Mag ik even bij je liggen
Mag ik even bij je liggen ben ik even weer bij jou. Ben ik even van de wereld ben je even weer m’n vrouw. Mag ik even bij je liggen ’t Doet me pijn, maar ‘k wil het wel. Ben ik even van de wereld ben ik even in m’n vel. Mag ik even bij je liggen samen denken aan de tijd vol geluk, met kindr’en voorspoed samen denken aan de spijt. Mag ik even bij je liggen zo heel stil; weg van het al. Nu nog even niet meer denken wat de dag van morgen zal. Mag ik even bij je liggen dank je wel, ‘k had even rust. Even lekker, soezen, ruiken ’t verdriet beetje gesust.
©(Marcel Vaandrager) 1 gedicht
Vertrek
© (Adri Hoogenhorst) 1 gedicht
Aan de vooravond van vertrekken hoef je de takenlijst niet af te vinken noch iets te plannen in de agenda’s voor het hele jaar met onbedoelde begeleiding van wat al vaststaat het ritme van de vergaderdata dat je werkzaamheden bepaalt sine Linéa. Aan de vooravond van vertrekken hoef je niets, niets te doen Wat een rust, niets meer te hebben om vanuit te rusten een omgekeerde buitenkans. Aan de vooravond van vertrekken is het vreemd te kijken naar een bureau starend als naar niets, er stonden zoveel bureaus op zoveel plekken slechts een enkele kamer in dit huis was geen tijdelijke werkplek. Zoveel werkdagen,-zoveel hoofden altijd onzeker want resultaten uit het verleden boden geen garantie voor de toekomst. Aan de vooravond van vertrekken stemt een goedmoedige weemoed aaneengeregen nam ik afscheid van weer een taak, een werkplek van weer een collega. Aan de vooravond van vertrekken Tijd om te gaan want stilstaan is teruggaan Aan de vooravond van vertrekken dank ik hen van wie ik niet houdt . zij hielden mij scherp waakzaam en nederig onwetend maakten zij mij sterk de joker, het duizenddingendoekje de oudpapierbak, die precies bij gewichtig worden werd geleegd.
Aan de vooravond van vertrekken dank ik alle collega’s voor het vertrouwen waarin werd gedeeld en geheeld die mijn fysieke gestel niet zagen als een vorm van onmaatschappelijk gedrag opmerkten wanneer het niet ging het “sursum corda” van de een het “welkom in dit theater” als ochtendgroet. Veel dank aan die buitengewone collega die opstond en verstikt uitsprak dat ik “hartstikke goed” was “onbewust bekwaam”mag heten Na deze catharsis wist ik “Ik mag er zijn” onmiskenbare metamorfose. Bijzondere dank aan die collega die in mijn talenten geloofde en een podium bezorgde aanspoorde deze te ontwikkelen nooit durven dromen dat ik nog eens op de KA zou belanden. Aan de vooravond van vertrekken tijd om te gaan er is geen weg terug voor wie blijft stilstaan. ©a3 arts
One moment in time.
©(Rob de Groot)
Ik voel de kracht in mij herrijzen. Een woelige zee wil ik bevaren. Vechten met de golven van mijn gedachten. Zeilen naar een onbekende kust. Het verleden achter mij laten. Slechts verpozen met de kracht van de wind op de schoten. Wegglijden uit een verleden. Ver van het bekende. Los van het onbereikbare. Ik vertrek en zie niet meer om. Op weg naar vrede laat ik alles achter Mijn lijfsbehoud Weg van schijnbare verbindingen, onvervuld verlangen. Geen bitterheid, zwaarmoedigheid, teleurstelling. Ik aanvaard mijn lot Mijn boot doorklieft de hoge golven De wind giert door mijn haren striemt genadeloos mijn gezicht. De zee wil mij tot zich nemen. Zingt: “ga met mij mee naar de rustige diepte”. Hoe lang kan ik de verleiding weerstaan? De storm in mijn hoofd gaat liggen. Ik moet verder. Al was het maar voor de dierbaren die ik beloofde terug te keren Ik twijfel.
3 gedichten
VREEMD
©(Rob de Groot)
In mijn gedachten ontheemd Rust vinden achter de horizon Waar een liefdesgevoel zich ooit ontspon Niet kunnen begeven In een andermans leven Kruipen in de ziel van een ander Het is dan dat ik verander Het willen geven van mijn lichaam en ziel Mijn eigen ik dat mij ontviel Dobberend in de branding heen en weer gaan Mijn volledige overgave aan haar gedaan De verandering heeft zich ongemerkt voltrokken Mijn gedachten aan mijn geest onttrokken Geen weerstand kunnen bieden aan haar aantrekkingskracht Dit ging boven mijn macht Wanhopig proberend hieraan te ontkomen iedere nacht verscheen zij in mijn dromen
Sarajewo
©(Rob de Groot)
Ik dacht aan je vandaag
Een zonnige middag
Ik denk aan jou nu
Woorden
Je zit in mijn hart
vanuit haar hart
Ik krijg je niet verwijderd
Openheid
Jouw plek voor mij is begrensd
Genegenheid
De mijne zonder limiet
Haar ogen
Ik ben gevangen in jou
een schittering
Het beperkt mijn geest
in blauw
Het werkt verlammend
Oplichtend
Ik zoek de nabijheid van je
Sprankelend
Jou langdurig vasthouden maakt gelukkig
Een glimlach op haar mond
Je lichaam verkennen
Hoe mooi is zij dan
ontstijgt kortstondig genot
In al haar kwetsbaarheid
Genot is uiteindelijk vluchtig Samenzijn een oproepbare herinnering voor altijd Zoveel emotie en liefde voor jou in mij Grenzeloos Mijn reis ging verder 11 maanden later een ontmoeting.
Boeken.
©(Cobi Brienen)
1 gedicht
Na een lange nacht in de kast Worden we door het ochtendlicht verrast op Een nieuwe dag is aangebroken En na over leg wordt afgesproken Dat we netjes in het gelid zullen staan Raken niet overstuur met onze rug tegen de muur Ja, we gaan er vandaag weer tegenaan. We willen door u worden meegenomen Ook onder zachte dekens dromen Of open en bloot op het strand Kijk uit, strooi in mijn plooi geen zand Want dat schuurt zo mijn huid En dan vallen er bladzijden uit Laten we welwezen: we worden graag helemaal gelezen. Deelnemen aan het huiselijk leven Wat de mensen zoal beleven Liggend naast een bord spinazie met gehaktbal Zo kom je als boek overal En ben je op de grond:waak voor de hond Hij kan je tanden zetten in je kaft Wees niet bang als hij blaft. Hallo, neem me mee in the plane Laat me niet hier alleen Ook wil ik zijn in de trein Ik wil vliegen, ik wil varen Ik wil opzien baren Met mijn letters overal Niet alleen op het boekenbal.
Fotografe.
©(Jan Bouman)
een duif op je schouder een duif onderweg een ander schuifelt onder de heg tussen peuken en pleisters vindt hij een maal pikt en scharrelt met stil kabaal niemand ziet ze alleen jouw gewapende oog een duif vliegt weg de vliegende koert scharrelduif heeft een nest waar zij kuikens voert.
2 gedichten en speelt met viool mee
Love-song
©(Jan Bouman)
én groot én rood de maan dichtbij, voorbij, voor altijd daar enkele sterren hebben hun licht behouden en twinkelen, stralen als om een hoek de hemel is een donker doek in jouw vervloeit mijn hart dadoem, dadoem dadoem, dadoem dadoem, dadom slaat mijn liefdestrom rood en groot verschijnt de maan schrijft in eigen licht jouw naam
Tijd van leven
©(Hilma Bruinsma)
1 Lang gedicht
Massief sta ik dampend als rijpe dauw en stap naar voren over de drempel naar de schoot der dingen Tijd en licht Schuin hangt het langs de hanenbalken langzaam korrelig Vertraagd druipt het licht langs rag en strijkt geruisloos gedempt overzees geluid in het kielzog Alsof per drup dit licht in tijd te vangen is Storm Storm raast en vervoert wervelt eertijds en nu in woeste oertijd en massa Geurenranseling van grasstoppels en waterlucht bloemkruid en afgerukte bladertakken ontwortelt en beukt in alle tonen: aards, aards! Ik raas en tier en storm laaggronds ruk hard aan wortel en tak, sla vlaag na vlaag en schreeuw scheur, scheur dan kreng en het houdt vast Ik zweet, grom en ga tekeer en nog laat het niet los woest snuif ik mijn houtgeur en leg mij eindelijk neer Golven Langs de kromming van golven ritselen tijdlagen ijldun tegemoet lichtheldere kristallach, flarden, wisselen, gronds geuren, repeterend donker dreunen klapperend doek, klokslagen verspringen bonkend ritme, heden en oud stampen in het karrenspoor Klank De klank rolt van de snaren recht in mijn hart en ik ren en ren naar de overkant het water is dun vandaag En ik ren en ren waar ben ik morgen De tijd snelt heen en weer doorbladert lagen leven
Stilte Ik kom op strakke lijnen aan en stuit op glazen richels scherpzijden randen langs schuine vlakken glijd ik met de lichtstraal als reling alarmbel tinkelt eerst zwelt aan tot strak gonzen dan ineens rimpelloze stilte Feroaring lâns it losse punt Eltse dei rin ik hjir foarby en sjoch asto der stiest. Dei nei dei in oar stik, mar lykas ik tink dat ’k bin, sa sjoch ik dy hjir net. Sist my sizze wat dy wekker hâlt sist my sizze wa ast do bist mat ik nei dy kroepe sa ticht dat ik yn dy sit Wurden lykas de wyn rûzje troch my hinne, sa wyld it wetter tiid, romte, stilte, is dêr yn begjin Kisto dêr sa ea wêze Verandering langs het losse punt Elke dag loop ik hier langs en kijk of jij er staat Dag na dag een ander stuk maar zoals ik denk dat ik ben zo zie ik jou hier niet Zeg jij mij wat je wakker houdt zeg jij mij wie jij bent moet ik in je kruipen zo dichtbij, dat ik in je zit Woorden als de wind ruisen door mij heen zo wild het water tijd, ruimte, stilte zijn daar, in begin Kun je daar zó ooit zijn Xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx Massief sta ik dampend als rijpe dauw en stap naar voren over de drempel naar de schoot der dingen
DE AARDBOL ©(Marja van Hal) >> >> zo stel ik voor: >> is een luchtbel. >> KNAL! >> Gevuld me losse woorden. >> >> Ze rollen overal >> in, op, tussen, >> je probeert ze te grijpen >> maar je kan er niet meer bij! >> >> Ik loop met de dolfijn >> in mijn armen >> de trap op: >> eindeloos >> dichter bij >> het hemelwater. >> De zee >> is bijna leeg. >> Op het dak staat >> de coelacant: >> vastgenageld. >> In de kelder >> krioelen de k(r)akende krokodillen. >> >> MAAR WAAR IS DE ZAAL >> MET WILDE PLANNEN? >> >> Een man/vrouw van de wereld >> moet je zijn! >> Ondertussen is er van alles >> aan het vergaan: >> vaste bllik >> en automatische banaan >> klapsigaar en apenhaar. >> Of is het apehaar? >> >> Attention: >> Nous sommes à la centre >> de la civilisation!
3 gedichten
>> XXXY ©(Marja van Hal) >> >> Mevrouw X >> heeft haar man uitgezet. >> Of misschien zat er >> wel nooit een knop op. >> Sindsdien wast zij haar handen. >> >> Mijnheer X >> heeft een geheime verhouding >> (die had hij al) tussen haakjes >> in zijn schuur >> met zijn gereedschap >> aan de muur. >> >> Mijnheer X >> knutselt de hele buurt >> aan elkaar. >> >> Mevrouw X >> doet niet aan handwerk, >> zij kijkt tv. >> >> De kinderen X, >> (twee: een jongen en een meisje) >> leven een béétje >> maar zijn meestal >> niet thuis. >> >> Zij zitten meestal op school >> zich te vervelen. >> Dat is leuker dan thuis: >> Echter. >> Officiëler! >> Zij tarten iedere autoriteit. >> Zij willen vooral en overal >> een eigen mening. >> >> Alex, de hond >> is eigenlijk de allerleukste >> van het hele stel! >> Kijk toch eens! >> Hoe hij speelt en springt! >> Ook heeft hij altijd honger. >> >> De volière is helaas helemaal dood. >> Iedereen vond het >> te veel werk. >>
>> Het gezin X >> eet héél gezond, >> veel verse groenten >> en weinig vlees >> en verder >> veel flauwe >> en vooral rigide grappen! >> >> Wij laten het gezin X >> nu maar verder met rust. >> Wij gaan het hier niet hebben >> over oma’s en opa’s ja! >> >> Attention! >> Turn to the left, >> turn to the right. >> Nous sommes à la centre >> de la civilisation.
Noirette. ©(Marja van Hal) >> >> Mag ik bij je komen, >> in Bloemendaal? >> Ik zal naast je liggen >> en je hoofd vasthouden >> >> We zullen blazen tegen >> het gat in de nacht >> en ook neem ik Jazz mee, >> die kan blazen als de beste >> (hij heeft namelijk gouden (h)oren(s). >> >> Er komt dan zeker >> niets harigs en zwarts >> meer uit die zee: >> >> ik zal lief zijn >> en niet huilen. >> >> Hoofdzuster! >> Alles draait! >> >> LE BORDEL! >> >> Ladders in haar kousen >> en gaten in haar ziel. >> Een stoplap waar geen zonlicht >> meer door viel. >> >> Ladders naar de hemel. >> De kelderdeur op slot. >> Water door de gaten >> want de bodem is kapot >> >> De droom om te sterven. >> Een hand die niet raakt, >> al zeker geen ander, >> nog naakter op straat. >> >> Ik zou je willen strelen >> Ik weet me geen raad. >> Misschien kan ik God vragen >> of hij muziek voor je maakt. >> >> —————————————————————————————————————
Bevrijding
©(Jaap van Dijken)
1 gedicht
Dit nooit meer wij hebben hiervan geleerd met schaamrood op je kaken kun je zien wat wij ervan maken: feest vieren terwijl dieren mensen kun je ze nog amper noemen gestapeld in boten op zoek naar vrijheid wij die de oorlog niet meer kennen zullen eraan moeten wennen vrij zijn vraagt offers wij staan helaas achteraan Nederland is wel bevrijd zonder te beseffen het treft anderen hier niet zo ver vandaan geef ons een bestaan jullie zijn bevrijd zij, wij, jij en ik zien hoe het leidt tot lijden dat zich keert wie is degene die zich verweert opstaat tegen onvrijheid opstaan tegen mensenhandel opstaan tegen misdaadsyndicaten wat valt er hier te vieren? Last alle feesten af geef leven aan hen die geen leven hebben los op wat je hebt aangericht hoe kun je met een blij gezicht bevrijding vieren terwijl de wereld in brand staat neem verantwoordelijkheid wij zijn bevrijd! Dat is een dure les geweest blijkbaar valt het niet te leren de wereldopinie om te keren wie geeft ons het recht hen te ontzeggen waar wij trots op kunnen zijn leven in vrede, er is genoeg voor iedereen
toekomst, toekomst, toekomt hen veiligheid, een dak boven hun hoofd, te eten en te drinken, werk voor hen die kunnen dan kunnen wij bevrijding vieren de vredesboom staat in het midden hand in hand uit alle landen laten wij de ander zien je bent gezien je mag er zijn doe met ons mee wij willen de oorlog niet meer leren smelten wapens om om te kunnen ploegen op een andere aarde die niet gekleurd wordt door bloed waar menswaardigheid de maatstaf is zo vieren, zo kunnen wij bevrijding vieren.
De Spaanse kogel ©Leo van der Laan
(een rijmverhaal) Naar Montfoort fietsten zij, omdat daar, naar verluid, een stenen kogel in de stadsmuur hing, die, in een oorlog van wel tachtig jaren, geen bres had kunnen slaan, waarom dit projectiel nog dagelijks bewonderd werd door duizenden toeristen overal vandaan. Jan droeg een zakmes aan zijn riem om onderweg een appeltje te schillen. Peter een gloednieuw regenpak voor als het weer mocht tegenzitten. De kleine Harry had uit voorzorg bandenlichters meegenomen en Rudie had een gulden los op zak. Ze fietsten vrolijk twee aan twee en zongen in wat leek op Engels, vier Goudse bengels, die op hun vrije woensdagmiddag de regio verkenden. Na het passeren van het stadje Oudewater begon de kleine Harry plotseling te hijgen, omdat hij naar zijn aard een angstig ventje was. De vrienden stelden met elkaar een diagnose: hij zal wel weer een aanval van bronchitis krijgen. Dus stelde Peter voor om even uit te rusten en stapte zwetend uit zijn regenpak dat hem gedurende de tocht steeds meer was gaan vervelen. Jan had zijn fiets tegen een boom gezet, daarna zijn mes en appeltje ter hand genomen om deze vrucht heel accuraat te vierendelen. ‘Gaan we terug of gaan we verder?’ vroeg Rudie met zijn hoge stem. ‘Ik wil per se die Spaanse kogel zien, maar wat doen we dan met hem?’ Hij wees naar kleine Harry die last had van de hik en smeekte
(1 gedicht)
om terug te gaan, te meer nu hij zich hijgend in zijn stukje appel had verslikt. ‘ Laten we eerlijk stemmen’, klonk het uit Peters mond. Hij keek de kleine Harry aan, die het allang niet leuk meer vond. Wie naar de Spaanse kogel wil, komt naast mij staan en wie blijft zitten, wil naar huis toe gaan.’ Twee bleven zitten in het gras, Eén vriend ging naast hem staan. Dat was natuurlijk Rudie, die aangegeven had dat hij wèl verder wilde gaan. De stand was twee om twee en goede raad was duur. Jan was in ‘t gras gaan zitten en ging met Harry mee terug. Daarna ging onverwacht ook Peter voor de hijger door de knieën. alleen Rudie bleef staan. Maar toen de drie naar huis toe keerden, reed hij er alsnog achteraan. Ze fietsten opgewekt het dorpje Haastrecht binnen, toen plotseling gesis klonk van een lekke band. De band van Peter had de geest gegeven. Bedremmeld stond het viertal met hun fietsen aan de hand. De kleine Harry zwaaide dapper met zijn bandenlichters, maar daarmee krijg je echt een lek niet dicht. We moeten in het dorp een fietsenmaker zoeken en vragen of hij Peters band wil repareren. ‘Ik moet voor zes uur thuis zijn om mijn topografie te leren.’ ‘Maar wie moet dat betalen? Ik heb geen cent’, riep Peter overstuur. Jan voegde er cynisch aan toe: ‘Tja, vakmensen zijn duur.’ Toen diepte Rudie met een triomfantelijk gebaar spontaan de gulden uit zijn zak en sprak dat elke fietsenmaker voor dit geld
‘
bereid zou zijn minstens twee gaten dicht te plakken. Gelukkig ging de fietsenmaker voor Peters lek met dit bedrag akkoord, maar toen zij hem terloops vertelden van een Spaanse kogel in Montfoort, had hij daar vreemd genoeg nooit van gehoord. Nadat de band geplakt was, vervolgden zij hun weg om na hun thuiskomst iedereen hun wederwaardigheden te vertellen, In het bijzonder van hun plan die middag met betrekking tot Montfoort, omdat daar, naar verluid, een stenen kogel in de stadsmuur hing, die, in een oorlog van wel tachtig jaren, geen bres had kunnen slaan waarom dit projectiel nog dagelijks bewonderd werd door duizenden toeristen overal vandaan. De vier zouden hun leven lang van deze kogel blijven dromen, omdat ze bij de muur in Montfoort nooit zijn aangekomen.
De zee, het spel
(Hestia Peek)
1gedicht
Over zwijgzaam groen rollen de golven Kleine kabbelingen in heldere klanken Ze breken de toetsen van blauwgrijs Verdwijnen vluchtig, zonder gerucht De noten klimmen, zoals de zon Stijgen tot ijle hoogte en staan stil Stromende tonen, vloeiende tinten Strijkend licht en schrille strijkers In de schakeringen weerklinken Levendige waterlelies van Monet Stipjes daglicht drijven in gedachten Vlotte verfstreken duiken plotseling op Tot de donkere wolken Zich in het water wentelen En stralende ruggen afmatten Door er dreigend boven te zweven Dan duizelingwekkende glinsteringen Die fonkelen in verblindende overvloed Het licht tovert toetsen in alle tonen De stille, felle zon verovert de zilte zee Zolang de zonnegolven van zo-even Nog zichtbaar schijnen aan de einder Blijven de vele spetterende vlekjes Met kleine twinkelingen spelen Ze trillen, sidderen in rimpelingen Gaan geleidelijk van deinen tot dansen Zwellen aan, zwelgen; het wassen van water En slaan over, rollen om, tot de stilte stroomt In het wegebbende vergezicht Klinken traag de laatste kleuren Ze dringen door tot in de diepte Om eindeloos te worden gewiegd
©Hestia Peek Geïnspireerd op ‘La Mer’, deel 2, ‘Jeux de Vagues’ van Claude Debussy.