De nieuwe Bijbelvertaling in discussie
door
Ds M . Baan Chr. Geref. Predikant te Zeist
Uitgave: GEREFORMEERDE BIJBELSTICHTING G.B.S. Secretariaat: Mauritsweg 60, Dordrecht.
Voorwoord uitgave
1970
Van de Gereformeerde Bijbelstichting (G.B.S,) kwam het verzoek tot hernieuwde uitgave van mijn boekje: „De nieuwe Bijbelvertaling in discussie". Ofschoon jaren terug, ongeveer tienduizend exemplaren werden gedrukt, schijnt er nog steeds gevraagd te worden naar genoemd boekje. Dit kan mij alleen maar verblijden. Door de actie van „Standvastig" en de oprichting van de G.B.S. is wel gebleken dat de Bijbel in de statenvertaling nog steeds leeft bij ons volk, ondanks aanprijzing en gebruik van de nieuwe vertaling. Jaren terug schreef ik in mijn boekje over „tientallen kerkeraden en duizenden kerkleden, die wel bezwaren hadden tegen de nieuwe vertaling, maar niet precies wisten deze tot uiting te brengen. Dit is mij toen kwalijk genomen, omdat zulks niet te bewijzen was. Nu de G.B.S. 20.000 donateurs tellen mag, en het blad „Standvastig" verschijnt in een oplage van soms 40.000 exemplaren, blijkt wel dat mijn weergave niet denkbeeldig is geweest. De laatste jaren hebben ook getoond dat de uitgave van de nieuwe vertaling niet op zichzelf stond. De achtergronden waren het begin van steeds nieuwere vertalingen, tot op de vertalingen in de vulgaire straattaal toe, om over de oecomenische vertaling maar niet eens te spreken. Zou de actie tot het behoud van de statenvertaling niet gevoerd zijn, wij waren onze oude statenbijbel mogelijk reeds lang kwijt geweest. Hoe langer hoe meer blijkt immers, dat de geest van de tijd niet is de Geest der Schrift. Aanpassing aan de geest des tijds ontkracht al meer en meer het woord van de apostel Paulus: „Dewelke wij ook spreken, niet met woorden, die de menselijke wijsheid leert, maar met woorden die de Heilige Geest leert, geestelijke dingen met geestelijke samenvoegende" (1 Kor. 2 : 13). Het verwijt is vaak gemaakt alsof wij tegen elke nieuwe vertaling zouden zijn, alsof onze nederlandse taal geen levende, en daarom steeds veranderende taal zou zijn. Niets is minder waar dan dat. Wij hebben daar menigmaal op gewezen. Daarom zijn de oude en „versleten" woorden dan ook reeds lang veranderd. Ons hoofdbezwaar vindt u in ons boekje, en is ook door de G.B.S. steeds aangegeven. De kerk heeft haar werk in de handen van een commissie gegeven, en daarmede haar eigen zwakheid en geestelijk onvermogen duidelijk getoond. Gevolg is dat de wezenswaarheden zijn verzwakt, of zo niet wegvertaald. Waar onze tijd al meer en meer het teken vertonen gaat van aanranding van het Schriftgezag door gebruik te maken van een zwakke of vaak gecamoufleerde vertaling is het vooral nu een dure roeping van de kerk, het Woord van God ook in de meest zuiverste vertaling zo getrouw mogelijk te bewaren. Het heeft mij goed gedaan te horen, dat ook onze overleden Koningin, H.M. Koningin Wilhelmina, de Statenvertaling verkoos
boven de nieuwe vertaling, en dat eenzelfde getuigenis werd gehoord van talenkenner Rabbijn Soetendorp. Afgedacht echter hoe de mensen er over denken, de Heere heeft de taal van onze Statenbijbel menigmaal willen verklaren en toepassen in de harten van Gods volk. Dat is dan uiteindelijk het voornaamste. 't Is niet genoeg te ijveren voor de zuiverste vertaling van onze Bijbel, 't voornaamste is dat de Geest van Pinksteren de Bijbel afschrijft in ons hart! Dan alleen zullen wij onderwerpelijk verstaan en beleven: Hoe zoet zijn mij Uw redenen geweest, Geen honing kan 't gehemelt' beter smaken, Alleen door Uw bevelen krijgt mijn geest, Verstand van God en goddelijke zaken. Daar de uitgave 1970 een heruitgave bedoelt te zijn, heb ik er niet veel in veranderd. De Heere stelle dit boekje andermaal tot rijken zegen. Zeist 1970
M. Baan
/
Woord vooraf
De laatst gehouden Generale Synode onzer Chr. Ger. Kerken, besloot de Nieuwe Bijbelvertaling niet vrij te geven, voor het gebruik i n onze kerken. Het Rapport van Deputaten zal echter aan alle kerkeraden worden toegezonden tot nadere bezinning, eventueel tot bespreking ook op de meerdere vergaderingen. Bezwaren dienen dan bij de Deputaten te worden ingebracht. Zo komt de nieuwe bijbelvertaling dan in verdere discussie. In deze discussie bedoelt dit boekje ook iets te zeggen. Zulks om verschillende redenen: le. Omdat lezing en behandeling van het Deputaten-rapport tot eenzijdige oordeelvorming kan leiden. De stem der bezwaarden wordt alleen maar in de conclusies van het minderheidsrapport gehoord. 2e. Omdat de bezwaren tegen de Nieuwe bijbelvertaling wel teruggebracht worden tot een kwestie van argument contra sentiment. De "sterken", (zij die met argumenten voor de dag kunnen komen), zouden dan de "zwakken", (de gevoelsmensen), voorlopig maar moeten dienen. Hebben de bezwaarden, dan geen argumenten ? Werden i n het rapport van de classis Dordrecht, overgenomen door de P.S. van het Zuiden, dan geen argumenten genoemd ? Een en ander drong ons daarom, ook iets te zeggen i n de verdere discussie over de Nieuwe bijbelvertaling. Temeer omdat wij ons de tolk weten van tientallen kerkeraden, en duizenden kerkleden, die wel hun bezwaren hebben maar niet precies weten deze tot uiting te brengen. Wij doen dit dan door middel van dit geschrift: "De nieuwe bijbelvertaling i n discussie".
Als een Lamp voor de voet A.
De betekenis van de Bijbel.
Treffend is de tekening, die wij eens zagen. Een man loopt langs een smal bergpad. Een diepe kloof ligt terzijde van de weg. De dood grijnst hem aan. Elke stap kan een misstap zijn. Maar die man heeft een lantaarn in de hand en het licht van die lantaarn doet hem voorzichtig voorwaarts gaan. Onder deze tekening stond geschreven: " U w Woord is een lamp voor mijnen voet en een licht voor mijn pad". Deze tekening geeft toch wel duidelijk aan, de grote betekenis van onze Bijbel. Wij zijn allen op weg naar de eeuwigheid. Door honderden gevaren wordt ook ons leven bedreigd. Hoe zullen wij nu veilig kunnen gaan ? Alleen wanneer wij wandelen bij het licht van Gods Woord ! Dat licht beslist over leven en dood; eeuwig wel, eeuwig wee, eeuwige heerlijkheid en eeuwige duisternis. Alle kunstlicht is hier bedriegelijk ! 't Gaat om het ware licht, om het zuivere Woord, om de meest zuiverste vertaling van het Woord, de kleinste afwijking zou bedriegelijk voor de eeuwigheid kunnen zijn. Zou het al of niet aanvaarden van een nieuwe bijbelvertaling dan geen beginsel kwestie kunnen zijn ? Inplaats van een kwestie van sentiment en zwakheid ? Geeft een sterk, krachtig geestelijk leven juist geen binding aan het Woord, en ging het bij de strijd, die onze vaderen gevoerd hebben altijd weer niet om de zuivere vertolking van dat Woord ! B.
Johannes Calvijn en de Bijbel.
In de Geneefse Bijbel laat Calvijn in zijn voorrede geen onzeker geluid horen. De Bijbel, zo zegt hij, "is de sleutel, die ons het Koninkrijk Gods opent. Zij is de zekere weg, die ons leidt, opdat wij onze ganse levenstijd niet her- en derwaarts zouden zwerven en dolen. Zij is de enige norm om tussen goed en kwaad te onderscheiden, het ware richtsnoer, dat ons onderwijst in de rechte dienst van God, opdat wij daarin niet op goed geluk af te werk gaan, en met de rest van de wereld onszelf misleiden met een onbeduidend waardeloos woordenspel; en zelfs onze dienst van God zouden gronden op dingen, die door God als zondig worden veroordeeld en verworpen. Zij is het licht dat ons leidt, of de lamp die ons verlicht te midden der duisternis van deze wereld, opdat wij niet als arme blinden onze voet zouden stoten aan zoveel hindernissen, die ons omgeven, en wat erger is, zouden vallen bij iedere stap. Zij is de school van alle wijsheid, zelfs van wijsheid, die alle 5
menselijk verstand te boven gaat, welke door de Engelen zelfs bewonderd wordt. Zij is de spiegel waarin wij het aangezicht Gods aanschouwen. Zij is de Koninklijke Scepter waardoor Hij ons als Zijn volk regeert, de herdersstaf, die Hij ons geeft ten bewijze dat Hij ons ten Herder w i l zijn. Zij is het document van Zijn verbond, dat Hij met ons heeft opgericht, waarin Hij door zijn goedheid, om niet, vrijwillig de verplichting op Zich neemt, door een eeuwige band met ons verbonden te blijven. Zij is het getuigenis van Zijn goede gezindheid, waardoor wij rust hebben i n onze consciënties wetende waar onze zaligheid ligt. Zij is het enig voedsel van onze zielen, dat ze ten leven voedt. Kortom: zij is het enig ding, waardoor wij verschillen van heidenen en ongelovigen; wij hebben een religie verankerd en gegrond i n de onfeilbare waarheid Gods, terwijl alle anderen zich door onbetrouwbare meningen laten leiden; of wel, zich in snode koppigheid verharden zonder enige zekerheid." Zou zulk een kostbaar document dan geen bijzondere aandacht vragen, ook als het gaat over de vertaling of over de juiste woord-vertolking daarvan. Niet alleen de zaken, maar ook de woorden immers zijn i n dit document beslissend Joh. 10 : 35; Gal. 3 : 16. E n dan gaat het bij dit Goddelijk document niet om woorden die de menselijke wijsheid leert, maar om woorden, die de Heilige Geest leert, geestelijke dingen met geestelijke samenvoegende. I Kor. 2 : 13. C.
De Bijbel geen woord van mensen. De Bijbel is een Goddelijk boek en daarom een door en door geestelijk boek! "Want de profetie is voortijds niet voortgebracht door de w i l eens mensen, maar de heilige mensen Gods van de Heilige Geest gedreven zijnde, hebben ze gesproken". 2 Petr. 1 : 21. De Heilige Geest is haar verborgen Auteur. Dit Woord verstaan, dit Woord verklaren, dit Woord vertalen, kan daarom alleen door de verlichting van de Heilige Geest! De natuurlijke mens immers begrijpt niet de dingen die des Geestes Gods zijn, want zij zijn hem dwaasheid, en hij kan ze niet verstaan, omdat zij geestelijk onderscheiden worden. I Kor. 2 : 14. Zo vraagt vertaling van de Bijbel niet alleen wetenschappelijke mensen maar ook geestelijke mensen, "godzalige mensen", mensen die het werk des Geestes kennen, de taal des Geestes kennen, de bijzondere verlichting des Geestes kennen. Mensen kortom door Gods Geest geroepen en door de kerk, als het orgaan des Geestes, aangesteld om het Woord des Geestes 6
op de juiste wijze te vertolken naar de zin en mening des Geestes. Zo is onder de bijzondere zorg en leiding van Gods voorzienigheid onze Statenvertaling tot stand gekomen.
De Statenvertaling A.
Is vertaling van de Bijbel noodzakelijk ? Deze vraag te stellen is niet overbodig. Vele eenvoudigen immers schijnen van de gedachte uit te gaan dat de Bijbel, die wij bezitten in de Nederlandse taal zou zijn geinspireerd. Dat is natuurlijk niet zo. De Bijbel is door Gods Geest geinspireerd, en door Heilige mensen, door de Heilige Geest gedreven, neergeschreven i n de Hebreeuwse en Griekse taal. Dit Hebreeuws en Grieks moest vanzelf vertaald worden zou de Bijbel leesbaar voor ons kunnen zijn. Zo zijn er i n de loop der eeuwen verschillende vertalingen aan ons volk gegeven. Naast de Septuagint en de Vulgata noemen wij als eerste vertaling in onze t a a l : de Bijbel van Jac. van Liesveld, gevolgd door de Deuxaes Bijbel, een herziening van de Liesveldse Bijbel. Verder leefden Gods kinderen tot 1637 bij vertalingen van particulieren. Vertalingen vol gebreken. Men moest wel, het kon niet anders, omdat er niets anders was. Een heerlijke vrucht van het werk der Kerkhervorming was daarom ook, dat men dacht aan de noodzakelijkheid van een goede bijbelvertaling. De Geest Gods werkte krachtig i n het leven der kerk, 't geestelijk leven bloeide op, de rijkdom van Gods Woord, de heilgeheimen van Gods genade werden bij het licht des Geestes in dat Woord ontdekt, en de kerk werd bij haar roeping bepaald, dat Woord van God ook op de meest duidelijke wijze, overeenkomstig de zin en mening des Geestes, in leesbare en begrijpelijke taal te vertolken. B.
Bijbelvertaling de roeping der kerk. Dat de kerk een roeping heeft tegenover de bijbel, en tegenover het vertalen van de Bijbel, zal ons duidelijk zijn als wij bedenken, dat aan haar "de woorden Gods zijn toevertrouwd" Rom. 3 : 2. Zij moet zorgen voor dat Woord ! Ook voor de juiste vertaling van dat Woord ! Dat er niets wordt toegedaan of afgedaan. "Want ik betuig aan een iegelijk die de woorden der profetie dezes boek hoort, indien iemand tot deze dingen toedoet, God zal over hem toedoen de plagen, die i n dit boek geschreven zijn. E n indien iemand afdoet van de woorden des boeks der profetie, God zal zijn deel afdoen uit het boek des 7
levens en uit de heilige stad, en uit hetgeen in dit boek geschreven is". Openb. 22 : 18 en 19. Zo sluit de roeping der kerk tot het bewaren van de woorden Gods, dus ook in de roeping tot het acht geven op de meest juiste vertaling van deze woorden. Die woorden immers zijn woorden des Geestes, en mogen door geen menselijk inzicht verminkt of geschonden worden. Toen de Nat. Synode van 1618 '19 deze roeping inzag heeft zij het gewicht van het bijbelvertalen dan ook aangevoeld, hetwelk blijkt uit het volgende : Tot leden van de vertaalcommissie werden benoemd mannen waarin de kerk vertrouwen kon hebben; "mannen, die met uitnemende wetenschap der theologische zaken en der talen, en ook met godzaligheid begaafd waren". Deze mannen waren aan de volgende taalregels verbonden : Ten eerste dat men zoveel mogelijk de manieren van spreken der Hebreen en Grieken zou volgen. Ten tweede zouden ingevoegde woorden, ter verduidelijking ingelast, met een andere letter en tussen haakjes worden gedrukt. Ten derde zou men aan ieder boek en aan elk hoofdstuk een inhoudsopgave laten voorgaan, en aan de kant de gelijkluidende plaatsen opgeven. Ten vierde zou men duistere plaatsen i n de overzetting door korte verklaringen toelichten, maar opmerkingen van leerstellige aard werden noch nodig, noch raadzaam geacht. In de voorrede van onze Statenbijbel staat dan vervolgens aangetekend : "De vertalers aanvaarden hun taak als mannen, niet slechts van kennis en wetenschap, maar ook vol des geloofs en des Heiligen Geestes". Bij de opening van de zesde zitting bad Bogerman, met het oog op de bijbeloverzetting : "O, Heere ! Ofschoon wij in onszelven tot alle dingen enkel duisternis zijn, ja de volstrekte onbekwaamheid zelve, om iets goeds of heilzaams te denken, te willen volbrengen, - zo wijs Gij ons, o Heere ! i n deze moeilijke, maar hemelse arbeid, de weg, die wij veilig mogen intreden, waarop wij recht mogen voortgaan, langs welke wij het werk gelukkig en met een zuivere consciëntie mogen uitvoeren. Geef ons, die in de naam uws Zoons zijn vergaderd, Uwen Geest naar de beloftenis : de Geest der waarheid, der wijsheid, der voorzichtigheid, der bescheidenheid, des vredes en der liefde als leidsman 8
en leraar. Open de ogen van ons verstand, ontsteek in ons gemoed de fakkel uwer zaligmakende kennis, en leid ons i n uwe waarheid, opdat wij mogen aanschouwen de wonderen van uwe wet". Dit gebed door een der bijbelvertalers opgezonden, leert ons op welk een wijze het werk der bijbelvertalers is begonnen. E n hoe is het daarna voortgezet ? Men was in Leiden vergaderd en ijverig werkzaam, toen in die stad de pest uitbrak, welke in twee maanden twintig duizend mensen aldaar ten grave sleepte. De vraag rees op, of het niet beter zou zijn, naar elders te ontwijken, teneinde daar met de vertaling veiliger te kunnen voortgaan. Allen verenigden zich daarop in het gebed, om van God wijsheid te begeren, teneinde met volle verzekerdheid des geloofs in deze een besluit te nemen. Nadat zij gebeden hadden, was er onder allen slechts één gevoelen, namelijk rustig te blijven op de plaats, die hun aangewezen was, en waar zij van God samen geroepen waren. En zij bleven ! en niet één van hen werd een haar des hoofds gekrenkt. Daarom konden zij aan het einde van hun werk, roemende in de Heere, die bereid, bekwaam gemaakt en beveiligd had, van ganser harte getuigen: "Tussen duizend en nog eens duizend beelden en geruchten van de dood, hebben wij gezond in de nabijheid van zulk een grafplaats, waar wij dikwijls op één dag honderd lijken zagen wegvoeren, met een heilige opgeruimdheid des gemoeds, dit gedenkstuk mogen volbrengen." C. De Statenvertaling en het Getuigenis des Heiligen Geestes. In het rapport van Deputaten der Chr. Ger. Kerken tot onderzoek van de Nieuwe bijbelvertaling wordt in conclusie 3 verwezen naar art. 5-7 van de Ned. Geloofsbelijdenis. In deze art. wordt ook gesproken over het getuigenis des Heiligen Geestes. " A l deze boeken alleen, zo lezen wij in art. 5, ontvangen wij voor heilig en kanoniek om ons geloof daarnaar te reguleren daarop te gronden en daarmede te bevestigen. E n wij geloven zonder enige twijfel al wat daarin begrepen is ; en dat niet zozeer, omdat ze de kerk aanneemt en voor zodanig houdt, maar inzonderheid, omdat de Heilige Geest getuigenis geeft in onze harten dat zij van God zijn". Heeft dit artikel, naar het oordeel van Deputaten, alzo betekenis ook voor onze vertaalde bijbel, dan wordt door Deputaten dus toegegeven, dat het getuigenis des Heiligen Geestes zich verbonden heeft aan onze Statenvertaling ! Dit is van grote betekenis. De Geest Gods, de verborgen Auteur der Schrift, heeft dan 9
gedacht".... Hier staat de Geest voorop, en daarna het werk des mensen. Zou dit dan ook niet noodzakelijk zijn bij een zo belangrijke arbeid als het opnieuw vertalen van de Bijbel? B.
Staat de kerk achter de nieuwe vertaling ? In hoofdstuk 2 merkten wij reeds op, dat de kerk een roeping heeft tegenover de bijbel en tegenover het vertalen van de bijbel, omdat aan haar de woorden Gods zijn toevertrouwd. De kerk brengt de boodschap Gods en „een onware of onduidelijke vertaling brengt Gods boodschap verdraaid of onduidelijk over, en dat kan tot de grootste schade zijn van mijn leven". (Prof. v. d. Meiden) Zo heeft de kerk dan ook haar roeping gezien en betracht in het besluit en dë uitvoering van de statenvertaling. De kerk wees de vertalers aan. Mannen van wetenschap en godsvrucht, die het vertrouwen van de kerk konden hebben; mannen vol des geloofs en des Heiligen Geestes. De kerk stelde de taalregels vast. De kerk heeft de statenvertaling aanvaard, en Gods Geest heeft daar zijn stempel van goedkeuring op afgedrukt. En hoe is dat nu met de nieuwe vertaling? Staat de kerk ook achter deze vertaling? Neen! de vertaalcomm. van het Ned. Bijbelgenootschap heeft gewerkt buiten enige opdracht of aanstelling van de kerk. Zonder meer, kan deze Comm. daarom nooit het vertrouwen van de kerken hebben. Daar komt bij, dat genoemde vertaalcomm. niet alleen een kerkelijke opdracht mist, maar dat in die comm. ook mannen gehandhaafd worden van niet Gereformeerd belijden. Kan dit dan als een bezwaar worden aangevoerd? Is kennis van de grondtaal, en het zich strikt houden aan de grondtekst, dan geen waarborg voor een zuivere verantwoorde bijbelvertaling? Prof. Wielenga dacht daar wel anders over. Ik lees in ziin
vertaling mogelijk kan zijn, zal iemand in zijn keuze, zich moeilijk kunnen losmaken van zijn theologisch oordeel". Een voorbeeld daarvan geeft de nieuw Amerikaanse bijbelvertaling, waar het modernisme i n schier alle teksten om de hoek gluurt, hoewel ook deze bijbelvertalers zeggen, overeenkomstig de grondtaal vertaald te hebben. Laat men het beginsel van onze vaderen los, dat tot het vertalen van de Schrift meer nodig is dan de wetenschap, kennis van de grondtalen enz. waar komt men dan terecht O zeker, men kan wel zeggen, dat God met kromme stokken rechte slagen kan toebrengen, en dat de Heere zelfs ongeloofsmannen kan stellen tot zegen van zijn kerk, maar dat mag toch zeker het uitgangspunt van ons belijden niet zijn. Uitgangspunt moet zijn: de bijbel is het werk van Gods Geest! 't Vertalen van de bijbel zal alleen kunnen en mogen geschieden bij het licht van Gods Geest, en onder de zalving van Gods Geest. Iemand heeft eens gezegd: „De Heilige Geest is de verborgen Auteur der Schrift, en zo zal het getuigenis van die Geest in onze harten, ons de Schrift als Gods Woord alleen doen verstaan.
Bezwaren tegen de nieuwe vertaling Behalve de bovenstaande bezwaren willen wij thans de volgende bezwaren noemen: A . D E GEEST
VAN DE NIEUWE
VERTALING.
Hoe komt het toch dat vele eenvoudige kinderen Gods, zich maar niet vinden kunnen i n de nieuwe bijbelvertaling? Men kan dit altijd niet onder woorden brengen, maar dit voelt men goed aan: de nieuwe bijbelvertaling ademt een heel andere geest! Het tere, gewijde, diep religieuse karakter van de taal der Schrift, wordt er in gemist. Heel de nieuwe vertaling lijkt vaak een overdreven zoeken naar iets nieuws, om de dingen nu toch eens anders te zeggen, al is er dan ook helemaal geen rede toe, 't moet nu weer eens wat anders zijn. 't Is een aanpassing aan de moderne spreekwijze van onze tijd, de bijbel moet dan z.g.n. verstaanbaar en aanvaardbaar worden gemaakt voor de mens van onze tijd, waarbij de gewijde taal, de echt bijbelse taal, die voor de kerk zo lief is, en door Gods Geest zo menigmaal i n het hart werd geschreven, is zoek geraakt en zelfs tot het banale en profane is vervallen. Zie Hoogl. 1 : 3 „Daarom hebben u de jonge meisjes lief", inplaats van „daarom nebben u de maagden lief". Hoogl. 1 : 9: „Bij een merrie voor Farao's wagens vergelijk ik u", inplaats van: „Mijne vriendin, ik vergelijk u bij de paarden en de wagens van Farao". Daar is aanmerking gemaakt op de uitdrukking, dat de bijbel ook i n zijn vertaling verklanking moet vinden in het hart van 12
Gods volk, maar bij het lezen van de nieuwe vertaling zou men geneigd zijn te vragen: Moet de eerste en voornaamste toeleg nu zijn, om de bijbel verklanking te doen vinden in het hart van de moderne mens, in het hart van de wereld? Is de bijbel dan geen genadegeschenk, geadresseerd aan de kerk, en moet de kerk met de scherpe, maar toch rijke boodschap van dat woord, de wereld dan niet tegentreden, of zij die boodschap horen w i l , of dat zij die boodschap niet horen wil, gedachtig aan het woord van Gods belofte: „Niet door kracht, noch door geweld, maar door mijn Geest zal het geschieden". Heel de geest van de nieuwe vertaling doet vaak denken aan de geest van algehele vernieuwing van alle levenswaarden, die door de gehele wereld gaat; aan de geest van verslapping en vervlakking; aan de geest van veruitwendiging en aanpassing, waarin de Geest van God toch niet kan zijn. B. DE INHOUD
VAN
DE NIEUWE
VERTALING
Vanzelf is het onmogelijk de gehele inhoud van de nieuwe vertaling aan een beoordeling te onderwerpen. Slechts enkele dingen kunnen worden genoemd. Waarom zo vragen wij, zijn bepaalde bijbelwoorden, die de kerk in de loop der eeuwen lief zijn geworden, en vaak tot lering en vertroosting zijn geweest, waarom zijn deze bijbelwoorden nu zó veranderd, dat Gods kinderen er hun eigen bijbel niet meer in terug vinden? Zo b.v. I Petr. 2 : 7 : „U dan die gelooft, geldt dat kostbare", inplaats van: „U dan die gelooft is Hij dierbaar". Is er nu rekening houdend met het verband, strikte noodzaak voor deze verandering? Geldt als één van de hoofdregelen voor het vertalen der Schrift dan niet: „Scriptura scripturae interpres" d.w.z. dat de Schrift voortdurend zichzelf w i l verklaren door middel van deze resonantie. En dan vragen bijbelwoorden ook een bijbelvertaling i n samenhang met de engere en wijdere tekstverbanden waarin zij voorkomen. Zo dient ook het diep geestelijk karakter van Gods Woord te worden gehandhaafd, gelijk dat zo schoon beleden wordt in de Confessio Helvetia posterior. Wij lezen daar in art. 2: Wij erkennen slechts de uitlegging der Schrift als gelovig en echt, die uit de Schrift zelf geput werd, zoals uit de geest van de taal, waarin zij is vervat, terwijl het verband in aanmerking moet worden genomen, en zij verklaard moet worden met heenwijzing naar gelijkluidende en minder gelijkluidende plaatsen, naar de regel des geloofs en der liefde, tot ere Gods en het heil der mensen". Wekt de nieuwe vertaling vervolgens niet de indruk een compromis-vertaling te willen zijn? 13
Waarom werd b.v. de scherpe kant afgevijld van het woord: „verdoemen"? In de statenvertaling lezen wij: „zo is er geen verdoemenis voor degenen die i n Christus Jezus zijn". De nieuwe vertaling echter zegt: „zo is er geen veroordeling, voor hen die i n Christus Jezus zijn". Het griekse woord „katakrina" is hier verzwakt tot alleen maar veroordelen, hoewel dit oordeel, gerekend met heel het verband der Schrift, het zwaarste oordeel is wat maar te denken is, n.1. de verdoemenis! Zo geeft de nieuwe vertaling alleen maar het zwakke woord veroordeling terwijl het woord verdoemen mede het resultaat aangeeft van deze veroordeling n.1. de verdoemenis! Zo schuilt het werk van Christus i n de nieuwe vertaling weg achter een onbepaald oordeel, terwijl i n de statenvertaling het werk van Christus juist hogelijk wordt geroemd, in het dragen van H E T oordeel n.1. van de verdoemenis! Waarom werd vervolgens het woord uit Rom. 5 : 6 „krachteloos" in de nieuwe vertaling vertaald door „zwak"? In de statenvertaling staat: „want Christus, als wij nog krachteloos waren, is te Zijner tijd voor de goddelozen gestorven". In de nieuwe vertaling staat: „zo zeker als Christus, toen wij nog zwak waren, te Zijner tijd voor de goddelozen is gestorven". Wordt hier niet onbedoeld voet gegeven aan het Semi-Pelagianisme? Bezwarend zijn ook de teksten: Jesaja 7 :14 Matth. 1 :18 2 Tim. 3 :16 Jesaja 7 :14 luidt i n de statenvertaling: .„ziet een maagd zal zwanger worden". De nieuwe vertaling heeft echter: „zie de jonkvrouw zal zwanger worden". Hier komt de nieuwe vertaling al gevaarlijk dicht bij de nieuw Amerikaanse bijbelvertaling, die door mannen van uitgesproken modernisme is samengesteld. Deze nieuw Amerikaanse vertaling heeft: „een jonge vrouw zal zwanger worden". Bedenken wij nu, dat de moderne theologie, juist de geboorte van Christus uit een reine maagd i n twijfel trekt, en daarop hun verdere leerbeschouwing bouwt, dan is deze vertaling wel zeer bezwaarlijk. A l zou het hebreeuwse woord: "almah", naar de letterlijke zin door jonge vrouw vertaald kunnen worden, zo geeft Matth. I : 23 toch wel de juiste zin der schrift aan, als daar in navolging van de Septuaginta het woord maagd wordt gebruikt. Ook hier geldt weer, dat de keuze van een bepaald woord, afhangt van de zin der Schrift. Prof. v. d. Meiden, geeft i n zijn rectorale rede dan ook toe: "dit woord wekt verkeerde gedachten op", en vervolgens zegt 14
hij: "de vertaling van Jesaja 7 : 14 moet naar het ons voorkomt, beslist worden herzien". In aansluiting op het vorengenoemde, wijzen wij ook op: Matth. I : 18. In de Statenvertaling staat: "voordat zij tesamen gekomen waren". In de nieuwe vertaling staat: "voordatzij gingen samenwonen". De nieuwe vertaling maakt hier de zekerheid van het maagd zijn van Maria zoek. 2 Tim. 3 : 16 geeft ook een zwakke vertaling. De statenvertaling heeft: " A l de Schrift is van God ingegeven". De nieuwe vertaling heeft: "elk van God ingegeven Schriftwoord". Hier kan de Schriftcriticus dus lezen, dat er ook Schriftwoorden zijn, die niet van God ingegeven zijn. Hier is de nieuwe vertaling verzwakt en geeft zij zeker geen verduidelijking en onderstreping, van het geheel der Schrift, dat zij van God is ingegeven. Wij noemen vervolgens de teksten: Gen. 24 : 63; Dan. 3 : 17; Rom. 3 : 30; Luc. 17 : 21; Hoogl. 4 : 9; Joh. 11 : 33 en 38; 1 Kor. 6 : 20; Col. 1 : 24; Ps. 30 : 12; Ps. 87 : 7; Luc. 15 : 25: In Gen. 24 : 63 lezen wij in de Statenvertaling: " E n Izak was uitgegaan om te bidden i n het veld". In de nieuwe vertaling echter lezen wij: dat hij was uitgegaan om te peinzen i n het veld. In Dan. 3 :17 Statenvertaling staat: " Z a l het zo zijn, onze God die wij eren is machtig ons te verlossen". In de nieuwe vertaling staat: "Indien onze God, die wij eren i n staat is ons te bevrijden". Hier wordt dus de twijfel gesteld aan de almacht Gods. Rom. 3: 30 De statenvertaling heeft: "Nademaal Hij een enig God is". De nieuwe vertaling heeft: Indien er namelijk één God is. Ook hier klinkt de twijfel weer door. Luc. 17:21 De statenvertaling zegt: Want ziet het Koninkrijk Gods is binnen ulieden". De nieuwe vertaling zegt: "Want zie het Koninkrijk Gods is bij u." Hoogl. 4:9 In de statenvertaling lezen wij: "Gij hebt Mij het hart genomen, Mijne Zuster, o Bruid. Gij hebt Mij het hart genomen met een van Uwe ogen, met een keten van uw hals". De nieuwe vertaling maakt er van: "Gij hebt mij betoverd, mijn zuster, betoverd met een blik van uw ogen met een snoer van uw halssieraad". 15
Is dat nu niet zeer onterend, als tot tweemaal toe gesproken wordt van "betoverd". Opmerkelijk is voorts dat geen hoofdletter wordt gebruikt, wanneer de Heere Jezus, als Bruidegom van zijn kerk wordt bedoeld of wordt, aan de geestelijke zin van het Hooglied getwijfeld ? Joh. 11 : 33 en 38 Wij lezen i n de statenvertaling: "Jezus dan, als Hij haar zag wenen, en de Joden die met haar kwamen ook wenen, werd zeer bewogen in de geest en ontroerde zichzelven". De nieuwe vertaling heeft hier: "Toen Jezus hen zag wenen, werd Hij verbolgen". In vs. 38 staat in de Statenvertaling: "Jezus dan wederom i n zichzelven zeer bewogen zijnde". In de nieuwe vertaling staat: "Jezus dan wederom bij zichzelf verbolgen ging naar het graf". 1 Kor. 6 : 20 De statenvertaling heeft: "Gij zijt duur gekocht" Een tekst die i n het hart van al Gods kinderen staat geschreven. De nieuwe vertaling echter heeft: Gij zijt gekocht en betaald. De dure prijs van deze koping is hier niet meer te vinden. Col. 1 : 24 De statenvertaling heeft: "en vervulle i n mijn vlees de overblijfselen van de verdrukking van Christus voor Zijn lichaam, hetwelk is de gemeente" De nieuwe vertaling zegt hiervan: "en vul in mijn vlees aan, wat ontbreekt aan de verdrukking van Christus. Wordt hier de gedachte niet gewekt, dat het lijden, de verdrukking van Christus, niet volkomen zou zijn geweest? Ps. 30 : 12; Ps. 87 : 7; Luc. 15 : 25. In deze teksten wordt vervolgens gesproken over dans en reidans. Zo zou de verloren zoon thuis gekomen zijn onder muziek en dans. Op grond van deze teksten is de dans dan ook verdedigd. Een predikant moest zelfs zijn ontslag worden aangezegd voor het geven van Christelijk onderwijs aan de jeugd, omdat hij op grond van deze teksten de dans had verdedigd. Toch gaat men door, en met een beroep op de nieuwe vertaling werden zelfs christelijke dansverenigingen opgericht. C . D E NIEUWE
VERTALING
MET DUIZENDEN
FOUTEN.
Verschillende andere teksten zouden genoemd kunnen worden, maar dat is niet nodig. De vertaalcomm. van het Ned. bijbelgenootschap geeft zelf toe, dat er duizenden fouten i n 16
de nieuwe vertaling worden gevonden. Alleen in de revisie van de eerste twee bijbelboeken, en een gedeelte van de psalmen heeft men al meer dan duizend veranderingen aangebracht. Geen wonder dat men vraagt: heeft het nu wel zin een nieuwe vertaling aan te schaffen, want als in enkele bijbelboeken reeds meer dan duizend veranderingen moesten worden aangebracht, dan loopt het aantal veranderingen over het geheel van de Schrift wel over de tienduizenden ! De bezitters van de nieuwe vertaling weten dus waar zij aan toe zijn. Zij bezitten een bijbel met tienduizenden fouten. E n nu denk ik weer aan die tekening van die man op dat smalle bergpad. Een diepe bergkloof dreigt met de dood. Iedere stap kan een misstap zijn. Maar hij heeft een lantaarn in de hand. " U w Woord is een lamp voor mijn voet en een licht voor mijn pad". Hoe gevaarlijk als dat licht nu geen betrouwbaar licht zou kunnen zijn. Hoe gevaarlijk voor de kerk vooral, een nieuwe vertaling te aanvaarden, waarvan de betrouwbaarheid nog helemaal niet is vastgesteld ! D . D E CORRECTIE
VAN
EEN
EENVOUDIGE.
Dat al deze fouten niet alleen betrekking hebben op kleine oneffenheden is wel gebleken uit het feit, dat een eenvoudige vrouw de fout ontdekte i n Matth. 15 : 26 en 27. De nieuwe vertaling spreekt daar over "honden" die eten van de kruimels, die van de tafel huns meesters vallen. De statenvertaling spreekt echter van "hondekens", waarmede dan de kleine dieren worden bedoeld, die ook wel in huis mochten komen. Dit verschil in woordgebruik heeft een diepe, rijke, geestelijke achtergrond. Die Kananesche vrouw vroeg een plaats in huis, maar dan als de onwaardigste, onder de tafel, etende van de kruimskens, die van de tafel zouden vallen. Deze correctie van een eenvoudige werd aanvaard en onwillekeurig denken wij aan het woord der Schrift: "Vader ik dank u, dat Gij deze dingen voor de wijzen en verstandigen verborgen hebt, en hebt ze de kinderkens geopenbaard". E. D E N I E U W E V E R T A L I N G E N HAAR
GEVOLGEN.
Dat de nieuwe vertaling allerlei funeste gevolgen meebracht is reeds gebleken. Verdeeldheid in de gezinnen; verdeeldheid in de kerken; verdeeldheid in de scholen. De recht geestelijke leiding wordt al meer en meer onmogelijk gemaakt, en terwille van de kinderen, die in dit klimaat van algehele vernieuwing en vervlakking opgroeien, wordt vaak een consessie gedaan, om dan toch maar mee te gaan. Het kan niet anders ! Wij moeten mee zo wordt gezegd, want anders raken wij de 17
opgroeiende jeugd kwijt. Vanzelf ligt hier een grote moeilijkheid. Des te meer echter is daarom nodig, dat rechte lijnen worden getrokken, niet laveren, maar de wacht betrekken bij een zuivere vertaling van het Woord van God. 't Is erg als wij de jeugd kwijt raken, maar 't is nog veel erger als wij God i n de bediening van Zijn Geest, door middel van zijn Woord, kwijt raken. Vergeten wij maar niet, dat de gevolgen van de nieuwe vertaling zich niet alleen betrekken op een andere lezing van de Schrift, maar ook op een niet meer begrijpen van de geestelijke waarden, die i n de woorden van onze statenvertaling, en i n onze belijdenisschriften tot uitdrukking komen. Vandaar de roep om verandering van onze belijdenisschriften; om verandering van onze formulieren; om verandering van onze psalmbundel. De roep om gezangen. De roep om meer liturgie. De negering van de prediking des woords! In "de Wekker" van 27 November '59 lazen wij over "gevaarlijke devaluatie". Gewezen werd op de ingrijpende waarde vermindering van de betekenis en de functie van het woord van God, i n de Theologie, i n 't leven van de Kerk, en i n het persoonlijk leven. In dit verband, zou ik willen vragen, werken wijzelf niet mee, aan deze "gevaarlijke devaluatie", door waardevermindering te geven, aan de zo met rijke schatten gevuld bijbelse woorden ? Opmerkelijk is vervolgens dat de nieuwe vertaling voor velen al niet nieuw genoeg is. Daar bestaat reeds een verkorte bijbel, maar n u spreekt men reeds over een bijbel i n de taal van de krantenlezer. Philippenzen is reeds gereed gekomen waarin de begrippen van zonde en genade niet meer tot helder licht komen. Zo zegt de nieuwe vertaling i n Phipp. 1 : 29 "want aan u is de genade verleend voor Christus, niet alleen i n Hem te geloven, maar ook voor Hem te lijden". De allernieuwste vertaling heeft echter: "want u hebt het voorrecht ontvangen, niet alleen i n hem te mogen geloven, maar ook voor Hem te mogen lijden". 't Woord genade is hier geschrapt en door het woord: "voorrecht" vervangen. E n zo gaat de vervlakking door, totdat wij straks heel onze bijbel niet meer zullen kennen.
De nieuwe vertaling en de tekenen der tijden 't Is naar het woord der Schrift, dat i n het laatst der dagen, ontstaan zullen zware tijden. E n i n die zware tijden, zal het 18
voor de kerk des Heeren steeds gaan, om de bewaring en beleving van het zuivere Woord des Heeren. Daar heeft de vijand boog en schild, en vurige pijlen op verspild. Gaat de geschiedenis maar na. In de strijd om het Woord Gods, vinden wij door alle eeuwen heen feitelijk één herhaling van het woord dat de satan sprak tot de mens in het paradijs: "is het ook dat God gezegd heeft" ? Op allerlei wijze is deze strijd reeds gevoerd. Niet het minst van de kant van de moderne schriftcritiek, maar het is naar het Woord des Heeren, dat in het laatst der dagen, die strijd op een gecamoefleerde, verchristelijkte wijze zal worden gevoerd. Spreekt de schrift dan niet over dat beest opkomende uit de aarde hebbende twee hoornen, des Lams hoornen gelijk, maar sprekende als de draak? Openb. 13 : 11. Lezen wij ook niet over de vorst der duisternis, die verschijnen zal als een engel des lichts, trachtende ook de uitverkorenen te verleiden. Terecht is daarom gezegd. "De een tracht door kritiek op de Schrift het woord Gods feilbaar te maken, een ander door het bewerken van een nieuwe vertaling". Hoe noodzakelijk daarom, dat i n zulk een tijd, elke bijbelvertaler, van God geleerd en door Gods Geest verlicht, een verantwoorde positieve houding durft aannemen bij de strijd om het Woord van God. Iemand heeft eens gezegd: "elke niet verantwoorde positieve houding bij de strijd om Gods Woord, zal i n de toekomst blijken het relativisme en het modernisme te steunen". Dit blijft gelden ook voor de kerk die haar boodschap heeft te brengen aan de wereld van vandaag. Prof. Dr. J . de Graaf heeft in zijn referaat: "Kerugma en communicatie" gezegd: "de moderne mens w i l het fundamentisme en verlicht dogmatisme niet meer; men moet de wereld tegen treden i n haar eigen taal, men moet de wereld zelf ontmoeten om te leren, hoe te spreken en tegelijk eigen opdracht beter te verstaan. Dan zal de kerk veel i n haar vormen, in spraakgebruik en geloofsvoorstellingen moeten veranderen". Dit aanspreken i n eigen taal zou dan ook een bijbelvertaling eisen in de taal der wereld ! Terecht merkte iemand hierbij op te vrezen "dat bij een zodanige vertaling van het Evangelie, H E T Evangelie, dat niet naar de mens is wordt wegvertaald en dan houden wij een lege schaal over. Dat voert tot nihilisme". Zonder ook maar één van de nieuwe bijbelvertalers in dit opzicht te willen verdenken, willen wij toch or> deze dingen attenderen, om te laten aanvoelen de noodzakelijk voor de kerk, om juist in een tijd van geestelijke verarming, vervlakking en verschraling, de wacht te betrekken bij het zuivere Woord van God! Ook bij het meest zuivere vertaalde Woord van God! 19
Dasz Wort solsst du lassen sten hen", zo sprak Luther eens, en de schrift roept ons op, om ten allen tijde te strijden voor het geloof eenmaal de heiligen overgeleverd Jud. : 3. Geve God, dat van onze Chr. Ger. Kerken daarom gezegd kan worden, wat eenmaal gezegd werd tot de gemeente van Filadelfia: "gij hebt kleine kracht, en gij hebt Mijn Woord bewaard, en hebt Mijn naam niet verlochend.
20