Maximaal, het nieuwe normaal De VVD-agenda voor de onderwijsbegroting 2016, die de maximale ontplooiing van iedere scholier of student beoogt
Oktober 2015
Den Haag, 28 oktober 2015
Beste lezer,
Het gaat goed met Nederland, maar de internationale concurrentie neemt toe. Denk aan landen in Azië zoals Zuid-Korea, Singapore en China. Daar wordt onderwijs als sleutel tot succes gezien. Zo kijken liberalen er ook tegenaan. Door onderwijs kun je verantwoordelijkheid nemen en van je vrijheid genieten. Je kent de gevolgen van het kopen van een huis, je leert hoe we netjes met elkaar omgaan en je ontwikkelt jouw talenten. Door ons onderwijssysteem waar de middelmaat centraal staat, komen de talenten van ons allemaal niet optimaal tot hun recht. Als je buiten het vakje kleurt is dat niet meteen verkeerd, maar is dat juist een teken van creativiteit. De VVD wil ieders talent een plek geven en dit maximaal ontwikkelen. Daarvoor zijn nieuwe ideeën nodig die wars zijn van bestaande belangen en gestolde ideeën. Een agenda voor de toekomst. Tijdens het debat over de onderwijsbegroting van 2016 doen wij een aftrap met deze agenda. Met tientallen suggesties en ideeën. En we zijn nog niet klaar, want de agenda moet langer en verder uitgewerkt worden. Daar hebben we ook u bij nodig. Pak – met ons – de handschoen op. Zo wordt maximaal het nieuwe normaal. Onderwijswoordvoerders voor de VVD in de Tweede Kamer, Pieter Duisenberg Karin Straus Anne-Wil Lucas
Het belang van onderwijs voor de VVD Onderwijs biedt iedere Nederlander de kans om zijn eigen talenten te ontdekken en verder te komen in het leven. Het is de basis voor onze democratie en voor onze maatschappij. Want alleen goed geïnformeerde burgers, die weten welke informatie voor hen relevant is, kunnen actief deelnemen aan de democratie en de maatschappij. Onderwijs is ook de basis voor vrijheid. Met een goede opleiding maak je meer kans op een baan, waardoor je de mogelijkheid hebt om in je eigen levensonderhoud te voorzien. Het is de sleutel om in vrijheid keuzes te maken over de invulling van je eigen leven. Wij willen een land waar je, mits je zelf de kans grijpt, jouw talenten kunt ontwikkelen om zo het maximale uit jezelf te halen. Nederland heeft nu een Human Capital-agenda nodig! Het gaat goed met Nederland. Wat betreft het bruto binnenlands product (BBP) per hoofd van de bevolking zijn we nummer vijf in Europa. Daarnaast staan we op de zevende plek in het ‘World Happiness Report’ en trekt de economie sneller en sterker aan dan verwacht. Desondanks kan het wat ons betreft nóg beter. We hebben als VVD de afgelopen jaren niet stilgezeten. In deze regeringsperiode hebben we het voor elkaar gekregen dat er ruim een miljard euro extra komt voor het hoger onderwijs door de invoering van het leenstelsel. Daarnaast worden in het mbo opleidingen gesloten die niet opleiden voor een baan en in het funderend onderwijs komt er meer ruimte voor innovatie. Successen die de VVD viert. Maar resultaten uit het verleden bieden geen garantie voor de toekomst en het onderwijs blijft een veld met veel bestaande belangen en gestolde standpunten. Het is juist dan van belang dat partijen niet in een pavlovreactie om meer onderwijsgeld roepen, maar met concrete ideeën komen. Nieuwe innovatieve ideeën zijn hard nodig, want in deze tijd is stilstand achteruitgang. Vanuit een internationaal perspectief heeft Nederland bijvoorbeeld op de Human Capitalranglijst van het World Economic Forum (2015) een terugval gemaakt; twee jaar geleden stond Nederland nog vierde op deze lijst, vandaag de dag bezetten we de achtste plek. Deze lijst is overigens een andere dan de lijst van meest competitieve economieën in de wereld; hier staan we namelijk op de vijfde plek. Een verklaring voor het kelderen van Nederland op de Human Capital-lijst is onder andere de relatief hoge werkeloosheid, vooral bij 55-plussers. Daarnaast sluiten de vaardigheden van studenten na hun studie onvoldoende aan op de vraag van de (toekomstige) arbeidsmarkt. Deze constateringen van de Human Capital-lijst van het World Economic Forum (2015) plaatsen wij tegen de achtergrond van een drietal invloedrijke trends. Allereerst is er een demografische trend. Met het huidige geboortecijfer zijn er in 2015 nog vier werkenden per 65-plusser, in 2040 zijn dit er slechts twee. We moeten dus meer met minder doen.
De tweede trend, de automatisering, is in potentie een oplossing voor de vorige trend, maar dan moet ons onderwijs daar wel op inspelen. Zo moeten we niet bang zijn voor de robots, maar moeten we onze jonge mensen juist leren om ze te maken. Het is de uitdaging om mensen de vaardigheden te geven om technologische ontwikkeling te omarmen en daarin voor zichzelf kansen in plaats van een verlammende bedreiging te zien. Ten derde zijn er de geopolitieke ontwikkelingen die om slimme oplossingen vragen. Ons onderwijs en onze wetenschap kunnen een belangrijke rol spelen in het oplossen van voedsel- en waterschaarste. Maar ook voor het oplossen van toekomstige vraagstukken rondom het energieverbruik en de klimaatveranderingen. Stuk voor stuk zijn dit kansen voor Nederland, kansen voor onze studenten en kansen voor ons (multidisciplinair) onderwijs. Ons doel: onderwijs van wereldniveau in Nederland Wij zijn ambitieus. In de komende vijftien jaar gaat Nederland vijf Nobelprijzen winnen op het gebied van onderzoek naar grote maatschappelijke uitdagingen. Om dat te bereiken is onderwijs van wereldniveau nodig waar we ieders talent optimaal benutten. Er wordt wat ons betreft niemand meer in hokjes geplaatst zoals ‘kansarm’ of ‘kansrijk’. Talent heeft zowel betrekking op studenten die goed met hun hoofd kunnen werken, als op de mensen die met hun handen de mooiste dingen kunnen maken. Wij staan voor onderwijs waar iedereen de vaardigheden aanleert die nodig zijn in de 21ste eeuw, zoals ondernemerschap en creativiteit. Onderwijs dat werk maakt van werk. En daarvoor is deze Human Capital-agenda nodig. Concreet formuleren wij hierin drie doelen: 1. De productiviteit van de Nederlanders is en blijft aan de top van de wereld. 2. De kwaliteit van het Nederlands onderwijs, onderzoek en innovatie is en blijft aan de top van de wereld. 3. De kwaliteit van het Nederlandse Human Capital is en blijft aan de top van de wereld: uitstekend opgeleid, ondernemend en ‘Hollands’ brutaal. En die Nobelprijzen? Die komen dan vanzelf!
De ‘Maximale Agenda’ van de VVD voor 2030 Door de Human Capital-agenda van de VVD voor 2030 sluit het curriculum aan op de vraag van morgen (1), staat het talent van iedere student centraal (2) en zijn onderwijs en werken gedurende het hele leven volledig met elkaar verweven (3). 1. Vandaag het curriculum van morgen Als je nu aan je onderwijscarrière begint, ben je pas over 15 à 20 jaar klaar met studeren. De verwachting is dat tegen die tijd robots het routinematige werk volledig van ons over genomen hebben. Kennis zit dan opgeslagen in onze telefoon of misschien zelfs in een ‘wearable’ op ons hoofd of aan onze pols. Wat leer je kinderen zodat zij zich kunnen voorbereiden op een wereld die we ons nog nauwelijks kunnen voorstellen? De basis blijft wat ons betreft het leren logisch nadenken, rekenen en jezelf goed verstaanbaar maken (ook digitaal). Maar in een wereld die exponentieel verandert en waarin alles met elkaar verweven is (op meerdere manieren) zullen zelfredzaamheid, innovativiteit, vindingrijkheid en samenwerken steeds belangrijker worden om jezelf aan het werk te houden.
Basisvaardigheden zoals taal en rekenen behouden blijvende aandacht. Door het volgen van de leerprestaties en door centrale toetsing op jongere leeftijd worden achterstanden snel geconstateerd en op maat bijgewerkt. Dit is met name gericht op het voorkomen van laaggeletterdheid. Alle scholen maken werk van hun verbetercultuur en sluiten in hun aanpak aan bij initiatieven zoals Stichting Leerkracht. We frissen de inhoud van ons basis- en middelbaaronderwijs helemaal op. De adviezen van de commissie 2032 komen daarbij nadrukkelijk aan de orde. Wij willen graag naast meer focus op ICT en techniek vooral extra aandacht voor onderwijs dat focust op het verzinnen van creatieve oplossingen, het leren samenwerken en ondernemen. We nemen het advies over van de commissie 2032 om Engels of een andere tweede taal naast het Nederlands vanaf de kleuterklas, spelenderwijs, onderdeel van het programma te maken. Iedere Nederlander leert op school over de waarden en normen van onze samenleving. Burgerschapsvorming uit zich in alles; antidemocratisch gedrag wordt gesignaleerd, besproken en uitgebannen van onze scholen. Het precieze curriculum van het onderwijs moet nadrukkelijker worden vastgesteld door docenten zelf. Daar waar dat relevant is wordt de samenwerking opgezocht met andere stakeholders. ‘Maker education’ krijgt een plek op alle scholen in Nederland. Daarnaast blijft het stimuleren van de keuze voor techniek gehandhaafd. De profielen, zoals Economie en Maatschappij of Natuur en Gezondheid, in het middelbaar onderwijs mogen losgelaten worden. Leerlingen kiezen naast een basispakket van Nederlands, Engels, wiskunde/rekenen en burgerschap hun onderwijs op basis van hun interesses en gewenste keuze van vervolgopleiding. Je mag in het middelbaar onderwijs minder vakken volgen als daar meer verdieping tegenover staat in een ander vak.
Een school met tweetalig onderwijs mag ook het centraal eindexamen laten afnemen in de tweede taal, mits het Nederlands voldoende geborgd is.
Het voortgezet onderwijs mag meer thematisch onderwijs geven. Vakken als aardrijkskunde, natuurkunde en biologie kunnen bijvoorbeeld samen een thema ‘duurzaamheid’ aanbieden. Onderwijs op andere locaties dan op school moet kunnen meetellen als onderwijstijd. Denk hierbij aan het afschaffen van het ‘vestigingsplaatsbeginsel’ dat een bekostigde instelling verplicht om het onderwijs enkel binnen een bepaalde plaats te geven. Beperkingen in regelgeving die de digitalisering van onderwijs tegenwerken worden geschrapt, mits de kwaliteit gewaarborgd blijft. Denk hierbij aan iPad-scholen, ‘flipping the classroom’ of online onderwijs via de zogenaamde Massive Open Online Courses (MOOC’s). Scholen met het predicaat ‘goed’ of ‘excellent’ hoeven zich niet te verantwoorden ten aanzien van de urennorm die vaststelt dat er een minimale hoeveelheid onderwijstijd moet worden verzorgd.
2. Jouw talent centraal De ontplooiing van het talent van álle kinderen moet centraal komen te staan in het onderwijs. Hiervoor is het noodzakelijk de focus op de middelmaat los te laten. Om dat te realiseren hebben we hoogwaardig onderwijs nodig, onderwijs dat uitdaagt met docenten die talent op alle niveaus kunnen herkennen en stimuleren.
Ieder kind heeft zijn of haar eigen talenten. Om die inzichtelijk te maken krijgt elke leerling vanaf de basisschoolperiode een digitaal persoonlijk ontwikkelingsportfolio. Naast de behaalde schoolresultaten en opgedane vaardigheden geeft het ook ruimte voor eigen, andere extra curriculaire activiteiten en talenten. Leerlingen krijgen de ruimte om vakken op een ander niveau te volgen. Dit wordt expliciet vermeld op hun diploma. Leerlingen volgen hun basisvakken (Nederlands, Engels, wiskunde/rekenen en burgerschap) wel op een en hetzelfde niveau – op dit niveau halen de leerlingen hun diploma. Vervolgopleidingen moeten expliciet maken aan welke eisen leerlingen moeten voldoen om bij hen te komen studeren. Het oprichten van nieuwe scholen wordt veel gemakkelijker, waardoor er een grotere diversiteit aan soorten onderwijs ontstaat die meer recht doet aan de verschillen tussen kinderen. Ook bestaande scholen mogen een nieuwe onderwijsvisie doorvoeren. Scholen mogen zich zo organiseren dat basis- en middelbare scholen onder één vlag vallen. Daarbij hoort ook de inventarisatie of het basis- en middelbaar onderwijs onder één wet kunnen vallen zodat de mogelijkheid ontstaat om elkaars expertise te gebruiken en doorlopende leerlijnen vorm te geven. Tevens wordt onderzocht of docenten van het primair onderwijs ook les kunnen geven in (de onderbouw van) het voortgezet onderwijs. Het basisonderwijs en kinderopvang/bso moeten onder één dak georganiseerd kunnen worden. Binnen de regelgeving van Passend Onderwijs komen nog meer mogelijkheden voor maatwerk. Bijvoorbeeld door onderwijs op andere locaties te laten aanbieden en meer samenwerking met private aanbieders aan te kunnen gaan voor maatwerkoplossingen. De ingezette richting voor meer profilering en differentiatie van mbo-, hbo- en woinstellingen wordt doorgezet. Daarbij willen wij een toenemend deel van de bekostiging (nu 7%, richting voor VVD: 20%) afhankelijk maken van profilering en kwaliteit. Selectie aan de poort wordt mogelijk in het gehele vervolgonderwijs, dus op het mbo, het hbo en de universiteit. Eerder Verworven Competenties (EVC) krijgen onafhankelijke toetsing en moeten leiden tot vrijstellingen in het vervolgonderwijs. Het hbo wordt aantrekkelijker gemaakt voor vwo’ers. Bijvoorbeeld door driejarige hbo-opleidingen op te zetten voor vwo’ers. De Associate Degree wordt verder ontwikkeld en gestimuleerd en kan zowel door het mbo als het hbo aangeboden worden. Massive Open Online Courses worden gestimuleerd. Bijvoorbeeld door de modules te accrediteren en zo mee te laten tellen in het reguliere curriculum.
Naast bijvoorbeeld een topsportregeling komt er een ondernemersregeling. Deze stelt jonge ondernemers in staat gemakkelijk(er) naast hun opleiding een onderneming op te starten. Scholen die hen hier in begeleiden en extra stimuleren kunnen een predicaat ‘ondernemersschool’ krijgen. Ter stimulering van extra curriculaire activiteiten kunnen studenten tijdens een fulltime bestuursjaar toegang houden tot het studievoorschot. De klassieke lerarenopleiding moet op de schop. Er moeten meer routes komen om docent te worden, waarbij een verhoging van de kwaliteit en de praktijkervaring het uitgangspunt moeten zijn. Docenten worden dan bijvoorbeeld opgeleid op (een groep van) scholen in plaats van op de lerarenopleiding. Tijdens hun opleiding en in de eerste periode daarna krijgen jonge docenten schooloverstijgende begeleiding, waardoor lerarenopleiding en praktijk sterker verweven worden. Professionalisering van docenten wordt de norm. Alle leraren komen daarom in het lerarenregister. De beroepsgroep stelt de eisen voor (her)registratie vast. Deze waarborgen ‘een leven lang leren’ door docenten. In het lerarenregister wordt het mogelijk een differentiatie aan docentschappen in te voeren. Denk hierbij aan een leerling-docent of een master-teacher. Topleraren gaan meer verdienen. Daarvoor is meer differentiatie in beloning nodig en wel op basis van kwaliteit, indien nodig door toepassing van de functiemix. Naast de professionalisering van de docent komt er juist meer ruimte om gastdocenten en/of parttimedocenten een kans te geven in het onderwijs, mits onder toezicht van een registerdocent. In de bovenbouw van het vwo geven in principe bij alle vakken docenten met een afgeronde academische opleiding les. Alle docenten behoren een jaarlijks functioneringsgesprek te krijgen waarbij resultaten en verbeterpunten worden besproken. Dit is op dit moment nog lang niet het geval. Feedback van leerlingen en studenten op docenten wordt op alle scholen betrokken in het personeelsbeleid en functioneringsgesprekken. Docenten hebben het recht hier inzicht in te krijgen. Het LAKS heeft daar in zijn geschrift LED (Leerlingen Evalueren Docenten) tal van suggesties voor gedaan. Het innovatiefonds wordt voortgezet. Het fonds kent leraren een financiële bijdrage toe wanneer zij met andere leraren en/of leerlingen plannen ontwikkelen die de innovatie in het onderwijs bevorderen. Schoolleiders in alle onderwijsvormen zouden een specifieke opleiding gevolgd moeten hebben en geregistreerd moeten zijn in het schoolleidersregister. Hierbij moet aandacht zijn voor onderwijskundige kennis, financiële kennis, leiderschapsvaardigheden en ondernemerschap. Voor het aantrekken en behouden van topwetenschappers kan er een uitzondering gemaakt worden op de Wet normering topinkomens (de balkenendenorm). Zij moeten dan wel een deel van hun tijd aan onderwijsactiviteiten besteden en de topwetenschappers mogen geen managementtaken vervullen. De keuze van de student moet centraal komen te staan in de bekostiging van het onderwijs. Dat vraagt om invoering van financiering via de vraag van de student in het gehele vervolgonderwijs. Dat wil zeggen dat zij de bekostiging ook via private aanbieders of bedrijfsscholen kunnen verzilveren.
In het voortgezet en hoger onderwijs komt veel meer aandacht voor honoursonderwijs en het aanbieden ervan wordt gemeengoed. In de volgende kwaliteitsafspraken in het hoger onderwijs formuleren de instellingen ambitieuze doelstellingen ten aanzien van het percentage studenten dat deelneemt aan internationaliserings- en honourstrajecten. Er wordt onderzocht op welke wijze er binnen vijf jaar twee Nederlandse universiteiten in de top 40 van de wereld kunnen komen. Onderzocht wordt of de studievoorschotmiddelen (deels) besteed kunnen worden aan specifieke projecten, waardoor er meer focus en massa is voor het bereiken van kwaliteit op wereldformaat. Daarnaast wordt onderzocht of deze middelen gematcht kunnen worden door private investeerders.
3. Onderwijs en onderzoek dat werk maakt van werk Onderwijs moet niet alleen leuk en uitdagend zijn, het moet je ook voorbereiden op de arbeidsmarkt. Gedurende je leven wisselen werken en leren elkaar af of lopen parallel. Onze wetenschap staat in verbinding met de maatschappij waarbij er als het ware een levenslijn loopt naar het oplossen van grote maatschappelijke uitdagingen en het aanjagen van innovatie en welvaart.
Het opleiden op de werkvloer in het mbo wordt makkelijker door het loslaten van het verschil tussen BOL (veel school) en BBL (veel praktijk) en het loslaten van de werknemersstatus voor BBL’ers. Beide groepen worden ‘leerling’ met een eigen minimale stagevergoeding. Het vak loopbaanoriëntatie krijgt, met name in het funderend onderwijs, een stevigere positie binnen in het onderwijs. Weten waar je heen wilt helpt je om je talenten te ontdekken. Nu is de invulling van het vak nog te vaak afhankelijk van de goede wil van docenten, decanen, ouders en belangstellenden uit het bedrijfsleven. Met elkaar kunnen we dit vak naar een hoger niveau tillen. De studiebijsluiter wordt verplicht voor het hele vervolgonderwijs (mbo, hbo, wo). De aandacht voor studie-uitval en studierendement blijft onverminderd hoog. Studieuitval onder studenten is nog steeds zorgelijk hoog, vooral in het hbo. Het mbo wordt gesplitst in basisberoepsonderwijs (entreeopleiding en niveau 2) en middelbaar beroepsonderwijs (niveau 3 en 4). Het basisberoepsonderwijs mag ook door middelbare scholen georganiseerd worden. Mbo-instellingen gaan weer zelf de erkenning van leerbedrijven op zich nemen, zodat ze geregeld bij het lokale bedrijfsleven over de vloer komen en weten wat er speelt en nodig is. Het curriculum en de onderwijsopzet op het mbo worden net als in het hoger onderwijs vastgesteld door de opleiding en extern geaccrediteerd door een panel met daarin vertegenwoordigers van het afnemende veld, peers en studenten of alumni, zodat opleidingen sneller aangepast kunnen worden aan de vraag op de arbeidsmarkt, zonder de kwaliteit uit het oog te verliezen. De sollicitatieplicht voor de WW wordt verbreed naar een sollicitatie- of (om)scholingsplicht. Door de opheffing van de sectorfondsen kan er één nationaal scholingsfonds komen. Daardoor wordt gedurende je hele carrière omscholing naar een andere sector waar je talenten zitten mogelijk als je daar meer kans hebt op een baan. De kennismigrantenregeling moet aantrekkelijker worden om talenten in tekortsectoren naar Nederland te halen. De aansluiting op de arbeidsmarkt van de opleidingen kan in de loop van de tijd toeof afnemen. Na de toets bij de start van een opleiding wordt de macrodoelmatigheid in het kader van de arbeidsmarkt ook vaker tussentijds getoetst. In de opleidingscommissie komt naast docenten en studenten ook een vertegenwoordiger van het afnemend beroepenveld dan wel een alumnus van de opleiding.
Kwaliteitsafspraken vormen de basis voor een groot deel van de bekostiging van instellingen in het vervolgonderwijs. Dit doet recht aan een brede opvatting van kwaliteit. De betrokkenheid van interne stakeholders (studenten, docenten) en externe (afnemend beroepenveld, de regio en regionale overheden en bedrijfsleven) moet hierbij voldoende gewaarborgd zijn. De allocatie van wetenschapsgeld, zowel eerste als tweede geldstroom, moet meer aansluiten op maatschappelijke uitdagingen en het Europese Horizon 2020programma. Het stimuleren van publiek-private samenwerking. Initiatieven zoals het Advanced Research Center for Nanolithography (ARCNL) krijgen prioriteit. De bekostiging van onderzoek naar een combinatie van fundamenteel onderzoek dat relevant is voor maatschappelijke uitdagingen, kan gaan rekenen op langdurige financiering (minimaal 10 jaar). Op deze manier weten topwetenschappers in Nederland waar ze op kunnen rekenen. Deze vormen van onderzoek krijgen prioriteit. Technology Transfer Offices werken ten behoeve van alle wetenschappers en instellingen in Nederland en ondersteunen de verbinding van wetenschap naar valorisatie in de praktijk. Promoveren in het bedrijfsleven wordt makkelijker gemaakt.