Voer voor de goede wolf
7 DE BRUG VAN DE KONINGIN
I
De wekker k ben al even wakker van het heen en weer geloop naar toilet en douche in de vroege morgen. Die staan in dezelfde ruimte, niet echt handig. Om half zeven roept de vrouwenstem opnieuw, waarschijnlijk de Spaanse versie van “uit je toddenhoop, allemaal!” En floep.. het licht springt weer aan. Bij het toilet en de douche is het ineens kaartjes trekken.
Om stipt zeven uur komt het nonnetje (ik neem tenminste aan dat ze dat is) terug. Het is net een oud kaboutervrouwtje. Ze is werkelijk minuscuul van lengte (ze kan geheid onder mijn oksels doorlopen) en heeft een gezicht vol diepe groeven. Maar je zet haar niet aan de kant. Iedereen die zich nog een keer lekker omgedraaid heeft, rammelt ze uit bed. En ze kijkt er bijzonder streng bij. Het prijskaartje In het portaal van de albergue zit een Canadese vrouw haar vele blaren door te prikken. In het gastenboek staat een keurige tekening van een voet waarop ene Alejandro met rode vlekken ingekleurd heeft waar hij overal blaren heeft. Het zijn er vijf (!), aan z’n linker voet alleen al. In totaal komt hij op acht. Daarmee is hij dan wel de trotse recordhouder van zijn clubje, zo staat erbij. Nóg beroerder staat een Braziliaanse jongen van 23 ervoor. Zijn voeten zijn werkelijk een ruïne. Hij is naar de dokter ge-
107
108
De brug van de koningin
weest. Die doet er niets aan en heeft hem doorverwezen naar het ziekenhuis… En die dokter heeft tegen hem gezegd: “Houd er serieus rekening mee, dat je camino ten einde is.” Nú al! Na dag 3 !! Nadat je van zóver gekomen bent. San Cernin Voordat we echt vertrekken wil ik eerst de San Cernin kerk nog even bekijken. 13e eeuw. Van buiten is het net een fort, maar van binnen is dit ook een prachtig kunstwerk (als je tenminste je aangeboren afkeer voor goud en glitter, krulletjes en frutseltjes voldoende weet te onderdrukken; zie vorige bladzijde). De route voert ons via een park en de citadel de stad uit. Die citadel is eigenlijk een merkwaardig ding. Normaal gesproken liggen deze fortificaties boven op een berg. Deze is bijna vlak en steekt nauwelijks boven het maaiveld uit. In feite is het niet veel meer dan een versterkt grachtenstelsel. Gods palet Op een gegeven moment zien we een merkwaardig kleurenspel in de lucht: dunne wolkjes in de zachte pastelkleuren van de regenboog. Heel apart. Ik heb zoiets eigenlijk nog nooit gezien (en ik heb
toch al aardig wat meteorologische verschijnselen mogen aanschouwen). Het kan geen deel van een regenboog zijn. Het is namelijk richting het zuiden, dus tegen de zon in. Ik kan geen betere verklaring bedenken dan dat het een miniem stukje van een soort halo rond de zon is, gevormd in een paar slierten sluierbewolking. De Zoete Inval In eerste instantie lijkt het barretje waar we even gaan rusten op een soort bejaardensoos. Allemaal oude mannetjes. De kastelein is een massief figuur: grote dikke baard en een enorme buik. Hij kan eigenlijk niet fatsoenlijk achter de bar uit komen. Telkens klemt hij zijn pens tussen de toog en de standaard met chipzakjes. Die bar zou zomaar De Zoete Inval kunnen heten. Binnen de kortste keren is het er hartstikke druk op deze zonnige zaterdagmorgen. Nóg meer oudjes, hele families en zelfs groepen jongeren. Jan en alleman komen en gaan. Jan en alleman kruipen ook gewoon achter de bar en bedienen zichzelf. Geweldig! Hoe meer volk er is, hoe rustiger de kastelein het krijgt. Doe maar alsof je thuis bent en pak maar wat je hebben wilt!
Voer voor de goede wolf
En die oudjes? Och, die zitten daar maar, die keuvelen wat en kijken heel content toe. Uitbreiding Een eindje buiten de stad herken ik de plek waar onze eerdere fietsroute eerbiedig afboog voor de Alto del Perdón, een met windturbines volgeplante heuvelrug. De camino zelf gaat stug rechtdoor. (Te voet gaat het vooral om afstand. Omhoog en omlaag zijn bijkomstigheden, althans meer dan met de fiets.) Daar halen Paulo en ik twee jonge vrouwen in, eentje uit Zuid-Afrika en eentje uit Israël. Ze zijn beiden net gestart, hier in Pamplona, en alles is nog een beetje onwennig. Paulo knoopt een gesprek aan met die Zuid-Afrikaanse en ik loop verder op met Reuma (uitgesproken als Reejoema) uit Tel Aviv. Ze is net afgestudeerd als filmproducent.
Gaandeweg het gesprek laat ik me een paar keer verbaasd uit over hoeveel dingen ze al meegemaakt heeft in haar leven. “Hoe oud denk je dan dat ik ben?” Ho! Voorzichtig zijn, Jan! “Eh… ik zou zeggen midden twintig. Maar de manier waarop je het vraagt… Eind twintig misschien?“ “Ik ben 37!” Ongelooflijk! Ik heb me zelden zó in leeftijd vergist. Kibboets Reuma vertelt dat ze opgegroeid is in een kibboets, een leven dat haar absoluut niet beviel. “Je zag je eigen ouders overdag nauwelijks. En ‘s avonds trouwens ook niet. Kinderen sliepen niet eens bij hun eigen ouders in huis, maar in aparte ruimtes. Je ouders kwamen je alleen even naar bed brengen.” Ze vindt het ongelooflijk dat zoiets zomaar klakkeloos van de kibboetsleiding geaccepteerd werd. “Maar iedereen was
109
110
De brug van de koningin
zó volgzaam en kritiekloos, vooral mijn vader. En alles was zó strikt geregeld. Alles! Tot en met kleding aan toe. Je had ook geen persoonlijk inkomen, ook mijn moeder niet, die toch gewoon een reguliere baan had, buiten de kibboets. Dat maakte het ook een soort gevangenis. Je kon niet weg, want je had geen rooie cent. Pas na 1970 is dat iets veranderd. Vanaf toen kreeg je wat geld mee als je de kibboets wou verlaten. Maar ook niet veel.” Ik ben daar zeer verbaasd over: “Bij ons heeft het woord ‘kibboets’ juist een romantische klank. Toen ik jong was gingen mensen in hun vakantie uit een soort idealisme op zo’n kibboets werken.” “Nou, ik verzeker je, er is weinig romantisch aan. Ik herinner me mijn jeugd vooral als heel koud.” De film Terwijl we geleidelijk aan hoger en hoger stijgen, vertelt Reuma uitgebreid over de film waar ze mee bezig is, een documentaire over Kfar Etzion. Dat is een Joods dorpje dat in 1943 gesticht is. Haar grootouders hebben het mee opgezet. Een jaar vóór de onafhankelijkheid werd door de Verenigde Naties het zogenaamde Scheidingsplan voor Palestina aangenomen. Toen werd duidelijk dat Kfar Etzion net buiten het toekomstige Israël zou gaan vallen. Vrijwel meteen begonnen de aanslagen. Konvooien die in hinderlagen werden gelokt en meer van dat soort dingen. Dat werd erger en erger en al gauw werd besloten om de vrouwen en kinderen te evacueren. De mannen bleven. In de lente, nog steeds een half jaar vóór de onafhankelijkheid, werd Kfar Etzion omsingeld door het Arabisch Legioen. Officieel viel dat legeronderdeel nog steeds onder
het gezag van de Britten, maar dat bleek in de praktijk nergens meer uit. Ze hebben nog op allerlei manieren geprobeerd om het dorp te bevoorraden, zelfs met kleine vliegtuigjes die dan op een schoongemaakt stuk grond landden, maar er kwam bijna niets meer door. Uiteindelijk, toen de situatie volkomen uitzichtloos was, hebben de mannen zich overgegeven. Ze zijn bij elkaar gedreven (daar zijn nog foto’s van gemaakt) en vervolgens hebben die Arabieren er een machinegeweer op gezet. “Allemaal dood, 157 mannen. Waaronder mijn grootvader. Terwijl ze zich overgegeven hadden!” Hun lichamen zijn daar anderhalf jaar blijven liggen. Toen pas kreeg een rabbi toestemming om hun beenderen op te halen. Ze zijn in Jeruzalem begraven. Dat is later de officiële militaire begraafplaats geworden. Maar het verhaal is nog niet klaar. Het heeft ook nog een keerzijde, een nóg zwartere keerzijde. Tijdens de Onafhankelijksoorlog (eigenlijk zelfs enkele dagen ná de wapenstilstand) heeft een Israëlisch commandobataljon wraak genomen op een Arabisch dorpje. Daar zouden de daders van de slachting van Kfar Etzion wonen. Dat dorpje is toen ook uitgemoord. De meest voorzichtige schattingen hebben het over 80 doden. Andere bronnen noemen het getal 455. (Dan kunnen we wel de wenkbrauwen fronsen over die heetgebakerde volkeren in het Midden Oosten, maar in diezelfde periode hebben Nederlandse militairen een soortgelijk oorlogsmisdrijf begaan: Rawagede, Indonesië, 1947). Wat een verhalen! Daar gaat zij nu een film over maken. Maar dat is gemakkelijker gezegd dan gedaan. Het bijeen scharrelen van centen is een bijzonder moeizaam proces, zegt ze.
Voer voor de goede wolf
“Tot nu toe is zowat alle geld besteed aan opnames van interviews met de weduwen en enkele andere ooggetuigen. Die zijn intussen stokoud. Dat kan niet wachten.” Geschiedenissen over gruwelijke bloedbaden op de meest vreedzame weg die denkbaar is. Overal om je heen een pastoraal landschap. Hoe groot kan het contrast tussen vorm en inhoud zijn?
hij van zijn geloof af zou vallen. De pelgrim weerstaat [natuurlijk!] deze verleiding. Als beloning voor zijn standvastigheid ondanks hoge nood verschijnt vervolgens Sint Jacobus ten tonele, gekleed in het habijt van zijn eigen orde. De apostel toont hem deze Bron van Regiena en geeft hem uit een Jacobsschelp te drinken. Jajaja! Je zou er bijna een slok van nemen,
Het is net of de dood op een of andere manier bij dit pad hoort. Amper hebben Reuma en ik een ander, wat luchtiger, onderwerp aangesneden, of we stuiten op wéér een monument voor een overleden pelgrim, een Belg deze keer. Ook dit gedenkteken is erg simpel van opzet. Reuma herkent er een zevenarmige kandelaar en een kruis in. Ik vraag me af of de gebruikte materialen iets met zijn beroep te maken hebben, of hij iets in de metaal deed of zo.
maar ondanks de zegening van Jacobus vertrouw ik het water in mijn bidon toch meer.
Fuente de Regiena Vlak voor de top passeer je een bron. Het ding stelt niets voor, maar de legende erachter is prachtig, zo’n typisch caminomirakel: Het gaat over een totaal van zijn krachten beroofde, smachtende pelgrim, een monnik. De duivel verschijnt en biedt hem aan de weg naar een bron te wijzen. Mits… mits
Alto del Perdón Bovenop de kam is een kunstwerk opgesteld door de elektriciteitsmaatschappij die de windmolens beheert. Het stelt een ouderwetse pelgrimsstoet voor. Op zich een aardig idee, maar de uitvoering is wat simpel, van verroest plaatstaal. Aan staketsels prijken sterren. Dat moet de Melkweg voorstellen die door de pelgrims gevolgd wordt. In esoterische kringen mag men namelijk graag geloven dat de camino veel ouder is dan Jacobus, laat staan de ontdekking van zijn graf. Dit pad zou in prehistorische tijden al bewandeld zijn door mensen die de Melkweg volgden naar het Finis Terrae, het Einde van de Wereld, in de vorm van een kaap die als een vinger in
111
112
de Atlantische Oceaan steekt. Nu heet het daar nog steeds Fisterra of Finisterre, afhankelijk van wiens taal of dialect je wilt spreken. Net zoals Kerstmis in feite de christelijke versie van het heidense midwinterfeest is, zo zou ook deze aloude weg gewoon door de kerk ingepikt en met een katholiek sausje overgoten zijn. Geen idee wat daar van waar is. De Melkweg zou de mensen toen geleiden naar dit allerverste uiteinde. Dat verhaal kan in ieder geval regelrecht de romantische prullenbak in. Het volgen van de Melkweg is de efficiëntste methode om met zekerheid al op dag 1 hopeloos te ver-
dwalen. Sterrennavigatie zit echt wel wat ingewikkelder in elkaar dan het simpelweg aanhouden van de richting van de Grote Streep. Wat van bovenaf een vlakte leek, blijkt eenmaal weer beneden een glooiend landschap te zijn. Eunate, koningin onder de kapellen De kapel van Eunate was de plek waar ik toentertijd met Henk voor het eerst het idee kreeg dat we iets fout deden, dat het anders moest. Een arcade met 35 boogjes omgeeft de achthoekige kapel uit de 12e eeuw, sereen pas-
Voer voor de goede wolf
send in de natuurlijke kleuren van het landschap. De ingetogen schoonheid van deze romaanse kapel is moeilijk te beschrijven. Ze ademt rust en eenvoud en heeft tegelijk een ongekende zeggingskracht. Het is waarschijnlijk van oorsprong een begrafeniskapel voor pelgrims die vroegtijdig de eeuwigheid verworven hebben en hier begraven liggen. De muren tonen merktekens van de meester-metselaar. Het bewijs dat je met eenvoudige vormgeving en de juiste verhoudingen tot een heel elegant geheel kunt komen, wordt niet alleen buiten geleverd. Ook van binnen biedt de kapel prachtige architectuur,
zonder dat er allerlei opsmuk aan te pas komt. Eigenlijk is er maar één opvallende dissonant: er zit een merkwaardige asymmetrie in de gewelfbogen van de koepel. Die eerste keer heb ik hier een hele tijd binnen gezeten, met mijn gedachten bij ons thuis, in een heel relaxte mood, echt genietend van het moment. Deze kapel ademde een bijna hemelse sfeer uit. Maar helaas, het kon niet eeuwig duren. Henk was al zó lang weer terug buiten. Ik had al erg veel geduld van hem gevraagd, dacht ik. Jammer. We hadden gewoon teveel haast.
113
114
De brug van de koningin
Soms moet je de herinnering de herinnering laten. Toen ik met Ine hier terugkwam, was de sfeer toch heel anders. Van die weldadige rust was toen geen sprake. Het was een voortdurend komen en gaan van dagjesmensen. Niet in gigantische aantallen, maar toch. Een groep mensen hield een soort mini-bedevaart door op zijn sokken driemaal rond de kapel te lopen. Binnen was het niet weldadig koel, zoals die eerste keer, maar eerder kil. En er was ook geen muziek. Nee, zeker niet diezelfde betovering. Desondanks bleef het een heel bijzondere plek. Positieve discriminatie Bij de kapel van Eunate staat een huis. Bij de deur hangt een bordje. Het opschrift komt globaal neer op: Bent u een pelgrim, aarzel dan niet om ons een gunst te vragen. Bent u een toerist: respecteer dan onze privacy en val ons niet lastig. Nu, de derde keer, is er geen Eunate. De kapel ligt op het einde van de vierde route door Frankrijk, vlak voordat alles bij elkaar komt. Voor de Camino Francés is het een blokje om, hoogstens twee, drie kilometer. Ik zou er dolgraag weer langs gaan. Maar mijn voeten schreeuwen: WAAG HET NIET!!! Paulo’s voeten spreken soortgelijke taal en Reuma is hier helemaal niet voor de cultuur. Jammer! Eunate hoort er echt bij. De boodschap Fred is een Hollandse jongeman, ook met de nodige voorervaring op de camino. Hij loopt in een groepje met een Duitse studente, een oudere Amerikaan (Anton) en een vrouw uit Wales. Hij vertelt een soort
verhaal dat me altijd argwanend maakt, maar dat me tegelijkertijd fascineert. Het is zo’n raar ‘er is meer tussen hemel en aarde’ verhaal. Op zijn eerste camino ziet hij op een gegeven moment een vrouwelijke pelgrim uit een bus stappen. Zij blijkt een IJslandse te zijn en loopt even met hem op. Min of meer plompverloren vraagt ze hem of hij in geesten gelooft. Fred antwoordt bevestigend. “Ik krijg namelijk een boodschap door”, zegt zij. “Voor jou!” Het is een bericht van een man. Het lijkt op een mantra, een soort repeteer-zang op de grens van een toverspreuk en een gebed. Fred zingt het onderweg vaak, zonder zich de betekenis goed te realiseren. Ongeveer een week later krijgt Fred bericht dat zijn mentor op het werk plotseling overleden is, en intussen ook al begraven. Met hem heeft hij elke maand contact gehad. Het zijn zakelijke gesprekken over groeicijfers, commerciële kansen, méér winst, en dat soort dingen. Ooit, tijdens één van die gesprekken, heeft die man hem gevraagd: “Hou je wel van jezelf?” Fred weet daar niet goed raad mee. In ieder geval is hij niet supergelukkig in dat harde, zakelijke financiële wereldje. Weer een week nadien komt Fred die IJslandse vrouw opnieuw tegen. Hij vertelt haar wat er met zijn mentor gebeurd is. “Dat was hem!”, antwoordt die vrouw. Dat was die man van die boodschap. Als Fred dan terugrekent, ontdekt hij dat die eerste ontmoeting plaatsvond op de dag van diens overlijden, toen hij net dood was… En de betekenis van die mantra? Mensen houden van jou… Ik weet nooit wat ik hiermee aan moet. Zijn het gewoon toevalligheden die in de
Voer voor de goede wolf
schijnwerpers gezet worden door mensen die voor paranormale zaken gevoelig zijn? Zijn het misschien zelfs kant en klare verzinsels, om interessant te doen? Maar ik neem aan dat Fred hier niet staat te liegen. Of zijn het…? Ik sta in ieder geval altijd heel sceptisch tegenover het fenomeen medium. Waarom zijn ze altijd zo vaag over hun ‘contacten’? Waarom is het “iemand met een B in zijn naam”? En als de klant dan raadt dat het om ome Bert gaat, beamen ze dat. Waarom vertelt die geest hen niet gewoon dat hij Bert heet, in plaats van hen een raadsel op te geven? En waarom gaat het in die signalen van ‘gene zijde’ bijna altijd over pietluttigheden? Mind you, dit zou het wettelijke en overtuigende bewijs moeten zijn van iets magistraals als een leven na de dood, of minstens toch een vorm van voortbestaan. Waarom wordt dat ‘bewijs’ dan geleverd met onnozele prietpraat over het hinken van de kat? Persoonlijk heb ik in dit soort dingen helemaal geen ervaring. Het enige rare dat ik als jongen ooit meegemaakt heb is een merkwaardig bezoek aan een oogarts. Ik was naar hem toegestuurd door de ziekenzuster van het internaat waar ik toen op zat. Zijn praktijk was in een oud, donker huis met houten lambriseringen. De man was van Indonesische komaf. Als de telefoon ging, nam hij eerst een kladpapiertje in zijn handen en nam dan pas op. Hij raakte de hoorn zelf niet aan. Die man, die ik nog nooit ontmoet had, bleek van alles over me te weten: dat ik uit een klein dorpje kwam. (Ach, dat werd wellicht verraden door de vele fragmenten dialect in mijn uitspraak). Dat ik een boerenzoon was. (Dat kon dan vervolgens een aardige gok geweest zijn). Dat ik de
oudste was thuis. (Dat was in het katholieke zuiden al minder waarschijnlijk.) En zo nog een paar zaken. Allemaal kleine en misschien zelfs voor de hand liggende dingen. Maar de hoeveelheid, zonder ook maar één enkele misser, oversteeg de wetten van de kansberekening absoluut. Wat is dat geweest? Een soort gedachtelezen? Een simpele truc? Slinks ontfutselde informatie toen de ziekenzuster de afspraak regelde? Maar waarom zou zo’n man die moeite doen? Waarom zou hij indruk willen maken op een onbekend 15-jarig jongetje dat één keer op consult komt om een bril aan te laten meten? De introductie Anton is een goedmoedige, vriendelijke en bescheiden Amerikaan. Zijn voornaam duidt op Duitstalige voorouders. Klopt. Zijn familie komt oorspronkelijk uit Oostenrijk. Anton is lid van een Shambhala Boeddhistische gemeenschap. Hij geeft
115
116
De brug van de koningin
ons uitleg over de geest van die stroming. Voor mij zijn het allemaal nieuwe termen, die ik zeker niet ten volle begrijp: de lotusbloem als symbool van een reine en pure geest, de lotustuin als het zinnebeeld van het opperste menselijke bewustzijn. Wat me bij blijft echter zijn de uiterst positieve grondgedachten. Het gaat allemaal over toekomst, een beter mens worden, de mogelijkheden van eenieder om tot bloei te komen, enzovoort. Hij heeft ook een mooi spreekwoord voor mensen die vanuit een achterstandsituatie moeten beginnen; of na een grote terugslag opnieuw omhoog moeten zien te kruipen: Een lotusbloem groeit in de modder. Negatieve discriminatie Een van de eerste gebouwen van Puente la Reina is een albergue. Een bordje geeft
aan dat de tent al vol zit. Geen nood, er zijn er hier meerdere. De volgende blijkt inderdaad nog volop plaats te hebben. Volle albergues (dat speelt normaliter alleen midden in de zomer wel eens) zijn een beetje de keerzijde van de populariteit van de camino. Je hoort wel eens klagen dat met name de jongeren er een soort wedstrijd van maken. ’s Morgens vroeg op stap, dan snel doorlopen en onderweg eigenlijk nergens voor stoppen. Enkel en alleen om als een van de eersten in de volgende albergue te zijn en je zo te verzekeren van een bed. Want in die albergues gelden wat toewijzing betreft twee simpele wetten: wandelaars gaan voor fietsers, en die eerst komt eerst maalt. Die eerste regel is heel terecht. Als een fietser bij overbezetting door moet rijden naar het volgende dorp, is hij daar met een kwartiertje of zo. Voor een vermoeide wande-
Voer voor de goede wolf
laar betekent dat al gauw een vol uur verder sjouwen. Die Spaanse stadjes zijn echt mooi! Puente la Reina heeft ook weer zo’n prachtige hoofdstraat. De lange Moorse bezetting van het land heeft natuurlijk haar sporen nagelaten, ook in de cultuur. Het portaal van de Jacobskerk is romaans, maar de Moorse invloeden zijn onmiskenbaar. Toen Henk en ik hier de eerste keer kwamen, ontdekten we boven op de toren een ooievaar op zijn nest. We vonden dat toen zoiets bijzonders dat we er snel een foto van maakten, ondanks dat dat beestje maar half zichtbaar was. Wisten wij toen veel. Al gauw zou blijken dat in Spanje juist een toren zónder ooievaar bijzonder is.
Aan het eind van de Calle Mayor loopt de route over de 800 jaar oude stenen boogbrug over de Río Arga. Dit schitterend authentiek en asymmetrisch stuk metselwerk werd vervaardigd in opdracht van koningin Dona Mayor, echtgenote van Sancho de
117
118
Sterke, om de vele pelgrims een natte overtocht te besparen. Aan deze brug heeft het stadje zijn naam te danken: Puente la Reine, Brug van de Koningin. Zo’n brug was destijds werkelijk een enorme verbetering, zeker als we onze grote vriend Picaud van de Codex Calixtinus mogen geloven (hoewel er dus wel enige reden bestaat om aan zijn objectiviteit te twijfelen). Hij schrijft over de veerlui onderweg: Hoewel de rivieren tamelijk smal zijn, hebben die lieden de gewoonte om een muntstuk te eisen voor elke persoon, rijk of arm, die zij overzetten. En voor een paard persen ze je op een onwaardige en gewelddadige manier er zelfs vier af. Hun boten zijn klein, gemaakt van een enkele boomstam, slecht toegerust om een
paard te vervoeren. Bij het instappen moet je dus goed opletten om niet in het water te vallen. Dan geeft hij enkele goede tips: Je doet er slim aan om je paard bij de teugels vast te houden en achter de boot aan te laten zwemmen. Ook moet je niet in een boot stappen met teveel passagiers, want dan is die gewoon overbeladen en zal die plotseling kapseizen. Vaak ook nemen die veerlui, nadat ze het geld van hun passagier aangenomen hebben, alsnog zo’n groot aantal andere pelgrims aan boord dat de boot omslaat en de pelgrims verdrinken. In dat geval hebben die gemene schippers helemaal hun dag en pikken ze gewoon de bezittingen van de doden in. Als je van de overkant van de rivier terugkijkt op de brug, de poort en de stad, zie je
Voer voor de goede wolf
alleen maar middeleeuwen. Alsof de klok hier niet tikt. Geweldig! Dat beeld lost onmiddellijk op als in een van de huizen iemand zijn drumstel in elkaar begint te beuken, tot groot genoegen van de halve stad en de weidse omgeving. We lopen een Nederlandse jongen tegen het lijf, van een jaar of 13, 14. Hij loopt de camino vanaf Tours en is dus stiekem toch al een kilometertje of 700 op pad. Ik vraag ietwat verbaasd of hij dan niet naar school moet. “Nee, er is een speciaal programma voor mij geregeld.” Even doorvragen maakt duidelijk dat hij samen met nog enkele andere jongens en een begeleider onderweg is. Er is natuurlijk iets met die knaap. Wat, dat ziet zelfs de eerste de beste leek: ADHD-kwadraat. Het ketst er gewoon vanaf. Geen moment kan hij stil staan, laat staan zijn armen binnenboord houden. Maar hij praat niet onverstandig, moet ik zeggen. Ook dat kan dus een motief zijn: de camino als therapie. Helger, een jonge Duitser, zit midden in wat logistieke rompslomp. Hij moet zijn camino plotseling afbreken. Dat is minder zielig dan op het eerste gezicht lijkt. Hij is industrieel ontwerper en heeft nu net te horen gekregen dat hij een heel belangrijke prijs gewonnen heeft met zijn afstudeeropdracht. Hij is hij natuurlijk helemaal hyper over die mazzel. “Het is toch een grote erkenning en waardering”, zegt hij. “En wellicht biedt dat me mooie kansen.” Van de andere kant, maar dat weegt er niet tegenop, vindt hij het wel jammer dat hij nu moet stoppen. “Ik ben nog maar net op pad en ik vind het zo ‘großartig’. Maar wie weet, misschien ben ik over een week alweer terug.“
Een stad te ver Twee jonge Australische geliefden, Sophy en Pete, zijn nóg vol van de dag van eergisteren. Ook zij zijn toen in Roncesvalles vertrokken. Ik herken hen. Toen ze in Zubiri aankwamen, waren ze “nog zo fit als een hoentje», vertellen ze. «In onze overmoed kwamen we al gauw tot de conclusie dat we gemakkelijk nóg zo’n stuk zouden kunnen lopen, gewoon in één ruk door naar Pamplona. Nou, dat hebben we geweten!”, zegt Pete. “Ik ben helemaal stuk gegaan! Op het laatst kon ik alleen nog maar strompelend vooruit komen.” “Er waren zelfs meerdere mensen die voor hem klapten”, zo verduidelijkt zijn vriendin zijn meelijwekkende toestand. “We hebben al meteen een rustdag moeten nemen om te herstellen. Nooit meer! We kennen nou onze beperkingen.” Op het centrale pleintje gaan we lekker in de zon even iets drinken. Een tafeltje verderop zit een Duits meisje met lang bruin haar heel verliefd te doen met een Braziliaanse jongen. Hun conversatie verloopt uiterst moeizaam. Zij spreekt wat gebroken Engels, met gebaren als ondertiteling. En hij? Hij zegt helemaal niets. Maar we krijgen sterk de indruk dat ze het voornaamste allebei goed begrijpen. Nóg zo’n motief? De camino als liefdespad? We willen even een snackje inslaan. In de vitrine staat een kleurig gerecht met wat onduidelijke ingrediënten. Wat is dat? Helaas, het barmeisje komt niet verder dan wat Spaans culinair jargon; geen komma over de landsgrens. Maar we mogen wel even proeven. Prima, dat lusten we wel. Het is iets met brood, spekjes, paprika en… loeihete pepers.
119
120
De brug van de koningin
ren) om van alles te vragen over de camino. Echt wel een half uur lang. Alleen van de stieren kan ik het niet winnen.
In afwachting van een groot festijn bouw ik een ware fanclub op in de vorm van een groepje giechelende tienermeiden. Nadat de brutaalste het ijs gebroken heeft, vinden ze het kennelijk wel leuk om hun prille Engels eens in praktijk te brengen. Wel jammer natuurlijk dat het gesprek met een lelijke oude man is, in plaats van een welgeschapen jongeling. Hoewel, als pelgrim heb je hier toch een klein streepje voor. Ze benutten tenminste hun gehele woordenschat (en nog veel meer geba-
Testosteron II In Puente la Reina hebben ze juist die avond namelijk ook een soort San Fermínfeest, met rennende stieren door de straten. Het is wel een minder spectaculaire versie: het zijn feitelijk nog kalveren. Maar ik verzeker je: hun horens zijn minstens net zo scherp en met een beetje pech kunnen ze je behoorlijk lek prikken. Ook hier stoere jongens die die beestjes ophitsen en dan net op tijd wegrennen. En niet alleen jongens. Veilig achter de hekken doet iedereen driftig mee. Een paar oude mannen, ongetwijfeld al dik in de zeventig, wapperen voortdurend met hun handdoeken in een verwoede poging om die kalveren nóg doller te krijgen dan ze al zijn. Het is duidelijk: diep in hun hart blijven Spanjaarden gewoon jongetjes. Overigens hebben de kalveren wel gewonnen, met 1-0: op een gegeven mo-
Voer voor de goede wolf
ment dondert er iemand van een hek af en breekt zijn been. Eén jongen heeft kennelijk de ambitie om later torero te worden. Hij laat de stieren tenminste wel erg dichtbij komen. Naar ik aanneem mag hij straks als beloning voor zijn moed het mooiste meisje van de stad uitkiezen. Het restaurant waar we gaan eten zit afgeladen vol. Naarmate de avond vordert, worden steeds meer keuzes in het handgeschreven pelgrimsmenu doorgeschrapt. Dat mag de pret niet drukken. De Rioja vloeit overvloedig en we hebben een hoop lol. Tegen tienen, het onverbiddelijke sluitingsuur van de albergue, stroomt de hele tent ineens leeg. Ook wij volgen dan, enigszins licht in het hoofd, de rest van de meute. Il silenzio Toen ik met Ine hier was, sliepen we in dezelfde albergue. Even mochten we toen
dromen over een privévertrek: wij kregen bedden toegewezen in een verder nog onbenutte zaal. Douchen, omkleden, wassen, slaapzak klaarleggen; nog steeds was er verder niemand. Maar net toen we op het punt stonden om de stad in te lopen, arriveerde er een bus vol Italiaanse wielrenners. Zij ploften ook op onze slaapzaal neer. Dat beloofde weer een gezellig nacht te worden! Die bus was hun volgwagen. Eén van die kerels deed het voor 120 kilo niet. Wat een beer! Zou zo een broer van Rod (die Amerikaan van Roncesvalles) kunnen zijn. Hij was in dit blitse gezelschap ofwel de achterhoede, ofwel de chauffeur. Later kwamen er ook nog enkele andere pelgrims binnen druppelen. Ine bleef de enige vrouw op de hele slaapzaal. Maar ik had geen enkele concurrentie te duchten, en al helemaal niet van dat spaghetti-team. Die jongens waren wel zo ongelooflijk moe! Ze lagen allemaal al lang en
121
122
De brug van de koningin
breed onder zeil toen wij ‘s avonds terug kwamen. Wel een beschaafd en stijlvol volk, moest ik toegeven. Niet eentje die ook maar een rocheltje gaf. Om 06:30 uur barstte de Repubblica Italiana plotsklaps tot leven. Wat een druktemakers! Alsof de revolutie net uitgebroken was! Ze renden voortdurend heen en weer en ouwehoerden aan één stuk. Het zag er allemaal vreselijk onge-
organiseerd uit, alsof ze alles nog ter plekke moesten verzinnen. Later zou ik begrijpen waarom. Dit was voor hen namelijk dag 1. Ze begónnen daar. Het was allemaal nog wennen. En ze hadden allemaal spullen nodig waarvan ze niet meer wisten in welk zakje ze dat ook weer weggestopt hadden. Ongelooflijk, Ine is toen dwars door die hele hectiek heen geslapen. Ze heeft er totaal niets van mee gekregen. Waar Rioja al niet goed voor is!