MEXICO – GUATEMALA – 2006. V.O.L.S.
Wat staat er zoal in het verslagenboekje van onze reis naar Mexico – Guatemala : Blz.
Auteur.
Wo. 15-3. Do. 16-3. Vrij. 17-3. Za. 18-3. Zo. 19-3. Ma. 20-3. Di.
21-3.
Wo. 22-3. Do. 23-3. Vrij. 24-3.
Za. Zo. Ma. Di. Wo. Do. Vrij. Za.
25-3. 26-3. 27-3. 28-3. 29-3. 30-3. 31-3. 1-4.
De voorbereiding en het vertrek. Thea. Chichen Itzá, de stad van de maya’s en Tolteken. Thea. Uxmal. Verder naar Palenque. Marianne. Palenque. Josiane. Vanuit Palenque excursie naar Bonampak en Yaxchilán. Wies en Mart. Palenque, Misol ha, Aqua Azul, San Christobal de las Casas, hotel Arrecife de Coral. John. San Juan Chamulá, Zinacatan en San Christobal de las Casas Wilfred. Busrit van San Christobal de las Casas naar Panajachel. Corry. Naar de markt in Chichicastenango. Jenny. Boottrip op het meer van Atitlán met bezoek aan de dorpen San Pedro La laguna, Santago Atitlan en San Antonio Papoló. Wilfred en Clairrie. Panajachel – Antigua. Wilfred en Clairrie. Antigua – Copan. Wilfred en Clairrie. Copan – Quirigua – Rio Dulce. Angela en José. Mariscos – Livingstone – Flores. Corrie. Tikal. Cis. Tikal – Belize – Tulum. Clemy. Morgen aan het strand. Tulum . Terugvlucht. Mariëlle. Aankomst Schiphol – busrit naar Zuid Limburg.
Lay out : John Pennings. Foto’s : Gerrie, Clemy, Wilfred, John Pennings,Rob, Ger, Ger,Mart, Jac.
Woensdag 15 maart 2006. De voorbereiding en het vertrek. Het is vroeg in de middag als ik naar huis fiets (me voorneem voorlopig niet te denken aan het werk. Het is immers een utopie te denken dat je onmisbaar bent want ook al ben je er niet: de wereld draait door, geloof me, en zo hoort het ook, toch?) en zie dat de narcissen, blauwe druifjes en andere voorjaarsbloeiers voorzichtig hun hoofd boven de grond proberen uit te steken. Er is vooralsnog geen reden om dit uitbundig en met volle kracht te doen. Alle geklaag ten spijt, de winter heeft het nog naar zijn zin en blijft standvastig, is niet van plan plaats te maken voor de lente. Vandaar mijn gelukzalig gevoel: wat is het heerlijk en hartstikke leuk om nu op vakantie te gaan, de zon op te zoeken. Het is inmiddels wel voor alle bekenden duidelijk dat vlak voor mijn vertrek nog het een en ander moet gebeuren. Hoewel ik absoluut geen natuurtalent ben is het met behulp van de aanwijzingen van onze Capo Grupo John nog altijd gelukt, mits je niet altijd alles letterlijk neemt. Vorig jaar in India ben ik noodzakelijkerwijs gehard: koud, koud en nog eens koud. En truien, broeken? Ja, thuis keurig in de kast want een trui(tje) was wel nodig voor de koude avonden maar voor de rest………………… We gaan op tijd naar bed. Voor deze vakantie droom ik gewoon een droom waar iedereen van droomt. Ik probeer altijd in mezelf te geloven. Dat geeft me kracht om de dingen te doen waarvan ik nooit gedacht had dat ik ze kon. Verder hoop ik op een fijne tijd zonder zorgen en met een beetje geluk een gezellige groep, veel zien en genieten van de zon. Om twintig voor zes kom ik mijn bed uit en ruik de koffie. Vlug onder de douche, aankleden en dan nog rustig even de tijd nemen om samen –zonder veel woorden- te genieten van de koffie. Ik zie Jef denken: was het maar al 18 dagen verder, maar ja, hij had ook mee kunnen gaan, toch? Even na zessen gaat het koffer de auto in en rijden we richting busstation. Voor het eerst na enige jaren zonder Marianne. We vertrekken om half zeven, vertrekken begrepen? Dat betekent dat de koffers in de bus moeten staan! En wie niet op tijd is heeft pech! Het verbaast me dan ook niet dat iedereen er al is en dat de koffers bijna allemaal in de bus staan. Ik neem afscheid van Jef, stap de dubbeldekker in, begroet iedereen (tenminste voor mijn gevoel, mocht ik iemand vergeten zijn: sorry) en verkies een plek boven in de bus. Helemaal volgens schema gaan we op weg naar Schiphol en doen we onderweg nog twee opstapplaatsen aan: Heerlen en Maarheeze. John vertelt nog dat Herman wegens ziekte niet mee kan en Bertie daarom ook thuis blijft, Luc ook niet mee kan en dat hijzelf heel medisch bereikbaar Limburg heeft ingezet om zijn enkelgewricht gangbaar te houden. Ingetapet en wel kan hij –zij het lichtelijk invalide- gelukkig mee! Zonder enige file of ander oponthoud komen we ruimschoots op tijd aan en zie daar: onze Anne-Marie, Corrie en Rob zijn er ook al. We gaan op zoek naar de incheckbalie, apart of per groep? Per groep, nee apart, altijd hetzelfde ritueel. Uiteindelijk apart met de mededeling dat de plaatsen reeds toegekend zijn. Je kunt vragen te wijzigen maar of dat lukt? Geen idee. Je kunt altijd nog proberen in het vliegtuig van plaats te wisselen, toch?
En dan is er koffie, eventueel een ontbijtje, en ruimschoots de tijd om te winkelen. De groep valt een beetje uiteen en ik ga samen met Jo op weg (voor hem bekend terrein) naar de koffiecorner met de lekkerste koffie. We mogen dik betalen maar krijgen er ook wat voor: een heerlijke cappuccino. Na nog wat rondgelopen te hebben gaan we richting gate. Er kan ingescheept (volgens onze Belgische buren) worden, maar Maria is op zoek naar onze Irene. En al vlug ging de tamtam rond: wie heeft Irene gezien? Er wordt door diverse medereizigers naar links en naar rechts gelopen, gekeken. Iedereen die nog niet ingescheept was deed mee aan de zoektocht. Maar, iedereen wilde uiteindelijk ook graag mee naar Cancun en er werd geconstateerd dat Irene natuurlijk ook zelf verantwoordelijk was voor het feit dat ze op tijd moest zijn. En plotseling hoor ik –en anderen met mij natuurlijk- dat Irene wordt omgeroepen. Voor alsnog zonder resultaat. Vervolgens wordt er omgeroepen: Mevrouw Sanders dient zich spoedig te melden bij de gate anders wordt de bagage uit het vliegtuig gehaald. Dit betekent dat je niet meer mee kunt. Iedereen heeft toch wel vragen: waar is ze nu, is er iets gebeurd, hoe kan dit nu, etc. etc. En, zie daar : daar komt Irene, bepakt en bezakt, met meer handbagage dan mijn hele bagage. Ik besluit om haar toch maar even te helpen. Ze vertelt dat ze naar de verkeerde kant gelopen was en dat ze wat aankopen gedaan had waaronder wat juwelen. (praktische tips van John’s gele boek: neem helemaal geen sieraden of andere kostbaarheden mee!). Het vliegtuig is maar voor 1/3 vol. Dat betekent dat ik al snel drie banken voor mezelf heb. Ik geniet, op voorhand, van de luxe die in het verschiet ligt: ruimte om te liggen. Om 12.10 uur vertrekken we en de vlucht verloopt zeer voorspoedig. Eten, drinken, liggen, ogen dicht en je afsluiten van de wereld om je heen. Mijmeren over de fascinerende wereld die voor ons open gaat, volgens John, en we landen om 17.10 uur ; Mexicaanse tijd. Ik besluit mijn horloge niet om te zetten maar de Nederlandse tijd aan te houden. Makkelijker als ik een keer wil bellen en op vakantie heb ik niet echt de klok nodig.
Nadat voldaan is aan de eerste douaneformaliteit mag het koffer opgehaald worden en met het koffer dient voldaan te worden aan de volgende douaneformaliteit: een knop indrukken, groen doorlopen, rood koffer opendoen en kijken of er mogelijk verboden eetbare zaken ingevoerd worden. Will moet uitleg geven over de leverpastei (met goed resultaat overigens).
Gabriël, onze gids, verwelkomt ons hartelijk. De bus staat klaar, een prima bus met ruimte te over. Instappen en dan kan de tocht naar Chichen-Itzá beginnen. Hoewel de busrit zonder obstakels verloopt, is het toch een lange tocht. Rob vertelt het een en ander maar ik hoor het niet, niet omdat ik het niet wil maar het lukt niet. Ik ben immers al voor dag en dauw mijn bed uit en helaas maar waar, eens gaat het licht uit, bij mij in ieder geval wel ! We komen na 24 uur reizen in het hotel aan. Voor de liefhebbers worden er nog sandwiches geserveerd, maar Mariëlle en ik kiezen ervoor om ons hoofd even te rusten te leggen en eten, nu even niet, dat komt morgen wel.
Na enig zoeken vinden we onze bungalow. Ruim en zonder muggen. We zoeken ons nachthemd en binnen een mum van tijd liggen we onder de wol en dromen van alles wat komen gaat: de ongekende monumentale bouwwerken, de weelderige tropische natuur en ik weet het zeker : met respect voor elkaars cultuur zal ik weer veel rijker thuiskomen. Thea.
Donderdag 16 maart 2006. Chichen-Itzá, stad van Maya’s en Tolteken. Heerlijk geslapen en fit word ik wakker. Hoe laat is het? Wat? Dat kan niet, nog geen drie uur? Mariëlle, die ook wakker is, en ik kletsen wat maar besluiten toch nog even te slapen. Dat lukt niet en ik ga maar wat liggen dagdromen. Over de plek waar we nu zijn. Mayaland Hotel naast de ingang van Chichen-Itzá (Luciano Pavarotti logeerde er ooit), gelegen op het Yucatán schiereiland. Chichen-Itzá, de bekendste van de verwoeste Maya-steden, gesticht in de 5e eeuw voor Christus werd de stad 5 eeuwen later overgenomen door de Tolteken., tenminste dat staat in de boeken, maar hoe gaat zoiets nu in het echt. Ik probeer me er iets van voor te stellen maar geef het uiteindelijk op, onbegonnen werk zo vroeg in de ochtend. Ik vraag aan Mariëlle hoe laat het is en zij zegt 6 uur. Dus besluiten we om nog maar even te kletsen voor we opstaan. Plots klinkt het; oei, het is pas vijf uur, heb me een uurtje verkeken. Slapen lukt niet meer, het geluid van de pauwen en andere vogels lokt me trouwens mijn bed uit. Vlug onder de douche en dan naar buiten om even, alleen, in stilte, de omgeving te verkennen. Voor ik het door heb sta ik aan de ingang van het archeologische park. De kaartjes verkoop is nog gesloten en een klein dun touw sluit de ingang niet echt af. Even verder fietsen mensen via een pad langs of over de plaats van de opgravingen? Ik besluit een kijkje te nemen en kom diverse mensen tegen. De een fiets heen de ander terug. Voor ik het besef sta ik binnen in het park en voel dat ik er nog niet thuis hoor. Keer om en ga terug naar het hotel. Jo zie ik diverse keren. Hij is ook al vroeg op onderzoek uit. Vanaf de voorkant van het hotel zie je het observatorium. Ik ga terug naar de bungalow om het koffer op te halen, want de koffers dienen buiten te staan voor we ontbijten. Het is onvoorstelbaar: gisteren nog koud en een dikke trui en nu, nu zit ik buiten te ontbijten in een wel heel aangename temperatuur en een goed gezelschap.
Vergezeld van een goed Duits sprekende gids lopen we met zijn allen naar de ingang van Chichen-Itzá. Kaartjes worden gekocht en nu voelt het prettiger om binnen te zijn. En dan sta ik / staan wij midden in Chichen-Itzá stad voor de Castillo Piramide. De gids begint aan het / zijn verhaal over Chichen-Itzá. Hij roept herinneringen op aan (zoals in het boek van John) lang vervlogen tijden. Hij verhaalt over de bouw van de Castillo Piramide, het bouw- en rekenkundig vakmanschap van de Maya’s. Alleen op de
dagen dat de dag en de nacht even lang zijn, 21 maart en 21 september, lijken de grote gebeeldhouwde slangenkoppen aan de voet van de trap door de schaduwen lichamen te hebben, die aan de kant van de balustrade golvend omhooggaan naar de top. Onze gids heeft foto’s waarop een en ander duidelijk te zien is. Enthousiast toont hij deze: sehen Sie langsam. Hij vertelt over het aantal treden; 365, voor elke dag van het jaar één, die naar de Tempel van de gevederde slang op de top voeren. Op dezelfde manier corresponderen de terrassen met de 18 maanden van het Maya-jaar en de zijpanelen met de 52 jaren van de Maya-eeuw. (etc.etc.: lees het boek van John, warm aanbevolen!). We lopen een stukje verder en hij gaat precies daar staan waar het geklap in de handen beantwoord wordt door een vogelroep. Natuurlijk moet ik dat ook nadoen. Klappen en wachten op antwoord. (Kwam het antwoord van de condor van John? De uit de “kluiten gegroeide kraai”? Neen, want daar was toen nog geen sprake van, die moesten we nog tegenkomen). Het antwoord was de perfecte echo! We bezoeken de Tempel van de Jaguarkrijgers en ik ga even verderop staan tussen de groep van duizend zuilen, ieder voor zich als een gevederde slang uitgehouwen. En al zijn de reliëfs anders dan de reliëfs in Egypte, toch moet ik nu ook denken aan de zuilen in de Tempel van Karnak.
We volgen onze route over de heilige weg naar de heilige cenote (bron). Deze heeft een doorsnede van 60 meter en is 20 meter diep. In moeilijke tijden werden er menselijke offers, beladen met kostbare versieringen, geofferd om de goden te verzoenen. Veelal jonge meisjes en het werd als een eer beschouwd als je verkozen werd. Het lijkt mij geen heilige bron maar een op natuurlijke wijze ontstaan waterbekken, gezien de kalksteen die makkelijk water doorlaatbaar is. En dat meisjes offeren, daar heb ik het niet zo op.
In de boeken staat het een en ander geschreven maar ik heb er zo mijn gedachten over en vraag me af of dat werkelijk zo was. Waren ze niet bang, schreeuwden ze niet, waren ze misschien gedrogeerd. Als ik me er iets bij voorstel zie ik hele angstige ogen, dat kan toch niet anders? En de moeders, vaders? Hadden die inspraak; neen dus, dat kan ik me niet voorstellen, het angstzweet breekt me uit bij de gedachte alleen al………………….. Ik heb dorst, wil even iets anders, ga naar de winkel, koop een fles water en blijf nog wat rondkijken. Mijn oog valt op hele leuke engeltjes die ik wel zou willen kopen. Nu al iets kopen? Dat betekent dat ik dat vervolgens de hele reis mee moet slepen en wat te denken van thuiskomen met veel meer engeltjes dan ik gekocht heb? Maria en John komen ook binnen en John vindt dat we, Maria vindt ze ook leuk, moeten kopen. Wij, verstandig kopen ze nog niet, we komen ze nog wel tegen (mooi niet dus, zonder engeltjes thuisgekomen en spijt: John had gelijk of te wel weer eens gelijk!). We wandelen terug en kijken in de hoofdstraat naar alles wat in de aanbieding is, maar ik koop niets. We bezoeken La Iglesia, de Bottenopslagplaats en de Heilige Balspeelplaats; de mooiste en grootste van Midden-Amerika. Daar houd ik toch wel weer een paar vraagjes aan over en wel de volgende: - wie wordt er nu geofferd, de winnaars of de verliezers; - waar zou ik bij willen horen en zou ik het kunnen of willen beïnvloeden; - zou ik ook zo intens geloven in een leven na dit leven; ik prijs me alweer gelukkig in deze tijd te mogen leven.
De gids herhaalt nogmaals zijn: gehen Sie langsam/sehen Sie langsam Wij zijn hier in een zeer gunstige tijd en de temperatuur is aangenaam warm. Dit zal in de zomer wel anders zijn, ik neem aan dat zijn advies niet voor niets is. We bezoeken verder ook nog
het Observatorium, El Caracol, zeer belangrijk voor de Maya-bevolking voor de exacte astronomische observaties voor de voor hen ingewikkelde kalender.
We krijgen nog een uurtje (?) vrijaf om onze ogen de kost te geven en een Tolteekse chac-mool in alle rust te bekijken en dan op weg naar de bus want we moeten nog verder……….
We stappen, onder de indruk van alles wat we gezien en gehoord hebben, zeer voldaan in de bus en gaan op weg naar een plek waar we rustig kunnen lunchen. Onderweg nemen mijn gedachten de vrije loop………………………… Na de lunch gaan we op weg naar Uxmal. Een tocht van ongeveer 200 kilometer. Daar aangekomen hebben we tijd genoeg voor een duik in het zwembad. Al kijkt Lambert bezorgd over de kwaliteit van het water, de geur en kleur zijn ook niet echt je van het, gehard als ik ben geniet ik er toch van. En met mij diverse medereizigers. Na een extra lange douche, genieten van het eten, even nakletsen en naar bed. Morgen is er vast weer een dag vol verrassingen en wetenswaardigheden, een dag om alvast van te dromen. Thea.
Vrijdag 17 maart. UXMAL – verder naar Palenque. Eens was er het rustende heelal. Geen zuchtje, geen geluid; roerloos en zwijgend was de wereld. En de ruimte des hemels was leeg. Dit is de eerste boodschap, het eerste woord. Nog was er geen mens, geen dier. Vogels, vissen, schaaldieren, bomen, stenen, ravijnen bestonden niet, geen gras geen woud. Alleen de hemel was er. Nog was het aangezicht der aarde niet ontsluierd, alleen de stille zee en de wijde ruimte van de hemel. Nog was niets verbonden. Niets gaf geluid, niets bewoog. Niets verstoorde, niets verbrak het zwijgen van de hemel. Nog had niets zich verheven. Alleen het rustende water was er, de stille zee, eenzaam en zwijgend. Niets anders……”Het geschiede! De leegte vulle zich! Wijkt wateren, maakt ruimte opdat de aarde kan opstijgen en vast kan worden!”Zo spraken de goden. “Het worde licht! Laat hemel en aarde beschijnen! Er zal geen roem en geen grootheid zijn voor de mens verschijnt, voor de mens is geschapen ”Zo spraken zij. Daarop schiepen zij de aarde. De waarheid is dat zij de aarde schiepen. “Aarde!”zeiden zij en in hetzelfde moment was ze geschapen pen. In nevel, wolken en stof voltrok zich de schepping toen de bergen zich uit het water verhieven…….. Uit Popul Vuh: Het heilige boek van de Maya’s. Het lijkt alsof de goden nog bezig zijn de aarde te scheppen want ’s morgens vroeg zie ik vanuit de hotelkamer in de verte de tempel van de tovenaar omhuld door de morgennevel. Langzaam maar zeker wordt er steeds meer zichtbaar van de omgeving. Prachtig! Vandaag staat de bezichtiging van Uxmal op het programma. Ben heel benieuwd naar de duizelingwekkende trap van de tempel van de tovenaar. Maar eerst ontbijten en Rob wil vroeg weg. We zijn dan een van de eerste groepen voordat het druk gaat worden. De site ligt vlakbij dus dat gaat heel goed. Cis verschijnt heel kwiek en wakker aan het ontbijt, maar….wat wil je als je al om twee uur (’s nachts) gaat douchen en met het programma wil starten. In Nederlandse tijd was dat een mooi begin van de dag geweest. Ja, het is even wennen aan zeven uur tijdsverschil !
Onze Duitstalige gids wacht ons op en vindt een aandachtig gehoor. We komen al goed beslagen ten ijs want Rob en Gabriël vertellen onderweg heel veel over de cultuur en de te bezichtigen sites. Geweldig jongens ga zo door ! !
Volgens een aloude legende heeft Uxmal zijn omvang en rijkdom te danken aan een dwerg die over magische krachten beschikte en de piramide in één dag zou hebben gebouwd. In de preklassieke periode was hier een dorpsgemeenschap die vanaf 100 na Christus langzaam aan betekenis won en stedelijke en politieke structuren kreeg. Waarschijnlijk is de legende gebaseerd op een onbekende strijd om de macht tussen twee Mayavolken en hun koningen. In de Chilám Balám wordt Ahcuitok Tutul Xiu genoemd als stichter van Uxmal. Uxmal betekent in Mayataal, drie maal ( gebouwd). De Maya’s zijn na de stad te hebben verlaten, er nog drie maal teruggekeerd. Zij werden gedwongen de stad te verlaten omdat deze geheel afhankelijk was van regenwater, en omdat het geen cenote (bron) had en daarom ”droogviel” als het niet regende. Deze mooie Mayastad had haar topjaren tussen de 7de en 10de eeuw, dit is de klassieke periode, de hoogcultuur. In de 10de eeuw werd de stad bezet door een binnenvallende Tolteekse stam en werd lid van de Mayapan Stedenbond. De stad werd voor de laatste maal verlaten in de 14de eeuw toen de Bond uiteen viel.
Piramide van de tovenaar. Bij de ingang doemt al meteen de ontzagwekkende Piramide van de tovenaar op, mét de inderdaad duizelingwekkende trap. De tempel is 35m hoog en heeft een opmerkelijke
ovale vorm. Het gebouw da- teert uit de laatste jaren van Uxmal, de postklassieke periode en heeft mooie reliëfs met gestileerde Mayahutten, meander-en ruitjespatronen, typische Puuc stijl. Aan de westzijde is goed te zien dat er verschillende tempels op elkaar zijn gebouwd. De piramide is gewijd aan de regengod Chaac. Aan beide zijden van de trap zijn van beneden naar boven een reeks van twaalf maskers van Chaac te zien als mogelijk symbool van de uren van de dag. Elke reeks afzonderlijk plus het masker in het midden, aan het einde van de trap komt uit op het getal 13. Dit magische getal symboliseert de dertien verdiepingen van de hemel. In de totale vorm van de tempel is een kosmisch monster te her- kennen. De ingang van de tempel heeft de vorm van een opengesperde muil. De priesters betraden als het ware door de muil de goden- wereld. Aan de voet van de trap is een binnenplaats omringd door paleizen of verblijfruimten. Schuin tegenover de trap staat het mooie paleis, het Vogelhuis. De naam is afgeleid van de parkietjes die op de strook boven aan het gebouw zijn afgebeeld. Het Nonnenklooster. De Spanjaarden die de ruïne al in de 17e eeuw ontdekten vonden de tientallen kleine, donkere ruimtes lijken op kloostercellen en gaven het de naam Nonnenklooster. Het is
echter nog steeds niet duidelijk waarvoor de Maya’s deze ruimtes gebruikten: om te slapen of te rusten of misschien als omkleed- of opslagruimte. Het leven speelde zich in de openlucht af, op de terrassen, trappen en platforms. Het “Nonnenklooster”bestaat uit vier langwerpige losstaande gebouwen die zijn gedecoreerd met ingewikkelde geometrische motieven, maskers en symbolen. Het is een indrukwekkend en mooi voorbeeld van de Puuc stijl. Het Maya woord Puuc betekent “heuvel” en verwijst naar het glooiende gebied, het enige heuvellandschap op het vlakke schiereiland Yucatán.
Balspeelveld. Vanuit het Nonnenklooster kom je bij het balspeelveld. De regels van het spel varieerden per regio. In Uxmal en andere steden van Yucatán werden de stenen ringen (als symbool voor de ingang naar de onderwereld) vermoedelijk als doel gebruikt. Men neemt aan dat de spelers de gummibal (volgens de gids had deze de grootte van een flinke sinaasappel) met hun heupen of ellebogen erdoorheen moesten zien te schieten. Het Noordelijke gebouw.
Het hoogste gebouw van het Nonnenklooster is gelegen op een platvorm met een brede toegangstrap. Je vindt er talrijke afbeelding gen van Chaac. Naast Chaac zijn gestileerde palmhutten en slangen herkenbaar. Het Oostelijke gebouw. Het gebouw is versierd met prachtig stenen vlechtwerk waarop verschillende reeksen staven zijn aangebracht met gebeeldhouwde slangenkoppen, symbolen van macht. Op de zevende staf van elke reeks bevindt zich een sterk op een uil lijkende sculptuur. De Maya’s beschouwden deze nachtvogel als een symbool van de duisternis: de nacht en de dood.
Het Westelijke gebouw. Hier bevinden zich heel veel decoraties zoals twee om elkaar gekronkelde slangenlichamen. Ongeveer aan het begin en einde van het reliëf is een staart van de ratelslang afgebeeld en een slangenkop. In zijn opengesperde bek is het hoofd van een mens zichtbaar. Dit zijn symbolen van Kukulcán de god van de elementen, uitgebeeld als gevederde slang. Het Zuidelijke gebouw. Het laagste en kleinste deel van het complex is beroemd om zijn prachtige poort. Dit is een prima voorbeeld van een Mayagewelf. De Maya’s waren uitstekende bouwers maar zijn er nooit in geslaagd plafonds te maken. Zij bouwden massieve stenen gewelven afgesloten door een kraagsteen. Door de eeuwen heen is de afwerking verfijnd van grove onregelmatige stenen naar glad gepolijste vlakken zoals hier. Gouverneurspaleis. “Het is het voornaamste qua ligging, het grootste qua architectuur en afmetingen en het best bewaarde gebouw van Uxmal”volgens de Amerikaan John Lloyd Stephens,een gedreven onderzoeker en schrijver van reisverhalen. Tijdens twee expedities in 1839 en 1840,1841 bezocht Stephens samen met zijn kompaan Catherwood ruim 40 ruïnesteden De voormalige residentie ligt op een terrasvormig platform en is 100m. lang. Twee prachtige, driehoekige poorten met het typische maya gewelf verdelen het gebouw in drieën. De bovenrand van het paleis is versierd met verschillende symbolen van de goden Chaac en Kukulcán. De enorme reeks maskers is zo geplaatst dat ze samen over de lengte van het gebouw de kronkelende beweging van de slang nabootsen.
Recht tegenover de hoofdgevel staat het altaar van de tweekoppige jaguar. Het symbool van de macht van de vorsten.
Schildpaddenhuis. Aan de voet van het Gouverneurspaleis staat het Schildpaddenhuis genoemd naar de reeks gebeeldhouwde schildpadjes aan de bovenkant van het gebouwtje. Schildpadden zouden aanvoelen wanneer er regen op komst is. Dan verlaten ze hun schuilplaats. Begrijpelijk dat de Maya’s deze dieren als boodschappers van de regengod beschouwden. De grote piramide. De grote piramide of de piramide van de papegaaien is 30 m hoog en bestaat uit negen terrasvormige platforms ; een symbolisch getal dat refereert aan de negen verdiepingen van de onderwereld. Op de top bevindt zich een kleine tempel. Het gebouw is gedecoreerd met papagaaien. Op basis van hun rode veren associëren de maya’s de papagaaien met de zonnegod Kinich Ahau.
Het Duivenhuis. De uitzonderlijke, opengewerkte dakkam van het Duivenhuis doet inderdaad denken aan een duiventil, verder is er niet veel van het gebouw behouden gebleven. Vermoedelijk was het een soort paleis. Onze rondleiding met de goede Duitstalige gids is ten einde. We kunnen nog een half uur zelf rondkijken en nog meer foto’s maken! De bezichtiging van de site was geweldig. Hier al wat meer groen dan in Chichen Itza, wat ik heel mooi vond maar een wat kale omgeving. Daardoor krijgt het geheel iets steriels vind ik. Bijna te netjes. Na de bezichtiging maken we ons op om verder te reizen naar Palenque. Ik heb me er al maanden op verheugd de tempel van de Inscripties te beklimmen (ondanks mijn hoogtevrees)( maar met hulp van Jo).
Ik wil persé het deksel van het graf van Pacal zien en heb er al veel over gelezen. Groot was mijn teleurstelling toen onze gids vandaag opmerkte dat volgens hem de tempel der Inscripties voor het publiek gesloten is. Hopelijk heeft hij ongelijk. Onderweg zien we het landschap steeds groener worden, kleine dorpjes en hoe de mensen er wonen. Op verzoek van Theo stoppen we om onze benen te strekken even aan zee. Heerlijk!! We kunnen meteen zien hoe de plaatselijke vissers hun vangst binnenbrengen en verkopen. Natuurlijk wordt er geluncht en …..gekocht en gekocht. Rob is een prima reisleider en regelt alles voordat je het in de gaten hebt. Hij vertelt alvast wat over Palenque. Ben alweer benieuwd, dit wordt een van de hoogtepunten voor mij. Ons hotel Maya Tulipanes is prima, goede bedden, goed eten, vriendelijke mensen en we blijven drie nachten. Slaap lekker! Marianne.
Zaterdag 18 maart 2006. Palenque. Een tweetal weken voor de afreis krijg ik van Luc te horen dat ik de reis naar Mexico/Guatemala hoogstwaarschijnlijk zonder hem zal mogen ondernemen. Dinsdagavond, vlak voor het vertrek, meldt hij me bovendien doodleuk dat ik de dag van het bezoek aan Palenque het verslag dien te schrijven en dat ik voor voldoende notities dien te zorgen. Zoals gewoonlijk heeft hij de taak op zich genomen om een dagverslag te schrijven. Nu hij er niet bij is, word ik verondersteld om deze taak over te nemen. Overleggen of ik hiertoe bereid ben of even vragen of ik hier zin in heb, hoort er blijkbaar niet bij, niet in Hoelbeek en niet in Gulpen. Nee, ik moet en zal vandaag het verslag van het bezoek aan Palenque verzorgen.
Zoals meestal bij de reizen met John begint ook deze zaterdag redelijk vroeg. De zorg dat ik de wekker niet zal horen en mij zal verslapen heeft voor de derde ochtend op rij tot gevolg dat ik ruim voor de wekker wakker word en weeral een nacht met niet al te beste slaapkwaliteit achter de rug heb. Langer blijven liggen heeft geen zin en dus sta ik op en ga Sis verwittigen dat zij me niet meer hoeft komen te wekken, waardoor ook Sis vandaag voor de wekker wakker is. Voor de rest van de reis wordt dit euvel opgelost door mijn beschermengel uit Gulpen, genaamd Maria. Zij komt mij telkens wakker “kloppen” zodat ik de concurrentie met mijn wekker niet meer hoef aan te gaan. En het werkt. Rob wil het bezoek aan de site laten aanvangen om 8.30 uur. Zoals altijd heeft hij hiervoor gegronde redenen : vooreest wil hij de site zo veel en zo lang mogelijk voor onze groep alleen hebben en de grote toeloop die in de latere voormiddag begint, voorblijven. Tevens wil hij de verwachte hitte ontlopen. Dit lukt perfect. Wanneer op het middaguur de grote meute toestroomt hebben wij het bezoek grotendeels afgerond. De warmte en de luchtvochtigheid zijn eveneens goed doenbaar.
Vooral de luchtvochtigheid, die tijdens bepaalde perioden oploopt tot 98 procent, kan een bezoek aan Palenque onaangenaam maken. Na een lekker Mexicaans ontbijt en een mooie busrit arriveren we tijdig in Palenque. Ons reisgezelschap wordt in twee 2 groepen opgedeeld. Ik kom terecht in de groep met een jonge, mooi ogende Mexicaanse gids. Geen doorsnee Mexicaantje, maar merkelijk hoger en atletischer gebouwd, vlot ter taal en aangenaam om naar te luisteren (en naar te kijken!). Bovendien is hij een goede gids die ons op een zeer onderhoudende wijze doorheen de site loodst. Verborgen tegen het regenwoud van Chiapas en aan het eind van de bewoonde wereld – zo lijkt het in elk geval – ligt de oude Mayastad Palenque. In tegenstelling tot het eerder bezochte Chitzen Itza en Uxmal, die gelegen zijn in een schraal en eentonig landschap, ligt de site van Palenque ingebed in het groen van het tropisch regenwoud. Dit maakt het tot een bijzonder prachtig en indrukwekkend geheel en volgens vele bezoekers, tot de mooiste van alle Maya sites.
De Maya’s bewoonden deze site vanaf 100 voor Christus. Palenque bereikt haar hoogtepunt omstreeks 600 tot 800 na Christus. Vrij snel daarna, meer bepaald in de 10de eeuw, wordt de stad verlaten, raakt in verval en wordt uiteindelijk overwoekerd door de oprukkende jungle. De meest bekende van de Palenque koningen is de heer Pacal. Hij regeert vanaf zijn twaalfde levensjaar, we zijn in 615 na Christus, gedurende 68 jaar. Pacal heeft Palenque geen windeieren gelegd. Tijdens zijn regentschap kent de stadstaat een ongekend hoogtepunt. Dit uit zich in macht en invloed op de omgeving, brengt grote rijkdom met zich mee en doet kunst en cultuur bloeien. Onderscheid dient er echter te zijn. De koning en zijn gevolg wonen in de Mayastad, het gewone volk in hutten kort bij het veld en hun werkzaamheden. De site van Palenque is vooral bekend om de Tempel van de Inscripties. In 1940 starten de opgravingen en het vrijmaken van de overwoekerde gebouwen en tempels. In 1952 wordt een geheime gang ontdekt die naar een grafkamer leidt. Later blijkt dit de grafkamer van koning Pacal te zijn. Dit is opmerkelijk omdat men er steeds van uitgegaan is dat Mayatempels niet gebruikt werden als begraafplaats.
Het reliëf op de stenen deksel van de sarcofaag laat één en ander uit het huidig leven, de onderwereld en het hiernamaals zien. Hetzelfde reliëf, maar ditmaal in verticale richting, toont de heer Pacal als “astronaut gezeten op een ruimteschip(?)”. De inscripties, waaraan de tempel zijn naam dankt, bevatten 617 schrifttekens en zijn tot op heden slechts ten delen ontcijferd. De echo van het handgeklap van de gids weergalmt onverwacht en wekt enkele reizigers uit een blijkbaar diepe tranche. Een ander bekend bouwwerk van Palenque is de ietwat scheve toren, die volgens de mededeling van de gids 3 % zou afwijken. De toren is opgebouwd uit 4 etages. Priesters zouden er de loop van de sterren hebben gevolgd ter vaststelling van de kalender.
Ten tijde van de klassieke Maya’s zijn de gebouwen en tempels bedekt met pleisterwerk, rode verf en gedetailleerde reliëfs.
Momenteel hebben de talrijke vleermuizen in de galerijen hieraan hun graffiti toegevoegd, systematisch in dezelfde patronen en kleuren uitgevoerd. In de fotogalerij attendeert onze gids op het feit dat de Maya’s hun hoofd steeds in profiel lieten afbeelden. De reden waarom de Maya’s graag hun profiel lieten zien, is hun langgerekt schuin voorhoofd. Om dit effect te bekomen werden stukjes hout al bij zeer jonge kindertjes om de schedel gebonden. Blijkbaar leden de hersenen hier niet onder.
De plotse verdwijning van deze rijke beschaving, die zich bezighield met schriftsystemen, wiskunde, geavanceerde rekensystemen, astrologie en architectuur, is tot op heden nog steeds een mysterie.
Hierover nadenkend verlaten we de site en volgt er een spectaculaire wandeling door het oerwoud naar het archeologisch museum. We volgen een junglepad aangelegd met stenen, makkelijk te lopen traptreden en daar waar nodig uitgerust met een trapleuning. Kortom, echte rimboe. Deze tocht vergast ons op een spectaculair slangentafereel waarbij de een de andere aan het verorberen is. Is dit het befaamde slangennaspel of louter pure honger, wie zal het weten? Het bezoek aan het museum is meer dan de moeite waard. Het biedt een overzicht van de ontwikkelingen van de Maya stad en herbergt talrijke kleine en grotere vondsten van de opgravingen. Iedereen is op de afgesproken tijd terug bij de bus. Alleen de kunstminnende god uit Gulpen laat op zich wachten. Voor één keer wordt het hem vergeven. Na de terugtocht bezoeken we nog even het kleine centrum, anderen keren dadelijk terug naar het hotel. Aan een wat wankele tafel en onder een al even wankele parasol bestellen we onze welverdiende lunch. Het wordt afwachten wat onze bestelling oplevert. Uiteindelijk blijkt het een krokante en lekkere Mexicaanse hap met de onvermijdelijke kip en verse brokkelkaas. Het centrum is leuk om te zien, maar meer ook niet en geeft geen aanleiding om er lang te blijven rondhangen. Na een korte wandeling arriveren we in het hotel. De zwemmers en zonaanbidders onder ons hebben zich reeds rond het zwembad geïnstalleerd. Zoals steeds kan Thea maar niet genoeg krijgen van het water. John zit erbij en kijkt er (het water) verlangend naar. Omstreeks 19.00 uur vertrekken we te voet naar het nabij gelegen restaurant waar we weeral van een lekker diner genieten. Opmerkelijk, maar later op de avond krijgt John ineens wel erg veel last van zijn gipsverband. De jeuk en de spanning is niet meer te harden. De toestand is dermate ernstig dat het voltallige medisch team uit Gulpen en Vijlen er aan te pas moet komen. Het leed is ineens geleden. De stevige ondersteuning van de enkelbanden is niet meer
nodig en het gipsverband wordt door de specialisten ter plaatse met de grootste zorg verwijderd. Dit alles gevolgd door een noodzakelijke en ontsmettende voetwassing. Niets staat het baden en zwemmen nu nog in de weg !!! Er worden tijdens het vervolg van de reis ook geen klachten meer gehoord. De enkel functioneert blijkbaar als nooit tevoren en lange doch vergeefse avondlijke zoektochten te voet naar plezierige oorden worden weer mogelijk, maar dat wisten we toen nog niet. Sommigen onder ons herstellen opmerkelijk snel en dat is maar goed ook !!! Moe maar voldaan na een drukke doch prachtige dag gaat iedereen - toch bijna iedereen - op een christelijk uur naar bed. Josiane. Eindredaktie : Luc.
Zondag 19 Maart 2006. Vanuit Palenque excursie naar Bonampak en Yaxchilán. Zonder ontbijt rijden we om 6.00 uur weg vanuit ons hotel in Palenque naar Bonampak. De bus moet in konvooi en met politiebegeleiding rijden vanwege de veiligheid. Maar van een konvooi is niets te merken. De bus van Fox-reizen rijdt voorop, dus die wordt het eerste aangevallen vlgs. Rob. Waar je de “Hollanders”al niet voor kunt gebruiken. De gids vandaag is Hernesto, de vader van Edquar(gids van gisteren). Er vindt een levendige discussie plaats over de vraag of hij nu wel of niet de vader van Edquar kan zijn(vanwege zijn jonge uiterlijk).We rijden over diverse domo’s(er zullen nog vele volgen vandaag) richting de zon. De school en de hutjes zijn nog dicht maar de winkel heeft om 6.30 uur al haar eerste klant. Het is vandaag St. Joep, en voor de Jo’s en Jose’s en Josianne wordt een lang zullen ze leven aangeheven. Met zoveel feestvarkens in ons midden hoeven we vandaag nergens te betalen vlgs. Wilfred. Opeens zien we een macaw (rode arapapegaai) en iets verderop een toekan in een boom zitten. Fotostop. Dat we een macaw zien is heel uniek: ze sterven hier uit. Dat komt enerzijds door de dierenhandel en anderzijds doordat de macaw lang niet elk jaar een ei legt. De macaw wordt heel oud. Over 10 a 15 jaar zijn ze hier weggevangen en uitgestorven. Bij restaurant Yac Lum(niet te verwarren met Jap Yum) gaan we ontbijten. Het is een eenvoudig restaurant met boomstammen als stoelen. Het ontbijt is goed. De toiletten, in een houten bijgebouwtje, zijn heel netjes. Anne-Marie maakt hier de deur van het toilet wel op een heel bijzondere manier open, ze tilt de deur namelijk uit haar scharnieren. Na het ontbijt rijden we verder richting Bonampak en zien onderweg veel bijzondere taferelen zoals het slachten van een varken, de was doen met de baby op de rug gebonden, cowboys die de koeien bij elkaar drijven, koereigers, haren uit de knoop halen, pepers die op straat liggen te drogen, kleine woongemeenschappen enz. enz. Om 9.00 uur passeren we Puente da controle, een van de vele controlepunten. Bij de ingang van het park mag de bus niet verder rijden. Dit park wordt beheert door Lacandon-indianen. Met jeeps zullen we verder rijden. Iedereen neemt een trui mee, maar de jeeps blijken bestelbusjes te zijn. Na een hobbelig ritje door het oerwoud met vele mooie bloemen langs de kant komen we bij de ingang van de site aan. Te voet moeten we nog een klein stukje lopen en steken ondertussen de startbaan van een klein privé-vliegveld, met vliegtuigje, over. Bonampak De oorspronkelijke naam is niet bekend; Bonampak is een moderne benaming die in de taal van de Maya’s “beschilderde muren’ betekent, want de fresco’s krijgen de meeste aandacht op deze site. Het zijn de belangrijkste muurschilderingen uit de vóór-Spaanse periode. De fresco’s beschrijven het sociale, politieke en religieuze leven van de Maya’s. Tot op het moment van deze opzienbarende vondst werden de Maya’s beschouwd alleen bijzonder vreedzaam volkje. Duidelijke aanwijzingen voor gruwelijke
oorlogsvoering gepaard gaande met het ritueel offeren van krijgsgevangenen was nog niet eerder gevonden. De fresco’s tonen geen perspectief en schaduw, maar de lijnen zijn vast en impressief. Uit de kleding en sieraden blijken de rangen van de verschillende hoogwaardigheidsbekleders. Zo hier en daar, maar uiterst zeldzaam, treft men tussen de voorstellingen hiëroglyfen aan. Een van de inscripties, uit 746, vertelt over een soort politieke en diplomatieke bondgenootschap tussen Bonampak en Yaxchilán, waar zelfs een huwelijk uit voortkwam tussen de koning van Bonampak en een prinses uit Yaxchilán.
De tempel van de fresco’s heeft drie kamers. Het thema van de muurschilderingen van kamer I is de rituele voorbereiding voor de oorlog, waarbij de koning is omringd door een grote groep dames, hovelingen en muzikanten. De pracht en praal van het hof wordt uitgedrukt door de rijk versierde kleding en hoofdtooien die door de verschillende
figuren worden gedragen. Verder komen er dansers, figuren met monsterlijke maskers en muzikanten in het tafereel voor. De muurschilderingen van kamer II verbeelden een overwinning na een bloedige strijd. De overwinning is bereikt door de heerser die samen met zijn luitenanten is afgebeeld. De goed bewapende krijgers hebben talrijke krijgsgevangenen meegebracht die zonder wapens en ornamenten zijn afgebeeld. De onderworpen gevangenen liggen aan de voeten van de overwinnaar. Deze gebeurtenis vond waarschijnlijk plaats in 790 n. Chr. En de afgebeelde zegevierende heerser was Chan Muan II.
Het verhaal wordt voltooid in kamer III, waar te zien is hoe Chan Muan II, samen met hovelingen en familieleden zijn overwinning viert in een weelderige ceremonie. De festiviteiten worden afgesloten met een offerritueel waarin krijgsgevangenen aan de goden worden geofferd.
Nu rijden we met de bestelbusjes weer terug naar de bus, waar enkele souvenirver-
Aan de voet van de trap staat een garde. Boven in de piramide wordt de koning omringt door rijk geklede edelen. Het fries bovenaan stelt de hemel voor met de symbolen van enkele sterrenbeelden. kopers ons hun handwerken te koop aanbieden. We mogen geen foto’s maken van de meisjes achter de toonbank. We gaan nu richting Yaxchilán. De lunch wordt gebruikt in restaurant Lun-Dom, vlakbij de aanlegsteigers van de boten die ons over de Usumacinta-rivier naar Yaxchilan zullen brengen. Op deze plaats “Corozal” kun je ook de grensrivier Usumacinta oversteken en zo naar Guatamala gaan. Fox-reizen doet dit. Bij het restaurant is nog een museum, Museo de la Cuenca del Rio Usumacinta, over Indiaanse gebruiken en producten. Het museum is verdeeld over 3 huisjes. Er staat ook een marimba, die later bespeeld wordt door de plaatselijke dorpsjongens. Nu stappen we in de lancha (grote kano met motor en een rietdak) die ons naar de ruines van Yaxchilán
brengen. We moeten allemaal een zwemvest aan. Dat was overbodige ballast en lastig, want naar later bleek leefden er verschillende krokodillen in de rivier. Via schuine lastige trappen klimmen we omhoog en komen zo bij de site aan.
Yaxchilán Yaxchilán ligt ontoegankelijk en afwijzend diep in de jungle. De Usumacinta omspoelt hoefijzervormig de uitstekende heuvelrug waarop dit oude godsdienstige centrum gevestigd was. De plek is zo overwoekerd door het oerwoud zodat ze noch vanaf de rivier noch vanuit de lucht zichtbaar is. Daarom heeft deze plek de naam Yaxchilán gekregen, wat betekent ”plaats van de groene steen”. De stijl van de architectuur lijkt veel op die van Palenque. Tot de gebruikelijke elementen behoren stenen muren, brede trappen en grote opengewerkte dakkammen, die als ornamenten op de gebouwen zijn geplaatst. Uitzonderlijk zijn de duidelijke aanwijzingen die zijn gevonden op de vele steles en andere hiërogliefen dat Maya-vrouwen een invloedrijke politieke rol hebben gespeeld. De meest bekende daarvan is koningin Yoc, echtgenote van koning ItzamBalm (Schild-Jaguar), die haar man opvolgde en de scepter zwaaide van 742 tot 752. Na haar kwam Yaxun-Balm (Vogel-Jaguar). Het is niet duidelijk tot wanneer de geschiedenis van Yaxchilan gaat, maar de hoogtijdagen begonnen zodra Schild-Jaguar aan de macht kwam en duurde tot 810 waar het abrupt eindigde.
De ruïnestad Yaxchilán betreed je als geen ander. Door een tunnel in een heuvel kom je in donkere smalle gangen met typische Maya- gewelven, dat als een labyrint fungeert om uiteindelijk uit te komen op de Gran Plaza. Voor het labyrint staan cilindervormige offerstenen met hiërogliefen en mythologische afbeeldingen aan de zijkant. Het centrum van Yaxchilan wordt gevormd door het grote plein (Gran Plaza). Op dit plein staan verschillende altaarstenen en steles. Ook ligt er een kleine balspelbaan en wordt het geheel omringd door kleine en grote gebouwen. Op dit plein staat ook een boom met heel veel grote wevernesten erin. Mooie gekleurde vogels gaan de nesten in en uit. Dit is voor sommige mensen een gewild foto-object. Van de Maya’s is nu bekend dat ze net zo woest en oorlogszuchtig waren als de andere Midden-Amerikaanse volkeren. De leiders voerden oorlog om hun gebied uit te breiden, om gevangenen te maken ten behoeve van de mensenoffers die vaak gepaard gingen met afschuwelijke martelingen. Ook voerden ze rituele aderlatingen uit op zichzelf. Reliëfs uit Yaxchilán laten zien hoe gruwelijk en bizar dergelijke ceremonies geweest moeten zijn. Op een van de panelen staat vrouwe Xoc, de rijk geklede echtgenote van een koning van Yaxchilán, die een touw vol doorns door een gat in haar tong trekt. Deze daad van zelfoffering moet plaatsgevonden hebben in het donkere binnenste van een tempel, want haar man Schild-Jaguar licht haar bij met een brandende toorts. Op een andere latei is het volgende stadium van de ceremonie afgebeeld. Het bloed dat vrouwe Xoc verliest, druppelt op schorspapier in een kom op de grond. Dit papier wordt vervolgens in brand gestoken, zodat de rook in de tempel omhoog kringelt. Vrouwe Xoc, die waarschijnlijk al dagenlang gevast heeft als voorbereiding op de gebeurtenis en misschien hallucinerende middelen uit de natuur heeft gebruikt, ziet in de wervelende rook een manifestatie van een schepsel die de Visioenslang heet. Dit geschubde beest heeft twee koppen; uit de open muil van de ene komt het doodshoofd van de oorlogsgod te voorschijn. Uit de mond van de andere verschijnt de stichter van het vorstenhuis van Yaxchilán, Yat Balam oftewel Jaguar. Hij draagt de hoofdtooi van een krijger, net als de oorlogsgod, en heeft een lans en schild bij zich. Deze aderlating was onder meer bedoeld om vrouwe Xoc in een staat van extase te brengen waarin ze naar werd aangenomen als scheidslijn tussen het natuurlijke en bovennatuurlijke rijk kon doorbreken. Zo kon ze in contact treden met de goden en de voorouders, om hun advies te vragen of hulp in te roepen. De Visioenslang vertegenwoordigt de drempel tussen de twee domeinen; de opengesperde muil van het beest fungeert als poort waardoor goden en voorouders het aardrijk kunnen betreden. In dit geval vraagt vrouwe Xoc de oorlogsgod en voorvader,
Yat Balam, hulp voor de strijd die haar man op het punt staat te gaan voeren. De aderlating was tevens bedoeld om de troonsbestijging van Schild Jaguar te herdenken, als mede de geboorte van de zoon van het koninklijke paar, Vogel Jaguar. Uit de bijbehorende inscripties blijkt dat deze gebeurtenissen plaats vonden rond 724-726 n. Chr. Voor mannen was aderlating minder pijnlijk. Er bestaan diverse beeldjes van klei die edellieden voorstellen, gezeten met gekruiste benen, met in hun hand een scherp mes van obsidiaan of de stekel van een pijlstaartrog om hun eigen penis mee open te snijden. In onze ogen lijken dergelijke praktijken bizar, maar voor de oude Maya’s was het een heel belangrijke manier om met de bovennatuurlijke wereld in contact te treden. De rituelen werden doorgaans gadegeslagen door vorsten en edellieden; in feite werd het aanschouwen ervan beschouwd als een privilege. De belangrijkste en mooiste tempel van Yaxchilán is nummer 33, ook wel “het paleis van de koning” genoemd. Het monument is gebouwd in opdracht van koning Vogel-Jaguar. De tempel staat op een heuvel waardoor er goed zicht was op de Gran Plaza en men tegelijk dicht bij de hemelgoden was. Het overgrote deel van de piramide gaat nog steeds schuil onder de vegetatie. Om boven bij de tempel te komen moet men een zeer lange, brede trap naar boven klauteren met boomwortels als extra hindernis. Op het platform voor de tempel trekt een verbazingwekkend soort totempaal de aandacht. Het is een manshoge druipsteen met inscripties. Onderaan de tempel zit nog een goed bewaard gebleven stuk stucwerk met tekens en afbeeldingen van het balspel. De hele tempel is rijkelijk voorzien van hiërogliefen met verschillende voorstellingen. In de tempel zelf is nog een opmerkelijke vertoning te zien. Daar staat een stenen beeltenis van vermoedelijk koning Vogel-Jaguar dat onthoofd is. Dit hoofd staat al eeuwen ernaast en het bijgeloof wil doen geloven dat, op de dag dat het hoofd terug op het lichaam wordt geplaatst, het einde van de wereld nabij is. Op het Gran Plaza hebben we brulapen in de bomen ontdekt en als we later bij tempel 33 zijn zien we Gabriel om de tempel heenlopen en even later horen we de apen brullen. Een indrukwekkend geluid midden in het oerwoud. Over een pad lopen we door het oerwoud naar de boot. Onderweg zien we nog een autoweg van mieren die allemaal groene blaadjes meedragen. Met de lancha’s gaan we over de Usumacinta-rivier weer terug naar de bus, die ons weer naar Palenque zal brengen. Door de vele domo’s duurt de rit erg lang en het is al donker voor we in Palenque aankomen. We dineren in het Maya Tulipanes hotel, waar we maissoep, runderlap met rijst en sla, en als toetje pudding geserveerd krijgen. En zo is al weer een mooie dag voorbij. Mart en Wies.
Maandag 20 maart 2006. Palenque – Misol Ha – Aqua Azul – San Christobal de Las Casas – Hotel Arrecife de Coral. Vandaag zijn wij ( Maria en John) 20 jaar getrouwd en wij worden dan ook door iedereen uitgebreid gefeliciteerd bij het ontbijt in Hotel Maya Tulipanes. Het ontbijt was ook in dit hotel weer heel goed. Heel veel keus. Om 8.40 uur vertrekken we naar Misol Ha, een 55 meter hoge waterval. Onderweg passeren we bananen- en koffieplantages. Na ongeveer een half uur rijden komen we bij Misol Ha aan. Dit betekent “Goed vallend water”.
De waterval is erg mooi. Bijna iedereen loopt naar beneden, naar de waterval, om achter het water om naar de andere kant te lopen. Natuurlijk worden er ook vele foto’s gemaakt. Op de afgesproken tijd is iedereen weer bij de bus en vertrekken we naar Aqua Azul hetgeen blauwwater betekent. Onderweg zien we veel kinderen en oude vrouwen met een stapel hout op hun rug die met een band om het voorhoofd wordt gedragen. Brandhout. We zien zelfs een oude man die een halve boom op deze manier voort schouwt. Aangekomen bij Aqua Azul vinden we daar heel veel, kleine, mooie watervalletjes met daartussen kleine meertjes waarin gezwommen kan worden. Sommigen van onze groep wagen een duik in het water b.v. Clairie en Wilfred
Er is van alles te koop. Stalletjes verkoppen de vreemdste dingen en er zijn heel veel eettentjes en restaurantjes. Het is een plaats voor een dagje-uit voor de Mexicanen. We lopen wat rond, bekijken alles en drinken gezellig een biertje en koffie. Als we ons weer naar de bus begeven is Irene weer zoek en ze heeft geen horloge. Maria gaat haar zoeken en vindt haar natuurlijk. Ze heeft suikerrietstengels gekocht terwijl ze dacht dat het asperges waren. Om 12.00 uur vertrekken we naar San Christobal de las Casas. Onderweg zien we veel plaatsen, meestal op een rond of vierkant stuk beton, waar koffiebonen gedroogd worden.
Om 14.00 uur krijgen we, in een restaurant langs de weg 20 minuten pauze om iets te drinken, tevens toilet- en sigarettenpauze. In het restaurant bevindt zich een groot altaar, waarschijnlijk voor de overleden familieleden Hier zien we voor de eerste keer in het restaurant veel doorzichtige plastic zakjes met water hangen. Waar dienen deze voor ? Bij navragen blijkt : door de bolvorm zien de vliegen en wespen zichzelf veel groter in deze spiegel. Zij verschrikken zich, worden bang en dus komen er geen vliegen, wespen en muggen meer in het restaurant. Weer verder. We komen verschrikkelijk veel topes ( wegverhogingen) tegen. De bus moet dan iedere keer bijna stilstaan anders vliegt iedereen tegen het plafond van de bus. Rob vertelt de geschiedenis van Mexico en Chiapas. Ook horen we het verhaal over Marcos, de Indiaanse vrijheidsstrijder uit de jaren negentig die alleen tegen de Mexicaanse regering vocht maar de toeristen en de Indiaanse bevolking met rust liet. Zapatista’s naar Emiliano Zapata die omstreek 1850 samen met Benito Juarez vocht voor een zelfstandig Mexico en uiteindelijk daarin slaagde, waarbij keizer Maximiliaan van Habsburg voor een vuurpeloton geëxecuteerd werd. Tegen 13.30 uur komen we in San Christobel de las Casas, in hotel Arresife de Coral aan. Kamerverdeling, even opknappen en daarna met gids een stadswandeling die ongeveer 2 uur in beslag zou nemen. Een aantrekkelijke koloniale stad hoog in de bergen van de Sierra Madre Sur; of anders gezegd een eiland van Spaans sprekende cultuur in een zee van Indiaanse stammen met elk hun eigen taal, kleding en cultuur. De huizen zijn klein en gepleisterd, met rond de zocalo een paar grotere huizen uit de koloniale tijd. De stad wordt gedomineerd door twee strategisch opgestelde kerken op de heuvels aan de buitenkant van de stad, maar de architectuur neemt bij San Christobal attracties slechts een tweede plaats in : de eerste plaats wordt ingenomen door de plaatselijke bevolking. Elke dag van de week, behalve ’s zondags, is marktdag en de Indianen stromen te voet, op ezels of per bus de stad in. De markt is een van de levendigste en kleurrijkste in Mexico – luidruchtig ook, want de verschillende stammen kunnen elkaar niet verstaan en hebben de neiging om in gebroken Spaans te schreeuwen. Het zijn voornamelijk Tzotzil- en Tzeltal-Indianen. De klederdrachten wisselen al naar gelang stam en dorp van herkomst. Rood, wit, blauw, gestreept en effen zijn kleuren die op de grote markt aan de rand van de stad elke dag een boeiend palet vormen. De markt bevat alle producten van de lokale landbouw, veeteelt en kleine industrie. Groenten in een bijna eindeloos herhaalde
variatie, zakken maïs en bonen, bergen rode chili, kunstig gestapelde ananas, appels en peren, gillende aan de poten vastgebonden varkentjes en rieten manden, overvuld met ronde en lange broden. De markt is uiteraard bijzonder fotogeniek, maar zowel mannen als vrouwen (vooral de Totzils) houden er niet van door een lens te worden bekeken. De mannen willen nog wel eens een aardappel naar een fotograaf gooien; vrouwen slaan hun grote rebozo-sjaals al over het hoofd als ze maar zelfs een camera vermoeden. Maar ze keren zich ook vaak weer snel om om honderd pesos te vragen.
San Christobal is een mooie, gezellige, leuke plaats. Alle woonhuizen hebben maar één verdieping. Alles is van steen gebouwd, prachtige geplaveide straten, gezellige mensen,
wat wil je nog meer. Na de rondleiding nog enkele uurtjes in San Christobal rondgelopen. Natuurlijk vooral veel tijd doorgebracht op de inheemse markt, en daarna met de hele groep in de stad gaan dineren. Maria en ik trakteren t.g.v. ons 20-jarig huwelijk op een rondje Margarita voorafgaande aan het heerlijke diner. Soep ( vis-, kip- of uiensoep), hoofdgerecht met wijn ( vis, kip of beef), nagerecht, tequila, koffie na.
Toen we met de hele groep terug in ons hotel kwamen was er voor ons (Maria en John) een verassing . Er werd ons een grote taart aangeboden vergezeld van e en fles heerlijke wijn. Iedereen kreeg natuurlijk een stukje taart en de rest was voor het personeel. Thea hield een leuke toespraak en Anita zong een Joegoslavisch lied. Fantastisch, hartstikke leuk. Nogmaals bedankt ! Om ongeveer 24.00 uur gingen we moe, maar voldaan en met een speciaal feestgevoel naar bed. John Pennings.
Dinsdag 21-3-06. San Juan Chamula, Zinacatan en San Christobal de las Casas. Vandaag is Mathieu jarig. Hij is 63 jaar jong geworden. Na een heerlijk ontbijt lopen we naar de bus, waar we de slingers ophangen voor de jarige en in de bus zet ieder van ons een papieren feesthoed op en het lang zal hij leven klinkt door de bus. We rijden naar de indianenstad San Juan Chamula waar de Tzotzils indianen wonen. Dit zijn verre afstammelingen van de Maya’s. Onderweg vertelt Rob ons dat we voorzichtig moeten zijn met het nemen van foto’s, de meesten willen niet gefotografeerd worden. Even aftasten hoe de situatie is, misschien lukt het wel met het geven van geld. Het kan zelfs voorkomen als ze absoluut niet willen dat je fotografeert en dat je in het gevangenis terecht komt. De Chamula’s leiden nog een teruggetrokken bestaan. De klederdracht van de vrouw is geborduurde blouses en diepblauwe wollen rokken met smalle geborduurde linten. De klederdracht van de man is witte katoenen hemden en broeken met daaroverheen een zwart wollen tuniek. Het lam is belangrijk voor hun, het geeft hun wol voor de kledij en het lam staat in hun geloof voor Jezus Christus. Langs de route zien we ook veel dennenbomen, oftewel Ocotte genaamd staan, deze zijn ook belangrijk voor hun. Het dennengroen steken ze aan de kruisen en binden ze op in de kerk. Bij hun heeft dennengroen de betekenis van vuur. Gabriel is onze gids vandaag. We vertrekken van de parkeerplaats gezamenlijk naar het marktplein van Chamula. Onderweg zien we diverse winkeltjes waar de vrouwen in hun klederdracht proberen hun koopwaar te verkopen. Op het marktplein aangekomen bemerken we dat er feest is in Chamula, een lentefeest. Vandaag is de 200e geboortedag van Benido Juarez, de 1e president van Mexico van Indiaanse afkomst.
Het marktplein is een en al bedrijvigheid. Op het plein verkopen de Tzotzils hun koopwaar waaronder textiel, groenten, fruit en bloemen. De kinderen proberen snuisterijen waaronder zelf gemaakte ceinturen en poppen in hun klederdracht aan ons te verkopen. Aan de overkant van het gemeentehuis staat een podium. Als we voor het gemeentehuis staan komen de mannen in klederdracht met stokken in hun handen uit het gemeentehuis. Ze begeven zich naar de opstelling van de processie. Voorop lopen meisjes met de vlag, jongens met trommels erachter, dan de mannen met de stokken, dan vrouwen die kransen dragen en daarachter de rest van de plaatselijke bevolking en als laatste de kinderen. Ze begeven zich richting podium. We kijken naar dit kleurrijk festijn en lopen dan met de groep naar de kerk van Chamula. In de kerk mogen absoluut geen foto’s gemaakt worden. De kerk is een mix van Maya en katholiek geloof. De Tzotzils hebben ook 2 namen 1 maya en 1 katholieke naam. Wat ons meteen opvalt er staan geen banken in de kerk. De mensen bidden in Maya taal. Op de grond zitten de mensen te bidden, voor hen liggen dennentakken en ze hebben verschillende soorten kleurkaarsen bij zich en coca cola en limonade.
Al biddend steken ze steeds meer kaarsen aan, drinken af en toe aan hun cola en dan boeren ze. Dit heeft als betekenis dat de kwade geesten uit hun lichaam verdwijnen. De verschillende kleurkaarsen hebben ook een betekenis : Groen betekent voor een goede gezondheid en een goede economie. Geel betekent een goede gezonde geest. Zwart betekent dood en het verlaten van de geest. Ook hebben mensen kippen en hanen bij zich om te offeren voor een goede gezondheid, de kip voor de vrouw en de haan voor de man. Ook hebben mensen eieren en andere vruchten bij zich om te offeren voor een goede oogst. Wanneer de oogst mislukt komen ze terug naar de kerk en halen ze de heiligen waar ze aan geofferd hebben uit de kast en slaan op hem omdat de oogst mislukt is en dat aan hem te danken is. Ook zijn er mensen die een sjamaan, kan vrouw of man zijn, bij zich hebben die voor hun bidt en probeert contact met de geesten te krijgen. We zijn zeer onder de indruk van wat we hier beleven. In de kerk voorin links staat het beeld van Jezus Christus, in het midden staat Johannes de Doper, dit is de beschermheilige van de stad en rechts Johannes de Mindere. Nadat we de kerk verlaten hebben begeven we ons weer naar het kleurrijke marktplein. Aan de overkant van de kerk op het marktplein staan 3 kruisen die met dennengroen
omhangen zijn. Ernaast staat Mayordomo met als hoed een grote zonneschijf. De zon is ook belangrijk voor de Tzotzils , ze geloven dat Jezus Christus van het kruis opsteeg en in de zon veranderde. Op het podium worden door groot en klein diverse voordrachten gehouden er worden ook Mexicaanse dansen opgevoerd. Op het marktplein wordt de koopwaar aangeprezen en wordt er duchtig gehandeld en gepingeld Het is tijd om terug te gaan naar de bus om naar het volgende indianendorp te vertrekken. De kinderen met hun koopwaar lopen mee tot bij de bus. Zinacantan: Voordat we in het dorp aankomen vertelt Rob ons dat er in de kassen, die we overal zien staan, geraniums geteeld worden. In het dorp staan op verschillende plaatsen kruisen met decoratie van dennengroen, langs deze kruisen gaat de grote processie met carnaval. We hebben gisteren in San Christobal een meisje uit Zinacantan ontmoet dat ons haar Maya huis wil laten zien. Als we met de bus in Zinacantan aankomen staat ze al op ons te wachten. We lopen naar haar huis. Bij binnenkomst zien we aan de linkerkant een altaar staan. Jezus heeft dezelfde kledij als de bevolking .Voor het altaar liggen eieren als offergave. Wierook brandt er en er staan kelken en het beeld van een blinde stier, op zijn rug zijn 2 gaten om kaarsen in te laten branden. Op het binnenhof zitten 2 vrouwen te weven. Hun koopwaar hangt rondom de binnenhof op. Maria en John worden in de traditionele kleding van de Tzotzils als bruidspaar aangekleed. Dit wordt door diverse fotografen vastgelegd. Hier wordt ook weer duchtig gehandeld en gepingeld voor blouses, sjaals, tafelkleden en tafelloper.Achter het
binnenhof bevindt zich nog een klein huisje waar boven het vuur het vlees hangt te roken. Rondom het vuur staan kleine stoeltjes.
Na de bezichtiging begeven we ons naar de kerken van het dorp.
De grote witte kerk is een katholieke kerk. Er bevinden zich overal heiligen, ook in de zijkapellen. Ook zien we op verschillende plaatsen de blinde stieren staan. Deze kerk is anders dan die van Chamula maar ook indrukwekkend. We zien om 12.55 uur een man naar de klokkentoren rennen en om 13.00 uur zien en horen we de grote klokken van de kerk slaan; een immens geluid.
Naast de witte kerk bevindt zich een klein klooster. In het klooster horen we vogelgezang en aan touwen hangt overal tilansia. In de jungle wordt dit Grijze Haren
genoemd.. Dit klooster wordt voor inheemse rituelen gebruikt. Na deze bezichtiging vertrekken we weer met de bus naar San Christobal waar we een vrije middag hebben.’s Avonds vertrekken we met taxi’s naar het restaurant La Ballon, dat opgericht is door een Zweeds-Zwitsers echtpaar .We genieten samen met de hotelgasten van een heerlijk diner. Notensoep als voorgerecht. Als hoofdgerecht kippenragout, aardappels met paprika, opgerolde ijsbergsla en een gemengde groenteschotel. Toetje bestond uit cake met koffie. Na afloop gaan we weer met taxi’s terug naar het hotel waar in de hal van het hotel nog door enkele personen een afzakkertje gedronken werd. Wilfred.
Woensdag 22 maart 2006. Busreis van San Christobal de las Casas naar Panajachel. Om 5.30 uur werd ik gewekt door hanengekraai. Ha, dacht ik dat komt me bekend voor. Ben ik thuis? Nee, toen ik de ogen open deed, zag ik dat ik in een vreemd bed lag waar ik overigens prinsheerlijk in geslapen had. Theo scharrelde wat rond en had al een heerlijk kopje koffie gemaakt voor ons beiden. Om 7.00 uur moesten we ontbijten en onze koffers weer in de hal zetten. Omdat de bus niet in deze straat kon komen, vertrokken we om 7.30 uur richting parkeerplaats van de bus alwaar de koffers door een pick-up al afgeleverd waren en om 7.47 uur begonnen we aan de lange rit van ± 400 km. naar Panajachel. We reden langs een landschap met dennen en loofbomen. Onderweg vertelde Rob het een en ander over de plek waar we naar toe zouden gaan. Dit dorp lag aan het meer van Atitlan. Het meer lag in een grote vulkaankrater en werd omgeven door 4 vulkanen te weten, de Toliman, de Atitlan, de San Pedro en een kleintje de El Oro. Na een heleboel Too mulo’s (drempels) hielden we om 9.30 uur een korte toiletstop of koffiestop bij de Italian coffee compagny. Het dorp waardoor we reden, heette st. Gregorius Cha Mic. Gregorius is de katholieke naam en Cha Mic de Maya naam. Cha betekent: te weinig en Mic: regen. Het weer was bewolkt en opeens vielen juist hier ook nog een paar regendruppels. Deze hadden we tot dat moment nog niet gezien. Langs de straten zagen we prachtige jacaranda’s en bougainvilles in diverse kleuren.
Om 11.30 uur bereikten we Cuauhtemoc met de grensovergang. Wat ik hier zag en meemaakte, had ik nog nooit gezien. Het werkte me op de lachspieren, zo’n grote chaos. Omdat onze Mexicaanse bus ons ging verlaten, moesten we uitstappen en met al onze bagage zelf de grens overlopen. Rob en Gabriel gingen de nodige grensformaliteiten afhandelen en achter de grenspaal stond een Guatemalteekse bus op ons te wachten. We werden “overvallen” door een lopend G.W.K. en links naast de bus was een grote overdekte “Tax Free”shop. Allerlei auto’s stonden kris kras geparkeerd en hier tussen door liepen allerhande mensen met en zonder bagage. Nadat iedereen zijn bagage weer in de bus had gecontroleerd stond er nog een oranje koffer. De eigenares liep op haar gemak nog wat te kijken en te kopen bij de winkeltjes. Terwijl ik Mathieu en Lambert bewonderde voor de zware bagage die zij beiden voor juist deze reisgenote over deze grens overgang hebben moeten sjouwen. De nieuwe bus en chauffeur bleken boven verwachting goed te zijn, zelfs, zoals we hebben mogen ervaren, beter dan de Mexicaanse.
Na nog drie stops gemaakt te hebben en veel kilometers op de Pan Americano gereden te hebben met zelfs een hoogte van ± 3000 meter, bereikten we om 17.30 uur ons hotel Porta Del Lago in Panajachel. Het was een fantastisch hotel dat van alle gemakken en luxe voorzien was. Bovendien had iedere kamer een schitterend uitzicht op de San Pedro vulkaan en het meer. Om 19.30 uur genoten we in dit hotel van een overheerlijk uitgeserveerd diner. Een gedeelte van onze groep besloot daarna om het dorp nog in te gaan. Theo en ik bleven echter in de bar van het hotel met Bernadette Smeets en Jo Eggen een afzakkertje drinken. Om 23.00 uur gingen we weer moe maar voldaan naar onze kamer om te gaan genieten van een heerlijke nachtrust. Benieuwd naar wat de dag van morgen ons weer zou brengen.
Corry.
Donderdag 23 maart 2006. Naar de markt in Chichicastenango. We werden gewekt met een stralende zon in ons hotel in Panajachel.Ik genoot vanaf het balkon van ons mooie hotel met uitzicht op het meer van Atitlan waar drie kraters aan liggen, de San Pedro, de Taliman en de Atitlan. Vervolgens werden we verwend met een uitgebreid ontbijtbuffet dat heerlijk smaakte.De bus stond al klaar voor de tocht naar Chichicastenango.De weg slingerde omhoog langs het meer waar we een prachtig uitzicht op hadden. Op een panoramisch punt werd gestopt om te genieten van het moment , maar de souvenir verkopers stonden ook al klaar met hun koopwaar.Hier kocht ik een ketting met indianenpopjes aan.De tocht ging vervolgens door een bergachtig gebied met mooie panorama’s, begroeide bergen, maar ook terrassen van ontgonnen land waar de bevolking op werkte.Chichicastenango ligt 50 km in de bergen. De naam Chichicastenango betekent, plaats van de brandende bladeren, deze naam werd aan deze plaats gegeven door de Azteekse hulptroepen van Alvarado vanwege een veel voor komende brandnetel. Deze plaats is een magische plaats omdat de traditionele religieuze gewoontes van de indiaanse bevolking nog zichtbaar zijn. De inwoners van Chichicastenango noemt men de Maxenás, dit is een verbastering van St. Tomas de patroonheilige van de stad. Deze gewoontes hebben ook te maken met de markt die op donderdag en zondag gehouden wordt, waar handelaren vanuit het hele land naar toe komen. Het was dus ook een enorme uitstalling van goederen en waren met een diversie van kleuren waar je stil van werd. We bezochten met de groep de St.Tomaskerk. We gingen door de zijdeur naar binnen, de voordeur is alleen voor hoogwaardigheidsbekleders. Hier zagen we ook weer veel brandende kaarsen en indianen die bezig waren met hun rituelen.
Na het kerkbezoek hebben we souvenirs gekocht. Steeds werden we staande gehouden door vrouwen en jonge kinderen die je iets probeerden te verkopen. De markt was bekend door zijn stoffen en textiel. Ook verkocht men beeldjes en juwelen van jade, een groene steensoort die hier gevonden wordt, en gebruiksvoorwerpen van obsidiaan.
Om 11.30 uur was het verzamelen voor de kerk voor een tocht naar het gedenkteken van de zonnegod Pascual Albaj, dit lag in de heuvels 2 km buiten het dorp. Het was een hele klim maar de moeite waard met een prachtig uitzicht op het dorp. Het heiligdom bestaat uit een offerplaats met een stenen beeld van de vruchtbaarheidsgod. Hier waren ook weer indianen bezig met hun rituelen, maar de dames met hun koopwaar waren er ook. Terug in het dorp gingen we terug naar Panajachel. Het was weer een prachtige tocht door bergachtig landschap en langs kleine indianen nederzettingen. ‘s Middags was een vrije middag, we hebben in Panajachel gewinkeld en naar Nederland gebeld. ‘s Avonds gingen we in restaurant Casa Blanca eten, dit was 10 minuten wandelen van ons hotel. Tijdens deze wandeling riep een jongetje langs de kant op Mathieu Franssen, hallo Bill Clinton, chapeau voor Mathieu!!!
Na het eten ging een gedeelte van de groep nog wat drinken in een café, hier hadden ze happy hour, hier genoten we allemaal van. Op het einde van de avond maakte Wilfred Nijssen zich zeer verdienstelijk door het rolluik van een van de winkels weer gangbaar te maken. Hij kreeg een luid applaus van de toeschouwers. Nog een bijzonder voorval van deze dag. John zat op een terras en bemoeide zich met de handel van een ander op zijn eigen manier. De zeer jeugdige indiaanse verkoopster
draaide zich om en gaf hem in zeer goed Engels van repliek. De persoon in kwestie werd heel stil en dat is een zeldzaamheid, dit tot grote pret van zijn tafelgenoten. Moe en voldaan ging iedereen naar bed, het was een mooie dag geweest. Jenny
Vrijdag 24 maart 2006. Boottrip op het Meer van Atitlán met een bezoek aan de dorpen San Pedro La Laguna, Santiago Atitlán en San Antonio Palopó. Rond zeven uur staan we op. We zitten in een luxe hotel. Het ontbijt is geweldig. Er is een enorm ontbijtbuffet. Om acht uur verzamelen we ons in de lobby van het hotel. We bewonderen nog even de vijftien motoren die voor het hotel staan. Het zijn stuk voor stuk dure toestellen. De BMW-motorradclub van Guatemala heeft zijn jaarlijkse conventie in het hotel. Kwart over acht wandelen we naar het strand. Dat is honderd meter van het hotel. Daar ligt de boot op ons te wachten: de Palumuk. Een boot voor honderd personen. We hebben ruimte zat. Als we instappen, wordt er gemeld dat er op het bovendek maar ruimte is voor vijfentwintig personen. Een en ander geheel volgens de Guatemalteekse wet. Het verbaast je dat ze dat in dit land al geregeld hebben. Er ontbrandt een korte discussie over de leeftijd van de schipper; hij lijkt wel erg jong. Een broekie van een jaar of vijftien. We verwachten dat het wel goed gaat want op de voorruit van de stuurcabine zitten twee vertrouwenwekkende stickers. Een sticker meldt: Jesus, en de andere: Santa Biblia. Dat moet goed komen. De route voor vandaag staat vast. We varen eerst naar San Pedro La Laguna (mogelijk het minst interessante dorpje, maar met een hoop rugzaktoeristen, dat aan de voet van de San Pedro Vulkaan ligt), dan zullen we doorvaren naar Santiago Atitlán (dat aan de voet van de Atitlán Vulkaan ligt), waarna we naar San Antonio Palopó zullen varen. Het
weer vandaag is licht bewolkt. Van deze wolken zijn er enkele zelfs aan de donkere kant. achterom kijkend, de zonnestralen door het wolkendek schijnen: een fraai gezicht. Als we op het meer zitten en enkele kilometers van Panajachel zijn, zien we, We varen richting de San Pedro Vulkaan. De vulkaan blijft vandaag de hele dag iets heiig zodat het maken van scherpe foto’s van de vulkaan niet mogelijk is. Links van ons zien we de Atitlán Vulkaan. Rechts van ons zien we een kale vlakte waar een grote modderstroom, als gevolg van de orkaan Stan, oktober 2005, de waterzuiveringsinstalatie van Panajachel heeft vernield. Dat is echter nog niets vergeleken bij de ramp (modderstroom) die het dorp Panabaj, in de buurt van Santiago Atitlán, heeft getroffen alwaar 1400 mensen zijn overleden.
Het Meer van Atitlán wordt omringd door hoge bergen. Enkele van deze bergen zijn de al genoemde vulkanen. Het meer zelf blijkt een zeer oude grote vulkaankrater te zijn. Omdat het licht bewolkt is, zien we een afwisseling van lichte en donkere plekken op de bergen. Rechts van ons zien we, iets hoger tegen de helling, een dorpje liggen. Het lijkt alsof het tegen de helling is geplakt.
We zitten nauwelijks in de boot of Gerrie roept dat ze iets vergeten is. De sigaretten?
Nee, gelukkig niet, alleen het fototoestel. Omdat het toch zo nu en dan bewolkt is hebben de zongenieters een beetje pech. Ze gaan op zo’n manier zitten dat ze elk zonnestraaltje kunnen opvangen. Wilfred kan dan ook op een berisping rekenen van Wilma, als hij tijdens het maken van enige foto’s in haar zon gaat staan. De zon dient beschikbaar te zijn. Hoe het gesprek zo kwam weet ik niet, maar op een gegeven moment worden door deze en gene de talismannen uit de tas gehaald die altijd mee op reis gaan, zoals de Heilige Antonius (in een kogel), een plaatje met Maria van Lourdes en een rozenkrans. We slepen wat mee! Om kwart over negen komen we aan in San Pedro. We zijn een uur op het water geweest. De boot is geen snelboot, maar ook niet echt langzaam. Rob krijgt een schok als hij aan land komt. Hij kent het absoluut niet terug. Het dorp van een aantal jaren geleden bestond maar uit een paar huizen en een pension met vier kamers. Nu is alles nieuw en staan er honderden huizen. Toch kunnen we er driekwart uur gezellig wandelen. We moeten steil omhoog lopen. Dat is voor Corry, Theo en Gerrie teveel van het goede. Zij houden resoluut een gemotoriseerde driewieler (merk Bajaj, uit India) aan en laten zich naar het centrum van het dorpje rijden. In het centrum van het dorp staat ook de katholieke kerk met op de achtergrond de Vulkaan San Pedro. Voor het kerkje, hoe kan het ook anders, staat een groot beeld van Sint Petrus. Naast de kerk, aan de doorgaande weg door het dorp, is een kleine markt. Het zal wel de lokale dagelijkse markt zijn. Er is van alles te koop: kleding, etenswaren en huishoudelijke artikelen. Naast de markt is een school. De fotografen onder ons, en dan vooral de digitalen (die kunnen de foto’s terug laten zien), hebben hier veel bekijks. De kinderen komen zelfs zeuren voor foto’s. Als je hen laat zien dat je nog een gewoon fototoestel met rolletjes hebt, dan hoeft het opeens niet meer. Er worden foto’s gemaakt en pennen uitgedeeld. Er schijnt zelfs een klas bezig te zijn aan een proefwerk. Als de juffrouw de klas maant om verder te gaan dan wordt er gedisciplineerd en zonder morren weer plaats genomen.
San Pedro staat bekend als backpackersdorp. Er lopen veel hippieachtige types rond. Om kwart over tien vertrekken we. In vijfendertig minuten varen we naar Santiago Atitlán. Het meer is opeens een stuk ruwer geworden. De zon schijnt ononderbroken. De wolken zijn weg. We varen om de San Pedro Vulkaan heen. Een paar minuten voor we in Santiago aankomen, kunnen we een blik werpen op de huizen der rijken. De kust van het meer nabij Santiago is bezaaid met luxe huizen. Vele van deze huizen hebben ook een eigen helling om een bootje in het water te laten. We komen onderweg echter ook de originele boomstamkano’s tegen, waarin je rechtop moet staan en een peddel gebruiken om vooruit te komen. De golven zijn ondertussen zo hoog dat deze bootjes achter de golven verdwijnen, je ziet alleen de man die de kano voortstuwt nog staan.
Als we in Santiago Atitlán aankomen, gaan we eerst naar Maximón. Maximón (samenvoeging van max, het Mayawoord voor tabak, en Sint Simon) is een beeld van een figuur die een kruising is tussen Sint Simon, de Mayagod Mam en volgens meerdere theorieën ook nog Judas en een verfoeilijke Spaanse conquistador Pedro de Alverado. De Maximón wordt jaarlijks ergens anders bewaard. Hij verhuist continue. Door een inwoner van het dorp worden we, tegen betaling, naar een gewoon huis gebracht waar we, alweer tegen betaling, een bezoek kunnen brengen aan de Maximón. De Maximón lijkt op een lilliputter; een groot hoofd op een klein lijf. Hij heeft een sigaar in de mond, kleding aan, een hoed op en enkele sjaals en stropdassen. Het is een dorstige kerel, hij krijgt alcohol te drinken. Er worden kaarsen voor hem gebrand. In een glazen kist naast het beeld ligt Jezus. De Maximón wordt aan weerszijden bewaakt door een tweetal dorpsbewoners. Deze hebben de plicht om goed voor de Maximón te zorgen. Dat schijnt nogal wat geld te kosten want hij drinkt veel en rookt behoorlijk wat sigaren. De verzorging van de Maximón is dan ook het doel van onze entree en fotobijdrage. Met Pasen wordt de Maximón uit huis gehaald en gaat hij naar de kerk. In of voor de kerk zal hij Jezus ontmoeten waarna zich een gevecht tussen beiden zal afspelen. We hebben niet te horen gekregen wie wint, of misschien is de strijd zelfs wel onbeslist. Maximón is een mengeling van goed en slecht. Voor vrouwen is het kijken naar het beeld voldoende om zwanger te worden. Enkele dames in de groep schrikken hier toch wel van.
Enkele ondernemende jongeren hebben een aardige manier gevonden om een zakcentje te verdienen. Ze draaien touwtjes in verschillende kleuren om een pen en kunnen zo je naam “borduren”. Het is in een paar minuten gepiept (tussen aankomst met de boot en bezoek aan het huis van de Maximón). In Santiago is een grote markt. Het is een lokale, niet toeristische, weekmarkt. De bewoners van dit dorp, zowel mannen als vrouwen, zijn in fraaie klederdracht gestoken. De vrouwen vooral in het blauw. De mannen, en dat is opvallend, in een witte, gestreepte en opvallend geborduurde broek tot onder de knie. De mannen dragen ook een cowboyhoed. De markt is een kleurrijk en chaotisch tafereel. Je kunt alleen over de
markt slenteren, want al zou je willen, je komt niet snel vooruit. De afstand tussen de rijen is klein. Wij zijn Europeanen en over het algemeen flink groter dan de indianen en dan zijn we nog voorzien van tassen en zakken. We moeten met enige omzichtigheid overal tussendoor zien te komen. Het is hartstikke leuk. Het borduurwerk is fantastisch. Alle pakken worden nog met de hand geborduurd. Tussen de markt en de aanlegsteiger zijn nog vele kramen die gericht zijn op de
toeristen. Er worden vele mooie dingen ingekocht. Om half een zijn we klaar voor vertrek. Irene is echter zoek. Rob gaat nog even het dorp in. Hij kan Irene ook niet vinden terwijl hij toch de hele markt over loopt. Hij had haar een kwartier voor vertrek nog de juiste weg gewezen. Om een uur besluiten we dan toch maar te vertrekken. Gabriël zal achter blijven. Hij gaat op zoek naar Irene. Later blijkt dat Irene ons heeft zien vertrekken en terwijl Gabriël vertwijfeld zoekt, en zelfs de politie inschakelt, stapt Irene ongemerkt in de lijnboot van half twee naar Panajachel. Die twee hebben elkaar gemist. Voor ons boottripje naar San Antonio Palopó melden zich twee liftsters. Twee dames die met een grote stapel textielgoederen terug gaan van de markt naar hun eigen dorp. Onderweg proberen ze nog wat te verkopen. Hoewel het eigenlijk wel leuke spulletjes zijn is de animo niet groot. Er is al voldoende gekocht. We volgen de oost-oever van het meer. Het is nog een hele tocht naar San Antonio, we doen er meer dan een uur over. Om tien over twee komen we er aan. Het is een piepklein dorp. We wandelen steil omhoog naar de kerk. Het is een eenvoudige kerk. Het is rustig in het dorp. Voor de kerk zijn een tiental dames bezig om, in klederdracht, het dorpsplein te vegen. Ook hier is het weer moeilijk om mensen te fotograferen. De dames zijn nogal afwijzend, net zoals de twee die we op de boot hadden. Bij hen ging er enige vasthoudendheid aan vooraf om ze toch op foto te kunnen vastleggen.
Om kwart voor drie vertrekken we voor het laatste stuk terug naar Panajachel. De zon heeft toch de hele dag zijn best gedaan en schijnt ook nu nog volop. Er zijn dan ook enkele onder ons die een enigszins rode kleur hebben gekregen. Het is lekker om met
warm weer te varen, dan koel je af. Verbranden doe je echter net zo snel. Het is vandaag warm geweest, daar zag het vanmorgen niet naar uit. Om twintig over drie leggen we aan bij het strand voor ons hotel. We wandelen terug naar het hotel. Velen leggen snel hun spullen op de kamer en gaan dan Panajachel in om de laatste inkopen te doen. Als we door het dorp wandelen, komen we Irene tegen die al uren op zoek is naar het hotel. Gabriël kan niet bereikt worden. Die arme ziel neemt met lood in de schoenen en een beetje overstuur de laatste boot terug. Rob wacht hem op bij aankomst. Hulde voor de inzet van Gabriël.
Om zeven uur melden we ons bij de receptie. Rob had nog even gecontroleerd of het dineradres geregeld was. Daar bleek dat men niet wist dat er een groep kwam eten. Het management was er van op de hoogte, er was een fax gestuurd, maar het bedienend personeel wist van niets. Gabriël belt even en het is geregeld. We wandelen er naar toe, dat is maar tweehonderd meter. Als we er aan komen is men nog druk doende om de tafels gereed te zetten. Het blijkt dat het restaurant een prima organisatie heeft. Er loopt een dame met portofoon rond die alles perfect regelt. Het eten is ook prima. De vis, het vlees, het toetje: allemaal prima in orde. Als je bedenkt dat men om zeven uur pas te horen kreeg dat een groep van 37personen komt eten en een uur later zitten we aan het hoofdgerecht, dan moet het ook een goede organisatie zijn. Het is er sfeervol en gezellig. Na het diner gaat een deel van de groep nog het dorp in op zoek naar een gezellige bar. De gezelligste plek is daar waar life muziek wordt gespeeld. Helaas is er geen plek meer. Een stukje verder is er wel een gezellige bar. Er wordt heen en weer gesoebat over happy hour, maar de meesten van ons laten zich er toch niet van weerhouden om een lekker drankje te drinken, en nog wel meer dan een. Morgen komen we hier terug. O, nee! Morgen vertrekken we alweer naar een nieuwe bestemming. Ger en Bernadette.
Zaterdag 25 maart 2006. Panajachel-Antigua. Na het ontbijt 8.45 uur vertrek vanuit Porta Hotel Del Largo. Uitzicht op de vulkanen en het blauwe vulkaanmeer. We slingeren de berg op rondom het vulkaanmeer richting Sololala. Laatste blik op de modderlawine Stan. Op het mooiste punt stappen we uit de bus en er wordt weer ijverig gehandeld en gepingeld bij de kraampjes, sieraden, kleurige kettingen, maskers met Obsidiaan van de vulkaan etc. We rijden weer door de nauwe straatjes van Sololala. Als we de top van de berg bereiken zitten we weer in de nevel. Rond 11.30 uur komen we in ons hotel Hermano Pedro aan. Onze kamers zijn nog niet klaar, de koffie staat wel klaar. We kunnen onze koffers en handbagage in een kamer neerzetten. Er wordt afgesproken elkaar om 13.00 in het hotel voor de stadswandeling weer te treffen. Ieder kan op eigen gelegenheid gaan lunchen.
Om 13.00 uur treffen we onze gids Fausto. Hij leidt ons eerst naar het dak van ons hotel vanaf hier hebben we een schitterend uitzicht op de vulkanen en vertelt Fausto ons over de geschiedenis van Antigua. Pedro de Alvarado sticht in 1527 de hoofdstad Santiago de los Caballeros aan de voet van de vulkaan Agua. Door de jaren heen vinden er verschillende vulkaanuitbarstingen en aardbevingen plaats en werd de stad gedeeltelijk verwoest.. In de loop van de jaren vestigden zich steeds meer en meer kloosterordes in de stad. De machtstrijd tussen de verschillende kloosterordes ging gewoon door. Over de stad is het magisch getal vier van toepassing. Vier maal werd de stad overstroomd, vier maal werd zij bedekt met lavastromen en asregens en vier maal teisterde de pest de stad. Er werd een nieuwe hoofdstad gebouwd en wel Guatamalastad en vele kunstvoorwerpen gingen vanuit de oude stad naar de nieuwe hoofdstad. De oude stad kreeg de naam La Antiqua wat
betekend De Oude. In de zestiger jaren werden verschillende ruines van kloosters en kerken gerestaureerd en werd de stad opgenomen bij Unesco als werelderfgoed als koloniaalstad. Fausto vertelt ons dat er nog steeds 5 vulkanen in werking zijn. In 1976 heeft de laatste aardbeving hier plaatsgevonden we wachten nu op de volgende vertelt hij ons met een lach. In Antigua hebben ze het gehele jaar constante temperatuur van 20 C. De export produkten van hier zijn koffie en bananen. We verlaten het dakterras en beginnen aan onze stadwandeling. De straten in Antigua lopen van Noord naar Zuid en van Oost naar West. Als 1e bezichtigen we een binnenhof van een huis uit de 2e helft 17e eeuw. Het huis dient thans als hotel en restaurant. In het midden van de patio staat een grote boom omringd met bloemen. Op de achtergrond speelt een orkestje op de Mirimba, dit is het nationaal instrument van Guatamala. We lopen door de Triomfboogstraat naar de kerk Iglesia de la Merced. In het weekend is de straat gesloten voor het verkeer.
Alle kerken kijken van Oost naar West vanwege de zonopkomst. Iedere morgen om 5.00 uur luiden de klokken. De kerk heeft de mooiste façade van Antigua. De façade is een mengeling van Maya- en Katholiek geloof. Er komt een bruidspaar uit de kerk. Vanuit deze kerk vertrekken op Palmzondag en Goede Vrijdag processies. Fausto vertelt ons dat in de goede week de mensen hier niet slapen maar dat ze in alle straten waar de processie trekt figuurtapijten maken van gekleurd zaagsel maken. In de kerk liggen ook van deze tapijten, schitterend om te zien. Het altaar bestaat uit de Heilige Drie Eenheid, ook een altaar met een zwarte heilige. Het is een prachtige kerk. Op Goede Vrijdag dragen 100 mensen Jezus Christus met het kruis vanuit deze kerk. ’s Morgens dragen de mensen paarse kleding en ’s middags zwarte kleding. Voor de kerk zitten al mensen uit de regio te wachten voor de processie van zondag. Ook staat er
de Heilige Boom, hij is meer dan 100 jaar oud en heeft speciale krachten volgens de mensen. We vervolgen met de stadswandeling en lopen langs de voormalige kerk Teresa die thans als gevangenis dient voor 150 mensen. We lopen naar de Casa Del Carmen tegenover de berg met het kruis waar de processie op Goede Vrijdag naar toe trekt en lopen dan naar de Santa Rosa hier wonen de rijke mensen uit de VS. In de straat staan overal Jacaranda bomen. Ze zijn belangrijk voor het katholiek geloof vanwege de paarse kleur die ze omstreeks de paastijd hebben. Van de Jacaranda bloemen wordt thee gemaakt tegen diarree.
We vervolgen de stadswandeling en gaan naar een Kapucijnerklooster. Kapucijners was de laatste orde die zich in Antigua gevestigd hebben. De architectuur noemt men Allicantobouw. De binnenhof zijn ze voor een bruiloft aan het inrichten. Aan de overkant van de binnenhof bevindt zich de grafkelder, er ligt nog 1 non opgebaard. Van hieruit lopen we naar de echokamer het doel van deze kamer kan men alleen maar naar gissen volgens Fausto of te wel voorraadkamer of bewaarkamer voor kleren of zingkamer. Fausto begint te zingen en we kunnen genieten hoe de echo schalt door de kamer. Rob, Jo en Wilfred zingen dan gezamenlijk het Wilhelmus het klinkt geweldig. We lopen van hieruit naar de retraite toren , hier bevinden zich 18 cellen. Ze hebben allemaal dezelfde constructie en inhoud, er bevindt zich een toilet en een kandelaar. Moeder overste had een grotere cel, als ze wilde converseren ging ze op binnenplein op de middelste tegel staan en iedereen kon haar horen. Wilfred probeert dit ook door het zingen van het Limburgs Volkslied en wordt op de middelste tegel. Rondom de toren bevinden zich 17 nissen, of te wel dienden ze als staties, een andere versie is dat de nissen als gevangeniscel dienden. Boven de cel bevindt zit een gat van hieruit zouden ze druppelsgewijs water hebben gekregen. We lopen via de tuin terug naar het binnenhof. Voor 50 kloemele wil John je naam in de
Agave graveren. Op het binnenhof zijn ze inmiddels al ver gevorderd met de voorbereidingen van de bruiloft. Een foto van het bruidspaar ligt op de tafel. We begeven ons naar de voormalige kerk die thans als eetzaal voor de bruiloft ingericht is. We verlaten het klooster en lopen via de wasbekkens naar de San Franciscuskerk. De Franciscusorde bestaat nog steeds in Antigua. Langs de weg bij de voorpoort staan 14 gebouwtjes voor de kruiswegstaties. Naast de kerk bevindt zich nog de ruïne. Op het binnenplein staan overal kraampjes waar ze diverse soorten kaarsen verkopen. We bezichtigen de kerk en lopen dan naar de kathedraal. Onderweg zien we overal kinderen in dezelfde klederdracht. Als we bij de kathedraal aankomen neemt Fausto van ons afscheid. We hebben thans enkele uurtjes vrije tijd voordat we om 19.00 uur eten gaan. Op het plein voor de kathedraal vindt er een processie plaats.
Eerst lopen er kinderen paars gekleed, vervolgens in de kleuren rood-wit gekleed. Dan groep jongens het tafereel Jezus op het meer van Galilea. ’t Is ongelooflijk als je ziet hoe de kinderen dit uitbeelden. Ze lopen 4 passen vooruit en dan weer 2 passen terug net als de zee beweegt het. Dit is niet gemakkelijk te lopen voor de jongens. Achter hun komt er de harmonie en dan komt er een groep meisjes met het tafereel van de Maagd Maria. Na de processie gaat ieder zijn eigen weg. ’s Avonds gaan we buiten het hotel in een restaurant op het plein bij de kathedraal eten. Dit was een Quick restaurant, je moest je haasten met eten, voordat je het in de gaten had was je bord al weg. Op de achtergrond speelde iemand op een gitaar en zong erbij. Binnen een uur stonden we weer buiten. Voor de kathedraal speelde een harmonie en bleven we luisteren. Er werd besloten om nog een slaapmutsje te gaan drinken omdat het nog te vroeg was. Aangezien de groep te groot was om ergens gezamenlijk iets te gaan drinken splitsten we ons op. De meeste keerden tegen 23.00 uur terug naar het hotel en anderen bleven langer doorzakken. We hadden weer een fantastische dag beleefd in deze oude koloniaalstad Antigua. Wilfred en Clairie.
Zondag 26 maart 2006. Antigua – Copan. Al heel vroeg 5.30 uur Wake Up Call. Iedereen is al driftig met de koffers aan het slepen. De koffie staat al gereed in de hal, waar dan ook flink gebruik van wordt gemaakt. John heeft goed geslapen zegt hij, maar in de bus zegt hij tegen iedereen Goede Nacht. Of het nu kwam van de wasem van diegenen die zo laat op stap waren gegaan of van de kou in de bus waren de ramen al snel beslagen. Bernadette heeft aan alles gedacht en heeft voor deze gevallen dan ook een doek van thuis meegenomen om de ramen te lappen. Al snel bereiken we Guatamala stad die opvalt vanwege zijn brede high way door de stad omzoomd door een bomenrij. Ondertussen worden de ontbijtpakketten aangesproken. In Guatamala stad passeren wij via een hoge brug een vallei waarbij de hellingen volgebouwd zijn met karakteristieke platenhuisjes. Vele bochten in de weg maken dat het schrijven aan dit verslag een nieuw handschrift oplevert. Stad in koloniale tijd belangrijk in 1800 en 1900. Is thans snel groeiend en is de enige grote stad in Guatamala. Steeds meer mensen van de dorpen trekken naar de stad, maar hier is ook weinig werk daardoor veel criminaliteit. 1/7 deel van de bevolking van dit land woont in de krottenwijken van de stad. Caminal Juju saletelietstaat van Maya ligt onder Guatamalastad. We stoppen bij een politiebureau om ons te registreren voor een politie escorte die ons begeleid tot aan de grens met Copan. Dit stuk weg is namelijk erg ruig en 4 jaar geleden hebben ze op deze route een bus van een Nederlandse Reisorganisatie overvallen, gevolg alle geld weg.
Rob vertelt over het katholieke geloof in Guatamala, nog maar 60% katholieken rest zijn evangelisten en groeperingen van protestantse geloofsgemeenschappen. Eerst werkte de kerk mee met de staat. Tussenstop Teculutan voor koffie, toilet en pafkes. Ook nog bij enkele verkopers cashewnoten gekocht. Bij Jucatan krijgen we nieuwe politiebescherming tot aan de grens. Nadat we de paspoortnummers hadden ingevuld op het formulier van Rob, komen we aan de grens van Honduras waar we voor dollars Lempiras kunnen wisselen. We zijn te vroeg voor het hotel, daarom eerst een hapje eten en dan een bezoek aan de Site van Copan. Voor de site stonden weer de verkopers met hun handel en Irene kon het niet laten om diverse beeldjes met een gewicht van 15 kg. te kopen. Onze gids in Copan heet Oscar. We lopen met hem naar een maquette van de Site. Hij laat ons op de maquette de Binnenplaats en de Acropolis zien en vertelt ons over de beroemdste koning van Copan 18 Konijn.
Copan is heel artistiek en de gebouwen waren vroeger in het rood. In Copan spraken ze maar 1 dialect. We lopen met de Oscar naar de officiële ingang. Onderweg komen we volgens de gids een Heilige Boom tegen genaamd Jux Ché die voor de wetenschap (science) gebruikt werd. Tevens gebruiken de vissers de stam van de boom om boten te maken. Soms gebruikten de Maya’s de stam om mee te vechten. Ook zagen we een kalebasboom van de vruchten worden instrumenten gemaakt. Bij de ingang zitten Mamalao’s te kwaken dit is de Nationale Vogel van de veren werden hoofdtooien gemaakt. We wandelen langs schitterende Ficusbomen met heel dikke wortels, volgens de gids zouden ze ongeveer 300 jaar oud zijn. Bomen en bergen waren voor de Maya’s heilig. Als stenen werkten ze veel met jade en Obsidiaan. Bij tempel nr 4 zien we krokodillen aan de zijkanten. We zien 3 altaren bedekt met bloemenmotieven en een priester met de 13 goden van de hemel en de 9 goden van de onderwereld. We vervolgen de route en zien een tempel met 13 nissen te vergelijken met de kruiswegstaties van de katholieke kerk. Het volgende altaar is omringd met de afbeeldingen van 16 koningen die elkaar de scepter overhandigen. Een van de koningen was voor die tijd al een heel moderne koning want hij droeg al lenzen. Dieren werden op dit altaar geofferd. Bij tempel nr 6 bevinden zich de koninklijke vertrekken. Het tempelcomplex bestaat uit 3 verschillende verdiepingen. Rondom de tempel werden de doden begraven. We komen uit op een dubbele Plaza aan de oostzijde van de acropolis. Deze was belangrijk vanwege de opkomst van de zon in het Oosten daarom vonden hier ook veel offeringen plaats. Bij de offeringen werd het bloed vermengd met 21 soorten drugs om hallucinaties te krijgen. We zien hier een afbeelding van de Dancing Jaguar, hij lijkt op Mickey Mouse, oorspronkelijk was hij van Obsidiaan. Hier bevinden zich ook tunnels, om deze te bezichtigen moet je apart betalen en volgens Rob was er maar weinig te zien. We beklimmen de trappen en zien op de achtergrond een bijna droge rivierbedding. Vroeger werd op de rivier hun handel versleept met name cacao en jade. We lopen naar de mooiste st÷le van Copan en wel die van 18 konijn. Zijn hoofdtooi is een krokodillenhoofd. Hij heeft geen neus die is of gestolen of vernield door vandalisme. Hij draagt de oorringen aan zijn hoofdtooi. De stèle is gemaakt uit steen ongeveer 761 na Chr. Toen Columbus hier aankwam vroeg hij aan het volk What is Your Name, ze zeiden Maya Maya , zo is hun naam ontstaan. We lopen naar de 64 hiërogliefen trappen, zeer indrukwekkend, over de trappen is een zeil gespannen wat wel jammer is nu kunnen we geen mooie foto’s nemen. Op alle stenen staan hiërogliefen en de gids Oscar vertelt ons tot nu toe pas 20% tot 25% vertaald is. Hier staan ook verschillende stèles van heersers van Copan. We lopen van de trappen naar het Balspeelveld en Oscar vertelt ons dat hier de bal het papegaaienhoofd moest raken en niet zoals bij andere Maya steden door de ring heen. Het papegaaienhoofd staat voor de zon. We lopen naar de offertafels, hier bevonden verschillende offertafels en ook diverse standbeelden zoals van een voetbalspeler en van een man met zelfs een lange baard, één van deze offertafels leek wel op een hamburger. De tafel was zo rond als een bal,
bloedkanalen rondom en de afbeelding van een touw. Het hart werd in het midden gelegd. Het bloed liep dan via de kanalen naar beneden en werd daar dan opgevangen in een potje met papier en boven bij de tempel dan geofferd aan de goden. Oscar beëindigd hier zijn rondleiding en we krijgen nog 3 kwartier vrije tijd om zelf nog het een of ander te bezichtigen. We vertrekken met de bus naar het dorp Copan en kunnen weer genieten van de schitterende rijkunst van onze chauffeur hoe hij manoeuvreert door de nauwe straatje en zelfs achteruit de helling naar ons hotel Marina Copan oprijdt. We kregen de sleutels uitgereikt en er wordt afgesproken dat we om 19.30 uur in het hotel zullen dineren we hebben dus nog enkele uurtjes vrije tijd. Het personeel brengen de koffers naar onze schitterende kamers Rondom de kamers zijn er verschillende waterpartijen en een prachtige tuin aangelegd. In het hotel is een mooi zwembad, een jacuzzi en een sauna waar verschillende mensen gebruik van gemaakt hebben. Een andere optie is natuurlijk om even het dorp te gaan verkennen. In het dorp bevonden zich natuurlijk souvenirwinkels, sigarenzaken, kroegjes en internetcafés ook hier werd natuurlijk weer driftig gekocht In het dorp op het dorpsplein speelde iemand op een panfluit klonk leuk en probeerde driftig zijn CD aan de man te brengen. Om 19.30 uur ons traditioneel diner met het keuze menu, vlees, vis of kip. Na het diner gaan we een afzakkertje drinken op het terras. Maar jammer genoeg konden we hier niet lang van genieten omdat de eerste regendruppels vielen en we met ons drankje de bar maar zijn gaan opzoeken. Cis Klein had wel een heel bijzondere cocktail en wel 18 Konijn, aangezien na de eerste slok zij vond dat ze rum van 18 Konijn miste en dit aan ober doorgaf kwam de ober meteen met de fles rum en goot er een flinke geut bij. Dit was wel voldoende voor wel 20 Konijn. We konden weer terug zien op een schitterende dag met weer veel culturele hoogstandjes van de Maya’s. Clairie en Wilfred.
Maandag 27 maart 2006. Copan – Quirigia – Rio Dulce. Vandaag reizen wij weer terug naar Guatemala via de ruïnes van Quirigua naar het Meer van Izabal. Van Gabriël horen wij dat het eigenlijk alleen maar een afstand van 50 km (luchtlinie) is, maar door de geografische situatie zullen wij 170 km moeten overbruggen. Onze bus zal in het begin ook weer dezelfde weg terug moeten volgen tot aan de hoofdweg . José en ik staan om 6.30 uur op, snel douchen, de koffers dicht doen en buiten zetten en na een goed ontbijt vertrekken wij even na 8 uur. Het is grijs bewolkt weer. Rob trakteert ons op enige achtergrondinformatie over Honduras: Honduras is het armste land van Midden-Amerika. Het is het dunst bevolkte land, maar tevens ook na Nicaragua het grootste land. Honduras is onderontwikkeld, er bestaat een grote mate van analfabetisme. Er is sprake van een hoge werkeloosheid. Honduras kent geen belangrijke plaatsen uit de koloniale periode. Het land heeft geen vruchtbaar vlak deel. Belangrijke landbouwproducten zijn koffie en suiker. Het toerisme is, hoewel nog niet zo sterk ontwikkeld, toch een van de belangrijke inkomstenbronnen. Copan is een van de grote trekpleisters, aan de noordelijke kust liggen prachtige eilanden en er trekken veel Bag-packers door het land. Eigenlijk is Honduras nog altijd een soort ‘bananenrepubliek’ volgens Rob . Het land kent een lange geschiedenis van dictators en militairen. Op dit moment is er sprake van een beginnende democratie. In Honduras leven heel weinig Indianen. De indianen hebben zich vermengd met de andere bevolkingsgroepen en hun aantal is teruggelopen door ziektes. Er zijn enkele kleine groepjes/stammen overgebleven die geïsoleerd leven (b.v. aan de “Mosquitocoast”).
Het probleem waar Honduras op dit moment mee te kampen heeft is de onveiligheid en de desastreuze gevolgen van de orkaan ‘Mitch’, grote delen van de infrastructuur en van de gewassen zijn vernield.
Onze bus heeft intussen weer de grens met Guatemala bereikt. Het gaat zeer voorspoedig en wij mogen zonder verdere controle door rijden. Wij krijgen de gelegenheid om de nog overgebleven lempira’s terug te wisselen en worden opgewacht door de Guatemalteekse toeristenpolitie die onze bus een stuk van de weg zal escorteren. Ook Gabriël wil niet na laten om onze kennis verder uit te breiden. Hij geeft informatie over de streek waar wij doorheen rijden: Esquipulas is een belangrijk spiritueel centrum. Het is een belangrijke bedevaartsplaats geworden waar mensen uit geheel Guatemala naar toe reizen om genezing te vragen voor ziektes. De oorsprong van dit geloof ligt in de wonderbaarlijke genezing van een bisschop. Wij horen ook nog over een kerk met een figuur van de ‘Black Christ’ die de naam van een Maya koning heeft gekregen. Mijn achterbuurvrouw Annemarie klaagt over pijn in haar rug. Zij heeft behoefte aan genezing door middel van een goede massage en haar wens wordt prompt verhoord door Cis. Om 9.45 uur zijn wij weer terug op de hoofdweg. Wij rijden nu door de brede vallei van
de ‘Rio Motagna’ richting Caribische kust. De zon laat zich alsmaar meer zien en de temperatuur in de bus loopt geleidelijk op. Ook het landschap zal geleidelijk aan veranderen – van droog naar vruchtbaar en tropisch.
Om 10.20 uur mogen wij de bus uit voor een korte stop en ik geniet van een heerlijke ‘liquado’ een milkshake met mango. De volgende stop is bij de ruïnes van Quiriguá.
Quiriguá. Het is geweldig om van Guatemala, en Honduras, weer naar Guatemala te reizen. De bergen met hun prachtige vergezichten maken plaats voor het laagland. Langs de rivier de Montagua rijdt de bus door plantages, links en rechts liggen velden met bananenbomen. Het gebied is groen en vruchtbaar. De weg die ons direct naar de opgravingen van Quiriguá leidt, wordt omzoomd door hibiscusstruiken, hier worden deze struiken Rozen van Jamaica genoemd. Mooie naam toch! Ik vraag me af hoe men destijds deze stad betrad. Waarschijnlijk was er een poort, waar men doorheen moest. Ook wij gaan door een poort. Het park dat wij betreden is bijzonder rustig, de natuur indrukwekkend. Met uitzondering van twee Amerikaanse toeristen hebben we de ruines van deze oude Mayastad voor ons alleen. De hiërogliefen op de steles vertellen over oorlogen en overwinningen. Voor ons zien wij het werk van vele mensenhanden. Zouden de mannen en vrouwen die de tempels en paleizen bouwden in de omringende dorpen hebben gewoond? Werden ze verplicht om dit werk te doen, of was het vrijwillig uit eerbied voor de goden. Was het een voorrecht om te werken en sterven voor de goden, of werkte men noodgedwongen voor zijn heerser. Heersers die gezien de vele eigen afbeeldingen op de stèles, zuchtig waren naar roem. Ik stel me voor dat de Maya’s ten tijde van Cauac Hemel hun eigen opgravingen deden. Misschien stootte een jager op zijn tocht door de jungle op de ruines van een oude stad, en vond men ook hier een puzzelstukje, waardoor men een nog beter beeld kreeg van de mensen die er hadden gewoond. Ze zullen geprobeerd hebben te achterhalen, waarom de stad destijds verlaten was.
Slaagden zij daar in, en trokken zij er lering uit. De diermotieven op de immense stenen, werden uitgebreid, en de nieuwe bewoners van de stad gebruikten deze zoömorfen als offertafels. Gezien hun aantal werd er veel geofferd. Waarom? De rust in Quiriguá is weldadig, en nodigt mij uit tot dromen. Toch zie ik hier geen koningen, goden en priesters, maar mannen en vrouwen die naast het bouwen van tempels en paleizen, met veel liefde het land vruchtbaar maken, en op jacht gaan. Voor mij zijn dat De Maya’s. Omstreeks 13 uur gaat onze reis verder en wil Rob nog een verhaal kwijt over de ‘Garifuna’, een bevolkingsgroep die wij morgen zullen tegenkomen in Livingston : In 1635 leden enkele boten met slaven uit Afrika schipbreuk in de buurt van St. Vincent waar Indianen leefden. De twee bevolkingsgroepen hebben zich in de loop van de jaren vermengd. St. Vincent is een tijd lang een onafhankelijke republiek geweest tot de Engelsen rond 1800 het land veroverden en iedereen naar een eiland voor de kust gedeporteerd hebben. De Garífunas = zwarte Cariben met gemengde Afrikaanse-Indiaanse afkomst hebben zich van daaruit weer verspreid en er leeft een grote groep van hun in Livingston. Zij hebben een eigen taal (een mengtaaltje creools met veel engels), zij zijn rooms katholiek maar met gebruik van veel Afrikaanse elementen zoals voodoo rituelen. De mensen hier zijn er een beetje bang voor. Ons einddoel komt in zicht, onze bus stopt aan de Rio Dulce, de verbinding tussen het Meer van Izabal en de Caribische Zee. Wij moeten de bus hier achter laten en onze bagage overladen in “speed bootjes”. De laatste inkopen (drinken, koekjes, chips) kunnen worden gedaan in het enige winkeltje en dan scheuren de bootjes met ons over het water naar een eilandje. Hier ligt ons “ hotel Catamaran”.
Naast een open hal met de receptie en de bar liggen er een aantal houten huisjes en een zwembadje. Alles ziet er ‘tropisch’ en uitnodigend uit en na een korte inspectie van onze behuizing vervoegen wij ons bij het zwembad. Het is dan wel nogal bewolkt, maar toch wel warm genoeg om van het water en de omgeving te genieten. Ook het feit dat er vanaf 16 uur Happy Hour is lokt alsmaar meer reisgenoten naar de ‘poolbar’. John en Lambert bloeien zichtbaar op in het water, zelfs in een zodanige mate dat er enkele vrouwelijke medereizigsters waren die Lambert niet meer terug kenden. Na het avondeten (met de bekende keuze tussen …..) zaten wij nog even aan de bar en gingen
weer op tijd naar bed.
Angela en José.
Dinsdag 28 maart 2006. Mariscos - Livingston – Flores. We worden dinsdagochtend om 7.15 uur persoonlijk gewekt door een bediende. Er zijn geen telefoons in de houten huisjes en wordt het wekprobleem zo opgelost. We hebben 's nachts de regen heerlijk horen kletteren op de houten daken. De enige buien die we tot nu toe gehad hebben. We zetten onze koffers in de lobby, vanwaar ze deze ochtend met de boot terug worden gebracht aan wal waar onze bus staat. Het ontbijt staat klaar in het restaurant wat goed en verzorgd is. Als de jarige Clemy binnen komt beginnen we allemaal te zingen en gaan we haar feliciteren. Om 8.45 uur vertrekken we met twee boten naar Livingston, via Castillo San Felipe wat in Lago Isabal ligt. Castillo San Felipe is een fort dat in het verleden door Spaanse piraten is gebouwd om vijanden vroegtijdig te zien aankomen en te kunnen overmeesteren. Toch is het helemaal verwoest geweest, maar gerestaureerd in de hoedanigheid van nu. Het ziet er goed bewaard uit. Het kasteel heeft aan zeezijde de kanonnen nog klaar staan. We stappen niet uit en kijken alleen maar naar de
buitenkant. We hebben nl. nog 50 km. varen voor de boeg, anders wordt het te laat. De stuurman van de boot zet er op de rechte stukken flink de vaart in. Met 65 km. per uur varen we richting Rio Dulce. Zo heet het water waar je doorvaart richting Livingston. Het water van Rio Dulce is smaller en heeft hoge zijwallen met een prachtige begroeiing. Wanneer we bij een eilandje komen of plaatsen waar wat te zien is, vermindert de stuurman vaart. Zo komen we na een uur varen bij een winkeltje. We zijn verrast omdat we het helemaal niet verwachten in de middle of no where. Liefhebbers kunnen er verse kokosnoten kopen, frisdrank of andere lekkere dingen. Ook kunnen we er naar het toilet. Na deze korte stop gaat de tocht verder richting Livingston. Het is nog een uur varen. Het meer is prachtig, we zien zilverreigers, aalscholvers, krokodillen, mooie vogels en vinden het dan ook niet erg nog even in de boot te moeten zitten . Rond elf uur komen we in Livingston aan We worden opgewacht door grote schermen pelikanen. Ze zitten op half vergane boten, vlonders en railingen. Livingstone is een stadje met Caraïbische invloeden. De vele gekleurde huizen zijn er een voorbeeld van. Het is een levendig stadje met een heel ander type mensen. Garifunas
worden ze genoemd en ze zijn een mengeling van Amerikaanse slaven en Indianen. Creools is hun taal.
Livingston is een stadje met Caribische invloeden. De vele gekleurde huizen zijn er een voorbeeld van. Het is een levendig stadje met een heel ander type mens. Garifunas worden ze genoemd en ze zijn een mengeling van Amerikaanse slaven en Indianen. Creools is hun taal . We krijgen een uur de tijd om het stadje te bekijken en wat te drinken. Het weer is prachtig en de sfeer erg ontspannen. Een plezier om er rond te kijken in de vele papa en mama winkeltjes en souvenirstalletjes. Om goed twaalf uur is iedereen bij de boot op Irene na. Irene zit bij een paar vrouwtjes die gekleurde kraaltjes en elastiekjes in je haar vlechten. Helaas duurt het vlechten te lang en wordt ze door Rob mee getroond naar de boot met het vlechtwerk nog maar voor tweederde af. Jammer voor Irene, maar gelukkig voor ons en kunnen we vertrekken. De twee boten varen heel snel terug. De competitie tussen de twee boten zorgt ervoor dat we met 50 minuten terug zijn bij het hotel. Het is een prachtige tocht geweest. We krijgen tijd tot twee uur om te lunchen, daarna gaan we met de boot naar de bus, waar inmiddels onze bagage in zit. Iedereen is op tijd en we maken ons op voor de busreis naar Flores. De rest van de dag is het in de bus zitten. Met enkele stops en geen tegenslag hopen we rond zes uur in Flores te zijn. Flores is de hoofdstad van Petén. De bezienswaardigheden van Petén bestaan uit
regenwouden en de oude ceremoniële Maya-centra die over het departement verspreid liggen. Slechts enkele zijn opgegraven en gerestaureerd, de meeste zijn geheel door vegetatie overwoekerd of liggen onder de junglebodem. Tikal is de meest bezienswaardige Maya-opgraving in Petén. Ook in deze streek heeft men veel bomen gekapt om akkertjes te maken en zie je stukken met lelijke vegetatie. De reis verloopt voorspoedig tot 50 km voor Flores. We komen in een file terecht en zijn benieuwd wat er aan de hand is. De helft van de inzittenden van de bus gaan er op uit om te kijken wat er aan de hand is. Er is een tanker gekanteld, de cabine ligt op de weg, de tanker in de berm. Er stroomt teer uit de tanker. Het is een enorme ravage. Plotsklaps mag het verkeer aan onze kant gaan rijden. Wij snellen terug naar de bus, maar zijn te laat om de aansluiting met de andere voertuigen te vinden. We moeten opnieuw wachten omdat de andere kant mag gaan rijden. Al met al geeft het ons een oponthoud van 20 minuten, wat nog meevalt. Wel weer sensatie.
Rond zes uur komt Flores in zicht en doemt Hotel Santa Elena op. Het hotel is splinternieuw en ligt even buiten Flores aan het meer van Petén Itzá. We worden buiten bij het zwembad verwelkomd met een drankje. De kamersleutels worden uitgedeeld, iedereen kan zich gaan installeren voor twee nachten. Een kwartier later liggen de eerste gasten van onze groep al in het zwembad. Heerlijk zo'n verfrissende duik na de busreis. Om half acht is het diner. Het menu wijkt niet af van de andere hotels. Het diner is eenvoudig maar goed. We sluiten de dag af met een heerlijk drankje op het terras buiten. Het voelt nog steeds als luxe om lekker buiten te kunnen zitten, je weet dat het in Holland nog niet zover is. Corry.
Woensdag 29 maart 2006. Guatemala - San Elena - Petén regio – Tikal. Wat een cultuur! Wat een natuur! Letterlijk en figuurlijk dromend over onze prachtige reis Mexico - Guatemala wordt het, na een paar dagen in ons koude Nederland, tijd voor het verslag van de 14e dag van onze reis; Tikal. San Elena, een klein stoffig stadje, ligt aan landzijde vlak voor de dam naar het eilandje Flores. De naam is afkomstig van de vice-president Cirilo Flores, deze naam werd ter ere van hem in 1824 aan de stad geschonken. Ons lichtblauwe Hotel La Casona de la Isla met zijn ruime kamers en airco is pas een jaar in gebruik. Leuk uitzicht over de Rio de Flores, een open binnenhof met zwembad en een gezellig terras. Een vroeg ‘vogeltje’ (Thea) heeft al een duik genomen. In dit hotel geen ontbijtbuffet met tortillas en bonen, maar opgediend met vers fruit, roerei en toastbrood. Tip van Annie; ananas altijd behoedzaam eten in verband met de stekels die je slokdarm kunnen beschadigen. Deze ochtend vertrekken we pas om 9.00 uur. In de aankomsthal wacht onze gids. Geen taalprobleem meer, of toch wel? De Duitse gids Peter spreekt zeer poëtisch. Wat een luxe, drie gidsen; Rob, Gabriel en Peter! Tikal ligt ongeveer 63 km ten noordoosten van Flores en is de grootste van de klassieke Maya steden. Te midden van dicht tropisch regenwoud bouwden de Maya’s hier hun ceremoniële centrum. Intussen vertelt Peter met passie over de geschiedenis van Guatemala. De meerderheid van de bevolking is Indiaans in taal en cultuur. ‘Indiaan’ is een naam afkomstig van de Spanjaarden en eigenlijk een scheldnaam. Toen Columbus in 1492 op weg naar India hier landde, verkeerde hij in de veronderstelling dat hij ‘Las Indias’ bereikt had en noemde de inwoners dan ook ‘Indios’. Ondanks de onderdrukking hielden zij sterk vast aan hun eigen waarden en normen die tot uitdrukking komen in hun taal, religie, klederdracht en levenswijze. Zo zijn er twee gescheiden werelden ontstaan: de nationale cultuur van de halfbloeden (Spaans – Indiaans) en blanken en de regionale culturen van de verschillende Indiaanse volkeren. De conquistador Cortèz veroverde deze Petén regio in de 16e eeuw. Hij omschreef dit gebied als de ’Grüne Hölle’, vanwege de enorme regenval. Hoewel de restauratiewerkzaamheden zo’n 30 jaar geleden begonnen, is het park pas de laatste 15 jaar goed bereikbaar. Het is het enige stukje verharde weg in het noorden van Guatemala. Halverwege de route vraagt Peter: “zien jullie die krokodil ?” Aan de overkant van het azuurblauwe meer Petén – Itza ligt de berg “El Crocodillo”. Inderdaad, deze berg heeft de vorm van een krokodil met zijn bek in het water.
Een ernstig probleem in dit gebied is de ontbossing, met als gevolg erosie. Na ongeveer een uur rijden een sanitaire stop, Peter adviseert water te kopen voor de voettocht, ofschoon er tussendoor in het park ook nog een gelegenheid is. Ik koop een wandelkaart van het gebied. Niet dat ik van plan ben er alleen op uit te trekken, stel je voor je komt een brulaap tegen. Ondanks de geadviseerde voorzorgsmaatregelen zijn er volgens Peter geen muggen. Dit vanwege het droge seizoen en de koude nachten. Wel zo prettig! Uiteraard zijn de muggen er wel in de regenperiode juni-juli. Om 10.15uur komen we aan bij het nationale park. De tocht door de rimboe kan beginnen; goed schoeisel, water,zonnehoedje en fototoestel. Wat kunnen we verwachten van de inheemse flora en fauna; oa. 285 vogelsoorten, koraalslangen, boa’s, gordeldieren, mensbeertjes, brul- en spinapen en vooral in het regenseizoen vele insecten. Langs het aangelegde pad zien we van de honderd boomsoorten ook de meest karakteristieke Ceiba met zijn enorme stam. De heilige boom van de Maya’s. De wortels symboliseren de onderwereld, het duistere rijk van de demonen. De stam is de aarde, de wereld waar de mensen hun lessen leren en spiritueel moeten groeien. De spinachtige kruin is de hemel en de pluizige mossen op de takken vertegenwoordigen de lucht. Heel indrukwekkend. , twee echtpaartjes, ara’s, met hun kleurige verenpracht.
Tikal beslaat zo’n 16 km2 en ligt op 250m hoogte, er is nog maar een relatief klein gedeelte opgegraven. Een van de machtigste vorstendommen uit de klassieke Maya tijd. In de 8e eeuw na Chr. een bruisende metropool met een bevolking tussen de tachtig- en
honderdduizend mensen. Archeologisch onderzoek heeft aangetoond dat enkele van de indrukwekkendste gebouwen bedoeld waren om de doden te eren. Intussen staan we stil in de schaduw van een boom en luisteren we naar het verhaal van de tweelingpiramide. Over de mysterieuze voorspellingen, de precisie waarmee de astronoom – priesters de banen van sterren en planeten konden bepalen. De rituelen van bloedoffers en zonaanbidding en het raadselachtige balspel met zijn macabere regels. Peter die in 1970 hier in Guatemala is komen wonen brengt zijn verhaal over de Mayacultuur met enorme bevlogenheid, alsof hij zelf ook een afstammeling is. Echter uiterlijk en haarkleur verraden hem. We komen bij een kopalboom, het hars wordt gebruikt als offer tijdens de ceremoniën om in contact te komen met de goden. Het hars ruikt lekker, heeft een hallucinerende werking en lijkt bij verbranding op wierook. Plots staan we bij Templo I, gebouwd in 700 na Chr. en 47 meter hoog. Ook wel ‘El Gran Jaguar’ genoemd; de graftombe van gouverneur Cocoa. Ondanks het feit dat er nog veel onderzocht moet worden heeft men toch al heel wat ontdekt. Zo vond men bewerkte stèles, waarop meestal een heerser is afgebeeld en dateerbare hiërogliefen. Deze inscripties vertellen iets over hun leven. Er zijn waarschijnlijk 27 heersers geweest.
Heel bijzondere mannen zoals; Krulneus, Onweerslucht, Smokey Monkey, Ah Cacau of 18 Rabbits (vanwege de schrijvershouding van een konijn) . Grappig deze ‘nicknames’.
We lopen onder een exotische boom door met hangende nesten. De architecten van dit brouwsel zijn de oro pendula occa … gouden pendule vrij vertaald. Vervolgens staan we al op de Gran Plaza. Links ligt Templo II, oftewel El Templo de los Mascarones (maskers). Recht voor ons de indrukwekkende graftempels van de Acropolis del Norte. Peter geeft ons een uur de tijd om zelf te genieten. Natuurlijk voor de meesten een uitdaging de piramides te beklimmen en volop foto’s te maken. Voor ik het wist zag ik Anita met haar blauwe hoedje al naar boven klauteren. De hoogte viel wel mee, maar de onderliggende treden zijn zo hoog (boetedoening). Wat een machtig gevoel op de top en het algehele overzicht van dit tempelcomplex. Onze hof-fotograaf Wilfred krijgt heel wat fototoestellen in de hand gedrukt, dit mag niet mislukken! Bedachtzaam loop ik met Annie naar beneden. Het is 12.45uur en wij willen nog graag Templo II beklimmen via een houten trap. Helaas tijd tekort, wij moeten om 13.00uur op de afgesproken plaats weer vertrekken. En passant deelt Rob nog visitekaartjes uit aan Belgische geïnteresseerde toeristen. Zonder kapmes lopen we door de jungle naar Templo III. Vanaf de weg kunnen we de top al zien.
13.00 uur, we beginnen honger te krijgen. Gelukkig heb ik nog een muesli reep in de tas voor Annemarie en voor mezelf een banaan. Toch gaan we eerst naar Templo IV. Deze laat-klassieke tempel is het hoogste en grootste bouwwerk in Tikal (64,4m) en wordt ook wel de tempel van de tweekoppige slang genoemd naar een van de versieringen op een bovendrempel. Op deze bovendrempels stonden hiërogliefen met de bouwdatum; 241 na Chr. Deze worden nu in een mausoleum in Basel bewaard. Via een houten trap klimmen we naar boven. Het uitzicht is de moeite waard. Als je zo op de boomtoppen van de jungle kijkt met de her en der uitstekende tempeldaken. Prachtig !
Annie waakt over tassen en mijn rugzak, zodat ik wat relaxter naar boven en beneden kan klauteren. Een verkooppunt biedt de gelegenheid om wat water en koekjes te kopen, hmmm… De archeologen hebben hier nog zoveel werk te doen. Een tijdrovende bezigheid met borsteltje en schepje. Keramische eierschaal gekleurde scherven liggen in een bakje met bestemming museum. Gelukkig gesubsidieerd door de University of Pennsylvania.
Aan de rechterkant van de weg ligt het nog niet helemaal opgegraven vleermuizenpaleis. Vanwege de ongewone raamopeningen aan een kant wordt het ook het Palacio de las Ventanas genoemd. Er tegenover zien we Templo III (55m). Ook wel de tempel van de Jaguar priester genoemd, met twee kamers in plaats van drie zoals je ziet bij andere tempels. Genietend van de natuur met zijn prachtige bomen, de Benjamin ficus wurgbomen (ficus bomen dus), koraalbomen en ceder zien we ook China mos aan de bomen hangen. Het lijken wel grijze haren, ze worden gebruikt in de orchideeënteelt. Wat uniek te noemen is, is de Plaza de los 7 Templos. Zeven naast elkaar liggende kleine tempels op een rij. Als versiering gebeeldhouwde mensenhoofden. Peter vertelt dat onder deze Plaza zich nog oudere -boven elkaar gelegen- plaza bodems bevinden, waarvan de oudste uit de pre-klassieke tijd stamt.
Zuidwestelijk van de centrale acropolis bij het paleisreservoir (een diep ravijn) de laatste grote tempel die we bezoeken Templo V (51m). Deze tempel wordt sinds 2000 gerestaureerd en is grotendeels nog begroeid. Hij is te beklimmen via een houten kippenladder, dus zeer stijl. De echte doorzetters, waaronder Jenny, gaan toch naar boven. De meeste van ons blijven zittend op een boomstam de groep bewonderen, behalve Jac. In 2003 heeft onze Donna Christina (prinses Christina) deze plek bezocht in het kader van de coöperacion Española. Interessante informatie op de houten schotten en gedenkplaat. Beneden gekomen zegt Jenny vol trots: “Jac, hubst dich mich gezeen?” Echtgenoot zegt doodleuk “Nè, ich wis neet das dich noa boaven woarst” Het is intussen 15.30uur, de helden zijn moe en hebben honger. Via Plaza Este, de markt van Tikal lopen we zo langzaam naar de uitgang. Het duurt even met zo’n grote groep bediend te worden in het restaurant. Honger maakt hier rauwe bonen zoet! Annie en ik nemen dan ook de beroemde zwarte bonensoep, heerlijk. Jo heeft nog genoeg quetzals en bestelt wat stevigers: pollo. Moe en voldaan stappen we in de bus. Onderweg bedankt Peter ons voor de lange tocht door Tikal. Hij hoopt en spreekt de wens uit dat dit unieke plekje van de wereld meer bekendheid krijgt. Meer toeristeninkomsten. Hij neemt dan ook afscheid met de woorden “Auf wiedersehen”. Wij bedanken Peter met een luid applaus. Even later neemt Rob de microfoon over en maakt het programma voor de volgende dag bekend. Een klein oponthoud in het verkeer met de zgn. camiones, veewagens. De paramilitairen worden hier uitbetaald ofschoon de schatkist leeg is. Er wordt ons op het hart gedrukt vooral rustig te blijven zitten en geen foto’s te maken. Spannend voor die mensen, krijgen ze geen geld dan worden ze boos. Krijgen ze wel betaald, wordt het vaak opgedronken. Door een kleinigheid kan de vlam in de pan slaan. Op deze payday wordt ons aangeraden ‘s avonds niet de stad in te gaan. 17.15 uur, ons hotel biedt toch nog even de gelegenheid om te zwemmen. Daarna lekker optutten. Deze avond geen patatas fritas, maar tomatensoep en rijst met vis. Gezellige tafel met Annie, Ger en Bernadette bij een glaasje wijn. De buitentemperatuur is zo zalig dat we met de hele groep in een grote kring op het binnenhof nog nagenieten van alweer een geweldige dag. Matthieu is vanavond de entertainer met zijn voordracht; “het splaakgeblek van meneel de balon” en het St. Servaas verhaal… In stilte reken ik me rijk met het feit dat ik zo’n prachtige cultuur en natuur heb mogen beleven en opsnuiven. Een cultuur waarin dromen een grote rol spelen! Verbazingwekkend dat vele beschavingen, bijvoorbeeld Mesopotamië, Egypte en de Indianen hun piramides gebouwd hebben gericht naar de kosmos, onafhankelijk van elkaar. Muchas gracias John voor de geweldige organisatie! Muchas gracias Maria voor je voortdurend attent en oplettend zijn! Muchas gracias Rob, je hebt een extra dimensie aan de reis gegeven! Cis.
Donderdag 30 maart 2006. Tikal – Belize – Tulum. Na het ontbijt in Flores vertrekken we met onze bus richting Tulum ca. 700 km. Dit is geen afstand voor profies zoals wij. Gelukkig is het paspoort van Irene gevonden! Op naar Belize. De grens verloopt soepel, ik denk dat Rob de douaniers goed heeft gesmeerd. Belize was vroeger Brits Honduras. Staatshoofd is Koningin Elizabeth II. De bevolking bestaat uit Mestiezen, Creolen, Indianen en Latinos. Voordat de Spanjaarden kwamen werd Belize bewoond door Maya´s. De kust was voor de Spanjaarden ontoegankelijk. Door het koraalrif konden de zeilschepen moeilijk aan land gaan. Bij Belmopan rijden we langs Maya tempels. Hout was belangrijk, er waren veel bossen dus ook schuilplaatsen. Men noemde de piraten “The pirats of the Cariben. Slaven werden uit het Caribische gebied gehaald. Er ontstonden Engelse kolonies. Ze werden rijk door export – landbouw. Van 1630-1680 zeeslag gewonnen door Engelsen. Ca. 1820 zijn Mexico en Guatemala zelfstandige staten. Guatemala maakt aanspraak op Belize maar ziet hier later toch van af. Tot voor kort was Belize deel van Guatemala. Sinds ca. 14 jaar is Belize zelfstandig. De zwarte slaven, latinos, zijn na de slavernij gebleven. In het noorden en oosten spreekt men Spaans. Engelssprekende Garifunas leven aan de kust. De Garifunas hebben een aparte Afrikaanse cultuur waar ook voodoo nog een belangrijke rol speelt, ze zijn dus nog steeds anders. Ze wonen vooral in het zuiden aan de kust. Officiële taal in Belize is Engels. Onderweg zien we 2-talige borden eerst Engels daaronder Spaans. Verder leven hier nog mennonieten. Dit zijn van oorsprong Friezen die hier sinds eind 1800 wonen. Mennonieten zijn vernoemd naar Menno Siemens rond 1540, ze zijn vooral beïnvloed door de baptisten. Een geïsoleerde gemeenschap,weinig invloed van buiten, ze hebben een sobere levensstijl,geen elektriciteit,geen muziek,dans, sport,en kunst zijn verboden. Het is een aparte bevolking van een paar duizend mensen. Ze houden nog steeds vast aan hun oude cultuur. Ze spreken Diets. Ze leven van landbouw en veeteelt. In Belize is landbouw de belangrijkste bron van inkomst en o.a. export van suikerriet, citrusvruchten, bananen en koffie. Verder is er natuurlijk het opkomende toerisme. Er zijn mooie, maar wel dure lodges. San Ignaciois is welvarend er leven ca. 250.000 inwoners. Verder is er nog San Pedro, een eilandje voor de kust .Zeer exclusief, hierbij denken we aan Madonna-song La Isla San Pedro....... In Belize wordt, in tegenstelling tot Guatemala, de natuur beschermd en goed beheerd. Intact regenwoud. Belmopan is de huidige hoofdstad met ca. 7000 inwoners. Door de hurricanes besloot men ca. 50 jaar geleden een nieuwe hoofdstad te stichten, waarbij men ook op economische groei hoopte. De oude hoofdstad Belize heeft echter ca.54000 inwoners Belmopan 6800. Onderweg zien we maar weinig dorpjes. Huisjes zien eruit als in de Caraïbik, felle kleuren,soms op houten palen en als die ontbreken doen olievaten het ook wel.
Bij de grens van Belize naar Mexico moeten we allemaal met koffer en alles uitstappen en te voet over de grens gaan. Hier zit een douanier die graag praatjes maakt. Mij vroeg hij :
“do you like German, they were very bad people during 2nd war”.Toen hij uitgepraat was deelde ik hem kort mee dat mijn man Duitser is,toen was hij helemaal de kluts kwijt, toch kreeg ik nog mijn stempel! ‘s Avonds aankomst in Tulum. Hotel Los Lirios. Huisjes in het zand meteen aan het strand. Toen echter 36 Nederlanders tegelijk gingen douchen en licht en airco aandeden viel de stroom vaker uit. Maar ons tastgevoel is reeds zo „ausgeprägt“ dat we dat met links afdoen. Bij het diner o.a tapas was een heerlijk dessert. Hier werd op zijn Mexicaans geflambeerd, boven de vlammen hingen slingers en hierboven was een rieten dak! ‘s Avonds wilden we nog naar een kroeg. Te voet, stikdonker onder een koepel van sterren, heel mooi. Clairie wilde onderweg de grond kussen. Na enkele kilometers nog steeds geen kroeg te zien,jammer....maar we hadden een mooie wandeling. Clemy.
Vrijdag 31 maart 2006. Morgen aan het strand – Tulum – terugvlucht.
Alweer de laatste vakantiedag. Zoals altijd word ik rond 06.00 uur wakker. Vandaag besluit ik direct op te staan om de deuren naar buiten open te zetten. We slapen aan zee en er staat een heerlijke wind. Na een kort verblijf op het terras besluiten Thea en ik naar het strand te lopen om de zonsopgang daar te zien. Een besluit dat we achteraf zeker niet betreuren; zo overweldigend als dit is . De wind, de temperatuur en het schitterende lichtspel dat we voorgeschoteld krijgen. In ons nachthemd op een ligbed genieten we volop. We zijn overigens niet alleen, er wordt al aan het strand gewandeld. Steeds meer VOLS-sers nemen plaats in de stoelen. We zijn het met elkaar eens. Zo zou je eigenlijk elke ochtend wakker willen worden. Aan het strand bedanken wijn de vliegmaatschappij; als de vlucht niet verschoven was hadden we niet de kans gehad om een aantal uren aan het strand door te brengen. Er wordt volop gezwommen in de zee; een enkeling springt zelfs met kleren en al in het water.
Tegen lunchtijd besluiten de meeste terug te gaan naar hun kamer/bungalow. Ze willen nog snel even onder de douche om het zand uit de haren te spoelen. Enkelen besluiten na het testen van de hangmatten er nog snel een te gaan kopen. Anderen nemen een taxi om nog een koffer of tas te gaan kopen om zodoende alle gekochte souvenirs mee naar huis te kunnen vervoeren. Ook wordt er nog snel even iets gegeten; met het strand op de achtergrond. Het is weer een warme dag merken we als we in de bus stappen om naar het laatste tempelcomplex te gaan dat op de vakantieagenda staat: Tulum. In de bus wordt Wilma uitbundig gefeliciteerd met haar verjaardag; de cadeautjes worden door John uitgereikt. Gabriel vertelt ons inde bus wat hij weet van het tempelcomplex Tulum. Het is de enige bekende Maya-tempel die gelegen is aan zee. Ook is hij van een zeer late periode, de 12 eeuw. Deze locatie was voor de Maya’s vooral van belang voor de handel met andere volkeren, in Panama en Costa Rica. Er werd o.a. gehandeld in gedroogde vis, parels, schelpen en keramiek. Na aankomst bij het complex nemen enkelen onder ons een treintje. Anderen zijn sportiever en wandelen. Wat in de reisgidsen staat klopt. De ligging van dit gerenoveerde tempelcomplex aan de Golf van Mexico is onvoorstelbaar mooi; de blauwe zee aan de achterkant is fenomenaal mooi. Gabriel geeft gedurende een uur een rondleiding. Zijn monotone stemgeluid heeft op mij steeds nog hetzelfde effect. Ik drijf steeds vaker af met mijn gedachten. Ik ben daarom blij als hij besluit ons een half uurtje tijd te geven om zelf over het complex te wandelen. De ligging is inderdaad betoverend mooi. Afbreuk aan dit alles wordt gedaan door de vele zeer schaars geklede en luidruchtige (jonge) toeristen welke op het complex aanwezig zijn. Maar ja, het is later op de dag , alle andere tempels hebben we zo vroeg mogelijk bezocht om
dit te voorkomen.
Tijdens de laatste tempel valt ook de eerste gewonde; Clemy valt, al gekleed voor de thuisreis en dus niet op "verstandig" schoeisel, met camera en al en wordt in de bus behandeld voor een schaafwond aan haar arm. In het vliegtuig wordt ze nogmaals voorzien van verband. Het had niet veel gescheeld of er was nog een gewonde gevallen die laatste vakantiedag. John schiet als een katapult door de bus naar het raam als de chauffeur een noodstop moet maken, terwijl John de lege flesjes in de bus op wil halen. Zelf zat ik voor in de bus en schrok me wezenloos toen hij voorbij kwam schieten. Gelukkig viel hij schuin en had daarna alleen last van pijn aan zijn schouder. Aangekomen op het vliegveld hebben we in een lange rij gestaan om in te checken; het bleek dat we niet zo gelukkig waren als tijdens de heenreis; het vliegtuig zat nu wel vol;
we konden geen banken nemen om te slapen. De thuisreis was voor velen dan ook niet erg plezierig; geplaagd door te weinig beenruimte en teveel kou hebben er slechts enkelen enkele uren kunnen slapen. Aangekomen op Schiphol wordt afscheid genomen van diegenen, die niet met de bus verder reizen. Tijdens een voortvarende busreis naar het zuiden neemt John nog een examen af om te controleren of we wel goed naar de gidsen geluisterd hebben. Op de vraag "wie of wat was 18 konijn" wordt door een medereizigster ( haar naam wil ik maar liever niet noemen ) geantwoord: "was dit niet een boom” ? John heeft hierop "boos" gezegd dat ze volgend jaar niet meer mee op reis mag. Gelukkig heb ik zelf niet geantwoord dat er een cocktail geserveerd werd met die naam. Bedankt Rob, Maria en John voor het organiseren van deze trip.
Rob Regnault : p.a Orion Reizen. Postbus 14215. 3508 SH Utrecht fax : 030-2340553. E-mail :
[email protected]
030-6380066
Zelfkastijding. Deurlatei van Yaxilán.