpakket de meeste bestedingsruimte in de gemeente Leidschendam -Voorburg, terwijl na invulling van het restpakket het hoogste bedrag overblijft in de gemeente Wassenaar. En b ij een inkomen van 120 procent is de bestedingsruimte in de gemeente Voorschoten het hoogst. In deze paragraaf worden de verschillen tussen de drie gemeenten per huishoudtype beschreven.
35 / Minima-effectrapportage gemeente Wassenaar
Tabel 2. Vergelijking saldo inkomsten min uitgaven voor gemeenten Leidschendam-Voorburg, Voorschoten en Wassenaar
Leidschendam -Voorburg a. Alleenstaande onder de 65 jaar saldo na basispakket 100% € 30 110% € 82 120% € 138
Voorschoten
Wassenaar
saldo na basisen restpakket € -74 € -87 € -43
saldo na basispakket € 39 € 96 € 147
saldo na basisen restpakket € -61 € -69 € -33
saldo na basispakket € 39 € 96 € 145
saldo na basisen restpakket € -56 € -64 € -37
saldo na basisen restpakket € 164 € 133 € 142
saldo na basispakket € 226 € 244 € 309
saldo na basisen restpakket € 127 € 101 € 152
saldo na basispakket € 263 € 281 € 307
saldo na basisen restpakket € 169 € 143 € 147
b. Alleenstaande 65 jaar of ouder saldo na basispakket 100% € 268 110% € 281 120% € 300
c. Eenoudergezin m et tw ee jonge kinderen (3 en 5 jaar) saldo na basispakket 100% € 179 110% € 272 120% € 283
saldo na basisen restpakket € -1 € 26 € 15
saldo na basispakket € 86 € 203 € 290
saldo na basisen restpakket € -67 € -15 € 27
saldo na basispakket € 156 € 289 € 309
saldo na basisen restpakket € 7 € 73 € 45
saldo na basisen restpakket € -109 € -114 € -84
saldo na basispakket € 49 € 114 € 158
saldo na basisen restpakket € -94 € -94 € -75
saldo na basispakket € 49 € 114 € 150
saldo na basisen restpakket € -84 € -84 € -86
saldo na basisen restpakket € 183 € 126 € 146
saldo na basispakket € 294 € 300 € 367
saldo na basisen restpakket € 152 € 114 € 156
saldo na basispakket € 339 € 344 € 359
saldo na basisen restpakket € 206 € 168 € 145
saldo na basispakket € -136 € -18 € -16
saldo na basisen restpakket € -388 € -336 € -389
saldo na basispakket € -80 € 0 € 13
saldo na basisen restpakket € -324 € -310 € -367
saldo na basispakket € 187 € 204 € 244
saldo na basisen restpakket € 87 € 62 € 87
saldo na basispakket € 133 € 151 € 159
saldo na basisen restpakket € 39 € 13 € -1
d. Echtpaar onder de 65 jaar saldo na basispakket 100% € 41 110% € 102 120% € 151 e. Echtpaar 65 jaar of ouder saldo na basispakket 100% € 333 110% € 319 120% € 358
f. Echtpaar m et tw ee oudere kinderen (14 en 16 jaar) saldo na basispakket 100% € -35 110% € 62 120% € -13
saldo na basisen restpakket € -306 € -275 € -392
g. Alleenstaande 65 jaar of ouder m et zorgvraag saldo na basispakket 100% € 246 110% € 259 120% € 238
saldo na basisen restpakket € 142 € 112 € 80
36 / Minima-effectrapportage gemeente Wassenaar
a. Alleenstaande onder de 65 jaar Een alleenstaande onder de 65 jaar heeft vóór invulling van het restpak ket de meeste bestedingsruimte in de gemeenten Voorschoten en Wassenaar. Na invulling van het restpakket ontstaan er tekorten op de begroting; deze zijn het kleinst in de gemeente Wassenaar. Het verschil met de gemeente Leidschendam-Voorburg wordt veroorzaakt door het hogere bedrag aan huur, dat niet geheel wordt gecompenseerd door de huurtoeslag. Daarnaast zijn er kleine verschillen in de gemeentelijke heffingen en in de regeling voor sociale participatie. Al met al resulteert dit in een verschil in beste dingsruimte van enkele euro’s.
b. Alleenstaande van 65 jaar en ouder De alleenstaande van 65 jaar en ouder is vóór invulling van het restpakket het beste af in de gemeente Leidschendam-Voorburg, op de voet gevolgd door de gemeente Wassenaar. Na invulling van het restpakket is de situatie in Wassenaar juist het gunstigst. Dat de gemeente Voorschoten hier wat achterblijft, kan vooral verklaard worden door het bedrag aan categoriale bijzondere bijstand voor ouderen. Dit ligt in Leidschendam -Voorburg fors hoger, terwijl in Wassenaar nog een regeling voor duurzame gebruiksgoederen voor ouderen van kracht is. Op 120 procent van het sociaal minimum doet Voorschoten het juist wat beter. De lagere huur (in vergelijking met Leidschendam-Voorburg) en de lagere gemeentelijke belastingen (in vergelijking met Wassenaar) zijn hier de oorzaak van.
c.
Eenoudergezin met twee jonge kinderen (3 en 5 jaar)
Het eenoudergezin met jonge kinderen en een bijstandsuitkering heeft vóór invulling van het restpakket de meeste bestedingsruimte in de gemeente Leidschendam-Voorburg. Voor het overige is dit huishouden in de gemeente Wassenaar het beste af. Dit is de enige gemeente waar dit huishoudtype niet met tekorten op de begroting te maken heeft. De belangrijkste oorzaak is hier het gekozen bedrag aan huur. In Wassenaar ligt dit voor een eenoudergezin op 425 euro, in Leidschendam-Voorburg is dit bijna 100 euro hoger en in Voorschoten nog eens 100 euro meer. Toch blijft Leidschendam-Voorburg niet zoveel achter als op basis van deze huren te verwachten zou zijn. Dit heeft te maken met de vergoeding voor schoolkosten voor kinderen op het basisonderwijs; de andere gemeenten verstrekken deze vergoeding niet. Ook de kosten voor de peuterspeelzaal liggen in Leidschendam -Voorburg lager dan in de andere gemeenten.
37 / Minima-effectrapportage gemeente Wassenaar
d. Echtpaar onder de 65 jaar Een echtpaar onder de 65 jaar, zonder kinderen is in de gemeenten Voorschoten en Wassenaar net iets beter af dan in Leidschendam -Voorburg. Net als bij de alleenstaande onder de 65 is de huur de belangrijkste oorzaak hiervan. Op 120 procent van het sociaal minimum is de situatie in Voorschoten beter dan Wassenaar. Hier speelt vooral de hoogte van de gemeentelijke heffingen een rol.
e. Echtpaar van 65 jaar en ouder Het echtpaar van 65 jaar en ouder houdt zowel na invulling van het basispakket als na invulling van het restpakket het meest over in de gemeente Wassenaar. Evenals bij de alleenstaande oudere speelt de categoriale bijzondere bijstand hier een belangrijke rol. In Wassenaar wordt deze verstrekt per persoon en telt voor het echtpaar dus dubbel (de hogere categoriale bijstand in Leidschendam -Voorburg is een vergoeding per huishouden). Bovendien kent Wassenaar ook nog de regeling voor duurzame gebruiksgoederen. Dit, gecombineerd met een lagere huur, leidt ertoe dat het echtpaar van 65 jaar en ouder in Wassenaar beter af is dan in Leidschendam-Voorburg. Op 120 procent, als de gemeentelijke inkomensondersteuning is weggevallen, is het oudere echtpaar in de gemeente Voorschoten het best af, vanwege de hoogte van de gemeentelijke belastingen.
f.
Echtpaar met twee oudere kinderen (14 en 16 jaar)
Voor een echtpaar met oudere kinderen en een inkomen tot en met 110 procent van de geldende bijstandsnorm is de situatie het meest gunstig in de gemeente Leidschendam Voorburg. Deze gemeente biedt de meeste inkomensondersteuning voor schoolgaande kinderen. Ook is een vergoeding voor het gebruik van internet mogelijk. Als geen sprake meer is van gemeentelijke inkomensondersteuning (bij 120 procent van de bijstandsnorm), dan heeft dit gezin in de gemeente Wassenaar de meeste bestedingruimte. De hoogte van de huur is hier de belangrijkste oorzaak van.
g. Alleenstaande van 65 jaar en ouder met extra zorgkosten Alleenstaande ouderen met een zorgvraag zijn tot een inkomensniveau van 110 pr ocent het beste af in de gemeente Leidschendam-Voorburg. De categoriale bijzondere bijstand voor deze groep is hier veruit het hoogst: 722 euro per jaar voor huishoudens waarvan minimaal een persoon ouder is dan 65 jaar plus 283 euro op jaarbasis voor chro nisch zieken en gehandicapten. Ligt het inkomen hoger dan 110 procent van de geldende bijstandsnorm, dan is men in Voorschoten iets beter af. De lagere huur is hier de oorzaak van.
38 / Minima-effectrapportage gemeente Wassenaar
6.2 Inkomensniveaus 6.2.1
Vóór invulling van het restpakket
Vóór invulling van het restpakket doen zich in de gemeenten Voorschoten en Wassenaar geen armoedevallen voor: alle onderzochte huishoudens hebben meer bestedingsruimte naarmate hun inkomen toeneemt. In Leidschendam-Voorburg zijn wel enkele armoedevallen zichtbaar, namelijk bij het echtpaar met oudere kinderen en bij de alleenstaande oudere met zorgvraag op 120 procent van de toepasselijke bijstandsnorm. In beide gevallen speelt het wegvallen van de gemeentelijke inkomensondersteuning hier de belangrijkste rol: voor het echtpaar met kinderen vervalt de regeling schoolkosten en de vergoeding van de internetkosten en de alleenstaande oudere met zorgvraag heeft op 120 procent geen recht meer op categoriale bijzondere bijstand. Ook het echtpaar van 65 jaar en ouder krijgt met een armoedeval te maken en wel op 110 procent van de bijstandsnorm. Dit kan grotendeels verklaard worden door het feit dat 100 procent wordt uitgegaan van een volledige AOW-uitkering, terwijl op 110 procent gerekend wordt op basis van de WWB-norm voor 65 jaar of ouder (die lager is dan een AOW uitkering). Toch doet deze armoedeval zich niet voor in de gemeenten Voorschoten en Wassenaar, maar ook in deze gemeenten neemt de bestedingsruimte op 110 procent slechts met vijf euro toe, vergeleken bij een inkomen op 100 procent. Dat in Leidschendam-Voorburg wel sprake is van een armoedeval en in de andere gemeenten niet, hangt samen met de kwijtschelding voor gemeentelijke heffingen. In Leidschendam-Voorburg
wordt
de
betalingscapaciteit
voor
de
gemeente
en
het
waterschap apart berekend, waardoor deze betalingscapaciteit als het ware twee maal wordt ingezet: bij een inkomen op 110 procent betaalt een huishouden zijn volledige betalingscapaciteit aan zowel het waterschap als de gemeente. In de andere gemeenten gebeurt dat niet; hier wordt de betalingscapaciteit slechts één keer ingezet. Het verschil met de uitgaven op 100 procent (waar recht bestaat op volledige kwijtschelding) wordt hierdoor kleiner, waarmee een armoedeval kan worden voorkomen.
6.2.2
Na invulling van het restpakket
Na invulling van het restpakket worden in alle gemeenten meer armoedevallen zichtbaar. Zes in de gemeente Voorschoten, acht in Leidschendam -Voorburg en tien in Wassenaar. In alle drie de gemeenten hebben de vijf huishoudtypen zonder kin deren te maken met een armoedeval op 110 procent van de geldende bijstandsnorm. Vervoerskosten (woon werk verkeer) zijn hiervan de belangrijkste oorzaak.
39 / Minima-effectrapportage gemeente Wassenaar
Daarnaast doen zich een of meer armoedevallen voor op 120 procent van de geldende bijstandsnorm. In alle drie de gemeenten geldt dit voor het echtpaar met oudere kinderen, in Leidschendam-Voorburg en Wassenaar is dit ook het geval bij het eenoudergezin met jonge kinderen en bij de oudere met zorgvraag en alleen in Wassenaar heeft ook het echtpaar onder de 65 jaar en het echtpaar van 65 jaar en ouder te maken met een armoedeval op 120 procent van het sociaal minimum. Voor het echtpaar met oudere kinderen geldt dat op 120 procent geen recht meer bestaat op inkomensondersteuning voor schoolgaande kinderen. Ook vervalt vier maal de bijdrage voor maatschappelijke participatie. Dit veroorzaakt in alle drie de gemeenten een armoedeval. Het eenoudergezin met jonge kinderen heeft in Voorschoten niet met een armoedeval te maken, maar in de andere gemeenten wel. Dit komt omdat dit huishouden in Voorschoten ook op 120 procent nog recht heeft op volledige kwijtschelding van gemeentelijke belastingen en waterschapsheffingen. Bij het berekenen van de betalingscapaciteit wordt namelijk gecorrigeerd voor de uitgaven aan (onder meer) huur en deze ligt in de gemeente Voorschoten fors hoger dan in de andere gemeenten. De alleenstaande oudere met zorgvraag verliest op 120 procent van het sociaal minimum het recht op categoriale bijzondere bijstand, wat in Leidschendam -Voorburg en Wassenaar resulteert in een armoedeval. In deze gemeenten is de inkomensondersteuning voor deze groep hoger dan in Voorschoten (als ook de regeling duurzame gebruiksgoederen voor 65 plussers in Wassenaar wordt meegenomen). Ten slotte heeft alleen in de gemeente Wassenaar het echtpaar van 65 jaar en ouder met een armoedeval te maken. Dit heeft te maken met een combinatie van factoren: de categoriale bijzondere bijstand (inclusief de regeling duurzame gebruiksgoederen) is in deze gemeente het hoogst. Vergeleken met de gemeente Voorschoten scheelt dit 44 euro, met Leidschendam-Voorburg is er een verschil van drie euro. In deze laatste gemeente wordt
echter
weer
de
betalingscapaciteit
voor
gemeentelijke
belastingen
en
waterschapsheffingen apart berekend. Hierdoor wordt het verschil tussen wat men moet betalen op 110 en 120 procent kleiner, waardoor de kans op een armoedeval afneemt. Ook het echtpaar onder de 65 jaar heeft (alleen) in Wassenaar te maken met een armoedeval op 120 procent van de norm. De vergoeding vanuit de minimaregeling is voor dit huishoudtype (twee volwassenen zonder kinderen) het hoogste in de gemeente Wassenaar. Als op 120 procent het recht op deze vergoeding wegvalt, resulteert dit in Wassenaar in een armoedeval, en in de andere gemeenten niet.
40 / Minima-effectrapportage gemeente Wassenaar
6.3 Conclusies De effecten van gemeentelijke inkomensondersteuning in de gemeenten Leidschendam Voorburg, Voorschoten en Wassenaar laten zich moeilijk met elkaar vergelijken. Dit komt omdat het minimabeleid in de drie gemeenten (nog) niet op elkaar is afgestemd. Bovendien liggen de gemiddelde huren in de ene gemeente hoger dan in de andere en ook de hoogte van de gemeentelijke belastingen en waterschapsheffingen verschilt. Over het algemeen geldt dat bij een inkomensniveau boven 110 procent van de geldende bijstandsnorm (als geen inkomensondersteuning meer mogelijk is), de bestedingsruimte het hoogst is in de gemeente met de laagste huur. In deze rapportage is dat de gemeente Voorschoten bij een- en tweepersoonshuishoudens en de gemeente Wassenaar bij drie- of meerpersoonshuishoudens. Bij een inkomen tot en met 110 procent van de toepasselijke bijstandsnorm zijn het vaak gemeentelijke regelingen die bepalen in welke gemeente de bestedingsruimte het grootst is. Zo verstrekt de gemeente Leidschendam-Voorburg een (veel) hoger bedrag aan categoriale bijzondere bijstand aan huishoudens van 65 jaar en ouder dan de andere twee gemeenten. Dit vindt zijn weerslag in de begroting van alleenstaanden ouderen (met of zonder zorgvraag). In de gemeente Wassenaar wordt de categoriale bijzondere bijstand verstrekt per persoon en niet per huishouden. Bovendien kent deze gemeenten een extra regeling voor huishoudens van 65 jaar en ouder: de regeling duurzame gebruiksgoederen. Hierdoor is in deze gemeente het echtpaar van 65 jaar of ouder het beste af. Wanneer de vergoedingen die gemeenten verstrekken dichter bij elkaar liggen, kan wel de hoogte van de huur en van de gemeentelijke belastingen bepalend zijn bij het antwoord op de vraag in welke gemeente de bestedingsruimte het grootst is. Dit speelt bijvoorbeeld in het geval van de alleenstaande onder de 65 jaar. In zijn algemeenheid geldt dat in alle drie de gemeenten het echtpaar met oudere kinderen de grootste tekorten heeft (op alle onderzochte inkomensniveaus). Ook he t echtpaar zonder kinderen en de alleenstaande onder de 65 jaar kunnen de begroting niet sluitend krijgen. Het eenoudergezin met jonge kinderen kan in de gemeente Voorschoten bij een inkomen tot en met 110 procent van de norm niet alle uitgaven uit het res tpakket bekostigen en in Leidschendam-Voorburg komt dit huishouden met alleen een bijstandsuitkering net 1 euro te kort. In de gemeente Wassenaar kan dit huishouden wel rondkomen. De belangrijkste verklarende factor is hier de hoogte van de huur.
41 / Minima-effectrapportage gemeente Wassenaar
Huishoudens van 65 jaar en ouder doen het in alle drie de gemeenten goed. Er zijn geen tekorten op de begroting en na bekostiging van het restpakket blijft er zelfs nog een bedrag tussen de 100 en 200 euro over. Ook de alleenstaande met een zorgvraag heeft voldoende bestedingsruimte. Alleen in de gemeente Wassenaar komt dit huishouden een euro te kort, op 120 procent van de norm. Bij dat inkomen worden de extra zorgkosten worden niet meer
gecompenseerd door
huishouden net niet kan rondkomen.
42 / Minima-effectrapportage gemeente Wassenaar
gemeentelijke regelingen,
waardoor
het
Bijlage 1: Begrotingen In onderstaande tabellen zijn de begrotingen van de verschillende huishoudtypen opgenomen. Voor alle huishoudens wordt op een rij gezet hoe het budget er bij de verschillende inkomensniveaus uit ziet. De inkomensondersteunende regelingen van de gemeente Wassenaar zijn als volgt in de begrotingen verwerkt: Kwijtschelding van heffingen In de begrotingen is de kwijtschelding van de gemeentelijke- en waterschapsheffingen verwerkt bij de heffingsbedragen. Dit wordt aangegeven met • achter het resterende bedrag.
Collectieve ziektekostenverzekering De gemeente Wassenaar biedt inwoners de mogelijkheid zich te verzekeren via een collectieve ziektekostenverzekering. Huishoudens kunnen gebruik maken van een basisverzekering en een aanvullende verzekering. Bij de uitgavenposten ‘basispremie zk verzekering’ en ‘aanvullende zk-verzekering’ hebben we de maandelijkse bedragen van de collectieve zorgverzekering gebruikt. Dit is aangegeven met •• achter de betreffende bedragen.
Computerregeling De tegemoetkoming voor de aanschaf van een computer is verwerkt in de post ‘inventaris’ en wordt aangegeven met •••.
Chronisch zieken, gehandicapten en ouderen De vergoeding voor chronisch zieken, gehandicapten en ouderen is opgenome n onder de inkomsten bij de post ‘categoriale bijstand’ en aangegeven met •••.
Regeling duurzame gebruiksgoederen 65+ De vergoeding voor duurzame gebruiksgoederen voor huishoudens van 65 jaar en ouder is verrekend in de post ‘inventaris’ en aangegeven met •••.
Restpakket De vergoeding vanuit de minimaregeling is opgenomen in de post ‘vergoeding restpakket’ en wordt aangegeven met •••.
43 / Minima-effectrapportage gemeente Wassenaar
44 / Minima-effectrapportage gemeente Wassenaar
Bijlage 2: Inkomsten Inkomsten Het inkomen in de begrotingen is inclusief vakantietoeslag en heffingskortingen (bijvoorbeeld de algemene heffingskorting, de arbeidskorting en de combinatiekorting). Het uitgangspunt is dat huishoudens alle kortingen en landelijke toeslagen waar ze recht op hebben ook daadwerkelijk aanvragen. Ook de vergoeding vanuit de regeling voor chronisch zieken, gehandicapten en ouderen is voor de betreffende huishoudens bij de inkomsten opgenomen.
Langdurigheidstoeslag Huishoudens in de gemeente Wassenaar die voorafgaand aan de peildatum gedurende 36 maanden over een inkomen beschikken dat niet hoger is dan 101 procent van de voor belanghebbende(n) geldende bijstandsnorm, hebben recht op de langdurigheidstoeslag. De regeling is bedoeld voor huishoudens die geen uitzicht hebben op hoger inkomen. Huishoudens die in aanmerking komen voor de toes lag worden vergeleken met de huishoudens die hier geen recht op hebben.
Algemene opmerking Naast bovenstaande inkomensondersteunende maatregelen wordt bij de inkomsten rekening gehouden met de zorgtoeslag, de huurtoeslag, de kinderbijslag en het kindgebonden budget.
45 / Minima-effectrapportage gemeente Wassenaar
46 / Minima-effectrapportage gemeente Wassenaar
Bijlage 3: Verantwoording uitgaven Het Nibud gebruikt diverse bronnen voor de referentiecijfers. Hieronder volgt een korte verantwoording van keuzes en bronnen uitgesplitst naar het basis - en het restpakket.
1. Basispakket Huur Er wordt gerekend met een huur van 475 euro voor een- en tweepersoonshuishoudens en 490 euro voor meerpersoonshuishoudens.
Energie Dit is 90 procent van de prijs van gemiddeld gebruik naar huishoudtype met een opslag voor huishoudens van 65 jaar of ouder (gasverbruik). Daarbij hanteert het Nibud de prijs van het gemiddelde verbruik.
Heffingen Dit zijn de gemeentelijke- en waterschapsheffingen verminderd met de eventuele kwijtschelding.
Telefoon, internet en kabel Deze bedragen zijn gebaseerd op het bellen met een mobiele telefoon met een sim-only abonnement voor 100 tot 150 belminuten per maand, een basisabonnement voor internet en een analoog televisie abonnement via de kabel.
Zorgverzekeringen Dit betreft de nominale premie van de basis- en aanvullende verzekering inclusief de minst uitgebreide tandartsverzekering. Voor huishoudens die voldoen aan de voorwaarden is de collectiviteitskorting van toepassing.
Overige verzekeringen Dit
betreft
een
aansprakelijkheidsverzekering,
een
inboedelverzekering
en
voor
volwassenen in huishoudens onder de 65 jaar een uitvaartverzekering.
Schoolkosten Deze bedragen zijn gebaseerd op onderzoek van het Nibud, en betreffen de mediaanbedragen exclusief reiskosten.
47 / Minima-effectrapportage gemeente Wassenaar
Kinderopvang Dit zijn de kosten inclusief de landelijke vergoeding die wordt gegeven en (indien van toepassing) de vergoeding via de bijzondere bijstand.
Kleding en schoeisel Deze bedragen zijn gebaseerd op het Nibud-basispakket voor kleding.
Inventaris en onderhoud Bedragen zijn gebaseerd op het Nibud-basispakket voor inventaris en onderhoud.
Extra ziektekosten In het basispakket zitten kosten die elk huishouden heeft. De kosten betreffen de huisapotheek met pleisters, aspirines e.d. plus het bedrag dat een huishouden maximaal kwijt kan zijn aan het eigen risico van de zorgverzekering.
Voeding De bedragen zijn gebaseerd op de aanbevolen hoeveelheden voor een gezonde voeding van het Voedingscentrum en de prijzen van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS).
Reiniging Dit is een bedrag per huishouden en een bedrag per persoon op basis van Nibudonderzoek.
Persoonlijke verzorging Uitgegaan is van een bedrag per persoon op basis van Nibud-onderzoek.
Diversen Dit is een bedrag per huishouden en een bedrag per persoon voor diverse uitgaven.
Strippenkaart en fiets Voor ieder lid van het huishouden zijn dit de kosten van een fiets en één strippenkaart.
48 / Minima-effectrapportage gemeente Wassenaar
2. Restpakket Het bedrag dat overblijft nadat alle uitgaven uit het basispakket zijn gedaan, is bestemd voor vrije bestedingen. Alle vrije bestedingen vormen samen het restpakket.
Pakket voor sociale participatie Als voorbeeld heeft het Nibud in samenwerking met het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP) een pakket aan uitgaven voor sociale participatie opgesteld. De uitgavenposten waar rekening mee is gehouden staat hieronder weergegeven evenals de richtbedragen voor deze uitgavenposten.
Uitgaven aan sociale participatie, bedrag per maand € Contributies en abonnementen per kind 4-12 jaar 11 per persoon >12 jaar 16 per huishouden 2 Bezoek ontvangen per persoon 8 per huishouden 11 Op bezoek gaan per persoon 5 Vakantie/uitgaan per persoon 16 per huishouden 22 Vervoer per persoon 9 per huishouden 4 Bron: Hoff et al, SCP/Nibud, 2009, berekeningen Nibud, 2013
Overig restpakket Naast de uitgaven zoals gespecificeerd in het pakket aan sociale participatie kunnen nog allerlei overige uitgaven als voorbeeld in het restpakket worden opgenomen. In dit onderzoek zijn dat de kosten voor woon-werkverkeer (gebaseerd op een tweesterrenabonnement en jaarlijks geïndexeerd), zakgeld voor de kinderen (bedragen zijn gebaseerd op regulier onderzoek van het Nibud) en de kosten voor een huisdier (20 euro per maand).
49 / Minima-effectrapportage gemeente Wassenaar