Mbo’ers in geldzaken Een onderzoek naar het financieel gedrag van mbo-studenten
Nibud, 2011
Mbo’ers in geldzaken / 2
Mbo’ers in geldzaken Een onderzoek naar het financieel gedrag van mbo-studenten
Nibud, 2011
3 / Mbo’ers in geldzaken
Mbo’ers in geldzaken / 4
Inhoud 1
INLEIDING .................................................................................. 7
1.1
Aanleiding onderzoek en doel .......................................................................... 7
1.2 1.3
Methode van onderzoek ................................................................................... 9 Achtergrondvariabelen ..................................................................................... 9
1.4
Leeswijzer ...................................................................................................... 11
2 2.1
INKOMSTEN ............................................................................. 12 Inkomstenbronnen .......................................................................... 12
2.1.1
Bijdrage ouders .............................................................................................. 12
2.1.2 2.1.3
Studiefinanciering .......................................................................................... 13 Bijbaan ........................................................................................................... 14
2.1.4
Inkomsten uit andere activiteiten .................................................................... 15
2.1.5 2.2
Toeslagen, uitkering en bijdrage partner ........................................................ 16 Verdiensten met werkplek/stage .................................................................... 17
2.2.1 2.2.2
Studenten BBL ............................................................................................... 17 BOL-studenten ............................................................................................... 18
2.3 2.4
Belastingaangifte ........................................................................................... 20 Inkomsten opgeteld ........................................................................................ 20
3
UITGAVEN & VERANTWOORDELIJKHEID .............................. 22
3.1 3.1.1
Woonlasten, boodschappen en kostgeld ........................................................ 22 Thuiswonende studenten ............................................................................... 22
3.1.2 3.2
Uitwonende studenten ................................................................................... 23 Mobiele telefoon ............................................................................................ 28
3.3
Bijdrage ouders aan uitgaven ......................................................................... 29
4
SPAREN & SCHULDEN ............................................................ 31
4.1 4.2
Sparen ........................................................................................................... 31 Financiële situatie .......................................................................................... 33
4.3
Lenen ............................................................................................................. 35
5
OMGAAN MET TIJD EN GELD ................................................. 40
5.1
Omgaan met tijd ............................................................................................. 40
5.2 5.3
Omgaan met geld........................................................................................... 40 Betalen .......................................................................................................... 41
5.4 5.5
Bijhouden ....................................................................................................... 43 Info & opvoeding ............................................................................................ 44
5.6
Informatie zoeken .......................................................................................... 45
6
SAMENVATTING EN CONCLUSIES ......................................... 48 5 / Mbo’ers in geldzaken
Mbo’ers in geldzaken / 6
1
Inleiding 1.1 Aanleiding onderzoek en doel
Geld is een belangrijk aspect in het socialisatieproces van de huidige generatie jongeren. Op steeds jongere leeftijd hebben jongeren geld. Eerst in vorm van zak- of kleedgeld, later in de vorm van loon dat ze met een (bij)baan verdienen. Ouders, werkgevers en de overheid hevelen steeds meer financiële verantwoordelijkheden over naar jongeren. Omdat jongeren over eigen geld beschikken, zijn ze een interessante doelgroep voor bedrijven en instellingen. Het is van groot belang dat jongeren op vroege leeftijd bewust leren omgaan met geld, zodat ze op volwassen leeftijd niet voor grote verrassingen komen te staan. Dit vergt naast bewustzijn ook financiële kennis en vaardigheden. In hun ontwikkelingsperiode moeten ze zich volwassen gedrag eigen maken, ook op financieel gebied. Daarom zijn jongeren een belangrijke doelgroep voor het Nationaal Instituut voor Budgetvoorlic hting (Nibud). Het Nibud heeft inmiddels een goed beeld van het financiële gedrag van scholieren in het voortgezet onderwijs (tot en met 18 jaar). Al 25 jaar verzamelt het Nibud elke twee jaar gegevens over deze groep in het Nationaal Scholieren Onderzoek (NSO). In 2010 is voor het eerst gekeken naar het leengedrag van studenten in het hoger onderwijs (hbo en wo). Over studenten in het middelbaar beroepsonderwijs, zowel beroepsbegeleidende leerweg (BBL) als beroepsopleidende leerweg (BOL), weet het Nibud minder. In 2001 en 2005 is wel specifiek onderzoek gedaan naar het financieel gedrag van werkende jongeren (studenten BBL). Deze werkende jongeren hebben vaak veel te besteden omdat ze door hun opleiding een betaalde stage of werkplek hebben. Ze volgen een opleiding aan een ROC/AOC, waarbij ze vaak één dag per week naar school gaan en vier dagen werkstage lopen (minimaal 60 procent van de week werkstage volgen). Meestal wonen ze nog thuis en kunnen daarom een groot deel van hun inkomen aan ‘leuke’ dingen b esteden. In de pers verschijnen regelmatig berichten dat werkende jong eren gemakkelijk schulden maken. Ze kunnen de verlokkingen van mobiele telefoon, kredieten e n dergelijke moeilijk weerstaan. Doordat ze een lager opleidingsniveau hebben dan studenten in het hoger onderwijs, is het inkomen na afronding van de opleiding vaak niet meer dan modaal. Zodra ze op zichzelf gaan wonen, is het belangrijk dat ze het uitgavenpatroon waaraan ze gewend waren, aanpassen. Vaste lasten die ze eerder nog niet hadden, zoals huur, energie en verzekering, zijn grote kostenposten waarmee ze rekening moeten houden.
7 / Mbo’ers in geldzaken
Resultaat 2001 en 2005 Uit beide onderzoeken bleek dat werkende jongeren een inkomen hebben vergelijkbaar met het minimumloon, en dat ze vaak nog thuis wonen bij hun ouders. Daarnaast krijgt een deel van de groep een ouderlijke bijdrage en/of heeft een bijbaan naast de stage/ werkplek. De meeste werkende jongeren betaalden geen kostgeld aan hun ouders wanneer zij nog thuis woonden. De top vijf van uitgaven waaraan zij hun geld besteedden, veranderde wel. In 2001 waren alcohol, kleding, auto, uitgaan en roken de grootste kostenposten. In 2005 waren dit vakantie, uitgaan, auto, kleding en mobiele telefoon. De vakantie en mobiele telefoon hebben de uitgaven aan alcohol e n roken daarmee deels vervangen. Daarnaast bleek uit beide onderzoeken dat de helft van deze werkende jongeren regelmatig geld tekort komt en daarvoor leningen aangaat. Lenen was ook onder de jongste respondenten al vrij gewoon, en kreeg naarmate ze ouder waren een steeds formeler karakter: de stap van lenen van vrienden en ouders naar de bank of kopen op afbetaling is dan niet groot meer. Verantwoord lenen is geen probleem. Maar als bijna een kwart van de uitwonenden informatie zoekt over het oplossen van schulden, dan ligt er een grote taak voor voorlichting en onderwijs. Het Nibud heeft dit opgepakt met een speciale Jongerenmaand (november 2005) en een website voor jongeren: nibudjong.nl. Naar aanleiding van het onderzoek en de Kamervragen heeft de toenmalige staatssecretaris Van Hoof toegezegd dat er een rijksbreed plan van aanpak voor de schuldhulpverlening moet komen, waarin deze jongeren specifiek aandacht krijgen.
Onderzoek 2011 In dit onderzoek is in tegenstelling tot de onderzoeken in 2001 en 2005 aan álle mbostudenten een vragenlijst voorgelegd. Hierdoor heeft het Nibud informatie over het financiële gedrag van de jongeren aan het voortgezet onderwijs, de hbo- en wostudenten en ten slotte dus ook van de mbo-studenten. Uit de onderzoeken uit 2001 en 2005 kwam naar voren dat werkende jongeren (die BBL volgen) een zogenoemde kwetsbare groep is. In het onderzoek van 2010 vergelijken we de totale groep mbo-studenten ook met deze werkende jongeren. Wat zijn de veranderingen in de afgelopen vijf jaar? Zijn de uitgaven aan de mobiele telefoon erg gestegen en hoe gaan de jongeren om met kredieten? Zijn de schulden toegenomen, in aantal en/of in grootte? Is het mogelijk aan te geven welke typen mbo-jongeren het meest kwetsbaar zijn? Welke groep vertoont het meest risicovolle gedrag en over welke competenties beschikken ze wel of (nog) niet die nodig zijn voor verantwoord financieel gedrag nu en in de toekomst?
Mbo’ers in geldzaken / 8
1.2 Methode van onderzoek Het onderzoek is uitgevoerd onder studenten in het middelbaar beroepsonderwijs, in de leeftijd van 16 jaar en ouder. De respondenten zijn geworven via het StudentenPanel van ResearchNed. Gedurende de maanden oktober, november en december 2010 konden de respondenten de vragenlijst online invullen. Dit resulteerde uiteindelij k in 2.357 bruikbare ingevulde vragenlijsten. Het aantal respondenten is voldoende om signalerende u itspraken te kunnen doen over het financiële gedrag van mbo-studenten. Dit rapport kijkt vooral naar de totale groep mbo-studenten, maar daarnaast ook apart naar de respondenten die een BOL- of BBLrichting volgen. In 2005 is alleen de groep BBL-studenten ondervraagd. Waar mogelijk worden de resultaten vergeleken met de resultaten uit 2001 en 2005. De dataset is uiteindelijk gewogen op de variabelen leeftijd, geslacht en leerweg.
1.3 Achtergrondvariabelen De resultaten zijn uitgesplitst naar diverse achtergrondkenmerken. De beschreven resultaten in dit onderzoek zijn significant, tenzij anders wordt aangegeven. Deze paragraaf licht de achtergrondkenmerken van de respondenten verder toe. De dataset is herwogen op leeftijd, geslacht en leerweg volgens onderstaande verdeling.
Tabel 1: Indeling mbo-studenten naar leeftijd, leerweg en geslacht
Leeftijd
Geslacht
Leerweg
Aantal
%
18 jaar of jonger
143.529
37
19 t/m 22 jaar
141.442
37
23 jaar of ouder
100.975
26
man
210.883
55
vrouw
175.063
45
BBL
145.557
38
BOL
240.389
62
Totaal
385.946
Na weging van de dataset is gekeken naar het niveau van de re spondenten. Het merendeel (twee derde) van de mbo-studenten volgt een opleiding op niveau 4. Ook is er verschil tussen de verschillende leerwegen. BOL-opleidingen worden vaker op een hoger niveau gevolgd dan BBL-opleidingen.
9 / Mbo’ers in geldzaken
Tabel 2: Opleidingsniveau (na weging)
BBL
BOL
totaal
%
%
%
1-2
19
8
11
3
36
18
24
4
45
74
65
Niveau
e
e
De respondenten bevinden zich met name in het 2 en 3 leerjaar.
Tabel 3: Leerjaar (na weging)
BBL
BOL
totaal
%
%
%
1
16
10
12
2
51
44
46
3
23
30
28
4-5
10
16
14
Leerjaar
Tabel 4: Aandeel thuiswonende mbo’ers en indeling leerweg neer leeftijdscategorie (na weging)
BBL %
BOL %
thuiswonend %
16 t/m 17 jaar
24
10
98
18 t/m 21 jaar
66
42
88
22 t/m 25 jaar
8
13
45
26 jaar en ouder
2
34
17
Totaal gemiddeld
30
70
76
In totaal woont 76 procent van de mbo-studenten thuis, de rest woont op zichzelf. Het omslagpunt ligt bij 22 jaar. Dan gaan veel mbo-studenten op zichzelf wonen. Van de 21jarigen woont nog 80 procent thuis, bij 22 jaar nog maar 58 procent. BOL-studenten zijn over het algemeen wat ouder dan BBL-studenten. Bij de vergelijking tussen de leerwegen houden we hiermee rekening.
Mbo’ers in geldzaken / 10
1.4 Leeswijzer Hoofdstuk 2 behandelt de inkomsten van de mbo-studenten en hoofdstuk 3 de uitgaven en wie verantwoordelijk is voor de uitgaven. Alle resultaten op het gebied van sparen maar ook van lenen en schulden, zijn te lezen in hoofdstuk 4. Het omgaan met geld is weergegeven in hoofdstuk 5. De samenvatting van het totale onderzoek, gekoppeld aan de conclusies en adviezen is te lezen in het laatste hoofdstuk. Veel bedragen worden weergegeven inclusief of exclusief nullen. Als er exclusief nul staat betekent dit dat het om de groep gaat die de activiteit doet (er bijvoorbeeld aan uitgeeft). Staat er inclusief 0 dan gaat het om de hele groep mbo -studenten. Waar mogelijk wordt ook een vergelijking gemaakt met het onderzoek van 2005. Een aantal vragen is toen echter niet of anders gesteld. Hierdoor kan de vergelijking o p die punten niet worden gemaakt. Het resultaat in de tabellen wordt op de volgende wijze weergegeven: Gewoon Vet
er zijn minimaal 25 waarnemingen per cel. de waarde verschilt significant van gemiddeld en binnen het kenmerk
Cursief
(bijvoorbeeld man ten opzichte van vrouw). er zijn 25 tot 50 waarnemingen per cel. Let op de betrouwbaarheid .
0
er zijn minder dan 25 waarnemingen in de cel. de waarde is 0.
n.v.t.
niet van toepassing.
11 / Mbo’ers in geldzaken
2
Inkomsten 2.1 Inkomstenbronnen
Aan de mbo-studenten is gevraagd welke inkomstenbronnen ze hebben en hoeveel ze daarmee per maand te besteden hebben. De volgende paragrafen lichten de verschillende inkomstenbronnen apart toe. 2.1.1
Bijdrage ouders
Van alle mbo-studenten geeft 50 procent aan maandelijks een bijdrage van zijn of haar ouders te krijgen. Het gemiddelde bedrag dat deze groep (de helft van de mbo’ers) krijgt, is 179 euro per maand. Ook wel exclusief 0 genoemd. Inclusief 0 (de gehele groep mbo’ers, ook die geen geld van de ouders krijgen) is het gemiddelde bedrag 90 euro. In de tabel hieronder staat de gemiddelde bijdrage van de ouders naar de verschillende groepen.
Tabel 5: Percentage mbo’ers met bijdrage ouders en het gemiddelde maandbedrag (exclusief 0)
Geslacht Leeftijd
Leerweg Woonsituatie
Aantal %
Gemiddeld €
man
48
162
vrouw
51
194
16 t/m 17 jaar
75
128
18 t/m 21 jaar
55
194
22 t/m 25 jaar
21
257
26 jaar of ouder
4
--
BBL
23
204
BOL
62
175
thuiswonend
60
173
uitwonend
18
242
50
179
Totaal
Uit tabel 5 komt naar voren dat de hoogte van de bijdrage van de ouders afhankelijk is van de leeftijd en woonsituatie. Naarmate de studenten ouder worden , neemt de bijdrage toe, maar het percentage studenten dat een bijdrage krijgt , neemt af. De uitwonende studenten krijgen minder vaak een bijdrage. Dat komt ook door de hogere leeftijd van deze studenten. Uit paragraaf 1.3 blijkt namelijk dat de jongere studenten meestal nog thuis wonen. De uitwonende student krijgt gemiddeld wel een hoger e ouderlijke bijdrage dan de thuiswonende student.
Mbo’ers in geldzaken / 12
In 2005 zijn alleen de studenten BBL ondervraagd. Het percentage van deze groep dat geld krijgt van zijn of haar ouders, is gelijk gebleven. De maandelijkse bijdrage die ze van de ouders krijgen, is wel hoger dan in 2005, namelijk 204 euro nu ten opzichte van 68 euro in 2005. Het geld dat de mbo-studenten van hun ouders krijgen, is meestal bedoeld voor een speciaal doel. Het gaat vaak om zakgeld, kleedgeld of belgeld (47 procent) of een studiebijdrage (27 procent). Ook krijgt 30 procent wel een bijdrage, maar geen vast bedrag per periode. De bijdrage is het hoogst bij een bijdrage in de studiekosten met gemiddeld 266 euro.
Tabel 6: Gemiddelde bijdrage ouders per maand naar doelen (exclusief 0)
Aantal %
Gemiddeld €
Totaal
50
179
Zak-, kleed-, belgeld
47
54
Ja, maar geen vast bedrag per periode
30
--
Bijdrage voor mijn studie
27
266
Bijdrage voor de zorgverzekering
22
88
Ja, namelijk voor ……
10
79
Ja, maar niet voor een specifiek doel
8
78
Bijdrage in mijn woonkosten
4
215
Ook ontvangt 10 procent een bijdrage voor bijvoorbeeld rijles, reiskosten of benzine, ovkosten, de verzekering van de auto of brommer, om te sparen, voor eten en drinken of voor roken of uitgaan. 2.1.2
Studiefinanciering
De 18-plussers die een voltijds opleiding BOL in het mbo volgen, hebben recht op studiefinanciering. Dit bedrag wordt uitgekeerd in de eerste maand van het kwartaal dat volgt op de 18e verjaardag. Op niveau 1 of 2 is de studiefinanciering een gift. Na de opleiding moet alleen de lening worden terugbetaald. Op niveau 3 of 4 is de studiefinanciering een prestatiebeurs. Na afronding zonder diploma moet het bedrag worden terugbetaald.
1
Bedragen per maand mbo (BOL), augustus 2010 tot en met juli 2011 van DUO:
1
Thuiswonend
Basisbeurs € 75
Aanvullende beurs € 309
Lenen € 164
Uitwonend
€ 246
€ 329
€ 164
Bron: www.duo.nl. 13 / Mbo’ers in geldzaken
Van de studenten BOL tussen de 18 en 30 jaar geeft 97 procent aan enige vorm van studiefinanciering te ontvangen. Daarvan heeft 71 procent van de studenten inkomsten uit een basisbeurs, 46 procent ontvangt een aanvullende beurs.
Tabel 7: Percentage studenten BOL tussen 18 en 30 jaar met studiefinanciering
Aantal % Studenten ov-chipkaart
79
Basisbeurs
71
Aanvullende beurs
46
Rentedragende lening
7
Niets
3
Aan de studenten die studiefinanciering ontvangen, is gevraagd of ze zouden stoppen met de opleiding als ze geen studiefinanciering meer zouden krijgen. Tabel 8 toont dat 43 procent (38 en 5 procent) aangeeft dan te stoppen met de opleiding, vooral omdat ze die dan niet meer kunnen betalen. Er bestaat een relatie tussen de potentiële stoppers en diegene die (wel eens) geld tekort komen. Studenten die vaker geld tekort komen, zeggen vaker te stoppen met hun opleiding bij het ontbreken van studiefinanciering.
Tabel 8: ‘Als je geen studiefinanciering zou hebben, zou je dan stoppen met de opleiding?’ naar ‘kom je wel eens geld tekort’.
Regelmatig %
Soms %
Nooit %
Totaal %
Ja, dan kan ik de opleiding niet betalen
55
45
25
38
Ja, dan houd ik geen geld over voor andere activiteiten
8
5
4
5
9
18
21
19
28
32
50
39
Misschien Nee 2.1.3
Bijbaan
Van alle mbo-studenten heeft de helft (50 procent) een bijbaan. Tabel 9 laat zien dat mannen niet vaker een bijbaan hebben dan vrouwen, maar hier wel meer mee verdienen. Op het aantal uur dat ze gemiddeld per maand werken wordt verder ingegaan in paragraaf 5.1 Hoe ouder de studenten, hoe minder vaak ze een bijbaan hebben. Het gemiddelde bedrag dat ze met de bijbaan verdienen is wel hoger, mede doordat het uurloon ook stijgt met de leeftijd. De studenten BBL besteden een groot deel van hun tijd aan de stage/werkplek via de opleiding en verdienen daar meestal geld mee. Het aantal met een bijbaan is daarom
Mbo’ers in geldzaken / 14
lager dan bij de studenten BOL. Het bedrag dat de studenten BBL met hun stage/werkplek verdienen, wordt besproken in paragraaf 2.2.
Tabel 9: Percentage mbo-studenten met een bijbaan en gemiddelde inkomsten per maand (exclusief 0)
Geslacht Leeftijd
Leerweg Woonsituatie
Aantal %
Gemiddeld €
man
49
261
vrouw
52
193
16 t/m 17 jaar
66
174
18 t/m 21 jaar
55
220
22 t/m 25 jaar
38
368
26 jaar of ouder
8
590
BBL
20
327
BOL
63
213
thuiswonend
57
208
uitwonend
27
352
50
227
Totaal
Vergeleken met 2005 zijn de inkomsten van de studenten BBL uit een bijbaan hoger, namelijk 227 euro in 2005 ten opzichte van 327 euro nu. Over deze vijf jaar gezien is de gemiddelde stijging van het inkomen van een bijbaan per jaar zo’n 7,5 procent. De gemiddelde loonontwikkeling van de cao-lonen in Nederland is de afgelopen paar jaar ongeveer 2,1 procent per jaar geweest.
2.1.4
Inkomsten uit andere activiteiten
Naast inkomsten uit een bijbaan, studiefinanciering of een ouderlijke bijdrage, verdienen jongeren vaak extra bij met andere activiteiten. Gevraagd is naar het type activiteit en naar de inkomsten. Veel genoemde activiteiten zijn het verkopen van spullen via internet (bijvoorbeeld Marktplaats) en oppassen. Ook knippen, krantenwijk, huishoudelijk werk, fotografie/vormgeving/websites wordt vaak genoemd. Tabel 10 beschrijft dat gemiddeld 10 procent van de mbo-studenten hiermee geld verdient. Mannen blijken vaker extra geld bij te verdienen dan vrouwen, en hiermee ook maandelijks meer te verdienen. Ook de BBL’ers verdienen meer met andere activiteiten dan de BOL’ers. Hetzelfde geldt voor de uitwonende studenten. Zij verdienen meer dan de thuiswonende studenten, maar hebben wel minder vaak inkomsten uit andere activiteiten. Over de leeftijdscategorieën kan weinig worden gezegd, aangezien het aantal studenten dat extra inkomsten heeft in de categorie 22 t/m 25 jaar en 26 jaar of ouder te klein is.
15 / Mbo’ers in geldzaken
Tabel 10: Percentage mbo-studenten met extra inkomsten en gemiddelde inkomsten per maand (exclusief 0)
Geslacht Leeftijd
Leerweg Woonsituatie
Aantal %
Gemiddeld €
man
13
264
vrouw
8
90
16 t/m 17 jaar
11
189
18 t/m 21 jaar
11
171
22 t/m 25 jaar
7
--
26 jaar of ouder
5
--
BBL
9
311
BOL
11
159
thuiswonend
11
171
7
345
10
201
uitwonend Totaal
2.1.5
Toeslagen, uitkering en bijdrage partner
Slechts een beperkt aantal mbo-studenten geeft aan een uitkering of geld van de partner te krijgen. Van de studenten krijgt 2,2 procent (N=53) een uitkering van gemiddeld 693 euro per maand. Slechts 1,5 procent (N=36) krijgt een gemiddelde bijdrage van 579 euro per maand van zijn of haar partner. Aangezien het aantal studenten vrij laag is, moeten de gemiddelden met zorg worden geïnterpreteerd. Uit eerdere onderzoeken van het Nibud onder jongeren en st udenten blijkt dat deze doelgroep vaak geld laat liggen. Daarom is ook de mbo-studenten gevraagd of zij al dan niet zorg- of huurtoeslag krijgen. Om het aantal mbo-studenten met een zorgtoeslag te kunnen bepalen, is gekeken naar de groep die hierop in principe recht zou kunnen hebben. Dat zijn de studenten van 18 jaar en ouder, met een inkomen tot maximaal 36.022 euro per jaar (netto per maand ongeveer 2.000 euro). Dit is een schatting, aangezien niet bekend is of ze al dan niet samenwonen met een partner ( de inkomensgrens verschuift dan naar 54.264 euro), en of ze al hun inkomsten hebben opgegeven die ze met een (bij)baan, stage of werkplek verdienen. Tabel 11: Percentage mbo’ers met zorg- en huurtoeslag van de rechthebbenden
Aantal % Zorgtoeslag
40
Huurtoeslag
4
Mbo’ers in geldzaken / 16
2.2 Verdiensten met werkplek/stage 2.2.1
Studenten BBL
Studenten die richting BBL volgen, verdienen geld met een stage of werkplek via de opleiding. Gemiddeld verdienen ze hiermee 939 euro per maand. Er is geen verschil in maandelijkse verdiensten tussen mannen en vrouwen; wel verdienen de oudere BBL’ers meer dan de jongere. En er is een verschil tussen de thuis - en uitwonende, vaak oudere, studenten.
Tabel 12: Gemiddelde verdiensten stage/werkplek van studenten BBL per maand (exclusief 0)
Gemiddeld € Geslacht Woonsituatie
man
935
vrouw
944
thuiswonend
819
uitwonend Leeftijd
1078
16 t/m 17 jaar
528
18 t/m 21 jaar
797
22 t/m 25 jaar
1186
26 jaar en ouder
1103
Totaal
939
In 2005 verdienden de studenten BBL met hun stage of werkplek gemiddeld 730 euro per maand. Dit is een toename van 2005 tot 2010 van gemiddeld 5,2 procent per jaar. Deze toename is ook bij de leeftijdscategorieën te zien. Een deel van de BBL’ers (14 procent) heeft naast de stage/werkplek via de opleiding ook een bijbaan. Met deze bijbaan verdienen ze gemiddeld 294 euro per maand. In 2005 verdienden de studenten BBL met hun bijbaan naast de werkplek/stage gemiddeld 230 euro. De toename is voor de bijbaan gemiddeld 5 procent per jaar. Een iets minder grote toename dan bij de stage/werkplek. Uit tabel 13 blijkt dat de voornaamste reden van de student BBL om een bijbaan te hebben is om extra dingen te kunnen doen (43 procent). Ruim een kwart vindt het leuk om te werken (27 procent). Bij ‘anders’ wordt voor al een combinatie van de antwoordcategorieën gegeven, met daarnaast sparen, rijlessen, reiskosten of auto. In 2005 was deze reden ook de meest genoemde, daarin is de afgelopen jaren dus niets veranderd. Ten slotte blijkt er geen relatie te bestaan tussen de totale inkomsten uit een bijbaan en die van een stage/werkplek, en de reden waarom studenten een bijbaan hebben naast de werkplek. 17 / Mbo’ers in geldzaken
Tabel 13: ‘Waarom heb je naast je stage/werkplek nog een bijbaan?’ naar de totale inkomsten uit een bijbaan en stage/werkplek per maand (uitsluitend studenten BBL, exclusief 0)
Aantal %
Som bijbaan + werkstage €
Extra dingen te kunnen doen (zoals uitgaan, vakantie, sparen)
43
828
Leuk om te werken
27
948
Levensonderhoud te betalen
18
1075
Werkervaring op te doen
3
898
Opleiding te betalen
2
245
Anders
7
805
Totaal
100
895
Wanneer de inkomsten van de studenten BBL die naast de werkplek ook een bijbaan hebben, worden opgeteld, is dit bedrag niet hoger dan van de studenten zonder bijbaan. Dat blijkt uit tabel 14.
Tabel 14: Inkomsten uit bijbaan en stage/werkplek van studenten BBL
Bedrag € Inkomsten als werkplek + bijbaan
Inkomsten als alleen werkplek
2.2.2
Totaal
895
- Bijbaan
294
- Werkplek
601
Totaal
994
BOL-studenten
Van alle studenten aan een opleiding BOL heeft 38 procent (N=618) een betaalde stage/werkplek via de opleiding. Met deze stage verdienen zij gemiddeld 217 euro per maand. Dat is veel minder dan wat de studenten BBL met hun stage/werkplek verdienen (939 euro). Het verschil komt waarschijnlijk doordat studenten BOLeen algemene stagevergoeding krijgen en niet per uur worden betaald. Uit tabel 15 blijkt dat van de studenten BOL de mannen en uitwonende studenten gemiddeld meer verdienen dan de vrouwen en thuiswonende studenten.
Mbo’ers in geldzaken / 18
Tabel 15: Gemiddelde verdiensten stage/werkplek per maand van studenten BOL (exclusief 0)
Gemiddeld € Geslacht Woonsituatie Leeftijd
man
254
vrouw
185
thuiswonend
198
uitwonend
312
16 t/m 17 jaar
182
18 t/m 21 jaar
205
22 t/m 25 jaar
248 --
26 jaar en ouder Totaal
217
Van de studenten BOL die stage lopen (38 procent), heeft daarnaast 62 procent ook nog een bijbaan. Dat is een hoger percentage dan de BBL’ers, 14 procent heeft naast de werkplek een bijbaan. De stage/werkplek kost een BBL’er natuurlijk ook meer tijd waardoor er minder overblijft voor de bijbaan. Met deze bijbaan verdienen de studenten BOL (dus zij die naast de werkplek ook een bijbaan hebben) gemiddeld 216 euro. Dat is iets minder dan de studenten BBL, zij verdienen naast de werkplek gemiddeld 294 euro per maand. Ook de studenten BOL geven aan een bijbaan te hebben om extra dingen te kunnen doen. Met 55 procent ligt dit aantal wel hoger dan bij de studenten BBL (43 procent). Net als bij de BBL’ers is er geen relatie tussen de reden van een bijbaan en de totale inkomsten die ze daarmee verdienen.
Tabel 16: ‘Waarom heb je naast je stage/werkplek nog een bijbaan?’ naar de totale inkomsten uit een bijbaan en stage/werkplek per maand (uitsluitend studenten BOL, exclusief 0).
Aantal %
Som bijbaan + werkstage €
Extra dingen te kunnen doen (zoals uitgaan, vakantie, sparen)
55
378
Leuk om te werken
12
471
Levensonderhoud te betalen
14
362
Werkervaring op te doen
5
370
Opleiding te betalen
5
336
Anders
10
427
Totaal
100
385
19 / Mbo’ers in geldzaken
Als studenten BOL een bijbaan hebben, verdienen ze in totaal (dus de inkomsten uit de bijbaan en werkplek bij elkaar opgeteld) meer dan met alleen een werkplek, namelijk 385 tegenover 288 euro. Bij studenten BBL is dat niet het geval.
Tabel 17: Inkomsten uit bijbaan en stage/werkplek van studenten BOL (exclusief 0)
Bedrag € Inkomsten als werkplek + bijbaan
Inkomsten als alleen werkplek
Totaal
385
- Bijbaan
216
- Werkplek
173
Totaal
288
2.3 Belastingaangifte Uit het onderzoek blijkt dat 82 procent van alle mbo-studenten belastingaangifte kan doen, omdat zij inkomsten hebben uit een stage, een werkplek of een bijbaan. Daarvan geeft 72 procent aan de aangifte te hebben ingevuld. 28 procent wist niet dat ze eventueel te veel betaalde belasting terug kan vragen. Kijkend naar verschillende achtergrondkenmerken blijken studenten BOL minder goed te weten waarop ze recht hebben dan studenten van de opleiding BBL. Ook de jongere leeftijdscategorieën zijn hiervan minder goed op de hoogte. Tabel 18: ‘Heb je afgelopen jaar belastingaangifte gedaan?’
BBL %
BOL %
Totaal %
Ja, ik heb de aangifte ingevuld en opgestuurd
74
54
61
Nee, ik wist niet dat dit kon
18
34
28
Ja, ik heb de aangifte ingevuld maar niet opgestuurd (kreeg niets terug)
8
13
11
2.4 Inkomsten opgeteld In het onderzoek is gevraagd naar de inkomsten van ouders, de inkomsten van een stage/werkplek, die van een bijbaan, inkomsten door extra activiteiten en de inkomsten via uitkering of partner. Welke inkomsten de studenten daar werkelijk via de studiefinanciering nog bij krijgen (aanvullende beurs en/of lening) heeft dit onderzoek niet achterhaald. Bij de lening is dit ook vaak geen vast bedrag per maand. Ook de toeslagen die studenten ontvangen via de Belastingdienst zijn niet apart uitgevraagd. Mbo’ers in geldzaken / 20
De hoogte van de basisbeurs kan wel worden afgeleid uit de woonsituatie. De thuiswonende student krijgt 75 euro per maand en de uitwonende 246 euro. Bij de mbostudenten die studiefinanciering ontvangen, is dit bedrag bij de overige bekende inkomsten opgeteld. Tabel 19 geeft de uit het onderzoek bekende inkomsten weer, inclusief de basisbeurs. Dit totaal is een ondergrens, het is waarschijnlijk dus wat hoger.
Tabel 19: Inkomsten totaal inclusief basisbeurs (inclusief 0)
Bedrag € Geslacht Woonsituatie Leeftijd
man
574
vrouw
499
thuiswonend
442
uitwonend
845
16 t/m 17 jaar
322
18 t/m 21 jaar
466
22 t/m 25 jaar
757
26 jaar en ouder Leerweg
1.074
BBL
881
BOL
387
Totaal
538
In 2005 waren de totale inkomsten van de studenten BBL 776 euro. In 2010 is dat voor de studenten BBL 881 euro. Dit is een toename van 2,7 procent gemiddeld per jaar.
21 / Mbo’ers in geldzaken
3
Uitgaven & verantwoordelijkheid 3.1 Woonlasten, boodschappen en kostgeld
3.1.1
Thuiswonende studenten
Van de thuiswonende studenten betaalt 88 procent geen kostgeld aan zijn of haar ouders. De studenten die wel kostgeld betalen (12 procent), dragen gemiddeld 135 euro per maand bij. Mannen betalen vaker kostgeld dan vrouwen en ook betalen de studenten BBL vaker kostgeld aan hun ouders dan de BOL’ers.
Tabel 20: Percentage thuiswonende mbo-studenten dat kostgeld betaalt
Aantal % Geslacht Leeftijd
Leerweg
man
15
vrouw
7
16 t/m 17 jaar
4
18 t/m 21 jaar
12
22 t/m 25 jaar
31
BBL
30
BOL
7
Totaal
50
Aan de thuiswonende studenten is ook gevraagd wat ze ervan vinden dat ze kostgeld moeten betalen. De meesten geven aan dat ze het goed vinden dat hun ouders daarom vragen.
Tabel 21: ‘Wat vind je ervan dat je kostgeld moet betalen?’
Aantal % Goed dat mijn ouders daarom vragen
69
Vreemd, niemand anders hoeft dat te betalen
6
Slecht, ik heb het geld zelf echt nodig
7
Geen mening
18
Thuiswonende mbo-studenten betalen vaak veel zelf. Ouders dragen het meeste bij aan kleding/schoenen en studieboeken en -spullen. De hoogste bijdrage is voor studiespullen en boeken, en voor vakantie. Mbo’ers in geldzaken / 22
Tabel 22: Percentage ouders dat meebetaalt en gemiddeld bedrag per maand (exclusief 0).
Nee
Gedeelte
Alles
%
%
€
%
€
Snoep, snacks en drinken
82
13
16
5
34
Kleding en schoenen
50
30
38
20
62
Contributies
67
6
21
27
36
Abonnementen
82
2
13
16
13
Studiespullen en studieboeken
45
13
86
42
152
Vakantie
64
18
107
18
281
Uitgaan
93
5
24
2
19
Recreatie, dagje uit
77
17
17
6
23
3.1.2
Uitwonende studenten
Aan de uitwonende studenten is gevraagd hoeveel ze per maand van hun eigen geld betalen aan woonlasten. Onder woonlasten worden de kosten van huur/hypotheek, energie, internet/kabel en boodschappen verstaan. Uitwonende mbo -studenten geven hieraan gemiddeld 656 euro per maand uit.
Tabel 23: Uitgaven aan woonlasten en boodschappen, van uitwonende studenten per maand
Bedrag € Geslacht Leeftijd
Leerweg
man
697
vrouw
627
16 t/m 17 jaar
395
18 t/m 21 jaar
376
22 t/m 25 jaar
592
26 jaar en ouder
875
BBL
827
BOL
433
Totaal
656
Van de uitwonende mbo-studenten geeft 12 procent aan dat de ouders ook een deel van bovengenoemde kosten betalen. Het gemiddelde bedrag dat de ouders dan per maand bijdragen voor alle posten samen is 135 euro. In tabel 24 is te zien waaraan de mbo-student gemiddeld geld uitgeeft. Naast de woonkosten voor uitwonende studenten, is de hoogste uitgavenpost voor alle mbo-
23 / Mbo’ers in geldzaken
studenten (ook die geen geld uitgeven aan die post = inclusief 0) die van vrije tijd, gemiddeld bijna 1.500 euro per jaar. Daarna komen in de top 5 de kosten voor de studie, het uiterlijk (kleding, cosmetica en dergelijke) en de zorgverzekering. Wordt gekeken naar de kosten die een student maakt als hij de uitgaven heeft (exclusief 0), dan is het beeld iets anders (tabel 25). Voor de thuiswonende student zijn dan de studiekosten duidelijkst het hoogst, naast het kostgeldbedrag. Op de derde plaats komen pas de uitgaven aan vrije tijd. In tabel 26 en 27 staat per categorie deze top 5 vermeld. Uit tabel 27 (zonder woonkosten) blijken voor de thuiswonende studenten de uitgaven aan kleding/schoenen, vakantie en stappen het hoogst te zijn. Bij de studenten BOL staan daarnaast de kosten voor de mobiele telefoon hoger in de ranglijst dan bij de studenten BBL. De totale uitgaven zijn hoger dan de berekende inkomsten op basis van de gegevens die we van de mbo-studenten hebben gekregen. Dit betekent dat ze de extra inkomsten zoals zorgtoeslag, de aanvullende basisbeurs en de studentenlening hard nodig hebben om hun begroting sluitend te krijgen. Een aantal studenten zal interen op spaargeld, al heeft deze groep zeer waarschijnlijk nog weinig spaargeld opgebouwd. Daarnaast zal een deel van de studenten te maken hebben met betalingsachterstanden, consumptieve kredieten of doorlopende kredieten.
Mbo’ers in geldzaken / 24
Tabel 24: Tabel uitgaven (inclusief 0)
Gemiddeld
Geslacht
Leeftijd
Leerweg
Woonsituatie
man
vrouw
16/17
18/21
22/25
>26
BOL
BBL
thuis
uit
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
Woonkosten/boodschappen
147
125
170
7
42
309
771
61
344
n.v.t.
618
Kostgeld
12
18
6
5
14
25
5
7
23
15
n.v.t.
Eten en drinken (buitenshuis)
39
50
27
33
39
39
47
32
54
37
44
Uiterlijk
59
53
66
47
60
65
72
53
74
57
67
Vrije tijd
123
145
100
92
123
160
144
103
171
119
136
Vervoer
55
65
44
33
47
78
123
32
107
45
86
Studie
112
90
135
25
141
167
70
137
54
107
130
- mobiele telefoon
23
23
22
15
24
28
24
21
27
21
28
- goede doelen
2
2
3
<1
2
4
5
2
4
2
4
- zorgverzekering
57
55
58
n.v.t.
56
95
113
46
82
45
97
- andere verzekeringen
5
5
6
<1
3
10
23
2
13
3
15
- niet genoemde uitgaven
8
7
9
5
7
7
17
7
11
6
13
Totaal uitgaven per maand
642
638
646
262
558
987
1414
503
964
457
1238
Inkomsten*
538
574
499
322
466
757
1074
387
881
442
845
Verschil
-104
-64
-147
60
-92
-230
-340
-116
-83
-15
-393
Rest
*: Exclusief aanvullende beurs en lening DUO, zorgtoeslag en huurtoeslag.
25 / Mbo’ers in geldzaken
Tabel 25: Tabel uitgaven (exclusief 0)
Aantal
Gemiddeld
Geslacht
Leeftijd
Leerweg
Woonsituatie
man
vrouw
16/17
18/21
22/25
>26
BOL
BBL
thuis
uit
%
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
Woonkosten/ boodschappen
22
656
697
627
--
376
592
874
433
827
n.v.t.
656
Kostgeld
12
135
142
120
107
128
178
168
129
140
135
n.v.t.
Eten en drinken
81
44
56
31
38
44
44
54
37
60
43
49
Uiterlijk
80
68
66
70
63
68
69
78
62
82
67
72
Vrije tijd
88
130
154
106
100
129
170
157
108
183
125
147
Vervoer
56
91
105
75
61
85
99
140
63
130
82
113
Studie
53
196
170
219
87
224
228
106
233
101
200
188
- mobiele telefoon
80
26
27
25
20
27
31
26
25
30
25
31
- goede doelen
21
11
11
10
7
11
13
10
9
12
10
12
106
85
96
112
124
97
112
97
115
Rest
- zorgverzekering
51
103
100
- andere verzekeringen
17
29
28
30
22
27
23
35
21
35
28
30
- niet genoemde uitgaven
13
54
48
61
58
49
56
66
49
65
50
63
Mbo’ers in geldzaken / 26
Tabel 26: ‘Top 5 uitgaven’ op basis van alle bedragen (inclusief 0) Top
Algemeen
Mannen
Vrouwen
16-17
18-21
22-25
>26
BOL
BBL
Thuis
Uitwonend
1
wonen
vrije tijd
wonen
vrije tijd
studie
wonen
wonen
studie
wonen
vrije tijd
wonen
2
vrije tijd
wonen
studie
uiterlijk
vrije tijd
studie
vrije tijd
vrije tijd
vrije tijd
studie
vrije tijd
3
studie
studie
vrije tijd
vervoer
uiterlijk
vrije tijd
vervoer
wonen
vervoer
uiterlijk
studie
4
uiterlijk
vervoer
uiterlijk
eten/drinken
zorgvz.
zorgvz.
zorgvz.
uiterlijk
zorgvz.
vervoer
zorgvz.
5
zorgvz.
zorgvz.
zorgvz.
studie
vervoer
vervoer
uiterlijk
zorgvz.
uiterlijk
zorgvz.
vervoer
Tabel 27: ‘Top 5 uitgaven’ zonder vaste lasten op basis van bedragen (inclusief 0) Top
Algemeen
Mannen
Vrouwen
16-17
18-21
22-25
>26
BOL
BBL
Thuis
Uitwonend
1
kleding en schoenen (€41)
kleding en schoenen (€39)
kleding en schoenen (€42)
kleding en schoenen (€34)
kleding en schoenen (€42)
vakantie (€56)
brommer, scooter, auto (€78)
kleding en schoenen (€36)
brommer, scooter, auto (€68)
kleding en schoenen (€40)
brommer, scooter, auto (€54)
2
brommer, scooter, auto (€32)
brommer, scooter, auto (€39)
vakantie
vakantie
stappen (€29)
kleding en schoenen (€51)
vakantie
(€23)
kleding en schoenen (€47)
vakantie
(€26)
brommer, scooter, auto (€48)
(€28)
kleding en schoenen (€42)
3
vakantie
stappen
stappen
vakantie
stappen
vakantie
(€21)
(€28)
mobiele telefoon (€21)
vakantie
(€36)
kleding en schoenen (€39)
vakantie
(€31)
brommer, scooter, auto (€23)
(€49)
(€28)
(€42)
stappen
vakantie
ov (€21)
mobiele telefoon (€28)
mobiele telefoon (€24)
stappen
(€35)
brommer, scooter, auto (€28)
stappen
(€26)
mobiele telefoon (€22)
(€21)
(€37)
brommer, scooter, auto (€25)
mobiele telefoon (€28)
mobiele telefoon (€23)
alcoholische dranken (€25)
stappen
alcoholische dranken (€16)
mobiele telefoon (€24)
stappen
roken (€16)
mobiele telefoon (€27)
mobiele telefoon (€21)
roken
(€24)
brommer, scooter, auto (€16)
4
5
27 / Mbo’ers in geldzaken
(€15)
(€36)
(€23)
(€19)
3.2 Mobiele telefoon In de vorige paragraaf is ingegaan op de verschillende uitgaven van mbo-studenten. Vaak wordt kosten aan de mobiele telefoon als veroorzaker gezien van financiële problemen of schulden, vandaar dat het interessant is om wat uitgebreider te kijken naar deze kosten. Studenten met een mobiele telefoon geven hieraan gemiddeld 26 euro per maand uit. Bijna de helft van de studenten heeft een abonnement inclusief een mobiele telefoon. Daarnaast heeft ruim een derde (36 procent) een prepaid. Vaak zijn dit de jongere studenten. Sim only abonnementen zijn populairder onder de oud ere studenten. Het percentage studenten met een abonnement inclusief mobiel blijft met de leeftijd stabiel.
Tabel 28: Heb je een mobiele telefoon?
16 t/m 17 %
18 t/m 21 %
22 t/m 25 %
>26 %
Totaal %
Ja, ik heb een prepaid
56
34
20
21
36
Ja, ik heb een sim only abonnement
9
15
22
23
15
Ja, ik heb een abonnement inclusief mobiel
34
51
56
55
48
Nee
2
<1
2
<1
1
Ruim de helft van de studenten met een abonnement (sim only of inclusief toeste l) weet niet precies hoeveel ze per maand bellen of sms’en, maar blijven wel binnen de bundel. Bijna één op de zes studenten zegt dat hij of zij altijd over de bundel heengaat.
Tabel 29: Hoe kun je jouw belgedrag het beste omschrijven? (alleen studenten met abonnement)
Aantal % Ik houd het niet precies bij, maar blijf bijna altijd binnen mijn bundel
57
Ik weet altijd hoeveel minuten ik nog kan bellen binnen mijn bundel
27
Ik ga altijd over mijn bundel heen
16
Hoe ouder studenten zijn, hoe minder precies ze hun belgedrag bijhouden. Verontrustend is dat de jongeren van nu (16 en 17 jaar) significant vaker over hun bundel heengaan dan de studenten van 26 jaar en ouder, namelijk 18 tegenover 11 procent. Ook vrouwen gaan duidelijk vaker over hun belbundel heen dan mannen (19 en 14 procent). Studenten die altijd over hun bundel heengaan, betalen twee keer zo veel aan hun mobiele telefoon per maand dan gemiddeld, namelijk 52 euro. Mbo’ers in geldzaken / 28
Tabel 30: ‘Wie betaalt de kosten van je mobiele telefoon?’ naar leeftijd
16 - 17 jr %
18 - 21 jr %
22 - 25 jr %
>26 jr %
Aantal %
Ikzelf
61
85
99
100
83
Ik, maar soms betalen mijn ouders mee
7
3
1
0
3
Ik een deel, en mijn ouders een deel
6
2
0
0
2
Mijn ouders
26
10
<1
<1
11
De kosten van de mobiele telefoon betalen jongeren in veel gevallen zelf. Wanneer de ouders een gedeelte bijdragen, gaat het om een bedrag van gemiddeld 17 euro per maand. De totale kosten liggen dan hoger, op gemiddeld 36 euro. Komt alles voor rekening van de ouders, dan gaat het om gemiddeld 26 euro per maand.
Tabel 31: Belgedrag naar ‘Wie betaalt kosten telefoon van je mobiele telefoon?’
Zelf %
Meestal zelf %
Gedeelte %
Ouders %
Ik houd het niet precies bij, maar blijf bijna altijd binnen mijn bundel
28
25
18
24
Ik weet altijd hoeveel minuten ik nog kan bellen binnen mijn bundel
58
29
50
59
Ik ga altijd over mijn bundel heen
15
46
32
17
De studenten die zelf de kosten van hun mobiele telefoon betalen , gaan minder vaak over de bundel heen dan wanneer de ouders zo nu en dan bijspringen of altijd een deel van de kosten betalen (15 ten opzichte van 46 en 32 procent). Het precies en minder precies bijhouden, verschilt niet naar wie de kosten betaalt.
3.3
Bijdrage ouders aan uitgaven
Voor de opleiding maken veel studenten ook reiskosten. De studenten BOL met een basisbeurs hebben recht op een ov-studentenkaart. Van de jongste groep studenten BOL betaalt bijna 40 procent de ouders deze kosten; 15 procent betaalt een deel mee.
29 / Mbo’ers in geldzaken
Tabel 32: Bijdrage reiskosten van BOL-studenten
Totaal % Ik heb een ov-studentenkaart
63
Ikzelf
12
Ik heb geen reiskosten, ik woon vlakbij school
11
Mijn ouders
10
Mijn ouders en ik delen de kosten
4
Aan de studenten BBL is apart gevraagd wat hun studiegebonden uitgaven zijn en welk deel daarvan door de ouders wordt betaald. Aan de reiskosten wordt vaak bijgedragen. BBL-studenten hebben geen recht hebben op studiefinanciering en daarmee ook niet op een ov-studentenkaart. Voor de studenten BBL geldt, in tegenstelling tot de BOL’ers, dat ook de werkgever bijdraagt in de kosten. Dit geldt vooral voor het lesgeld. Ook het studiemateriaal en de reiskosten van en naar de werkplek wordt bij zo’n derde deel van de stude nten betaald door de werkgever.
Tabel 33: Percentage bijdrage ouders, werkgever aan studiekosten van BBL-studenten
Ik betaal alles zelf %
Ik en mijn ouders %
Ouders betalen %
Werkgever betaalt %
N.v.t.* %
Lesgeld
30
4
17
47
1
Studiematerialen
45
7
13
34
1
Reiskosten naar stage
55
3
3
31
8
Verzekeringen
71
8
13
5
3
*: Nvt = hier geef ik geen geld aan uit.
Mbo’ers in geldzaken / 30
4
Sparen & schulden 4.1
Sparen
Van alle mbo-studenten spaart 83 procent zelf en van 5 procent spaart alleen de (grout)ouders of anderen. Twaalf procent spaart dus niet. De meeste mbo’ers sparen op een spaarrekening. Er is geen significant verschil naar geslacht, type opleiding of leeftijd. Wel is er een verschil tussen uitwonende en thuiswonende studenten. Van de thuiswonende studenten spaart 87 procent zelf, van de uitwonende studenten is dit 73 procent. Van één op de vijf studenten sparen de ouders voor hen. Ouders van studenten BOL sparen vaker voor hun kinderen (24 procent) dan ouders van BBL’ers (10 procent). Oudere studenten sparen duidelijk minder vaak, zowel zelf als de ouders vo or hen. Bijna één op de vijf studenten van 22 jaar heeft helemaal niets met sparen, terwijl dit bij de 16-/17-jarigen maar 6 procent is. Het percentage studenten dat niet spaart, is hoger dan in 2005. Toen gaf 9 procent aan zowel zelf niet te sparen als dat een ander niet voor hen spaart.
Tabel 34: Spaar je zelf of wordt er voor je gespaard? Meerdere antwoorden mogelijk
Aantal % Ik spaar op een spaarrekening
70
Ik spaar op een betaalrekening
21
Ik spaar thuis (in een spaarpot en dergelijke)
20
Mijn ouders sparen voor mij
19
Anderen (bijvoorbeeld grootouders) sparen voor mij
6
Ik beleg
4
Ik spaar niet en anderen sparen ook niet voor mij
12
Tabel 35 laat zien waarvoor mbo-studenten sparen. Op deze vraag konden ze meerdere antwoorden geven. De antwoorden zijn divers, 44 procent geeft aan het voor de inrichting of toekomstige woning te willen gebruiken.
31 / Mbo’ers in geldzaken
Tabel 35: Waarvoor spaar je? Meerdere antwoorden mogelijk
Aantal % Om iets achter de hand te hebben
66
Voor een speciaal doel
58
Voor inrichting/kopen woning
44
Geen vaste reden, maar ik houd gewoon geld over
22
Voor mijn studie
21
Omdat het moet van mijn ouders
7
Om later het bedrijf van mijn ouders te kunnen overnemen
1
Andere reden, namelijk
7
Gemiddeld sparen studenten die zelf sparen 139 euro per maand. De studenten die niet sparen zijn niet meegenomen (exclusief 0). De mediaan geeft een realistischer beeld van de bedragen die mbo-studenten sparen, omdat hoge spaarbedragen het gemiddelde kunnen vertekenen. Het mediane spaarbedrag bedraagt 100 euro per maand. Van alle studenten spaart de helft minder dan 100 euro per maand; de andere helft spaart meer dan 100 euro. Mannen sparen gemiddeld per maand meer dan vrouwen ( 164 euro tegenover 113 euro). De studenten die de leerweg BOL volgen, sparen gemiddeld 97 euro per maand (exclusief 0). De BBL’ers sparen significant meer, namelijk 243 euro per maand. Van de BOL’ers spaart 85 procent, bij de BBL’ers is dit maar 49 procent.
Tabel 36: Percentage studenten dat spaart en gemiddeld bedrag per maand (exclusief 0)
Geslacht Leeftijd
Leerweg Woonsituatie Totaal
Aantal %
Bedrag €
man
84
164
vrouw
83
113
16 t/m 17 jaar
86
102
18 t/m 21 jaar
86
138
22 t/m 25 jaar
73
218
26 jaar of ouder
70
152
BBL
49
243
BOL
85
67
thuiswonend
88
137
uitwonend
71
143
84
139
Mbo’ers in geldzaken / 32
Aan de studenten is gevraagd hoeveel ze op dit moment in totaal bij elk aar hebben gespaard. In tabel 37 zijn de bedragen weergegeven naar de verschillende categorieën. Het gemiddelde bedrag van alle studenten die een bedrag hebben gespaard , is 3.355 euro. Ook hier geldt een andere mediaan, te weten 1.200 euro. Dit heeft te maken met de grote bedragen die door enkelen is gespaard.
Tabel 37: Totaal gespaard bedrag (exclusief 0)
Bedrag € Geslacht Leeftijd
Leerweg Woonsituatie
man
4.311
vrouw
2.352
16 t/m 17 jaar
2.367
18 t/m 21 jaar
3.190
22 t/m 25 jaar
6.593
26 jaar of ouder
3.605
BBL
5.284
BOL
2.590
thuiswonend
3.160
uitwonend
4.165
Totaal
3.355
4.2
Financiële situatie
Aan de studenten is gevraagd hoe ze zelf vinden dat ze er financieel voorstaan. De antwoorden staan in tabel 39. Bijna één op de vijf studenten geeft aan dat het financieel niet zo goed of zelfs slecht gaat! Bij de uitwonende studenten is dit zelfs één op de vier studenten. Daarnaast geven mannen vaker aan dat ze goed kunnen rondkomen met hun geld (52 procent), bij vrouwen is dit ruim 10 procent minder.
Tabel 38: Hoe kun je jouw financiële situatie dit schooljaar het beste omschrijven?
Totaal
Thuiswonend
Uitwonend
%
%
%
Goed, geen financiële problemen
47
51
32
Redelijk, kan net rondkomen
36
34
41
10
9
14
8
6
13
Niet zo goed, moet kleine bedragen lenen Slecht, vaak geld tekort
33 / Mbo’ers in geldzaken
Ondanks dat 47 procent van de studenten aangeeft dat ze dit schooljaar goed kunnen rondkomen, zegt 63 procent wel eens geld tekort te komen. Dit is te zien in de volgende tabel. Ook dit komt vaker voor bij uitwonende studenten. Van de vrouwen komt 68 procent wel eens geld tekort, bij de mannen is dit lager: 57 procent.
Tabel 39: Kom je wel eens geld tekort?
Totaal %
Thuiswonend %
Uitwonend %
Nooit
37
41
26
Soms
49
47
54
Regelmatig
14
12
20
Dat studenten regelmatig geld tekort komen, betekent niet automatisch dat ze ook niet sparen. Van de jongeren die regelmatig geld tekort komen, spaart toch nog 53 procent. Bij de jongeren die nooit geld tekort komen, is dit percentage wel veel hoger, namelijk 96 procent. Vervolgens is aan degenen die soms of regelmatig geld tekort hebben, gevraagd wat ze dan doen (zie tabel 40). Meer dan de helft geeft aan dat ze dan niets doen. 38 procent leent echter geld van hun ouders. Er is een duidelijk verschil tussen thuiswonende en uitwonende studenten. Thuiswonende studenten lenen vaker geld van hun ouders (42 procent tegenover 28 procent van de uitwonenden), maar ze halen minder vaak geld van hun spaarrekening als ze geld tekort komen.
Tabel 40: Als je geld tekort komt, wat doe je dan? Meerdere antwoorden mogelijk
Aantal % Ik doe niets, want op=op
52
Ik leen geld van mijn ouders
38
Ik gebruik geld van mijn spaarrekening
34
Ik ga meer werken
22
Ik ga rood staan op de bank
15
Ik leen geld van vrienden (of broers/zussen)
12
Ik koop op afbetaling
1
Ik koop op mijn creditcard
1
Van de studenten BBL die geld tekort komen, gebruikt 25 procent de mogelijkheid om rood te staan, bij de studenten BOL is dit 11 procent.
Mbo’ers in geldzaken / 34
Er is ook een verschil in geslacht. Vrouwen kiezen er vaker voor om geld te gaan lenen bij de ouders (42 procent tegenover 34 procent). Mannen kiezen er vaker voor om meer te gaan werken (26 procent tegenover 18 procent). Van de 18- tot en met 21-jarigen gebruikt 12 procent de roodstand als zij geld tekort komen, bij de 22- tot en met 25-jarigen is dat al 24 procent. Van de studenten ouder dan 26 gebruikt zelfs 40 procent het. In 2005 noemde 28 procent van de studenten lenen als optie bij geld tekort komen. In 2010 ziet 43 procent van alle studenten lenen als een optie.
4.3
Lenen
Van alle mbo’ers heeft 31 procent gezegd wel eens geld te lenen. Daarvan geeft 2 procent aan dat vaak te doen. Jongens lenen minder dan meiden, van de jongens leent 74 procent nooit, bij de meiden is dat 65 procent. Aan de studenten die hebben gezegd wel eens geld te lenen is gevraagd bij wie ze op dit moment geld hebben geleend. De resultaten staan in tabel 41. Van de jongeren die wel eens geld lenen, heeft 55 procent ook op het moment van de enquête geld geleend. Als we dit omrekenen naar de alle mbo’ers, dan heeft 17 procent van alle mbo’ers op dit moment geld geleend. Er is een significant verschil tussen uitwonende en thuiswonende studenten. Van alle uitwonende studenten heeft 23 procent op dit moment een schuld, bij de thuiswoners is dat 15 procent. Ook hebben BBL-jongeren vaker een schuld (19 procent) dan BOL’ers (16 procent).
Tabel 41: Bij wie heb je op dit moment geld geleend? (Gevraagd aan studenten lenen) Meerdere antwoorden mogelijk
Aantal % Ik heb op dit moment geen geld geleend
45
Bij mijn ouders
31
Bij vrienden/kennissen
14
Bij overige familieleden
8
Bij DUO
8
Bij een bank of financiële instelling
8
Bij mijn partner
2
Bij een winkel of postorderbedrijf, bijvoorbeeld Wehkamp, Otto
1
Gemiddeld hebben studenten die lenen 1.265 euro geleend. De mediaan geeft opnieuw een ander beeld van de bedragen die worden geleend, 150 euro. De mediaan geeft aan dat 50 procent een bedrag onder dit bedrag leent en dat 50 procent meer leent. Het
35 / Mbo’ers in geldzaken
grote verschil geeft aan dat er een paar studenten grotere bedragen lenen. Eén op de tien jongeren met een lening heeft een bedrag geleend van 3.500 euro of meer. De studenten die bij DUO lenen, lenen een gemiddeld bedrag van 4.580 euro, met een mediaan van 2.000 euro. Uitwonende studenten hebben duidelijk een hogere gemiddelde schuld dan de thuiswoners. Er is geen verschil naar geslacht te zien.
Tabel 42: Geleend bedrag van de studenten die op dit moment lenen
Geslacht
Leeftijd
Leerweg
Woonsituatie
Aantal %
Bedrag €
Man
14
1.669
Vrouw
20
983
16 t/m 17 jaar
14
48
18 t/m 21 jaar
15
730
22 t/m 25 jaar
25
2.430
26 jaar en ouder
23
3.194
BBL
16
1.273
BOL
19
1.261
thuiswonend
15
696
uitwonend
23
2.450
17
1.265
Totaal
Van de leners lost maar liefst ruim 40 procent van de studenten niets per maand af. 14 procent van de jongeren betaalt een vast bedrag per maand. Zij betalen gemiddeld 75 euro per maand (mediaan 50 euro). Tabel 43: Los je per maand geld af aan je leningen?
Totaal
BBL
BOL
DUO
%
%
%
%
Niets
42
26
51
55
Een vast bedrag per maand
14
21
10
15
Geen vast bedrag per maand
36
43
32
17
8
10
7
13
Weet niet
Aan de studenten is ook gevraagd of ze soms nog extra geld vragen aan hun ouders. De helft van de jongeren krijgt extra geld van hun ouders als ze daarom vragen. Daarvan hoeft 6 procent dit niet terug te betalen.
Mbo’ers in geldzaken / 36
Jonge mbo’ers vragen vaker om extra geld dan oudere studenten. Van de 16 - en 17jarigen vraagt 23 procent nooit om extra geld, bij de 22- tot en met 25-jarigen is dit 48 procent. Tabel 44: Krijg je extra geld van je ouders als je daarom vraagt?
Aantal % Ik vraag nooit om extra geld
38
Ik krijg het wel, maar ik moet het meestal wel terugbetalen
19
Ik krijg het alleen als zij het echt nodig vinden wat ik van het geld ga kopen
14
Ik krijg het (bijna) nooit
8
Ik krijg het alleen als het om kleine bedragen gaat
8
Ik krijg het (bijna) altijd en hoef het meestal niet terug te betalen
6
Anders, namelijk
6
Bij anders hebben de jongeren vooral ingevuld dat ze het alleen krijgen als het echt niet anders kan. Ook zitten hier jongeren bij die geen contact meer hebben met hun ouders. Mbo-studenten lenen het vaakst voor eten en drinken en hun studie, zie tabel 45. Tabel 45: Waarvoor leen je geld? Meerdere antwoorden mogelijk
Aantal % Eten en drinken (bijvoorbeeld snoep en snacks)
23
Studie
23
Uitgaan, bioscoop, cabaret en dergelijke
19
Kleding of schoenen
16
Brommer, scooter, auto
12
Roken en/of drugs
10
Mobiele telefoon
9
Make-up, tijdschriften, schoolspullen
4
Vakantie of reizen
8
Dagje uit (pretpark, strand en dergelijke)
6
Hobby’s of sport
4
Computer, computerspellen
3
Rijlessen
8
Cadeaus
9
37 / Mbo’ers in geldzaken
Mbo-studenten lenen zelf ook geld uit, 71 procent van de jongeren doet dat weleens, zie tabel 46. Tabel 46: Leen jij wel eens geld uit?
Aantal % Nooit
29
Soms, een paar euro per keer
54
Soms, meer dan 20 euro per keer
12
Vaak, een paar euro per keer
3
Vaak, meer dan 20 euro per keer
2
De studenten lenen hun geld meestal uit aan vrienden.
Tabel 47: Aan wie leen je geld uit? Meerdere antwoorden mogelijk
Aantal % Vrienden
86
Familie
48
Andere studiegenoten
31
Teamgenoten (sport, hobby)
10
Anders namelijk collega’s en partner
4
Naast het lenen van geld, zijn er ook nog andere soorten schulden. Aan de mbo studenten is gevraagd wat voor schulden zij verder nog hebben. Onderstaande tabel geeft hiervan een overzicht.
Tabel 48: Welke situaties zijn op jou van toepassing? Meerdere antwoorden mogelijk
Aantal % Ik sta op dit moment rood op de bank
8
Ik heb een product op afbetaling gekocht
2
Ik heb nog een rekening liggen die al betaald had moeten zijn
9
Ik heb nog een openstaande boete
4
Geen van bovenstaande
82
De jongeren die rood staan hebben een gemiddeld bedrag van 684 euro aan roodstand. De mediaan is 500 euro. Het gemiddelde bedrag bij niet-betaalde rekeningen is 322 Mbo’ers in geldzaken / 38
euro. En de nog niet betaalde boete is 140 euro. Gemiddeld staat er nog 545 euro open aan rekeningen, boetes, roodstand en producten op afbetaling. Eén op de tien jongeren met een van deze ‘zaken’ heeft 1.400 euro of meer open staan. Slechts 29 procent van de jongeren die rood staan op hun bankrekening denkt te weten hoe hoog het rentepercentage over zijn roodstand is. Maar van diegenen die het zeggen te weten, noemt 50 procent een lager percentage dan het in werkelijkheid is. Ze denken dat het lager is dan 6 procent! Dus 71 procent van de jongeren die rood staat heeft geen idee hoeveel rente hij betaalt. Van alle studenten heeft 82 procent geen enkele achterstand. 14 procent van de jongeren heeft één achterstand, 4 procent heeft er twee, minder dan 1 procent heeft er meer dan drie. Aan alle mbo-studenten is gevraagd of ze zich wel eens zorgen maken over schulden. Hiervan maakt 26 procent zich wel eens zorgen. Van de jongeren met schulden maakt 37 procent zich soms zorgen en 19 procent zich regelmatig zorgen over hun schulden. De vrouwen maken zich duidelijk vaker zorgen dan de mannen.
Tabel 49: Maak jij je wel eens zorgen over je schulden?
Geslacht Leeftijd
Leerweg Woonsituatie
Ik heb geen schulden %
Nooit %
Soms %
Regelmatig %
man
54
23
16
7
vrouw
55
18
17
10
16 t/m 17 jaar
68
19
11
2
18 t/m 21 jaar
58
20
15
8
22 t/m 25 jaar
40
23
22
16
26 jaar of ouder
23
23
32
22
BBL
45
24
20
12
BOL
59
19
15
7
thuiswonend
61
19
14
6
uitwonend
32
23
27
19
54
20
17
9
Totaal
39 / Mbo’ers in geldzaken
5
Omgaan met tijd en geld 5.1
Omgaan met tijd
De volgende tabel geeft de tijd die aan de stage en het werk wordt besteed. Het gaat om de uren die men daadwerkelijk aan de activiteit besteedt wanneer men die activiteit doet. Bij de opleiding BBL is er een verplichting om minimaal 60 procent van de tijd te werken. De resterende tijd gaan de studenten naar school. Slechts 14 procent van de studenten BBL studenten met een betaalde stage heeft daarnaast nog een bijbaan. Het aantal uren dat jongeren aan een bijbaan besteden , loopt op naarmate ze ouder worden. Uitwonende studenten werken zes uur meer in de week dan thuiswonende studenten.
Tabel 50: Aantal uren dat studenten besteden aan werk, stage en bijbaan (exclusief 0)
Geslacht Leeftijd
Leerweg Woonsituatie
Betaalde stage/leerplek
Onbetaalde stage/leerplek
Bijbaan
man
32
27
15
vrouw
28
22
13
16 t/m 17 jaar
30
22
12
18 t/m 21 jaar
30
25
13
22 t/m 25 jaar
30
-
16
26 jaar of ouder
30
-
25
BBL
32
26
-
BOL
28
24
12
thuiswonend
30
24
13
uitwonend
30
27
19
30
25
14
Totaal
5.2
Omgaan met geld
In de vorige hoofdstukken zijn de inkomsten, uitgaven, baantjes, en het spaar - en leengedrag van scholieren aan de orde gekomen. De scholieren is ook gevraagd naar hun vaardigheden op het gebied van omgaan met geld. Dit hoofdstuk bespreekt deze onderwerpen. Tabel 52 laat zien dat de meeste studenten (61 procent) vinden dat ze goed met geld kunnen omgaan. Slechts 3 procent vindt dat ze dat niet goed kunnen. Van de studenten die de richting BOL doen, vindt 63 procent dat ze goed met geld kunnen omgaan. Bij de
Mbo’ers in geldzaken / 40
BBL’ers ligt dit lager, namelijk op 56 procent. Vijf procent van de BBL’ers geeft aan dat ze het niet goed kunnen, bij de BOL’ers is dat 3 procent.
Tabel 51: Vind je dat je goed met geld kunt omgaan?
Leerweg
Ja
Niet altijd
Nee
%
%
%
BBL
56
39
5
BOL
63
35
3
61
36
3
Totaal
Als we kijken naar hoe de studenten vinden dat ze met geld omgaan en naar hun gedrag, dan zitten daarin verschillen. Van de studenten die regelmatig geld tekort komen, vindt 7 procent dat ze wel goed met geld kunnen omgaan.
Tabel 52: Vind je dat je goed met geld kunt omgaan naar leengedrag
Regelmatig geld
Nooit geld tekort
Soms geld tekort
%
%
tekort %
Goed
51
42
7
Niet altijd
17
63
20
4
20
76
Niet goed met geld omgaan
5.3
Betalen
Van alle studenten gebruikt 91 procent internetbankieren. Oudere studenten doen dat vaker dan jongere studenten. Aan de studenten is g evraagd welke betaalmiddelen ze naast contant geld gebruiken, zie tabel 53. Meer dan de helft van de studenten maakt gebruik van Ideal. Slechts 4 procent heeft een creditcard.
41 / Mbo’ers in geldzaken
Tabel 53: Welke van de volgende betaalmiddelen gebruik je? Meerdere antwoorden mogelijk
Aantal % Pinpas
97
Ideal
55
Chipknip
30
Paypal
12
Creditcard
4
Wally
1
Mini tix
0
Anders
2
Bij ‘anders’ hebben de studenten betaalmiddelen als automatische incasso en acceptgiro genoemd. Van alle mbo-studenten doet 74 procent aankopen via internet. 31 procent van de studenten gebruikt internet om kleding te kopen. Studenten die via internet kopen, komen significant vaker geld tekort dan jongeren die niets kopen via internet. 12 procent van de studenten die niet via internet kopen , komen regelmatig geld tekort. Onder de studenten die wel aankopen via internet doen, komt 19 procent regelmatig geld tekort.
Tabel 54: Wat voor een soort producten koop je via internet? Meerdere antwoorden mogelijk
Aantal % Geen aankopen via internet
26
Kleding
31
Boeken
28
Computerspullen, hardware, software
24
Vakantie
24
Films
18
Muziek
15
Anders
13
Bij ‘anders’ vulden de studenten zeer diverse zaken in, zoals concertkaarten, tweedehands meubels, scooteronderdelen en cadeaus. Een open deur, maar ook uit dit onderzoek blijken vrouwen vaker via internet kleding te kopen (41 procent tegenover 22 procent). En mannen besteden via internet meer aan computeritems (38 procent tegenover 9 procent). Mbo’ers in geldzaken / 42
5.4
Bijhouden
Een belangrijk deel van goed omgaan met geld is het op orde heb ben van de administratie. Hieronder valt het op orde brengen van je papieren maar ook weten wat er in en uit gaat en natuurlijk het controleren van de afschrijvingen. Daarom is aan de mbo-jongeren gevraagd hoe vaak ze kijken wat er op hun bankrekening staat. 78 procent van de studenten bekijkt de rekening minimaal één keer per twee weken, maar 6 procent van de studenten bekijkt de rekening bijna nooit.
Tabel 55: Hoe vaak kijk je hoeveel er op je bankrekening staat?
Aantal % Iedere dag
11
Minimaal 1x per week
45
1x in de twee weken
22
Ongeveer 1x per maand
13
Minder dan 1x per maand
3
(Bijna) nooit
6
Ik heb geen eigen bankrekening
<1
Op je bankrekening kun je natuurlijk kijken om je uitgaven bij te houden, maar het kan ook zijn om alleen te checken of er nog voldoende saldo is. Daarom hebben we ook gevraagd of de jongeren bijhouden wat ze uitgeven en hoe ze dat dan doen. De meeste studenten houden inderdaad hun uitgaven bij door de afschriften te controleren, namelijk 50 procent. Van de mannen houdt 29 procent hun uitgaven in hun hoofd bij. Bij de vrouwen is dit een kleiner aantal, namelijk 19 procent. Meisjes controleren vaker regelmatig hun afschrijvingen, 28 procent tegenover 24 procent .
Tabel 56: Houd je bij wat je uitgeeft?
Aantal % Ja, in mijn hoofd
24
Ja, door af en toe mijn afschrijvingen te controleren
24
Ja, door regelmatig mijn afschrijvingen te controleren
26
Ja, op de computer
12
Ja, in een schriftje
4
Nee
10
43 / Mbo’ers in geldzaken
Tot slot hebben we gevraagd hoe de administratie van de studenten eruit ziet, zie tabel 58. Zo’n 63 procent van de studenten bergt alles geordend op. Een vijfde gooit alles op een grote stapel. Zorgwekkend is de 9 procent die alles weggooit. Ze kunnen zo nooit papieren nakijken of opzoeken voor bijvoorbeeld de belastingaangifte. Mannen bewaren hun administratie vaker op een grote stapel dan vrouwen. Ook BBL’ers bewaren hun post vaak op een stapel, BOL’ers doen dit significant minder vaak.
Tabel 57: Hoe ziet jouw administratie eruit?
Ik bewaar alles op een grote stapel %
Heb ik niet, ik gooi alles weg %
Alles stop ik geordend weg %
Mijn ouders houden de administratie bij %
Man
23
10
59
8
Vrouw
16
8
66
9
16 t/m 17 jaar
13
11
60
16
18 t/m 21 jaar
20
9
63
9
22 t/m 25 jaar
21
10
69
0
26 jaar of ouder
30
6
64
0
BBL
25
7
63
6
BOL
17
10
63
10
Thuiswonend
17
10
63
10
Uitwonend
27
8
63
3
Totaal
20
9
63
9
Studenten die hun administratie weggooien of op een grote stapel bewaren, komen significant vaker regelmatig geld tekort dan studenten die alles geordend wegstoppen. Van de studenten die alles weggooien komt 24 procent regelmatig geld tekort, studenten die het op een berg bewaren 20 procent en van de studenten die het geordend wegstoppen komt 11 procent regelmatig geld tekort.
5.5
Info & opvoeding
Uit onderzoek2 blijkt dat jongeren die thuis goed zijn ‘opgevoed’ in het omgaan met geld, ook beter met geld zullen omgaan. In de volgende tabel is te zien hoe de verschillende groepen reageren op de vragen over opvoeding en geld. Als het gaat om thuis over geld praten, zeggen vooral de vrouwen en de uitwonenden dat dit significant vaker dan gemiddeld gebeurde.
2
AFM-Nibud onderzoek Invloed financiële opvoeding, maart 2010 Mbo’ers in geldzaken / 44
Bij 33 procent van de jongeren wordt/werd er thuis vaak over geld gesproken. Bij 61 procent soms. Bij 7 procent van de jongeren werd er thuis nooit over geld gesproken 77 procent vindt dat ze goed zijn opgevoed thuis als het om geld gaat. Studenten waar er thuis over geld werd gesproken, vinden significant vaker dat ze goed zijn opgevoed, namelijk 80 procent binnen deze groep. Bij de studenten waar nooit over geld werd gesproken, vindt 70 procent dat ze goed zijn opgevoed. Overigens vinden studenten die thuiswonend zijn vaker dat ze goed zijn opgevoed. Uitwonende studenten hebben in de praktijk waarsc hijnlijk ervaren dat het omgaan met geld toch niet altijd meevalt. Als thuiswonende student heb je vee l minder verantwoordelijkheden.
Tabel 58: Vind je dat je goed bent opgevoed thuis als het om geld gaat?
Totaal %
Thuis %
Uitwonend %
Ja
77
80
68
Gaat wel
17
16
22
Nee
4
3
8
Weet ik niet
1
1
2
Studenten die vinden dat ze goed zijn opgevoed, doen het beter dan de studenten die dat niet vinden. 37 procent van de studenten die vinden dat ze niet goed financieel zijn opgevoed, komt regelmatig geld tekort (zie tabel 60).
Tabel 59: Vind je dat je goed bent opgevoed thuis als het om geld gaat? Naar geldtekort
Nooit
Soms
Regelmatig
%
%
%
Ja
42
47
11
Gaat wel
23
59
19
Nee
20
43
37
5.6
Informatie zoeken
Aan de jongeren is gevraagd of ze het afgelopen jaar informatie over geldzaken nodig hebben gehad. Dit was het geval bij 31 procent van de jongeren. Aan degene n die informatie hebben gezocht, is gevraagd bij wie of welke bron ze dan hebben gebruikt. Het overzicht staat in tabel 61. Zo’n 62 procent van de jongeren gaat naar de ouders toe voor informatie. 45 / Mbo’ers in geldzaken
Tabel 60: Heb je het afgelopen jaar informatie over geld (bijvoorbeeld over sparen, schulden) nodig gehad en waar heb je dat gezocht?
Alle mbostudenten
Die informatie zochten
%
%
Bij ouder
20
62
Bij familie
5
14
Bij vrienden/kennissen
5
16
Op school
3
11
Bij een bank
12
37
Bij een financieel adviseur
2
7
Nibud.nl of Nibudjong.nl
3
8
DUO
5
17
JOB
<1
<1
Belastingdienst
4
13
Bij andere, namelijk
2
6
Aan de jongeren is ook gevraagd over welke onderwerpen ze meer informatie zouden willen hebben. Zie tabel 62. Zo’n 42 procent van de thuiswonende studenten wil graag weten wat de kosten zijn van zelfstandig wonen. Bij de uitwonend e studenten ligt dit uiteraard lager, maar ondanks dat ze zelf de kosten al maken, wil toch 19 procent weten wat de kosten zijn van zelfstandig wonen.
Van de uitwonende studenten wil graag 12 procent meer informatie over het oplossen van schulden, van de thuiswonende studenten 8 procent.
Mbo’ers in geldzaken / 46
Tabel 61: Goed omgaan met geld kan lastig zijn. Over welke onderwerpen zou je meer informatie willen weten? Meerdere antwoorden mogelijk
Aantal % Financiële planning maken
22
Internetbankieren
8
Belasting
37
Verzekeringen
30
Werken
16
Toeslagen (bijvoorbeeld zorgtoeslag)
32
Kosten zelfstandig wonen
37
Lenen
7
Sparen
20
Uitkeringen
9
Oplossen schulden
9
Afstemmen inkomsten en uitgaven
21
Ander onderwerp, namelijk
3
47 / Mbo’ers in geldzaken
6
Samenvatting en conclusies 6.1
Samenvatting
Na het onderzoek van 2001 en 2005 heeft het Nibud in 2010 opnieuw onderzoek gedaan onder werkende jongeren. Dit zijn jongeren die het grootste deel van de week werken en daarnaast naar school gaan (minimaal één dag per week). Ze volgen de beroepsbegeleidende leerweg (BBL) van het middelbaar beroepsonderwijs (mbo). In 2010 voor het eerst ook gelijktijdig de andere groep mbo’ers ondervraagd, namelijk de mbo’ers die de beroepsopleidende leerweg (BOL) volgen en 4 dagen per week naar school gaan. Naast de scholieren aan het voortgezet onderwijs en de studenten hbo/wo 3
waaronder Nibud eerder onderzoek heeft gedaan, is hiermee het financiële gedrag onderzocht van de gehele ‘onderwijskolom’ vanaf 12 jaar. Inkomsten De mbo’er heeft maandelijks gemiddeld 538 euro te besteden. Het grootste deel van hun inkomsten verdienen de mbo-studenten met hun stage/werkplek. Voor diegene die de richting BBL volgen, is dit 881 euro. De studenten BOL verdienen met deze stage/werkplek gemiddeld 200 euro. Zij hebben echter veel vaker naast hun schoolwerk nog een ander bijbaantje, waarmee ze ook verdienen, ook gemiddeld zo’n 200 euro. Daarnaast krijgen veel mbo’ers (50 procent) ook geld van hun ouders, gemiddeld 180 euro. Vooral de jongere studenten krijgen dat. De uitwoners krijgen in bedrag (242 euro) meer van hun ouders maar in aantal duidelijk minder (18 procent). De mbo’ers van die de richting BOL volgen en 18 jaar of ouder zijn, hebben daarnaast ook nog recht op de basisbeurs (246 euro als uitwonend en 75 euro als thuiswonend student). De uitwonende student heeft gemiddeld 845 euro te besteden en de student die thuis woont 442 euro. Studenten krijgen niet alleen geld van hun ouders, veel ouders betalen ook bepaalde uitgaven. De mbo’er hoeft niet alles zelf te betalen. Vooral aan studieboeken/spullen betalen ouders vaak mee (bijna 50 procent), maar ook aan contributies (iets meer dan een kwart). Uiteraard is dit afhankelijk van de leeftijd, maar ook van woonsituatie. De ouders van uitwonende studenten betalen gemiddeld 135 euro mee. Uitgaven Waar geven de studenten aan het mbo deze inkomsten dan zoal aan uit? Het gaat tenslotte om een behoorlijk te besteden bedrag. De thuiswoners geven het in elk geval niet altijd aan kostgeld uit. In 12 procent van de gezinnen vragen de ouders bij te 3
Nibud Scholieren Onderzoek (tweejaarlijks), laatste van 2008-2009, en Nibud Studentenonderzoek ‘Leengedrag van studenten’ 2009. Mbo’ers in geldzaken / 48
dragen in de huishoudkosten. Voor de studenten van 22 jaar of ouder is dit in één derde van de huishoudens het geval. In die leeftijdsgroep is het aantal thuiswoners wel veel minder groot. Het meeste wordt uitgegeven aan de zogenoemde vrijetijduitgaven, naast uiteraard de woonkosten van uitwonende studenten. Gemiddeld geeft een uitwonende student zo’n 650 euro aan woonlasten en boodschappen uit. Aan vrije tijd geeft de gemiddelde mbo’er ruim 130 euro per maand uit. Hieronde r vallen 4 wel veel posten . Van die posten geven de meeste (hoogste percentage) mbo’ers geld uit aan cadeaus, gevolgd door stappen, recreatie, vakantie en roken. Hiervan zijn de uitgaven aan vakantie het hoogst (ruim 100 euro per maand), gevolgd door stappe n en roken (beide met zo’n 50 euro per maand). Dit alles geldt alleen voor de studenten die daaraan geld uitgeven (ook wel exclusief 0 genoemd). Ook aan de categorie ‘studie’ besteden de mbo’ers een behoorlijk bedrag. De post lesgeld is daarvan duidelijk de grootste met zo’n 200 euro per maand. Echter zo’n 35 procent van alle studenten zelf hieraan geld uit. Van de resterende 65 procent betalen de ouders of soms de werkgever deze post rechtstreeks. Dit in tegenstelling tot de categorie ‘vrije tijd’ waaraan bijna alle mbo’ers zelf geld uitgeven. De categorie ‘uiterlijk’ is een goede derde bij de uitgaven. Zeker aan kleding en schoenen geeft de mbo’er behoorlijk wat uit - meer dan aan stappen en/of aan roken namelijk gemiddeld zo’n 68 euro per maand. En de BBL-er geeft hieraan duidelijker meer geld uit dan de BOL-er, ruim een kwart meer. Aan de mobiele telefoon wordt gemiddeld 30 euro per maand uitgegeven. Meestal is dat met een abonnement in plaats van prepaid. Deze manier van bellen, maar ook het maandbedrag, is sterk leeftijdgebonden. Wat opvalt is dat 16 procent van de mbo’er standaard over de bundel heengaat. Dit percentage is zelfs hoger als de ouders (zo nu en dan) een deel van de kosten betalen, dan gaat 32 procent regelmatig over de bundel heen. Zowel de jongere als de vrouwelijke mbo’ers gaan duidelijk vaker over hun bundel heen. Voor de groep die standaard over de bundel heengaat, zijn de gemiddelde maandkosten bijna het dubbele: 52 euro. Inkomsten en uitgaven vergeleken Bij het vergelijken van de inkomsten en uitgaven valt op dat de inkomsten de bestedingen niet volledig dekken, althans voor de meeste categorieën studenten. De studenten hebben hogere bedragen aangegeven aan uitgavenposten dan dat er binnenkomt. Naar inkomsten als toeslagen, een aanvullende beurs of leningen is apart
4
Uitgaven ‘vrije tijd’: games, computerspullen, kleine gadgets, contributies, cadeaus, stappen, recreatie, abonnementen, boeken, vakantie, speel- en gokautomaten, drugs en roken.
49 / Mbo’ers in geldzaken
niet gevraagd, omdat deze sterk kunnen variëren per maand. De berekende inkomsten uit het onderzoek zijn daarmee aan de lage kant. Daarnaast kunnen mbo’ers met één of meerdere baantjes ook nog geld van de Belastingdienst terug krijgen. En hebben ze, vanaf 18 jaar, recht op toeslagen, zoals huurtoeslag en zorgtoeslag. Ruim een vierde van de mbo’ers weet niets van de mogelijkheid belasting terug te krijgen en 60 procent van de rechthebbende mbo’ers niets van de zorgtoeslag. Financiële situatie Aan de studenten is gevraagd hoe ze zelf vinden dat ze er financieel voor staan. Bijna één op de vijf studenten geeft aan dat het financieel niet zo goed of zelfs slecht gaat. Bij de uitwonende studenten is dit zelfs één op de vier studenten. De mannelijke studenten geven vaker aan er financieel goed voor te staan dan vrouwen. Het verschil is zo’n 10 procent. Toch zegt een deel van de studenten die er financieel goed voor staan, dat ze wel eens - in elk geval dit schooljaar - geld tekort komen. Studenten die geld tekort komen, geven het vaakst aan ‘niets’ te doen. Daarna wordt ‘geld lenen van de ouders’ en ‘geld halen van de spaarrekening’ het meest genoemd. Als je kijkt naar de verschillende categorieën studenten is een iets an der beeld te zien. Van de studenten BBL die geld tekort komen, gebruikt 25 procent de mogelijkheid om rood te staan, terwijl dit voor de studenten BOL 11 procent is. Vrouwen kloppen vaker bij hun ouders aan voor extra geld en mannen kiezen er vaker voor te gaan werken. Sparen, zelf of door de ouders, doet 12 procent van de mbo’ers niet. De uitwonende studenten doen dit minder vaak, zo’n kwart spaart niet. Gemiddeld legt de mbo’er 139 euro apart. Het bedrag dat de student gemiddeld bij elkaar heeft gespaar d, is 3.355 euro. Mannen sparen gemiddeld vaker dan de vrouwelijke student en ook het totale spaarbedrag is bij hen groter. Veel studenten vinden dat ze goed met hun geld kunnen omgaan (61 procent). Van de studenten die regelmatig geld tekort komen, vindt toch 7 procent dat ze wel goed met geld kan omgaan. Blijkbaar hoeft geld tekort komen, volgens die studenten niet te betekenen dat je slecht met geld kunt omgaan. Lenen doet één op de drie studenten wel eens. De mannelijke mbo’ers doen dit minder vaak dan vrouwelijke studenten (25 tegenover 35 procent). Van de studenten die wel eens lenen, geeft een ruime meerderheid aan ook nu te lenen (55 procent). Naar de totale groep is dit 17 procent van alle mbo’ers die nu lenen. Voor de student die niet meer thuis woont is dit 25 procent. Ook het bedrag dat een uitwonende student leent is hoger dan het gemiddelde leenbedrag. Dit is zo’n 2.500 euro, terwijl een lening van de gemiddelde mbo-student de helft is. Van de studenten met een schuld maakt 56 procent zich ook zorgen over deze schuld. 20 procent daarvan maakt zich zelfs regelmatig zorgen, voor de uitwoners geldt dit voor 46 procent.
Mbo’ers in geldzaken / 50
Omgaan met geld Een vijfde van de mbo’ers gooit alle administratie op een grote stapel. Bijna één op de tien gooit alles gewoon weg. Deze groep kan dus nooit papieren nakijken of opzoeken voor bijvoorbeeld de belastingaangifte. Zowel de jongens als de BBL’ers bewaren hun administratie vaker op een grote stapel. Studenten die hun administratie weggooien of op een grote berg bewaren, komen significant vaker regelmatig geld tekort dan studenten die alles geordend wegstoppen. Van de studenten die alles weggooien, komt 24 procent regelmatig geld tekort, van de studenten die het op een berg bewaren 20 procent en van de studenten die het geordend wegstoppen, komt 11 procent regelmatig geld tekort. Aan de studenten is ook gevraagd hoe ze zijn opgevoed in het met geld omgaan. Het overgrote deel zegt dat dit goed is geweest. De studenten die op de vraag of er thuis over geld werd gesproken zeiden dat dat nooit gebeurde, gaf toch 70 procent aan dat ze goed financieel zijn opgevoed. Ten slotte is de student gevraagd welke soort financiële informatie ze nog nodig hebben. Over zelfstandig wonen wil ruim een derde van mbo’ers informatie. De uitwonende studenten hebben dit weliswaar minder vaak aangegeven, maar ondanks dat ze zelf die kosten al maken, wil toch een vijfde weten wat de kosten zijn van zelfstandig wonen. Informatie over de belastingen (teruggaaf en toeslagen) is een goede tweede. Opvallend is dat ook de onderwerpen ‘planning maken’ en informatie over afstemmen van inkomsten en uitgaven vaak worden genoemd.
6.2
Conclusies
Gezien de hoogte van de uitgaven sluiten, bij de meeste mbo’ers, de onderzochte inkomsten hierop niet aan. De mbo’er kan de extra inkomsten via onder andere de DUO (aanvullende beurs, lening) goed gebruiken om de uitgaven te kunnen dekken. De studenten die de BBL-richting volgen, hebben echter geen recht op de inkomsten via DUO en zullen op een andere manier het gat tussen inkomsten en uitgaven moeten dichten. Ook al heeft deze groep nogal hoge inkomsten (vanuit de stage/werkplek), ze geven dit vooral uit aan de zogenoemde fun-uitgaven. Als de student nog thuis woont, heeft hij die ruimte nog, maar wanneer hij op zichzelf gaat wonen, zullen zijn inkomsten hard nodig zijn voor het betalen van de woonlasten. Blijft de student dan nog steeds kiezen voor de fun-uitgaven, dan is de kans op financiële problemen groot. Het blijkt dat geld tekort komen voor de mbo-student geen reden is om zijn financiële situatie als niet zo goed of zelfs slecht te beoordelen. Blijkbaar is het hebben van te weinig middelen geen reden voor zorgen. In de voorlichting aan deze groep is het daarom goed niet spreken over financiële problemen. Dit blijkt sluit aan te sluiten bij de gedachtewereld van de mbo’er.
51 / Mbo’ers in geldzaken
Elke categorie mbo’er kiest voor een eigen manieren om het geldtekort op te lossen. De meiden kloppen vaker bij hun ouders aan voor extra geld en de jongens gaan juist vaker extra uren werken. De student BBL kiest van alle groepen het vaakst voor rood staan op de bankrekening. Zorgwekkend, omdat bij de meesten (79 procent) niet bekend is wat het rentepercentage bij roodstand eigenlijk is. En als ze het al zeggen te weten, geeft de helft daarvan een veel te laag rentepercentage aan. Ook al zijn hun inkomsten hoog, de mbo’er laat ook geld liggen. Zo zijn weinig studenten bekend met de zorgtoeslag. Ook de belastingteruggave w aarop mbo’ers met kleinere baantjes vaak recht hebben, is slecht bekend onder deze groep. Voorheen kon deze teruggave alleen via het T-biljet/Tj-biljet worden geregeld. Nu biedt de Belastingdienst dit ook digitaal aan en kan de teruggave tot vijf jaar na a floop nog worden aangevraagd. Belangrijk dit alles veel beter onder de aandacht te brengen bij deze groep jongeren! Een groot deel van de mbo-studenten zegt zelf goed met geld te kunnen omgaan, terwijl hun gedrag iets anders laat zien. Geld tekort komen blijkt voor een groep niet te betekenen dat ze slecht met geld kunnen omgaan. Deze mbo’ers leggen de schuld blijkbaar buiten zichzelf en zien inkomsten die niet met uitgaven in balans zijn niet als een probleem. Van de zelfstandig wonende mbo’er heeft een verontrustend aantal op dit moment een behoorlijke schuld lopen. Het gaat om een kwart van deze groep en ze hebben voor gemiddeld 2.500 euro een lening uitstaan. De lening inclusief rente zullen ze moeten terugbetalen terwijl de lonen van een werknemer met een mbo-opleiding meestal niet zo hoog zijn. Van alle leners maakt 20 procent zich ook nog eens regelmatig zorgen over deze schulden. Zorgen die het studeren niet makkelijk zal maken. Een groot deel van de mbo’ers (bijna een derde) gooit rekeningen we g of in het beste geval bewaren ze de rekeningen een stapel. Omdat blijkt dat deze groep ook duidelijk vaker geld tekort komt, is het goed dat ze leren hun administratie te bewaren en bij te houden. De uitwonende mbo’er beoordeelt de financiële opvoeding d uidelijk minder goed dan de andere studenten. Wanneer er meer van de financiële vaardigheden wordt gevraagd, blijkt opvoeding minder positief beoordeeld.
6.3
Aan de slag
Het Nibud wil zowel de ouders als docenten van de mbo’ers ondersteunen in hun rol als financiële opvoeders. Naast het belang van een goede start, op het gebied van omgaan met geld, is het ook belangrijk dat zowel ouders als docenten signalen leren herkennen als er sprake is van financiële problemen bij jongeren.
Mbo’ers in geldzaken / 52
Voor docenten is er samen met Delta Lloyd Groep Foundation het Magazine ‘Mboleerlingen & hun geld’ gemaakt, waarin feiten en cijfers staan uit dit onderzoeksrapport gekoppeld aan interviews met mensen uit de praktijk en met leerlingen. Ook bevat het magazine adressen waar docenten naar door kunnen verwijzen en signalen die zouden kunnen duiden op financiële problemen bij leerlingen. Voorbeelden hiervan zijn:
veel afwezigheid van leerlingen
moe, door veel werken
leerlingen die weinig aandacht aan school besteden
leerlingen die stoppen met school (leerlingen geven vaak ook aan dat ze ermee stoppen doordat ze moeten gaan werken om geld te verdienen)
moeilijk kunnen betalen van school-/boekenkosten Uiteraard is het wel zo dat deze gedragingen ook door een andere problematiek kunnen komen zoals verslaving, gebrek aan motivatie, instabiele thuissituatie, etc. Maar vaak staan de problemen niet op zichzelf en is er sprake van multiproblematiek. Is er sprake van een financiële probleem, dan kan het zorgteam van de opleiding worden ingeschakeld en/of de afdeling schuldhulpverlening van de woonplaats van de leerling. Docenten kunnen daarnaast met Nibud-lesmaterialen aandacht aan het onderwerp ‘omgaan met geld’ besteden in de klas. Zo is er het lesmateriaal ‘Ik wil.....’ dat sterk competentiegericht is en aansluit bij het beroepsonderwijs. In elke prestatie wordt aandacht besteed aan het voorkomen en oplossen van schulden. Ook kan het Nibud-spel ‘Grip op je knip’ gedaan worden tijdens de opleiding. Een educatief spel waarmee geleerd wordt te budgetteren, vooral om jongeren kennis te laten maken met de kosten van het (zelfstandige) leven. Ouders hebben een belangrijke rol bij de financiële opvoeding. Door inzet van zakgeld en het vragen van kostgeld leren ze hun kind vaardigheden als plannen, op=op en bewust keuzes maken. Mochten er problemen zijn, dan is het goed dat ook ouders signalen kunnen herkennen en tijdig aan de bel trekken bij een zorgteam van de opleiding. Ook kunnen ze hun kinderen doorverwijzen naar instanties die hen kunnen helpen , zoals de afdeling schuldhulpverlening van de gemeente. Een website die ouders samen met hun kinderen bij beginnende schulden zou den kunnen bezoeken is: www.zelfjeschuldenregelen.nl. Tenslotte is er het hulpmiddel ‘Waar blijft het geld? Bewaren en Bijhouden’ waarmee jongeren hun geldzaken op orde kunnen brengen en houden.
53 / Mbo’ers in geldzaken