1
MEER MAATSCHAPPELIJKE WAARDE: Valorisatie van alfa en gamma kennis en sociale innovatie
Sociale Innovatie en valorisatie van alfa en gammakennis krijgen niet altijd het podium dat ze verdienen. Zij zijn minder tastbaar en zichtbaar dan technische innovatie, maar net zo belangrijk. Deze notitie benoemt uitdagingen en voorbeelden om valorisatie van alfa en gammakennis en sociale innovatie verder te brengen. Voor structurele verbetering is meer nodig dan goede valorisatiefaciliteiten. Zonder steun op instellings- en beleidsniveau zal dit type valorisatie naar de zijlijn verschuiven1. Dit vraagt een en-en aanpak: universiteiten die dit soort valorisatie als strategisch doel opnemen en overheidsbeleid dat hen daarvoor de legitimiteit, middelen en urgentie verschaft en het betrekken van relevante kennisgebruikers bij de universiteit en professionalisering van dit type valorisatie (inclusief toepasbare indicatoren, HRM beleid en valorisatiemodellen). Het eerste deel van deze notitie is voornamelijk gebaseerd op interviews met intermediairs rond kennisvalorisatie en sociale innovatie. Op basis hiervan vond 26 juni 2013 in het Volkenkundig Museum te Leiden een bijeenkomst plaats, waarbij valorisatieprofessionals en sociale innovatoren met elkaar de discussie aangingen. Dit resulteerde in meer specifieke aanbevelingen voor thematische netwerken en specifieke valorisatiefaciliteiten. Deze vormen het tweede deel van deze notitie.
Deze notitie is gemaakt naar aanleiding van de eerste van een serie kenniswerkplaatsen voor valorisatieprofessionals. Deze serie is een initiatief van Agentschap NL. Een volgende kenniswerkplaats over de wetenschap achter kennisvalorisatie zal 26 november 2013 plaatsvinden. Deze notitie is geschreven door het IMI en vertegenwoordigt niet automatisch de mening van Agentschap NL of individuele deelnemers. Voor opmerkingen of commentaar kunt u contact opnemen met Mattijs Taanman,
[email protected] of Bart Krull,
[email protected]
1
Paul Benneworth, Ben W. Jongbloed (2010), Who matters to universities? A stakeholder perspective
on humanities, arts and social sciences valorisation, Higher Education, 59, p. 567-588
2 Achtergrond Alfa- en gammawetenschappen bestuderen respectievelijk de producten van mensen (taal, cultuur, geschiedenis, etc.) en het gedrag van mensen (economie, psychologie, sociologie, etc.). Ongeveer 70% van de studenten volgt een alfa- of gamma-opleiding. Sociale innovatie draait om het vinden van nieuwe antwoorden voor urgente maatschappelijke vraagstukken waarbij sociale interacties veranderen. Het draait om het verbeteren van welzijn op een groot aantal gebieden. Van nieuwe modellen voor kinderopvang tot het gebruik van sociale netwerken op internet2. Dit overigens niet te verwarren met de andere betekenis van sociale innovatie als ‘werkplaatsinnovatie’. ‘Sociaal’ verwijst naar zowel doelen (sociale en maatschappelijke doelen ) als naar het innovatieproces zelf (nieuwe samenwerkingen, open innovatie, co-creatie). De thema’s hebben een duidelijke overlap. Het Tilburg Social Innovation Lab definieert sociale innovatie bijvoorbeeld als “het creëren van nieuwe businessmodellen in een multistakeholder community, gericht op het realiseren van maatschappelijke waarde, door het inbrengen van hoogwaardige kennis van mensen maatschappij wetenschappen.” Sociale innovatie vraagt economische kennis (nieuwe business models, alternatieve geldsystemen e.d.), organisatorische kennis (nieuwe samenwerkingsvormen), culturele en psychologische kennis voor innovaties die zich richten op bijvoorbeeld kwetsbare sociale groepen, etc. De overlap is overigens zeker niet volledig: valorisatie van alfa- en gammakennis hoeft niet tot sociale innovatie te leiden en sociale innovatie kan ook een sterke technisch karakter hebben. Naast de inhoudelijke overlap, delen de thema’s ook hun maatschappelijke oriëntatie en het gebruik van meer interactieve valorisatie- of innovatiemodellen. De maatschappelijke oriëntatie impliceert dat de waarde van kennis en innovatie niet alleen in economische indicatoren kan worden uitgedrukt. Deze economische indicatoren staan nu vaak centraal in kennisvalorisatie- en innovatiebeleid en in financiering. Daarnaast valt op dat er veel sprake is van open innovatieprocessen, waarbij innovaties worden ontwikkeld en geïmplementeerd in de interactie tussen verschillende partijen, waaronder gebruikers. Vaak gaat het om innovaties die niet via octrooien te beschermen zijn, waardoor geheimhouding en intellectueel eigendom minder belangrijk zijn. Dit maakt de stap naar open innovatiemodellen vaak tot een logische. De rol van nationaal beleid Sociale innovatie staat internationaal gezien stevig op de kaart en er zijn interessante voorbeelden te vinden hoe valorisatie wordt georganiseerd. Op Europees niveau zijn ‘grand challenges’ geformuleerd met doelstellingen rond werkgelegenheid, innovatie, klimaatverandering, onderwijs en sociale cohesie. Sociale innovatie speelt hierin een grote rol. Deze doelstellingen en sociale innovatie zijn leidend in een groot aantal programma’s zoals het Horizon 2020 programma, regionale investeringsfondsen (ERDF, met name JEREMIE, JESSICA, JASMINE en het European Territorial Co-operation objective) en het Europees Sociaal Fonds (dat in de periode 2007-2013 een budget had van 75 miljard euro) 3. Met name in landen als Engeland (de ‘big society’ agenda), de Scandinavische landen en Spanje is veel aandacht voor sociale innovatie. Verschillende rapporten geven een internationaal overzicht van instrumenten voor sociale
2 3
EC (2011), Empowering people, driving change Social Innovation in the European Union
EC (2013), Guide to social innovation, via http://ec.europa.eu/regional_policy/sources/docgener/presenta/social_innovation/social_innovation_2013.pdf
3 innovatie4. Het gaat dan om instrumenten zoals specifieke kennisnetwerken, incubatoren, living labs5 en financieringsmodellen zoals social impact bonds die investeren op basis van maatschappelijk in plaats van financieel rendement. In het nationale beleid blijft sociale innovatie achter. In Nederland is bij het afbouwen van de aardgasgelden voor innovatie (FES, BSIK) ingezet op industriële topsectoren, waarbij de nadruk deels is verschoven van maatschappelijke doelen naar kansen voor het bedrijfsleven. Gedrags- en geesteswetenschappen hebben regelmatig moeite om hun bijdrage aan deze industriesectoren goed te definiëren en uit te dragen. De Adviesraad voor het Wetenschaps- en Technologiebeleid (AWT) werkt momenteel aan een advies om aandacht te vragen voor sociale innovatie. Ook wordt met enige regelmaat binnen ministeries gesproken over een sociale topsector rond onderwerpen als sociale voorzieningen, onderwijs en welzijn, hoewel hiervoor nog geen concrete plannen lijken te zijn. Er is nog onvoldoende beeld wat sociale innovatie bij kan dragen aan het oplossen van maatschappelijke problemen, terwijl er in Nederland wel een aantal interessante praktijkvoorbeelden te vinden zijn (zie overzicht in de bijlage). Ook biedt aansluiting bij internationale ontwikkelingen en fondsen als Horizon 2020 kansen voor onderzoekers en sociaal ondernemers. Sociale Innovatie is ook voor Nederland belangrijk en verdient op beleidsniveau meer aandacht. De rol van kennisinstellingen Binnen kennisinstellingen is meer (h)erkenning nodig van dit type valorisatie en innovatie. Valorisatie is naast onderwijs en onderzoek de derde kerntaak. Dat is nu nog te vaak een papieren werkelijkheid: deze kerntaak moet op de werkvloer tot uiting komen. Dit geldt met name voor alfa en gammawetenschappen en sociale innovatie, ondanks goede initiatieven op veel universiteiten. Uiteraard hoeft niet alle kennisontwikkeling praktijkgericht te zijn. Fundamenteel onderzoek en wetenschappelijke nieuwsgierigheid zijn een belangrijke bron van nieuwe kennis. Maar te weinig onderzoekers beschouwen valorisatie nu als onderdeel van hun werk en goed valoriserende onderzoekers worden hier te weinig voor beloond. Veelgehoorde klacht is het gebrek aan de goede valorisatie indicatoren voor alfa en gammawetenschappen om beloning vorm te geven en ambities concreet te maken. Valorisatie wordt vaak gemeten en gestuurd via indicatoren zoals patenten en spin-offs. Hiermee ontstaat automatisch een blinde vlek voor valorisatie van alfa en gammakennis, dat vaak niet op die manier plaatsvindt. Zowel voor alfa- en gammadisciplines als voor maatschappelijke waarde schieten indicatoren als octrooien en financieel rendement tekort en is maatwerk nodig. Kennisinstellingen die teveel leunen op dit soort indicatoren zullen valorisatie niet kunnen herkennen
4
Oa EC (2013), Guide to social innovation; TEPSIE onderzoeksprogramma part 3 (2012), via http://siresearch.eu/social-innovation/project/tepsie; en Murray et al (2010) Open Book of Social Innovation via www.socialinnovator.info 5
Living Labs zijn in eerste instantie ontwikkeld om ICT innovaties te ontwikkelen in een open setting met veel interactie met gebruikers. Er is veel aandacht voor living labs en deze richten zich naast ICT ook vaak op sociale innovatie. Er zijn ondertussen honderden van deze labs in Europa. Een living lab kan zowel een huiskamerlaboratorium zijn als een stad/buurt of organisatie.
4 en hierop sturen. Om de valorisatie van alfa- en gammakennis te meten zijn dus andere indicatoren nodig. Er zijn de afgelopen jaren verschillende trajecten gestart om valorisatie meetbaar te maken op een manier die aansluit op de maatschappelijke waarde van sociale innovaties en de manier waarop kennis binnen alfa en gammawetenschappen geproduceerd en gedeeld wordt. De Landelijke Commissie Valorisatie biedt met hun generieke ‘4D valorisatiemodel’ handvatten om systematisch valorisatie in beeld te brengen. Dit model benadrukt dat elk niveau, discipline en type kennisgebruiker (deels) andere indicatoren nodig heeft. Dit model benadrukt ook de fase van het valorisatieproces. Valorisatie moet niet gezien worden als een proces dat ná het onderzoek plaatsvindt. De kans op valorisatie is groter wanneer al vroegtijdig in het onderzoek mogelijke gebruikers worden betrokken. Als dit een belangrijke succesfactor is, kan hierop ook gemonitord en gestuurd worden. In de Rathenau publicatie ‘Kennisproductie voor de grote Maatschappelijke Vraagstukken’ worden verschillende voorbeelden genoemd hoe de maatschappelijke waarde beter kan worden geëvalueerd. Met een nadruk op ‘productieve interacties’ en voortdurende evaluatie en dito aanscherping van indicatoren. De VSNU en de Vereniging Hogescholen hebben dit deels doorvertaald in een lijst van keuze-indicatoren, maar ook specifieke evaluatieonderzoeken over bijvoorbeeld living labs bieden inspiratie om dit model in te vullen. De rol van valorisatie intermediairs In een goed werkend innovatiesysteem jagen kennisontwikkeling, kennisverspreiding, ondernemerschap, visieontwikkeling, financiering, marktvorming en lobby elkaar voortdurend aan6. Zo ook in een sociaal innovatiesysteem Pogingen van onder meer het AWT om het hele speelveld in kaart te brengen laten het volgende zien: 1. Er gebeurt al veel: er komen steeds meer goede sociaal ondernemers, het aantal living labs en kennisnetwerken groeit, zowel vanuit grote bedrijven als vanuit (lokale) overheden komt meer aandacht voor sociale innovaties. 2. Tegelijkertijd is het veld nog versnipperd, waardoor bijvoorbeeld maatschappelijk ondernemers geen goede toegang hebben tot investeringskapitaal en kennisinstellingen. Een geolied innovatiesysteem is dus nog in ontwikkeling. 3. Hier zitten specifieke uitdagingen. De gebruikers van sociale innovatie zijn vaak publiekgefinancierde instellingen en not-for-profits met andere drijfveren en cultuur dan in industriële sectoren. Veel instrumenten (WBSO, Innovatiebox, Innovatiefonds MKB+) zijn gericht op technische innovaties, bovendien is alfa- en gammakennis vaak minder gericht op economische winst en op business cases, waardoor ook andere overheidsinstrumenten zoals Seed fondsen, Syntens en Innovatie Prestatie Contracten (IPC) niet altijd van toepassing zijn. 4. Er lijkt zowel bottom-up (vanuit onderzoekers, ondernemers en intermediairs) als top-down (vanuit grote bedrijven en Europa) meer aandacht te komen voor SI: een goed moment om nu de koppeling met alfa en gammavalorisatie te leggen en uitdagingen op te pakken.
6
Hekkert, Suurs et al (2007), Functions of innovation systems: A new approach for analysing
technological change, Technological Forecasting & Social Change 74 (2007) 413–432 via http://www.transitiepraktijk.nl/files/Hekkert_et_al_2007_%20functions_of_%20innovation_systems.pdf
5 5. Een aantal valorisatie-instrumenten lijkt met name relevant, zoals het opzetten van living labs, sociale innovatie incubatoren en sociale innovatieclusters. De Europese Commissie2 heeft recent een publicatie uitgebracht waarin het Brusselse i-Proppeler 10 stappen schetst om sociale innovatie structureel te bevorderen.
Ontwikkel thematische netwerken Op de bijeenkomst van 26 juni spraken intermediairs hoe dit type valorisatie het best kan worden bevorderd. Intermediairs bevelen aan om beleid en communicatie te richten op co-creatie rond specifieke maatschappelijke vraagstukken. Co-creatie betekent het ontwikkelen van nieuwe kennis en innovaties in gelijkwaardige samenwerking tussen onderzoekers en gebruikers. Stakeholders bij sociale innovaties zoals burgers en semi-publieke instellingen kunnen buiten het bestaande netwerk vallen van kennisinstellingen. In dat geval is het nodig om nieuwe, langdurende samenwerkingsverbanden op te zetten. Langdurende relaties zijn van belang omdat het jaren kan duren voordat innovaties marktrijp zijn en onderzoek resultaten oplevert. Tips bij het opzetten van deze thematische netwerken: 1. Sluit aan bij de netwerken die individuele onderzoekers vaak al hebben. Identificeer werknemers die al een hub-functie hebben in relevante netwerken en stimuleer hen als ambassadeurs naar binnen en naar buiten toe. 2. Zorg dat alle belanghebbenden vertegenwoordigd zijn in het netwerk en in specifieke projecten 3. Kies deelnemers met invloed binnen hun eigen organisaties 4. Creëer een “beschermde ruimte” met eigen prestatiecriteria 5. Werk eerst aan oplossingen op kleine schaal en (her-) definieer het vraagstuk 6. Technische oplossingen vragen om alfa/gamma vernuft: met name op het raakvlak tussen alfagamma en bèta zijn veel mogelijkheden voor valorisatie en sociale innovaties. Denk bijvoorbeeld aan nieuwe ICT diensten die gebaseerd zijn op psychologische inzichten en taalkundige kennis. Een andere bron van kennis, contacten en kansen die wel eens over het hoofd wordt gezien omdat hij zo logisch is, zijn studenten. De meeste valorisatie verloopt natuurlijk via het opleiden van studenten. Deze stroom van valorisatie is vaak niet opgenomen in valorisatie-indicatoren. Alumni vormen een waardevolle bron van feedback over het nut van opleidingen en onderzoek en openen de deur naar nieuwe kansen tot valorisatie en samenwerking. Tip is dus om langjarig contact te houden met afgestudeerden en hen regelmatig te bevragen aan welke kennis ze het meest hebben gehad en waaraan ze behoefte hebben.
6 Specifieke faciliteiten voor sociale innovatie Op de bijeenkomst pleitten valorisatieprofessionals en sociale innovatoren specifiek voor twee typen faciliteiten: langdurige co-creatie en snelle, flexibele incubators. #1 Centra voor langdurige co-creatie rond nieuwe evidence based practice Vaak gaan onderzoekers er van uit dat wetenschappelijke ‘peer-reviewed’ kennis de enige vorm van kennis is, maar vanuit de praktijk wordt dat heel anders ervaren. Om te komen tot ‘evidence based practice’ moet die scheiding van werelden overbrugd worden. Tranzo is een aansprekend voorbeeld hoe dat kan, maar er zijn meer goede voorbeelden. Evidence based practice vereist langdurige relaties en netwerken waarin kennisinstellingen samen met andere stakeholders gezamenlijk, gelijkwaardig en meerjarig onderzoeksprogramma’s ontwikkelen rond specifieke thema’s. Persoonlijk vertrouwen is essentieel. Eerste stap is het identificeren van een thema. Hiervoor kan je aansluiten bij de manier waarop een sector georganiseerd is. Dit is niet per se de manier waarop onderzoek georganiseerd is. Op elk thema moeten drie kennisbronnen bij elkaar gebracht worden: kennis van professionals, wetenschappelijke kennis en de kennis van cliënten/gebruikers. Bruggen slaan betekent niet alleen onderzoekers naar de praktijk brengen, maar (zoals Tranzo) ook stimuleren dat professionals uit de praktijk zich bezighouden met onderzoek. Co-productie is tijdsintensief en niet gemakkelijk, maar wanneer het lukt is het uiteindelijk leuker en meer waardevol voor alle partijen. Het stimuleert innovatie, levert nieuw onderzoek op en lost daadwerkelijk problemen uit de praktijk op. Een academisch centrum zoals Tranzo heeft verschillende activiteiten: onderzoek, ontwikkelen van bewijslast voor nieuwe behandelingen en kennis delen. Samenwerking is -in het geval van Tranzo- in natura: geen van de partners legt geld in, maar zij acquireren wel samen nieuwe activiteiten. #2 Flexibele incubators voor sociale innovatie Waar de kracht van de eerste faciliteit ligt in de langdurende samenwerking die nodig is om gezamenlijk nieuwe kennisvragen te formuleren, onderzoek uit te voeren, in de praktijk te brengen en te evalueren, ligt de kracht van dit tweede type faciliteit in de snelheid en flexibiliteit. Veel maatschappelijke uitdagingen zijn complex: ze zijn lastig te definiëren, hun definitie verandert over tijd en verschilt van persoon tot persoon. Het zoeken van oplossingen voor dit soort problemen leidt vaak tot een voortdurende herdefinitie van het probleem waardoor weer nieuwe ideeën en mensen nodig zijn. Dit vraagt om een open en flexibele aanpak. Er is een opkomende generatie studenten en onderzoekers die
7 als sociaal ondernemers juist gaan voor dit soort aanpakken. Doel is om ideeën te genereren, ervaring op te doen en snel nieuwe prototypen van producten en diensten te ontwerpen. Dit kan als spin-off leiden tot nieuwe bedrijven, producten, diensten en onderzoek. Incubators voor sociale innovaties kunnen studenten en onderzoekers ondersteunen om nieuwe ideeën voor maatschappelijke problemen te ontwikkelen en sociale innovaties op de markt te brengen. Er zijn al verschillende relevante incubators (zowel gelieerd aan kennisinstellingen als daarbuiten) en het is dus niet noodzakelijk het wiel opnieuw uit te vinden (zie de lijst van incubators en voorbeelden uit het buitenland in de bijlage). Een voorbeeld is de Social Innovation Safari van Kennisland. Dit is een tweeweeks proces waarin in teams keihard gewerkt wordt aan een maatschappelijk relevant probleem aangedragen door bedrijven en instellingen. Deze safari is opgezet met de Baak en wordt nu voortgezet met de UvA. Samenvattend
1. Er is meer aandacht voor sociale innovatie nodig op nationaal niveau. In Nederland hebben beleidsmakers onvoldoende zicht op de potentie van sociale innovatie bij het oplossen van maatschappelijke problemen. 2. Kennisinstellingen hebben heldere ambities nodig op dit thema inclusief hun doorvertaling in het personeelsbeleid. Maak hierbij gebruik van passende indicatoren voor alfa- en gammakennis en voor het meten van maatschappelijke waarde. Stimuleer dat onderzoekers de praktijk opzoeken en door het hele onderzoeksproces heen co-creatie als onderdeel van hun werk beschouwen. 3. Ontwikkel thematische netwerken rond maatschappelijke problemen. Betrek de juiste stakeholders en maak daarbij gebruik van bestaande netwerken van onderzoekers die optreden als ambassadeur. Creëer een beschermde ruimte voor kleinschalig experimenteren met zijn eigen prestatiecriteria en zoek de cross-over op met technische innovaties. 4. Valorisatie vindt niet alleen plaats via onderzoek, maar voor een belangrijk deel via studenten die uiteindelijk hun opleiding en kennis in de praktijk brengen. Volg alumni actief en langjarig. 5. Ontwikkel centra voor langdurige co-creatie rond nieuwe evidence based practice zoals Tranzo. In deze centra werken niet alleen onderzoekers in de praktijk maar ook praktijkmensen in het onderzoek. 6. Ontwikkel flexibele incubators voor sociale innovatie, zoals de Social Innovation Safari. Living labs/hubs/ incubators rond maatschappelijke thema’s als ontmoetingsplaats en landingsgebied voor valorisatie. Denk niet in structuren maar in projecten en zoek hiervoor samenwerking met de >70 bestaande living labs in Nederland op.
8 Bijlage 1: Voorbeelden Voorbeelden Internationaal Nesta en The Young foundation hebben een uitgebreid overzicht uitgebracht over sociale innovatie en de rollen van intermediairs, zoals Mindlab (DK), Incubators als CAN Mezzanine (UK), Social Fusion (USA) en Center for Social Innovation (Canada). Ook interessant: de ‘Social Silicon Valey’ DenokInn (Spanje) en MaRS (Toronto). Een up-to-date versie is hier te vinden. De incubator Alter’ Incub (Fr) is specifiek gericht op alfa- en gammawetenschappen en sociale innovatie. Voorbeelden van intermediairs op het snijvlak van IT en sociale innovatie zijn het Social Innovation Camp in Engeland, het Franse La 27e région dat ondermeer uit een serie incubators bestaat en het Spaanse Citilab. Het hele overzicht van deze EC studie is hier te vinden.
Voorbeelden Nationaal Specifiek op het gebied van zorg: De Leidse Proeftuin Zorg & Welzijn dat bijvoorbeeld het onderzoek Levensstijl 2030 uitvoert waarbij vanuit psychologisch perspectief (hersenen) bekeken wordt welke leefstijl (bijv. mediteren, cognitieve spelletjes, sociaal contact of veel sporten) het meest positief is voor welke oudere Leidenaren. Zij gaan dit onderzoeken bij oudere Leidenaren. Tranzo (Universiteit van Tilburg) is al een tijd bezig en zowel financieel, academisch als maatschappelijk succesvol. De Medical Delta, een samenwerking tussen Delft, Leiden en Rotterdam die zich recent ook op gamma-onderzoek richt onder de programmalijn vitailiteit. Financiers in Nederland: speciale fondsen voor sociale innovatie zijn onder meer Stichting De Verre Bergen, Stichting Doen, D.O.B foundation, Fonds 1818, Oranjefonds Living labs in Nederland: The Hague Innovation motor, Living Lab Leiden, en het Utrechtse se.lab. Tranzo heeft sinds 2000 samen met de praktijk diverse academische werkplaatsen opgericht rond zorg en welzijn, het Tilburg Social Innovation Lab is in 2011 opgericht door Tilburg University, Avans Hogeschool, Fontys Hogescholen en NHTV internationaal hoger onderwijs Breda. Incubators en training: onder meer UtrechtInc., de HUB Amsterdam zet een accelerator track op voor sociaal ondernemers. Kennisland, de UvA en HIVOS werken bieden samen aan de Social Innovation Safari.
Ton Buddingh maakte een overzicht van incubators in Nederland (ook technische). Daarin staan ondertussen ruim 70 incubators die voor een groot deel de afgelopen 5 jaar zijn opgezet. Het gaat om ABNAMRO incubator, A-ccelerator Holding BV, Accelerator Nederland, Amborio - Commercial Tech Incubator, Bing, Biopartner Center Leiden, BioPartner Center Maastricht, Biopartner Center Wageningen, Blushuis, BTC Twente, Caballerofabriek, Changemaker Incubator B.V., club 1200, Creative Factory, CUBE 050 incubator & accelerator, CWI, Dnamo, Dutch Game Garden, Enviu, Erasmus MC, ES BIC Noordwijk, Founder institute, Greenhouse, HUB-Amsterdam, HUB-Rotterdam, IDEA Centers, Igluu , Ikoptro B.V., iMMovator, In2Nova, Incubator BV, Incubator3+, Inqubator, Internationaal Incubator Center Almere, Interrocks, Kiemt, Liberty Global, Life Sciences Center Oostervaart, MediaGilde, Mercator Incubator Nijmegen, Mibiton, Mind Hunter Participaticion incubator, New Energy Docks, Nextmovers, PG2, Philips Health Incubator, Rockstart, SBC Amsterdam, Smartstarter, Startup bootcamp, Start-u-up, Stichtin NL Fashion incubator, Stichting De Incubator, Stichting Life Science Incubator Maastricht, STICHTING NC MAASTRICHT, Successity.nl, Swunghouse, the Grounds, TIC, Tormanta Holding BV, Transfer & Liaison Groep Groningen, TU/e Innovation Lab B.V., Universitair Bedrijven Centrum Nijmegen, Universiteit
9 Twente, UtrechtInc, VentureLab Amsterdam, VentureLab Twente, Wageningen University and Research centre, WBII, WEB'R, Work a Lot, YEAH en YesDelft!
Bijlage 2: Programma en Deelnemers 26 Juni Op 27 juni 2013 vond de kenniswerkplaats ‘Meer Maatschappelijke Waarde’ plaats in Museum Volkenkunde te Leiden. Na een korte inleiding door Lennart Kamphuis (Agentschap NL) kwamen aan het woord:
Edwin Horlings (Rathenau Instituut) Thieu Besselink (Learning Lab) Ien van de Goor (Tranzo, Tilburg University) Martijn Arnoldus (Kennisland)
Na twee parallelle workshops volgde een plenaire afsluiting (waarin eerdergenoemde aanbevelingen werden geformuleerd) en een borrel in het museumcafé. Deelnemers: Kennisinstellingen Erasmus Centre for Entrepreneurship Erasmus Centre for Entrepreneurship Erasmus Centre for Entrepreneurship Maastricht University Ondernemerslift Plus Tilburg University Starterslift UtrechtInc. UtrechtInc. UtrechtInc. Utrecht VC Universiteit Tilburg / Tranzo Universiteit Tilburg VU Amsterdam Rathenau Instituut Universiteit van Amsterdam, bureau Kennistransfer NHTV Breda AWT NOW NOW Rathenau Instituut KNAW Drift
Hendrik Halbe Ingrid in den Bosch Martin Luxemburg Merle Achten Frans van Waes Lisette Heslenfeld Edward van de Pol Ivo Plakman Mirko Lukasc Annemarie Slootweg Bas Allart Ien van de Goor Sabine Gabriel Diane Schöller Edwin Horlings Bea Krenn Paul Teeuwen Kathleen Torrance Edwin Hubers Elske Gerritsen Leonie van Drooge Jack Spaapen Marijke de Pous
Sociaal innovatoren The Learning Lab Kennisland Venture Lab The Hub Amsterdam
Thieu Besselink Martijn Arnoldus Paul Dings Marieke Pluk
Overheid Agentschap NL Agentschap NL Agentschap NL
Lennart Kamphuis Trudy Millenaar Heidi van Hooff
10 Agentschap NL Agentschap NL Agentschap NL Agentschap NL Agentschap NL Agentschap NL Agentschap NL Agentschap NL
Fenrir van Koert Carin van Laere Jeroen Fredriks Thomas van Vliet Eline Beemsterboer Peter van Dongen Esther Verhoeven Chantal Wentink
Overig Akebia-IM IMI IMI IMI
Toon Buddingh Mattijs Taanman Larissa verbeek Bart Krull