Marcus 13 in De Nieuwe Bijbelvertaling
In 1996 verscheen in De tijd is rijp. Marcus en zijn lezers toen en nu mijn bijdrage over het dertiende hoofdstuk van
het
Marcusevangelie:
"Het
onbekende
uur
van
Christus'
1
nabije komst" . In die studie ging de aandacht uit naar de structuur van Marcus' eschatologische rede, de gedachtegang in de
tekst
en
de
actualiteit
ervan
vandaag.
In
deze
nieuwe
bijdrage wil ik mijn bevindingen vergelijken met De Nieuwe Bijbelvertaling
uit
2004
(=
NBV).
Hoe
"brontekstgetrouw
en
doeltaalgericht" is de weergave van Marcus 13 in de NBV? Uit de vorige studie bleek dat de evangelist Jezus' laatste rede met zorg gecomponeerd heeft en van een opmerkelijke structuur voorzien. Is met die structuur rekening gehouden in NBV? De rede zelf, na de inleiding (v. 1-5a), bestaat duidelijk uit drie delen, een lang aankondigend en waarschuwend deel (v. 5b23), een kort deel over de komst van de Mensenzoon (v. 24-27) en daarna nog een matig lang deel dat vooral aansporend is (v. 28-37). Zoals uit de bespreking zal blijken is de weergave van Marcus 13 in de NBV globaal gezien geslaagd. Ze is trouw aan de oorspronkelijke Griekse tekst en bevat een hedendaags, vlot Nederlands. Te oordelen naar de alinea's onderscheidt ze zes eenheden: vv. 1-2, 3-13, 14-23, 24-27, 28-32 en 33-372. Het 1
G. Van Oyen (red.), de tijd is rijp. Marcus en zijn lezers toen en nu (Verslagboek Vliebergh-Sencie-Leergang. Afdeling Bijbel, 1995), Leuven, VBS-Acco, 1966, blz. 159-187. Dit artikel werd opgenomen in de bundel J. Lambrecht, De kracht van het geloof. Bijdragen over het Nieuwe Testament, Leuven, VBS-Acco, 2002, blz. 43-70. De letterlijke vertaling staat op blz. 46-49 van De Kracht van het geloof. 2 Deze indeling vindt men ook in The Greek New Testament (alleen begint de laatste eenheid met v. 32). De Willibrordvertalen uit 1995 heeft slechts vier eenheden: v. 1-13, 14-23, 24-31 en 32-37. De 27ste uitgave van NestleAland heeft er daarentegen elf: v. 1-2, 3-8, 9-13, 14-17, 18-2O, 21-23, 24-
2 kopje boven Marcus 13 luidt: "De komst van de Mensenzoon". Men weet dat de vertalers ernaar gestreefd hebben alleen grotere tekstgehelen te bewaren en aldus de verbrokkeling tegen te gaan.
DE INLEIDING (v. 1-5a) 1 Toen hij de tempel verliet, zei een van zijn leerlingen tegen hem: 'Meester, kijk eens, wat een enorme stenen en wat een imposante gebouwen! 2 Jezus zei tegen hem: 'Die grote gebouwen die je nu ziet - wees er maar zeker van dat geen enkele steen op de andere zal blijven; alles zal worden afgebroken.' 3 Toen hij op de Olijfberg was gaan zitten, tegenover de tempel, en Petrus, Jakobus, Johannes en Andreas alleen met hem waren, stelde Petrus hem de vraag: 4 'Vertel ons, wanneer zal dat allemaal gebeuren en aan welk teken kunnen we herkennen dat het zover is?' 5a Jezus antwoordde: Marcus 13,1-5a wordt het best in zijn geheel beschouwd als de inleiding op Jezus' eschatologische rede. Een nieuwe regel is in vers 3 niet echt nodig. Tussen de verzen 1-2 en 34 verlegt zich wel het toneel van de tempel naar de Olijfberg, en vanaf vers 3 heeft Jezus nog slechts vier leerlingen als gesprekspartners.
Toch
staat
zijn
voorspelling
van
de
verwoesting van de tempel (v. 1-2) in nauw verband met de rest van hoofdstuk dertien, en de dubbele vraag van de leerlingen in de verzen 3-4 grijpt terug op Jezus' voorspelling in vers 2. Vers 1 is in NBV tamelijk vrij vertaald: "wat een enorme stenen en wat imposante gebouwen!" Hetzelfde geldt voor de levendige weergave van Jezus' antwoord in vers 2. In plaats van het letterlijke "Ziet ge die grote gebouwen? Er zal niet gelaten worden steen op steen die niet wordt afgebroken" laat NBV het lijdend voorwerp van die eerste zin vooropgaan: "Die 27, 28-29, 30-31, 32, 33-37; bovendien is er een witte ruimte na v. 4, v. 11 en v. 33 die volgens de uitgevers een kleinere cesuur aanduidt.
3 grote gebouwen die je nu ziet"; dan volgt een gedachtestreep en de toevoeging "wees er maar zeker van dat...". Vers
4
is
als
weergave
minder
geslaagd.
"Vertel
ons"
suggereert dat Jezus' antwoord meer dan één enkele zin zal bevatten. Dit is inderdaad zo, maar het Grieks heeft alleen "zeg ons". Het inleidende werkwoord in vers 5 suggereert wel een
langer
zeggen".
antwoord:
Het
(letterlijk)
dubbele
verzoek
"Jezus
luidt
in
nu
begon
een
hun
te
letterlijke
vertaling: "Zeg ons wannéér dat zal zijn, en wat het teken is wanneer dat alles zal worden voleindigd". Men mag aannemen dat de evangelist met "dat" en "dat alles" een verschil van inhoud op
het
oog
heeft.
Met
"dat"
doelt
hij
duidelijk
op
de
tempelverwoesting, met "dat alles" vermoedelijk ook op wat aan die verwoesting voorafgaat en wat erop volgt, dus op de inhoud van de hele rede3. De nogal kleurloze en omslachtige weergave in
NBV
laat
dit
onderscheid
niet
uitkomen:
"Vertel
ons,
wanneer zal dat allemaal gebeuren en aan welk teken kunnen we herkennen dat het zover is".
HET EERSTE DEEL (v. 5b-23) 5b 'Pas op dat niemand jullie misleidt. 6 Want er zullen velen komen die mijn naam gebruiken en zich voor mij zullen uitgeven, en ze zullen veel mensen misleiden. 7 Als jullie berichten horen over oorlog en oorlogsdreiging, wees dan niet verontrust. Die dingen moeten gebeuren, maar daarmee is het einde nog niet gekomen. 8 Het ene volk zal tegen het andere ten strijde trekken en het ene koninkrijk zal de strijd aanbinden met het andere, overal zullen er aardbevingen en hongersnoden zijn: dat is het begin van de weeën. 9 Wat jullie zelf betreft: pas goed op. Jullie zullen voor het gerecht worden gesleept en in synagogen worden gegeseld, en jullie zullen voor gouverneurs en koningen moeten verschijnen om voor hen van mij te getuigen. 10 Want eerst moet aan alle volken het goede nieuws worden 3
Ook in de verzen 29 en 30 staat eerst tauta en dan tauta panta en wellicht moeten men hier ook een onderscheid maken. NBV geeft dat weer met "die dingen" en "al die dingen".
4 verkondigd. 11 Wanneer jullie worden weggevoerd om te worden uitgeleverd, maak je dan vooraf geen zorgen over wat je zult gaan zeggen; zeg wat jullie dat tijdstip wordt in gegeven, want jullie zijn het niet die dan spreken, maar het is de heilige Geest. 12 De ene broer zal de andere uitleveren om hem te laten doden, en vaders zullen hetzelfde doen met hun kinderen, en kinderen zullen zich tegen hun ouders keren en hen laten terechtstellen. 13 Jullie zullen door iedereen worden gehaat omwille van mijn naam, maar wie standhoudt tot het einde zal worden gered. 14 Wanneer jullie de "verwoestende gruwel" zien staan waar hij niet hoort (lezer, begrijp dit goed), dan moet iedereen in Judea de bergen in vluchten; 15 wie op het dak van zijn huis is moet niet naar beneden gaan om nog iets uit zijn huis mee te nemen, 16 en wie op het land is moet niet naar huis gaan om zijn mantel te halen. 17 Wat zal het rampzalig zijn voor de vrouwen die in die tijd zwanger zijn of een kind aan de borst hebben! 18 Bid dat het niet in de winter gebeurt, want zulke verschrikkingen als er in die tijd zullen plaatsvinden, zijn er sinds het begin van Gods schepping nooit geweest en zullen er ook nooit meer komen. 20 En als de Heer die tijd niet had verkort, zou geen enkel mens worden gered, maar omwille van de uitverkorenen die hij tot de zijnen heeft gemaakt, heeft hij die tijd verkort. 21 Als iemand dan tegen jullie zegt: "Kijk, dit is de messias," of: "Daar is hij," geloof het dan niet, 22 want er zullen valse messiassen en valse profeten komen, die tekenen en wonderen zullen verrichten om Gods uitverkorenen zo mogelijk te misleiden. 23 Jullie moeten opppassen, ik heb het julie allemaal van tevoren gezegd. Dit eerste deel van de rede kondigt een massa tegelijk aan: de komst van valse messiassen, oorlogen, vervolgingen en de "verwoestende gruwel" die zal staan waar hij niet hoort. De aankondiging
gaat
crescendo.
Aanvankelijk
heet
het:
"die
dingen moeten gebeuren, maar daarmee is het einde nog niet gekomen (v. 7) en "dat is het begin van de weeën" (v. 8). Maar later dringt de marciaanse Jezus aan op onmiddellijke actie (v. 14-16). Wat aangekondigd wordt, is ook telkens vergezeld van een waarschuwing: zich niet laten misleiden (v. 5), niet verontrust zijn (v. 7), zich vooraf geen zorgen maken over wat men
moet
vluchten.
zeggen
(v.
11);
in
vers
14
wat
men
moet
doen:
5 Wel verzen
niet
5,
terecht
9
toevallig en
telkens
23,
gebruikt
het
Marcus
werkwoord
weergeeft
met
drie
blepô
keer,
("zien"),
"oppassen".
Het
in dat
is
de NBV
evenmin
toevallig dat na hotan de akousète ("wanneer ge echter hoort") van vers 7 verderop in vers 14 hotan de idète ("wanneer ge echter ziet") volgt: men hoort over wat veraf gebeurt, men ziet wat dichtbij is. Een derde gegeven dat de evangelist in zijn compositie zeker bedoelt, is de herhaling in de verzen 21-23 van wat reeds in de verzen 5b-6 staat: de komst van de valse messiassen. Die twee eenheden omramen het eerste deel en vormen dus samen een inclusie. Wie rekening houdt met deze drie stilistische "bakens" onderkent in dit deel gemakkelijk vijf
eenheden:
bedriegers
(v.
5b-6),
oorlogen
(v.
7-8),
vervolgingen (9-13), laatste oorlog (v. 14-20) en bedriegers (v. 21-23), waarbij de vijfde aan de eerste beantwoordt en de vierde
een
evangelist
voortzetting
is
naar
waarschijnlijkheid
alle
van
de
tweede.
Aangezien deze
de
indeling
stilistisch en inhoudelijk bedoelde, zou een vertaling deze door woordkeus en alinea zichtbaar mogen maken. Dus waarom niet telkens een andere regel bij de verzen 5b, 7, 9, 14 en 21? a
"Pas op dat niemand jullie misleidt..." (v. 5b); b "Wanneer jullie berichten horen..." (v. 7); c "Wat jullie zelf betreft: pas goed op..." (v. 9); b' "Wanneer jullie de 'verwoestende gruwel' zien staan..." (v. 14); a' "Als iemand dan tegen jullie zegt.... Jullie moeten oppassen..." (v. 21 en 23)4. NBV heeft alleen bij vers 14 een nieuwe alinea. Wat
de
vertaling
zelf
betreft
mogen
drie
opmerkingen
volstaan. (1) In het Grieks van 13,6 leidt het partikel hoti ("dat"), het
zogenaamde
directe
rede
hoti
in:.
De
recitativum, eerste
geen
persoon
indirecte egô
eimi
maar ("ik
een ben")
bewijst dit: "Velen zullen komen ... en zeggen: 'ik ben het'". 4
Vgl. Lambrecht, De kracht van het geloof, blz. 51-53.
6 De omschrijving "zich voor mij zullen uitgeven" in NBV is hier dus minder gelukkig. Trouwens ook in de parallelle eenheid van de verzen 21-23 wordt de directe rede gebruikt: "Als iemand dan tegen jullie zegt: 'Kijk, dit is de messias', of: 'Daar is hij', geloof het dan niet" (v. 21). (2) "Jullie zullen voor het gerecht worden gesleept" (v. 9b) en
"wanneer
jullie
worden
weggevoerd"
(v.
11)
geven
een
actieve Griekse constructie ("ze zullen jullie") passief weer. De werkwoorden worden aldus aangepast aan de passieve vormen elders in vers 9. Zowel in de oorspronkelijke tekst als in de vertaling valt op dat aan het einde van vers 9 ("om voor hen van mij te getuigen") en in vers 10 ("Want eerst moet aan alle volken het goede nieuws worden verkondigd") plotseling Gods bedoeling met dit alles op de voorgrond treedt. (3) "Wee echter de zwangere en zogende vrouwen in die dagen" wordt
in
de
NBV,
met
vermijding
van
'wee':
"Wat
zal
het
rampzalig zijn voor de vrouwen die in die tijd zwanger zijn of een kind aan de borst hebben!"
HET TWEEDE DEEL (v. 24-27) 24 Maar in die dagen na de verschrikkingen zal de zon verduisterd worden en de maan geen licht meer geven, 25 de sterren zullen uit de heml vallen en de hemelse machten zullen wankelen. 26 Dan zal men de Mensenzoon zien komen op de wolken, bekleed met grote macht en luister. 27 Dan zal hij de engelen erop uitsturen om zijn uitverkorenen uit de vier windstreken bijeen te brengen, van het uiteinde van de aarde tot het uiteinde van de hemel. De evangelist onderstreept in vers 24 de samenhang in tijd van de komst van de Mensenzoon met wat gebeurd is in Jeruzalem: "Maar in die dagen na de verschrikkingen" (vrij: "Nog in die dagen, maar na die verschrikking"). Ook Marcus verwachtte
nog
altijd
een
spoedige
parousie.
De
7 oorspronkelijke tekst heeft twee keer het benadrukte kai tote ("en
dan").
Kon
de
letterlijke
weergave
ervan
in
de
Nederlandse vertaling niet bewaard blijven? In vers 26 heeft "luister" als weergave van doxa niet meer dezelfde schakering als het toch goed verstaanbare, zij het
bijbelse,
"heerlijkheid".
outdtestamentische
aanhalingen
13,26
er
niet
voor;
staat
In
aan
de
het
immers
lijst
einde
geen
van
van NBV
de komt
inleidingsformule.
Jammer dat voor de gewone lezer hier niet in een voetnoot gezegd wordt dat de marciaanse Jezus met "de Mensenzoon die komt op de wolken" Daniël 7,13 vrij citeert. Dat ook in de 13,24-25
profetische
teksten
gebruikt
worden,
verdient
eveneens een vermelding.
HET DERDE DEEL (v. 28-37) 28 Leer van de vijgenboom deze les: zo gauw zijn takken uitlopen en in blad schieten, weet je dat de zomer in aantocht is. 29 Zo moeten jullie ook weten, wanneer je die dingen ziet gebeuren dat het einde nabij is. 30 Ik verzeker jullie: deze generatie zal zeker nog niet verdwenen zijn wanneer al die dingen gebeuren. 31 Hemel en aarde zullen verdwijnen, maar mijn woorden zullen nooit verdwijnen. 32 Niemand weet wanneer die dag of dat moment zal aanbreken, de engelen in de hemel niet en de Zoon niet, alleen de Vader. 33 Pas op, wees waakzaam, want jullie weten niet wanneer die tijd zal komen. 34 Het is als met een man die op reis ging: hij verliet zijn huis en droeg het beheer over aan zijn dienaren, die elk een eigen taak kregen, en de deurwachter gaf hij opdracht om de wacht te houden. 35 Wees dus waakzaam, want jullie weten niet wanneer de heer des huizes komt, 's avonds, of midden in de nacht, of bij het eerste hanegekraai, of 's morgens vroeg. 36 Laat hij jullie niet slapend aantreffen wanneer hij plotseling komt. 37 Wat ik tegen jullie zeg, zeg ik tegen iedereen: wees waakzaam! In
vers
28
geeft
NBV
parabolè
("gelijkenis,
parabel")
vrij weer met "les"; het vers is verder goed vertaald: "zo gauw zijn takken uitlopen en in blad schieten, weet je dat de
8 zomer in aantocht is". In vers 29 voegt NBV ten onrechte "het einde" toe. Het onderwerp van de zin is niet uitgedrukt; het zou ook "hij", de Mensenzoon,
kunnen zijn. De wending
epi
thyrais ("voor de deur") blijft onvertaald en daardoor is de vertaling te zwak. Terecht
geeft
"(voorbijgaan") "verdwijnen".
NBV
overal Met
in
"die
het
werkwoord
de
dingen"
verzen in
parerchomai
30-31
vers
30
weer
doelt
met
Marcus
vermoedelijk op wat in de verzen 14-29 beschreven staat, met "al die dingen" in vers 31 op alles wat het eerste en tweede deel van de rede bevatten. In de verzen 32-33 geeft NBV de termen hôra ("uur") en kairos ("moment") nogal vreemd weer met "moment" en "tijd". En de
imperatief
letterlijk
presens
vertaald:
agrypneite "blijf
in
wakker"
vers in
33
had
plaats
ze
beter
van
"wees
waakzaam" (grègoreite). In de parabel die onmiddellijk volgt gaat het inderdaad over "niet slapen" (v. 36). De oproep wees waakzaam" komt inde grondtekst twee keer voor: in de verzen 35 en 37. In vers 35 bepaalt NBV de tijdsaanduiding nader: "'s avonds, of midden in de nacht, of bij het eerste hanengekraai, of 's morgens vroeg". NBV had niet v. 33 met een nieuwe regel moeten beginnen, maar
vers
32.
De
verzen
33-36,
met
de
parabel
van
de
deurwachter, horen immers bij de idee van vers 32. Juist omdat het precieze uur onbekend is, moet men wakker blijven. Het is bovendien jammer dat in vers 32 het partikel de ("maar") niet vertaald is. Dat men van de dag geen weet heeft, vormt immers een tegenstelling met de inhoud van vers 30, dat al die dingen nog binnen deze generatie zullen gebeuren. Dit
derde
deel
lijkt
deze
concentrische
structuur
vertonen: a
parabel met toepassing (v. 28-29) b logion over het zekere nabij zijn (v. 30) c logion van bekrachtiging van alle aankondigingen (v. 31) b' logion over het niet weten (v. 32)
te
9 a' parabel met toepassing (v. 33-36)5 Of de evangelist deze vijfledige indeling bewust schiep en ze naast die van het eerste deel plaatste6, blijft een vraag. En men
kan
van
een
vertaling
moeilijk
verwachten
dat
ze
de
indeling van een of andere exegeet zo maar overneemt. Maar in elk geval is een nieuwe regel nodig bij vers 32.
KORT BESLUIT
In de verzen 4 ("dat het zover is"), 6 (indirecte rede) en 29 (toevoeging van "het einde") is de weergave van de NBV aanvechtbaar. Men kan eveneens betwisten dat "luister" in vers 26 beter is dan de traditionele term "heerlijkheid", en men mist bij vers 27 een verwijzing naar Daniël 7. Ook de indeling van het hoofdstuk had beter gekund. Maar over het algemeen levert de NBV voor Marcus 13 een verzorgde tekst.
5 6
Vgl. Lambrecht, De kracht van het geloof, blz. 55. Vgl. Lambrecht, De kracht van het geloof, blz. 55-56.