Meneer de rector, (Meneer de ere-rector,) Meneer de decaan, Meneer de voorzitter van VRG-Alumni, Beste alumni, Dames en heren, Waarde meneer en mevrouw Huts,
Laat ik beginnen met duidelijk te stellen voor wie de prijs NIET is. De VRG-alumniprijs 2015 is niet voor de ondernemer Fernand Huts, noch voor zijn bedrijf Katoen Natie. Niet dat ondernemer of bedrijf geen prijs zouden verdienen, maar die prijzen zijn al uitgedeeld en staan al op het nachtkastje van onze laureaten. Voor die prijzen zou men overigens ook niet bij mij uitkomen voor de laudatio. De VRG-alumniprijs 2015 is WEL voor de heer én mevrouw Huts, en meer bepaald voor de aandacht die zij als ondernemers besteden aan kunst, cultuur en maatschappelijk erfgoed.
Er is me overigens op het hart gedrukt, zowel door decaan Tilleman als door de conservator van uw collectie, om de beslissende rol van mevrouw Huts met betrekking tot dit cultureel engagement voldoende in de verf te zetten- om meteen in de kunstsfeer te komen. Meneer Huts, u zal begrijpen dat ik op deze vraag om extra aandacht te besteden aan de dames, meer bepaald aan uw dame, enkel welwillend kan ingaan.
Zoals u kan zien is men dus wel bij mij terecht gekomen om vandaag lof uit te spreken. Ik neem aan omdat men van mij verwacht dat ik als directeur van een kunstencentrum de merites van het kunstenbeleid van Katoen Natie kan inschatten.
Daarvoor moest ik evenwel toch even aan de slag. Ik had wel al vaagweg gehoord over steun van Katoen Natie bij de realisatie van erg grote werken van Panamarenko, zoals zijn ‘duikboot’ en ‘Scotch Gambit’: niet alleen een loods, maar ook heftrucks en kranen werden daarvoor ter beschikking gesteld. Maar een beetje dieper graven leerde mij dat de
scoop van het echtpaar Huts met betrekking tot het ondersteunen van kunst en cultuur enorm ruim, gevarieerd en veelzijdig is. Er is Katoen Natie Art, het Katoen Natie depot voor kunst en erfgoed, een logistiek bedrijf gespecialiseerd in transport, beheer en stockage van kunstcollecties voor o.a. musea, overheden en privéverzamelaars. Ok, zal u zeggen, maar dat ligt in het verlengde van de eigen economische activiteit. Inderdaad, maar precies omdat passie aan professionalisme wordt gekoppeld creëren onze laureaten een spectaculaire meerwaarde.
Er is het engagement om waardevolle historische gebouwen te restaureren om zo bij te dragen tot het behoud van architecturaal erfgoed. Zo ontwierp het architectenbureau Robbrecht en Daem een harmonieus kantoor rond vier negentiende-eeuwse magazijnen, dat nu fungeert als hoofdkwartier van de Katoen Natie Groep. Als liefhebber van 19de- en vroeg-20ste-eeuwse kunst kan ik u trouwens verzekeren dat de zakenlunches van de groep in een esthetisch verantwoord decor plaatsvinden. Het restaurant van het bedrijf werd immers ondergebracht in een aanpalende, eveneens gerestaureerde artnouveauwoning uit 1910. U eet er tussen werken van Emile Claus en Gustave van de Woestyne. Maar ook in Uruguay, in uitvalsbasis Montevideo, realiseerde het bedrijf van Fernand en Karine Huts gelijkaardige restauraties. Er is de ondersteuning van (kunst)historisch onderzoek naar kunst en erfgoed, er is de publicatie van boeken over architectuur, erfgoed, kunst en textiel, er zijn de commissies aan hedendaagse kunstenaars, er is de conservatie van industrieel erfgoed. En natuurlijk is er de collectie.
Een collectie die bovendien via een uitgekiende tentoonstellingswerking wordt opengesteld voor het brede publiek. Misschien nog belangrijker: een collectie die in de HeadquARTers zonder meer onderdeel is van het dagelijkse leven, kunst die geïntegreerd is in het hedendaagse zakenleven. Ik kom later nog terug op deze principiële keuze.
Laten we eens inzoomen op die collectie: als ik het goed begreep begon alles met het volgen van de CoBrA-groep. Ik zag in Antwerpen een Karel Appel en een Pierre Alechinsky, maar bijna alle namen van deze
internationale avant-gardebeweging van na de Tweede Wereldoorlog zijn vertegenwoordigd in de collectie. Daarnaast is er de originele en in België exclusieve invalshoek om moderne en hedendaagse Latijns-Amerikaanse kunst te verzamelen, wat duidelijk te zien is in de tentoonstelling die vanmiddag opende in de Rechtsbibliotheek in de Valk. Er is nog zoveel meer.
Maar het meest was ik onder de indruk van de textielverzameling. 3500 jaar textielkunst, een indrukwekkende collectie weefsels en kunstvoorwerpen uit Egypte en Centraal-Azië, absolute wereldklasse. De Faraonische periode komt ruim aan bod en de textielen uit de Koptische periode, ca. 4de tot 7de eeuw na Christus, met uitlopers tot de 11de eeuw, vormt voor mij een hoogtepunt. Kunst die zich laat kenmerken door heldere kleuren, statische figuren en decoratieve motieven. Dit alles getoond in een prachtige opstelling met als blikvanger de zogenaamde tunicazaal.
Nochtans zou Fernand Huts, volgens mijn bron, ooit gezegd hebben dat je toch nooit een mooie tentoonstelling kon maken met die ‘oude vodden’. Wel, meneer Huts, u had ongelijk. Of misschien toch niet helemaal, want u zei ooit op televisie dat uw grootste kwaliteit is dat u zich weet te omringen met mensen die slimmer zijn dan u. Als dat klopt wordt het tijd dat ik me tot mevrouw Huts richt. Misschien is het wel net het territorium dat u hier heeft opgeëist, dat heeft gezorgd voor dit pièce de resistance van uw kunstactiviteiten: de keuze voor textiel inclusief omkaderend onderzoek, publicaties en congressen. De keuze om in deze niche de beste te zijn. Beste toehoorders, ik had u extra aandacht beloofd voor de rol van mevrouw Huts, overigens ooit Vlaanderens jongste rechter in eerste aanleg – dat is op zich al een verdienste.
Wel, Fernand Huts verwees vroeger zelf eens naar zijn huwelijk als naar een goed werkende confederatie. Voor zover ik weet hebben de staten in zo’n statenbond bijzonder veel autonomie. Misschien is de ‘staatsvorm’ van het echtpaar Huts en de bijbehorende autonomie voor mevrouw Huts wel doorslaggevend geweest voor een aantal cruciale keuzes bij de totstandkoming van het kunstpatrimonium?
Iets of wat jurist, en er zitten er hier nogal wat in de zaal, wordt dan natuurlijk nieuwsgierig naar het verdrag dat de gemeenschappelijke aangelegenheden van de deelstaten Fernand en Karine regelt. Maar daar ga ik hier toch maar niet verder op in. Soit, wat mij betreft bevat een goede laudatio ook altijd een exhortatio. Ik ben blij dat ik nog eens onder juristen ben, daar mag ik al eens een Latijnse term gebruiken. En neen, dat verwijst op geen enkele manier naar een of andere politieke redenaar. Mochten er toch afvalligen zijn, wat dat Latijn betreft bedoel ik: een exhortatio komt ongeveer neer op een aanmoediging. Ik wil er twee geven, aanmoedigingen:
Beste mevrouw en meneer Huts, ik stel samen met u vast dat de belangstelling voor kunst en erfgoed in de privésector afneemt. Ook de overheden stellen steeds minder middelen voor kunst en cultuur ter beschikking. Dat betekent dat uw verantwoordelijkheid groter wordt. Ik geef een concreet voorbeeld: de tijd die men in musea en universiteiten kan vrijmaken voor autonoom onderzoek staat onder druk. Tijdens mijn voorbereiding voor deze tekst heb ik vastgesteld dat jullie zonder meer ook onderzoek financieren. Dat is fantastisch, maar ook fragiel. Ik ben ervan overtuigd dat jullie het belang inzien om dit soort onderzoek dan ook structureel los te maken van welke marktwerking dan ook. U hebt hierin al interessante stappen gezet met de oprichting van aparte juridische entiteiten. Ik kijk er naar uit hoe u deze structuren laat evolueren en hoop dat onafhankelijkheid hierbij centraal staat. Een tweede aanmoediging is van een heel andere orde. Ik hoorde u onlangs op de radio zeggen dat u liever geen internationale hedendaagse kunst koopt omdat de risico’s te groot zijn, de prijzen alsmaar stijgen en de markt altijd kan instorten. Risico als parameter om iets niet te doen.
En dat zegt de man die probleemloos blijft investeren. Meer nog: dat beslist het koppel dat niet geaarzeld heeft om te trouwen, naar eigen zeggen met een statistische slaagkans van amper 45%: ook niet bepaald
risicoloos. Vanuit een economisch standpunt kan ik nochtans volgen. Maar wat ik nog mis in het onderdeel mecenaat binnen jullie kunstbeleid is een stukje puur ‘zaaigeld’. Een klein deeltje dat enkel en alleen uit liefde voor de kunst en de kunstenaars niet wordt gewogen aan efficiëntie en de realisatie van blijvende economische waarde. Een deeltje dat jonge kunstenaars toekomt die nog geen prestige of naamsbekendheid hebben. En misschien, bij goeie keuzes, kan er na dat zaaien soms ook geoogst worden. Want ook in de kunstwereld klopt uw citaat uit de Campuskrant vaak: het is just hetzelfste als oep de peirdemolen: wie ‘t rapst is, heeft de flosj! Het zijn maar randbemerkingen bij een mooi verhaal. De Katoen Natie vaart met zijn kunstbeleid tegen de stroom in. De groep besteedt jaarlijks 0,03% van haar omzet aan kunst en cultuur. Dat lijkt niet veel, maar die omzet bedraagt wel ongeveer een miljard euro. Men zegt wel eens dat juristen niet kunnen tellen, maar ik zal u nu het tegendeel bewijzen. 0,03% van een miljard is... veel geld. Zeker als het over de kunstsector gaat.
En toch vind ik niet dat mevrouw en meneer Huts omwille van dat vele geld de VRG Alumni Prijs 2015 verdienen.
Wat mij betreft verdienen Karine en Fernand Huts deze prijs omdat ze herhaaldelijk gesteld hebben dat ondernemers en kunstenaars op elkaar lijken. Dat ze in het beste geval allebei grenzen verleggen, zichzelf profileren en niches opzoeken, zoeken hoe de maatschappij in elkaar zit, nadenken waar de mens naar toe gaat en hoe. Het echtpaar Huts verdient de prijs omdat ze in hun eigen publicaties onomwonden schrijven dat kunst en cultuur cruciaal zijn voor onze samenleving. Ze verdienen de prijs omdat ze kunst terug een onderdeel willen maken van het dagelijkse leven en dat alvast concreet doen voor de 10.000 werknemers van hun bedrijf. Karine en Fernand Huts krijgen de VRG Alumni Prijs omdat ze als topondernemers een positieve benadering van kunst op de voorgrond plaatsen in een wereld die daar momenteel niet in uitblinkt.
En mocht u ooit het gevoel hebben dat u staat te roepen in de woestijn, denk er dan aan dat die oude ‘Koptische vodden’ zo goed bewaard zijn dankzij dat droge woestijnzand. Proficiat!
Steven Vandervelden Directeur STUK Kunstencentrum vzw