Minima-effectrapportage gemeente Zaanstad 2012 De invloed van gemeentelijke maatregelen op de financiële positie van inwoners met lage inkomens
Minima-effectrapportage gemeente Zaanstad 2011- 2012 De invloed van landelijke en gemeentelijke maatregelen op de financiële positie van inwoners met lage inkomens
Minima-effectrapportage gemeente Zaanstad 2011 – 2012
-4-
Samenvatting Het Nibud heeft voor de gemeente Zaanstad onderzocht wat het effect is van het gemeentelijk minimabeleid op de koopkracht van een aantal voorbeeldhuishoudens met een laag inkomen. Hierbij zijn ook landelijke inkomensondersteunende regelingen meegenomen. Voor de voorbeeldhuishoudens zijn
begrotingen
opgesteld
met
noodzakelijke
uitgaven
(basispakket).
Voor
verschillende
inkomensniveaus is gekeken of deze begrotingen betaalbaar zijn en of er armoedevallen optreden. Naast de noodzakelijke uitgaven is gekeken in hoeverre een voorbeeldpakket aan niet onvermijdbare uitgaven betaalbaar is (restpakket). De begrotingen zijn opgesteld voor zowel 2011 als 2012 en hiermee is een beeld gekregen hoe de koopkracht zich heeft ontwikkeld ten opzichte van vorig jaar.
De volgende huishoudtypen zijn onderzocht: 1. Een alleenstaande, jonger dan 65 jaar; 2. Een eenoudergezin met twee jongere kinderen van 3 en 11 jaar; 3. Een eenoudergezin met twee oudere kinderen van 12 en 17 jaar; 4. Een echtpaar, jonger dan 65 jaar; 5. Een echtpaar met twee jongere kinderen van 3 en 11 jaar; 6. Een echtpaar met twee oudere kinderen van 12 en 17 jaar; 7. Een alleenstaande van 65 jaar of ouder; 8. Een echtpaar van 65 jaar of ouder; 9. Een eenoudergezin met drie kinderen van 12, 17 en 20 jaar, waarvan de oudste een fulltime baan heeft met minimumjeugdloon; 10. Een eenoudergezin met drie kinderen van 12, 17 en 20 jaar, waarvan de oudste studeert; 11. Een echtpaar met drie kinderen van 12, 17 en 20 jaar, waarvan oudste een fulltime baan heeft met minimumjeugdloon; 12. Een echtpaar met drie kinderen van 12, 17 en 20 jaar, waarvan de oudste studeert; 13. Een echtpaar, jonger dan 65 jaar met zorgvraag; 14. Een echtpaar van 65 jaar of ouder met zorgvraag.
De
berekeningen
zijn
gemaakt
voor
bovenstaande
typen
huishoudens
met
de
inkomenssituaties:
WWB of AOW-uitkering;
110 procent van de geldende bijstandsnorm;
120 procent van de geldende bijstandsnorm.
Minima-effectrapportage gemeente Zaanstad 2011 – 2012
-5-
volgende
In dit rapport wordt de koopkracht van huishoudens weergegeven, waarbij wordt uitgegaan van een minimaal uitgavenpakket. Om met dit uitgavenpakket rond te kunnen komen, moet er voldaan worden aan de volgende voorwaarden: 1. Men moet zeer goed met geld kunnen omgaan; 2. Men moet gebruik maken van alle inkomensondersteunende maatregelen waar een huishouden aanspraak op kan maken; 3. Er mogen geen te hoge persoonlijk onvermijdbare uitgaven zijn, die niet worden vergoed.
Resultaten Koopkrachtontwikkeling Bijna alle onderzochte huishoudtypen gaan er dit jaar op achteruit, op alle drie de onderzochte inkomensniveaus. De koopkrachtdaling sluit aan bij de berekeningen die het Nibud aan het begin van het jaar heeft gemaakt voor een honderdtal voorbeeldsituaties. Toen zagen we al dat huishoudens er vaak minimaal 1 procent op achteruit gingen en dat bijstandsgerechtigden in 2012 een koopkrachtdaling van 1,2 tot 2,5 procent kunnen verwachten. Deze berekeningen geven echter een vrij algemeen beeld waarin geen rekening is gehouden met eventuele prijsstijgingen van minimaal noodzakelijke uitgaven. Ook met het lokale minimabeleid is in deze berekeningen geen rekening gehouden. In dit rapport is dat wel gedaan. Gemeenten mogen vanaf 2012 hun inkomensondersteuning voor specifieke groepen (schoolgaande kinderen, ouderen, chronisch zieken) nog toekennen tot een inkomensgrens van 110 procent van de geldende bijstandsnorm. Op de minima in Zaanstad heeft dit geen (negatieve) effecten, omdat de regelingen in de gemeente Zaanstad ook in 2011 al tot en met 110 procent van de toepasselijke bijstandsnorm liepen.
In dit onderzoek is nog gerekend met de huishoudtoets waardoor huishoudens met werkende meerderjarige kinderen met een bijstandsuitkering te maken hadden met een forse koopkrachtdaling. Bij de andere inkomensniveau is de koopkrachtdaling vergelijkbaar met andere huishoudens. Hierbij gaan we er wel vanuit dat werkende meerderjarige kinderen meebetalen aan de uitgaven van levensonderhoud van het huishouden. De gemeente kan ouders met werkende kinderen adviseren kostgeld te vragen aan de kinderen. Kostgeld is een vergoeding aan ouders voor de kosten van levensonderhoud van die kinderen.
Bestedingsruimte In
de
gemeente
Zaanstad
hebben
nagenoeg
alle
onderzochte
huishoudens
bestedingsruimte om alle uitgaven uit het basispakket te bekostigen.
Minima-effectrapportage gemeente Zaanstad 2011 – 2012
-6-
voldoende
De uitgaven aan zowel het basispakket als het restpakket (met onder meer sociale participatie) zijn voor alle huishoudens van 65 jaar of ouder én voor eenoudergezinnen met jonge kinderen goed te bekostigen, op de meeste inkomensniveaus. De echtparen zijn bij alle onderzochte inkomensniveaus niet in staat om de uitgaven (aan basisals restpakket) te bekostigen. Een belangrijke oorzaak van dit tekort is dat een echtpaar de kosten van twee volwassenen moet dragen, zoals de kosten van de zorgverzekering, kleding en voeding. De hogere bijstandsnorm voor een echtpaar (100 procent tegenover 90 procent voor een eenoudergezin) is niet voldoende om deze extra kosten op te vangen.
Het tekort bij de eenoudergezinnen met oudere kinderen ten opzichte van huishoudens met jongere kinderen komt door de hogere kosten die deze oudere jongeren met zich meebrengen. Bovendien hebben de 18-plussers geen recht op kinderbijslag en andere landelijke tegemoetkomingen. Deze huishoudens met een WWB-uitkering hebben te weinig inkomen om de hogere kosten op te vangen.
Aanbevelingen De diverse vormen van inkomensondersteuning in de gemeente Zaanstad hebben een positief effect op de bestedingsruimte van de inwoners. Vooral voor huishoudens met kinderen en voor de huishoudens met zorgvraag pakt dit gunstig uit voor de koopkracht. Zij komen maandelijks voor een hoog bedrag aan tegemoetkomingen in aanmerking.
Het Nibud adviseert de volgende gemeentelijke regelingen in stand te houden en onveranderd te laten:
De berekeningsmethodiek voor de kwijtschelding van gemeentelijke heffingen en waterschapslasten. De draagkracht voor beide lokale heffingen wordt eenmalig berekend.
De collectieve zorgverzekering. De gemeente Zaanstad kent iets lagere premie voor de zowel basis- als aanvullende zorgverzekering voor een uitgebreider vergoedingenpakket. Positief daarbij is dat de bijdrage per persoon in plaats van per huishouden wordt verstrekt. Dit komt ten goede aan de huishoudens die de minste bestedingsruimte hebben, te weten echtparen met kinderen en gezinnen met meerderjarige kinderen. Zij hebben te maken met hoge zorgkosten.
De Regeling Schoolgaande kinderen die in 2012 ook voor de jongste groep geldt en hogere bedragen uitkeert voor de oudere leeftijden.
De bijzondere bijstandverstrekkingen voor de zorgkosten en de vergoedingen van de personenalarmering.
Het blijkt echter dat juist echtparen met oudere kinderen op de meeste inkomensniveaus niet rond kunnen komen. Dit heeft te maken met de hogere kosten voor onder andere kleding, voeding en contributies bij volwassenen en oudere kinderen ten opzichte van de kosten bij jongere kinderen. Het Nibud beveelt aan de mogelijkheden voor een participatieregeling te onderzoeken juist ook voor volwassenen. Hiermee kan de contributies voor sportieve en culturele activiteiten worden vergoed die ook voor de volwassenen op de begroting drukt.
Minima-effectrapportage gemeente Zaanstad 2011 – 2012
-7-
De armoedeval is te zien bij de meeste werkende huishoudens bij het inkomen van 110 procent van de bijstand. Deze wordt veroorzaakt door de extra kosten die gemaakt moeten worden in verband met werk (vervoer en presentatie). In de praktijk zal het voorkomen dat de reiskosten door de werkgever vergoed worden, als is dit vanaf 2013 nog onduidelijk. Mocht die vergoeding door de werkgever niet aanwezig zijn of wegvallen dan ontstaat de armoedeval. De gemeente kan om dit te voorkomen overwegen om hier (individuele) bijzondere bijstand te verstrekken, net zolang totdat het inkomen hoog genoeg is om de extra reiskosten zelf te betalen.
Minima-effectrapportage gemeente Zaanstad 2011 – 2012
-8-
Voorwoord Het Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting (Nibud) is een onafhankelijke stichting. Het Nibud heeft tot doel particuliere huishoudens inzicht te laten verkrijgen in hun inkomsten en uitgaven, en vaardigheid aan te leren om planmatig met geld om te gaan. Het Nibud probeert dit doel te bereiken door rechtstreeks voorlichting te geven, zowel via de massamedia als via eigen brochures over diverse budgetonderwerpen, zoals kostgeld en alimentatie.
Daarnaast wil het Nibud hetzelfde doel bereiken via professionals die zich bezighouden met vormen van financiële advisering en voorlichting. Dit zijn functionarissen uit zowel de maatschappelijke hulp- en dienstverlening als het financieel bedrijfsleven, en sectoren van het onderwijs. Het Nibud ondersteunt deze groepen met eigen publicaties (Budgethandboek, Prijzengids, Rekenprogramma´s) en door deskundigheids bevordering in de vorm van opleidingen en trainingen.
Bij dit alles gaat het Nibud uit van een standaardmethode van begroten. Dit resulteert in een reeks voorbeeldbegrotingen met referentiecijfers die zijn gebaseerd op empirisch wetenschappelijk onderzoek. Het Nibud stelt de keuzevrijheid en de eigen verantwoordelijkheid van de huishoudens voorop.
Door middel van een minima-effectrapportage (MER) helpt het Nibud gemeenten meer inzicht te geven in de effecten van hun minimabeleid. Zo kan het geld bestemd voor minimabeleid, optimaal worden besteed en bij die doelgroepen terecht komen die de gemeente wenst.
Deze rapportage is uitgevoerd door het Nibud, in opdracht van de gemeente Zaanstad. Met deze minima-effectrapportage wil de gemeente onder meer in beeld brengen wat de wijzigingen in de WWB, die per 1 januari 2012 golden, betekenen voor de koopkracht van huishoudens met een minimuminkomen.
Utrecht, juli 2012
Minima-effectrapportage gemeente Zaanstad 2011 – 2012
-9-
Minima-effectrapportage gemeente Zaanstad 2011 – 2012
- 10 -
Inhoud Samenvatting ........................................................................................................... - 5 Voorwoord ............................................................................................................... - 9 1. Inleiding ............................................................................................................. - 13 1.1 Centrale vraag ................................................................................................... - 13 1.2 Kern minima-effectrapportage ........................................................................... - 13 1.3 Leeswijzer ......................................................................................................... - 15 2. Onderzoeksmethode: begrotingen ................................................................... - 17 2.1 Inleiding ............................................................................................................ - 17 2.2 Basispakket ....................................................................................................... - 17 2.3 Restpakket ........................................................................................................ - 18 2.4 Inkomsten ......................................................................................................... - 18 2.5 Uitgavensoorten ................................................................................................ - 19 2.6 De begrotingen .................................................................................................. - 19 2.7 Aanpassingen uitgavenposten gemeente Zaanstad ........................................... - 19 3. Minimabeleid ..................................................................................................... - 21 3.1 Landelijk minimabeleid ...................................................................................... - 21 3.2 Lokaal minimabeleid .......................................................................................... - 21 3.2.1 Kwijtscheldingsbeleid .......................................................................... - 21 3.2.2 Collectieve (aanvullende) zorgverzekering ......................................... - 22 3.2.3 Langdurigheidstoeslag........................................................................ - 22 3.2.4 Sociale Contacten .............................................................................. - 22 3.2.5 Regeling Schoolgaande kinderen ....................................................... - 23 3.2.6 Individuele bijzondere bijstand ............................................................ - 23 4. Landelijke beleidsveranderingen in 2012 ........................................................ - 25 4.1 Verandering in inkomen en uitkeringen ............................................................. - 25 4.1.1 AOW ................................................................................................... - 25 4.1.2 Huishoudtoets .................................................................................... - 26 4.2 Verandering in tegemoetkomingen en toeslagen ............................................... - 27 4.2.1 Kinderbijslag en kindgebonden budget ............................................... - 27 4.2.2 Kinderopvangtoeslag .......................................................................... - 27 4.2.3 Huurtoeslag ........................................................................................ - 27 4.2.4 Zorgtoeslag ........................................................................................ - 28 4.2.5 Tegemoetkomingen Wtcg ................................................................... - 28 4.2.6 Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) en AWBZ ...................... - 28 -
Minima-effectrapportage gemeente Zaanstad 2011 – 2012
- 11 -
4.3 Veranderingen in gemeentelijke regelingen ...................................................... - 29 4.3.1 Inkomensnormering ............................................................................ - 29 4.3.2 Bijzondere bijstand ............................................................................. - 29 4.3.3 Participatieregeling ............................................................................. - 29 4.3.4 Kwijtschelding gemeentelijke heffingen .............................................. - 29 4.3.5 Inkomensvrijlating voor alleenstaande ouders .................................... - 29 4.4 Verandering in uitgaven .................................................................................... - 30 4.4.1 Zorgkosten ......................................................................................... - 30 4.4.2 Huren ................................................................................................. - 30 4.5 Fiscale veranderingen ....................................................................................... - 31 4.5.1 Inkomensafhankelijke zorgpremie ....................................................... - 31 4.5.2 Inkomensafhankelijke combinatiekorting ............................................. - 31 4.5.3 Overdraagbaarheid algemene heffingskorting .................................... - 31 4.5.4 Veranderingen in hoogte van heffingskortingen en belastingschijven - 32 5. Bestedingsruimte .............................................................................................. - 33 5.1 Huishoudsamenstelling ..................................................................................... - 33 5.1.1 Vóór invulling van het restpakket ........................................................ - 33 5.1.2 Na invulling van het restpakket ........................................................... - 33 5.2 Inkomensniveau ................................................................................................ - 40 5.2.1 Vóór invulling van het restpakket ........................................................ - 41 5.2.2 Na invulling van het restpakket ........................................................... - 41 5.3 Langdurigheidstoeslag ...................................................................................... - 42 5.4 Koopkrachtontwikkeling 2011 - 2012 ................................................................ - 43 6. Conclusies en aanbevelingen ........................................................................... - 49 6.1 Koopkrachtontwikkelingen ................................................................................. - 49 6.2 Bestedingsruimte .............................................................................................. - 50 6.3 Regelingen ........................................................................................................ - 51 Bijlage 1: Begrotingen .......................................................................................... - 53 Bijlage 2: Inkomsten ............................................................................................. - 55 Bijlage 3: Verantwoording uitgaven ..................................................................... - 57 -
Minima-effectrapportage gemeente Zaanstad 2011 – 2012
- 12 -
1. Inleiding 1.1 Centrale vraag Iedere gemeente beschikt over mogelijkheden om invloed uit te oefenen op de financiële positie van inwoners met lage inkomens. Dat kan bijvoorbeeld door het kwijtschelden van gemeentelijke heffingen of door bijzondere bijstand. Het is echter niet direct zichtbaar wat in de praktijk de effecten van die maatregelen zijn op het budget van verschillende groepen huishoudens.
De centrale vraag van dit onderzoek luidt: Wat is het effect van landelijke en lokale inkomensondersteunende regelingen op de financiële positie van huishoudens met een laag inkomen in de gemeente Zaanstad? Hoe is dit veranderd in 2012 ten opzichte van 2011?
Bekeken wordt welke groepen huishoudens in 2011 en 2012 in de gemeente wel of niet profiteren van de verschillende inkomensondersteunende maatregelen. Ook maakt deze rapportage een eventuele armoedeval inzichtelijk.
Het doel van een minima-effectrapportage is inzicht te geven in de koopkracht van de armste groepen in de gemeente en in de effecten van landelijke en gemeentelijke maatregelen daarop. De resultaten van de effectrapportage kunnen als basis dienen voor de verdere ontwikkeling van het minimabeleid van de gemeente Zaanstad.
1.2 Kern minima-effectrapportage In deze minima-effectrapportage wordt voor een aantal huishoudtypen de koopkracht inzichtelijk gemaakt. In overleg met de gemeente Zaanstad is een keuze gemaakt voor veertien voorbeeldsituaties: a. Een alleenstaande, jonger dan 65 jaar; b. Een eenoudergezin met twee jongere kinderen van 3 en 11 jaar; c. Een eenoudergezin met twee oudere kinderen van 12 en 17 jaar; d. Een echtpaar, jonger dan 65 jaar; e. Een echtpaar met twee jongere kinderen van 3 en 11 jaar; f.
Een echtpaar met twee oudere kinderen van 12 en 17 jaar;
g. Een alleenstaande van 65 jaar of ouder; h. Een echtpaar van 65 jaar of ouder; i.
Een eenoudergezin met drie kinderen van 12, 17 en 20 jaar, waarvan de oudste een fulltime baan heeft met minimumjeugdloon;
j.
Een eenoudergezin met drie kinderen van 12, 17 en 20 jaar, waarvan de oudste studeert;
Minima-effectrapportage gemeente Zaanstad 2011 – 2012
- 13 -
k. Een echtpaar met drie kinderen van 12, 17 en 20 jaar, waarvan de oudste een fulltime baan met minimumjeugdloon; l.
Een echtpaar met drie kinderen van 12, 17 en 20 jaar, waarvan oudste studeert;
m. Een echtpaar, jonger dan 65 jaar met zorgvraag; n. Een echtpaar van 65 jaar of ouder met zorgvraag.
De rapportage laat zien welke effecten de landelijke en gemeentelijke maatregelen hebben op de koopkracht van de huishoudtypen bij verschillende inkomensniveaus. Voor elk van de zes huishoudens worden berekeningen gemaakt bij de volgende inkomens:
WWB-of AOW-uitkering;
110 procent van de geldende netto bijstandsnorm;
120 procent van de geldende netto bijstandsnorm;
Onder netto minimum inkomen verstaan we de geldende netto WWB-norm of netto AOW-norm voor een specifiek type huishouden. Voor een alleenstaande onder de 65 jaar is dit gelijk aan 50 procent van het wettelijk minimumloon aangevuld met de maximale toeslag van 20 procent van het wettelijk minimumloon. Voor een alleenstaande van 65 jaar of ouder is dit gelijk aan de hoogte van de AOW. Wij gaan er van uit dat een 65-plusser recht heeft op een volledige AOW-uitkering. Bij 110 en 120 procent van het netto minimum inkomen vermenigvuldigen we de voor dat huishouden geldende bijstandsnorm met respectievelijk 1,1 en 1,2.
Bij de werkende kinderen van 20 (situatie i en k) gaan we er in beide situaties vanuit dat zij het minimumjeugdloon
van
een
20-jarige
verdienen.
Dit
inkomen
blijft
gelijk
bij
de
drie
inkomensniveaus. Alleen het inkomen van de ouder wordt aangepast. Het studerende kind (in voorbeeldsituaties j en l) ontvangt studiefinanciering (basisbeurs en een aanvullende beurs voor een mbo-er) en heeft een bijbaantje met inkomsten van 400 euro netto per maand. Ook het totale inkomen van het studerende kind wordt constant verondersteld bij de drie onderzochte inkomensniveaus.
Bij het echtpaar met zorgvraag (situatie m en n) gaan we er vanuit dat het echtpaar extra ziektekosten heeft dat en de kleding sneller slijt vanwege het feit dat de kleding vaker moet worden gewassen. Daarnaast maakt dit huishouden gebruik van huishoudelijke verzorging, een maaltijdvoorziening, sociale alarmering en collectief vraagafhankelijk vervoer. In paragraaf 2.7 wordt dieper ingegaan op deze uitgaven.
Het kan vóórkomen dat een huishouden met een inkomen op 120 procent van de geldende bijstandsnorm hiervan minder overhoudt dan een huishouden op 110 procent, omdat de eerste groep huishoudens soms net buiten de regelingen voor financiële ondersteuning valt. Dit rapport maakt dit effect, de armoedeval, inzichtelijk.
Minima-effectrapportage gemeente Zaanstad 2011 – 2012
- 14 -
Bij ouderen wordt officieel niet gesproken van een armoedev al, omdat ouderen gewoonlijk niet uitstromen van een uitkering naar betaald werk. Toch kan er bij hen ook sprake zijn van een geringere bestedingsmogelijkheid bij een hoger inkomen. Voor het gemak wordt dit ook als armoedeval aangemerkt.
1.3 Leeswijzer Het rapport is als volgt opgebouwd. Hoofdstuk 2 gaat in op de onderzoeksmethode waarbij tevens de methodiek van begroten staat beschreven. Hoofdstuk 3 geeft een toelichting op de lokale inkomensondersteunende regelingen die worden doorberekend in deze effec trapportage. In hoofdstuk staan de beleidsveranderingen (landelijk en gemeentelijk) in 2012 ten opzichte van 2011. Vervolgens geeft hoofdstuk 5 de onderzoeksresultaten. Tot slot staan in hoofdstuk 6 de conclusies en aanbevelingen. De begrotingen met toelichting staan in een aantal bijlagen. Ook wordt in de bijlage meer informatie gegeven over bronnen van de referentiecijfers en de inkomensopbouw.
Minima-effectrapportage gemeente Zaanstad 2011 – 2012
- 15 -
Minima-effectrapportage gemeente Zaanstad 2011 – 2012
- 16 -
2. Onderzoeksmethode: begrotingen 2.1 Inleiding Om het effect van inkomensondersteunende regelingen op de financiële positie van huishoudens te berekenen, maakt het Nibud gebruik van begrotingen. Uit deze begrotingen zijn de inkomsten en uitgaven van de huishoudens af te lezen.
De begrotingen in deze rapportage zijn gemaakt voor veertien verschillende huishoudtypen op drie verschillende inkomensniveaus. Hierbij gaan we er vanuit dat huishoudens in een huurwoning leven. De begrotingen zijn voor groepen van huishoudens. De bedragen in de begrotingen zijn gemiddelden; in werkelijkheid zal de financiële situatie van individuele huishoudens er anders uitzien. De begroting laat dus niet zien in hoeverre een individueel huishouden een sluitende begroting heeft. Wel wordt duidelijk in hoeverre een groep huishoudens een sluitende begroting kan hebben. Bij het opstellen van de begrotingen wordt geen rekening gehouden met schulden, omdat daarover niets algemeens te zeggen valt. De hoogte van de schulden en de aflossing daarvan verschilt namelijk sterk per huishouden. Schulden komen echter vaak voor bij mensen met lage inkomens.
Alle begrotingen zijn maandbegrotingen, waarbij de inkomsten en uitgaven zijn omgere kend naar gemiddelde maandbedragen. In de praktijk kunnen er flinke verschillen zijn tussen de maanden van het jaar. Vakantiegeld wordt bijvoorbeeld jaarlijks uitgekeerd, maar wordt in deze rapportage uitgedrukt in een maandelijks bedrag. Het inkomen is in iedere begroting een vast gegeven. De uitgavenkant vullen we in volgens de methode van het basispakket en het restpakket.
2.2 Basispakket Het basispakket omvat alle uitgaven die als noodzakelijk kunnen worden beschouwd. Hierin zijn de kosten opgenomen die een huishouden moet maken voor wonen, kleden, voeden, gezondheid, zekerheid (verzekeringen) en informatie (telefoon, internet en tv). Het pakket is in overleg met anderen, zoals het Sociaal Cultureel Planbureau, regelmatig aangepast. Voor iedere kostenpost is een minimumprijs genomen. In bijlage 3 worden de diverse onderdelen van het basispakket nader beschreven. Naast de noodzakelijke uitgaven van het basispakket zijn er in individuele gevallen moeilijk of niet-vermijdbare uitgaven. Dit zijn uitgaven die voor een bepaalde persoon onontkoombaar zijn. Bijvoorbeeld wanneer iemand een speciaal dieet moet volgen. Voor dit soort uitgaven is individuele bijzondere bijstand mogelijk. Dit is niet in de begrotingen opgenomen.
Minima-effectrapportage gemeente Zaanstad 2011 – 2012
- 17 -
2.3 Restpakket Het bedrag dat overblijft nadat alle uitgaven uit het basispakket zijn gedaan, is bestemd voor vrije bestedingen. Alle vrije bestedingen vormen samen het restpakket. Huishoudens z ijn vrij om het restpakket zelf in te vullen. Het geld kan besteed worden aan nieuwe uitgavenposten (vakantie of hobby) of aan extra uitgaven aan posten in het basispakket (extra voeding of kleding).
De uitgaven in het restpakket worden in twee delen gesp litst: de uitgaven voor sociale participatie en de overige uitgaven. Onder sociale participatie vallen de posten contributies en abonnementen, op bezoek gaan, bezoek ontvangen, vakantie en uitgaan en vervoer. We veronderstellen dat de uitgaven aan sociale participatie gelijk blijven naarmate het inkomen stijgt. Wel hebben huishoudens zelf de keuze er in hoe ze de uitgaven invullen. De overige uitgaven van het restpakket zijn andere uitgaven die niet in basispakket en het pakk et sociale participatie zitten. Hieronder vallen zaken zoals huisdieren, zakgeld en kosten werk (vervoer en presentatie). Het gekozen restpakket is sober; het omvat vrij elementaire uitgaven. Zie bijlage 3 voor de samenstelling van het restpakket.
De kosten van het restpakket nemen toe naarmate het inkomen stijgt. In de eerste plaats komt dit door hogere werkkosten (vervoer en presentatie). Iemand met een inkomen (net) boven het sociaal minimum zal een betaalde baan hebben en kosten voor woon-werkverkeer maken. Soms worden deze kosten door de werkgever vergoed, maar in deze rapportage wordt daar niet a priori vanuit gegaan.
De kosten voor participatie worden verminderd met het bedrag dat een gemeente hiervoor beschikbaar stelt. Veel gemeenten kennen een bijdrage voor sociale participatie (sociaal-culturele uitgaven).
Deze
bijdrage
wordt
verstrekt
tot
een
bepaald
inkomensniveau.
Boven
dit
inkomensniveau vervalt de bijdrage, waardoor de kosten van participatie hoger uitvallen en het restpakket dus duurder wordt.
Het basispakket en de restpakketten zijn op bepaalde punten verschillend voor de diverse huishoudtypen. Een alleenstaande staat immers voor andere kosten dan bijvoorbeeld een gezin met kinderen.
2.4 Inkomsten In deze rapportage worden op drie inkomensniveaus begrotingen opgesteld voor de betreffende voorbeeldhuishoudens: het minimuminkomen (WWB/AOW-uitkering), 110 procent van de geldende bijstandsnorm en 120 procent van de geldende bijstandsnorm.
Minima-effectrapportage gemeente Zaanstad 2011 – 2012
- 18 -
Uitgangspunt in deze rapportage is het totaal besteedbaar maandinkomen. Dat in komen bestaat uit alle inkomsten van het huishouden, zoals netto salarissen, uitkeringen, heffingskortingen op de belasting, zorgtoeslag, huurtoeslag, vakantiegeld, kinderbijslag, kindgebonden budget en kinderopvangtoeslag. In de begrotingen is geen rekening gehouden met eigen vermogen of eventuele inkomsten daaruit. Hoe deze regelingen doorwerken in de begrotingen en wat de invloed is op het inkomen van de verschillende huishoudens is te zien in bijlage 1.
In de rapportage wordt verondersteld dat de huishoudens maximaal gebruik maken van alle regelingen die op hen van toepassing zijn. In bijlage 2 staat aanvullende informatie over de gekozen uitgangspunten bij de inkomens.
2.5 Uitgavensoorten In alle begrotingen onderscheidt het Nibud drie soorten uitgaven:
Vaste lasten Dit zijn uitgaven die regelmatig terugkomen. Er ligt meestal een contract aan ten grondslag. Voorbeelden zijn de huur, energiekosten en verzekeringen.
Reserveringsuitgaven Dit zijn uitgaven die niet regelmatig voorkomen en waarvan de hoogte vooraf niet precies bekend is. Er moet in principe een bedrag voor gereserveerd worden. Voorbeel den hiervan zijn de kosten voor inventaris en kleding.
Huishoudelijke uitgaven Dit zijn de steeds terugkerende uitgaven, zoals uitgaven aan voeding, reiniging, persoonlijke verzorging.
In deze rapportage wordt gerekend met minimale bedragen die huishoudens nodig hebben om deze uitgaven te kunnen betalen. De bedragen zijn gebaseerd op berekeningen van het Nibud. Meer informatie over de uitgaven staat in bijlage 3.
2.6 De begrotingen Volgens de methodiek die hierboven staat beschreven, worden de begrotingen opgesteld. Deze begrotingen staan in bijlage 1.
2.7 Aanpassingen uitgavenposten gemeente Zaanstad In de begrotingen is de hoogte van enkele uitgavenposten aangepast aan de specifieke situaties die de gemeente Zaanstad wil hebben doorgerekend. Ook is rekening gehouden met het lokaal minimabeleid in de gemeente Zaanstad (zie hoofdstuk 3). Dit heeft -afhankelijk van het inkomen en het huishoudtype- betrekking op de volgende uitgavenposten:
Minima-effectrapportage gemeente Zaanstad 2011 – 2012
- 19 -
De basisverzekering en aanvullende ziektekostenverzekering: hier is rekening gehouden met de collectiviteitskorting en de gemeentelijke bijdrage
Schoolkosten: berekend met de Regeling schoolgaande kinderen. Bij de huishoudens met drie oudere kinderen waarvan één studeert, zijn hier de kosten van studeren doorberekend.
Restpakket: berekend met de vergoeding Sociale Contacten (alleen 2011).
Voor de gemeentelijke heffingen en waterschapsbelastingen zijn de lokale tarieven gehanteerd.
Het eenoudergezin met één meerderjarig kind en het echtpaar met het meerderjarige kind zullen hogere kosten hebben voor de aansprakelijkheidsverzekering, de zorgverzekering, kleding, voeding en persoonlijke verzorging dan dezelfde huishoudens waarvan de kinderen minderjarig zijn.
Bij het echtpaar met een zorgvraag gaan we er vanuit dat:
Beide partners van het echtpaar gebruik maken van een maaltijdvoorziening. Zij maken hier 5 dagen per week gebruik van. Deze maaltijdvoorziening zorgt voor meerkosten ten opzichte van de situatie waarin het echtpaar zelf de warme maaltijd zou hebben bereid. De meerkosten zijn verrekend bij de uitgavenpost ‘voeding en versnaperingen’.
Het huishouden gebruik maakt van thuiszorg en hiervoor de eigen bijdrage ve rschuldigd is. Deze kosten staan bij de post ‘extra ziektekosten’.
Het huishouden extra waskosten heeft; we gaan er vanuit dat zij 3x per week extra wassen. Deze staan weergegeven bij de post ‘reiniging’.
Eén van de partners meer slijtage heeft van de kleding als gevolg van het feit dat de kleding vaker gewassen moet worden. De extra kledingkosten zijn verrekend bij de uitgavenpost ‘kleding en schoeisel’.
Het huishouden om medische redenen gebruik maakt van sociale alarmering. Dit is verwerkt bij de uitgavenpost ‘extra ziektekosten’.
Het huishouden gebruik maakt van een deeltaxi (collectief vraagafhankelijk vervoer), waarbij één van de partners in aanmerking komt voor het Wmo-tarief en de andere partner het seniorentarief betaalt. Hierbij gaan we er vanuit dat beiden 4 strippen per maand gebruiken. De kosten van de deeltaxi staan bij de uitgavenpost ‘openbaar vervoer, fiets’.
Minima-effectrapportage gemeente Zaanstad 2011 – 2012
- 20 -
3. Minimabeleid In
dit
hoofdstuk
worden
diverse
landelijke
en
gemeentelijke
regelingen
voor
inkomensondersteuning van minima beschreven. Alleen de regelingen die in de berekeningen zijn meegenomen komen in dit hoofdstuk aan bod. Paragraaf 3.1 noemt de landelijke regelingen; in paragraaf 3.2 komen de lokale inkomensondersteunende regelingen aan bod. Per regeling wordt een korte beschrijving gegeven van de belangrijkste kenmerken en voorwaarden.
3.1 Landelijk minimabeleid Bij het opstellen van de begrotingen worden de landelijke heffingskortingen (algemene heffingskorting, alleenstaande
arbeidskorting, ouderkorting
en
inkomensafhankelijke de
(alleenstaande)
combinatiekorting,
ouderenkorting),
(aanvu llende)
landelijke
toeslagen
(zorgtoeslag, huurtoeslag, kinderopvangtoeslag, kindgebonden budget) en de kinderbijslag in de berekeningen opgenomen.
3.2 Lokaal minimabeleid Naast de landelijke inkomensondersteunende maatregelen heeft de gemeente Zaanstad voor huishoudens met een laag inkomen een lokaal minimabeleid. De regelingen die worden opgenomen in de berekeningen komen in de volgende paragrafen aan bod.
Het minimabeleid van de gemeente Zaanstad is in 2012 gedeeltelijk veranderd ten opzichte van 2011. Een regeling is komen te vervallen (Sociale Contacten) een bij andere regelingen zijn de bedragen en/of doelgroepen aangepast (collectieve zorgverzekering en regeling schoolgaande kinderen).
Verder is als gevolg van de invoering van de huishoudtoets (zie hoofdstuk 4.1) een aanpassing gekomen in de toekenning van de (categoriale) bijzondere bijstand. In 2011 werd bij het vaststellen van het recht op bijzondere bijstand geen rekening gehou den met het inkomen van meerderjarige, werkende kinderen. In 2012 geldt de huishoudtoets voor de bijzondere bijstand. Er wordt dus gekeken naar het gezamenlijke inkomen van alle gezinsleden en of dit inkomen al dan niet boven de vastgestelde normgrens uitkomt.
3.2.1
Kwijtscheldingsbeleid
In de gemeente Zaanstad kan kwijtschelding worden aangevraagd voor de afvalstoffenheffing , de rioolheffing en de hondenbelasting. De gemeente hanteert hierbij een norm van 100 procent van de grondslag WWB. Dat wil zeggen dat afhankelijk van het vermogen, huishoudens met een inkomen op WWB/AOW-niveau in principe geen gemeentelijke heffingen hoeven te betalen. Bij een inkomen hierboven wordt de betalingscapaciteit berekend door het inkomen te verminderen met het norminkomen. Er vindt een correctie plaats voor de eigen uitgaven aan zorgpremies. Van
Minima-effectrapportage gemeente Zaanstad 2011 – 2012
- 21 -
de betalingscapaciteit dient 80 procent te worden aangewend voor de betaling van de gemeentelijke heffingen.
Bij het waterschap is kwijtschelding mogelijk voor de zuiveringsheffi ng en de ingezetenenheffing. Bij de berekening van de kwijtschelding hanteert het waterschap, net zoals de gemeente, de norm van maximaal 100 procent van de bijstandsnorm. De kwijtschelding voor de gemeentelijke heffingen en voor de waterschapsheffingen is gekoppeld. De helft van de betalingscapaciteit is voor de gemeente de andere helft voor het waterschap. De capaciteit wordt hiermee één keer ingezet.
3.2.2
Collectieve (aanvullende) zorgverzekering
Het verzekeren tegen ziektekosten is voor iedereen wettelijk verplicht. De gemeente Zaanstad biedt inwoners met een laag inkomen een collectieve zorgverzekering aan (Gemeente Extra Pakket van Achmea) met een gunstige premie, zowel voor de basisverzekering als de aanvullende, inclusief en exclusief de tandarts. Met de in dit onderzoek berekende verzekeringen zijn deelnemers uitgebreid verzekerd tegen ziektekosten, inclusief tandartsverzekering. Om voor deelname aan de collectieve zorgverkering in aanmerking te komen, hanteer t de gemeente Zaanstad een inkomensgrens van 110 procent van de geldende bijstandsnorm exclusief vakantiegeld en vermogen onder de vermogensgrenzen van de WWB. Voor 65-plussers wordt ook de geldende bijstandsnorm gehanteerd in plaats van de hoogte van de AOW.
3.2.3
Langdurigheidstoeslag
De langdurigheidstoeslag in de gemeente Zaanstad is bedoeld voor huishoudens tussen de 21 en 65 jaar die in 2011 gedurende een periode van minimaal drie jaar ononderbroken over een inkomen beschikken dat niet hoger is dan 110 procent van de van toepassing zijnde bijstandsnorm exclusief vakantiegeld. Voor 2012 geldt een periode van vijf jaar.
De hoogte van de langdurigheidstoeslag bedraagt 382 euro per jaar voor alleenstaanden en 545 euro voor de overige huishoudens. Bij de resultaten van deze rapportage wordt een vergelijking gemaakt tussen huishoudens die in aanmerking komen voor de langdurigheidstoeslag en huishoudens die hier geen recht op hebben.
3.2.4
Sociale Contacten
De gemeente Zaanstad kende in 2011 een regeling ter bevordering van deelname aan sociale activiteiten voor huishoudens met een laag inkomen. De inkomensgrens om voor de bijdrage in aanmerking te komen is maximaal 110 procent van de geldende bijstandsnorm, exclusief vakantiegeld. De vergoeding Sociale Contacten werd uitgekeerd per huishoudens en betrof 114,50 euro. In 2012 is deze regeling komen te vervallen. In de begrotingen wordt de vergoeding verrekend met de kosten van het Restpakket.
Minima-effectrapportage gemeente Zaanstad 2011 – 2012
- 22 -
3.2.5
Regeling Schoolgaande kinderen
De gemeente Zaanstad kent een vergoeding voor huishoudens met een laag inkomen met schoolgaande kinderen. In 2011 gold deze regeling voor kinderen vanaf 8 jaar, in 2012 is de leeftijd verlaagd naar 4 jaar. Ook de inkomensgrens was in 2011 anders dan 2012. Toen gold een inkomensgrens van maximaal 120 procent van de geldende bijstandsnorm, terwijl die dit jaar maximaal 110 procent mag zijn. Ten slotte zijn de vergoedingen anders tussen de jaren. In 2011 kreeg een huishouden per kind tussen 8 en 12 jaar 126 euro en tussen 13 en 18 jaar 151 euro. In 2012 ontvangt een gezin met kinderen tussen 4 en 8 jaar 180 euro, tussen 8 en 13 jaar 225 euro en tussen 13 en 18 jaar 270 euro. De regeling wordt meegenomen in de post ‘Schoolkosten/kinderopvang’ bij de betreffende huishoudens.
3.2.6
Individuele bijzondere bijstand
De gemeente Zaanstad verstrekt voor bijzondere en noodzakelijke kosten individuele bijzondere bijstand. Ook hiervoor geldt dat huishoudens met een inkomen tot en met 110 procent van de netto bijstandsnorm, hiervoor volledig in aanmerking kunnen komen. Boven dit inkomen geldt een draagkracht van 35 procent. In 2012 geldt ook hier de huishoudtoets.
De bijzondere bijstand wordt in dit onderzoek alleen meegenomen bij het echtpaar met een zorgvraag. Bij de overige huishoudtypen wordt de individuele bijzondere bijstan d niet meegenomen omdat deze sterk afhankelijk is van de persoonlijke situatie.
Voor deze huishoudens worden vanuit de bijzondere bijstand de volgende vergoedingen meegenomen:
Een bijdrage in de kosten van de maaltijdvoorziening van 5,45 euro per maaltijd in zowel 2011 als in 2012.
Een vergoeding van de meerkosten voor het wassen indien er om medische redenen meer waskosten zijn. De vergoeding is gebaseerd op richtlijnen uit de Nibud Prijzengids. In 2011 kostte 1 wasbeurt 1 euro; in 2012 0,95 euro.
Sociale alarmering wordt 100 procent vergoed via de individuele bijzondere bijstand.
Minima-effectrapportage gemeente Zaanstad 2011 – 2012
- 23 -
Minima-effectrapportage gemeente Zaanstad 2011 – 2012
- 24 -
4. Landelijke beleidsveranderingen in 2012 Dit hoofdstuk beschrijft de belangrijkste veranderingen in 2012 ten opzichte van 2011 die van invloed zijn op de koopkracht van de onderzochte huishoudtypen. Het gaat om landelijke veranderingen op het gebied het inkomen, de prijsontwikkeling en het belastingstelsel die van invloed zijn op de inkomstensituatie en uitgaven van huishoudens .
4.1
Verandering in inkomen en uitkeringen
Naar verwachting zullen de lonen dit jaar gemiddeld met 1,75 procent stijgen. De bruto uitkeringen stijgen met ongeveer 1,7 procent. De aanvullende pensioenen zullen niet stijgen. De uitgangspunten voor wat betreft de hoogte van de toepasselijke minimum inkomens (bijstand en AOW) zijn weergegeven in onderstaand schema. Hoogte uitkeringen (netto maandbedragen, inclusief heffingskortingen) 2011
2012
WWB-uitkering paar
1.317
1.335
WWB-uitkering eenoudergezin
1.185
1.202
WWB-uitkering alleenstaande
922
934
AOW paar
1.575
1.595
AOW alleenstaande
1.129
1.144
Het netto bijstandsbedrag stijgt in 2012 minder snel dan voorgaande jaren, doordat vanaf 2012 de dubbele algemene heffingskorting in het referentieminimumloon wordt afgebouwd; deze afbouw wordt over 20 jaar verspreid. De hoogte van de netto bijstand is van het referentieminimumloon afgeleid.
4.1.1 AOW De AOW-tegemoetkoming (33,65 euro per maand), een landelijke toeslag die iedere AOW -er met een volledige AOW in Nederland ontvangt, heet sinds 1 juni 2011 de ‘koopkrachtregeling voor oudere belastingplichtigen (KOB)’. De tegemoetkoming KOB gaat vanaf 2012 meetellen voor het inkomen bij de toekenning van bijstand aan ouderen. Dit betekent een teruggang van 33 ,65 euro per maand voor ouderen die geen volledige AOW hebben en geen andere inkomsten. Dit zijn e
e
voornamelijk mensen die niet tussen hun 15 en 65 continue in Nederland hebben gewoond. We gaan er in de berekeningen van de alleenstaande en het echtpaar van 65 jaar of ouder van uit dat men recht heeft op volledig AOW. Deze maatregel is dus niet van invloed op de berekeningen. Daarnaast gaat vanaf 2012 de AOW in op de datum dat iemand 65 wordt, niet meer op de eerste van de maand waarop iemand 65 wordt. Dit heeft geen invloed op de berekeningen in dit rapport.
Minima-effectrapportage gemeente Zaanstad 2011 – 2012
- 25 -
Huishoudens waarbij 1 partner boven de 65 jaar is en 1 partner onder de 65 en waarvan de partner onder de 65 weinig verdient, kunnen aanspraak maken op AOW -partnertoeslag. In 2015 wordt deze partnertoeslag afgeschaft. Per 1 augustus 2011 is dez e partnertoeslag met 10% gekort, behalve voor huishoudens die samen minder dan 162 procent van het minimumloon hebben. 4.1.2 Huishoudtoets Voor de bijstand is vanaf 2012 niet alleen meer gekeken naar het inkomen van de partner, maar ook naar het inkomen van thuiswonende kinderen. Inwonende kinderen van 18 jaar of ouder hebben geen zelfstandig recht meer op bijstand. De inkomsten en vermogen van meerderjarige kinderen zijn in dit onderzoek volledig meegenomen, om vast te stellen of een huishouden in aanmerking komt voor bijstand. Vanaf juni 2012 geldt dit inkomen niet meer voor de bepaling van de hoogte van de bijstand.
De inkomsten van kinderen tot 16 jaar worden volledig vrijgelaten; bij 16 en 17 jarigen wordt boven een bepaalde grens het inkomen meegenomen. Er is een uitzondering gemaakt voor zorgbehoevenden. Een gezinslid wordt als zorgbehoevend aangemerkt als hij aan alle onderstaande voorwaarden voldoet:
aangetoond wordt door middel van een geldig indicatiebesluit dat hij is aangewezen op tien of meer uren per week zorg als bedoeld in artikel 9a, eerste lid, van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten, voor zover het betreft: o
persoonlijke verzorging,
o
verpleging,
o
begeleiding,
o
verblijf, of
o
voortgezet verblijf,
(waarbij voor begeleiding, verblijf of voortgezet verblijf een dagdeel geldt als 4 uren en een etmaal als 24 uren):
aangetoond wordt dat hij met betrekking tot een of meer van de soorten zorg als bedoeld in het vorige onderdeel, waarop hij voor in totaal voor ten minste tien uur per week is aangewezen, geen persoonsgebonden budget ontvangt en dat die niet geheel of deels worden verleend door een zorgaanbieder als bedoeld in artikel 1, onderdeel j, van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten;
hij aannemelijk maakt dat een of meer van diens meerderjarige kinderen die tot dat gezin behoren respectievelijk een of meer van diens ouders die tot dat gezin behoren zorg, die voldoet aan de voorwaarde, bedoeld in het vorige onderdeel, aan die persoon verlenen voor ten minste het a antal uren waar die persoon met betrekking tot die zorg volgens dat indicatiebesluit op is aangewezen doch in totaal voor ten minste tien uren per week; en
jonger is dan 65 jaar.
Een zorgbehoevende die aan alle bovengenoemde voorwaarden voldoet, heeft een zelfstandig recht op bijstand. Het inkomen van overige gezinsleden (broers/zussen etc.) hebben geen invloed op het recht op bijstand van de zorgbehoevende; alleen op het recht op bijstand van de ouder(s).
Minima-effectrapportage gemeente Zaanstad 2011 – 2012
- 26 -
Daarnaast wordt een uitzondering gemaakt voor thuiswonende meerderjarige studenten, waarvan het inkomen, inclusief de ontvangen studiefinanciering niet meer dan 80% van het netto minimumloon inclusief vakantiebijslag (1.059,49 euro netto per maand). In dat geval wordt het meerderjarige studerende kind niet als gezinslid aangemerkt.
In de berekende voorbeeldsituatie zijn er twee type huishoudens (met een 12-jarig kind, een 17jarig kind en een 20-jarig werkend kind), waarbij de huishoudtoets van toepassing was. In de vergelijking met 2011 had dit huishouden recht op een bijstandsuitkering voor de ouder(s), met behoud van het inkomen van de 20-jarige. Dit geldt ook weer na afschaffing van de huishoudtoets.
4.2 Verandering in tegemoetkomingen en toeslagen 4.2.1 Kinderbijslag en kindgebonden budget De kinderbijslag daalt met ongeveer 3 euro per kind per maand. Het kindgebonden budget voor het eerste en tweede kind stijgt met enkele euro´s per jaar. Vanaf 3 kinderen of meer daalt het kindgebonden budget fors.
4.2.2 Kinderopvangtoeslag Huishoudens die gebruik maken van kinderopvang, krijgen te maken met een lagere kinderopvangtoeslag. Dit wordt veroorzaakt doordat de maximaal te vergoeden uurprijs in 2012 gelijk blijft met 2011 (6,36 euro per uur voor dagopvang en 5,93 euro voor buitenschoolse opvang) en de uurprijs toeneemt. Daarnaast wordt het percentage van de kinderopvangkosten dat door de overheid vergoed wordt, verlaagd, vooral voor de hogere inkomens. Het aantal vergoede uren wordt afhankelijk van het aantal gewerkte uren van de minst werkende partn er.
Bij de voorbeeldhuishoudens gaan we er vanuit dat de alleenstaande ouder met jonge kinderen gebruik maakt van kinderopvang bij een inkomen boven bijstandsniveau. De 3-jarige gaat naar de dagopvang. We gaan er vanuit dat het uurtarief van het kinderda gverblijf in 2011 en 2012 gelijk is aan het maximaal te vergoeden uurtarief. De veranderingen in de kinderopvangtoeslag zijn in de begrotingen verwerkt.
4.2.3 Huurtoeslag Tot een bepaalde huur (366,37 euro) ontvangt men over het bedrag boven de basishuur volledig huurtoeslag. De basishuur is het deel van de huur dat iemand geacht wordt zelf te kunnen betalen (215,50 euro voor eenpersoonshuishoudens). Over de huur boven de 366,37 euro , de zogenaamde kwaliteitskortingsgrens, heeft men nog gedeeltelijk recht op huurtoeslag. In 2011 ontvangt men over dit gedeelte 75 procent huurtoeslag. In 2012 is dit huurtoeslagpercentage verlaagd tot 65 procent.
Minima-effectrapportage gemeente Zaanstad 2011 – 2012
- 27 -
Voor de gemeente Zaanstad wordt gerekend met een huur die ligt boven de huurkortingsgrens. Bij de berekening van de koopkrachtverandering wordt rekening gehouden met de veranderingen in de huurtoeslag.
4.2.4 Zorgtoeslag Huishoudens moeten een groter deel van de zorgpremie zelf betalen. Dit komt door een verlaging van de zorgtoeslag. Vooral voor huishoudens met een hoger inkomen dan 120 procent geldt dit (bij alleenstaanden is dat ongeveer 2 euro voor paren scheelt dat ongeveer 5 euro per maand ).
4.2.5 Tegemoetkomingen Wet tegemoetkomingen chronisch zieken en gehandicapten Bepaalde groepen chronisch zieken, gehandicapten en arbeidsongeschikten krijgen jaarlijks een vast bedrag als tegemoetkoming voor een aantal kosten die niet op een andere manier vergoed worden (landelijke regeling). Voor chronisch zieken en gehandicapten bestaat er een lage en hoge tegemoetkoming. Voor welke tegemoetkoming men in aanmerking komt hangt onder andere af van het zorggebruik en of men thuis of in een zorginstelling woont.
Vanaf 2012 wordt Wtcg-tegemoetkoming alleen nog uitgekeerd tot een bepaalde inkomensgrens. De tegemoetkoming vervalt bij de volgende inkomensgrens:
Bij paren: bij een gezamenlijk verzamelinkomen boven de 35.100 euro
Bij alleenstaanden: bij een verzamelinkomen boven de 24.570 eur o
Voor de voorbeeldhuishoudens waar in dit rapport naar wordt gekeken, speelt de tegemoetkoming Wtcg geen rol. In de berekeningen gaan wij er vanuit dat het echtpaar met zorgvraag niet in aanmerking komt voor de Wtcg.
4.2.6 Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) en AWBZ De eigen bijdrage binnen de Wmo is in 2012 gestegen van 17,80 naar 18,00 euro voor alleenstaanden en van 25,40 naar 25,80 euro voor paren.
Vanaf 2012 kunnen mensen alleen nog aanspraak maken op een persoonsgebonden budget (pgb) als zij een ‘verblijfsindicatie’ hebben en om die reden naar een AWBZ instelling zouden kunnen. Mensen die nu een AWBZ-indicatie hebben zonder verblijf, bijvoorbeeld voor persoonlijke verzorging of begeleiding, houden tot 1 januari 2014 hun pgb. Daarna kunnen zij zorg in natura ontvangen.
Minima-effectrapportage gemeente Zaanstad 2011 – 2012
- 28 -
4.3
Veranderingen in gemeentelijke regelingen
4.3.1 Inkomensnormering Vanaf 2012 moeten gemeenten het gemeentelijke inkomensbeleid normeren op maximaal 110 procent van het toepasselijk sociaal minimum. Deze regeling is van toepassing op alle categoriale regelingen, zoals langdurigheidstoeslag, categoriale bijzon der bijstand aan chronisch zieken en gehandicapten,
ouderen,
mensen
met
schoolgaande
kinderen,
collectieve
aanvullende
ziektekostenverzekeringen, stadspassen en participatieregelingen. Voor de individuele bijzondere bijstand is deze regeling niet van toep assing, aangezien dit als individueel maatwerk wordt gezien. 4.3.2 Bijzondere bijstand Gemeenten krijgen vanaf 2012 structureel extra middelen om in te zetten voor individuele bijzondere bijstand. Deze niet geoormerkte middelen worden toegevoegd aan het gemeentefonds.
4.3.3 Participatieregeling Vanaf 2012 zijn gemeenten verplicht in een verordening op te nemen dat zij de maatschappelijke participatie van kinderen uit arme gezinnen proberen te stimuleren en hoe zij hier invulling aan geven. Een mogelijkheid daartoe is via een participatieregeling. De gemeente heeft hier met de regeling Schoolgaande kinderen invulling aan gegeven.
4.3.4 Kwijtschelding gemeentelijke heffingen Vanaf 2012 kunnen gemeenten bij de berekening van kwijtschelding van lokale belas tingen rekening houden met de kosten van kinderopvang. Hierdoor hebben huishoudens met een relatief laag inkomen die gebruik maken van formele kinderopvang, mogelijk wel recht op kwijtschelding van de gemeentelijke heffingen, terwijl zij hier vorige jaar, gezien hun inkomen, geen recht op zouden hebben. De gemeente Zaanstad gaat dit vooralsnog niet toepassen.
4.3.5 Inkomensvrijlating voor alleenstaande ouders Sinds 2012 heeft de gemeente de mogelijkheid om alleenstaande ouders van 27 jaar of ouder met kinderen jonger dan 12 jaar een vrijstelling te geven als zij gedeeltelijk werken. Zij mogen 12,5 procent van hun inkomsten uit een betaalde (deeltijd)baan behouden, zonder gekort te worden op hun bijstandsuitkering, met een maximum van 120 euro netto per maand. Deze vrijlating duurt maximaal 30 maanden. Deze vrijlating geldt nadat gebruik is gemaakt van de algemene inkomensvrijlating, waarbij een bijstandsgerechtigde ten hoogste zes aaneengesloten maanden maximaal 25 procent van zijn inkomsten mag houden, met een maximum van
192 euro per
maand.
De gemeente besluit zelf of een bijstandsgerechtigde alleenstaande ouder voor deze nieuwe vrijlating in aanmerking komt. Bij de gemeente Zaanstad is deze maatregel (nog) niet doorgevoerd.
Minima-effectrapportage gemeente Zaanstad 2011 – 2012
- 29 -
In de berekeningen van het eenoudergezin met jonge kinderen komt deze maatregel niet nadrukkelijk naar voren, omdat we uitgaan van drie vastgestelde inkomens (100, 110 en 120 procent van de geldende bijstandsnorm), waarbij we als uitgangspunt hebben genomen dat iemand met een inkomen op 100 procent van de bijstandsnorm, niet werkt.
4.4
Verandering in uitgaven
Jaarlijks berekent het Nibud voor alle uitgavenposten in de begroting nieuwe bedragen. Door prijsveranderingen kunnen de uitgaven in 2011 anders zijn dan die in 2012. Het Centraal Planbureau verwacht dat gemiddeld de prijzen in 2012 2,12 procent stijgen ten opzichte van 2011.
4.4.1 Zorgkosten De premie van de collectieve zorgverzekering (basisverzekering plus de aanvullende verzekering) die de gemeente Zaanstad aanbiedt, is in 2012 3,36 euro duurder dan in 2011. Deze stijging is vergelijkbaar met de landelijk stijging van de basis- en de aanvullende verzekering. In het pakket van de basisverzekering zijn -op landelijk niveau- onderdelen geschrapt. Het gaat hierbij om de vergoeding voor maagzuurremmers voor niet-chronisch zieken, dieetadvisering, beweegkuur en vergoedingen voor het stoppen met roken. Ook is het aantal gesprekken bij de eerstelijns psycholoog van 8 naar 5 verlaagd. Voor de geestelijke gezondheidszorg zijn eigen betalingen ingevoerd. De verwachting van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is dat door deze pakketwijzigingen mensen in 2012 gemiddeld 8 euro per maand extra betalen. Meestal wordt dit opgevangen door een stijging van de premie van aanvullende verzekeringen.
Ten slotte stijgt het verplichte eigen risico van 170 naar 220 euro jaar. Gemiddeld genomen is niet iedereen dat eigen risico kwijt. In 2011 kostte het eigen risico iedere Nederlander gemiddeld 107 euro; de verwachting is dat dit in 2012 oploopt naar 133 euro. De gemiddelde betaling aan het eigen risico neemt in 2012 dus 26 euro per maand toe ten opzichte van 2011. In de begrotingen wordt verondersteld dat huishoudens met een minimum inkomen het verplichte eigen risico reserveren. De stijging van het verplichte eigen risico (50 euro per jaar) is zichtbaar in de begrotingen bij de uitgavenpost ‘extra ziektekosten’.
4.4.2 Huren Gemiddeld stijgen de huren in de sociale huursector met 2,2 procent voor huurders met een laag inkomen (belastbaar jaarinkomen onder de 43.000 euro). Huurders met een inkomen boven de 43.000 euro die in een sociale huurwoning wonen, kunnen een extra huurverhoging krijgen van maximaal 5 procent. In dit rapport is uitgegaan van een huurstijging van 2 procent: van 382 naar 390 euro voor huishoudens tot twee personen en van 424 naar 432 euro voor drie of meerpersoonshuishoudens.
Minima-effectrapportage gemeente Zaanstad 2011 – 2012
- 30 -
4.5
Fiscale veranderingen
4.5.1 Inkomensafhankelijke zorgpremie De maximale inkomensgrens waarover de inkomensafhankelijke zorgverz ekeringspremie moet worden betaald, is in 2012 verhoogd van 33.427 tot 50.065 euro per jaar. Tegelijkertijd daalt de procentuele premie van 7,75 naar 7,1 procent. Voor inkomens tot circa 36.500 euro is dit gunstig, voor inkomens daarboven ongunstig. Voor een werknemer met een inkomen van 50.000 euro betekent dit een achteruitgang van 30 euro per maand; voor werknemers die een inkomen van 20.000 euro hebben is het een vooruitgang van 5 euro per maand.
Bepaalde groepen huishoudens, onder andere zelfstandigen en 65-plussers, moeten de inkomensafhankelijke zorgpremie zelf betalen. Voor hen zijn bovengenoemde effecten nog groter.
4.5.2 Inkomensafhankelijke combinatiekorting Tweeverdieners en werkende alleenstaande ouders met kinderen jonger dan 12 jaar hebben recht op de inkomensafhankelijke combinatiekorting. Om ouders te stimuleren (beiden) te gaan werken, is deze heffingskorting extra verhoogd in 2012. Dit levert 20 euro per maand op.
4.5.3 Overdraagbaarheid algemene heffingskorting Bij paren waarbij één van beide partners werkt en de ander niet, kunnen de algemene heffingskorting van de niet-werkende partner overdragen op de ander, waardoor minder belasting hoeft te worden betaalt. Deze overdraagbaarheid wordt sinds 2009, verdeeld over een periode van 15 jaar, jaarlijks afgebouwd; de overdraagbare heffingskorting wordt verlaagd met 6,67 procent per jaar. Voor degenen op wie deze maatregel van invloed is, betekent deze verdere afbouw een achteruitgang van circa 11 euro per maand. Tot 2012 gold de afbouw van de algemene heffingskorting niet voor:
paren met één werkende partner waarvan een partner vóór 1972 geboren is
paren met één werkende partner waarvan een partner na 1972 is geboren en waarbij het paar kinderen onder de zes jaar heeft.
In 2012 komt daar verandering in. Voor paren waarvan één partner niet werkt en die geboren is tussen 1963 en 1972 en voor paren met kinderen onder de zes met één werkende partner waarbij de minstverdienende na 1972 geboren is, wordt de overdraagbaarheid van de algemene heffingskorting nu ook afgebouwd. Voor deze groepen bedraagt de achteruitgang circa 20 euro per maand. Alleen paren met de minstverdienende geboren voor 1963 zijn nog uitgezonderd.
Minima-effectrapportage gemeente Zaanstad 2011 – 2012
- 31 -
4.5.4 Veranderingen in de hoogte van heffingskortingen en belastingschijven
De algemene heffingskorting is met 4 euro per maand verhoogd.
Voor fulltime werkenden is de arbeidskorting met 10 euro per jaar verhoogd.
De ouderenkorting is met 10 euro per jaar verhoogd.
Alleenstaande ouders met thuiswonende kinderen hebben alleen nog recht op het nietinkomensafhankelijke deel van de alleenstaande ouderkorting voor thuiswonende kinderen tot 18 jaar. Die leeftijdsgrens liep tot en met 2011 nog tot 27 jaar.
De jonggehandicaptenkorting is gestegen van 695 euro naar 708 euro per jaar.
Minima-effectrapportage gemeente Zaanstad 2011 – 2012
- 32 -
5. Bestedingsruimte Dit hoofdstuk beschrijft de resultaten van het onderzoek over de inkomenssituatie van de veertien onderzochte huishoudens in 2012 vergeleken met 2011. Eerst komen de verschillen tussen de huishoudtypen in de gemeente Zaanstad aan bod. Vervolgens worden de verschillende inkomensniveaus met elkaar vergeleken.
5.1 Huishoudsamenstelling 5.1.1
Vóór invulling van het restpakket
De meeste onderzochte huishoudtypen hebben voldoende inkomen om de noodzakelijke uitgaven uit het basispakket te bekostigen. Dit valt op te maken uit tabel 1, in de kolom ‘saldo na basispakket’. De beide typen huishoudens met een werkend 20-jarige kind hebben te weinig inkomen om de noodzakelijke uitgaven uit het basispakket te betalen. Dit geldt zowel voor de alleenstaande ouder als voor het paar. 1
De specifieke gezinsnorm die voor de alleenstaande ouder met een meerderjarig kind geldt is onvoldoende om de kosten te dragen. De kosten aan voeding en kleding zijn bij een eenoudergezin met oudere kinderen hoger dan die bij een eenoudergezin met jonge kinderen. Tegelijkertijd is de bijstandsnorm bij aanwezigheid van een kind tussen 18- en 21 jaar lager dan die voor een alleenstaande ouder met minderjarige kinderen (inclusief de toeslag). Het verschil in bijstandsnorm tussen de alleenstaande ouder en het paar is te weinig om de extra kosten van een volwassenen te kunnen betalen. De reden dat ook bij de paren met een werkend 20-jarig kind te weinig ruimte is om de noodzakelijke uitgaven uit het basispakket te kunnen betalen.
In 2011 is dit resultaat niet te zien en heeft ieder huishouden voor invulling van het restpakket voldoende beschikbaar.
5.1.2
Na invulling van het restpakket
Wanneer naar de bestedingen in het restpakket (dus: de uitgaven aan sociale participatie en overige vrij te besteden uitgaven) wordt gekeken, blijkt dat veel meer huishoudtypen onvoldoende bestedingsruimte hebben om deze kosten te kunnen dragen. Alleen de huishoudens van 65 jaar of ouder hebben voldoende saldo om bij alle inkomens het restpakket te kunnen bekostigen.
In 2011 had het eenoudergezin met jongere kinderen bij elk inkomen geen tekort na invulling van het restpakket, in 2012 wel. De kinderopvangtoeslag pakte voor hen gunstig uit. Onder de tabellen bespreken we alle verschillende onderzochte huishoudens.
1
Bijstandsnorm voor een huishouden met 1 persoon ouder dan 21 jaar, 1 persoon tussen de 18 en 21 jaar en minderjarige kinderen aanwezig (1166,40 euro netto per maand inclusief vakantiegeld).
Minima-effectrapportage gemeente Zaanstad 2011 – 2012
- 33 -
Tabel 1. Overzicht saldo inkomsten min uitgaven; 2012 a. Alleenstaande onder de 65 jaar saldo na basispakket 100% € 62 110% € 117 120% € 164
saldo na basis- en restpakket € -49 € -59 € -17
b. Alleenstaande 65 jaar of ouder saldo na basispakket 100% € 209 110% € 256 120% € 318
saldo na basis- en restpakket € 99 € 102 € 159
c. Eenoudergezin met twee jonge kinderen (3 en 11 jaar) saldo na saldo na basis- en basispakket restpakket 100% € 204 € 10 110% € 262 € -3 120% € 345 € 80 d. Eenoudergezin met twee oudere kinderen (12 en 17 jaar) saldo na saldo na basis- en basispakket restpakket 100% € 184 € -79 110% € 238 € -96 120% € 320 € -14 e. Eenoudergezin met drie kinderen (12, 17 en 20 jaar (werkt)) saldo na saldo na basis- en basispakket restpakket 100% € -226 € -610 110% € 367 € -88 120% € 469 € 14 f. Eenoudergezin met drie kinderen (12, 17 en 20 jaar (studie)) saldo na saldo na basis- en basispakket restpakket 100% € 352 € 33 110% € 379 € -11 120% € 401 € 12
€ € €
inclusief langdurigheidstoeslag saldo na saldo na basis- en basispakket restpakket
€ € €
inclusief langdurigheidstoeslag saldo na saldo na basis- en basispakket restpakket 250 € 55 307 € 42 345 € 80
€ € €
inclusief langdurigheidstoeslag saldo na saldo na basis- en basispakket restpakket 229 € -34 283 € -51 320 € -14
€ € €
inclusief langdurigheidstoeslag saldo na saldo na basis- en basispakket restpakket -180 € -565 413 € -42 469 € 14
€ € €
inclusief langdurigheidstoeslag saldo na saldo na basis- en basispakket restpakket 397 € 78 424 € 34 401 € 12
€ € €
inclusief langdurigheidstoeslag saldo na saldo na basis- en basispakket restpakket 127 € -39 176 € -61 204 € -32
€ € €
inclusief langdurigheidstoeslag saldo na saldo na basis- en basispakket restpakket 94 € -163 152 € -176 166 € -163
g. Echtpaar, jonger dan 65 jaar
100% 110% 120%
€ € €
saldo na basispakket 82 130 204
saldo na basis- en restpakket € -84 € -106 € -32
h. Echtpaar met twee jonge kinderen (3 en 11 jaar) saldo na saldo na basis- en basispakket restpakket 100% € 49 € -209 110% € 107 € -222 120% € 166 € -163
Minima-effectrapportage gemeente Zaanstad 2011 – 2012
inclusief langdurigheidstoeslag saldo na saldo na basis- en basispakket restpakket 93 € -17 149 € -27 164 € -17
- 34 -
i. Echtpaar met twee oudere kinderen (12 en 17 jaar) saldo na saldo na basis- en basispakket restpakket 100% € 32 € -286 110% € 89 € -301 120% € 121 € -269 j. Echtpaar met drie kinderen (12, 17 en 20 (werkt)) saldo na saldo na basis- en basispakket restpakket 100% € -353 € -793 110% € 181 € -330 120% € 282 € -229 k. Echtpaar met drie kinderen (12, 17 en 20 (studie)) saldo na saldo na basis- en basispakket restpakket 100% € 151 € -223 110% € 136 € -309 120% € 199 € -246
€ € €
inclusief langdurigheidstoeslag saldo na saldo na basis- en basispakket restpakket 78 € -241 134 € -255 121 € -269
€ € €
inclusief langdurigheidstoeslag saldo na saldo na basis- en basispakket restpakket -307 € -747 226 € -285 282 € -229
€ € €
inclusief langdurigheidstoeslag saldo na saldo na basis- en basispakket restpakket 196 € -178 182 € -263 199 € -246
l. Echtpaar van 65 jaar of ouder
100% 110% 120%
€ € €
saldo na basispakket 261 338 461
inclusief langdurigheidstoeslag saldo na saldo na basis- en basispakket restpakket
saldo na basis- en restpakket € 95 € 124 € 247
m. Echtpaar, jonger dan 65 jaar met zorgvraag saldo na saldo na basis- en basispakket restpakket 100% € 45 € -121 110% € 94 € -143 120% € 121 € -116 n. Echtpaar van 65 jaar of ouder met zorgvraag saldo na saldo na basis- en basispakket restpakket 100% € 224 € 58 110% € 302 € 87 120% € 373 € 159
Minima-effectrapportage gemeente Zaanstad 2011 – 2012
€ € €
inclusief langdurigheidstoeslag saldo na saldo na basis- en basispakket restpakket 91 € -75 139 € -98 121 € -116 inclusief langdurigheidstoeslag saldo na saldo na basis- en basispakket restpakket
- 35 -
Tabel 2. Overzicht saldo inkomsten min uitgaven; 2011 a. Alleenstaande onder de 65 jaar saldo na basispakket 100% € 71 110% € 132 120% € 174
saldo na basis- en restpakket € -25 € -31 € -3
b. Alleenstaande 65 jaar of ouder saldo na basispakket 100% € 220 110% € 264 120% € 323
saldo na basis- en restpakket € 124 € 124 € 170
c. Eenoudergezin met twee jonge kinderen (3 en 11 jaar) saldo na saldo na basis- en basispakket restpakket 100% € 223 € 38 110% € 284 € 33 120% € 370 € 104 d. Eenoudergezin met twee oudere kinderen (12 en 17 jaar) saldo na saldo na basis- en basispakket restpakket 100% € 195 € -50 110% € 249 € -61 120% € 349 € 25 e. Eenoudergezin met drie kinderen (12, 17 en 20 jaar (werkt)) saldo na saldo na basis- en basispakket restpakket 100% € 354 € -9 110% € 405 € -28 120% € 473 € 29 f. Eenoudergezin met drie kinderen (12, 17 en 20 jaar (studie)) saldo na saldo na basis- en basispakket restpakket 100% € 361 € 64 110% € 381 € 18 120% € 420 € 47
€ € €
inclusief langdurigheidstoeslag saldo na saldo na basis- en basispakket restpakket
€ € €
inclusief langdurigheidstoeslag saldo na saldo na basis- en basispakket restpakket 268 € 83 330 € 79 370 € 104
€ € €
inclusief langdurigheidstoeslag saldo na saldo na basis- en basispakket restpakket 240 € -4 295 € -15 349 € 25
€ € €
inclusief langdurigheidstoeslag saldo na saldo na basis- en basispakket restpakket 399 € 36 451 € 17 473 € 29
€ € €
inclusief langdurigheidstoeslag saldo na saldo na basis- en basispakket restpakket 407 € 109 426 € 64 420 € 47
€ € €
inclusief langdurigheidstoeslag saldo na saldo na basis- en basispakket restpakket 147 € -2 212 € -8 242 € 12
€ € €
inclusief langdurigheidstoeslag saldo na saldo na basis- en basispakket restpakket 120 € -117 188 € -121 203 € -115
g. Echtpaar, jonger dan 65 jaar
100% 110% 120%
€ € €
saldo na basispakket 102 166 242
saldo na basis- en restpakket € -48 € -54 € 12
h. Echtpaar met twee jonge kinderen (3 en 11 jaar) saldo na saldo na basis- en basispakket restpakket 100% € 75 € -162 110% € 142 € -166 120% € 203 € -115
Minima-effectrapportage gemeente Zaanstad 2011 – 2012
inclusief langdurigheidstoeslag saldo na saldo na basis- en basispakket restpakket 103 € 7 164 € 1 174 € -3
- 36 -
i. Echtpaar met twee oudere kinderen (12 en 17 jaar) saldo na saldo na basis- en basispakket restpakket 100% € 55 € -242 110% € 122 € -245 120% € 168 € -209 j. Echtpaar met drie kinderen (12, 17 en 20 (werkt)) saldo na saldo na basis- en basispakket restpakket 100% € 200 € -216 110% € 211 € -276 120% € 333 € -163 k. Echtpaar met drie kinderen (12, 17 en 20 (studie)) saldo na saldo na basis- en basispakket restpakket 100% € 185 € -165 110% € 160 € -261 120% € 251 € -180
€ € €
inclusief langdurigheidstoeslag saldo na saldo na basis- en basispakket restpakket 100 € -197 167 € -200 168 € -209
€ € €
inclusief langdurigheidstoeslag saldo na saldo na basis- en basispakket restpakket 245 € -171 257 € -230 333 € -163
€ € €
inclusief langdurigheidstoeslag saldo na saldo na basis- en basispakket restpakket 231 € -119 206 € -215 251 € -180
l. Echtpaar van 65 jaar of ouder
100% 110% 120%
€ € €
saldo na basispakket 274 363 493
inclusief langdurigheidstoeslag saldo na saldo na basis- en basispakket restpakket
saldo na basis- en restpakket € 124 € 166 € 287
m. Echtpaar, jonger dan 65 jaar met zorgvraag saldo na saldo na basis- en basispakket restpakket 100% € 71 € -79 110% € 135 € -84 120% € 165 € -64 n. Echtpaar van 65 jaar of ouder met zorgvraag saldo na saldo na basis- en basispakket restpakket 100% € 241 € 92 110% € 331 € 134 120% € 412 € 206
Minima-effectrapportage gemeente Zaanstad 2011 – 2012
€ € €
inclusief langdurigheidstoeslag saldo na saldo na basis- en basispakket restpakket 116 € -33 181 € -39 165 € -64 inclusief langdurigheidstoeslag saldo na saldo na basis- en basispakket restpakket
- 37 -
a. Alleenstaande onder de 65 jaar Alleenstaanden onder de 65 jaar hebben voldoende bestedingsruimte om alle uitgaven uit het basispakket te betalen. Zij houden na de bekostiging van het restpakket echter te weinig over en komen negatief uit. Er is geen regeling die effect heeft op de kosten in het restpakket in 2012 waarop ze aanspraak kunnen maken. In 2011 hadden zij recht op de Regeling sociale contacten. b. Alleenstaande 65 jaar of ouder Alleenstaanden van 65 jaar of ouder hebben voldoende bestedingsruimte om alle uitgaven te betalen. Zij houden, na invulling van het restpakket, ruim 100 euro over om vrij te besteden als zij alleen een AOW-uitkering hebben. De hoogte van de AOW en de collectieve zorgverzekering hebben een positief effect op de bestedingsruimte van de alleenstaande oudere. Ditzelfde gold ook in 2011. c. Eenoudergezin met jonge kinderen (3 en 11 jaar) Eenoudergezinnen met jonge kinderen hebben op het minimum niveau (WWB) voldoende inkomsten om naast de uitgaven uit het basispakket, de uitgaven uit het restpakket te kunnen bekostigen. Het inkomen is voldoende (mede) door de extra heffingskortingen waar alleenstaande ouders recht op hebben en de kosten van jonge kinderen vallen mee ten opzichte van de kosten die oudere kinderen met zich meebrengen. Bij het inkomen van 110 procent van het toepasselijke minimum zien we echter onvoldoende bestedingsruimte. De kosten van kinderopvang drukken sterk op de begroting van dit huishouden. Bij
het
hogere
inkomstenniveau
neemt
het
netto
inkomen
voldoende
toe
om
de
kinderopvangkosten te kunnen dragen. In 2011 was de kinderopvangtoeslag wat ruimer waardoor het huishouden net wel in de plus uitkwam in tegenstelling tot net niet in 2012. d. Eenoudergezin met oudere kinderen (12 en 17 jaar) Het eenoudergezin met oudere kinderen heeft voldoende inkomsten om de basisuitgaven te kunnen bekostigen. Echter na de restpakketuitgaven resulteert bij élk inkomen een negatief saldo. De oudere kinderen drukken sterk op de basisbegroting van een huishouden waarbij schoolkosten en voeding belangrijke posten zijn, en ook de contributies uit het restpakket. Dit beeld is ook in 2011 te zien. Al was er toen net voldoende ruimte om de bij het hoogste inkomen het restpakket te kunnen betalen. e. Eenoudergezin met oudere kinderen (12, 17 en 20 jaar), waarbij de 20-jarige werkt In 2012 (januari – juni) komt dit eenoudergezin met een WWB-uitkering maandelijks ruim 200 euro tekort. Dit is het gevolg van de huishoudtoets, waarbij het inkomen van het werkende 20-jarige kind gekort wordt op de bijstandsnorm van het huishouden. Bij een inkomen boven het sociaal minimum gaan we er vanuit dat geen van de inwonenden een bijstandsuitkering ontvangt. Er hoeft dan ook niet gekort te worden, waardoor het inkomen een optelling wordt van het loon van de ouder en de inkomsten uit werk van de 20-jarige. Op 110 en 120 procent van de bijstandsnorm
Minima-effectrapportage gemeente Zaanstad 2011 – 2012
- 38 -
houdt dit huishouden dan ook per maand geld over, bij het hoogste inkomen ook na bekostiging van het restpakket.
Het eenoudergezin met drie oudere kinderen had in 2011 ruim voldoende inkomsten om de basisuitgaven te kunnen bekostigen. Hierbij gaan we er vanuit dat de inkomsten van het meerderjarige kind daadwerkelijk bijdragen aan de uitgaven van het huishouden en niet volledig vrij te besteden zijn. Dit geldt ook weer voor dit huishoudtype na afschaffing huishoudtoe ts in 2012 f.
Eenoudergezin met oudere kinderen (12, 17 en 20 jaar), waarbij de 20-jarige studeert
Van een studerend kind mag het huishouden naast WWB-uitkering maximaal 1059 euro houden. Dit eenoudergezin houdt daardoor, in vergelijking tot het huishouden waarvan het oudere kind werkt, met een WWB-uitkering maandelijks meer geld over voor bekostiging van het restpakket. Echter niet voldoende om de kosten van het restpakket volledig te kunnen dragen. In 2011 was dit beeld vergelijkbaar.
g. Echtpaar, jonger dan 65 jaar De kosten van het restpakket zijn voor het echtpaar bij alle inkomen s te hoog om volledig te kunnen worden bekostigd. Een belangrijke oorzaak van dit tekort is dat een echtpaar de kosten van twee volwassenen moet dragen, zoals de kosten van de zorgverzekering, kleding en voeding. De hogere bijstandsnorm voor een echtpaar (100 procent tegenover 90 procent voor alleenstaande ouder) is niet voldoende om deze extra kosten op te vangen. In 2011 was het inkomen op het hoogste niveau nog net voldoende om het restpakket te kunnen betalen.
h. Echtpaar met twee jongere kinderen (3 en 11 jaar) Ook het echtpaar met kinderen heeft onvoldoende budget om alle uitgaven uit zowel het basispakket als het restpakket te kunnen bekostigen. In 2011 was het beeld vergelijkbaar.
i.
Echtpaar met twee oudere kinderen (12 en 17 jaar)
Het echtpaar met de oudere kinderen heeft duidelijke nog minder budget om alle uitgaven uit zowel het basispakket als het restpakket te kunnen bekostigen. De oudere kinderen drukken sterk op de begroting terwijl hiertegenover te weinig extra inkomsten staan (ongeveer 80 euro meer dan bij het huishouden met jonge kinderen). Met twee oudere kinderen zijn noodzakelijke uitgaven hoog. Kosten aan voeding en kleding zijn bijvoorbeeld hoger dan bij een g ezin met jonge kinderen. Ook dit zagen we 2011.
j.
Echtpaar met drie oudere kinderen (12, 17 en 20 jaar), waarbij de 20-jarige werkt
Bij berekening met de huishoudtoets houdt ook dit huishouden met bijstand en een werkend meerderjarige kind te weinig over voor bekostiging van zowel basis- als restpakket.
Minima-effectrapportage gemeente Zaanstad 2011 – 2012
- 39 -
Bij de inkomens boven het minimum is dit wel mogelijk en is een vergelijkbaar beeld te zien met het eenoudergezin onder e. De kosten die meerderjarige kinderen met zich meebrengen, zoals de premie voor de basisverzekering of de kledingkosten, zijn voor ouders met een laag inkomen niet te dragen. De inkomsten van de 20-jarige, die worden opgeteld bij het gezinsinkomen, zijn ‘broodnodig’.
In 2011 was er (evenals bij het eenoudergezin) op WWB-niveau van het WWB-inkomen geen tekort te zien bij de basistuitgaven, het huishouden had voldoende bestedingsruimte.
k. Echtpaar met drie oudere kinderen (12, 17 en 20 jaar), waarbij de 20-jarige studeert Bij dit huishouden is te zien dat de extra inkomsten die het 20-jarige kind mag houden naast de bijstandsuitkering, een duidelijk minder negatief saldo voor het gezin oplevert bij het laagste inkomen. Het verschil is ruim 500 euro per maand met het gezin waarbij de oudste werkt, nadat ook de kosten van studeren worden meegerekend.
l.
Echtpaar van 65 jaar of ouder
Het inkomen van dit huishoudtype is bij alle niveaus voldoende o m de uitgaven in zowel het basisals het restpakket te kunnen doen. Dit huishouden komt is vergelijking tot de andere huishoudens het meest over.
m. Echtpaar jonger dan 65 jaar met zorgvraag Het echtpaar jonger dan 65 jaar met zorgvraag heeft iets minder ruimte over dan het huishouden zonder zorgvraag. Dit verschil is echter niet erg groot, de zorgkosten worden voor een groot deel vergoed via de bijzondere bijstand. Na betaling van alle noodzakelijke uitgaven, inclusief de verschillende soorten zorgkosten (maaltijdvoorziening, bijdrage voor de thuiszorg, sociale alarmering, extra waskosten), houdt het echtpaar zowel in 2012 als in 2011 voldoende saldo over voor het basispakket.
n. Echtpaar van 65 jaar of ouder met zorgvraag Het verschil tussen het echtpaar van 65 jaar of ouder met en zonder zorgvraag Is minder groot dan bij de huishoudens van 65-min. De kosten van het restpakket zijn lager omdat we er van uit gaan dat huishoudens met een zorgvraag minder uitgaven aan sport en cultuur hebben. Zowel in 2011 als 2012 zien we geen negatief saldo.
5.2 Inkomensniveau Voor elk huishoudtype zijn verschillende inkomensniveaus doorgerekend. Naast een inkomen op het geldende bijstandsnorm cq de toepasselijke AOW-norm zijn inkomens op 110 en 120 procent van deze normen gespecificeerd.
Minima-effectrapportage gemeente Zaanstad 2011 – 2012
- 40 -
Soms leidt een hoger inkomen tot een beperktere bestedingsmogelijkheid. Dit komt doordat landelijke en gemeentelijke inkomensondersteunende maatregelen, zoals huurtoeslag en kwijtschelding van gemeentelijke heffingen, er niet op voorhand toe leiden dat een huishouden meer te besteden heeft bij een hoger inkomen. In dat geval is sprake van een armoedeval. Deze situatie ontstaat voornamelijk wanneer huishoudens vanuit een uitkering uitstromen naar betaald werk. Op dat moment nemen de kosten door werk toe en komen rechten op diverse inkomensondersteunende regelingen (gedeeltelijk) te vervallen.
5.2.1
Vóór invulling van het restpakket
Na invulling van het basispakket (en vóór invulling van het restpakket) hebben de meeste onderzochte huishoudens meer bestedingsruimte naarmate hun inkomen toen eemt, met uitzondering van het echtpaar met 3 oudere kinderen, waarvan 20-jarige studeert. Voor het gezin met oudere kinderen geldt dat het totaal aan inkomsten nauwelijks toe neemt, doordat toeslagen behoorlijk afnemen. De vaste lasten nemen daarentegen wel toe, omdat de kwijtschelding van de gemeentelijke en waterschapslasten komen te vervallen . In 2011 was dit ook te zien.
5.2.2
Na invulling van het restpakket
Naast het echtpaar met 3 oudere kinderen, waarvan 20-jarige studeert, is er na invulling van het restpakket bij meerdere huishoudtypen sprake van een armoedeval. Zowel de alleenstaande onder de 65 jaar, de eenoudergezinnen met twee kinderen, het eenoudergezin met het studerend kind en de echtparen onder de 65 jaar met en zonder kinderen, houden bij een inkomen op bijstandsniveau meer over dan bij inkomen op 110 procent van deze norm. De belangrijk ste oorzaak van deze armoedeval zijn de kosten voor werk en (zoals vervoer). Bij een inkomen gelijk aan het bijstandsniveau gaan we er vanuit dat er niet wordt gewerkt en dat er dus ook geen reiskosten zijn. Maar bij een inkomen boven het WWB-niveau veronderstellen we dat er sprake is van een (kleine) baan. Vanzelfsprekend is het mogelijk dat de werkgever voorziet in een vergoeding van de reiskosten, maar daar wordt in deze rapportage niet vanuit gegaan. Huishoudens die geen vergoeding voor hun reiskosten ontvangen en huishoudens met een hoger inkomen, zullen in de regel wel met deze kosten te maken hebben.
Ook ouderen krijgen op 110 procent van het sociaal minimum te maken met extra kosten , vergelijkbaar aan de kosten voor woon-werkverkeer bij huishoudens jonger dan 65 jaar, waardoor de bestedingsruimte niet navenant toeneemt.
Voor alle huishoudtypen geldt bovendien dat op 110 procent van de geldende bijstandsnorm het recht op kwijtschelding volledig of gedeeltelijk wegvalt. Ook dit verklaart voor een deel de daling van de bestedingsruimte op 110 procent. Hierbij moet worden opgemerkt dat gemeentelijk heffingen en waterschapsbelastingen onderdeel uitmaken van het basispakket en niet van het restpakket. Echter, vóór invulling van het restpakket is de stijging van het inkomen op 110 procent groot genoeg om het wegvallen van de
Minima-effectrapportage gemeente Zaanstad 2011 – 2012
- 41 -
kwijtschelding op te vangen. Pas als ook de uitgaven in het restpakket toenemen ontstaat een armoedeval.
Bij de huishoudens met een meerderjarig werkend kind is geen armoedeval te zie n bij 110 procent. De inkomsten van het werkende kind worden op 110 procent niet meer verrekend (huishoudtoets bijstand) waardoor er voldoende toename is. In 2011 was er van deze huishoudtoets geen sprake en was daarom ook bij dit huishouden bij 110 procen t van het toepasselijke minimum een armoedeval zichtbaar.
Alle huishoudens hebben op 120 procent van de geldende bijstandsnorm meer bestedingsruimte dan bij een inkomen op 110 procent van de norm.
De bovengenoemde armoedeval bij 110 procent van het to epasselijke minimum was in 2011 bij alle huishoudens jonger dan 65 jaar te zien.
5.3
Langdurigheidstoeslag
Huishoudens die langdurig van een laag inkomen moeten rondkomen, kunnen in aanmerking komen voor langdurigheidstoeslag. In de gemeente Zaanstad geldt dit voor huishoudens tot 65 jaar met een inkomen tot en met 110 procent van het sociaal minimum. In 2012 is de huishoudtoets hierop van toepassing; er wordt dus rekening gehouden met het inkomen van alle meerderjarige gezinsleden. In tabel 1 en 2 staan in de laatste twee kolommen het saldo van de inkomsten min de uitgaven uitgewerkt waarbij ook rekening is gehouden met de langdurigheidstoeslag. Uit de tabel valt af te lezen dat een alleenstaande onder de 65 jaar die langdurigheidstoeslag ontvangt, maandelijks 93 euro over houdt nadat alle uitgaven uit het basispakket zijn gedaan. Zonder langdurigheidstoeslag was dit 62 euro.
Naast de armoedevallen die al zichtbaar waren zonder langdurigheidstoeslag, worden ook extra armoedevallen zichtbaar: het echtpaar met twee oudere kinderen en het echtpaar jonger dan 65 met zorgvraag. Met het inkomen op 120 procent van de geldende bijstandsnorm houden zij minder over dan bij het inkomen van 110 procent waarbij zij recht hebben op de langdurigheidstoeslag. Het wegvallen van de langdurigheidstoeslag wordt bij deze huishoudens niet opgevangen door toename van inkomen. Zonder de langdurigheidstoeslag was bij het gezin met oudere kinderen de toename van 110 naar 120 procent van de geldende bijstandsnorm niet groot (36 euro). De zorgkosten van een huishouden onder 65 jaar drukken op de begroting bij een inkomen hoger dan 110 procent omdat het huishouden dan niet meer volledig in aanmerking komt voor de vergoeding via de bijzondere bijstand. De extra kosten vanwege de draa gkracht zijn hoger dan de toename van het inkomen.
Minima-effectrapportage gemeente Zaanstad 2011 – 2012
- 42 -
5.4 Koopkrachtontwikkeling 2011 - 2012 In tabel 3 staan de koopkrachtmutaties weergegeven voor de onderzochte huishoudens. Het gaat om de mutatie van 2011 op 2012. De mutatie is gedaan op het totale inkomen, waarbij rekening is gehouden met alle bronnen zoals belastingen, heffingen en toeslagen.
Tabel 3. Overzicht koopkrachtmutatie 2011-2012; basispakket en restpakket
a. Alleenstaande onder de 65 jaar Basispakket -€ 10 -0,84% -€ 15 -1,18% -€ 10 -0,77%
Incl restpakket -€ 24 -2,07% -€ 28 -2,25% -€ 14 -1,10%
b. Alleenstaande 65 jaar of ouder Basispakket -€ 11 -0,85% -€ 7 -0,56% -€ 5 -0,35%
Incl restpakket -€ 25 -1,96% -€ 22 -1,64% -€ 11 -0,77%
c. Eenoudergezin met twee jonge kinderen (3 en 11 jaar) Basispakket Incl restpakket -€ 19 -1,09% -€ 28 -1,62% -€ 23 -0,97% -€ 36 -1,55% -€ 24 -0,90% -€ 24 -0,90% d. Eenoudergezin met twee oudere kinderen (12 en 17 jaar) Basispakket Incl restpakket -€ 11 -0,59% -€ 29 -1,63% -€ 12 -0,61% -€ 35 -1,84% -€ 29 -1,43% -€ 39 -1,90% e. Eenoudergezin met drie kinderen (12, 17 en 20 jaar (werkt)) Basispakket Incl restpakket -€ 587 -25,20% -€ 608 -26,10% -€ 45 -1,86% -€ 67 -2,74% -€ 11 -0,42% -€ 22 -0,89%
Minima-effectrapportage gemeente Zaanstad 2011 – 2012
- 43 -
f. Eenoudergezin met drie kinderen (12, 17 en 20 jaar (studie)) Basispakket Incl restpakket -€ 17 -0,69% -€ 38 -1,53% -€ 9 -0,35% -€ 36 -1,41% -€ 26 -0,99% -€ 43 -1,64% g. Echtpaar, jonger dan 65 jaar Basispakket -€ 20 -1,21% -€ 36 -2,05% -€ 38 -2,09%
Incl restpakket -€ 46 -2,84% -€ 62 -3,55% -€ 54 -2,99%
h. Echtpaar met twee jonge kinderen (3 en 11 jaar) Basispakket Incl restpakket -€ 26 -1,38% -€ 47 -2,49% -€ 35 -1,74% -€ 56 -2,77% -€ 37 -1,79% -€ 48 -2,31% i. Echtpaar met twee oudere kinderen (12 en 17 jaar) Basispakket Incl restpakket -€ 23 -1,14% -€ 44 -2,23% -€ 33 -1,57% -€ 56 -2,66% -€ 47 -2,18% -€ 60 -2,77% j. Echtpaar met drie kinderen (12, 17 en 20 (werkt)) Basispakket Incl restpakket -€ 553 -21,92% -€ 577 -22,87% -€ 30 -1,14% -€ 54 -2,06% -€ 51 -1,87% -€ 66 -2,42% k. Echtpaar met drie kinderen (12, 17 en 20 (studie)) Basispakket Incl restpakket -€ 34 -1,28% -€ 58 -2,19% -€ 24 -0,89% -€ 48 -1,78% -€ 52 -1,86% -€ 66 -2,37% l. Echtpaar van 65 jaar of ouder Basispakket -€ 13 -0,74% -€ 25 -1,37% -€ 32 -1,62%
Incl restpakket -€ 29 -1,65% -€ 43 -2,33% -€ 40 -2,05%
m. Echtpaar, jonger dan 65 jaar met zorgvraag Basispakket Incl restpakket -€ 26 -1,60% -€ 42 -2,59% -€ 41 -2,34% -€ 59 -3,37% -€ 44 -2,42% -€ 52 -2,86% n. Echtpaar van 65 jaar of ouder met zorgvraag Basispakket Incl restpakket -€ 17 -0,96% -€ 34 -1,92% -€ 29 -1,58% -€ 47 -2,56% -€ 39 -2,00% -€ 47 -2,41%
Minima-effectrapportage gemeente Zaanstad 2011 – 2012
- 44 -
Alle huishoudens gaan er in 2012 in koopkracht op achteruit. Dat is in lijn met de algemene 2
koopkrachtberekeningen die het Nibud in januari heeft gemaakt voor 100 voorbeeldhuishoudens .
De gezinnen met oudere kinderen er bij de laagste inkomens gaan er minder op achteruitgaan dan het hoogste inkomen. De verandering van de Regeling schoolgaande kinderen tussen 2011 en 2012 heeft een positief effect op de bestedingsruimte van deze huishoudens.
Voor de huishoudens waarvoor de huishoudtoets gold daalt de koopkracht van de alleenstaande ouder met het werkende kind met 25 procent en dat van het echtpaar met werkend kind met circa 22 procent.
Tabel 3 geeft geen eenduidig beeld op welk inkomensniveau huishoudens er het meeste op achteruit gaan. Dit verschilt per huishoudtype. Afgezien van de twee huishoudens met werkende meerderjarige
kinderen,
blijven
de
verschillen
in
koopkrachtontwikkeling
tussen
de
inkomensniveaus beperkt. Hieronder worden per huishoudtype de veranderingen in koopkracht besproken.
a. Alleenstaande jonger dan 65 jaar Belangrijkste oorzaken voor de koopkrachtdaling is de verhoging van de netto huur, de stijging van de kosten voor de zorgverzekering en de verhoging van het verplichte eigen risico (weergegeven bij de post ‘extra ziektekosten’).
b. Alleenstaande 65 jaar of ouder Ook de alleenstaande met AOW (incl pensioen) gaat er in koopkracht op achteruit vanwege de bovengenoemde redenen.
c. Eenoudergezin met jonge kinderen (3 en 5 jaar) Een alleenstaande ouder met jonge kinderen gaat er op achteruit ook vanwege de iets minder ontvangen huurtoeslag, omdat zij een minimale huur boven de kortingsgrens hebben. Hierdoor stijgen de netto huurkosten. De koopkrachtdaling is niet groot bij de inkomens boven het minimum omdat dit gezin profiteert van het feit dat de inkomensafhankelijke combinatiekorting is gestegen. Dit compenseert de stijging van de kosten van de kinderopvang en de vermindering van de kinderopvangtoeslag.
d. Eenoudergezin met oudere kinderen (12 en 17 jaar) Bij dit huishouden is de koopkrachtdaling bij de laagste twee inkomens wat minder groot. Dit wordt veroorzaakt door de ruimere Regeling schoolgaande kinderen. 2
Nibud koopkrachtmutaties, 20 januari 2012 (www.nibud.nl)
Minima-effectrapportage gemeente Zaanstad 2011 – 2012
- 45 -
e. Eenoudergezin met oudere kinderen (12, 17 en 20 jaar), waarbij de oudste werkt Het eenoudergezin met kinderen, waarvan één kind werkt en ouder is dan 18 jaar, ging er op bijstandsniveau enorm op achteruit door de invoering van de huishoudtoets op de bijstandsuitkering. Ook bij 110 procent speelde het een rol als het gaat om het recht op gemeentelijke inkomensondersteuning. Het totale inkomen van het huishouden is meer dan 110 procent van de geldende bijstandsnorm waardoor recht op gemeentelijke regeling is vervallen. Op 120 procent van de bijstandsnorm speelt deze sterke stijging van de uitgaven niet, doordat het huishouden zowel in 2011 als in 2012 niet in aanmerking kwam voor de gemeentelijke regelingen. Dit verklaart waarom de koopkrachtdaling op 120 procent van de toepasselijke bijstandsnorm kleiner is dan op 110 procent.
f.
Eenoudergezin met oudere kinderen (12, 17 en 20 jaar), waarbij oudste studeert
Wanneer het kind van 20 jaar studeert en maandelijks niet meer dan 1.059,34 euro netto per maand verdient, wordt het niet meegeteld als onderdeel van het gezin. De alleenstaande ouder heeft in 2012 recht op een bijstandsuitkering voor een alleenstaande ouder. De koopkrachtmutatie ligt in de lijn met de koopkrachtmutatie voor een alleenstaande ouder met twee kinderen.
g. Echtpaar van jonger dan 65 jaar Echtparen hebben te maken met de afbouw van de algemene heffingskorting omdat we bij het inkomen van 110 procent of meer, er van uitgaan dat er één van het paar werkt. De koopkrachtmutatie is bij de hoogste twee inkomens om die reden hoger dan bij het laagste.
h. Echtpaar met twee kinderen (5 en 11 jaar) Het echtpaar met jonge kinderen heeft met lagere afbouw van de algemene heffingskorting te maken dan het echtpaar zonder kinderen. Dit is de reden dat de koopkrachtafname bij de hogere inkomens minder groot is dan bij huishoudtype g. Ook het voordeel van de Regeling schoolgaande kinderen voor de 5 jarige is in de koopkrachtcijfers van vooral het basispakket terug te zien.
i.
Echtpaar met twee kinderen (12 en 17 jaar)
Dit huishoudtype heeft bij de laagste twee inkomensniveaus duidelijk voordeel van de ruimere regeling Schoolgaande kinderen in het basispakket.
j.
Echtpaar met drie kinderen (12, 17 en 20 jaar werkend)
De koopkrachtmutaties van dit huishoudtype zijn vergelijkbaar met die van het eenoudergezin met het oudere werkende kind. Daarnaast heeft dit huishoudtype vanwege de drie volwassenen extra last van het hogere eigen risico van de zorgverzekering waardoor de koopkracht sterker afneemt dan bij het eenoudergezin.
Minima-effectrapportage gemeente Zaanstad 2011 – 2012
- 46 -
k.
Echtpaar met drie kinderen (12, 17 en 20 jaar studerend)
Dit huishoudtype heeft ook weer duidelijk voordeel van de ruimere Regeling Schoolgaande kinderen bij de laagste twee inkomensniveaus.
l.
Echtpaar van 65 jaar of ouder
Bij het oudere paar met een AOW-uitkering daalt de koopkracht. De stijging van het netto inkomen weegt voor dit huishoudtype niet op tegen de daling van de huurtoeslag en de zorgtoeslag.
m. Echtpaar jonger dan 65 jaar met zorgvraag Het echtpaar met zorgvraag heeft een iets hogere koopkrachtdaling dan het huishouden zonder zorgvraag. Zowel de afbouw van de algemene heffingskorting, de ruimere draagkracht voor de berekening van de vergoeding volgens de bijzondere bijstand, als de iets hogere eigen bijdrage WMO zijn hiervoor verantwoordelijk.
n. Echtpaar van 65 jaar of ouder met zorgvraag Ook voor dit huishouden geldt een iets hogere koopkrachtdaling dan het vergelijkbare huishouden zonder zorgvraag wegens bovengenoemde oorzaken.
Minima-effectrapportage gemeente Zaanstad 2011 – 2012
- 47 -
Minima-effectrapportage gemeente Zaanstad 2011 – 2012
- 48 -
6. Conclusies en aanbevelingen Dit hoofdstuk beschrijft, naar aanleiding van de resultaten uit hoofdstuk 5, de conclusies. Aanvullend worden er verschillende aanbevelingen gegeven voor aanpassing van regelingen in het kader van minimabeleid van de gemeente Zaanstad. Er wordt eerst ingegaan op de koopkrachtontwikkelingen, vervolgens op de huishoudens die de meeste aandacht vergen in het minimabeleid en tenslotte op de inkomensondersteunende regelingen.
6.1 Koopkrachtontwikkelingen Alle onderzochte huishoudtypen gaan er dit jaar op achteruit, op alle drie de onderzochte inkomensniveaus (100, 110 en 120 procent van de toepasselijke minimumnorm). Bij de voorbeeldhuishoudens berekend door het Nibud in januari 2012, met een inkomen op bijstands/AOWniveau varieert de koopkrachtdaling van 0,5 tot 2,2 procent.
Bovenstaande koopkrachtdaling sluit aan bij de berekeningen die het Nibud aan het begin van het jaar heeft gemaakt voor een honderdtal voorbeeldsituaties. Toen zagen we al dat huishoudens er vaak minimaal 1 procent op achteruit gingen en bijstandsgerechtigden in 2012 een koopkrachtdaling van 1,2 tot 2,5 procent kunnen verwachten. Deze berekeningen geven echter een vrij algemeen beeld waarin geen rekening is gehouden met eventuele prijsstijgingen van minimaal noodzakelijke uitgaven. Ook met het lokale minimabeleid is in deze berekeningen geen rekening gehouden. In dit rapport is dat wel gedaan.
De huishoudens in dit rapport krijgen met diverse bezuinigingsmaatregelen te maken:
Huishoudens met een bijstandsuitkering hebben te maken met een minder sterke stijging van
deze
uitkering
door
de
afbouw
van
de
algem ene
heffingskorting
in
het
referentieminimumloon.
De kinderbijslag daalt met ongeveer 3 euro per kind per maand.
De kinderopvang is duurder geworden. Hierdoor is de alleenstaande ouder uit het voorbeeld, waarvan één kind naar de dagopvang gaan, in 2012 ruim 20 euro per maand meer kwijt dan in 2011.
Op de huurtoeslag wordt bezuinigd. Dit scheelt ongeveer 15 euro per maand voor een echtpaar met een huur boven de kortingsgrens.
De verhoging van het verplichte eigen risico voor de zorgverzekering van 170 euro n aar 220 euro per jaar verhoogt de extra eigen ziektekosten met circa 4 euro per maand.
Op gemeentelijk niveau zijn er enkele wijzigingen tussen 2012 en 2011 die ook van invloed zijn op de koopkracht:
De Regeling Schoolgaande kinderen keert ook uit aan jongere kinderen en voor de oudere scholieren geldt een hoger bedrag.
Minima-effectrapportage gemeente Zaanstad 2011 – 2012
- 49 -
De Regeling Sociale contacten is komen te vervallen in 2012.
De gemeentelijke- en waterschapslasten zijn hoger, evenals de premie van de collectieve zorgverzekering en die van eigen bijdrage WMO.
Van alle onderzochte situaties zien de echtparen met oudere kinderen een verbetering in hun koopkracht in 2012 ten opzichte van 2011. Zij profiteren het meest van de verruimde Regeling schoolgaande kinderen.
Gemeenten mogen dit jaar hun inkomensondersteuning voor specifieke groepen (schoolgaande kinderen, ouderen, chronisch zieken) nog maar toekennen tot een inkomensgrens tot en met 110 procent van de geldende bijstandsnorm. Op de minima in de gemeente Zaanstad heeft dit geen (negatieve) effecten, omdat de regelingen in de gemeente Zaanstad in 2011 ook al tot en met 110 procent van de toepasselijke bijstandsnorm liepen.
6.2 Bestedingsruimte In de gemeente Zaanstad hadden alle onderzochte huishoudtypen in 2011 genoeg bestedingsruimte om alle uitgaven uit het basispakket te bekostigen. In 2012 geld dit ook (muv gezinnen met het werkende kind van 20 jaar) op alle inkomensniveaus.
De uitgaven uit het restpakket, met onder meer uitgaven aan sociale participatie, zijn alleen voor de alleenstaande 65-plusser, het eenoudergezin met jonge kinderen en de echtparen 65-plus, op zowel 100, 110 en 120 procent van de toepasselijke minimumniveau, geen probleem. De andere huishoudens komen wel tekort na invulling van het restpakket.
Gezinnen met oudere, meerderjarige kinderen Meerderjarige kinderen brengen hogere kosten met zich mee dan jonge kinderen en hebben geen recht op kinderbijslag en andere landelijke tegemoetkomingen. Tegelijkertijd hebben deze huishoudens niet veel meer inkomen om de hogere kosten op te vangen. Het inkomen van het werkende kind is ‘brood’nodig om alle uitgaven te kunnen betalen. Het vragen van kostgeld is hierbij een voorwaarde.
Werkende huishoudens met armoedeval Dat het tekort op 110 procent van het bijstandsniveau -ondanks het hogere netto inkomen- niet kleiner wordt dan op bijstandsniveau, wordt veroorzaakt door de extra kosten die gemaakt moeten worden in verband met werk (vervoer en presentatie). In de praktijk zal het voorkomen dat deze reiskosten door de werkgever vergoed worden. Mocht dit niet het geval zijn of valt de vergoeding weg, dan kan de gemeente overwegen om hier (individuele) bijzondere bijstand te verstrekken, net zolang totdat het inkomen hoog genoeg is om de extra reiskosten zelf te betalen.
Minima-effectrapportage gemeente Zaanstad 2011 – 2012
- 50 -
Opvallend is dat bij geen enkel huishouden een armoedeval te zien is op 120 procent, als huishouden geen recht meer
hebben
op gemeentelijke regelingen
zoals
de Regeling
schoolgaande kinderen. Wel heeft het wegvallen van de langdurigheidstoeslag bij twee huishoudens een armoedeval tot gevolg, te weten bij het echtpaar met twee oudere kinderen en het echtpaar jonger dan 65 jaar met zorgvraag.
Echtparen met zorgvraag De echtparen met diverse zorgkosten komen in de gemeente Zaanstad voor allerlei tegemoetkomingen in aanmerking, mede vanuit de individuele bijzondere bijstand. De totale uitgaven zijn wel wat hoger dan het vergelijkbare huishouden zonder zorgvraag, maar dit lijdt niet tot extra problemen. Het Nibud adviseert de gemeente Zaanstad de huidige regelingen die gelden voor een zorghuishouden te handhaven.
6.3 Regelingen De diverse vormen van inkomensondersteuning in de gemeente Zaanstad hebben een positief effect op de bestedingsruimte van de inwoners. Door de inkomensondersteuning zijn nagenoeg alle huishoudens in de gemeente Zaanstad in staat de noodzakelijke, onvermijdbare uitgaven te betalen.
Het Nibud adviseert de gemeente Zaanstad de inkomensondersteunende maatregelen voor gezinnen met kinderen zoals die in 2012 gelden in ieder geval te handhaven en niet aan te passen aan 2011. Voor de huishoudens met kinderen heeft dit namelijk duidelijk een minder grote koopkrachtdaling tot gevolg of in enkele gevallen zelfs een koopkrachtstijging.
Kwijtscheldingsbeleid Om voor kwijtschelding van gemeentelijke heffingen en waterschapslasten in aanmerking te komen hanteren zowel de gemeente als het waterschap een kwijtscheldingsnorm van 100 procent, waarbij de draagkracht gezamenlijk, éénmalig, wordt berekend. Indien sprake is van (een beperkte) betalingscapaciteit wordt deze voor de helft ingezet voor de gemeentelijke heffingen en voor de andere helft voor die van het waterschap. Het Nibud adviseert deze berekeningsmethode te behouden, aangezien dit gunstig uitwerkt voor huishoudens met een inkomen vlak boven bijstandsniveau.
Vanaf 2012 kunnen gemeenten bij de berekening van kwijtschelding van lokale belasting rekening houden met de kosten van kinderopvang. In de gemeente Zaanstad is dit nog niet doorgevoerd. Gezien de ruime bestedingsruimte van de alleenstaande ouder die ge bruik maakt van kinderopvang, is het nu niet noodzaak om rekening te houden met de eigen bijdrage in de kinderopvang. Mochten de netto kosten hiervan volgend jaar wederom omhoog gaan dan kan het
Minima-effectrapportage gemeente Zaanstad 2011 – 2012
- 51 -
problemen gaan opleveren voor dit huishouden en is een berekening van de kwijtschelding op basis van de kinderopvangkosten gewenst.
Collectieve zorgverzekering De collectieve zorgverzekering heeft een positieve invloed op de minima van gemeente Zaandam. Inwoners met een inkomen toe en met 110 procent van het soc iaal minimum komen in aanmerking voor een collectieve zorgverzekering. De premie voor deze zorgverzekering is niet veel lager dan de landelijke gemiddelde premie, maar de deelnemers zijn met deze verzekering uitgebreider verzekerd zijn dan huishoudens met een gemiddelde verzekering. Door deze uitgebreide verzekering zal het beroep op de bijzondere bijstand lager zijn, wat gunstig uitpakt voor zowel de (uitvoerings) kosten van de gemeente als voor de deelnemers: zij krijgen hun medische kosten automatisch vergoed via hun zorgverzekering.
Het Nibud adviseert de gemeente de collectieve verzekering actief te promoten zodat iedereen die er recht op heeft van dit dekkingsvoordeel gebruik kan maken en geen aanspraak hoeft te maken op de bijzondere bijstand.
Langdurigheidstoeslag In Zaanstad kunnen huishoudens met een laag inkomen in aanmerking komen voor langdurigheidstoeslag, deze loopt tot een inkomensgrens van 110 procent van het sociaal minimum. De regeling heeft een gunstig effect op de bestedingsruimte van huishoudens die langdurig van een laag inkomen moeten rondkomen. Voor dit soort huishoudens wordt het steeds lastiger om geld te reserveren voor grote aankopen. Het Nibud adviseert dan ook deze regeling te handhaven en mogelijk voor drie aparte doelgroepen aan te bieden, de alleenstaanden, de eenoudergezinnen en de echtparen. De paren hebben in dit onderzoek namelijk de minste koopkracht.
Omdat huishoudens met twee volwassenen (echtparen) het financieel moeilijker hebben dan alleenstaande ouders adviseert het Nibud te onderzoeken of een participatieregeling voor volwassenen tot de mogelijkheden behoort.
Minima-effectrapportage gemeente Zaanstad 2011 – 2012
- 52 -
Bijlage 1: Begrotingen In onderstaande tabellen zijn de begrotingen van de verschillend e huishoudtypen opgenomen. Voor alle huishoudens wordt op een rij gezet hoe het budget er bij de verschillende inkomensniveaus uit ziet.
Een aantal inkomensondersteunende regelingen werkt door in het basispakket. Hieronder worden ze kort beschreven.
Kwijtschelding van heffingen In de begrotingen is de kwijtschelding van de gemeentelijke- en waterschapsheffingen verwerkt bij de heffingsbedragen. Dit wordt aangegeven met • achter het resterende bedrag.
Collectieve ziektekostenverzekering De gemeente Zaanstad biedt inwoners de mogelijkheid zich te verzekeren via een collectieve ziektekostenverzekering. Huishoudens kunnen gebruik maken van een basisverzekering en een aanvullende verzekering. Bij de uitgavenposten ‘basispremie zk-verzekering’ en ‘aanvullende zkverzekering’ hebben we de maandelijkse bedragen van de co llectieve zorgverzekering gebruikt.
Algemene opmerking De posten die horen bij een restpakket zijn niet in de basisbegroting opgenomen: ze zijn met een * gemerkt. De optellingen in de begroting en de restpakketten kunnen soms niet exact kloppend lijken. Dit komt doordat we bij de berekeningen met niet-afgeronde bedragen rekenen, terwijl de uiteindelijke begrotingen in gehele euro´s zijn weergegeven.
Minima-effectrapportage gemeente Zaanstad 2011 – 2012
- 53 -
Minima-effectrapportage gemeente Zaanstad 2011 – 2012
- 54 -
Bijlage 2: Inkomsten Inkomsten Het inkomen in de begrotingen is inclusief vakantietoeslag en de heffingskortingen die op de loonstrook
staan
(bijvoorbeeld
de
algemene
heffingskorting
en
de
arbeidskorting).
De
heffingskortingen die via de voorlopige teruggaaf moeten worden aangevraagd (bijvoorbeeld de combinatiekorting)
worden
daarna
bij
het
inkomen
getel d.
Hier
staat
ook
eventuele
tegemoetkomingen en toeslagen, zoals kinderbijslag, kindgebonden budget, zorgtoeslag, huurtoeslag en kinderopvangtoeslag. Het uitgangspunt is dat huishoudens alle kortingen waar ze recht op hebben ook daadwerkelijk aanvragen.
Langdurigheidstoeslag Huishoudens in de gemeente Zaanstad die voorafgaand aan de peildatum gedurende vijf jaar over een inkomen beschikken dat niet hoger is dan 110 procent van de voor belanghebbende(n) geldende bijstandsnorm, hebben recht op de langdurigheidstoeslag. De regeling is bedoeld voor huishoudens tussen de 21 en 65 jaar die langdurig op het minimum leven en die geen uitzicht hebben op hoger inkomen. Huishoudens die in aanmerking komen voor de toeslag worden vergeleken met de huishoudens die hier geen recht op hebben. In de tabellen 1 en 2 van deze bijlage is de langdurigheidstoeslag verwerkt.
Algemene opmerking Naast bovenstaande inkomensondersteunende maatregelen wordt bij de inkomsten rekening gehouden met de zorgtoeslag, de huurtoeslag, de kinderbijslag en het kindgebonden budget.
Minima-effectrapportage gemeente Zaanstad 2011 – 2012
- 55 -
Minima-effectrapportage gemeente Zaanstad 2012
- 56 -
Bijlage 3: Verantwoording uitgaven Het Nibud gebruikt diverse bronnen voor de referentiecijfers. Hieronder volgt een korte verantwoording van keuzes en bronnen uitgesplitst naar het basis - en het restpakket.
1. Basispakket Huur Er wordt gerekend met een door de gemeente aangeleverde huur, die afhankelijk is van de huishoudsamenstelling. Voor één- en tweepersoonshuishoudens wordt van een lagere huur uitgegaan dan voor meerpersoonshuishoudens.
Energie Dit is 90 procent van de prijs van gemiddeld gebruik naar huishoudtype met een opslag voor huishoudens van 65 jaar of ouder (gasverbruik). Daarbij hanteert het Nibud de prijs van het gemiddelde verbruik.
Heffingen Dit zijn de gemeentelijke en waterschapsheffingen verminderd met de eventuele kwijtschelding.
Telefoon, internet en kabel Deze bedragen zijn gebaseerd op het bellen met een mobiele telefoon met een sim-only abonnement voor 100 tot 150 belminuten per maand, een basisabonnement voor internet en een analoog televisie abonnement via de kabel.
Zorgverzekeringen Dit betreft de nominale premie van de basis- en aanvullende verzekering inclusief de minst uitgebreide tandartsverzekering. Voor
huishoudens
die voldoen aan de
voorwaarden is de collectiviteitskorting van toepassing.
Overige verzekeringen Dit betreft een aansprakelijkheidsverzekering, een inboedelverzekering en voor volwassenen in huishoudens onder de 65 jaar een uitvaartverzekering.
Minima-effectrapportage gemeente Zaanstad 2012
- 57 -
Schoolkosten Deze bedragen zijn gebaseerd op onderzoek van het Nibud, en betreffen de mediaanbedragen exclusief reiskosten.
Kinderopvang Dit zijn de kosten
minus, indien van toepassing, de vergoeding via de bijzondere
bijstand. De vergoeding via de Belastingdienst (de kinderopvangtoeslag) is niet verrekend, deze staat bij de inkomsten.
Kleding en schoeisel Deze bedragen zijn gebaseerd op het Nibud-basispakket voor kleding.
Inventaris en onderhoud Bedragen zijn gebaseerd op het Nibud-basispakket voor inventaris en onderhoud.
Extra ziektekosten In het basispakket zitten kosten die elk huishouden heeft. De kosten betreffen de huisapotheek met pleisters, aspirines e.d. Voor de huishoudens met een zorgvraag wordt onder deze post ook de eigen bijdrage Wmo verrekend. In 2011 was de eigen bijdrage
voor alleenstaanden 17,80 euro en
voor samenwonenden 25,40 euro per vier weken. In 2012 is de eigen bijdrage voor alleenstaanden 18 euro en voor samenwonenden 25,80 euro per vier weken.
Voeding De bedragen zijn gebaseerd op de aanbevolen hoeveelheden voor een gezonde voeding van het Voedingscentrum en de prijzen van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS).
Reiniging Dit is een bedrag per huishouden en een bedrag per persoon op basis van Nibud onderzoek.
Persoonlijke verzorging Uitgegaan is van een bedrag per persoon op basis van Nibud-onderzoek.
Minima-effectrapportage gemeente Zaanstad 2012
- 58 -
Diversen Dit is een bedrag per huishouden en een bedrag per persoon voor diverse uitgaven.
Strippenkaart en fiets Voor ieder lid van het huishouden zijn dit de kosten van een fiets en de kosten voor openbaar vervoer ten hoogte van het tarief van de voormalige strippenkaart. Voor de huishoudens met zorgvraag wordt gerekend met collectief vervoer. De gemeente Zaanstad hanteert voor de deeltaxi (collectief vraagafhankelijk vervoer) een Wmo-tarief van 0,50 euro per OV-zone en een bedrag van 0,50 euro als instap.
2. Restpakket Het bedrag dat overblijft nadat alle uitgaven uit het basispakket zijn gedaan, is bestemd voor vrije bestedingen. Alle vrije bestedingen vormen samen het restpakket.
Pakket voor sociale participatie Als voorbeeld heeft het Nibud in samenwerking met het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP) een pakket aan uitgaven voor sociale participatie opgesteld. De uitgavenposten waar rekening mee is gehouden staat hieronder weergegeven evenals de richtbedragen voor deze uitgavenposten.
Uitgaven aan sociale participatie, bedrag per maand (voor 2011 en 2012) 2011 € Contributies en abonnementen per kind 4-12 jaar 10 per persoon >12 jaar 15 per huishouden 2 Bezoek ontvangen per persoon 7,50 per huishouden 10 Op bezoek gaan per persoon 5 Vakantie/uitgaan per persoon 15 per huishouden 20 Vervoer per persoon 8 per huishouden 4 Bron: Hoff et al, SCP/Nibud, 2009, berekeningen Nibud, 2011 en 2012
Minima-effectrapportage gemeente Zaanstad 2012
2012 € 11 16 2 8 11 5 16 21 8 4
- 59 -
Overig restpakket Naast de uitgaven zoals gespecificeerd in het pakket aan sociale participatie kunnen nog allerlei overige uitgaven als voorbeeld in het restpakket worden opgenomen. In dit onderzoek zijn dat posten voor zakgeld, een huisdier en de kosten gerelateerd aan arbeid (zoals vervoer en presentatie). De zakgeldbedragen zijn gebaseerd op regulier onderzoek van het Nibud.
Minima-effectrapportage gemeente Zaanstad 2012
- 60 -