1-001
MAANDAG 4 JULI 2005 ___________________________ 1-002
VOORZITTER: JOSEP BORRELL FONTELLES Voorzitter (De vergadering wordt om 17.05 uur geopend) 1-003
Hervatting van de zitting 1-004
De Voorzitter. − Ik verklaar de vergadering van het Europees Parlement, die op donderdag 23 juni 2005 werd onderbroken, te zijn geopend. 1-005
Rectificaties stemgedrag voorgaande vergaderingen: zie notulen 1-006
Goedkeuring van de notulen van de vorige vergadering: zie notulen 1-007
In memoriam 1-008
De Voorzitter. − Dames en heren, er heeft een vreselijke tragedie plaatsgevonden die de familie van onze collega Filip Adwent heeft getroffen: zoals u weet heeft een verkeersongeluk op 18 juni jongstleden een einde gemaakt aan zijn leven en dat van zijn dochter en zijn ouders. Het Parlement heeft een collega verloren, een afgevaardigde met grote kwaliteiten, die lid was van de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling, vice-voorzitter van onze delegatie in de parlementaire samenwerkingscommissie EU-Oekraïne en waarnemend lid van de Commissie vervoer en toerisme. Ik denk dat iedereen die met hem gewerkt heeft in deze commissies, en wij allemaal, zijn serieuze werk en zijn toewijding aan het Parlement zullen herinneren. Filip Adwent was arts van beroep. Hij stond bekend om zijn gevoel voor rechtvaardigheid en om de overtuiging waarmee hij vocht voor de dingen waarin hij geloofde. Vele jaren lang maakte hij deel uit van de organisatie voor humanitaire hulp in Polen die zich inzet voor de armen en minder bedeelden. In deze tijd van verdriet wil het Parlement zijn medeleven overbrengen aan zijn echtgenoot, mevrouw Adwent, en aan de overige nabestaanden van zijn familie. Ik verzoek u, geachte collega’s, staand een minuut stilte in acht te nemen ter nagedachtenis aan onze collega. (Het Parlement neemt staand een minuut stilte in acht) 1-009
Verklaring van het voorzitterschap 1-010
De Voorzitter. − Dames en heren, ik wil nog een verklaring afleggen naar aanleiding van bepaalde gebeurtenissen van dit weekeinde. Toen u de vergaderzaal naderde zult u hebben gezien, misschien tot uw verrassing, dat er een witte band rondom de zaal is bevestigd. Ik geloof dat het de eerste keer is dat wij in dit gebouw een symbool voor een campagne gebruiken, een symbool van dusdanige afmetingen, en ik geef u graag enige informatie over de betekenis van deze witte band. Ik wil u eraan herinneren dat deze band staat voor de “Mondiale oproep tot actie tegen de armoede”, die in januari 2005 is gelanceerd door de president van Brazilië, de heer Da Silva, in Porto Alegre. Sindsdien hebben meer dan 600 non-gouvernementele organisaties uit de hele wereld, waaronder de allergrootste, zich bij deze campagne aangesloten, en zij proberen ook de steun te winnen van regeringen en publieke personen. Nu is de beurt aan ons, het Europees Parlement, en hiervoor hebben wij, het Europees Parlement, deze plenaire vergaderweek uitgekozen, een week waarin ook de G8-top begint, namelijk aanstaande woensdag in Gleneagles. Geachte leden van het Parlement, wij zijn het er allemaal over eens dat de strijd tegen de armoede de doelstelling bij uitstek is van het ontwikkelingsbeleid van de Unie, en dat dit jaar een grote kans biedt om hierin vooruitgang te boeken, aangezien er dit jaar verschillende conferenties op hoog niveau worden gehouden over dit onderwerp. U weet ook dat de Europese Unie dit jaar 46 miljard euro aan ontwikkelingshulp zal bijdragen, en dit maakt de Europese Unie tot de grootste donor op dit gebied. Wij kunnen hier zonder twijfel trots op zijn, maar misschien moeten wij ons ook afvragen wat de relatieve grootte is van dit bedrag, van deze 46 miljard euro. Bedenk dat de 70 euro die iedere Europeaan in de rijke landen jaarlijks betaalt bij wijze van ontwikkelingshulp, overeenkomt met de prijs van één kop koffie in de week. Dat is de relatieve grootte van onze inspanning: de prijs van één kop koffie in de week per inwoner van de rijke landen; verder gaat onze gulheid niet. Tijdens de bijeenkomst van de Raad in juni is het besluit goedgekeurd om de ontwikkelingshulp van de EU in 2010 te verhogen tot 66 miljard euro, ofwel van één kop koffie naar anderhalve kop koffie. Maar hierop moeten wij vijf jaar wachten. Ik denk dat dit de ambitieuze boodschap is die de Europese Unie naar de top van de G8 van deze week
6
04/07/2005
doet uitgaan, maar wij moeten ons ook bedenken dat hiervoor wel een begroting nodig is, en die hebben wij nog altijd niet.
1-015
Ingekomen stukken: zie notulen 1-016
De doelstellingen van deze campagne zijn rechtvaardige handel, schuldvermindering en verhoging van zowel de kwaliteit als de kwantiteit van de hulp. Ik wil u er ook aan herinneren dat er buiten deze vergaderzaal een aantal stands zullen worden geplaatst door de NGO’s, waar u tot woensdag meer informatie over deze organisaties kunt krijgen. Woensdagochtend zal er een debat worden gehouden over Afrika, over de dreigingen van de mondialisering en natuurlijk over deze campagne tegen de armoede. Aan dit debat zullen Jack Straw, Hilary Benn en Louis Michel deelnemen. Het symbool van deze campagne is de witte band, en na het debat zullen alle sprekers die eraan hebben bijgedragen, en ikzelf namens ons allemaal, ten teken van onze steun onze handtekening zetten op een tweede witte band; deze band zal worden afgeknipt en door Hilary Benn naar Gleneagles worden gebracht. Maar wij hebben ook de steun van u allen nodig, en hiervoor vraag ik u om uw handtekening te plaatsen op de witte band die zich bij de ingang van de vergaderzaal bevindt, als teken van uw medewerking en wil om de armoede te bestrijden, zodat Hilary Benn in Gleneagles een krachtige boodschap van dit Parlement kan overbrengen. Maar ik wil u vragen, wanneer u de band tekent, er rekening mee te houden dat wij burgers zijn die met meer macht begiftigd zijn dan gewone burgers. Wij zijn namelijk een begrotingsautoriteit, wij stemmen over middelen en wijzen deze toe, wij keuren beleid goed. Houdt u er rekening mee, wanneer u tekent, dat wij in de komende jaren als parlementariërs de begroting van de Unie moeten goedkeuren, met of zonder financiële vooruitzichten, en dat de belofte van uw handtekening ook de plicht schept om de macht van dit Parlement aan te wenden voor een ware inspanning om de armoede op de wereld uit te bannen. Ik dank u hartelijk voor uw deelname aan deze campagne. 1-011
Samenstelling Parlement: zie notulen 1-012
Samenstelling commissies: zie notulen 1-013
Interpretatie van het Reglement: zie notulen 1-014
Ondertekening van volgens de medebeslissingsprocedure aangenomen besluiten: zie notulen
Besluiten inzake bepaalde documenten: zie notulen 1-017
Aan de standpunten en resoluties van het Parlement gegeven gevolg 1-018
Regeling van de werkzaamheden 1-019
De Voorzitter. – De definitieve ontwerpagenda van de huidige vergaderperiode, die op donderdag 30 juni door de Conferentie van voorzitters is opgesteld overeenkomstig de artikelen 130 en 131 van het Reglement, is rondgedeeld. Deze ontwerpagenda bevat een aantal wijzigingsvoorstellen die wij van dag tot dag zullen bekijken. Met betrekking tot de maandag: De ALDE-Fractie heeft voorgesteld het verslag van de heer Lauk, over het jaarverslag 2004 van de Europese Centrale Bank en het verslag van de heer Maaten over de uitvoering van een voorlichtingsen communicatiestrategie inzake de euro en de Economische en Monetaire Unie, in een gezamenlijk debat te behandelen. 1-020
Jules Maaten (ALDE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, het verslag-Lauk over de Europese Centrale Bank en het verslag over de communicatiestrategie inzake de euro zouden oorspronkelijk gezamenlijk worden behandeld. Dat was ook logisch, want de heer Trichet, de president van de Europese Centrale Bank, kon bij dat debat aanwezig zijn. Toen later de twee onderwerpen werden gescheiden, hield dit in dat president Trichet alleen aanwezig kon zijn bij het debat over het verslag-Lauk en derhalve niet de communicatiestrategie inzake de euro met ons kon bespreken. Dat is jammer voor ons en voor president Trichet, die, naar ik heb begrepen, graag de discussie over dit onderwerp had willen bijwonen. Het lijkt me verstandiger de twee verslagen gezamenlijk te behandelen zodat president Trichet bij beide verslagen wordt betrokken in plaats van enkel bij het jaarverslag van de Europese Centrale Bank. Dat is de reden van ons verzoek. 1-021
Pervenche Berès (PSE), voorzitter van de Commissie economische en monetaire zaken. – (FR) Mijnheer de Voorzitter, staat u mij toe u en de heer Maaten gerust te stellen: ik voel me heel goed thuis in de socialistische fractie, en ik spreek dus niet namens de liberale fractie, maar als voorzitter van de commissie op wier terrein de twee verslagen in kwestie liggen. Eigenlijk is het verzoek tot aanpassing van de agenda dat wij gaan behandelen een beetje vreemd, omdat de hele strategie die door de rapporteurs en de Commissie is gevolgd, gericht was op een gezamenlijke behandeling van deze
04/07/2005 twee teksten: het beleid van de Europese Centrale Bank en de voorlichtings- en communicatiestrategie betreffende de euro. Deze intentie komt duidelijk tot uitdrukking in de nu voorliggende agenda, aangezien het ene verslag direct na het andere komt. Maar toch is er iets vreemds aan de hand: hoe is het idee van twee afzonderlijke debatten in plaats van een gezamenlijke behandeling eigenlijk op onze agenda terechtgekomen? Ik hoop dat de zaken bij de stemming in de plenaire vergadering weer op een logische manier worden rechtgezet. 1-022
(Het Parlement betuigt zijn instemming met het verzoek van de ALDE-Fractie) Met betrekking tot de dinsdag: De Voorzitter. – Tijdens de vergadering van 10 mei jongstleden is het verslag van de heer Busk, over het voorstel voor een verordening inzake buitengewone maatregelen ter ondersteuning van de markt, terugverwezen naar de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling, conform artikel 52. De betrokken parlementaire commissie verzoekt nu het verslag terug te verwijzen naar de commissie, conform de artikelen 52 en 168 van het Reglement. 1-023
Joseph Daul (PPE-DE). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, wij hebben dit verslag terugverwezen naar de parlementaire commissie. De rapporteur heeft met de betrokken commissaris afgesproken een nieuw voorstel in deze richting in te dienen tijdens de vergaderperiode van september. Wij verzoeken dus om extra uitstel met goedvinden van de Commissie. 1-024
(Het Parlement betuigt zijn instemming met het verzoek van de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling) De Voorzitter. – De PSE-Fractie heeft voorgesteld om het vragenuur aan de Commissie van de agenda te schrappen. 1-025
Hannes Swoboda (PSE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, sta mij toe om mij allereerst namens mijn Fractie aan te sluiten bij de condoléances aan de familie van onze overleden collega, de heer Adwent. Ik wil daarnaast de heer Laschet alle succes in zijn nieuwe functie wensen. Wij zullen hem als opponent in de Commissie buitenlandse zaken missen. Ik heb een minder plezierig verzoek en dat is om het vragenuur met de Commissie weer een keer te verschuiven. Vanwege onze omvangrijke verlanglijst met betrekking tot de structuurfondsen hebben wij er een groot belang bij om aan dit debat deel te nemen. Veel collega’s willen tijdens het debat graag het woord voeren, ook al zal er hierdoor inhoudelijk wellicht niet veel meer veranderen. Aangezien wij de komende maanden met soortgelijke kwesties te maken krijgen – ik denk daarbij aan de
7 dienstenrichtlijn en aan REACH – zou ik u ook willen vragen, mijnheer de Voorzitter, met de diensten te overleggen over de wijze waarop wij een en ander beter kunnen organiseren. Ik wil namelijk niet telkens hetzelfde verzoek indienen en daardoor aan de rechten van de afgevaardigden tornen. Wij moeten gezamenlijk overleggen op welke wijze wij niet alleen het vragenuur kunnen behouden, maar ook meer ruimte kunnen creëren voor belangrijke debatten. Wat vandaag betreft, moet ik echter toch namens mijn fractie het verzoek indienen om het vragenuur te laten vervallen, met zoals gezegd, een aanvullend verzoek aan de diensten om zich over de aanpak van deze kwestie te beraden. 1-026
Françoise Grossetête (PPE-DE). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, ik zou de steun van de PPE-DE-Fractie voor het voorstel van de PSE-Fractie willen overbrengen gezien het belang van de discussie over de structuurfondsen, omdat de agenda die er nu ligt, slechts een beperkt aantal sprekers over dit onderwerp toelaat. Ik denk dus dat het uiterst belangrijk is dat er extra tijd voor dit debat wordt ingeruimd. Het is overigens jammer dat de tijd die was bestemd voor de vragen aan de Commissie en de Raad, is komen te vervallen. Het zou dan ook wenselijk zijn, mijnheer de Voorzitter, dat u nadenkt over een betere inrichting van de debattijd voor de plenaire vergadering in Straatsburg. Wij zouden graag zien dat er toch tijd wordt ingeruimd voor de vragen aan de Commissie en de Raad, terwijl sommige collega’s zelfs voorstellen dit debat op dinsdag- en woensdagavond te houden. Ik weet niet of dat mogelijk is. Hoe het ook zij, wij zouden heel graag willen, mijnheer de Voorzitter, dat u hier nog eens over nadenkt. In afwachting hiervan staan wij positief tegenover het voorstel van de PSE-Fractie. 1-027
Bill Newton Dunn (ALDE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, bij de vorige vergadering, precies op dezelfde tijd, vroeg de heer Swoboda ook al het vragenuur van de agenda te halen of in te korten. En nu is het weer zo ver! Dit is volstrekt onaanvaardbaar. Het stellen van vragen aan het uitvoerend orgaan, aan de Commissie, is – veel meer dan onze korte toespraken – een van de meest fundamentele dingen die we in het Parlement doen. Het is onaanvaardbaar dat dit twee maal achtereen gebeurt. Ik ben fel tegen dit voorstel. Maar de twee grote fracties zijn vóór en dus zal het verzoek wel worden ingewilligd. Ik verzoek de collega’s dringend tegen het voorstel te stemmen dat door de twee fractieleiders is ingediend. Laten we het vragenuur handhaven. (Applaus) 1-028
(Het Parlement betuigt zijn instemming met het verzoek van de PSE-Fractie) Met betrekking tot de woensdag:
8 De Voorzitter. – De heer Karas en 38 andere afgevaardigden hebben voorgesteld om aan de agenda een verklaring van de Commissie toe te voegen over de situatie in Bulgarije na de verkiezingen en over de vooruitgang van Roemenië en Bulgarije op weg naar de toetreding. Zij dringen uiteraard aan op vooruitgang in de richting van volledige daadwerkelijke toetreding. Daarnaast willen zij dat er over dit onderwerp een resolutie in stemming wordt gebracht. 1-029
Othmar Karas (PPE-DE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, geachte dames en heren, om misverstanden te voorkomen, wil ik allereerst drie inleidende opmerkingen maken. Ten eerste heeft de meerderheid van mijn fractie ingestemd met de toetreding van Bulgarije en Roemenië per 1 januari 2007. Ten tweede is er tijdens de Conferentie van voorzitters een discussie gevoerd over het tijdstip waarop waarnemers van deze landen aan de werkzaamheden van het Europees Parlement mogen deelnemen. Ik vind dat een dergelijke kwestie in de plenaire zitting besproken moet worden en dat wij hiervoor daarom vooralsnog geen datum kunnen vaststellen. Ten derde konden de landen die in 2004 zijn toegetreden hun waarnemers één jaar voor de toetreding naar het Europees Parlement sturen. Wij zijn van mening dat wij aan deze regeling moeten vasthouden en ook nu precies dezelfde termijn moeten hanteren. Wij vinden ook dat er nog geen toetredingsdatum vastgesteld kan worden, en wel omdat de ratificatie van de toetredingsverdragen nog niet is voltooid en ook het voortgangsverslag van de Commissie nog niet beschikbaar is. Het is niet bekend wat daarvan de gevolgen zullen zijn. Het is daarnaast nog steeds niet uit te sluiten dat de toetreding naar 1 januari 2008 wordt verschoven. Bovendien zijn wij er financieel en organisatorisch niet op voorbereid om de waarnemingsperiode eerder in te laten gaan. Daarom willen wij dat de Commissie een verklaring aan de agenda toevoegt over de status van haar geplande voortgangsverslag, zodat wij daaruit onze conclusies kunnen trekken. Wij willen de tien oude toetredingslanden qua waarneming en samenwerking in dit Parlement namelijk niet benadelen ten opzichte van de aanstaande nieuwe lidstaten. 1-030
Hartmut Nassauer (PPE-DE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, geachte dames en heren, er bestaat in dit Parlement geen twijfel over het feit dat Bulgarije en Roemenië tot de Europese Unie zullen toetreden. Alleen over het tijdstip wanneer dat gaat gebeuren, bestaat nog onduidelijkheid. De Conferentie van voorzitters heeft besloten om al per september waarnemers uit te nodigen en uiteraard bejegenen wij het besluit van de Conferentie van voorzitters met het allergrootste respect. Zo af en toe moet het echter misschien toch ook mogelijk zijn dat de plenaire zitting zelf een besluit neemt. (Applaus) Wat het afvaardigen van waarnemers betreft, zijn er drie argumenten aan te voeren waarom dit tijdstip te vroeg
04/07/2005 komt. Ten eerste zijn er nog nooit zo lang van tevoren waarnemers uitgenodigd. Ten tweede zouden zij – als de toetredingsdatum verschoven wordt, hetgeen krachtens de Verdragen uitdrukkelijk mogelijk is – meer dan twee jaar hier als waarnemer aanwezig zijn. Ten derde zouden zij hier dan als waarnemer fungeren op het moment dat de Commissie haar voortgangsverslag overlegt, waarin wij naar verwachting antwoord krijgen op de vraag of de toetreding per 1 januari 2007 of per 1 januari 2008 zal plaatsvinden. Het is niet goed om hierover in aanwezigheid van die waarnemers te beraadslagen. Daarom zouden wij graag zien dat deze kwestie op de agenda wordt gezet zodat wij deze zorgvuldig kunnen afhandelen en er een besluit wordt genomen dat op de steun van de plenaire zitting kan rekenen. (Applaus) 1-031
Graham Watson (ALDE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ten aanzien van de uitbreiding kwam de Unie in 1993 in Kopenhagen een strategie overeen van tien plus twee. De twaalf landen en de andere lidstaten hebben uit het volgen van deze strategie heel veel profijt getrokken in termen van meer stabiliteit, meer welvaart en betere kansen voor onze burgers. Welk standpunt de premiers binnen de Fractie van de Europese Volkspartij (Christen-democraten) en Europese Democraten ook innemen, deze fractie kent een geschiedenis van voortdurende oppositie tegen Bulgarije en Roemenië. Twee maanden geleden deden zij een poging onze goedkeuring van de toetredingsverdragen uit te stellen. Onlangs nog probeerden zij de benoeming van waarnemers vanuit de parlementen van Roemenië en Bulgarije bij vergaderingen van het Europees Parlement op te schorten en nu proberen ze de komst van deze waarnemers tegen te houden, en dat terwijl u, mijnheer de Voorzitter, reeds een officieel schrijven hebt doen toekomen aan de voorzitters van de betrokken parlementen waarin de waarnemers worden uitgenodigd. Iedereen weet dat de PPE-DE niet sterk staat in deze twee landen. We weten dat de PPE-DE-Fractie in dit Huis er veel kleiner uit zou zien na de komst van de waarnemers. Er is een unieke combinatie nodig van politieke doortraptheid en bereidheid de toestand in die twee landen te destabileren, om nu een dergelijk cynisch voorstel op tafel te leggen. Ik hoop dat het Huis het zal verwerpen. 1-032
(Het Parlement betuigt door middel van een hoofdelijke stemming zijn instemming met het verzoek van de heer Karas en 38 andere afgevaardigden) (Applaus) Met betrekking tot de donderdag: Ik deel u mee dat in de loop van de twee laatste vergaderperioden twee wetgevingsvoorstellen van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken zijn verworpen in de plenaire vergadering, en daarom conform artikel 52 van het
04/07/2005 Reglement zijn terugverwezen naar de betreffende commissie. Wat betreft het initiatief van het Groothertogdom Luxemburg met het oog op de aanneming van een besluit van de Raad tot aanpassing van de bezoldiging van het personeel van Europol, verzoekt de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken dat de plenaire vergadering de verwerping hiervan tijdens de huidige vergaderperiode bevestigt door te stemmen over de wetgevingsresolutie waarmee de raadpleging wordt afgesloten. Als er geen bezwaren zijn, zal de stemming plaatsvinden op donderdag. En wat betreft het voorstel voor een besluit over het bewaren van gegevens – het verslag-Álvaro – dat 22 juni jongstleden is terugverwezen naar de Commissie, moet ik u mededelen dat dezelfde parlementaire commissie over meer tijd wil beschikken om de Europese Commissie de gelegenheid te geven een alternatief of aanvullend voorstel te presenteren over hetzelfde onderwerp. Acht u het toelaatbaar dat wij meer tijd geven aan deze commissie en dat, nadat zij haar voorstel heeft gepresenteerd, het Parlement een besluit neemt over de meest geschikte procedure om dit onderwerp met inachtneming van de Verdragen te behandelen?
9 afgevaardigden. Ik zal weer de procedure toepassen waarover ik u schriftelijk heb ingelicht en waartegen niemand bezwaar heeft gemaakt. Ik heb deze procedure ook al tijdens de vorige vergaderperiode toegepast. 1-040
Péter Olajos (PPE-DE). – (HU) In de afgelopen weken heeft er in Duitsland een nieuwe reeks invallen plaatsgevonden die zijn weerga niet kent en die georganiseerd is op overheidsniveau. Deze acties zijn nu al langer dan een jaar met onverminderde intensiteit aan de gang en zijn volgens de persberichten barbaars, ongerechtvaardigd en onwettig en betekenen een schending van de veronderstelling van onschuld tot schuld is bewezen en van andere fundamentele mensenrechten. Het doel ervan is om Hongaarse firma’s collectief te verwoesten en ze uit de Duitse markt, of met andere woorden, uit de interne markt van de Europese Unie te drukken. De Hongaarse regering heeft geprotesteerd en een verklaring geëist, de gedupeerden hebben naar de Commissie geschreven, en als lid van dit Parlement heb ik ook een vraag aan de betreffende commissaris gesteld. De kwestie is echter niet opgelost.
Jean-Marie Cavada (ALDE), voorzitter van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken. – (FR) Mijnheer de Voorzitter, in feite heeft u alles zojuist uitgelegd. Als ik het goed begrepen heb, zal er dus donderdag over dit alles worden gestemd. Ik bedank u en mijn collega’s hiervoor.
Nu schrijven mijn parlementaire collega’s en ik de Commissie opnieuw, om erop aan te dringen actie te ondernemen, en wij willen voorstellen dat het Parlement een debat voert over deze en andere discriminerende praktijken in lidstaten, die een ernstige schending van de EU-regels inhouden. Mijnheer de Voorzitter, ik wil u vragen deze gebeurtenissen op de voet te volgen omdat ik ervan overtuigd ben dat wij door het vrije verkeer van diensten te belemmeren niet dichter bij het bereiken van de Lissabon-doelstellingen inzake concurrentievermogen komen. Als wij dat doen, gaan wij juist de andere kant op.
1-034
1-041
De Voorzitter. – Staat u mij toe een nadere toelichting te geven over datgene waarover wij zojuist gestemd hebben: ontwerpresoluties kunnen tot morgenochtend 10.00 uur worden ingediend en amendementen en gezamenlijke ontwerpresoluties kunnen tot woensdagochtend 10.00 uur worden ingediend.
Eluned Morgan (PSE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, het Europees Parlement heeft 83 richtlijnen uit hoofde van de Lissabon-doelstellingen aangenomen, waarvan er 63 omgezet hadden moeten zijn, maar in werkelijkheid zijn niet meer dan tien richtlijnen door alle lidstaten in het interne recht geïmplementeerd.
1-035
Zoals te doen gebruikelijk zal ik de landen die verzuimen de EU-wetgeving om te zetten met naam en toenaam noemen. Het onderwerp waar ik me vandaag op richt, wordt besproken door de G8: de richtlijn inzake de regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten, die eind 2003 omgezet had moeten zijn. Estland, Italië, Hongarije, Polen, Slovenië en Zweden hebben de Commissie er nog niet van verwittigd dat zij deze richtlijn in de nationale wetgeving hebben verwerkt. Het heeft geen zin om wetten aan te nemen als de lidstaten ze niet overnemen. Dit lakse gedrag van de lidstaten brengt de richtlijnen inzake Lissabon en de economische liberalisering in gevaar.
1-033
Hannes Swoboda (PSE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, kunt u nog een keer precies aangeven wanneer dat debat over Bulgarije en Roemenië zal plaatsvinden en hoe lang het gaat duren? 1-036
De Voorzitter. – Dat debat zal plaatsvinden aan het eind van de agenda van woensdag. 1-037
(Het Parlement neemt de agenda aan) 1-038
Opmerkingen van één minuut over kwesties van politiek belang 1-039
De Voorzitter. – Na deze bewerkelijke herschikking van de agenda gaan wij over tot het volgende onderdeel en dat zijn de opmerkingen van één minuut van de
Mijnheer de Voorzitter, kunt u niet een schrijven aan deze landen doen toekomen met de vraag wanneer zij denken deze wetgeving om te zetten? 1-042
10 Zdzisław Zbigniew Podkański (PPE-DE). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, op 26 juni is onze collega Filip Adwent, lid van het Europees Parlement, om het leven gekomen bij een tragisch auto-ongeluk. Zijn naaste familieleden, zijn ouders en zijn dochter, hebben bij dit ongeluk ook het leven verloren. Wij hebben in hun nagedachtenis een minuut stilte in acht genomen. Wij hebben een collega verloren die goedaardig was, hardwerkend, nobel, vriendelijk en medelevend jegens anderen. Hij stond bekend om zijn actieve deelname aan het werk van het Parlement, bijvoorbeeld binnen de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling, en in de plenaire vergaderingen, waar hij opkwam voor de belangen van de boeren. Zijn enthousiaste betrokkenheid en groothartigheid betekenden dat wij tweeën, onze politieke verschillen ten spijt, onze krachten bundelden bij het nastreven van gezamenlijke doelen en het gemeenschappelijk belang. Wij hadden recentelijk veel tijd met elkaar doorgebracht in onze inspanningen een eind te maken aan de uiterst onrechtvaardige behandeling door de Europese Unie van de Poolse producenten van zacht fruit. De heer Adwent is helaas niet meer onder ons en het zal zonder hem ongetwijfeld moeilijker worden om oplossingen te vinden voor dergelijke problemen. Ik koester dierbare herinneringen aan de heer Adwent, en ik wil hem met deze toespraak bedanken voor zijn vriendelijkheid en samenwerking, en tevens mijn medeleven uiten in het verdriet van zijn familie. 1-043
Alyn Smith (Verts/ALE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, afgelopen weekend heb ik in Edinburgh – de stad waar ik vandaan kom – temidden van een kwart miljoen mensen meegedaan aan de demonstratie tegen de armoede in de ontwikkelingslanden. Helaas hebben we vandaag vernomen dat een paar honderd relschoppers van plan zijn de orde te verstoren in de stad. Ik hoop dat de politie, die hen onder toezicht houdt, zo nodig hard zal optreden. Nu is het de beurt aan ons in dit Huis, zoals u al zei. Wij bepalen de agenda, en niet de relschoppers. Ik wijs het Huis op de activiteiten die deze week zullen plaatsvinden en verzoek de collega’s dringend deze activiteiten te ondersteunen. Ook vraag ik u de schriftelijke verklaring “Maak van armoede geschiedenis”, die op mijn naam is gesteld, te ondertekenen. In een tijd waarin men doorgaans torenhoge verwachtingen heeft van politici, dring ik er bij mijn collega’s op aan, de burgers van Europa te laten zien dat wij samen met hen optrekken, zoals we dat afgelopen weekend hebben gedaan, en de schouders eronder te zetten om van armoede geschiedenis te maken. 1-044
Koenraad Dillen (NI). – Voorzitter, geachte collega's, zoals iedereen ben ook ik onder de indruk van de golf van solidariteit die de organisatie van een evenement als Live Aid in heel de Westerse wereld op gang heeft
04/07/2005 gebracht. Miljoenen mensen over de hele wereld hebben via 140 televisiekanalen de concerten in Hyde Park, Versailles of Toronto kunnen volgen en hebben daarmee een duidelijk signaal gegeven dat wij Afrika niet mogen laten vallen. De vraag is echter of de voorgestelde oplossing wel de ideale is. De vraag is of het kwijtschelden van Afrika's schuld door de G8 de beste manier is om de Afrikanen te responsabiliseren en uit de ellende te halen. Wij moeten ook kritisch durven zijn tegenover een pak Afrikaanse leiders en, zoals de broer van de Zuid-Afrikaanse president Moeletsi Mbeki in de “Daily Mail” heeft gedaan, luidop durven zeggen dat het probleem van Afrika, het leegroven van het continent door de eigen leiders is. Als Vlaming weet je maar al te goed dat de Belgische politici in het verleden de vulgaire dief Mobutu aan hun borst gekoesterd hebben en ook de Franse Afrikapolitiek was er vaak een van gewetenloze compliciteit met politieke figuren die geen sikkepit gaven om de ellende van hun eigen volk. Wanneer Bob Geldof dus zegt dat wij niet te veel mogen stilstaan bij de corruptie, dan kan ik hem op dat punt niet meer volgen. Afrika verdient al onze steun, maar niet wanneer ons geld in de zakken van corrupte politici belandt. 1-045
Georgios Karatzaferis (IND/DEM). – (EL) Mijnheer de Voorzitter, voordat de Britse premier zijn taak als voorzitter van de Raad op zich nam, heeft hij gezegd dat hij niet geïntereseerd was in de 4 procent van de bevolking – want zoveel boeren zijn er – die 2 procent van het bruto nationaal inkomen produceert. Niet alle Europeanen wonen echter in Mayfair in Londen, of aan de Champs-Elysées in Parijs of de Via Veneto in Rome. Vele Europeanen wonen buiten de steden, in de landbouwgebieden. Mijn land, dat als een van de eerste is toegetreden tot de Europese Unie, verkeert in een tragische situatie: de fabrieken gaan dicht; de mensen gaan over de grens, in een buurland, inkopen doen; de werkloosheid zit op het hoogste niveau van Europa; wij hebben tweeëneenhalf miljoen immigranten – meer dan Italië met zijn 45 miljoen inwoners – en de situatie is dramatisch. Wij bedelen niet. Wij vragen u alleen om de grenzen van Griekenland, de grenzen van Europa, veilig te stellen. Elke dag doen er zich veertig à vijftig schendingen voor. Daardoor waren wij gedwongen om 5,2 miljard dollar uit te geven aan bewapeningen. Als wij dit geld hadden uitgegeven aan de landbouw of aan fabrieken, zouden wij nu niet gedwongen zijn geweest om de heer Blair om geld te vragen. Redt u ons alstublieft van de bedreigingen vanuit Turkije! 1-046
Daniel Marc Cohn-Bendit (Verts/ALE). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, in Iran zitten een journalist, de heer Akbar Ganji, en een advocaat, de heer Nasser
04/07/2005 Zarafshan, onder zeer kritieke omstandigheden gevangen. We zullen u exact op de hoogte brengen van hun situatie, en ik zou graag zien dat u namens het Parlement contact opneemt met de bevoegde instanties om te verzoeken om hun vrijlating op medische gronden. Alle grote humanitaire organisaties doen dat, en ook de organisatie van de Nobelprijs voor de vrede. Het is dan ook van belang dat ons Parlement zich bij monde van zijn Voorzitter inzet voor de vrijlating van deze twee intellectuelen. 1-047
Bairbre de Brún (GUE/NGL). – (Spreker begint in het Iers) (EN) Mijnheer de Voorzitter, er zijn vijf boeren in de gevangenis gegooid in Ierland, omdat ze zich verzetten tegen de aanleg van een potentieel gevaarlijke gaspijpleiding dwars door hun land en vlakbij hun huizen. De vijf mannen moesten naar de gevangenis omdat ze weigerden te beloven het werk op hun land niet meer te belemmeren. Deze mannen maken zich terecht zorgen en om milieuredenen zouden wij dat ook moeten doen. Het door Shell geleide multinationale consortium, waar Marathon en Norwegian Statoil deel van uitmaken, is van plan een pijpleiding aan te leggen dwars door landerijen waar mensen wonen en in de buurt van huizen, zonder een onafhankelijk veiligheidsonderzoek te laten uitvoeren. We zien multinationals die zich niets aantrekken van plaatselijke gemeenschappen en het milieu, en een volgzame regering, die toelaat dat deze gemeenschappen aan potentiële gevaren worden blootgesteld. De plaatselijke bewoners zeggen dat de pijpleiding in zee moet worden aangelegd. Er is niet gebleken dat voor de aanleg van de pijpleiding de nodige veiligheidsmaatregelen zijn getroffen. 1-048
Vytautas Landsbergis (PPE-DE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik spreek mijn oprechte dank uit – en ik weet zeker dat alle Europese afgevaardigden van de Baltische staten daarmee instemmen – voor uw recente verklaring ter herdenking van het feit dat 65 jaar geleden, in 1940, onze drie soevereine staten door de totalitaire SovjetUnie werden ingelijfd. De waarheid hierover moet aan iedereen bekendgemaakt worden en mag door niemand vergeten worden, en moet door sommigen zelfs worden erkend, met een gevoel van verontschuldiging, omdat deze tragedie zo bloedig was en zo lang duurde. De herinnering roept om gerechtigheid. Ik ben er dan ook zeker van dat er een nieuw speciaal Neurenbergtribunaal of een speciaal Haags tribunaal zal worden ingesteld voor oorlogsmisdaden die door de sovjets zijn begaan. Laten wij hier samen hopen dat wij in de toekomst dezelfde waarden met Rusland zullen delen. 1-049
Proinsias De Rossa (PSE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik verzoek u zo spoedig mogelijk contact met het Verenigd Koninkrijk op te nemen over het feit dat dit land verzuimt zijn verplichtingen uit hoofde van het Euratom-Verdrag en de Europese richtlijnen inzake
11 nucleaire veiligheid naar behoren en volledig na te leven. De aanhoudende incidenten in de kerncentrale van British Nuclear Fuels (BNFL) in Sellafield vormen een risico voor de gezondheid en het welzijn van de werknemers, de omliggende gemeenschappen en de bewoners van de oostkust van Ierland. Onlangs is bekendgemaakt dat er in acht maanden tijd, van augustus 2004 tot april 2005, 83 000 liter radioactief materiaal, dat twintig ton uranium en plutonium bevatte, uit een afgebroken pijp is weggelekt in een insluitingsvat zonder dat iemand daar wat van merkte. Dit is onaanvaardbaar in een bedrijfstak waar onvolkomenheden in veiligheidsmaatregelen rampzalige gevolgen kunnen hebben. 1-050
Gay Mitchell (PPE-DE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, jaarlijks sterven ongeveer 58 000 mensen door zelfdoding of door zichzelf toegebracht letsel. Dat aantal is veel hoger dan het aantal dodelijke verkeersslachtoffers. Het directoraat-generaal Gezondheid en consumentenbescherming van de Commissie heeft vorig jaar een nota gepubliceerd over de staat van de geestelijke gezondheid in de Europese Unie. Een van de wezenlijke punten daarin was dat, behalve in Ierland, het zelfdodingspercentage het hoogst is onder ouderen. Zelfdodingspercentages stijgen dus evenredig met de leeftijd. Aangezien het aantal ouderen toeneemt, zal het absolute aantal zelfdodingen naar verwachting toenemen. We weten dat de meeste gevallen van zelfdoding verband houden met de geestelijke gezondheid, in het bijzonder met depressies. Voorts is het niet ondenkbaar dat er een verband bestaat tussen zelfdoding en belangrijke economische factoren zoals werkloosheid en armoede. De nota van de Commissie bevestigt dat het uiterst moeilijk is de statussen van geestelijke gezondheid te definiëren, zelfs al is door vele studies de standaardisering van de meeste instrumenten op het gebied van de geestelijke gezondheid voltooid. Het is dan ook altijd moeilijk om verschillen te interpreteren. Zou het niet verstandig zijn om een Europees register in te stellen voor gevallen van zelfdoding, zodat een analyse van gegevens over de gehele Unie kan plaatsvinden? Zo kunnen we trachten de oorzaken en tendensen in kaart te brengen van dit afschuwelijke fenomeen en kijken welke beste praktijken als maatstaf kunnen gelden voor de lidstaten. 1-051
Othmar Karas (PPE-DE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, de heer Martin – afgevaardigde van de Nietingeschrevenen – verkondigt thans in de Oostenrijkse media niet alleen ongenuanceerde, vervelende, onkwalificeerbare en insinuerende laster over het Europees Parlement en de instellingen van de EU, maar hij betrekt bij zijn verhalen nu ook de medewerkers van de afgevaardigden en de ambtenaren van het Europees Parlement. In een krant schrijft hij onder andere het volgende: “De assistenten, vaak net afgestudeerde jonge mensen, wennen heel snel aan deze driedaagse werkweek. Brussel lokt, verleidt en bederft.” En ook: “O
12 wee, als in dit milieu een afgevaardigde om intensieve ondersteuning vraagt! Dat is voor bijna iedereen veel te veel gevraagd. Prestaties en verantwoordelijkheid komen in hun woordenboek niet voor. Slordigheid is de norm. Het ontbreekt de medewerkers met name aan concentratie en uithoudingsvermogen.” Ik wijs deze ongenuanceerde diskwalificatie van onze medewerkers en van de medewerkers van het Europees Parlement krachtig van de hand. (Applaus) Ik wil al onze medewerkers bij deze bedanken. Zonder hen zouden wij onze werkzaamheden in dienst van de burgers, ten behoeve van bezoekersgroepen en in het kader van onze wetgevende taken niet zo succesvol en in deze omvang kunnen uitvoeren.
04/07/2005 daarnaast een sociaal activist en patriot. Het is toepasselijk dat ik deze woorden hier voor het Europees Parlement in Straatsburg uitspreek, aangezien dit zijn geboortestad is, waar hij veertig jaar heeft gewoond. Ik wil blijk geven van mijn verdriet over zijn dood. Ik wil ook zeggen dat dr. Filip Adwent een goed voorbeeld was van een gelovige. Hij had het onbetaalbare evangelische juweel ontdekt dat vaderlandsliefde heet, en deze liefde gaf zijn leven nieuwe waarde en betekenis. Hij verliet de prachtige stad Straatsburg en ging naar Polen, gedreven door de wens om het land van zijn voorvaderen te dienen, waarbij hij de vele bezwaren die er waren in de wind sloeg, en zich ook niet liet weerhouden door de afstand tussen de twee landen en het welvarende leven dat hij hier leidde.
(Spreker wordt door de Voorzitter onderbroken)
Laat ons, in het geloof dat het leven wel verandert maar nooit eindigt, bidden dat de heer Filip Adwent en zijn dierbaren het eeuwig leven genieten.
1-052
1-054
Jörg Leichtfried (PSE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, geachte collega’s, vorige week is in de Raad besloten om de stemming over de richtlijn inzake een uniform communautair rijbewijs voor onbepaalde tijd uit te stellen. Ik vind dit besluit onverantwoord en kortzichtig. Een dergelijke handelwijze is voor mij onbegrijpelijk. Veel burgers wijzen de EU nu juist af omdat in hun ogen alles wat mogelijk en onmogelijk is aan regelgeving wordt onderworpen. Het besluit om nu deze richtlijn – die voor meer veiligheid op de Europese wegen zorgt – in de ijskast te zetten vanwege de bezorgdheid over een nog grotere scepsis tegenover Europa, vind ik een volstrekt overdreven paniekreactie.
Jim Higgins (PPE-DE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, Afrika is in het debat vaak aan de orde geweest en dat is terecht. Afgelopen zaterdag hebben de volkeren van de wereld – met name de jongeren – de landen van de G8 opgeroepen de economische problemen van Afrika te bezweren. Live 8 was een enorm succes. Hopelijk zal er in Gleneagles worden geluisterd, met name naar de gezamenlijke wil van de jongeren.
Ik beschouw dit ook als een communicatiefout van de ministers die voor het uitstel verantwoordelijk zijn, omdat zij niet eens geprobeerd hebben om de burgers op het belang en het doel van deze richtlijn te wijzen. Met deze richtlijn zou het rijbewijstoerisme voor een groot gedeelte tegengegaan kunnen worden, waardoor de veiligheid op de weg wordt vergroot. Een Oostenrijkse minister – de minister van Verkeer, om precies te zijn – heeft onlangs in een Oostenrijkse krant gezegd dat het Europese volk niet zo bevoogdend van bovenaf behandeld moet worden. Dat is echter precies wat er nu door dit besluit van de Raad is gebeurd, en die Oostenrijkse minister is daar mede verantwoordelijk voor. 1-053
Urszula Krupa (IND/DEM). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, een van onze collega’s en een medeafgevaardigde van het Europees Parlement, dr. Filip Adwent, is heengegaan. Hij is samen met zijn ouders en dochter om het leven gekomen na een ongeluk dat onder onduidelijke omstandigheden heeft plaatsgevonden. Ik zou graag van deze gelegenheid gebruik maken om mijn herinneringen aan onze dierbare collega met u te delen, een geweldige, eerlijke en goedaardige man, en
Afrika kampt behalve met economische problemen ook met politieke en mensenrechtenproblemen. Ik doel daarbij met name op Zimbabwe. Mobutu is al genoemd; verder hadden we Amin en Bokassa. In het rijtje van dictators moeten we nu ook Mugabe scharen; niet tevreden met de verdrijving van de blanke boeren, richt hij zijn pijlen nu ook op delen van de zwarte bevolking, die van hun land zijn gejaagd en nu leven in krotten, zonder voedsel. Opnieuw zijn we getuige van een humanitaire catastrofe in Afrika. De VN kijkt handenwringend toe en de EU stelt zich terughoudend op, maar Zuid-Afrika – het toonbeeld van vreedzame, etnische standvastigheid – zou absoluut het voortouw moeten nemen. In dit verband put ik hoop uit de ontmoeting van Thabo Mbeke met Morgan Tsvangirai, het hoofd van de oppositie in Zimbabwe. Ik wil de aandacht van het Parlement vestigen op een uitspraak van het hoofd van politie in Zimbabwe. Deze zei dat het land verlost moest worden van deze “krioelende massa wormen”. Ik kan niet begrijpen dat iemand zijn eigen volk zo kan beledigen. We moeten actie ondernemen. 1-055
Csaba Sándor Tabajdi (PSE). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, in de dramatische uren van de strijd die tijdens de top door Luxemburg werd gevoerd, hebben zes nieuwe lidstaten – Polen, de Tsjechische Republiek, Slowakije, Litouwen, Letland en Hongarije – een voorstel gedaan voor een compromis ter verlaging van de steun die hun was toegezegd, om de begroting voor
04/07/2005 de periode 2007-2013 te redden. Dit was geen puur symbolisch gebaar, noch een offer: als nieuwe lidstaten hadden wij er immers alle belang bij dat er voor die periode een begroting werd goedgekeurd. Zonder deze nieuwe begroting zou heel Europa verliezer zijn, maar de grootste verliezers zouden de tien nieuwe lidstaten zijn. Wij blijven onze medewerking verlenen aan het uitwerken van een compromis voor de begroting. De door de Hongaarse premier Ferenc Gyurcsány voorgestelde formule van Boedapest is op hetzelfde doel gericht. Het gaat niet om een nieuwe begroting, maar om een soort “reddingsboei” op basis van het voorstel van het Luxemburgse voorzitterschap, die bedoeld is om de begroting van dit jaar te redden. Als de Raad niet bij machte is een compromis te sluiten, zal hij een begroting voor drie jaar moeten opstellen. 1-056
Bogdan Pęk (IND/DEM). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, de Europese Unie, en ik denk hier met name aan Polen en Litouwen, grenst aan Rusland. De Russische regio in kwestie, die voorheen bekend stond als Królewiec (Koningsbergen), heet sinds enige decennia Kaliningrad. Onlangs is daar een plechtigheid gehouden die veel publiciteit heeft gekregen, maar hoewel de hoogste vertegenwoordigers van Frankrijk en Duitsland, ofwel de Franse president en de Duitse bondskanselier, een prominente rol hebben gespeeld bij deze gebeurtenis, waren de EU-lidstaten Polen en Litouwen niet uitgenodigd. Kaliningrad is een symbool van het imperialistische beleid van Rusland. Om eerlijk te zijn heb ik geen idee wat voor boodschap deze topleiders van de EU probeerden over te brengen, gezien het feit dat zij zich hebben gebonden aan een gemeenschappelijk buitenlands beleid voor de Europese Unie in de ontwerpGrondwet. Niets wijst er echter op dat een dergelijk beleid daadwerkelijk wordt nagestreefd. De algemene reactie op dit soort gebaren is er een van compleet onbegrip, aangezien ze niet alleen een verkeerde voorstelling geven van het historische belang van deze regio, maar ook de idee van een waarachtige gemeenschap van gezamenlijke belangen verloochenen. 1-057
Ursula Stenzel (PPE-DE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, sinds vandaag ligt er een schriftelijke verklaring inzake reumatische aandoeningen klaar ter ondertekening door de afgevaardigden. Ik roep alle collega’s op om deze verklaring te ondertekenen. Waarom? De helft van de bevolking van de Europese Unie heeft last van een reumatische aandoening en de helft van alle reumapatiënten zal binnen tien jaar werkloos zijn. Samen zijn zij goed voor meer dan 450 miljoen betaalde ziektedagen in Europa! Dat levert een zware belasting voor ons sociale stelsel en gezondheidsstelsel op en is ook strijdig met de belangrijkste doelstellingen van Lissabon. Ik roep u dan ook op om deze verklaring te steunen. In die verklaring wordt de Commissie verzocht om eindelijk te erkennen dat reumatische aandoeningen tot de major diseases – de ernstige ziekten – behoren en dat
13 deze aandoeningen daarom als aparte categorie in het zevende Kaderprogramma voor onderzoek opgenomen dienen te worden. 1-058
Evangelia Tzampazi (PSE). – (EL) Mijnheer de Voorzitter, de illegale handel in vrouwen en minderjarigen, die als goederen vanuit derde landen naar de Unie worden vervoerd om daar seksueel of als arbeidskrachten te worden uitgebuit, is een verschijnsel dat een steeds grotere omvang aanneemt. De situatie is uitgegroeid tot een regelrechte plaag. De Unie en de bevoegde instanties hebben zich hier weliswaar mee beziggehouden, maar zijn er niet in geslaagd om de absolute cijfers daadwerkelijk terug te brengen. In Griekenland komen er jaarlijks honderden kinderen illegaal het land binnen. Die kinderen komen echter voor geen enkel van de rechten in aanmerking die voor volwassen vluchtelingen gelden. Zij worden ondergebracht in gemengde opvangcentra, in centra voor meer- en minderjarigen, en verblijven daar langer dan de maximumtijd van drie maanden. Na hun verblijf bekommert zich niemand meer om hen. Dat er een gebrek is aan een systeem voor het identificeren en registreren van minderjarigen, en aan voorlichting van minderjarigen over hun rechten, in een voor hen begrijpelijke taal, blijkt ook uit het feit dat geen enkel kind in de afgelopen jaren asiel heeft verkregen. Honderden van die kinderen zwerven rond, en slechts een heel gering aantal komt bij een nietgouvernementele organisatie terecht. Deze moderne slavenhandel – alleen al in Griekenland worden 40 000 vrouwen en kinderen per jaar verhandeld – eist onze volle aandacht en moet worden bestreden. 1-059
Gerard Batten (IND/DEM). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, twee weken geleden werden wij toegesproken door de Britse premier, Tony Blair. Mijnheer Blair weet dat het Europese project in een crisis verkeert. Hij weet dat verdere politieke integratie niet aan de volkeren van Europa te verkopen is, en al helemaal niet aan de Britten, tenzij er op zijn minst wat cosmetische veranderingen in de ergste begrotingsexcessen worden aangebracht. Wij in GrootBrittannië hebben acht jaar New Labour moeten doorstaan. Nu is het uw beurt om New Europe in ieder geval de komende zes maanden te doorstaan. Mijnheer Blair hoopt dat hij de Europese Unie kan hervormen om haar beter verteerbaar te maken voor de mensen. Maar net als mevrouw Thatcher destijds zal hij van een koude kermis thuis komen, want de Europese Unie is niet te hervormen. Waarschijnlijk zal de Britse bevolking er aan het einde van het Britse voorzitterschap nog dieper van doordrongen zijn dat haar regering overeenkomstig het beleid van de UKIP onvoorwaardelijk uit de EU moet stappen. 1-060
Toomas Hendrik Ilves (PSE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, voordat we beginnen aan het zomerreces wil
14 ik een probleem aansnijden dat in mijn land is ontstaan. Na negen jaar lang geweigerd te hebben een grensverdrag met Estland te sluiten, is Rusland daar vorige maand alsnog toe overgegaan. Het probleem is dat het Parlement van Estland een bepaalde parlementaire procedure heeft afgewikkeld die is uitgemond in een unilaterale niet-bindende verklaring die behelst dat de juridische continuïteit van de staat wordt gewaarborgd, zelfs als grondgebied wordt opgegeven. De Russen zeggen nu dat ze het grensverdrag zullen opzeggen. Dit is niet alleen een probleem voor Estland maar ook voor Europa, omdat de grens tussen Estland en Rusland ook de grens is tussen Europa en Rusland. Aangezien iedereen op het punt staat op vakantie te gaan en de Raad zich niet eerder dan in september over dit vraagstuk zal buigen, leek het me goed dit punt nog even aan de orde te stellen.
04/07/2005 het al dan niet lid moest worden van de Europese Unie, zal deze tweedeling deze week dan eindelijk worden opgeheven, wanneer beide zijden van het Maltees parlement vóór de Europese Grondwet zullen stemmen. Op deze manier betekent de Europese Grondwet voor Malta niet alleen een stap in de richting van Europese eenheid, maar ook een nieuw hoofdstuk van nationale consensus in Malta over Europa. Hartelijk dank. 1-064
De Voorzitter. – Hiermee is dit onderdeel beëindigd. 1-065
VOORZITTER: INGO FRIEDRICH Ondervoorzitter 1-066
Verzoek om verdediging van de parlementaire immuniteit van de heer Bossi
1-061
Jo Leinen (PSE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, de behandeling van leden van dit Parlement tijdens Europese topontmoetingen is al jarenlang een bron van ergernis. Dat was bij de laatste Top in Brussel niet anders. Het is vanwege de bijzonder hoge bunkermentaliteit in het Justus Lipsius-gebouw gewoonweg onmogelijk – ook voor de media – om contact te krijgen met de volksvertegenwoordigers. Wij hebben een paar pasjes kunnen bemachtigen. Ik heb gehoord dat ook drie chauffeurs een pasje hebben gekregen, maar de voorzitters van drie Parlementaire commissies – van de Begrotingscommissie, de Commissie burgerlijke vrijheden en de Commissie constitutionele zaken – konden gewoonweg geen toegang krijgen. Ik zou u dan ook willen verzoeken om voor toekomstige topontmoetingen een systeem te ontwikkelen op basis waarvan vertegenwoordigers van dit Parlement deze bijeenkomsten kunnen bijwonen. 1-062
De Voorzitter. – Wij zullen het systeem dat wij toepassen herzien opdat iedereen tevreden is, maar het aantal pasjes wordt beperkt door de Raad. Het Voorzitterschap verdeelt de beschikbare pasjes over de fracties. Wij zullen deze zaak in het licht van uw opmerking bestuderen. 1-063
Simon Busuttil (PPE-DE). − (MT) Ik wil dit Parlement informeren dat het Maltees parlement deze week een resolutie zal aannemen om het Europees Grondwettelijk Verdrag te ratificeren. Door deze stemming, die naar verwachting unaniem zal zijn, zal Malta op één lijn komen met de elf andere landen die de Europese Grondwet al hebben geratificeerd. Voor Malta heeft de ratificatie van de Europese Grondwet een zeer speciale betekenis, aangezien dit de eerste keer zal zijn dat de twee grootste partijen de handen ineenslaan en op identieke wijze stemmen over een EU-onderwerp. Nadat Malta vijftien jaar verdeeld is geweest over de vraag of
1-067
De Voorzitter. – Aan de orde is het verslag (A60210/2005) van Diana Wallis, namens de Commissie juridische zaken, over het verzoek om verdediging van de parlementaire immuniteit van de heer Umberto Bossi (2004/2101(IMM)). 1-068
Diana Wallis (ALDE), rapporteur. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, wij behandelen hier vier zaken die de Italiaanse autoriteiten ons hebben voorgelegd betreffende de immuniteit van de heer Bossi en de vraag of deze al dan niet moet worden opgeheven. De Commissie juridische zaken, die zich lang over deze vier zaken heeft gebogen, is thans gereed om aanbevelingen hieromtrent te verstrekken aan dit Huis. Parlementaire immuniteit is natuurlijk een zaak van het Parlement, niet van de leden. Het gaat erom dat de instelling bij de uitvoering van haar werkzaamheden wordt beschermd en dat is een serieuze zaak. Ik zal de vier zaken met betrekking tot de heer Bossi afzonderlijk bespreken en daarbij verwijzen naar de gerechtelijke instantie die de zaak heeft voorgelegd. Om te beginnen is er één zaak, afkomstig van de Pretura circondariale di Milano, die ons weinig moeite opleverde en waarover we niet lang hoefden te discussiëren. Het betreft een incident waarbij de heer Bossi zich schuldig heeft gemaakt aan geweldpleging. In dit specifieke geval waren wij als commissie van oordeel dat de parlementaire immuniteit niet zou moeten worden verdedigd. Geweldpleging door een lid is niet te beschouwen als iets wat valt onder een behoorlijke uitvoering van de werkzaamheden van dit Huis, en dus concludeerden wij unaniem dat de immuniteit van de heer Bossi in deze zaak zou moeten worden opgeheven. Bij twee andere zaken lag het wat ingewikkelder en was het moeilijker om er vat op te krijgen. Deze zijn voorgelegd door respectievelijk de Tribunale di Brescia en de Tribunale di Bergamo. Beide rechtbanken verwijzen naar toespraken die de heer Bossi bij verschillende gelegenheden heeft afgelegd en waarin hij,
04/07/2005 zoals één interpretatie luidt, zich lijkt te hebben bediend van opruiend taalgebruik, dat andere burgers zou kunnen aanzetten tot handelingen die wellicht niet door de beugel kunnen. Het is duidelijk dat dit Huis het recht van de leden om bij de uitvoering van hun taken hun mening te uiten en als politicus vrij het woord te voeren, wenst te verdedigen. Ten aanzien van dit punt dienen wij artikel 9 van ons Reglement in overweging te nemen. Een en ander dient echter geplaatst te worden tegen de achtergrond van het feit dat de Italiaanse autoriteiten – de parlementaire autoriteiten – in deze beide gevallen tot de conclusie waren gekomen dat, uitgaande van de Italiaanse situatie, de immuniteit van de heer Bossi zou moeten worden opgeheven. Alles in aanmerking genomen, was de Commissie juridische zaken echter van mening dat het in de onderhavige zaken goed was de parlementaire immuniteit van de heer Umberto Bossi te handhaven. Hoewel dit voor ons tamelijk ingewikkelde zaken waren, was dit de definitieve aanbeveling van de commissie. Bij de drie bovengenoemde zaken was sprake van gerechtelijke vervolging door de Italiaanse autoriteiten. De vierde zaak leek op het eerste gezicht ook duidelijk. Het ging om een civiele procedure tussen de heer Bossi en een andere Italiaanse politicus. Uit de zaak zoals die ons werd voorgelegd, bleek dat de andere politicus gerechtelijke stappen had ondernomen tegen de heer Bossi op grond van uitspraken die hij had gedaan. Op basis daarvan waren wij bereid te accepteren dat de immuniteit gehandhaafd zou moeten blijven. Afgelopen weekend werd ik er echter op gewezen dat in feite de heer Bossi zelf de aanklager was in deze procedure en dat de procedure door de wederpartij was opgegeven als een eis in reconventie. In dit geval denk ik dat de heer Bossi hier niet voor ons zal verschijnen “met schone handen”, zoals dat in het Engels recht heet. De uitslag van de stemming in de commissie duidt erop dat we de immuniteit dienen te verdedigen, maar misschien zouden we eens moeten kijken naar het type wetgeving waar het hier om gaat, waarbij blijkt dat de aanklager zelf zich op een mogelijk twijfelachtige wijze tracht te bedienen van de parlementaire immuniteit. 1-069
Klaus-Heiner Lehne, namens de PPE-DE-Fractie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, geachte dames en heren, allereerst zou ik mevrouw Wallis van harte voor haar verslag willen bedanken. Staat u mij echter toe om een zeer principiële opmerking te maken. Kwesties die immuniteit betreffen, behandelen wij in de Commissie juridische zaken altijd achter gesloten deuren. Doorgaans gaat het namelijk om zeer gevoelige kwesties die de betreffende afgevaardigden persoonlijk raken. Ik zou het verstandig vinden als het Parlement in de toekomst af zou zien van openbare debatten over dergelijke immuniteitskwesties. Ik zal daarom ook niet inhoudelijk op deze zaak ingaan. Ik wil er alleen over zeggen dat mijn fractie het verslag van de rapporteur steunt. Tegelijkertijd maak ik – in strijd met de regels van het Reglement – van de gelegenheid
15 gebruik om erop te wijzen dat wij dezelfde mening zijn toegedaan met betrekking tot de kwestie-Marchiani, waarvoor de heer Speroni als rapporteur fungeert. Met betrekking tot die kwestie kunt u de gevraagde spreektijd dus schrappen. Ik zou daarnaast willen verzoeken om over dit onderwerp een kort, maar krachtig debat te voeren, aangezien de heer Trichet al meer dan een uur zit te wachten. Naar mijn idee hebben wij belangrijker dingen te doen dan hier in het openbaar breed de privéaangelegenheden van afgevaardigden uit te meten. (Applaus) 1-070
Maria Berger, namens de PSE-Fractie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, ik wil eveneens mijn verbazing tot uitdrukking brengen dat er over deze immuniteitskwesties een debat wordt gehouden. Wij hebben dat volgens mij tot nu toe altijd anders aangepakt. Los daarvan wil ik de rapporteur, mevrouw Wallis, bedanken dat zij deze zaken zo grondig heeft behandeld. Bij het lezen van de stukken is een sterke maag geen overbodige luxe als je ziet tot welke diepten sommige Italiaanse politici kunnen zinken. Wat de derde zaak betreft, dat is dus de zaak die bij de rechtbank in Milaan aanhangig is, deel ik uw mening, en daarin hebben wij u in de Commissie juridische zaken ook gesteund. De zaken in Brescia en Bergamo zijn naar mijn mening grensgevallen, waarin een afgevaardigde – ook ten opzichte van andere personen – wel in zeer ruime mate gebruik heeft gemaakt van de bescherming die hij mag ontlenen aan de immuniteit die dit Parlement hem verschaft. Voor mij is daarmee echt een grens bereikt, maar in dit geval moeten wij dan toch maar het motto hanteren dat de verdachte het voordeel van de twijfel moet krijgen. Ik zou het bijzonder op prijs stellen als wij de gelegenheid zouden krijgen om onze mening en de bijbehorende aanbeveling met betrekking tot de vierde zaak nog eens in heroverweging te kunnen nemen. Die vierde zaak werd namelijk ook al in de Commissie juridische zaken als problematisch ervaren. Naar mijn idee gaat het hier om een zaak waarin de beschermingsmechanismen die dit Parlement biedt, op oneigenlijke wijze zijn gebruikt. In het algemeen blijkt uit deze kwestie, en trouwens ook uit de volgende kwestie, dat wij het immuniteitsrecht dringend moeten herzien. Dat betekent dat mijn spreektijd voor die volgende immuniteitskwestie kan komen te vervallen. Wij hopen immers dat wij een en ander via het statuut kunnen bewerkstelligen. Ik vind namelijk dat de huidige regelingen veel te grof van opzet zijn, waardoor enerzijds collega’s die bescherming nodig hebben, die niet krijgen, terwijl anderzijds collega’s blijkbaar wel de mogelijkheid hebben om het systeem op basis van die regelingen uit te buiten. 1-071
De Voorzitter. – Het debat is gesloten.
16
04/07/2005
De stemming vindt morgen om 11.30 uur plaats. 1-072
Verzoek om verdediging van de parlementaire immuniteit van de heer Marchiani 1-073
De Voorzitter. – Aan de orde is het verslag (A60208/2005) van Francesco Enrico Speroni, namens de Commissie juridische zaken, over het verzoek om verdediging van de parlementaire immuniteit van de heer Jean Charles Marchiani (2005/2105(IMM)). 1-074
Francesco Enrico Speroni (IND/DEM), rapporteur. – (IT) Mijnheer de voorzitter, geachte collega’s, ik zou erop willen wijzen dat de immuniteit naast het parlementaire symbool vooral het Parlement en de uitoefening van het ambt van parlementslid beschermt. Daarom zou ik van dergelijke kwesties niet zo’n persoonlijke zaak willen maken. In het geval van onze collega Marchiani ben ik echter werkelijk met stomheid geslagen door het arrest van het Franse Hof van Cassatie, dat het Protocol van 1965 betreffende de voorechten en de immuniteiten van de afgevaardigden volledig miskent. Het arrest stelt namelijk dat op de leden van het Europees Parlement niet dezelfde regels inzake voorechten en immuniteiten van toepassing zijn als op de nationale parlementsleden. Het gaat hier om een onmiskenbaar verzuim Europees primair recht toe te passen. De Commissie juridische zaken bekrachtigt daarentegen de geldigheid van de regels van het Protocol betreffende de voorrechten en de immuniteiten, die bepalen dat op de leden van het Europees Parlement dezelfde procedures van toepassing zijn als op de nationale parlementsleden. Dat is het uitgangspunt geweest voor dit verslag, dat ik bij de plenaire vergadering kan aanbevelen. 1-075
De Voorzitter. – Niemand heeft verder het woord gevraagd. De stemming vindt morgen om 11.30 uur plaats. 1-076
Europese Centrale Bank (2004) / Voorlichtings- en communicatiestrategie betreffende de euro en de EMU 1-077
De Voorzitter. – Aan de orde is de gezamenlijke behandeling van het verslag (A6-0203/2005) van Kurt Joachim Lauk, namens de Commissie economische en monetaire zaken, over het jaarverslag 2004 van de Europese Centrale Bank (2005/2048(INI)) en het verslag (A6-0197/2005) van Jules Maaten, namens de Commissie economische en monetaire zaken, over de uitvoering van een voorlichtings- en communicatiestrategie inzake de euro en de Europese Monetaire Unie (2005/2078(INI)).
1-078
Kurt Joachim Lauk (PPE-DE), rapporteur. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, staat u mij toe om enkele opmerkingen te maken over het jaarverslag van de Europese Centrale Bank. Ik wil allereerst beginnen met de algemene constatering dat de lay-out van het verslag aangenaam is en dat het de moeite waard is om het te lezen. Het is met name prettig dat verschillende secties duidelijk zichtbaar van elkaar worden onderscheiden en dat gecompliceerde beleidsmatige financiële kwesties in heldere taal worden toegelicht. Daardoor bereikt dit thema een breder publiek. Dan de inhoud. In de eerste plaats heeft de ECB over het algemeen, gezien het moeilijke jaar, zeer adequaat gereageerd. Het doet mij deugd om dit hier vandaag tegen de president van de Centrale Bank te kunnen zeggen. In het eerste halfjaar was er sprake van een kleine groei met een verwachte inflatie op middellange en lange termijn. Het tweede halfjaar werd door precies de tegenovergestelde ontwikkeling gekenmerkt. In het midden van het jaar heeft de ECB met succes de verleiding weerstaan om de rentepercentages te verhogen; de ECB heeft die percentages veeleer stabiel weten te houden. Dit scenario voor een stabiele munteenheid speelde het afgelopen jaar aan het einde van een periode van tien jaar waarin de wereldeconomie gemiddeld met 3,7 procent is gegroeid. Het is alleen jammer dat die groeispiraal zich binnen Europa niet voortzet. De matige economische groei in Europa is met name het gevolg van het uitblijven van de noodzakelijke structurele hervormingen in de lidstaten; dat is ook de mening van de ECB. De slechte groei is dus niet aan de ECB te wijten. Integendeel, de ECB wijst er juist op dat de lidstaten op dit punt meer eigen verantwoordelijkheid moeten nemen. Tegen deze achtergrond is het van groot belang om te constateren dat de ECB zich inderdaad door middel van enkele opvallende opmerkingen kort maar krachtig voor een hervorming van het Stabiliteits- en Groeipact heeft uitgesproken. Het debat over het pact hoeven wij hier niet te herhalen, want dat is afgerond, maar wij moeten wel duidelijk beseffen wat de consequenties zijn. De strikte toepassing van de criteria is door het nieuwe akkoord verleden tijd, maar daardoor wordt de positie van de ECB wel zwakker. De taak van de ECB is moeilijker geworden omdat de verantwoordelijkheid weer bij de lidstaten is neergelegd. Dat geldt met name voor drie speciale gebieden. De problemen om de begrotingsdiscipline in de lidstaten te handhaven zijn enorm toegenomen: ten eerste wat de omvang van de nationale begrotingen betreft, ten tweede wat betreft de structuur van de overheidsuitgaven en -taken, en ten derde met betrekking tot de belastinginkomsten. Dat betekent dat de lidstaten door het uithollen van het Stabiliteits- en Groeipact in feite zelf weer de nationale verantwoordelijkheid voor de stabiliteit hebben overgenomen, waardoor de taak van de ECB inderdaad moeilijker wordt.
04/07/2005 De ECB geeft de voorkeur aan het preventieve element. Het is absoluut een zwaktebod dat de lidstaten het preventieve element in de goede tijden niet hebben weten uit te bouwen. Nu moet dat echter wel gebeuren. De ECB is daar voorstander van, maar waarschuwt er tegelijkertijd voor dat het sanctie-instrument niet verzwakt mag worden. Wij kunnen in dit verband ook niet om de kwestie van de uitbreiding heen. De integratie van tien nieuwe lidstaten is door de ECB vlekkeloos uitgevoerd. Sinds 28 juni 2004 maken Estland, Litouwen en Slovenië deel uit van het Europees wisselkoersmechanisme, en sinds 2 mei 2005 hebben ook Letland, Malta en Cyprus zich daarbij aangesloten. Wij verzoeken de ECB met klem om de criteria van Maastricht, ondanks de hervorming van het Stabiliteits- en Groeipact, onverkort toe te passen bij toekomstige toetredingen tot de Europese Monetaire Unie (EMU). Aan die criteria moet strikt, niet slechts heel losjes, de hand worden gehouden. Een statistische situatie à la Griekenland moet in de toekomst bij toetredingen tot de EMU worden voorkomen. Tot slot verzoeken wij de ECB om het voorlichtingsbeleid, dat over het algemeen goed is, verder te verbeteren. Er is op dit punt nog speelruimte. Wij zijn verheugd over de publicatie van meer specifieke statistische informatie en over de grotere regelmaat waarmee die publicaties uitkomen. Er is daarnaast ook sprake van een goede dialoog, maar deze is – zoals in kleine kring te horen valt – zeker nog voor verbetering vatbaar en zou ook vaker gevoerd moeten worden. Wij roepen de ECB eveneens op om in de toekomst ook een “Beige Book” uit te geven naar het voorbeeld van de Federal Reserve in de Verenigde Staten. Tot slot zou ik nog het volgende willen zeggen. De ECB heeft de afgelopen jaren een grote stap gezet in de richting van een systeem voor clearing van betalingen en de settlement van effecten. Ook is het Target II-systeem voor trans-Europese geautomatiseerde “real time” expresoverboekingen van start gegaan. Hierdoor is een integrale “real time”-settlement mogelijk van de liquiditeitsvoorziening in het Europees Stelsel van Centrale Banken. Daardoor wordt de mogelijkheid gecreëerd om van een lappendeken op een echt systeem over te stappen. De ECB heeft hiertoe op onverschrokken wijze de eerste noodzakelijke stappen gezet. Aangezien dit verslag afgerond is en alle benodigde elementen omvat, zou ik u willen verzoeken om de ingediende amendementen te verwerpen en het verslag in de huidige vorm aan te nemen. 1-079
Jules Maaten (ALDE), rapporteur. – Voorzitter, mijnheer de President van de Europese Centrale Bank, Commissaris, collega’s, dit debat over de communicatiestrategie rond de euro is door de Commissie economische en monetaire zaken enigszins verbreed tot een discussie over hoe het nu staat met de
17 euro en wat we er eigenlijk mee moeten. Dit debat vindt immers plaats op een moment dat het hele politieke debat over Europa onder druk staat. Ik geloof niet dat we daar nu de ogen voor kunnen sluiten. Ik geloof dat velen van ons – zeker ikzelf – op het moment dat de euro werd geïntroduceerd in 1999, en met name in 2002, het gevoel hadden dat de euro Europa dichter bij de burgers zou brengen. Dat de burgers, zeker die in de eurozone, Europa elke dag in hun hand zouden houden en dat dit feit zou helpen de mensen een betere band met Europa te geven. Ik geloof echter dat we moeten concluderen dat dit niet is gebeurd. Ik heb in mijn eigen land meegemaakt, maar ik zie het ook in andere landen in de eurozone of landen die daartoe zouden kunnen toetreden, dat de euro in sommige opzichten zelfs een blok aan het been is gebleken. Ik betreur dat zeer, maar het is een constatering die wij hebben moeten doen. Dat is eigenlijk een idiote situatie, want als we kijken naar hoe de euro functioneert, is dat natuurlijk geweldig. Er zijn goedkopere financieringsmogelijkheden voor iedereen, de rentepercentages zijn lager dan ooit en dat bevordert de investeringen en de consumptie en biedt consumenten echte voordelen, bijvoorbeeld door lage hypotheekrente en goedkopere leningen. Er is verhoogde prijstransparantie binnen een strenger beheer van het monetaire beleid door de Europese Centrale Bank. Dat leidt tot een stabiele omgeving voor de euro en tot een lage inflatie. Kijk naar de landen van de omschakeling 2001-2002, waar de inflatie slechts 2,3 procent was. Een geweldig succes. De euro heeft gezorgd voor verhoogde veerkracht van de economieën in de eurozone tegen financiële crises. Zonder de euro zouden 11 september of 11 maart 2004 of de boekhoudschandalen van 2002 voor veel grotere turbulenties hebben gezorgd. Dat is niet gebeurd. Dat hebben wij te danken aan de euro. Het wisselkoersrisico is weggenomen, reizen binnen het eurogebied is gemakkelijker, allerlei rompslomp is weggevallen evenals de kosten van het wisselen van valuta. Consumenten profiteren van de sterke euro. Grondstoffen en olie op de wereldmarkt worden in dollars betaald en de gunstige wisselkoers, in ieder geval tot de referenda in Frankrijk en Nederland, zorgt voor relatief lage brandstof- en levensmiddelenprijzen voor de Europese consumenten. Er is een toename van de handel binnen de Europese Unie, 10 procent voor alle landen samen en 17 procent voor sommige landen zoals Nederland, Spanje, België en Oostenrijk. Dan laat ik nog even buiten beschouwing dat de euro op de internationale financiële markten groot aanzien geniet, zoals blijkt uit zijn belangrijke rol als internationale reservevaluta. Ondanks al deze successen – en ik denk dat dit aantoont dat de euro misschien wel één van de meest succesvolle, zo niet hét succesvolste project van de Europese Unie tot nu toe is – zien we dat veel gewone consumenten dat kennelijk niet met ons eens zijn. Dat betekent dat wij een groot probleem hebben, dat vergelijkbaar is met het
18 probleem dat wij ook in het debat over de grondwet hebben gehad. Wat ligt daar nu aan ten grondslag? Ik denk voornamelijk het probleem van de inflatie. President Trichet, u hebt er in onze monetaire dialoog van 14 maart iets over gezegd dat ik buitengewoon goed vond. Wij hebben, denk ik, niet goed met de burgers gecommuniceerd over inflatie en daardoor een deel van de geloofwaardigheid verloren in landen waar de euro nu is ingevoerd. Ik merk in contacten met burgers dat dit bijna niet meer goed te maken is. Als ik zeg: “de inflatie is zeer beperkt geweest”, is het antwoord: “u liegt”. Als ik zeg: “ja maar, statistiekbureaus en Eurostat zeggen dat”, antwoorden zij: “ja, maar die liegen ook”. De geloofwaardigheid is beperkt. Wij hebben kennelijk niet kunnen uitleggen hoe de inflatie, die er in 2002 toch echt was, verdwenen is. Consumenten zijn niet gek. Wij hebben hun niet kunnen uitleggen waar die inflatie door werd veroorzaakt en dus wordt het allemaal op de euro geschoven. Dat moeten wij ons, met al onze instituties, zelf verwijten. Daar komt al het gedoe over het stabiliteitspact natuurlijk nog bij. Ik ben dan ook blij met het amendement daarover van de collega”s van de EVP. Ook over het gedoe rond het Lissabon-proces, dat steeds maar niet van de grond komt, ligt een goed amendement van de socialistische fractie voor. Het is belangrijk dat wij die zaken oplossen, want de nieuwe lidstaten krijgen straks met de euro te maken. Daarover is een groot aantal amendementen ingediend, ook in de commissie en door de collega's uit de nieuwe lidstaten, die het verslag naar mijn mening hebben verrijkt. Het is belangrijk dat wij bij hen de goede toon treffen als de euro in die landen wordt geïntroduceerd, maar ook bij de burgers van de huidige eurolidstaten, want we worden geconfronteerd met hun oordeel. Dat is tevens de reden waarom ik de Europese Centrale Bank vraag jaarlijks aan ons te rapporteren. Niet alleen in bankiersjargon en economentaal over hoe goed het met de euro gaat, maar ook over wat de euro nu echt heeft betekend voor de gewone consument. Het is jammer dat de ECB, althans de heer González Páramo in een brief, mij heeft laten weten dat dit wel erg veel methodologische problemen met zich meebrengt. Ik heb daar begrip voor en deze brief is ook geschreven voor de crisis waar we nu inzitten. Toch zou ik het zeer waarderen als de Europese Centrale Bank dit verzoek zou heroverwegen. Voor mijn part mag ook de Europese Commissie in dat gat springen. Het is te gemakkelijk om te denken: “de euro is er, men doet het er maar mee”. De mondige burger accepteert dat niet. Het is een probleem dat wij kunnen oplossen. Gezien de manier, mijnheer Trichet, waarop u altijd bij ons in de commissie verschijnt, denk ik dat juist u uitstekend geplaatst bent om dat probleem op te lossen en vooral dat wij, Parlement, ECB en Commissie, dat samen zeer goed zouden kunnen. 1-080
04/07/2005 Jean-Claude Trichet, president van de Europese Centrale Bank. – (FR) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren leden van het Europees Parlement, ik heb de eer u vandaag het jaarverslag van de ECB voor 2004 te mogen aanbieden. De Europese Centrale Bank is zich bewust van het fundamentele belang van zijn democratische verantwoordelijkheid en heeft altijd benadrukt dat zijn onafhankelijkheid gepaard moet gaan met een strikte verantwoordingsplicht. De ECB hecht dan ook vóór alles belang aan regulier overleg met de gekozen vertegenwoordigers van de Europese burgers. Ook wil ik u zeggen dat ik met de grootst mogelijke belangstelling heb geluisterd naar de toelichtingen op de verslagen van de heren Lauk en Maaten. 1-081
(DE) In mijn inleidende opmerkingen zal ik allereerst een overzicht geven van de economische en monetaire ontwikkelingen in 2004 en van onze inschatting van de economische vooruitzichten en de monetaire strategie. Aansluitend zal ik nader ingaan op enkele kanttekeningen en voorstellen in het ontwerp van het jaarverslag 2004 van de ECB. 1-082
(FR)Laat ik beginnen met de economische en monetaire kwesties. 1-083
(EN) In 2004 functioneerde het monetaire beleid van de ECB in een omgeving van geleidelijk economisch herstel in het eurogebied. De reële groei van het BBP op jaarbasis bedroeg 1,8 procent tegenover 0,5 procent in het jaar ervoor. In het eerste halfjaar van 2004 werd de economische activiteit gekenmerkt door een relatief dynamische groei. In de tweede helft van het jaar daarentegen was de economische groei bescheiden, deels vanwege de stijgende olieprijzen. Wat de prijsontwikkelingen betreft, bleef de onderliggende binnenlandse inflatiedruk in het eurogebied binnen de perken, hetgeen zich weerspiegelt in de gematigde stijging van de arbeidslonen en de goed verankerde inflatieverwachtingen. Hoewel de wisselkoers van de euro in 2004 bijdroeg aan een lagere inflatiedruk, hadden stijgingen van de regelingsprijzen, de indirecte belastingen en de olieprijs een merkbare invloed op de algemene inflatie. De jaarlijkse HICPinflatie kwam in totaal uit op 2,1 procent, hetzelfde percentage als het voorgaande jaar. Tegen de achtergrond van een gematigde binnenlandse prijsdruk en gunstige vooruitzichten voor de prijsstabiliteit op middellange termijn bleven de belangrijkste rentetarieven van de ECB het gehele jaar door op een historisch laag peil staan. De rentetarieven bleven laag over het gehele looptijdenspectrum, wat een flinke steun in de rug betekende voor de economische activiteit. Overigens is onze langetermijnrente in honderd jaar niet zo laag geweest. De begrotingsontwikkelingen in het eurogebied vertoonden, zoals de rapporteur al zei, in 2004 een verre
04/07/2005 van florissant beeld. Het gemiddelde begrotingstekort in het eurogebied stabiliseerde zich grofweg op 2,7 procent van het BBP. Dit niveau zou niet alleen een onhoudbaar hoge schuldquote tot gevolg kunnen hebben, maar ook een veiligheidsmarge die weinig ruimte biedt voor kortetermijnmaatregelen om de begroting te ontlasten bij ongunstige ontwikkelingen. De besprekingen over een herziening van het Stabiliteits- en Groeipact, die in 2004 werden voortgezet, zijn uitgemond in een verslag dat in maart 2005 is goedgekeurd. De tenuitvoerlegging van de begroting in 2005 en de opstelling van de begroting voor 2006 bieden de eerste mogelijkheden voor alle betrokken partijen om de bepalingen van het pact nauwgezet uit te voeren, teneinde te demonstreren dat het pact een doeltreffend kader blijft voor de beleidscoördinatie en -discipline op begrotingsgebied. Zoals de rapporteur opmerkte, is iedereen op de hoogte van het standpunt dat de ECB gedurende de besprekingen heeft verkondigd. Ten slotte hebben sommige landen in 2004 hun cijfers betreffende tekorten en schulden uit het verleden fors aangepast, waardoor de doelmatigheid van het begrotingstoezicht van de EU wordt ondermijnd. Het is van vitaal belang dat de regeringen ervoor zorgen dat de financiële statistieken op betrouwbare wijze worden opgesteld en op tijd worden ingediend. Dan nu over naar het cruciale vraagstuk van de structurele hervormingen. De ECB verwelkomt en ondersteunt de nieuwe stimulans voor economische hervormingen die voortvloeit uit het opnieuw op gang brengen van de strategie van Lissabon, de grotere nadruk op groei en werkgelegenheid en het nieuwe bestuurskader dat erop gericht is de uitvoering van de hervormingen te verbeteren. De nieuwe geïntegreerde richtsnoeren voor de periode 2005-2008, waarin zowel de nieuwe algemene richtsnoeren voor het economisch beleid als de nieuwe werkgelegenheidsrichtsnoeren zijn opgenomen, dienen thans de weg te bereiden voor concrete maatregelen op EU-niveau en door de lidstaten. Ik zal nu enige woorden wijden aan het monetair beleid in een uitgestrekt en gevarieerd eurogebied. De omvang van de inflatiespreiding door heel het eurogebied is vergelijkbaar met de inflatiespreiding die in de veertien Metropolitan Statistical Areas in de VS is geconstateerd. In een monetaire unie zorgen inflatie en verschillen in arbeidskosten tussen regio’s of landen op natuurlijke wijze voor de aanpassing van relatieve prijzen bij een asymmetrische vraagof aanbodontwikkeling. Dergelijke aanpassingen binnen het eurogebied zijn omvangrijker en komen vaker voor dan verwacht. Dit is reden om aan te nemen dat het eurogebied flexibeler is dan veel waarnemers hadden verwacht. Hoewel aanpassingen van relatieve prijzen over het algemeen economisch zijn te rechtvaardigen, zijn er gevallen waarbij inflatieverschillen mogelijk te wijten zijn aan ongepaste economische beleidsmaatregelen van afzonderlijke lidstaten en rigiditeiten op de arbeids- en
19 productmarkten. Voor die landen is het hoogst raadzaam om structurele hervormingen door te voeren. Tijdens het luisteren naar uw rapporteur nam ik er met voldoening kennis van dat ook u van mening bent dat de periodieke dialoog een zeer belangrijk onderdeel is van het gehele raamwerk. Het ECB neemt de suggesties van het Europees Parlement dankbaar in overweging en besteedt er zorgvuldig aandacht aan. In dat opzicht kan ik vermelden dat het ECB vorig jaar heeft besloten dat het haar Financial Stability Review voortaan in overeenstemming met een voorstel van het Europees Parlement zal uitbrengen. Ik merk dat de standpunten die in de ontwerpresolutie over een groot aantal belangrijke vraagstukken zijn verwoord, heel dicht in de buurt komen van de standpunten van de ECB. Ik doel daarbij op de verklaringen betreffende het monetair beleid dat de ECB in 2004 heeft gevoerd, en het oordeel dat de relatief zwakke conjunctuur kan worden toegeschreven aan het gebrek aan structurele hervormingen. Uw standpunt inzake het Stabiliteits- en Groeipact leunt eveneens zeer dicht aan bij het standpunt ter zake van de ECB. Voorts ben ik ingenomen met het feit dat de ontwerpresolutie ons complimenteert met de werkzaamheden die we hebben verricht ter voorbereiding op de uitbreiding van de Europese Unie, hetgeen een nieuwe mijlpaal is op weg naar een steeds nauwer samenwerkende Unie. De grondige voorbereidingen voor deze uitbreiding hebben ervoor gezorgd dat de tien nieuwe centrale banken op soepele wijze konden toetreden tot het ESCB. Wij zijn het met u eens dat de best mogelijke voorbereiding voor de overname van de euro bestaat uit een hoog niveau van houdbare convergentie, in overeenstemming met de criteria van Maastricht. Een groot aantal standpunten in de ontwerpresolutie onderschrijven wij volkomen, maar er zijn een paar onderwerpen waarover wij enigszins van mening verschillen. Zo dringt de ontwerpresolutie er bij de ECB op aan de publicatie van een samenvatting van de notulen te overwegen. Ik moet echter zeggen dat wij nog steeds de grote voordelen zien van de communicatiekanalen die door de ECB zijn uitgekozen. De ECB heeft ervoor gekozen haar beslissingen inzake het monetair beleid vrijwel direct aan het publiek mede te delen. Die aanpak vergemakkelijkt de vorming van verwachtingspatronen en dat is goed voor de effectiviteit van het monetair beleid. Zo heeft het ECB kunnen zorgen voor een hoge mate van voorspelbaarheid van het monetaire beleid en voor de verankering op verantwoorde niveaus van inflatieverwachtingen voor de lange termijn. We hebben het Europees Parlement via verschillende kanalen voorzien van uitgebreide en actuele informatie en zijn bereid om op dezelfde voet verder te gaan als het gaat om het zeer belangrijke vraagstuk betreffende verrekening en afwikkeling. Mocht een richtlijn betreffende verrekening en afwikkeling in een later
20
04/07/2005
stadium worden aangenomen, dan dienen de betreffende normen, indien nodig, overeenkomstig worden aangepast.
geloofwaardigheid kan blijven en het vertrouwen kan bewaren binnen de grenzen van haar verantwoordelijkheden.
Voorts kan ik u vertellen dat wij ons met grote interesse hebben gebogen over de ontwerpresolutie over de uitvoering van een voorlichtingsen communicatiestrategie inzake de euro en de Economische en Monetaire Unie. In deze resolutie wordt de ECB onder meer verzocht een jaarlijkse kwantitatieve analyse te verrichten van de voordelen die de euro voor de gewone burger heeft opgeleverd. Ik ben er in dit stadium echter niet zeker van dat een jaarlijkse kwantitatieve analyse het meest geëigende instrument is met het oog op de beperkingen ten aanzien van de methoden en gegevens. We zullen evenwel alle geschikte instrumenten in beraad houden die bevorderlijk zijn voor de communicatie over het belang van de euro voor onze medeburgers in het eurogebied. We zullen ons daarbij bedienen van het breedst mogelijke aanbod aan instrumenten die ons ter beschikking staan, zoals persconferenties, de publicatie van de jaarverslagen en de maandelijkse bulletins, toespraken en artikelen die in de gehele eurozone worden gepubliceerd.
(Applaus)
1-084
(FR)Mijnheer de Voorzitter, staat u mij toe om ter afsluiting nog drie dingen te zeggen over de huidige situatie in Europa na de resultaten van de referenda in Frankrijk en Nederland. In de eerste plaats heeft de ontwikkeling van Europa haar eigen tempo, dat pas na lange tijd op zijn merites kan worden beoordeeld. De Europese Centrale Bank en haar president hebben er alle vertrouwen in dat Europa in staat is de huidige problemen te boven te komen, en ik deel volledig het gevoel van vertrouwen en vastberadenheid dat onomwonden tot uitdrukking komt in de verklaring die uw Voorzitter, Josep Borrell Fontelles, samen met Jean-Claude Juncker en José Manuel Barroso heeft ondertekend. In de tweede plaats zijn de uitdagingen en kansen die er op dit moment voor Europa liggen vanuit de Europese en wereldgeschiedenis, de demografie, de technologie en de economie, zó groot dat de uitvoering van het noodzakelijke hervormingsprogramma, dat in Lissabon werd bedacht en dat nieuw leven werd ingeblazen in Brussel tijdens de Europese Raad van maart, nu nóg urgenter is dan voorheen. Op dit punt ben ik het, net als op veel andere punten, volledig eens met de conclusie van de rapporteur. Tot slot kan iedereen er zeker van zijn dat wij, net zoals in het verleden, ook in de toekomst volledig trouw zullen blijven aan ons mandaat. Het Grondwet-project brengt geen verandering in het functioneren van de Europese Centrale Bank en de eenheidsmunt, die rusten op het zeer solide fundament van het Verdrag van Maastricht. Europa kan rekenen op de Europese Centrale Bank en het eurostelsel, opdat het onder alle omstandigheden een baken van stabiliteit en
1-085
Joaquín Almunia, lid van de Commissie. – (ES) Mijnheer de Voorzitter, ik wil in de eerste plaats de twee rapporteurs feliciteren, de heer Lauk en de heer Maaten, met het uitstekende werk dat zij verricht hebben met hun respectieve verslagen. Ik vind het een wijze beslissing van dit Parlement om deze beide verslagen vanmiddag samen te behandelen, want het is evident dat het heden en de toekomst van de euro veel te maken hebben met de activiteiten van de Europese Centrale Bank en de juistheid van zijn beslissingen. Zowel de euro als de Europese Centrale Bank heeft de afgelopen weken onder vuur gelegen. De kritiek die in het publieke debat wordt gespuid is logisch en positief. Wanneer de aanvallen gebaseerd zijn op een gebrek aan argumenten, en zelfs op demagogie, dienen de critici van repliek te worden gediend. Ik denk dat dit debat een goede gelegenheid biedt om antwoord te geven op de ongefundeerde kritiek die zowel de eenheidsmunt als de Europese Centrale Bank in de afgelopen weken ten deel is gevallen. Om te beginnen kan niet genoeg benadrukt worden, zoals het verslag van de heer Maaten dat ook doet, hoeveel voordelen de euro ons sinds de invoering heeft gebracht, hoeveel positieve aspecten er aan de eenheidsmunt zitten: de euro heeft ons stabiliteit gebracht tegen mogelijke monetaire turbulenties en crises zoals we die in het verleden gekend hebben; de euro heeft ons prijsstabiliteit gebracht, dankzij, in belangrijke mate, het trefzekere monetaire beleid van de Europese Centrale Bank; de euro brengt ons dankzij deze stabiliteit lage rentetarieven; en hij beschermt ons tegen risico’s waarvan we niet moeten denken dat ze niet meer bestaan. De euro stelt ons in staat risico’s waaraan we vroeger waren blootgesteld de baas te worden, maar we moeten niet vergeten dat deze risico’s weer terug kunnen komen als we niet het vertrouwen in en de geloofwaardigheid van onze munt en de Economische en Monetaire Unie weten te behouden. Naar aanleiding van de twee referenda in Frankrijk en Nederland is wel gezegd dat Brussel voor een deel van de tegenstemmers de rol van zondebok heeft vervuld. Er was kritiek op bepaalde elementen van de toestand in de wereld of op de strategieën van de respectieve nationale regeringen, en daarbij werd met de vinger naar Brussel gewezen. Mijn indruk is dat met de euro en het monetaire beleid hetzelfde gebeurt. De lage groei van de Europese economieën wordt niet veroorzaakt door de eenheidsmunt of door het monetaire beleid; het probleem ligt, principieel en fundamenteel, bij het gebrek aan structurele hervormingen, bij het verlies aan dynamiek, flexibiliteit en aanpassingsvermogen van de
04/07/2005 Europese economieën in een globaliserende wereld, waarin de economische grenzen al enige tijd niet meer de betekenis hebben die ze een eeuw geleden hadden. Daarom kunnen we ons, als we aan onze burgers het juiste economische beleid willen voorleggen, beleid dat is gebaseerd op strategieën die voor vooruitgang, groei, welvaart en werkgelegenheid kunnen zorgen, niet beroepen op nostalgische gevoelens, op het verleden, of ons in onze tegenstander vergissen. Het verleden komt niet meer terug en de tegenstander is niet de euro of het monetaire beleid. En daarom moeten we met name, op deze moeilijke momenten die de Europese Unie beleeft, zowel in economisch als in politiek opzicht, de verantwoordelijkheid op ons nemen om de juiste beslissingen te nemen. Zoals ik in dit Parlement en ook daarbuiten al vele malen gezegd heb, denk ik dat de hervorming van het Stabiliteits- en Groeipact, die op grote steun in dit Parlement heeft kunnen rekenen, een juiste beslissing, is die nu strikt begint te worden toegepast, iets waartoe president Trichet zojuist ook heeft opgeroepen. Volgende week gaan we in de Raad Ecofin debatteren over de aanbevelingen aan Italië waarover enkele dagen geleden door de Commissie is besloten. In de komende weken gaan we datzelfde doen met betrekking tot Portugal en we zullen dat voor het einde van het jaar doen met betrekking tot andere landen, waaronder enkele landen die tot de oprichters van de Europese Unie behoren, maar ook enkele van de nieuwe leden van de Unie.
21 voegen. Daarbij is strengheid geboden, maar ook een ruime blik. De komende maanden zullen we streng, oprecht en in open dialoog met de betrokken landen moeten analyseren of Estland, Litouwen of Slovenië – de eerste drie landen van de uitbreiding die in het jaar 2004 onderdeel zijn gaan uitmaken van het wisselmechanisme – volgend jaar aan alle voorwaarden zullen voldoen die in het Verdrag worden gesteld voor toetreding tot de eurozone, wat de autoriteiten van die landen graag willen. In dit verband, en in relatie met de informatievoorziening over de euro, wil ik dit Parlement meedelen dat ik in de afgelopen maanden ben begonnen aan een programma van bezoeken aan alle nieuwe lidstaten, waarmee ik in de komende maanden, tot aan het eind van dit jaar, zal doorgaan, om in detail met de autoriteiten, zowel met de regeringen als met de presidenten van de respectieve centrale banken, te bespreken hoever ze zijn gevorderd met het oog op hun toetreding, te zijner tijd, tot de eurozone. We hebben veel geleerd sinds de jaren negentig: we kunnen en moeten die ervaring doorgeven aan de autoriteiten van de landen die te zijner tijd deel zullen gaan uitmaken van de eurozone en we kunnen die opeenvolgende uitbreidingen van de eurozone benutten om aan alle Europese burgers, zowel in de nieuwe als in de oude lidstaten, de grote voordelen van de euro uit te leggen en een aantal van de verkeerde ideeën die over onze eenheidsmunt te berde worden gebracht, uit de weg te ruimen. (Applaus)
Deze regels moeten op een geloofwaardige en energieke manier worden toegepast, maar tegelijkertijd ook rationeel, om degenen die economische stabiliteit en begrotingsdiscipline tegenover economische groei en het scheppen van banen willen stellen, geen argumenten in handen te spelen, want deze doelstellingen zijn niet onverenigbaar met elkaar, maar volkomen verenigbaar. Het huidige Stabiliteits- en Groeipact, van na de hervorming, maakt het mogelijk dat die compatibiliteit praktische consequenties krijgt in de beslissingen die de Commissie en de Raad gaan nemen. We moeten, zoals president Trichet zojuist gezegd heeft en zoals ook in het verslag wordt gesteld, de dialoog versterken met de Europese Centrale Bank, waarvan de onafhankelijkheid gerespecteerd dient te worden, met de Commissie en met de Raad, en in het bijzonder met de eurogroep. Ik verkeer in de gelukkige positie dat ik iedere maand getuige ben van de belangrijke dialoog die binnen de eurogroep plaatsvindt tussen de president van de Europese Centrale Bank en de ministers van Financiën en Economie van de eurozone. Een zeer belangrijke kwestie die aan de orde moet worden gesteld, en hier wil ik deze interventie mee afsluiten, is de uitbreiding van de eurozone naar de nieuwe lidstaten die aan de voorwaarden voldoen om zich in de komende jaren bij de twaalf huidige leden te
1-086
Ján Hudacký, namens de PPE-DE-Fractie. − (SK) Allereerst, alvorens in te gaan op specifieke aspecten van de communicatiestrategie, zou ik de heer Maaten, de rapporteur, willen bedanken voor zijn uitstekende verslag en ook voor de goede samenwerking. Ik ben het ook geheel eens met veel van de vorige sprekers inzake de invoering van de euro in de oude lidstaten. Die invoering vond plaats in een tijd van verminderde economische groei in de eurozone, er werden onvoldoende structurele hervormingen ingevoerd en de Lissabon-strategie werd niet goed toegepast. Op indirecte wijze had dit een sterk effect op het negatieve beeld dat onze burgers van de euro kregen. Ik ben het met de heer Maaten eens dat het proces van invoering van de euro in de twaalf lidstaten weliswaar een van de meest succesvolle projecten in de geschiedenis van de Europese Unie is, maar dat de inwoners van de landen zelf daar heel anders over denken. Wij moeten erkennen dat het ons in dit proces niet is gelukt om de burgers voor ons te winnen, daar zij de invoering van de euro zien als de oorzaak van stijgingen van de consumentenprijzen. Dit heeft duidelijk een algemeen negatief effect gehad op de publieke opinie over de invoering van de euro.
22 Hoe kunnen wij voorkomen dat in de nieuwe lidstaten, waar men zich momenteel inspant om de euro op korte termijn in te voeren, hetzelfde gebeurt? Ook nu overheerst in de nieuwe lidstaten het denkbeeld van de negatieve gevolgen die de euro zal hebben op de consumentenprijzen. Wij moeten het absoluut hebben van een publiciteitscampagne die overtuigender en vooral permanent van aard is en die is gericht op de behoeften van elke afzonderlijk land en regio. De nieuwe lidstaten zouden ook gebruik moeten maken van iedere ervaring, vooral de positieve, van de oude lidstaten, met name binnen het kader van jumelageprogramma's. Hoewel dit absoluut geen vereiste is, zouden de lidstaten partners moeten vinden waarmee ze hun ervaringen kunnen uitwisselen in het verspreiden van het goede nieuws over de invoering van de euro. 1-087
Manuel António dos Santos, namens de PSE-Fractie. – (PT) Ik zal het alleen hebben over het verslag-Lauk, hoewel ik de gezamenlijke behandeling van de twee verslagen begrijp en er zelf ook voorstander van ben. Op de allereerste plaats zou ik de heer Trichet willen laten weten dat ik de kwaliteit, de structuur en de informatie van zijn verslag ten zeerste heb gewaardeerd. Deze waarderende woorden sporen trouwens met het betoog van de rapporteur. Ik zou de hele plenaire vergadering echter tegelijkertijd in alle openhartigheid willen zeggen dat dit hier niet ter discussie staat. Het Europees Parlement zal het verslag van collega Lauk moeten aannemen of verwerpen en wij zullen ons dan ook vooral over zijn verslag moeten uitspreken. Het is ons allen volstrekt duidelijk dat op basis van de geldende Verdragen het waarborgen van de prijsstabiliteit de belangrijkste doelstelling van de Europese Centrale Bank is. Niemand kan echter ontkennen dat zelfs op grond van de huidige Verdragen de monetaire autoriteit tot taak heeft de economische groei te stimuleren en op adequate wijze het scheppen van werkgelegenheid en de binnenlandse vraag te ondersteunen. De rapporteur richt zich bijna uitsluitend op het hoofddoel van de bank: het garanderen van een gematigde ontwikkeling van de prijzen. Hij overschat dat doel, waardoor de balans met andere doelen zoek is. Daarnaast probeert de rapporteur op systematische, repetitieve en overbodige wijze de interpretatie van de bank betreffende de recente wijziging van het Stabiliteits- en Groeipact te benadrukken. Die aanpak heeft mijns inziens de rapporteur in een zwakke en eenzijdige positie gemanoeuvreerd, die wij natuurlijk niet kunnen steunen. De socialistische fractie in het Europees Parlement heeft tijdens het debat in de commissie geprobeerd die tekortkoming te corrigeren maar is er door de stemverhoudingen helaas niet in geslaagd haar standpunten te doen zegevieren. Laten wij hopen dat in tegenstelling tot waar de rapporteur toe heeft opgeroepen de plenaire vergadering die fouten kan rechtzetten. Het haalt namelijk niets uit te volharden in standpunten en inzichten – al zijn die te rechtvaardigen
04/07/2005 volgens een op eenheidsdenken gebaseerde interpretatie van de economische doctrine – die de burgers vandaag de dag niets zeggen en die bovendien botsen met de situaties waar de marktdeelnemers dagelijks mee worden geconfronteerd. De huidige politieke crisis in de Europese Unie is niet uitsluitend en ook niet in overheersende mate institutioneel van aard. Deze crisis is zonder enkele twijfel een beleidscrisis. Het beleid is niet in staat de concrete problemen van de mensen op te lossen, de economische groei op duurzame wijze te stimuleren en goede werkgelegenheid te scheppen. Het voortdurend bekrachtigen van de stelling dat het economisch en sociaal succes van Europa afhangt van het realiseren van structurele hervormingen vervalt steeds meer in louter retorica. In de eerste plaats omdat structurele hervormingen geld kosten en per hoofd van de bevolking betaald moeten worden. Dat betekent dat de uitgaven ontstaan voor zij enige baat opleveren. In de tweede plaats omdat het klimaat van de nationale overheidsfinanciën steeds minder gunstig is voor openbare investeringen, met name als die investeringen minder zichtbaar zijn en geen onmiddellijke steun van partijen hebben. In de derde plaats omdat het beperkende en blinde beleid dat gericht is op het consolideren van de begroting elke gebundelde inspanning voor een louter op hervormingen gericht beleid belet. Een dergelijke inspanning is duidelijk van essentieel belang maar is blijkbaar op dit moment niet voldoende. Het uiten van kritiek op de minimalistische wijzigingen die de Raad in het pact heeft aangebracht, getuigt mijns inziens van onbegrip voor de essentie van wat op dit moment in Europa gaande is en voor de economische en sociale problemen van de Europese Unie. De rapporteur schaart zich daarmee bij de meest orthodoxe stromingen in hun kritiek op de wijzigingen van het pact. Bij afwezigheid van een model voor Europees bestuur is de activiteit van de Europese Centrale Bank positief en die staat dan ook niet ter discussie. Ook collega Lauk benadrukt dat aspect en ook wij zouden dat kunnen respecteren, maar de conservatieve, defensieve houding kan ik absoluut niet delen. Daarom vraag ik de plenaire vergadering, mijnheer de Voorzitter en geachte collega’s, enkele fouten in het verslag-Lauk recht te zetten. 1-088
VOORZITTER: MIROSLAV OUZKÝ Ondervoorzitter 1-089
Wolf Klinz, namens de ALDE-Fractie. – (DE) President Trichet, commissaris Almunia, geachte collega’s, de euro en de Europese Centrale Bank zijn ongetwijfeld een succesverhaal. Ondanks politieke turbulenties blijft de euro relatief stabiel en de munteenheid ontwikkelt zich in toenemende mate tot een belangrijke reservevaluta. Daarnaast hebben wij zojuist gehoord dat de nieuwe lidstaten van de EU willen dat de euro zo snel mogelijk in hun eigen land wordt ingevoerd. De ECB heeft zich vanaf het begin professioneel en onafhankelijk opgesteld in een periode waarin
04/07/2005 uiteenlopende economische ontwikkelingen in de eurozone en politieke druk de taak van de ECB er niet gemakkelijker op hebben gemaakt. Ik roep de Europese Centrale Bank op om trouw te blijven aan haar onafhankelijkheidsverplichting en om de stabiliteit van de euro als hoofddoel van haar werkzaamheden te blijven beschouwen. U merkt dat er op dit punt een grote kloof tussen de fracties in dit Parlement gaapt. Ik kan mij dan ook niet bij de opvatting van de heer Dos Santos aansluiten. De kadervoorwaarden voor de ECB zijn op dit moment echter niet bevorderlijk, omdat door de hervorming van Stabiliteits- en Groeipact de tweede stabiliteitszuil voor de euro vrijwel geheel is weggevallen. Dat betekent dat de volledige verantwoordelijkheid voor een stabiele munteenheid met name bij de ECB berust. De Raad heeft alle voorstellen van het Europees Parlement voor verbeteringen in de praktische omzetting van de hervorming genegeerd. Dat duidt erop dat de ministers van Financiën, ook al willen ze wellicht niet dat het pact verzwakt, dat in ieder geval wel kunnen billijken en op de koop toenemen. Waarom zouden de grote landen in de eurozone zoals Duitsland, Frankrijk en Italië anders al jarenlang de criteria van het pact mogen schenden zonder dat zij daarvoor ter verantwoording worden geroepen? Duitsland zal ook in de komende twee jaar, en dit jaar sowieso, niet aan de criteria kunnen voldoen. Zoals nu gebleken is, heeft Italië de voorwaarden van het Stabiliteits- en Groeipact al in 2003 geschonden. Dat land heeft ook nog minstens twee jaar nodig om weer in de groene zone terecht te komen. Tot slot wil ik nog opmerken dat de Raad van Bestuur van de ECB gebruik zou moeten maken van de mogelijkheid die artikel 10 van het ECB-statuut biedt, om besluiten op basis van het meerderheidsbeginsel te nemen, zodat niet voortdurend getracht hoeft te worden om ten koste van alles consensus te bewerkstelligen. Met een consensus die al te vaak slechts de kleinst mogelijke gemeenschappelijke noemer weerspiegelt, mag de ECB geen genoegen meer nemen. Ik kan mij voorstellen dat de ECB op dit moment, gezien de grote politieke druk, geen notulen wil publiceren, laat staan de hoofdelijke uitslag van stemmingen. Ik hoop echter dat het ooit zo ver zal komen dat behalve de notulen op zijn minst ook de stemverhouding bekend wordt gemaakt. Last but not least zou ik mij graag bij de heer Lauk willen aansluiten: De ECB zou, net als de Federal Reserve in de Verenigde Staten, een “Beige Book” moeten publiceren met een gedetailleerde analyse van de economische ontwikkelingen in elk land.
23 plaats dus ook tegen het zogenoemde Stabiliteits- en Groeipact. Waar heeft dit pact toe geleid? Prijsstabiliteit is slechts één kant van de medaille; op de andere kant staan een massale werkloosheid en een gigantische stijging van de armoede in Europa. Er is geen groei tot stand gebracht, maar wel een schandalige afbraak van de sociale voorzieningen; er is geen sprake van stabiliteit, maar wel van recordwinsten van grote bedrijven. In het onderhavige verslag-Lauk wordt echter opnieuw de loftrompet over het pact gestoken, alsof de negatieve sociale ontwikkelingen en de duidelijke problemen bij de omzetting van het pact niet bestaan. Erger nog, er wordt een absurde koppeling gelegd tussen Europese arbeidstijden en economische crises. Alsof de problemen opgelost zouden worden wanneer de mensen die een baan hebben net zo lang gaan werken totdat ze erbij neervallen, terwijl steeds meer mensen niet eens meer de mogelijkheid hebben om ergens aan de slag te kunnen gaan. Iemand die dit goed Europees beleid vindt en dat beleid ook verdedigt, moet zich niet verbazen over het feit dat steeds minder mensen zich hierin terug kunnen vinden. De mislukking van de referenda over de Grondwet in Frankrijk en Nederland heeft duidelijk aangetoond dat de meerderheid van de Europeanen iets anders wil, namelijk een nieuw, sociaal beleid. 1-091
John Whittaker, namens de IND/DEM-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, de EU-instellingen blijven zichzelf wijsmaken dat de euro een succes is. Als de mensen eenmaal begrijpen wat een succes de euro is, zou de euroscepsis vanzelf verdwijnen en zou iedereen van de euro gaan houden. Het probleem, zo wordt ons verteld, is gebrek aan kennis. Vandaar het initiatief om zestien miljoen euro te spenderen aan een communicatie- en voorlichtingscampagne waarin neutrale en feitelijke informatie wordt verstrekt. Helaas zal deze neutrale en feitelijke informatie de EUburgers waarschijnlijk niet op andere gedachten brengen. Alle grote landen van de eurozone, en een aantal kleinere, hebben te kampen met een lage groei en een stijgende overheidsschuld. De regels van het Stabiliteitspact worden massaal in de wind geslagen, en er is geen eerlijke waarnemer die kan stellen dat het nieuwe flexibele pact wel over tanden beschikt, al heeft de Commissie onlangs met de vinger naar Italië gewezen. Toch zijn we het er allen over eens dat begrotingsdiscipline noodzakelijk is voor het voortbestaan van de euro als internationale munteenheid.
1-090
Sarah Wagenknecht, namens de GUE/NGL-Fractie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, geachte collega’s, ongeveer een maand geleden hebben de mensen in Frankrijk en Nederland een overduidelijk nee tegen het Grondwettelijk Verdrag laten horen. Die stemmingsuitslag is vooral gericht tegen het voortzetten van de neoliberale politiek in Europa, niet in de laatste
Dus hoe meten we succes? Reizen binnen het eurogebied is gemakkelijker, zegt de heer Maaten; lagere rente, zegt de heer Trichet. Een lagere rente is echter eerder een reactie op lage groei dan een blijk van succes. De ECB verdient weliswaar applaus omdat zij de inflatie al zo lang laag heeft weten te houden, maar het is wel zo dat de plaatsvervanger van de heer Trichet heeft toegegeven dat de euro een deel van het probleem kan
24 zijn geweest, waarbij op de koop toe wordt genomen dat de standaardrente niet geschikt is voor landen met verschillende inflatiepercentages en conjuncturen. Het doel van de euro om de EU-burgers te binden in een steeds nauwere Unie is niet verwezenlijkt. De euro heeft landen er niet toe kunnen brengen om de structurele hervormingen door te voeren die noodzakelijk zijn voor de gezondheid op lange termijn van de economieën in de eurozone. Is dat de informatie die in het kader van dit initiatief zal worden verstrekt? Het zou wel moeten, omdat hier het welzijn van de mensen op het spel staat. Een objectieve beoordelaar zou toegeven dat de EU door de euro te creëren getracht heeft om “van een varkensoor een fluwelen beurs te maken”. Het is inmiddels duidelijk dat we opgescheept zitten met een varkensoor – en dat is niet iets om trots op te zijn. Hebben we dan niets geleerd van Frankrijk en Nederland, waar de pogingen van de regeringen om de bevolking over te halen ja te stemmen in hun referenda over de Grondwet, de weerstand ertegen eerder hebben vergroot? Om nu geld te besteden aan het promoten van de euro, zou dom en onverantwoordelijk zijn. Het zou ook typerend zijn voor de arrogante struisvogelpolitiek die we van de Europese Unie inmiddels gewend zijn. 1-092
Liam Aylward, namens de UEN-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, de Europese Centrale Bank heeft aan zijn verplichting voldaan door de prijsstabiliteit te handhaven. Zodoende is zij erin geslaagd Europa langs de vele economische en financiële obstakels te leiden die in 2004 zijn opgedoemd. De obstakels zijn er echter nog steeds en ze vormen een bron van zorg. De consumenten hebben het in dit verband het zwaarst te verduren. Mijnheer Trichet, nog maar enkele weken geleden hebt u een oproep gedaan aan de Europese consumenten om de beurzen te open en het geld te laten rollen. Het huidige economische klimaat biedt echter te weinig houvast om een bestedingsgolf uit te lokken. Ik spreek namens veel van mijn kiezers als ik zeg dat mensen die huizen kopen zich zorgen maken over de vraag of de rente zal dalen, wanneer en waar de huizenprijzen zullen stijgen, en wat de vooruitzichten zijn op de lange termijn. Ze vragen zich af wat de enorme stijging van de olieprijzen zal betekenen, hoe lang de neveneffecten zullen duren en wat ze van de toekomst – hun toekomst – kunnen verwachten. Vorige week nog was het vertrouwen van het bedrijfsleven in landen als Duitsland aan het stijgen. De bedrijven konden profiteren van een dalende euro, maar binnen enkele dagen, door een recordstijging van de olieprijzen, kregen ze al weer een nieuwe klap te verwerken. Bedrijven en consumenten vinden het moeilijk te bepalen of hun vooruitzichten goed of slecht zijn. In een dergelijk klimaat kunnen het consumentenvertrouwen, de binnenlandse vraag en de binnenlandse groei niet gedijen. Het grootste risico voor de groei zijn de hoge energieprijzen. Die zijn fnuikend
04/07/2005 voor bedrijven en consumenten die van olie afhankelijk zijn. Het blijkt dat onze afhankelijkheid van olie ons in alle opzichten duur zal komen te staan. We moeten onderzoeken wat het energievraagstuk op lange termijn zal gaan betekenen in termen van economische levensvatbaarheid en duurzaamheid. Afhankelijkheid van één enkele hulpbron leidt tot kwetsbaarheid van de markten. Serieuze alternatieven op energiegebied zijn nodig om die kwetsbaarheid weg te nemen. Neem bijvoorbeeld de hervorming van de suikersector. Landen als Ierland zullen ernstig worden getroffen door de hervorming van de suikersector. We zullen op zowel nationaal als Europees niveau stappen moeten ondernemen om de onvermijdelijke negatieve effecten van deze hervormingen te neutraliseren. Er moet hulp worden verleend aan Ierse en Europese bedrijven om de kwijnende suikerindustrie om te bouwen tot een winstgevende bron van alternatieve energie, zoals biobrandstof. Er zijn vele opkomende bedrijfstakken, zoals die voor koolzaadolie, die financieel ondersteund moeten worden. Dit soort maatregelen, mijnheer Trichet, zal een bijdrage leveren aan de totstandkoming van economische stabiliteit, duurzaamheid op milieugebied en het consumentenvertrouwen. Alle beleidsvormen zijn onderling afhankelijk en geen enkele economie zou in toenemende mate afhankelijk moeten zijn van een bepaalde energiebron. Geen stijging of daling van de rente die dat kan veranderen. 1-093
Hans-Peter Martin (NI). – (DE) Mijnheer de president, mensen die macht willen en die structuur aan ontwikkelingen willen geven, zullen u benijden. U stuurt op dit moment een heel belangrijk schip door een zeer woelige zee en ik ben ervan overtuigd dat u zich ook bewust bent van deze verantwoordelijkheid. Ik behoor tot degenen die u nog graag kort op een paar dwaallichten opmerkzaam wil maken, maar hierdoor moet u zich niet op een dwaalspoor laten leiden. Juist in de huidige politieke situatie zou het volgens mij een grote fout zijn om de eurozone al te snel uit te breiden. Ik vind dat er eerst met name aandacht moet worden besteed aan de transparantie van uw eigen instelling, zeker bij ingewikkelde besluiten waarvan iedereen graag wil weten wie nu welke kant heeft gekozen. Tot slot ben ik ook van mening dat het om de geloofwaardigheid van uw eigen instelling gaat. Ik verzoek u om de structuur van uw eigen instelling door te lichten – de overtollige functies, de privileges – voordat deze onderwerp van publieke discussies wordt en uw instelling in eenzelfde moeilijke parket terechtkomt als dat waarin andere instellingen zich nu al bevinden. 1-094
Alexander Radwan (PPE-DE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer Trichet, commissaris Almunia, ik wil u, mijnheer Trichet, allereerst voor uw werkzaamheden in het afgelopen jaar bedanken. In een periode dat het Stabiliteits- en Groeipact onder vuur lag,
04/07/2005 hebt u op glansrijke wijze met zowel de lidstaten, de Raad als de Commissie de strijd aangebonden om de stabiliteit van de euro te redden. Ik wil u daarvoor hartelijk danken en namens de PPE-DE-Fractie oproepen om dit ook in de toekomst zo te blijven doen omdat de tijden er niet gemakkelijker op worden. Het Stabiliteitspact is uitgehold, flexibeler geworden, dan wel – zoals anderen zeggen – afgeschaft; dat laat ik maar even in het midden. Wij zullen de komende tijd aan de hand van het voorbeeld van Italië ervaren in hoeverre het Pact wordt toegepast en effect sorteert. Ook daar zetten sommige mensen vraagtekens bij. Door de ontwikkelingen van de afgelopen maanden is het inflatiegevaar echter zeker niet geweken, eerder toegenomen. Mevrouw Wagenknecht, die nu helaas naar een belangrijkere afspraak is, heeft het in dit verband over “nieuwe armoede”. Ik ben van mening dat er pas van echte armoede sprake is wanneer het geld minder waard wordt. Wij moeten er altijd op letten – en daar heeft u ook op gewezen – dat wij in de toekomst de juiste prioriteiten stellen, namelijk dat er hervormingen in de lidstaten worden doorgevoerd. Ik had dan ook op een adequate reactie van de Commissie gehoopt toen uit Frankrijk – dat is uw eigen land – het voorstel van de heer De Villepin kwam om in de toekomst, naast de ECB, een economische en financiële regering in te stellen. Deze twee instanties zouden dan gezamenlijk verantwoordelijk zijn voor economische groei en werkgelegenheid. Dat is een logische tweede stap. De eerste stap zou dan zijn om het Stabiliteits- en Groeipact in de kern te veranderen dan wel af te schaffen. De tweede stap zou inhouden dat Europese Centrale Bank niet alleen de verantwoordelijkheid krijgt voor de monetaire stabiliteit, maar ook eenzelfde soort mandaat voor andere maatregelen ten behoeve van de economische groei en de werkgelegenheid. Ik wil tot slot nog een waarschuwend geluid laten horen. Het is dringend noodzakelijk dat de lidstaten hun huiswerk maken. Het zou op dit moment absoluut onverantwoord zijn – en dat hoor ik ook van de collega’s van de andere fracties – als wij de burgers zouden voorhouden dat er niets veranderd hoeft te worden, dat wij geen ander beleid binnen de ECB nodig hebben en dat wij de sociale normen op het huidige peil kunnen handhaven. Dat zou onverantwoord zijn, zeker ook omdat degenen die daar wel voorstander van zijn, al helemaal zouden moeten weten dat nationale hervormingen dringender dan ooit noodzakelijk zijn. (Applaus) 1-095
Katerina Batzeli (PSE). – (EL) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, het debat over het verslag van de heer Maaten vindt plaats in een tijd waarin het proces van institutionele convergentie in de Europese Unie van slag is geraakt en waarin misnoegen tot uiting is gekomen over veel van de Europese beleidsvormen die de ruggengraat vormen van de werking van de Unie. Door de economische recessie, de langzame groei, het beknotte sociale beleid, de toegenomen werkloosheid, de
25 starre financiële vooruitzichten en de stijgende inflatie zijn de Europese burgers in een impasse verzeild geraakt, of zijn zij twijfels gaan koesteren, met als gevolg dat zij met hun stem om een ander Europa zijn gaan vragen. Zij hadden namelijk de indruk gekregen dat Europa en de euro de schuld van alles zijn. Daarom komt deze mededeling van de Commissie, en zeer zeker het evenwichtige verslag van de heer Maaten een belangrijke taak toe. Daarmee kan namelijk een boodschap worden gestuurd aan de Europese burgers. De Europese burgers moeten grondig worden voorgelicht over de bijdrage die de euro heeft geleverd aan hun dagelijkse leven en over de werking van de Europese Unie, over haar economische welvaart en haar sociale solidariteit, maar ook over de nauwgezette en vastberaden tenuitvoerlegging van de onder de strategie van Lissabon vallende beleidsvormen. De analyses van niet alleen de Centrale Bank maar ook de Commissie zijn daarbij een belangrijke steun in de rug. Dit herziene communicatiebeleid betreffende de euro moet duidelijk zijn in de richting van de nieuwe landen, met het oog op hun toetreding tot de eurozone. Bij de verbetering van de informatie- en communicatiestrategie zou het goed zijn de klemtoon te leggen op de volgende punten. De inspanningen voor de promotie van de gemeenschappelijke munt moeten zijn toegespitst op speciale groepen van burgers, op de consumenten, de stedelijke gebieden en de kleine en middelgrote ondernemingen, opdat zij zich gemakkelijker kunnen aanpassen. Tot slot wil ik nog zeggen dat in ieder geval de boodschap moet worden gegeven dat de euro, en meer in het algemeen de EMU, een van de meest succesvolle ondernemingen is van de Europese Unie. En zo moet het ook worden gezien door alle Europese burgers. Elk nadenken over de toekomst van Europa, maar ook elke nieuwe visie daarop, moet gegrondvest zijn op de verworvenheden van Europa. Deze mogen niet overboord worden gegooid. Om dat doel te bereiken, hebben wij evenwel een goed voorgelichte en bewuste burger nodig, evenals geloofwaardige communautaire beleidsvormen. 1-096
Margarita Starkevičiūtė (ALDE). – (LT) Wij moeten beide rapporteurs bedanken voor hun verslagen. Hoewel zij op het eerste gezicht enigszins lijken af te wijken, hebben zij één ding gemeen: zowel het monetair beleid van de Europese Centrale Bank als de euro zijn onderwerp van felle kritiek. Hoewel de economische beoordeling van deze factoren, van het monetair beleid en de euro dus, misschien anders uitpakt, is het duidelijk dat wij zeker moeten erkennen dat de communicatiestrategie inzake het gemeenschappelijk monetair beleid en de euro echt geen succes is. Wij moeten concluderen dat deze communicatiestrategie herzien dient te worden en dat dit vooral nu, tijdens het lopend overleg over de toekomst van Europa, van belang is.
26 Op grond van de ervaring in Litouwen, kan ik zeggen dat iedere economische hervorming een ander effect heeft op verschillende groepen bewoners. Dus wanneer we het hebben over het monetair beleid van Europa en de euro, moeten we erkennen dat het effect van dit of dat besluit grotendeels afhankelijk is van de vraag om welke groep ingezetenen het gaat. Ik verwelkom daarom het voornemen van de Europese Centrale Bank om de invloed op verschillende groepen ingezetenen te onderzoeken. Daarnaast moeten we niet alleen de positieve aspecten vermelden, maar ook de problemen die op korte termijn kunnen optreden bij de invoering van om het even welke economische hervorming, aangezien economische besluiten die werken als een wondermiddel dat onmiddellijk louter positieve resultaten oplevert, gewoon niet bestaan. Dit betekent dat wij bij het voorlichten van ingezetenen ook de problemen moeten vermelden, bijvoorbeeld gevallen van prijsstijging in de nieuwe lidstaten, aangezien er ongetwijfeld sprake is van prijsconvergentie tussen de oude en nieuwe lidstaten. Ten derde moeten de voorlichtingscampagne en de communicatiestrategie van permanente aard zijn. Kortdurende campagnes zijn niet effectief. Wij zullen iedere dag worden blootgesteld aan de invloed van de besluiten van de Europese Centrale Bank, iedere dag zullen wij de euro gebruiken en zullen wij constant geconfronteerd worden met alle problemen van dien. Dit betekent dat het proces van uitleg permanent en actief van aard moet zijn. 1-097
Georgios Toussas (GUE/NGL). – (EL) Mijnheer de Voorzitter, de Europese Centrale Bank blijft zonder meer gehecht aan het volksvijandige beleid van de Europese Unie, het Verdrag van Maastricht en de strategie van Lissabon. In al de jaren van haar bestaan heeft zij zich gekenmerkt door een meedogenloze behartiging van de belangen van het kapitaal en aantasting van de salariële en sociale verworvenheden en de levensstandaard van de werknemers. Uitgangspunt voor dit beleid is de versterking van het mededingingsvermogen van de kapitaalmonopolies via het goedkoper maken van de arbeidskrachten. De Europese Centrale Bank is de instelling van de Europese Unie die de volledige en uitsluitende bevoegdheid heeft voor het monetair beleid. Zij verdedigt haar sociale ongevoeligheid door dik en dun en beweert dat prijsstabiliteit haar enige doel is. De prijsstabiliteit en de lage inflatie in de eurozone, waar de rapporteur naar verwees, hebben de werknemers – voor wie dit niet opgaat – echter allesbehalve kunnen beschermen tegen hoge prijzen en armoede. Het wordt zelfs steeds erger, nu de aardolieprijs de pan uit rijst en de lonen kelderen. In naam van het mededingingsvermogen en om de eisen van het kapitaal te kunnen inwilligen, wordt een nieuwe volksvijandige aanval beraamd in de lidstaten. Er is een nieuw pakket volksvijandige maatregelen op stapel gezet.
04/07/2005 Afgezien hiervan is paragraaf 11 van de rapporteur een regelrechte provocatie. Daarin wordt immers de betrokkenheid van de Europese Centrale Bank bij de ratificatie van de Europese Grondwet toegejuicht, ofschoon deze Grondwet recentelijk door het Franse en het Nederlandse volk is verworpen. Daaruit blijkt op zijn zachtst gezegd minachting voor de volkeren van Europa! Het geduld van de werknemers is echter op. Enkel en alleen door hergroepering en door opvoering van de strijd kan worden voldaan aan de hedendaagse behoeften van het gezin uit de werkende volksklasse. 1-098
Sergej Kozlík (NI). – (SK) Ik ben ervan overtuigd dat de invoering van de euro en de totstandkoming van de eurozone een van de beste en meest overtuigende bewijzen is van de levensvatbaarheid van de Europese Unie. De Europese Unie is sterker, stabieler en naar binnen toe opener geworden. Wij moeten echter zien te wennen aan het feit dat onze burgers om verschillende redenen niet altijd positief op nieuwe zaken reageren, vooral wanneer deze op korte termijn geen duidelijke positieve voordelen opleveren. Er wordt wel gezegd dat goede dingen uit zichzelf groeien. Naar mijn mening zal dit in historisch opzicht ook gelden voor de euro. De oudere en middelste generaties kunnen nog met weemoed terugverlangen naar de oude valuta, maar de jongere generatie zal de euro als haar eigen munt beschouwen. Op dezelfde manier zal de jongere generatie niet meer worden beïnvloed door de verschillende vooroordelen die het gevolg zijn van de tientallen jaren durende tweedeling van Europa. Een stabiele en betrouwbare euro zal zonder twijfel als voorwaarde dienen voor – en tevens een afspiegeling zijn van – een verantwoordelijk beleid van zowel de Europese Centrale Bank als de afzonderlijke lidstaten. Een objectief oordeel is echter noodzakelijk. Het Europees Parlement moet niet blijven kletsen en geen amendementen tegenhouden die bij eerste lezing naar behoren zijn aangenomen, zoals gebeurd is op de plenaire vergadering van juni, tijdens de besprekingen over een doeltreffender controle op begrotingstekorten. 1-099
Othmar Karas (PPE-DE). – (DE) Mijnheer de president, mijnheer de commissaris, geachte dames en heren, naast het Europees Hof van Justitie is de ECB de minst omstreden instelling van de Europese Unie. U hebt een duidelijke taak en u en uw team voldoen aan de verwachtingen, waarvoor onze dank. U bent berekenbaar, consequent, betrouwbaar en u wekt vertrouwen. Ik zou u dan ook willen vragen om dit beleid van een vaste hand en een bedachtzame koers voort te zetten. Tegelijkertijd ben ik natuurlijk ook van mening dat u moet ingrijpen indien publieke verklaringen, statistieken of handelingen in strijd zijn met uw eigen standpunten en feiten. U bent een global player. U moet het publiek beter informeren over de mondiale verbanden en over de
04/07/2005
27
afhankelijkheden en consequenties die daaruit voortvloeien. U moet de politiek ondersteunen bij het streven om op geobjectiveerde wijze voorlichting te geven over de noodzaak van structurele hervormingen en het creëren van evenwichtige begrotingen als basisvoorwaarden voor een duurzame groei en meer werkgelegenheid.
terzijde staat wanneer ze de situatie in de zone bespreken. Toch denk ik dat in het begrip dialoog een component van wederkerigheid besloten ligt: als u zich mengt in de discussies rond de hervorming van het pact en de noodzakelijke structurele hervormingen, moet het andersom ook zo zijn dat anderen u iets mogen zeggen over het monetaire beleid.
Mijnheer Trichet, u zou zich meer moeten bemoeien met de voorlichting over economische en monetaire verbanden, omdat een grotere bewustwording op dit vlak uitsluitend door meer informatie kan worden bewerkstelligd. Ik dring er bij u op aan om het belang van het preventieve element van het Stabiliteits- en Groeipact te blijven benadrukken, om schendingen van dat pact ook in de toekomst aan de kaak te stellen, en om de Commissie en de stabiliteitslanden daarnaast ruggesteun te geven bij hun werkzaamheden.
De tweede opmerking betreft de wijze van besluitvorming. Op dat vlak ben ik het eens met de opmerkingen van mijn collega Wolf Klinz. De wijze van besluitvorming die is vastgelegd in de Verdragen, is denk ik goed. Maar zoals u weet vraagt dit Parlement al vanaf het begin om transparantie, of in elk geval om informatie over de aard van de besprekingen binnen de Raad van Bestuur, en terecht denk ik. Bij gebrek aan de benodigde informatie krijgt men juist de indruk dat het misschien het gebrek aan consensus tussen de leden van de Raad van Bestuur is dat de besluitvorming in de weg staat en de ontwikkeling der zaken verlamt.
Ik heb ook nog het volgende verzoek aan u. Wilt u degenen die zich niet aan het maximale begrotingstekort houden, op de vingers tikken, waar nodig met behulp van hogere rentepercentages en slechtere interne ratings. Wij hebben informatie nodig over de meerwaarde die de euro voor de groei en de werkgelegenheid heeft, over de meerwaarde van de euro voor lagere kredietrentes, over de meerwaarde van de euro voor de stabiliteit in de EU en in de wereld, en over de meerwaarde van de euro voor de portemonnee van de burgers van de EU. Wij moeten nog veel werk verzetten want de stemming in Europa komt nog steeds niet overeen met de feitelijke situatie. 1-100
Pervenche Berès (PSE). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de president van de Europese Centrale Bank, mijnheer de commissaris, ik denk dat de behandeling van het jaarverslag van de Europese Centrale Bank een goede aanleiding is om ons te buigen over de samenhang van het monetaire beleid dat namens de gehele eurozone door de Europese Centrale Bank wordt gevoerd. In dit verband moet vandaag ook worden ingegaan op wat economen het evenwicht van de policy mix noemen. Er moet iets niet in orde zijn met die beroemde policy mix, want de factor groei schittert door afwezigheid. Als het gaat om het beleid van de Europese Centrale Bank, zijn we al heel lang gefocust op de noodzaak om het gezag en de legitimiteit van de ECB te vestigen en om vertrouwen in haar besluiten te wekken. Ik zou haast zeggen dat het in zekere zin ging om een institutionele zoektocht. Volgens mij moeten we nu toch eens volwassen worden, en ophouden de schuld simpelweg te leggen bij de regeringen die dralen bij het doorvoeren van structurele hervormingen, want anders komen we niet verder in het debat. We moeten echter verder in onze zoektocht naar groei en werkgelegenheid. Ik wil in dit verband drie opmerkingen maken. Ten eerste, mijnheer de president van de Europese Centrale Bank, wordt mij verteld dat u zeer goed luistert naar de ministers van Economische Zaken en Financiën van de eurozone en een zeer belangrijke bijdrage levert aan hun werkzaamheden, en dat deze ministers blij zijn dat u hen
Mijnheer de Voorzitter, met uw goedvinden maak ik nog een derde, korte opmerking. Deze betreft de beoordeling van het economisch beleid en de economische situatie. De Europese Centrale Bank is te zeer geobsedeerd door de structurele hervorming, zonder zich te realiseren dat structurele hervorming niet mogelijk is zonder groei. Daarom zouden de inflatiedoelstellingen zoals die aan het begin van de periode tegen het licht zijn gehouden, mogelijk bijgesteld moeten worden. Misschien zou u een raadplegingsronde op gang moeten brengen opdat wij spoedig kunnen beschikken over een inflatie-evaluatie die beter aansluit bij de noden van een economie die de kosten van de overgang moet dragen. Die kosten mogen niet ten laste komen van de toekomstige generaties, maar moeten hun juist ten goede komen, aangezien zij deze inflatie zullen kunnen “terugbetalen” als de groei juist nu een impuls krijgt. 1-101
Piia-Noora Kauppi (PPE-DE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, om te beginnen wil ik lof toezwaaien aan de heer Lauk voor zijn degelijke verslag en president Trichet bedanken voor zijn aanwezigheid. Europa heeft pas uitzicht op economisch succes als er structurele hervormingen worden doorgevoerd; veel collega’s hebben dat al opgemerkt. In een economisch klimaat dat wordt gekenmerkt door ernstige begrotingstekorten en wijdverbreide werkloosheid verdienen diverse punten speciale aandacht. Ten eerste kunnen we er niet omheen opnieuw onze aandacht te richten op het Stabiliteits- en Groeipact. Er is voor de toekomst van het pact een nieuw kader vastgesteld dat enkele goede en enkele slechte bepalingen bevat. Ik zou de ECB willen aansporen al het mogelijke te doen om te verzekeren dat alle hervormingen van het pact op de juiste manier worden geïnterpreteerd en dat de transparantie, de efficiëntie en het proces van structurele consolidatie word bevorderd. Bedenk dat een verzwakking van de correctieve arm van het pact ertoe zou leiden dat wat eens een krachtig
28 mechanisme was voor groei, zou worden verkwanseld als gevolg van gebrekkig politiek inzicht. Ten tweede kunnen we het Europees concurrentievermogen een impuls geven door de dienstenrichtlijn zo spoedig mogelijk aan te nemen en uit te voeren. Daarnaast moeten we toewerken naar een allesomvattende regeling voor grensoverschrijdende overmakingen ten behoeve van consumenten – dat zou voor de burgers namelijk heel veel voordelen opleveren – en naar de verwezenlijking van een eengemaakte Europese betalingsruimte in 2010. Dat is wat de burgers van ons verwachten. Ten derde zijn de hervormingen die de nationale banken hebben doorgevoerd om hun structuren aan het nieuwe institutionele kader aan te passen van het allergrootste belang om de neerwaartse trend om te buigen. Ik ben er trots op te kunnen zeggen dat de Finse bank – de centrale bank van mijn land – een van de centrale banken is die ingrijpende stappen heeft gezet ter verwezenlijking van deze doelstelling. Zij heeft serieus getracht haar structuren te hervormen teneinde een beter evenwicht in de eurozone te bewerkstelligen. Tot slot feliciteer ik de ECB met haar verstandige beleid ter ondersteuning van de ratificatie van de Grondwet. De keuze om de integratie onder een grondwet te verwezenlijken kan alleen maar leiden tot een sterkere politieke Unie. Dit is wat onze kiezers in Frankrijk en Nederland willen, zelfs al hebben ze de grondwet afgewezen; ze zijn nog steeds voorstander van een meer politieke Unie en de Grondwet is een instrument om dit op het economisch front te bereiken. 1-102
Harald Ettl (PSE). – (DE) Mijnheer de president, het valt af en toe niet mee om jezelf met de Europese Unie te identificeren. Datzelfde geldt ook voor de euro. Het is noodzakelijk dat er een betere voorlichting en discussie plaatsvindt over de dingen die wij bedacht hebben en nog zullen bedenken, ook waar het om de euro gaat. Vóór de invoering van de euro ging het om overtuigingskracht. Nu draait het erom dat wij het positieve beeld van de euro bij de burgers versterken en bevestigen. Daardoor creëren wij duurzaamheid en identificatiemogelijkheden en dat willen wij via een goede communicatiestrategie bewerkstelligen. Een van de belangrijkste ondersteunende maatregelen in dat verband is wel dat er vóór en na invoering van de euro sprake moet zijn van een dubbele prijsaanduiding. Daarbij spelen de consumentenorganisaties en de economische en sociale partners een doorslaggevende rol. Uiteindelijk kunnen wij het vertrouwen in het geld en de munteenheid echter niet herstellen door alleen maar op een rituele manier op de prioriteit van de prijsstabiliteit te wijzen. Vertrouwen wordt pas gecreëerd als de mensen werk hebben en kunnen tergvallen op het vangnet van de sociale zekerheid.
04/07/2005 Tot slot wil ik de heer Maaten bedanken voor het evenwichtige verslag dat hij als rapporteur heeft samengesteld. 1-103
Andreas Schwab (PPE-DE). – (DE) Mijnheer de president, geachte collega’s, allereerst wil ik Kurt Lauk, mijn collega uit Baden-Württemberg, van harte voor zijn verslag bedanken. In dat verslag heeft hij er terecht op gewezen dat de Europese Centrale Bank en u, president Trichet, het afgelopen jaar goed werk hebben geleverd. Hoewel zij het gevoel hebben dat de invoering van de nieuwe munt tot inflatie heeft geleid, is de euro voor veel burgers een succesverhaal. Op dat punt wil ik mij nadrukkelijk bij de heer Ettl aansluiten: prijsstabiliteit alleen zal zeker niet tot economische groei in Europa leiden. Dat lukt alleen als de lidstaten hun economisch beleid afstemmen op de hervormingen die thans noodzakelijk zijn – u hebt daar zelf ook al op gewezen, president Trichet. Ik wil op één punt nader ingaan dat door de rapporteur aan de orde is gesteld en dat voor veel burgers nog steeds een groot probleem oplevert, namelijk de hoge kosten voor grensoverschrijdende overboekingen. Ik hoop, ja ik ben er zeker van, dat de Commissie op dit gebied nog meer inspanningen zal verrichten, zodat er eindelijk een keer een uniform betalingsverkeer in Europa tot stand wordt gebracht. Net als de heer Radwan denk ook ik niet dat wij in Europa een gezamenlijke economische regering nodig hebben als een orgaan waar de Europese Centrale Bank – waarvan de onafhankelijkheid gewaarborgd is en gewaarborgd moet zijn – haar beleid kan toelichten voor een forum van ministers van Economische Zaken en Financiën. Ik ben van mening dat de Europese Centrale Bank door haar commentaar op de uitholling van het Stabiliteits- en Groeipact een politieke rol op zich heeft genomen die ook goed bij de Bank past. Het is met name voor de jonge generatie absoluut onaanvaardbaar dat de lidstaten elk jaar honderden miljarden euro meer uitgeven dan er aan belastingen binnenkomen en dat dit dan ook nog eens in zekere zin geoorloofd is op basis van een gewijzigd Stabiliteits- en Groeipact. Ik ben u dan ook bijzonder dankbaar dat u in duidelijke bewoordingen kenbaar heeft gemaakt wat u van die wijziging vindt. Tegen de achtergrond van het noodzakelijke monetaire beleid, verzoek ik u om ook in de toekomst alle maatregelen scherp in de gaten te blijven houden die in verband met het Stabiliteits- en Groeipact worden getroffen. 1-104
Benoît Hamon (PSE). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, mijnheer Trichet, ik kan me voorstellen hoe tevreden u moet zijn bij het lezen van het verslag van de heer Lauk, en ik zal u dat niet kwalijk nemen. Om te beginnen kunt u zich met recht en reden verheugen over de consensus die in dit Parlement is
04/07/2005 ontstaan rond de monetaire rechtlijnigheid van de ECB. En wanneer u merkt hoezeer het verslag van de heer Lauk aansluit bij uw aanbevelingen, en de feitelijke politieke macht van de ECB bevestigt, moet u welhaast dolgelukkig zijn! U hebt niets te vrezen van de vertegenwoordigers in dit Parlement, aangezien die de hartstochtelijke beschermers zijn van de inkomsten die u bepleit, maar die helaas keer op keer de groei en het vertrouwen in Europa niet hebben kunnen herstellen. Dus u kunt blij zijn! In het verslag van de heer Lauk wordt iets beters voorgesteld dan de hervormingen van de socialezekerheidsstelsels die u adviseert, iets beters dan de loonmatiging die u voorstelt, iets beters dan de verlaging van de overheidsuitgaven waar u over waakt. In dit verslag wordt namelijk opgeroepen tot een verlenging van de arbeidsduur in Europa. Dit is mijn eerste termijn in dit Parlement. Als lid van de Commissie economische en monetaire zaken heb ik verschillende keren in deze vergaderzaal – en voor stoelen en banken – gesproken om mijn bezorgdheid kenbaar te maken over de desastreuze economische en maatschappelijke gevolgen van de economische beleidslijnen die door de Commissie en uw instelling zijn uitgezet. Ik wil ook even aanstippen dat degenen die op grond van dit verslag langer zouden moeten gaan werken, efficiënter zijn geweest dan u in de strijd tegen de overwaardering van de euro, door in Frankrijk en Nederland nee te zeggen tegen het beleid dat door u wordt ondersteund. Ik ben een fervent voorstander van Europa en als zodanig ook een voorstander van monetaire stabiliteit, en ik kom met overtuiging op voor een sterkere convergentie van de Europese economieën, maar ik wil u toch vragen om toe te geven dat economisch en monetair beleid alleen niet mogelijk is, en om goed te bedenken dat de doeltreffendheid van uw optreden in de eerste plaats wordt afgemeten aan dagelijks leven van de Europeanen en wat zij daarover zeggen. 1-105
Avril Doyle (PPE-DE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik heet de Commissie en de heer Trichet welkom. Ik zal mijn opmerkingen beperken tot het verslag-Maaten. Dat de euro in enkele landen van de eurozone niet erg populair is, komt niet als een verrassing. Daar zijn twee redenen voor aan te wijzen, die geen van beide te maken hebben met het gebrek aan een communicatiestrategie. Om te beginnen heeft de gewaarwording dat de invoering van de euro geleid heeft tot een stijgende inflatie in de lidstaten, ernstig afbreuk gedaan aan het imago van de munt, hoewel uit officiële cijfers is gebleken dat slechts 0,2 procent van die stijging aan de euro is toe te schrijven. Dit macro-economisch gemiddelde versluiert echter dat de prijzen van een waslijst aan dagelijkse benodigdheden, zoals koffie, groente, brood, de kapper, parkeergelden, tijdens de overgangsperiode uit opportunisme zijn verhoogd of naar boven zijn afgerond.
29 Verder weerspiegelt de houding van onze burgers tegenover de euro de economische situatie in hun eigen land en hun onzekerheid over de toekomst, het pensioen, banen voor hun kinderen en nog veel meer. De euro kan bijdragen aan de bevordering van economische groei, maar de munt kan dit niet alleen; elke lidstaat moet ondersteuning bieden in de vorm van een verantwoord economisch en begrotingsbeleid. Er moet dringend werk worden gemaakt van economische hervormingen, met name in de landen die een onaanvaardbaar hoge werkloosheid en bedroevende groeicijfers kennen. We moeten de beloften van Lissabon waarmaken in plaats van te blijven steken in de aloude Lissabonretoriek. Dit werd terecht een prioriteit genoemd in de toespraak van de nieuwe fungerend voorzitter van de Raad, Tony Blair, voor het Europees Parlement. Wat een geweldige toespraak was dat overigens; het is duidelijk dat de diplomaten een gevoelige snaar bij hem, of het voorzitterschap, hebben geraakt sinds de top. Hij vestigde ook de aandacht op het onliberale zogenaamde Europese sociale model, dat de bevoorrechten beschermt en niets doet om nieuwe banen te scheppen en de investeringen of de economische groei te verhogen. Informatie- of pr-campagnes worden een moeizame exercitie en een verspilling van tijd en geld als ze niet in de context van een gezond economisch beheer worden gevoerd. De euro zal dan gewoon de zondebok blijven voor het eigen falen van de lidstaten. Wat betreft het Stabiliteits- en Groeipact, waarop de EMU is gegrondvest, vertrouw ik erop dat er met het herziene en hopelijk robuustere pact evenwichtiger zal worden omgegaan met de bestraffing van lidstaten die in de fout zijn gegaan. De geloofwaardigheid, het publieke imago en de aanvaarding van de euro zijn afhankelijk van een volledige naleving door de lidstaten, en van toepassing van de regels volgens het beginsel “gelijke monniken, gelijke kappen”. Het is geen toeval dat de euro in mijn land, Ierland, volledig is geaccepteerd. Het is waar dat we een succesvol overgangsprogramma hadden, maar belangrijker is dat we een werkloosheid hebben van 4 procent, minder dan de helft van het EU-gemiddelde, en een economische groei die de 6 procent nadert, drie maal zo hoog als het EU-gemiddelde. We zijn ten zeerste bereid de nieuwe lidstaten te helpen met hun voorbereidingen op de overgang. Er zijn al samenwerkingsregelingen getroffen met Cyprus en Malta. Tot slot vormen de EMU en de euro een zeer succesvol pan-Europees project voor handel, reizen en prijstransparantie. Van de ene op de andere dag is de euro een internationale reservevaluta geworden. Als het gaat om een gezond economisch beheer kan de euro het glazuur op de taart zijn. Met enkel propaganda of procampagnes zal de euro nooit verkocht kunnen worden aan het publiek. 1-106
30 Antolín Sánchez Presedo (PSE). – (ES) Mijnheer de Voorzitter, president Trichet, commissaris Almunia, waarde collega’s, ik verwelkom het jaarverslag van de Europese Centrale Bank als een toonbeeld van transparantie, en de presentatie ervan en het debat in het Parlement als een oefening in het nemen van democratische verantwoordelijkheid. In het jaar 2004, het jaar van de uitbreiding tot 25 lidstaten, is de rente op hetzelfde niveau gebleven en zijn de prijzen in vergelijking met het einde van het jaar daarvoor niet gestegen. Er was dus sprake van stabiliteit, maar ook van weinig dynamiek. De economische resultaten van de eurozone hebben niet beantwoord aan de verwachtingen: de toename van de economische bedrijvigheid is zeer beperkt gebleven in een situatie waarin de wereldeconomie de snelste groei van de laatste twintig jaar beleefde, er is marktaandeel verloren in de internationale handel, en het verschil in arbeidsproductiviteit met de Verenigde Staten is groter geworden, terwijl er geen relevante veranderingen op de arbeidsmarkt hebben plaatsgevonden. Daarom is het nodig om niet alleen goed na te denken, maar ook een belangrijke plicht na te komen: duurzame groei en werkgelegenheid zijn de belangrijkste punten van zorg voor de Europeanen. De hervorming van het Stabiliteits- en Groeipact is goed, omdat daarin een mechanistische benadering vervangen wordt door een rationele. Op dit moment, mijnheer de president, willen we met nadruk wijzen op de speciale positie die de Centrale Bank heeft om financiële voorwaarden voor alle landen te scheppen. We appreciëren in uw verslag met name de verwijzing naar de situatie van de kleine en middelgrote bedrijven en we wijzen erop dat op dit kritieke moment, waarop het nodig is dat we het vertrouwen in het gezamenlijke project vergroten, u op onze steun kunt blijven rekenen bij het vervullen van uw missie. 1-107
Stanisław Jałowiecki (PPE-DE). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, ik ben het er persoonlijk helemaal mee eens dat mijn land, Polen, zo snel mogelijk aan de voorwaarden voor de invoering van de euro zou moeten voldoen. Tegelijkertijd ben ik fel tegenstander van het idee van een door de EU gesteunde propagandacampagne voor de euro. Dit idee komt voort uit het misplaatste geloof dat een samenleving niet in staat zou zijn de feiten zelf te begrijpen, en hiervoor de hulp van de verlichte elite nodig heeft. Dit geloof is onlangs in diskrediet geraakt in het debat over het ontwerp van het Grondwettelijk Verdrag, en ik weet vrijwel zeker dat dit weer zal gebeuren. Ik kom uit een regio die de grootste Duitse minderheid in Polen herbergt. Deze mensen reizen elke dag naar hun werk in Duitsland, en zij hebben gemerkt hoe de euro hun eigen financiële omstandigheden heeft veranderd. Zij leven niet in een sociaal vacuüm, maar communiceren met hun buren. Wat voor theoretische argumenten kunnen wij aanvoeren om hetgeen hun
04/07/2005 persoonlijke ervaring ze leert te weerleggen? Hoeveel geld moeten wij uitgeven om ze te overtuigen dat de prijzen niet omhoog zullen gaan als de euro wordt ingevoerd, in het licht van het feit dat zij dergelijke prijsstijgingen al eerder aan den lijve hebben ondervonden? Ik zou de EU willen oproepen om toe te geven dat zij een verkeerde weg is ingeslagen, en om op te houden met pogingem om dure, al dan niet goed geformuleerde propaganda-strategieën op te zetten om de feiten te veranderen. Dergelijke strategieën zullen de mensen niet op andere gedachten brengen. Wat ze echter wel op andere gedachten zou brengen, is een krachtige en stabiele Europese munt, die niet hoeft te worden aangeprezen. Wij moeten de economische omstandigheden creëren waaronder de euro deze rol ook werkelijk kan vervullen. 1-108
Joseph Muscat (PSE). − (MT) Hoewel de invoering van de euro een van de belangrijkste gebeurtenissen in de geschiedenis van de Europese Unie is, zijn er wel vergissingen gemaakt. Dat waren geen kleine vergissingen, en ze hebben de populariteit van de euro onder Europeanen doen afnemen. Als nieuwe lidstaten hebben wij het voordeel dat wij van deze vergissingen kunnen leren. Ten eerste moeten wij het effect op de kosten van het levensonderhoud onder ogen zien; de statistieken wijzen er dan wel op dat de gemiddelde kosten van het levensonderhoud slechts minimaal zijn gestegen bij de invoering van de euro, maar, zoals al door collega’s van mij is opgemerkt, wanneer men zich verder verdiept in dit onderwerp, realiseert men zich dat de goederen en diensten die de Europese burger dagelijks gebruikt, aanzienlijk in prijs zijn gestegen. Ten tweede zou een campagne voor de euro niet gericht moeten zijn op oppervlakkige kwesties, maar zich moeten concentreren op consumentenbescherming en op het voorkomen van misbruik in de vorm van prijsverhogingen, want wij kunnen niet toestaan dat de overgang op een andere munt een paar onscrupuleuze zakenlui de gelegenheid biedt om de prijzen meer te verhogen dan verantwoord is. Ten derde bestaat er wat betreft de aanneming van de euro behoefte aan een brede raadpleging onder de sociale partners. In Malta bijvoorbeeld heeft de regering eenzijdig besloten nu deel te gaan nemen aan het ERM II, zonder enige vorm van overleg, zelfs niet over de te hanteren basiskoers. Dit is het recept bij uitstek voor een toename van het toekomstig verzet. Dit is geen juiste gang van zaken. Ik geloof dat het project van de euro heel belangrijk is voor de Europese Unie en voor de nieuwe lidstaten, maar het dient zonder onnodige haast te worden verwezenlijkt, want hardlopers zijn doodlopers en in dit geval zijn het de armere klassen die de dupe zijn. 1-109
Zita Pleštinská (PPE-DE). – (SK) Het verslag van de heer Maaten geeft ons de mogelijkheid een aantal voordelen van het lidmaatschap van de Economische en Monetaire Unie te evalueren als prominent symbool van Europese integratie en als middel om de mensen van
04/07/2005 Europa dichter bij de idealen te brengen waarop de Unie is gegrondvest. Wat het nog relevanter maakt, is het feit dat, op basis van de toezeggingen in het toetredingsverdrag, tien nieuwe landen zich momenteel voorbereiden om de euro als wettig betaalmiddel in te voeren zodra zij voldoen aan de vijf belangrijkste criteria van Maastricht. Ondanks het feit dat aan de voordelen van een eenheidsmunt en de bijbehorende mechanismen niet kan worden getornd, koestert een bepaald deel van de Europese bevolking een negatief beeld van de euro, en brengt het de euro in verband met prijsstijgingen. Men gokt op de verwachtingen van de bewoners van de 12 EU-lidstaten die uiteindelijk niet zijn uitgekomen. Hiermee hangt ook de bezorgdheid samen van de drie oude lidstaten die de euro niet hebben ingevoerd. Ook al ontmoet ik soms collega's die van mening zijn dat informatiecampagnes geldverspilling zijn, toch wijst de recente ervaring van de twee mislukte referenda in Frankrijk en Nederland uit dat de architectuur van het belangrijkste project van de EU, de Europese Grondwet, is ineengestort vanwege de gebrekkige voorlichting. Een coherente en ambitieuze communicatiestrategie over de euro voor de lange termijn kan ons weer in contact brengen met de burgers en ze overtuigen van de voordelen van de EU die zij in het dagelijks leven genieten. De campagne moet duidelijk, begrijpelijk, maar vooral direct zijn, en zich op de eerste plaats richten op de meer afgelegen regio’s met beperkte mogelijkheden voor het verspreiden van informatie onder het publiek. Zij moet gericht zijn op mensen in loondienst, maar met name op groepen die kwetsbaar zijn, zoals gepensioneerden, werklozen, gehandicapten en minderheden. De campagne moet worden gebruikt om consumenten de onderliggende beginselen uit te leggen zodat zij veranderingen in prijsniveaus niet rechtstreeks in verband brengen met de invoering van de euro – bijvoorbeeld door de invoering van dubbele prijsstelling of door gepaste afronding van bedragen. In de geest van het project van monetaire stabiliteit in de EU, haar meest succesvolle project tot nu toe, moeten wij blijk geven van onze instemming met dit verslag, opdat de goede procedures en de kennis die zijn verkregen bij de eerste invoering van de euro, zullen worden toegelicht door middel van een succesvolle campagne, zodat deze procedures en kennis bij de invoering van de euro in de nieuwe lidstaten alsmede in toekomstige lidstaten, tot voordeel kunnen strekken. 1-110
Justas Vincas Paleckis (PSE). − (LT) De ontwerpresolutie is met name van betekenis voor die landen in de Europese Unie die zich binnenkort bij de eurozone zullen aansluiten. Momenteel zijn de leden van het wisselkoersmechanisme ERM II Litouwen, Estland, Slovenië en Denemarken. In de eerste drie landen bestaat een goede kans dat de euro in 2007 zal worden ingevoerd en dat er vanaf dat moment van de voordelen zal worden geprofiteerd.
31 Litouwen en Estland zijn de enige lidstaten van de Europese Unie waarvan de munteenheid al enige jaren aan de euro is gekoppeld. Om deze reden zou de overschakeling op de eenheidsmunt aldaar soepel moeten verlopen. De geruchten die erop neerkomen dat de invoering van de euro gevolgd is door een grote prijsstijging in de twaalf betreffende landen, kunnen enigszins schadelijk zijn. Er kan onnodig paniek ontstaan als gevolg van de kunstmatige vraag naar bepaalde goederen en het oogmerk van handelaren om prijzen in hun eigen belang excessief naar boven af te ronden. Een tijdige en accurate informatiecampagne, zoals beschreven in de resolutie, is dan ook van bijzonder belang, evenals een onderzoek van zowel de positieve als negatieve ervaringen in landen die de euro hebben ingevoerd. Het jumelage-model kan wel een grote bijdrage leveren, maar terwijl er slechts achttien maanden resteren tot de euro wordt ingevoerd, hebben de genoemde drie landen voor zover wij weten nog geen partners in het jumelageprogramma. Deze landen zouden moeten worden aangemoedigd zo snel mogelijk partners te vinden en hierbij nog energieker te werk te gaan. 1-111
Joaquín Almunia, lid van de Commissie. – (ES) Mijnheer de Voorzitter, de heer Klinz zei in een van de eerste interventies dat de introductie van de euro een succes is geweest en ik deel die mening, zoals de heer Klinz en dit Parlement wel weten, maar ook deel ik de zorgen van degenen die in de loop van dit debat hebben gezegd dat we moeten doorgaan met het nemen van besluiten en het uitstippelen van een heldere koers, zodat de euro een succes zal blijven, want er staat veel op het spel voor ons, als burgers en als voorstanders van Europese integratie. Met betrekking tot omstandigheden rond de introductie van de euro klopt het inderdaad dat er sprake is geweest – in sommige landen meer dan in andere – van misbruik bij het afronden en verhogen van prijzen, waarbij gebruik is gemaakt van de verandering van munteenheid. Ook klopt het dat de landen die zich meer en beter hadden voorbereid praktisch alle vormen van misbruik hebben weten te voorkomen die zich wel hebben voorgedaan in landen die de naderende introductie van de eenheidsmunt onvoldoende hadden voorbereid, door mediacampagnes, maar ook door te onderhandelen met de betrokken sectoren over een transparante werkwijze, in casu het hanteren van dubbele prijzen gedurende een redelijke periode voorafgaand aan de daadwerkelijke introductie van de munten en biljetten, en ook door het verspreiden van informatie tijdens de eerste dagen onmiddellijk na de introductie van die munten en biljetten. Er is opgemerkt dat zowel de Europese Centrale Bank als de Commissie onderzoek heeft gedaan naar de algemene invloed van het misbruik op de prijsindex, en die is niet hoger geweest dan 0,2 à 0,3 procent, maar de negatieve perceptie van de burgers is een feit. Ik deel de mening van mevrouw Doyle, die heeft gezegd dat de
32 burgers die zich nu sceptisch tonen over de euro, verscheidene jaren na de daadwerkelijke introductie van de munten en biljetten, dat veel meer doen vanwege de economische situatie, vanwege de groei van de werkloosheid, vanwege het feit dat we er niet in slagen de investeringen te stimuleren of werkgelegenheid te scheppen, dan vanwege de herinnering aan de misstanden die zich een paar jaar geleden hebben voorgedaan. Maar we moeten de kwestie van het misbruik ook niet overdrijven. Vandaag zegt de Deense minister van Economie en Financiën, de heer Pedersen, in de Deense pers dat in Denemarken, een land dat buiten de eurozone ligt, de prijsstijgingen die zich in bepaalde sectoren van de dienstverlening – cafés, restaurants, sommige andere vormen van directe service aan de klant – hebben voorgedaan in januari of februari 2002, praktisch gelijk waren aan de geregistreerde prijsstijgingen in de landen die de euro hebben ingevoerd. Daarom moeten we dus niet overdrijven, maar gebruik maken van de opgedane ervaring, vooral bij de nieuwe lidstaten die de komende jaren hun valuta in de euro willen integreren, en daar zijn we dan ook mee bezig. Uiteraard is de mening van de burgers over de economische situatie, hun vertrouwen daarin en in de verantwoordelijke politici en economen, van meer zaken afhankelijk dan alleen van de vraag of er wel of niet misbruik heeft plaatsgevonden bij de afronding van sommige prijzen. Daarom moeten we blijven spreken, zoals we dat in dit debat hebben gedaan en in andere debatten zullen blijven doen, over de invoering van de noodzakelijke structurele hervormingen waarover we gediscussieerd hebben en waarover we aan het discussiëren zijn in het kader van de herziene Strategie van Lissabon, daarom moeten we blijven praten over de manier waarop we het Stabiliteits- en Groeipact moeten toepassen – en eerder, in mijn eerste interventie, heb ik al het gewezen op de toezegging van de Commissie om het nieuwe pact strikt toe te passen. Ik wil aan sommige van de geachte afgevaardigden, die vraagtekens hebben gezet bij de mogelijkheid om in de toekomst regels voor begrotingsdiscipline in het kader van de Economische en Monetaire Unie in de praktijk toe te passen, vanwege het feit zelf dat het pact is herzien, vragen om zich bij de realiteit van die toepassing te houden. We hebben gediscussieerd over de manier waarop het pact hervormd kon worden. Dat debat is afgesloten. De twee verordeningen zijn van kracht geworden, we zijn het nieuwe pact al aan het toepassen. Wat ik aan de geachte afgevaardigden vraag is dat zij zich een mening vormen over de feitelijke toepassing van de regels en niet over hoe ze gewild hadden dat de regels waren geweest, want de geloofwaardigheid van het Stabiliteits- en Groeipact hangt ook – veel zelfs – van uw mening af, en wanneer burgers of autoriteiten in de lidstaten sommige afgevaardigden de mening horen verkondigen dat er geen begrotingsregels meer bestaan, zullen ze dat geloven, en ik wil niet dat sommige ministers van Financiën denken dat er geen begrotingsregels bestaan. 1-112
04/07/2005 Jean-Claude Trichet, president van de Europese Centrale Bank. – (EN). Mister President, (de heer Martinez valt de heer Trichet in de rede met het verzoek Frans te spreken) (FR) Ja ja, ik ga ook Frans spreken, ik spreek beide talen, ik probeer zelfs Duits te spreken, als u het heeft opgemerkt, en ik zou nog meer talen willen spreken ook. 1-113
(EN) Ik was onder de indruk van het feit dat de aanwezigen hier en onze medeburgers zich zozeer bezighouden met de prijsstabiliteit. Ik vind het heel belangrijk dat we ons buigen over dit onderwerp, dat van tijd en tot en in zekere mate wordt beschouwd als een obsessie voor de ECB. Prijsstabiliteit is een obsessie voor de ECB omdat ze rechtstreeks gekoppeld is aan het mandaat van de ECB. Het is heel duidelijk welke boodschap de bevolking van Europa voor ons heeft. Zij wil dat wij de prijsstabiliteit handhaven en beschermen. Het zou naar mijn mening een grote vergissing zijn de definitie van prijsstabiliteit te wijzigen. Dat wil de Europese bevolking helemaal niet. We moeten niet gaan zeggen dat een inflatie van tegen de 3 procent beter zou zijn dan een inflatie van dichtbij 2 procent; dat zou in de ogen van onze medeburgers een gruwel zijn. Handhaving van de prijsstabiliteit is niet enkel noodzakelijk uit hoofde van het Verdrag en op grond van de verwachtingen die het Parlement en onze medeburgers koesteren, maar ook voor het vertrouwen in Europa: het consumentenvertrouwen en het vertrouwen in het algemeen. Vertrouwen is een belangrijk aspect bij het creëren van groei en werkgelegenheid. Het zou een enorme vergissing zijn te denken dat prijsstabiliteit en het creëren van groei en werkgelegenheid twee elementen zijn die we tegenover elkaar kunnen zetten. Het tegendeel is het geval; door geloofwaardig te zijn op het gebied van prijsstabiliteit winnen we aan vertrouwen in Europa en waarborgen we tevens de zeer lage marktrente die reeds is genoemd. De rente in Europa staat op het laagste punt sinds honderd jaar. Dat geldt voor zowel de korte rente als de tienjaarsrente. De tienjaarsrente wordt bepaald door de markt zelf, door de vrije ontwikkeling van vraag en aanbod op het gebied van besparingen. Het laagste rentepeil in honderd jaar is de danken aan een geloofwaardige prijsstabiliteit, aan het feit dat de ECB – die de euro uitgeeft – geloofwaardig is. Dat is goed voor de werkgelegenheid en de groei. 1-114
(FR) Ik wil twee dingen noemen. Een goed monetair beleid kan veel doen, het kan de voorwaarden scheppen voor groei en werkgelegenheid, maar het kan niet alles doen. We zien dat binnen de eurozone zelf wanneer we de landen met elkaar vergelijken – en sommige leden kwamen heel goed uit hun woorden als het om hun eigen land ging: er zijn inderdaad ook andere factoren die meewegen. Daartoe behoren zeker een goed begrotingsbeleid en hervormingen. Ik ga hier verder niet op in, maar dit is absoluut van fundamenteel belang.
04/07/2005 Hierover zijn we het volledig met de Commissie eens, en ik wil dit hier graag benadrukken. Ik wil ook ingaan op een punt, Mijnheer de Voorzitter, dat me zeer belangrijk lijkt, namelijk dat er vraagtekens zijn geplaatst bij onze onafhankelijkheid, bij onze relaties met de uitvoerende takken, met het Parlement en met de Commissie. Wij nodigen de heer Almunia om de twee weken uit bij de Raad van Bestuur van de Europese Centrale Bank, en wij nodigen de voorzitter van de Eurogroep om de twee weken uit. Zelf word ik, zoals de heer Almunia al zei, elke maand door de Eurogroep uitgenodigd. Dat zijn in totaal drie uitnodigingen per maand. En wat onze eigen uitnodiging betreft: die is in overeenstemming met het Verdrag. Dit staat in het Verdrag zelf: wij komen om de twee weken bijeen en wij nodigen de voorzitter van de Eurogroep om de twee weken uit. Uitvoering gevend aan het Verdrag zijn er dus maandelijks drie mogelijkheden om een dialoog te voeren, onder strikte eerbiediging van de onafhankelijkheid. De Europese Centrale Bank is volledig onafhankelijk, en dat is nodig ook. Wij zouden niet de rentepercentages hebben die we over tien, dertig en vijftig jaar hebben, als men niet zou weten dat wij onafhankelijk zijn. Als er ook maar de geringste twijfel zou bestaan over onze onafhankelijkheid. Maar nogmaals, we onderhouden voortdurend persoonlijke contacten. Ik heb meer contacten met de bevoegde commissie van het Europees Parlement via mevrouw Berès, en met de plenaire vergadering van het Europees Parlement, dan mijn collega Alan Greenspan in de Verenigde Staten heeft met het Amerikaanse Congres. Het valt dan misschien niet zo direct op, maar de contacten zijn zeer frequent, en de contacten met de uitvoerende organen zijn zelfs ongelooflijk frequent, omdat die drie keer per maand kunnen plaatsvinden. Over de transparantie zou ik willen zeggen dat wij die een warm hart toedragen en als absoluut essentieel beschouwen. Wij hebben een nieuw transparantieconcept bedacht. Bij de oprichting van de Europese Centrale Bank is besloten dat wij onmiddellijk na het besluit van de Raad van bestuur een analyse opstellen, en dat er een persconferentie plaatsvindt waarbij we niet alleen die analyse geven, maar ook vragen kunnen beantwoorden. Dit bestond niet vóór de oprichting van de Europese Centrale Bank, dit was bepaald niet de gewone gang van zaken bij de centrale banken, en wij hebben invloed gehad op de andere centrale banken, die zelf zijn gaan toelichten wat ze deden. Daarvóór deden ze dat pas vijf of zes weken naderhand, wanneer de notulen van hun beraadslagingen werden gepubliceerd. Ik wil echt benadrukken dat hetgeen wij doen verder gaat, omdat we onmiddellijk een analyse van vier of vijf pagina’s uitbrengen, de analyse die we zelf zijn overeengekomen binnen de Raad van Bestuur. En daarbovenop hebben we nog de persconferentie. Het is waar dat mijn collega’s en ik op dit moment het naar buiten brengen van het gezamenlijke standpunt van de Raad van bestuur veel belangrijker vinden dan het
33 bekendmaken van de individuele opvattingen. Wij bevinden ons in een bijzondere omgeving, namelijk de Europese omgeving, en wij hebben een eenheidsmunt voor twaalf soevereine landen. Wij beschouwen het als onze plicht om als college naar buiten te treden, aangezien dat de relevante eenheid is. Maar gelooft u mij, wij voelen ons geenszins gehinderd door een soort consensusplicht, wij discussiëren met elkaar. En zelfs het kleinste besluit wordt niet vertraagd. Daar kan ik u bewijzen van geven. Zo waren we na de tragische gebeurtenissen van 11 september in New York, in staat om binnen enkele uren zeer belangrijke besluiten te nemen. Ik kan u dus volledig geruststellen op dit punt. Wij geloven dan ook echt dat ons transparantieconcept, dat vernieuwend heeft gewerkt en verder ging dan wat de centrale bankiers gewend waren, het juiste concept is voor de Europese Centrale Bank. 1-115
VOORZITTER: EDWARD McMILLAN-SCOTT Ondervoorzitter De Voorzitter. – Hartelijk dank, mijnheer Trichet. U bent altijd welkom in het Europees Parlement. Het debat is gesloten. De stemming vindt dinsdag plaats. 1-116
Gevaarlijke stoffen en preparaten (ftalaten) en veiligheid van speelgoed 1-117
De Voorzitter. – Aan de orde is de aanbeveling (A60196/2005) voor de tweede lezing van Antonios Trakatellis, namens de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid, betreffende het gemeenschappelijk standpunt van de Raad met het oog op de aanneming van de richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot tweeëntwintigste wijziging van Richtlijn 76/769/EEG van de Raad betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen der lidstaten inzake de beperking van het op de markt brengen en van het gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen en preparaten (ftalaten in speelgoed en kinderverzorgingsartikelen) (5467/1/2005 – C6-0092/2005 – 1999/0238(COD)). 1-118
Antonios Trakatellis (PPE-DE), rapporteur. – (EL) Mijnheer de Voorzitter, de onderhavige richtlijn betreft de beperking van het gebruik van ftalaten in speelgoed en kinderverzorgingsartikelen, teneinde kinderen, de meest kwetsbare bevolkingsgroep, te kunnen beschermen. Ftalaten worden doorgaans in grote hoeveelheden gebruikt om met plastic vervaardigd speelgoed en kinderverzorgingsartikelen soepel te maken en brengen, zoals uit wetenschappelijke gegevens blijkt, risico’s met zich mee. Daarom had de Europese Commissie zes jaar geleden de onderhavige richtlijn voorgesteld. Zij had toen zelfs voorgesteld om een verbod uit te vaardigen op het op de
34 markt brengen van artikelen die bestemd zijn om door kinderen onder de drie jaar in de mond te worden genomen. Tegelijkertijd had zij voorgesteld om aanvullende bepalingen op te nemen voor de etikettering van alle andere artikelen, die zij zelfs tijdelijk geheel wilde verbieden, in afwachting van de definitieve aanneming van de richtlijn. Het Europees Parlement had in eerste lezing gevraagd om het gebruik van alle ftalaten in speelgoed en verzorgingsartikelen te verbieden als het gaat om kinderen onder de drie jaar, en dit te etiketteren als het gaat om artikelen voor kinderen boven de drie jaar die echter door kinderen onder de drie jaar in de mond konden worden genomen. Na de eerste lezing van het Parlement hadden de lidstaten in de Raad maar liefst vijf jaar nodig om tot een gemeenschappelijk standpunt te komen. Na dus vijf jaar besprekingen – of ledigheid, zou men ook kunnen zeggen – bracht de Raad een gemeenschappelijk standpunt uit. Met dat gemeenschappelijk standpunt worden echter ingrijpende veranderingen aangebracht in zowel de ontwerprichtlijn van de Commissie als de eerste lezing van het Europees Parlement. Allereerst worden de zes ftalaten niet meer behandeld als substanties van een en dezelfde categorie die hetzelfde risico met zich meebrengen voor de gezondheid van kinderen, uitgaande van de wetenschappelijke rapporten van het bevoegd wetenschappelijk comité. De Raad heeft deze ftalaten opgesplitst in twee categorieën. Voor de eerste categorie van ftalaten – DEHP, DBP en BBP – wordt het gebruik in alle speelgoed en kinderverzorgingsartikelen verboden, omdat uit de risicoanalyse is gebleken dat deze stoffen kankerverwekkend, mutageen en toxisch zijn voor de voortplanting. Hier is het standpunt van de Raad glashelder. Voor de tweede categorie van de drie resterende ftalaten – DINP, DIDP en DNOP – heeft de Raad een gedeeltelijk verbod voorgesteld, met dien verstande dat het gebruik daarvan verboden is in artikelen voor kinderen onder de drie jaar die in de mond genomen kunnen worden, en toegestaan in artikelen – die dan natuurlijk ook in de handel mogen worden gebracht – voor kinderen boven de drie jaar. Er zou geen enkel probleem zijn geweest, als er geen advies was van het Wetenschappelijk Comité inzake toxiciteit, ecotoxiciteit en het milieu, en als er geen onzekerheid bestond over de veiligheid van deze substanties. Ik kan u zelfs mededelen dat uit experimenten met ratten en muizen is gebleken dat deze drie stoffen gezwellen veroorzaken in de lever en de nieren. Er is echter wat de mens betreft nog geen volledige effectbeoordeling gemaakt, en dus is de risicoanalyse nog niet geheel afgerond. Toch moet het voorzorgsbeginsel in acht worden genomen, en dat doet de Raad door deze substanties te verbieden voor alle
04/07/2005 speelgoed en kinderverzorgingsartikelen die bestemd zijn voor kinderen onder de drie jaar; voor kinderen boven de drie jaar heeft hij ze echter toegestaan en daarbij zelfs niet voorzien in een veiligheidsklep, in de vorm van bijvoorbeeld waarschuwingen aan het adres van de ouders via etikettering. In de Commissie milieubeheer hebben wij uiteindelijk besloten aan te dringen op een verbod op het gebruik van de drie ftalaten, als deze voorkomen in artikelen die bestemd zijn om met de mond in contact te komen, of in speelgoed en kinderverzorgingsartikelen die in contact zouden kunnen komen met de mond. Wij hebben daarom de Europese Commissie gevraagd om richtsnoeren op te stellen voor de toepassing van de richtlijn. Om een lang verhaal kort te maken: na de goedkeuring door de Europese Commissie was er kennelijk nog ruimte voor informele besprekingen met de Raad, in aanwezigheid van de Commissie. Wij zijn dan ook uiteindelijk tot een akkoord gekomen, en het pakket met de afspraken omvat het volgende. Ten eerste een verbod op het gebruik van deze drie ftalaten in alle artikelen die kinderen in de mond kunnen nemen; ten tweede de herziening van alle toepassingen van bedoelde substanties in medische apparatuur; ten derde de opname van de artikelen voor de hygiënische verzorging van kinderen in de definitie voor kinderverzorgingsartikelen; ten vierde de vaststelling door de Europese Commissie van richtsnoeren voor wat verstaan moet worden onder speelgoed en kinderverzorgingsartikelen die door kinderen in de mond kunnen worden genomen. En tot slot een studie van de Commissie naar de risico’s die gepaard gaan met plastic artikelen waarin geurstoffen voorkomen. Ik ben zeer voldaan over het resultaat, want de Raad heeft zich uiteindelijk laten overtuigen door de argumenten van het Parlement en ermee ingestemd dat, als er gegronde bezorgdheid bestaat ten aanzien van een bepaalde stof, deze stof onmogelijk kan worden toegestaan voor kinderen boven de drie jaar en verboden voor enkel kinderen onder de drie jaar. Ik kan het Parlement zonder meer aanbevelen om voor de compromisamendementen te stemmen waartoe wij, nogmaals, in overleg met de Raad en de Commissie gekomen zijn. Ik ben er zeker van dat wij zo een moeizame, officiële bemiddeling kunnen voorkomen en dat deze richtlijn onmiddellijk na de tweede lezing, als zij naar ik hoop morgen wordt aangenomen, kan worden gepubliceerd en opgenomen in de communautaire wetgeving Ik verzoek u derhalve zich strikt te houden aan het pakket met afspraken waartoe wij gekomen zijn en dus morgen te stemmen voor hetgeen is voorgesteld door de vijf fracties, te weten de fracties van de PPE-DE, PSE, ALDE, Verts-ALE- en GUE/NGL. 1-119
04/07/2005 Günther Verheugen, vice-voorzitter van de Commissie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, geachte dames en heren, in mijn moedertaal is er een spreekwoord dat als volgt luidt: “Was lange währt, wird endlich gut”, oftewel: uit een ei waar lang op is gebroed, komt uiteindelijk een mooi kuikentje. Toen de Commissie in 1999 haar voorstel voor een beperking van ftalaten in speelgoed en kinderverzorgingsartikelen aan de Raad en het Parlement voorlegde, hield zij er geen rekening mee dat het zo lang zou duren voordat deze richtlijn definitief vastgesteld zou worden.
35 stimuleren. Deze leidraad zal met name ingaan op de beperking van het gebruik van bepaalde stoffen in speelgoed en kinderverzorgingsartikelen (...), voor zover het gaat om artikelen die ‘door hen in de mond kunnen worden gestopt’, zoals bedoeld in de bijlage bij de richtlijn.” 1-121
(DE) De tweede verklaring heeft betrekking op het gebruik van geurstoffen in kinderspeelgoed. Die verklaring luidt als volgt: 1-122
Aanvankelijk bleek het niet mogelijk om de uiteenlopende standpunten in de Raad door middel van een compromis te verenigen. Daarom hebben de lidstaten besloten om met de besluitvorming te wachten tot het moment dat er een evaluatie beschikbaar zou zijn in het kader van Verordening (EEG) nr. 793/93 inzake de beoordeling en de beperking van de risico’s van bestaande stoffen. Ik vind het belangrijk om erop te wijzen dat de kinderen in Europa toentertijd geen enkel gevaar liepen, omdat de Commissie – door middel van een besluit in het kader van de algemene richtlijn voor productveiligheid – de lidstaten had opgeroepen om het gebruik van de zes ter discussie staande ftalaten in bepaald speelgoed en bepaalde kinderverzorgingsartikelen te verbieden. Dat besluit moest echter in de daaropvolgende periode wel nog een paar keer verlengd worden om te voorkomen dat het zijn rechtsgeldigheid zou verliezen. Tegen deze achtergrond ben ik uitermate verheugd dat wij thans, nu de meeste resultaten van de risicobeoordelingen en de bijbehorende adviezen van het verantwoordelijke wetenschappelijk comité beschikbaar zijn, zo snel overeenstemming hebben weten te bereiken. Dit compromis voor een regeling met een thans meer permanent karakter is gebaseerd op het voorzorgsbeginsel, zonder dat daarbij het evenredigheidsbeginsel uit het oog wordt verloren. Namens de Commissie deel ik mee dat zij de amendementen 22 en 23 niet kan overnemen, omdat deze niet overeenstemmen met het compromis dat tussen het Europees Parlement en de Raad is gesloten. Tijdens de onderhandelingen tussen de Raad en het Parlement heeft de Commissie aangeboden om twee verklaringen af te geven om het tot stand brengen van een compromis te bevorderen. Ik zal die verklaringen nu geven. De eerste verklaring heeft betrekking op het opstellen van een richtsnoerdocument en luidt als volgt: 1-120
(EN) “Na de goedkeuring van de richtlijn inzake de beperking van het op de markt brengen en van het gebruik van ftalaten in speelgoed en kinderverzorgingsartikelen (...) zal de Commissie zo snel mogelijk – in overleg met de betrokken partijen en de deskundigen uit de lidstaten die verantwoordelijk zijn voor het beheer van Richtlijn 76/769/EEG – een leidraad opstellen om de tenuitvoerlegging van de richtlijn te
(EN) “De Commissie bevestigt haar voornemen om het vraagstuk betreffende geurstoffen in speelgoed te behandelen in het kader van de herziening van de richtlijn over de veiligheid van speelgoed. Dit biedt het voordeel dat exact kan worden vastgesteld wat onder geurstoffen moet worden verstaan, dat passende maatregelen kunnen worden overwogen om het vastgestelde risico het hoofd te bieden en dat de consistentie met de andere bepalingen van voornoemde richtlijn kan worden gewaarborgd.” 1-123
(DE) Tot slot wil ik ondervoorzitter Trakatellis en het Luxemburgse voorzitterschap feliciteren. Zonder hun wederzijdse inspanningen de overeenstemming over deze ingewikkelde en belangrijke kwestie nooit tot stand zijn gekomen. 1-124
Horst Schnellhardt, namens de PPE-DE-Fractie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, geachte dames en heren, het heeft de Raad vijf jaar gekost om zijn standpunt in het kader van de tweede lezing aan het Parlement voor te leggen. Ik vind dit van een groot verantwoordelijkheidsbesef getuigen, omdat er gewacht is totdat de resultaten van de uitgebreide risicobeoordelingen van ftalaten, met name van DNP, beschikbaar waren. Uit de communautaire risicobeoordeling van DNP blijkt dat er voor alle bevolkingsgroepen, inclusief zuigelingen, geen risico’s aan het gebruik van DNP verbonden zijn. Naar aanleiding van het onderzoek van het Wetenschappelijk Comité inzake toxiciteit, ecotoxiciteit en het milieu heeft de Raad desondanks de beperkingen van ftalaten voor gebruik in kinderspeelgoed uitgebreid tot de leeftijdsgroep van nul tot drie jaar. Daardoor is het voorzorgsbeginsel op basis van wetenschappelijke resultaten in voldoende mate in acht genomen. Ik vind het voorstel van de Raad voor de tweede lezing dan ook evenwichtig van aard en in overeenstemming met de realiteit. Het voorstel is gericht op een afdoende bescherming van de gezondheid van kinderen en geeft de speelgoedindustrie duidelijke richtsnoeren. Het is ook een goede zaak dat wij nu consensus tussen de Raad en het Parlement hebben kunnen bewerkstelligen. Daarom – en ik richt mij nu tot enkele collega’s in het Parlement – ben ik met het verloop van de discussie en met het resultaat daarvan niet helemaal tevreden. Ik zal dat nader toelichten.
36 Ten eerste worden de voorstellen die wij nu willen uitvoeren, in hoge mate gekenmerkt door een overdreven verplichting om het voorzorgsbeginsel toe te passen. Wat is het nut van waarschuwingen als er niets te waarschuwen valt? En wat is het nut van een verbod op geurstoffen indien deze juist voor het neutraliseren van geuren zijn bedoeld? Als wij op deze weg verder gaan, worden wij een broeinest van verboden en een bron van paniek. Dat staat in schril contrast met het volgende: er vallen nauwelijks dodelijke slachtoffers door ftalaten, terwijl er 380 mensen per dag als gevolg van het roken overlijden. Desondanks is het nog niet gelukt om het roken tijdens de zittingen van het Parlement te verbieden. Er wordt zoveel gerookt dat het pijn doet aan de ogen. Ten tweede leggen wij met de compromisamendementen onze voornaamste taak, het tot stand brengen van wetgeving, in handen van de Commissie. Na het betoog van de commissaris heb ik echter wel vertrouwen in de Commissie en ik kan dan ook alleen maar nadrukkelijk de volgende oproep doen: baseert u zich voor de tweede lezing op de risicobeoordeling en het standpunt van de Raad. Op die manier rolt er dan uiteindelijk volgens mij toch een goed resultaat uit. 1-125
Dan Jørgensen, namens de PSE-Fractie. – (DA) Mijnheer de Voorzitter, om te beginnen wil ik mijn dank betuigen aan de rapporteur, professor Trakatellis, die naar mijn mening blijk heeft gegeven van een uniek vermogen en een unieke wil tot het sluiten van compromissen. Eenzelfde dankwoord wil ik graag richten tot de Raad, die zich op een aantal werkelijk fundamentele gebieden heeft ingespannen. Dat bewijst dat de Raad het Parlement serieus neemt en daar zijn wij dankbaar voor. Speciale aandacht verdient het feit dat het al meer dan vijf jaar geleden is dat men met deze wetgeving begonnen is. Het heeft bijna zes jaar geduurd voordat we zo’n belangrijke wetgeving konden aannemen, die van invloed is op de gezondheid van onze kinderen. Het gaat om stoffen die kankerverwekkend zijn en stoffen die de hormoonhuishouding kunnen verstoren. Dit is een kwestie die elke dag het leven van alle Europeanen beïnvloedt. Het is iets wat de mensen na aan het hart ligt, en toch heeft het zo lang geduurd. Ik ben daarom des te verheugder over het resultaat dat we bereikt hebben en dat nu voor ons ligt. Het is een echt goed resultaat. Ten eerste worden de drie gevaarlijkste stoffen volledig verboden, en dat is natuurlijk een grote stap voorwaarts. Ten tweede zorgen we ervoor dat de drie stoffen die daar qua gevaar op volgen, worden verboden in alle speelgoed dat in de mond kan worden gestopt, en dat is natuurlijk de kern van dit voorstel. Dan zijn er nog andere positieve punten, waar de heer Trakatellis het al over heeft gehad en die ik niet zal herhalen. Ik wil echter benadrukken dat dit een fundamenteel voorbeeld van wetgeving is waarbij het Parlement voet bij stuk heeft gehouden. We hebben ons niet laten beïnvloeden door het massale gelobby van de
04/07/2005 industrie. De industrie heeft zijn standpunt niet kunnen doordrijven. Wij hebben vastgehouden aan het standpunt dat op zo’n belangrijk gebied het voorzorgsbeginsel moet gelden. Uiteraard moet men de proporties wel in het oog houden, maar het gaat om de gezondheid van onze kinderen, en daarom moet men het voorzorgsbeginsel toepassen. Tijdens de onderhandelingen heb ik mij diverse malen onwillekeurig verbaasd, en mij in mijn arm moeten knijpen om zeker te zijn dat ik het goed hoorde, wanneer woordvoerders – ook al waren het er slechts een paar – zich tegen dit voorstel uitspraken. Het gaat om de veiligheid van onze kinderen, en desondanks was men niet bereid om het voorzorgsbeginsel toe te passen. Ik zie ook dat er een paar amendementen zijn ingediend, waar de heer Verheugen al naar heeft verwezen. Ik ga ervan uit dat er sprake was van een vertaalfout, want ik had deze amendementen opgevat als delen van het compromis dat men niet kon steunen. Deze amendementen maken geen deel uit van het compromis. Dat compromis bevat niet de delen die zijn opgenomen in amendement 22 en 23. 1-126
Frédérique Ries, namens de ALDE-Fractie. – (FR) Mijnheer de Voorzitter, namens de liberale fractie wil ik op mijn beurt professor Trakatellis bedanken voor zijn excellente werk en de kwaliteit van het na onderhandelingen met het Luxemburgse voorzitterschap bereikte compromis betreffende het verbod op en de beperking van deze zes ftalaten, die worden gebruikt als weekmaker in speelgoed en kinderverzorgingsartikelen en die zijn ingedeeld in twee categorieën, waar ik verder niet op in zal gaan. Deze richtlijn raakt aan het dagelijks leven van Europese gezinnen en luidt het einde van deze zes stoffen in, die gevaarlijk zijn voor de gezondheid en het milieu omdat ze giftig zijn voor de voortplanting en onder meer een verstorende werking hebben op de hormonale en immuunsystemen. De wetenschappelijke bewijzen, die ik niet allemaal ga noemen hier, stapelen zich op, en alle seinen staan op rood. Het is dan ook volstrekt logisch dat de ministers van Industrie en Handel van de 25 lidstaten, naar aanleiding van het voorstel dat in september 2004 werd gedaan door onze voormalige Nederlandse liberale collega Laurens Jan Brinkhorst, de wens hebben uitgesproken deze zes ftalaten uit de handel te halen. Zij hebben dit gedaan op advies van het Wetenschappelijk Comité voor gezondheids- en milieurisico’s. Ze hebben het ook gedaan uit pragmatische overwegingen, aangezien ze weten dat er talrijke vervangende stoffen bestaan die ook al in de handel zijn, zoals citraat. Het Europees Parlement wilde het gemeenschappelijk standpunt om twee belangrijke redenen versterken: in de eerste plaats een verbetering die werd ingegeven door gezond verstand, omdat er in het compromis nu geen onderscheid meer wordt gemaakt tussen kinderen ouder en kinderen jonger dan drie jaar die speelgoed in hun
04/07/2005 mond stoppen; in de tweede plaats de verplichting die we als afgevaardigden van de Europese burgers hebben om nee te zeggen tegen deze ftalaten in speelgoed, maar ook om alle ftalaten aan regels te onderwerpen en ze – zo nodig – steeds verder uit te bannen. Zelf vind ik dat de bescherming van de gezondheid van onze medeburgers beter verdient dan deze uitbanning in kleine stapjes. Het kost mij moeite om aan de kiezer uit te leggen dat een met DEHP week gemaakte fopspeen gevaarlijk is voor pasgeborenen, zoals wij hebben bepaald, maar dat een infuusnaald met hetzelfde DEHP niet gevaarlijk is voor een te vroeg geboren kind. Het gevaar is precies hetzelfde. Daarom moet deze richtlijn worden beschouwd als een eerste toepassing van het voorzorgsbeginsel op ftalaten. De Commissie, mijnheer de commissaris, moet snel tot actie overgaan op de volgende gebieden: medische hulpmiddelen, verpakkingen van voedingsmiddelen en vloerbedekkingen. Dat is de goede wetgeving die de Europeanen van ons verwachten. 1-127
Jillian Evans, namens de Verts/ALE-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, het is frappant dat na acht jaar, drie Europese Commissies en elf voorzitterschappen van de Raad het uur van de waarheid nu eindelijk is aangebroken. Veel te laat, maar goed; nu kunnen we eindelijk maatregelen nemen om kinderen te beschermen tegen hoge concentraties van giftige stoffen in hun speelgoed. Speelgoed moet leuk en veilig zijn. Speelgoed van weekgemaakt PVC dat gevaarlijke stoffen bevat, is leuk noch veilig, en daarom is dit verbod zo belangrijk. Het is schandalig dat ftalatenhoudend speelgoed van kinderen verzwakking van het immuunsysteem, leverschade en een verstoring van de hormoonbalans kan veroorzaken, vooral omdat er alternatieve stoffen beschikbaar zijn.
37 1-128
Jonas Sjöstedt, namens de GUE/NGL-Fractie. – (SV) Mijnheer de Voorzitter, de aanbeveling voor de tweede lezing die voor ons ligt, beschouw ik als een succes voor de consumenten. Het is een succes voor de gezondheid van de kinderen, en een uitstekend voorbeeld van de manier waarop het voorzorgsbeginsel moet worden toegepast. Als wij concrete waarschuwingen van de wetenschappelijke experts krijgen dat de volksgezondheid wordt bedreigd, hebben wij als politici de plicht om actie te ondernemen. Een belangrijke oorzaak van dit succes in het Parlement is het feit dat de rapporteur, de heer Trakatellis, zo hard en vastbesloten heeft onderhandeld. Ik wil hem graag bedanken voor zijn aanpak van deze kwestie, die geleid heeft tot onze overeenkomst, zodat ook de laatste drie omstreden ftalaten kunnen worden verboden in speelgoedproducten voor kinderen tussen drie en zes jaar. In de parlementaire commissie is uitgebreid gediscussieerd over de vraag hoeveel wetenschappelijke bewijzen vereist zijn voordat een dergelijk besluit kan worden genomen. Ik vind dat we voldoende weten als diverse erkende comités zeggen dat deze producten gevaarlijk zijn en risico’s opleveren. Dan moeten we optreden. Dat brengt het voorzorgsbeginsel met zich mee. Er is een ander aspect van dit besluit waarop ik wil wijzen, namelijk dat het nu een grotere reikwijdte heeft doordat ook producten op het gebied van kinderhygiëne eronder vallen. De markt voor deze producten is heel groot. Het is belangrijk dat we dit tijdens de onderhandelingen hebben doorgedrukt en dat deze producten nu onder dit besluit vallen. Uiteraard zal onze hele fractie het met de Raad bereikte compromisvoorstel steunen. 1-129
Ik wil dan ook de rapporteur, professor Trakatellis, bedanken voor zijn aandeel in het bereiken van deze overeenkomst en ik sluit mij aan bij zijn oproep aan het Parlement om morgen bij de stemming de compromisamendementen te ondersteunen. Ik ben verheugd dat we het eens zijn geworden over een verbod in plaats van etikettering voor kinderen jonger dan drie jaar; dat zou namelijk niet effectief zou zijn geweest. Het feit dat het toepassingsgebied alle speelgoedartikelen bestrijkt die in de mond gestopt kunnen worden is van vitaal belang, net als de leidraad van de Commissie over wat een en ander precies zal inhouden en welke producten binnen het toepassingsgebied zullen vallen teneinde een optimaal beschermingsniveau te waarborgen. De commissaris deed hier al enkele mededelingen over. Na heel veel jaren geduld en ondanks de lobby van de industrie zijn we erin geslaagd een grote prestatie te leveren. Ik denk dat we de juiste conclusie hebben getrokken en dat deze wetgeving de gezondheid van kleine kinderen zal beschermen.
Urszula Krupa, namens de IND/DEM-Fractie. – (PL) Mijnheer de Voorzitter, ftalaten worden toegevoegd aan producten, met name aan producten die van PVC zijn gemaakt, om ze buigzamer te maken. De vele producten waar het om gaat worden gebruikt voor verpakkingen, cosmetica, badaccessoires en helaas ook speelgoed. Dergelijk speelgoed is zacht, maakt een piepend geluid en is leuk om mee te spelen vooral voor kleine kinderen, die dit speelgoed echter vaak in de mond zullen stoppen. Uit onderzoek is gebleken dat ftalaten allergieën en ook lever-, nier- en longschade kunnen veroorzaken. Zij kunnen tevens een schadelijk effect hebben op de endocriene klieren en zijn reprotoxisch en kankerverwekkend. De regels die momenteel gelden, en volgens welke ftalaten in kinderverzorgingsartikelen en speelgoed niet meer dan 0,1 procent van het gewicht mogen uitmaken, zijn een stap in de goede richting voor de bescherming van kinderen. Deze regels bieden echter onvoldoende garantie, vooral omdat de liberale economie en de wetten van de concurrentie inhouden dat
38 wetgevingsbepalingen soms niet meer dan wishful thinking zijn. De noodzaak om mensen te informeren en voor te lichten over deze gevaren vormt een groot probleem. Het zou beter zijn om PVC-producten te vervangen door producten van hout, rubber, keramiek, leer of andere natuurlijke materialen. Wij mogen niet vergeten wat de ondubbelzinnige reactie van ieder organisme, en met name van baby's en kleine kinderen, op dergelijke schadelijke verbindingen, namelijk dat het ziek wordt. 1-130
Liam Aylward, namens de UEN-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, de Wereldgezondheidsorganisatie heeft gewaarschuwd dat de wereldwijde incidentie van kanker met 50 procent zou kunnen stijgen tot vijftig miljoen nieuwe gevallen in 2020. Geconfronteerd met deze enorme stijging wereldwijd, rekenen de burgers op hun regering voor hulp, bescherming en informatie. Zoals we inmiddels weten, worden ftalaten in grote hoeveelheden gebruikt. Het aandeel ftalaten om plastic speelgoed- of kinderverzorgingsartikelen soepeler te maken kan daarbij oplopen tot maar liefst 45 procent. De vertegenwoordigers van het Europees Parlement en de Raad zijn tot overeenstemming gekomen over een compromispakket, dat een stap verder doet door het verbod op concentraties in speelgoeden kinderverzorgingsartikelen uit te breiden naar kinderen in het algemeen. Dat is in tegenspraak met de oorspronkelijke tekst, waarin wordt verwezen naar kinderen jonger dan drie jaar. Ik ondersteun de wetgeving, maar voordat we dit compromispakket verwelkomen, moet er eerst duidelijkheid worden geschapen over de exacte aard van het risico van DINP, DIDP en DNOP voor kinderen. Ik merk namelijk dat er meningsverschillen zijn over het gevaar dat ze vormen. Ik zou dan ook graag zien dat er zo spoedig mogelijk duidelijkheid wordt geschapen op dit punt. Ik feliciteer de rapporteur, de heer Trakatellis, met zijn evenwichtige verslag, en ik ondersteun de algemene oproep voor meer etikettering en informatieverstrekking aan de consument. Voorts vind ook ik dat er meer onderzoek nodig is naar de blootstelling van kinderen aan andere risicobronnen dan speelgoed. Daarnaast moeten we zeker onderzoek doen naar de beperkingen inzake het op de markt brengen en het gebruik op de Europese markt van gevaarlijke stoffen waaraan pasgeboren baby’s, kinderen, zwangere vrouwen, ouderen, werknemers en andere groepen in de samenleving die een hoog risico lopen, worden blootgesteld. Tot slot zouden we de productie van veiligere medische alternatieven en de markten voor die alternatieven moeten stimuleren zodra ze beschikbaar komen. 1-131
Irena Belohorská (NI). – (SK) Kinderspeelgoed dient niet alleen als amusement, maar zou kinderen ook iets
04/07/2005 moeten leren en zou ze moeten helpen de wereld te verkennen. Speelgoed moet kinderen plezier geven en ze niet schaden. Met het oog op de veiligheid en op de noodzaak om onder alle omstandigheden te voorkomen dat kinderen schade wordt toegebracht, verwelkom ik dit verslag verwelkom, en ik wil bovenal de heer Trakatellis feliciteren, met name vanwege het feit dat hij als arts de regel van primum non nocere, “ten eerste geen kwaad doen”, respecteert. In het verslag wordt onderscheid gemaakt tussen drie schadelijke ftalaten die zeker verboden moeten worden, en nog drie andere waarover twijfel bestaat, en die zouden moeten worden vervangen door niet-schadelijke vervangingsmiddelen. In mijn ogen biedt het weinig voordeel om onderscheid aan te brengen tussen speelgoed voor kinderen jonger dan drie jaar en speelgoed voor kinderen ouder dan drie jaar, want als moeder weet ik dat oudere kinderen vaak met jongere kinderen spelen en met hetzelfde speelgoed. Er moet op gewezen worden dat ftalaten niet alleen via de mond het lichaam van kinderen kunnen binnenkomen maar ook via de huid, en op die manier andere aandoeningen kunnen veroorzaken. Er moet ook aandacht worden gegeven aan het speelgoed dat door kinderen in de mond wordt gestopt. Om deze reden stel ik voor om dergelijk speelgoed van duidelijke markeringen te voorzien, en om met name te vermelden welke ftalaten het speelgoed of bepaalde onderdelen ervan bevatten. Dat men dergelijk ongeschikt speelgoed dan maar als dierenspeelgoed gebruikt, is geen oplossing. 1-132
Bogusław Sonik (PPE-DE). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, ik wil beginnen met de heer Trakatellis te bedanken voor zijn uitstekende werk en voor zijn standvastigheid in het nastreven van deze zaak en het bereiken van gepaste compromissen. Onze absolute prioriteit moet zijn de bescherming van de gezondheid en veiligheid van kinderen. Dit geldt met name voor gevallen waarbij we rechtstreeks invloed kunnen uitoefenen op de zaken die aan het probleem ten grondslag liggen en waar wij ons in de positie bevinden om besluiten te nemen en juridische beperkingen kunnen opleggen die het lijden van onze jongste burgers en het optreden van ziekten in deze groep tot een minimum kunnen beperken. Een dergelijk beleid zou tot bewijs strekken van de goede bedoelingen van de EU, en tevens gemakkelijk te begrijpen zijn voor het publiek. Onderzoek en analyse hebben aangetoond dat giftige ftalaten algemeen worden gebruikt voor de fabricage van kinderproducten en kleding, en dat de aanwezige gehalten in de betreffende preparaten ver uitstijgen boven de goedgekeurde veiligheidsnormen. Ftalaten zijn chemische stoffen die worden toegevoegd aan plastic producten, met name PVC-producten, om ze buigzamer te maken. In de meeste gevallen gaat het om speelgoed voor kleine kinderen. Zoals terecht is opgemerkt door
04/07/2005 Helen Perivier, een campagnecoördinator van Greenpeace, zijn sommige fabrikanten zich er volledig van bewust dat zij verbindingen toevoegen die een bedreiging voor de gezondheid van kinderen vormen, zonder er rekening mee te houden dat juist kinderen het meest gevoelig zijn voor de effecten van deze chemische stoffen. Zolang regeringen ondernemingen niet dwingen om veilige vervangende stoffen te gebruiken, zullen kinderen blootgesteld blijven aan de effecten van stoffen die op lange termijn schadelijk kunnen zijn. Uit onderzoek is gebleken dat ftalaten allergieën en ernstige nier- en leverschade kunnen veroorzaken en dat zij kankerverwekkend zijn. Ook is bevestigd dat ftalaten een negatief effect hebben op de spiegel van het mannelijk hormoon testosteron, dat van essentieel belang is voor de normale ontwikkeling van mannen. Tegelijkertijd zorgen ze ervoor dat andere weefsels in het menselijk lichaam, waaronder hersenweefsel, zich abnormaal ontwikkelen. De huidige regelgeving die het gebruik van dergelijke stoffen reguleert, laat veel te wensen over, en er dient onmiddellijk actie te worden ondernomen om in deze stand van zaken verandering te brengen. Dit is een groot probleem, en daarom moet het worden toegejuicht dat het Luxemburgs voorzitterschap en de Europese Commissie een compromisvoorstel hebben opgesteld waarmee het verbod op het gebruik van ftalaten wordt uitgebreid tot al het speelgoed dat kinderen in hun mond kunnen steken. De kwestie rond de invoer uit derde landen moet nog altijd worden opgelost. Speelgoed dat wordt geïmporteerd uit het Verre Oosten bevat van oudsher hoge gehaltes aan ftalaten. 1-133
Linda McAvan (PSE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik heb met grote voldoening kennis genomen van dit evenwichtige compromis. Ik ben blij dat we zijn afgestapt van een verbod dat enkel geldt voor producten die ontworpen zijn om in de mond te worden gestopt. Iedereen die enige tijd met kleine kinderen en baby’s heeft doorgebracht, weet dat ze van alles in hun mond steken. Dat verkeerde onderscheid moesten we dus laten vallen. Hetzelfde geldt voor het onderscheid tussen kinderen van boven en onder de drie jaar, waarover we in onze commissie hebben gediscussieerd. Ik ben heel blij dat het gemeenschappelijk standpunt is gewijzigd en dat er thans sprake is van een compromis. Wat voor mij de doorslag gaf was dat er sprake bleek te zijn van een alternatief toen ik alles voor het eerst in detail doornam. Het gebruik van alternatieve chemische stoffen is mogelijk en daarom is het volkomen terecht dat we de gevaarlijke chemische stoffen verbieden. Ik heb een vraag aan de Commissie met betrekking tot de compromisbesprekingen. Het gaat over een onderzoek naar het gebruik van ftalaten in medische
39 apparatuur. Heeft de Commissie ten aanzien van dit onderzoek al een tijdschema vastgesteld en een idee over het bestek? Ik maak me bezorgd naar aanleiding van een recente studie die in Harvard is verricht, waaruit blijkt dat jonge, pasgeboren baby’s die intraveneuze geneesmiddelen kregen toegediend, aan hoge concentraties DEHP zijn blootgesteld, mogelijk doordat chemische stoffen via de intraveneuze leiding en vloeistofzakken zijn doorgelaten. Tot slot bedank ik de heer Trakatellis, die voet bij stuk heeft gehouden en niet wilde wijken voor de uitgebreide druk van lobbyisten. Ik denk dat we een zeer goed compromis hebben gesloten. 1-134
Chris Davies (ALDE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, de bedoeling hier is dat er actie wordt ondernomen om te voorkomen dat kinderen iets ergs overkomt, en wie kan het daar niet mee eens zijn? Er zijn maar heel weinig politici die zich tegen voorstellen op dit vlak zullen verzetten, uit angst dat hun woorden verkeerd worden uitgelegd. Er bestaat echter enige zorg over, dat het verband tussen het gebruik van ftalaten in speelgoed en een risico voor kinderen niet hard is gemaakt. Ftalaten zijn gevaarlijke chemische stoffen. Bestrijdingsmiddelen zijn dat ook, maar toch eten we elke dag voedsel dat deze middelen bevat. Onze maatregelen zijn ingegeven door het voorzorgsbeginsel en alles in aanmerking genomen aanvaard ik dat; per slot van rekening wil niemand dat kinderen iets ergs overkomt. Sommige collega’s hebben echter het gevoel dat er een verkeerd oordeel is geveld. Zij stellen dat het voorzorgsbeginsel meer op emotionele dan op wetenschappelijke gronden wordt toegepast, dat schadelijke verbanden niet onweerlegbaar zijn vastgesteld en dat dit een ondeugdelijke basis is voor het maken van wetgeving. 1-135
Hiltrud Breyer (Verts/ALE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, geachte collega’s, ik hoop dat wij morgen het begin van het einde meemaken van weekgemaakt PVC in speelgoed. Dit begin van het einde van weekmakers had al veel eerder moeten plaatsvinden, met name ook omdat er ongevaarlijke alternatieven voorhanden zijn. In Duitsland zijn wij geconfronteerd met zorgwekkende resultaten van tests met betrekking tot de Scoobydootouwtjes en plastic poppen. Er is groot alarm geslagen omdat in die tests hoge concentraties weekmakers zijn geconstateerd. Daarnaast is nu ook duidelijk gebleken dat de huidige wetgeving op basis waarvan controles op producten verplicht zijn, niet toereikend is. De Europese speelgoedrichtlijn heeft geen betrekking op weekmakers, waarvan toch vermoed wordt dat zij de lever, nieren en voortplantingsorganen kunnen beschadigen. Er is eerder al op gewezen dat de vergifcocktail niet alleen via het speeksel, maat ook door het vet in de huid of door zweet kan vrijkomen. Wij mogen het leven van kinderen niet met dit vergif belasten. Het verbod op
40 weekmakers die schade toebrengen aan het voortplantingssysteem, vormt een mijlpaal in de consumentenbescherming en met name wat de bescherming van kinderen betreft. Ik hoop dat wij ook in categorie 2 een reuzensprong kunnen maken, zodat wij kunnen aantonen dat de interne markt niet alleen de belangen van het bedrijfsleven behartigt, maar ook de belangen en bescherming van kinderen. Gevaarlijke stoffen als ftalaten moeten uit de roulatie worden gehaald en vervangen worden door risicoloze stoffen. Ftalaten in weekgemaakt PVC vormen echter slechts het topje van de ijsberg. Ik hoop dat de Commissie zo snel mogelijk ook een voorstel indient dat ook medisch materiaal zoals infusieslangetjes en bloedzakken omvat. Ook op dat vlak zijn er alternatieven en ook hier mogen wij de gezondheid, met name die van kinderen en baby’s, niet op het spel zetten. 1-136
Jens-Peter Bonde (IND/DEM). – (DA) Mijnheer de Voorzitter, ftalaten worden gebruikt om plastic in speelgoed week te maken. Ze kunnen schadelijk zijn voor embryo’s, de lever aantasten en het voortplantingsvermogen verminderen. Daarom moeten ze worden verboden in alle speelgoed. In de richtlijn worden zes verschillende weekmakers behandeld, verdeeld in twee groepen. Voor de ene groep wordt een volledig verbod voorgesteld voor alle kinderen van alle leeftijden. Dat is een aanscherping ten opzichte van de Deense regels, waarin het verbod slechts geldt voor speelgoed bedoeld voor kinderen van onder de drie jaar. Voor de andere groep ftalaten wordt een verbod voorgesteld voor een deel van het speelgoed voor kinderen onder de drie jaar, maar niet voor alle speelgoed. Dat is een afzwakking van de Deense regels, waarin deze groep stoffen wordt verboden in alle speelgoed voor kinderen onder de drie jaar. De richtlijn laat een grenswaarde van 0,10 procent toe in plaats van de half zo grote grenswaarde van 0,05 procent in Denemarken. Het heeft geen zin om verschil te maken tussen kinderen van onder en boven de drie jaar, omdat de EU moeilijk kan controleren of het kleine zusje het speelgoed van haar grote broer leent. Om een hoog beschermingsniveau te garanderen heb ik twee amendementen met een gezondheidsgarantie ingediend, zodat we er zeker van kunnen zijn dat er ruimte is voor alle EU-landen die in dezen vooroplopen. Als het voorstel wordt uitgevoerd zonder een gezondheidsgarantie, krijgt een aantal landen, waaronder Denemarken, op sommige gebieden een lager beschermingsniveau dan ze vandaag hebben. 1-137
Mojca Drčar Murko (ALDE). – (SL) Het project ‘Chemicals in Toys’ van 2004, dat acht maanden heeft geduurd, waaraan consumentenorganisaties uit negen Europese landen hebben deelgenomen en dat is gesteund door het Deens Technologisch Instituut, heeft een aantal verontrustende resultaten opgeleverd. Het internationaal onderzoek waarbij de gehalten aan diverse chemische stoffen in speelgoed werden gemeten heeft ook iets interessants opgeleverd. Onder de 83
04/07/2005 verschillende soorten speelgoed die zijn onderzocht bevonden zich slechts 15 die geen enkel spoor van deze chemische stoffen vertoonden. Van deze 15 typen speelgoed behoorde de meerderheid, negen om precies te zijn, tot een groep van plastic speelgoed dat geen ftalaten bevatte. Wellicht is dit een neveneffect van het verbod op het gebruik van ftalaten dat aan het eind van 1999 is ingevoerd. De sector heeft ook andere chemische stoffen in speelgoed vervangen, omdat de vaste richting van de wetgeving kon worden goedgekeurd op basis van het voorzorgsbeginsel. 1-138
David Hammerstein Mintz (Verts/ALE). – (ES) Mijnheer de Voorzitter, wij beschouwen dit verslag als een stap voorwaarts bij het terugwinnen van de toekomst die onze kinderen is ontstolen. Het verslag-Trakatellis over ftalaten in kinderspeelgoed is een overwinning voor de gezondheid van de Europese kinderen, die decennialang geleden hebben onder de effecten van deze stoffen. Het Europees Parlement heeft na jarenlang – te lang – aandringen voor elkaar gekregen dat het voorzorgsbeginsel gaat prevaleren doordat het gebruik van deze stoffen wordt verboden, een gebruik dat waarschijnlijk al gezondheidsproblemen heeft veroorzaakt bij miljoenen kinderen, zoals blijkt uit een recente Zweedse studie waarin geconstateerd wordt, na analyse van meer dan elfduizend kinderen tot de leeftijd van zes jaar, dat de kans dat ze astma en diverse allergieën ontwikkelen drie maal zo groot is in vergelijking met kinderen die niet aan deze stoffen worden blootgesteld. We hebben het hier over linoleumvloeren met zulke effecten. Waar we ons nu mee bezig moeten houden is het debat over REACH en over preventief onderzoek en het onderzoek ten behoeve van de volksgezondheid binnen het zevende kaderprogramma, waarin deze onderwerpen zouden moeten worden opgenomen. 1-139
Günther Verheugen, vice-voorzitter van de Commissie. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik zal proberen een reactie te formuleren op enkele punten die door de afgevaardigden zijn aangesneden. Om te beginnen kan ik de heer Schnellhardt verzekeren dat etikettering en geurbestanddelen geen deel uitmaken van het definitieve pakket. Voorts kan ik de heer Jørgensen verzekeren dat de amendementen 22 en 23 géén deel uitmaken van het compromispakket. Ik roep de leden dan ook op die twee amendementen te verwerpen. Tegen mevrouw McAvan kan ik zeggen dat de Commissie op de hoogte is van de recente studie die zij noemde. Het gaat om een studie die op 8 juni 2005 is gepubliceerd door het Amerikaanse National Institute of Environmental Health Science. Wij hebben het onlangs opgerichte Wetenschappelijk Comité voor nieuwe
04/07/2005 Gezondheidsrisico’s gevraagd een advies over deze studie uit te brengen. Op basis daarvan zullen we een besluit kunnen nemen over het communautair beleid in de toekomst met betrekking tot het gebruik van ftalaten in medische apparatuur. Ik beloof u dat we dit zo spoedig mogelijk zullen doen. 1-140
De Voorzitter. – Het debat is gesloten. De stemming vindt dinsdag plaats. 1-141
Actieplan voor de Europese Unie inzake milieutechnologieën
41 nieuwe milieutechnologie kan worden ontwikkeld. Het uitgangspunt moet zijn dat de milieukosten volledig in de productprijs moeten worden opgenomen. Een belangrijke factor is hierbij het afschaffen van nadelige subsidies. De juiste en concurrerende prijs van een product, artikel of dienst wordt verkregen als er ook een prijskaartje wordt gehangen aan de schade die het milieu aanricht. Dit kan bijvoorbeeld door middel van milieuheffingen of andere tarieven. Vaak is ook de drijvende kracht van verscheidene factoren noodzakelijk. De prijzen van olie en andere beperkte natuurlijke hulpbronnen zijn nu al zo hoog dat wij nieuwe en duurzamere vormen van energie moeten vinden. Europa moet investeren in energie-efficiëntie en hernieuwbare energiebronnen.
1-142
De Voorzitter. – Aan de orde is het verslag (A60141/2005) van Riitta Myller, namens de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid, over de mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement over de stimulering van technologieën voor duurzame ontwikkeling: een actieplan voor de Europese Unie inzake milieutechnologieën (2004/2131(INI)). 1-143
Riitta Myller (PSE), rapporteur. – (FI) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, allereerst wil ik iedereen van harte bedanken die betrokken is geweest bij de voorbereiding van dit parlementaire verslag. De samenwerking met u is zeer soepel verlopen. Milieutechnologieën vormen een van de stevigste bruggen die de drie pijlers van de communautaire strategie voor groei en concurrentievermogen met elkaar verbinden. Zij bieden een bemoedigende mogelijkheid om tegelijkertijd de Europese groei, concurrentiekracht en werkgelegenheid te versterken en milieubescherming te verbeteren. De eco-industrie is een net zo belangrijke industrietak in Europa als bijvoorbeeld de luchtvaart- of de geneesmiddelenindustrie en haar groei bedraagt meer dan 5 procent per jaar. De eco-industrie biedt nu al werk aan meer dan twee miljoen burgers in de Europese Unie. Er is een groeiende wereldmarkt voor milieutechnologie. Japan, Canada, de Verenigde Staten van Amerika en China willen allemaal hun deel van deze markt. Ondanks groei en heviger concurrentie blijft een groot deel van het potentieel van de eco-industrie onbenut. De mededeling van de Commissie over het Actieplan inzake Milieutechnologieën is een poging om de richting aan te geven waar de Europese Unie en haar lidstaten naartoe zouden moeten, zodat er nieuwe inzichten en uitvoerbare ideeën kunnen ontstaan, en om te laten zien hoe wij objectieve en concurrerende marktperspectieven voor eco-efficiënte innovaties kunnen creëren. Als rapporteur houdt ik mij aan het grondbeginsel dat alleen voldoende vraag voor innovatie zorgt en een duurzame markt creëert. Milieuwetgeving moet voldoende ambitieus, helder en duurzaam zijn, zodat er
In het actieplan heeft de Commissie zeer terecht de noodzaak onderstreept om manieren te vinden om de praktische toepassing van onderzoeksresultaten te versnellen. Hierbij moeten wij niet alleen in onderzoek investeren, maar ook in risicokapitaal. De omvang van de totale communautaire begroting is ongeveer 1 procent van het bruto binnenlands product van de lidstaten. Dit legt beperkingen op aan directe financiering door de Europese Unie. De Europese Unie moet haar investeringen in milieutechnologie echter aanzienlijk verhogen. Dit moet als belangrijk speerpunt zichtbaar zijn in het kaderprogramma voor onderzoek en het toekomstige communautaire kaderprogramma voor concurrentievermogen en innovatie. Middelen voor plattelandsontwikkeling, cohesie en regionale ontwikkeling moeten worden aangewend voor de ontwikkeling en ingebruikname van milieutechnologieën. De Europese Investeringsbank moet ook aan de financiering bijdragen. Veel lidstaten hebben goede systemen, die voor iedereen beschikbaar moeten zijn. De burgers moeten ook, via de duidelijkst mogelijke etikettering en betrouwbare certificaten, worden voorgelicht over de ecologische duurzaamheid van producten en diensten tijdens de hele levenscyclus. Het doel van de strategie van Lissabon inzake duurzame groei, een verbeterd concurrentievermogen en hoogwaardige arbeidsplaatsen gecombineerd met een hoog niveau van milieubescherming, kan worden bereikt. Dit vereist echter onbevooroordeelde investeringen in het onderzoek naar milieutechnologieën, productontwikkeling en het bevorderen van de toegang tot de markt. Als onderdeel van de tenuitvoerlegging van de strategie van Lissabon moet de Europese Unie dan ook streven naar een aandeel van 50 procent in de wereldwijd groeiende markt van milieutechnologieën. 1-144
Stavros Dimas, lid van de Commissie. – (EL) Mijnheer de Voorzitter, het Actieplan inzake Milieutechnologieën is een van de gevallen waarin de Europese Raad, de Commissie en nu ook het Parlement op één lijn zitten. Niet altijd beklemtonen wij dezelfde vraagstukken, maar door de bank genomen streven wij dezelfde doelen na.
42 Ik wil mevrouw Myller van harte bedanken voor het uitgebreide en opbouwende verslag dat zij heeft opgesteld. Het verslag zal een belangrijke bijdrage zijn aan de tenuitvoerlegging van het actieplan en het nadenken over de volgende stappen stimuleren. De ondersteuning van milieutechnologieën is een beleid waar iedereen baat bij heeft. Daarmee wordt immers het mededingingsvermogen van de Europese economie versterkt en duurzame ontwikkeling bevorderd. Daarom wordt erkend dat milieutechnologieën en milieuinnovatie fundamentele onderdelen zijn van de versterkte strategie van Lissabon. De in het actieplan opgenomen acties zijn van toepassing op zowel het aanbod van als de vraag naar milieutechnologieën. Zoals de rapporteur, mevrouw Myller, zojuist al zei, moet de vraag naar milieutechnologieën worden gestimuleerd met de vaststelling van doelstellingen op het punt van de prestaties van fundamentele producten, diensten en methodes. Deze doelstellingen moeten een stimulans zijn voor innovatie en voor de openstelling van de markt tot milieuvriendelijke technologieën. De grondslag hiervoor zal het concept “ecologische levenscyclus” zijn, waarmee het hoofd kan worden geboden aan een van de in het verslag van mevrouw Myller tot uiting gebrachte zorgen. In een eerste proefperiode zal dit begrip nader worden uitgewerkt en worden getoetst aan reële situaties, voordat het in een meer gestructureerd voorstel zal worden opgenomen. Een andere zorg die in het verslag tot uiting komt, heeft betrekking op de deelname van het midden- en kleinbedrijf aan het actieplan. Hierbij zij erop gewezen dat een vrij groot aantal van de acties juist specifiek gericht is tot het midden- en kleinbedrijf, ofschoon dit niet uitdrukkelijk wordt genoemd. Ik denk bijvoorbeeld aan de actie voor de verbetering van proeven en de verificatie van de door milieutechnologieën geleverde prestaties, en aan de ondersteuning van het midden- en kleinbedrijf, met name als het gaat om de ontwikkeling van milieu-innovatie en de promotie van de producten op de markt. Zeer belangrijk voor de ontwikkeling van nieuwe technologieën is natuurlijk ook de ondersteuning door communautaire financieringsprogramma’s. Daartoe worden voorstellen gedaan in het kaderprogramma voor onderzoek en technologische ontwikkeling, dat naar verwachting zal worden goedgekeurd. In dit geval wil ik nog verwijzen naar de bijdrage van het Europees Milieuagentschap, dat een nieuw netwerkportaal heeft ontwikkeld voor milieutechnologieën. Dat portaal is verbonden met een groot aantal databanken die nuttig zijn voor degenen die milieutoepassingen ontwikkelen maar ook voor de gewone gebruikers.
04/07/2005 De toekomstige tenuitvoerlegging van het actieplan zal afhangen van de actieve deelneming van de lidstaten. Ik hoop dat de opstelling van stappenplannen op nationaal niveau, waaraan de Voorjaarsraad van 2005 zijn goedkeuring heeft gehecht, de lidstaten de gelegenheid zal bieden om de concrete nationale maatregelen te bestuderen die noodzakelijk zijn om het actieplan te verwezenlijken. Even belangrijk zijn echter de acties van de lidstaten op het gebied van overheidsleveranties, aangezien milieuvriendelijke, groene leveranties op doelmatige wijze bijdragen aan de totstandbrenging en de uitbreiding van de markten voor milieutechnologieën. De bevordering op wereldschaal van milieutechnologieën, via de internationale handel en de ontwikkelingssamenwerking, is een aanvulling op de maatregelen van het actieplan voor milieutechnologieën, die een groot samenhangend geheel vormen. Ik ben ervan overtuigd dat de politieke steun van het Europees Parlement en zijn opbouwende voorstellen de Europese Commissie zullen bijstaan bij de verwezenlijking van de met het actieplan beoogde doelstellingen. 1-145
Rebecca Harms (Verts/ALE), rapporteur voor advies van de Commissie industrie, onderzoek en energie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, mevrouw de rapporteur, mijn Fractie heeft tijdens de beraadslagingen duidelijk laten blijken dat wij volledig achter de mening van de rapporteur, mevrouw Müller, staan. Naar aanleiding van de discussie die sinds vanochtend weer door de Europese kranten waart, zou ik milieucommissaris Dimas nogmaals willen oproepen om vast te blijven houden aan de standpunten zoals die in de mededeling van de Commissie verwoord zijn. Dat de discussie binnen de Commissie over de zin dan wel onzin van een ambitieus milieubeleid nu weer opnieuw oplaait, is voor iemand die de onderliggende stukken van deze kwestie kent, onbegrijpelijk. Ik geloof dat u commissaris Verheugen daadwerkelijk de cijfers moet overhandigen die in uw eigen Commissieverslag over milieutechnologieën staan. Al in 2003 had de markt voor milieugoederen een omvang van 500 miljard euro. De wereldmarkt op dit gebied is groter dan die voor de lucht- en ruimtevaart. Die milieumarkt groeit sinds 2003 nog eens met 5 procent per jaar. Die groei is hoger dan die van het bruto sociaal product. Wat valt er dan nog meer te wensen? Deze succesvolle ontwikkeling is het resultaat van een zeer ambitieus milieubeleid en ik kan u dan ook alleen maar oproepen, mijnheer Dimas, om u niet van de wijs te laten brengen en om uw functie net zo ambitieus in vullen als uw voorgangster! 1-146
Chris Davies, namens de ALDE-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, de kranten staan de laatste tijd weer bol van artikelen over de noodzaak om de administratieve last voor het bedrijfsleven te verlichten.
04/07/2005 Er is echter één sector die de komst van nieuwe regels niet alleen toejuicht, maar er zelfs prima onder gedijt, te weten milieutechnologie. Deze sector is gestimuleerd en naar een hoger plan getild als gevolg van regelgeving waarin verbeteringen in de resultaten wordt geëist. Dergelijke regelgeving kan veranderingen teweegbrengen in investeringsprioriteiten en ervoor zorgen dat er geld wordt gestoken in onderzoek en innovatie, hetgeen grote perspectieven biedt voor de toekomst. Zoals president Bush zei: de wereld kan gevrijwaard worden van de gevolgen van klimaatverandering als investeringen op dit vlak worden gestimuleerd. In de voorbereiding van haar voorstellen heeft de Commissie zich op dit moment gecommitteerd aan het maken van effectbeoordelingen, maar de milieubedrijven geloven niet dat daarmee voldoende rekening wordt gehouden met het echte stimuleringseffect voor innovatie dat uitgaat van het stellen van hoge milieunormen. Zij zeggen dat de Commissie haar methoden nog eens onder de loep moet nemen. Haar effectbeoordelingen moeten zodanig worden bijgesteld dat ze volledig rekening houden met de enorme economische voordelen die dit stimuleringseffect kan opleveren voor onze economie. 1-147
Cristina Gutiérrez-Cortines (PPE-DE). – (ES) Mijnheer de Voorzitter, dit document verdient het om geprezen te worden en ik vind het een goede zaak dat de ontwikkeling van milieutechnologieën ondersteund wordt. Echter, ik zou een iets concretere benadering op prijs hebben gesteld, want tot nu toe wordt het milieu slechts geïdentificeerd met twee of drie aspecten van wat we duurzame ontwikkeling zouden kunnen noemen - ik heb het over de klimaatsverandering of de overweging dat het milieutechnologieën zijn die voor verbetering van de industriële processen zorgen en daarmee de uitstoot beperken. Ik denk echter dat er nog veel andere, uiterst belangrijke typen milieutechnologieën zijn die niet op een systematische wijze geïntegreerd zijn of de dezelfde ruimte krijgen in de onderzoeksprojecten van de Europese Unie. Een voorbeeld hiervan betreft de instandhouding van bestaande hulpbronnen en de strijd tegen rampen. Het gaat om uiterst belangrijke aspecten, zoals de strijd tegen bosbranden, de strijd voor het behoud van ons erfgoed en de strijd voor natuurbehoud. Er is echter nog iets waarvan ik denk dat het op dit moment aan de orde moet worden gesteld. Ik doel op de vraag of Europa samenhangend bezig is, met zichzelf en met zijn projecten. We moeten erover nadenken of er niet een richtsnoer moet worden ontwikkeld, met het oog op het watermanagement en het beheer van nog schaarsere hulpbronnen, binnen het concept milieutechnologieën en technologieën voor duurzame ontwikkeling. Concreet gesteld moeten we een inspanning verrichten ten behoeve van al die technologieën die kunnen worden toegepast in Afrika. We hebben het over de strijd tegen de armoede. In
43 Johannesburg hebben velen kritiek geleverd op het feit dat juist het belang van technologieën op het gebied van de watervoorziening zo veel aandacht kreeg, omdat dat zou leiden tot de ontwikkeling van grote multinationals. Daar gaat het niet om: we moeten instrumenten voor water- en milieubeheer aanreiken aan een wereld die in armoede leeft. Dat is wat ik hier vraag, op deze belangrijke dag. 1-148
Stavros Dimas, lid van de Commissie. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, om te beginnen bedank ik de afgevaardigden voor hun constructieve bijdragen. De ontwikkeling van een ruimere toepassing van milieutechnologieën is niet enkel een taak voor ontwikkelaars van technologie, ze vergt ook de volle aandacht van alle betrokken ondernemingen en burgers in de EU. Een essentiële rol van het Europees Parlement bestaat erin het belang van dit project toe te lichten en de benodigde publieke steun te mobiliseren. Voordat ik inga op financiering en investering, wil ik eerst zeggen dat ik het volkomen eens met de heer Davies over het belang van effectbeoordelingen – uitgebreide, correcte, hoog ontwikkelde effectbeoordelingen voor milieutechnologieën en voor milieubeleid in het algemeen. Wat de financiering betreft, kan ik zeggen dat, zoals op technologisch vlak zo vaak het geval is, aanzienlijke investeringen nodig zijn voor de ontwikkeling van milieutechnologieën. Bancaire financiering neemt hierbij een belangrijke plaats in. Daarom is de Europese Investeringsbank betrokken bij de uitvoering van het actieplan en heeft zij snel bepaalde faciliteiten op dit vlak ontwikkeld, zoals die ter ondersteuning van investeringen in energie en brandstoffen met een laag koolstofgehalte in verband met de handel in broeikasgasemissies van de Europese Unie. Dit is een van de gevallen waarbij regelgeving een rol heeft gespeeld bij de totstandkoming van het emissiehandelsstelsel. Het betekent een zeer belangrijke stimulans voor de ontwikkeling van nieuwe technologieën. Voorst is risicokapitaal een cruciale factor bij de ondersteuning van kleine en middelgrote ondernemingen. In het in voorbereiding zijnde kaderprogramma voor concurrentievermogen en innovatie heeft de Commissie voorgesteld het fonds voor durfkapitaal voort te zetten en daarbij extra aandacht te schenken aan de financiering van investeringen voor ecovernieuwing. Andere communautaire programma’s dienen eveneens een rol te spelen bij de ondersteuning van investeringen in milieutechnologieën en ecovernieuwing. Dat geldt met name voor de structuurfondsen en het Cohesiefonds. Ik roep de lidstaten en hun regionale autoriteiten op hun kans te grijpen en ecovernieuwing op te nemen in hun programma’s, teneinde een maximale synergie te bewerkstelligen tussen milieubescherming en
44 economische ontwikkeling. Vanzelfsprekend zijn de voorstellen van de Commissie volledig afhankelijk van het overleg over het financiële kader voor de periode 2007-2013. Tot slot wijs ik erop dat de bestrijding van branden in Spanje en elders, met name in deze periode van droogte, van groot belang is. Ik weet dat het in bepaalde gebieden in Spanje en Portugal al een jaar niet geregend heeft. Ik weet zeker dat er nieuwe technologieën ontwikkeld kunnen worden voor de bestrijding en voorkoming van bosbranden. 1-149
De Voorzitter. – Het debat is gesloten. De stemming vindt dinsdag plaats. 1-150
Thematische strategieën voor de luchtvervuiling 1-151
De Voorzitter. – Aan de orde is de verklaring van de Commissie over thematische strategieën voor de luchtvervuiling. 1-152
Stavros Dimas, lid van de Commissie. – (EL) Mijnheer de Voorzitter, ik vind het erg belangrijk dat mij nu de gelegenheid wordt geboden om u te informeren over de thematische strategie inzake luchtverontreiniging. Deze thematische strategie is de eerste in een reeks van zeven strategieën waarmee uiting wordt gegeven aan een nieuwe manier van gecoördineerd opstellen van milieubeleid. De strategie voor de luchtverontreiniging is allereerst onderworpen aan een uitgebreide raadplegingsprocedure, waaraan ook het Europees Parlement actief heeft deelgenomen, en bevindt zich nu in het laatste stadium van de voorbereidingen. Het is bekend dat de luchtverontreiniging zeer schadelijke gevolgen heeft voor de menselijke gezondheid: ademhalingsproblemen, bronchitis, longkanker en vroegtijdig overlijden onder zowel jongeren als ouderen. Tegenwoordig moeten wij jaarlijks ongeveer 350 000 gevallen van vroegtijdig overlijden in verband brengen met luchtverontreiniging. Zelfs met een volledige toepassing van de huidige beleidsvormen en de vigerende wetgeving zullen wij zelfs in 2020 nog meer dan 270 000 gevallen van vroegtijdig overlijden hebben. De luchtverontreiniging tast het milieu en de ecosystemen aan. Bijna 1 miljoen vierkante kilometer natuurlijke ecosystemen zal blootgesteld blijven aan ernstige gevaren. De schade die wordt toegebracht aan de gezondheid en het milieu – meer dan 200 miljard euro per jaar betreft enkel en alleen gezondheidsgevallen – is zo groot dat wij ons optreden moeten intensiveren. Wij moeten wel beseffen dat een goed opgezet milieubeleid een positieve bijdrage kan leveren aan het mededingingsvermogen en de totstandbrenging van banen van hoge kwaliteit. De luchtverontreiniging heeft belangrijke economische gevolgen. De gezondheidsproblemen die worden veroorzaakt door de
04/07/2005 slechte lucht die wij inademen, leiden tot een verlies van 150 miljard werkdagen per jaar, tot verminderde productiviteit en dus tot aanzienlijke uitgaven voor de gezondheidszorg. De landbouwsector lijdt een verlies van 2,5 miljard per jaar ten gevolge de door ozon veroorzaakte schade. Wij mogen evenmin vergeten dat het milieu een vraagstuk is waar de Europese burgers standvastig steun aan blijven geven. De Europese burgers zelf zijn van mening dat op milieugebied de communautaire activiteiten het doeltreffendst zijn en toegevoegde waarde creëren. Dergelijke maatregelen tegen luchtverontreiniging leveren een rechtstreeks voordeel op voor de Europese burgers. De kwaliteit van de lucht die wij inademen, zal aanzienlijk worden verbeterd. Dat zijn wij de Europese burgers ook verschuldigd. Ik reken op uw steun voor het nieuwe stadium van het milieubeleid dat nu aanbreekt, en ik hoop binnenkort de gelegenheid te hebben u de strategie voor de luchtverontreiniging te kunnen presenteren. 1-153
John Bowis, namens de PPE-DE-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, laten we het hebben over het raadsel van de verdwenen strategieën. We houden dit debat namelijk omdat we ons afvragen waar ze gebleven zijn. Het uitgangspunt was dat alle thematische strategieën in het kader van het zesde milieuactieprogramma binnen drie jaar bij het Europees Parlement en de Raad zouden zijn ingediend. Commissaris, op 22 juli zijn deze drie jaar verstreken. In de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid kregen we op 21 juni een voortreffelijke uiteenzetting voorgeschoteld, waaruit bleek welke strategieën we in welke maanden konden verwachten. Alle strategieën zouden op 5 december binnen zijn, want er zou er één komen in december, twee in november, één in september, twee in juli en drie in juni. Vijf strategieën – over de luchtkwaliteit, afval, duurzaam gebruik van hulpbronnen, het mariene milieu en de luchtvaart – zouden bij ons vóór de zomer binnen zijn. Vervolgens werd ons verteld dat we in juli zouden beginnen met luchtverontreiniging en het mariene milieu. Het is inmiddels juli, maar we hebben nog geen enkele strategie ontvangen. Er gaan geruchten in de media – waar we altijd geloof aan hechten – over duistere daden in de Commissie: “Barroso belaagt Dimas”, zo luiden de koppen. Toen bevestigde het directoraat-generaal Milieu dat er geen sprake was van een terugtrekking, maar dat er een oriënterend debat zou plaatsvinden. En ik maar denken dat de oriënteringsfase al achter de rug was toen u de reis aanving, maar kennelijk is de reis onderbroken en zijn we nu aan het uitzoeken waar we heen moeten. Als we moeten controleren of een en ander verenigbaar is met de agenda van Lissabon, vraag ik me af waarom dat niet eerder is gedaan.
04/07/2005 De commissaris heeft terecht de aandacht gevestigd op het probleem van luchtverontreiniging. Per jaar zijn er 370 000 voortijdige en vermijdbare sterfgevallen als gevolg van binnen- en buitenluchtverontreiniging, industriële vervuiling, verkeersverontreiniging en verontreiniging door de landbouw en door stof. Het spreekt vanzelf dat we ons moeten buigen over de kosten daarvan, maar ik denk dat het Parlement van mening is dat we ons nu, samen met de Commissie en de Raad, moeten bezighouden met de strategie. Wat we in ieder geval nodig hebben, is een concreet tijdschema dat aangeeft wanneer we elk van de thematische strategieën mogen verwachten. 1-154
Dorette Corbey, namens de PSE-Fractie. – Voorzitter, Commissaris, ik ben zeer teleurgesteld dat we op het gebied van de luchtkwaliteit geen vooruitgang boeken. Actie is echt heel hard nodig. De luchtkwaliteit moet verbeteren. De Commissie heeft heel hard gewerkt aan een goede strategie, maar toch laat zij nu op het laatste moment de oren hangen naar de industrie, en dan ook nog naar het meest conservatieve deel van de industrie. De wereld heeft schone technologie nodig. Ook de Chinezen, Indiërs en Koreanen hebben problemen met de luchtkwaliteit. De Europese industrie kan daar met vernieuwing en innovatiedrang op inspelen. Milieu is een belangrijk deel van de Lissabon-strategie, John Bowes zei het daarnet al. Milieu-innovatie helpt de Europese economie vooruit. Dat werd in februari wel erkend door de Commissie, maar helaas wordt het nu niet in praktijk gebracht. Hoe kunnen burgers vertrouwen hebben in een Europese Commissie die weigert tegen vervuilers te zeggen dat zij schoner moeten produceren? Hoe kunnen burgers vertrouwen hebben in een Europa dat jaarlijks 370 000 voortijdige sterfgevallen tolereert als gevolg van luchtverontreiniging? Wat voor Europa is het dat weigert actie te ondernemen om deze situatie aanzienlijk te verbeteren? Is dat het Europa dat u wilt? Verbeteren van de luchtkwaliteit is geen gemakkelijke opgave. In Nederland blijkt hoe moeilijk het is om aan de normen te voldoen. Nederland heeft, zij het wat laat, veel moeite gedaan om zich aan de Europese afspraken te houden, maar het is overduidelijk dat er bronmaatregelen nodig zijn om schone lucht te kunnen garanderen. Wij hebben schone auto’s, schone diesels, schone productieprocessen nodig, maar wij moeten ook vaststellen, helaas, dat de interne-marktregels doortastend beleid bemoeilijken en soms zelfs onmogelijk maken. Gezien de ernst van de situatie en gezien het onvermogen van de Commissie om tot maatregelen te komen, roep ik de lidstaten ertoe op de internemarktregels opzij te schuiven in het zwaarwegende belang van de volksgezondheid. Dat is geen eenvoudige oproep, want de interne markt gaat mij aan het hart, maar ik ben ervan overtuigd dat het nodig is volkgezondheid voorrang te geven boven de markt. Zeker nu de Commissie weigert het voortouw te nemen.
45 1-155
Satu Hassi, namens de Verts/ALE-Fractie. – (FI) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, het lijkt erop dat er letterlijk een vuile oorlog tegen de volksgezondheid en het milieu wordt gevoerd, nu de Commissie haar voorstel voor een thematische strategie inzake luchtkwaliteit heeft opgeschort. Dit uitstel druist in tegen wat wij gezamenlijk overeen zijn gekomen toen wij het zesde milieuactieprogramma opstelden. Dit kunnen wij niet aanvaarden. Luchtvervuiling maakt ziek en doodt. Volgens de nieuwste gegevens doden alleen al fijne stofdeeltjes maar liefst 300 000 mensen per jaar. Juist op dit moment, na de referenda in Frankrijk en Nederland, is het besluit van de Commissie erg ongelukkig. Het zal het vertrouwen van de burgers in de Europese Unie verder verminderen. Opiniepeilingen geven immers aan dat de burgers van de Europese Unie specifieke maatregelen ter verbetering van het milieu verwachten. Volgens de pers is het uitstel vooral te wijten aan de commissarissen Verheugen en McCreevy. Als zij en Commissievoorzitter Barroso van mening zijn dat milieubescherming het concurrentievermogen verzwakt, vraag ik hun met bewijzen te komen. Alle mij bekende openbare onderzoeken en ervaringen van mensen zeggen precies het tegenovergestelde. Milieubescherming bevordert het concurrentievermogen. Studies naar hoeveel de milieubeschermingshervormingen tot nu toe hebben gekost, tonen aan dat ze allemaal goedkoper waren dan verwacht. De kosten waren vier tot maar liefst tien maal lager dan men van tevoren had beraamd. Voorzitter Barroso is niet aanwezig, maar ik wil hem er toch op wijzen dat wij een prijs betalen voor inactiviteit. Alleen al aan ziektekosten zijn wij hierdoor 200 tot 600 miljard euro per jaar kwijt. Wij betalen hiervoor ook een prijs in de vorm van maar liefst 300 000 vroegtijdige sterfgevallen per jaar. Dit zijn geen imaginaire cijfers: het zijn daadwerkelijke kosten. Wij willen weten wanneer de thematische strategieën worden voorgesteld. Bevordering van milieubescherming is nu precies het soort leiderschap, dat Europa momenteel zo hard nodig heeft. 1-156
Johannes Blokland, namens de IND/DEM-Fractie. – Voorzitter, geachte Commissaris, geachte collega's. De analyse van de Commissaris over de luchtvervuiling deel ik met de collega’s. Toch ben ik, met mevrouw Corbey, teleurgesteld dat er nog geen publicatie heeft plaatsgevonden van de thematische strategie. Onze collega's vragen nu om een datum voor die publicatie. Wij hebben in de krant gelezen dat Commissaris Dimas furieus was. Ik heb daar met instemming kennis van genomen, maar in dit debat heb ik er nog niet veel van gemerkt dat de heer Dimas furieus is. Mijnheer de Commissaris, u heeft onze steun als u doorzet, als u op korte termijn komt met de publicatie van die thematische strategie. Als de Europese Commissie dat niet doet, dan heeft u een probleem. Er is
46 nu geen tijd te verliezen voor de invoering. Euro-5 PM tweeënhalf is een buitengewoon goede strategie en hoort in de thematische strategie thuis. Wilt u het vertrouwen van de burger terugwinnen, dan zult u ervoor moeten zorgen dat u alles op alles zet om de grensoverschrijdende luchtvervuiling ook metterdaad aan te pakken en effectief te bestrijden. Dat kan met die thematische strategie, maar dan moeten we niet langer wachten en nu spijkers met koppen slaan en doorzetten. Commissaris, u krijgt daarvoor onze steun, dat beloof ik u, maar dan verwachten we ook dat u alles op alles zet. 1-157
Richard Seeber (PPE-DE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, geachte commissaris, ik ga ervan uit dat u van goede wil bent. Desondanks moet ik u toch wat cijfers over de luchtvervuiling laten horen, zoals het aantal van 370 000 vroegtijdige sterfgevallen per jaar in Europa: een veelvoud van de dodelijke slachtoffers in het wegverkeer. In meer dan 60 procent van de ecosystemen in Europa wordt de biodiversiteit bedreigd. Als er tot 2020 niets gebeurt, worden wij met 292 000 vroegtijdige sterfgevallen geconfronteerd en met 90 000 ziekenhuisopnames vanwege ademhalingsproblemen. Daarnaast wordt 650 000 vierkante kilometer van het Europese ecosysteem door stikstofvervuiling bedreigd – dat is een oppervlakte die twintig keer België beslaat. U heeft zelf in de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid gezegd dat in juli de thematische strategie “Lucht” zou verschijnen. Uw Directeur-generaal, Katherine Day, heeft ons veertien dagen geleden een bezoek gebracht en zij heeft eveneens gezegd dat die strategie in juli beschikbaar zou zijn. Nu lijkt het erop alsof de industrielobby erin geslaagd is – naar mijn idee met grote oogkleppen op – om de komst van deze luchtstrategie te vertragen. Ik vind dat wij allemaal gezamenlijk deze doelstelling van Lissabon moeten realiseren, om voor een groter concurrentievermogen te zorgen. Het kan helemaal geen kwaad om aan de ene kant een nadruk op dat concurrentievermogen te leggen, zolang wij aan de andere kant de duurzaamheid maar niet uit het oog verliezen. Europa staat namelijk bekend om zijn duurzame groei. Op lange termijn is dit volgens mij wereldwijd de enige manier om ook onze concurrentiepositie ten opzichte van India en China duurzaam veilig te stellen. Ik verzoek u dan ook dringend om uw collega’s hiervan te overtuigen, zodat u uw beloften kunt nakomen en wij in ieder geval uiterlijk in de herfst over deze thematische strategie kunnen beschikken. 1-158
Stavros Dimas, lid van de Commissie. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, om te beginnen wil ik de afgevaardigden bedanken voor hun opmerkingen over de thematische strategieën. Zoals de heer Bowis zei, vallen de thematische strategieën 6 en 7 in het kader van het zesde milieuactieprogramma. Er wordt van uitgegaan dat ze binnen drie jaar na goedkeuring van het programma worden gepresenteerd.
04/07/2005 U zei dat ik furieus was op de heer Blokland. Ik word maar heel zelden furieus. Ik blijf altijd kalm, zelfs als ik iets vervelend of moeilijk vind. Met uw hulp zal ik alles doen wat in mijn vermogen ligt om de problemen die zich voordoen te overwinnen. De bijdrage van het Europees Parlement is onverminderd van groot belang. Het Parlement heeft actief deelgenomen aan de voorbereiding van de strategie inzake de luchtkwaliteit. Met de blijvende samenwerking tussen het Parlement en de Commissie zullen we in staat zijn de Europese Unie te voorzien van een doeltreffende methode voor de aanpak van de effecten van luchtverontreiniging op de menselijke gezondheid en het milieu. De heer Seeber kwam met een aantal behoorlijk indrukwekkende cijfers, die een aanvulling vormen op de cijfers die ik eerder heb genoemd. Wat het tijdschema betreft: de strategieën op het gebied van de luchtkwaliteit zijn gereed, de voorbereidende werkzaamheden zijn afgerond en de onderlinge raadplegingen tussen de diensten zijn voltooid. Het is nu aan de Commissie om een definitief besluit te nemen. Met het oog op de omvang van de gezondheids- en milieuproblemen die door luchtverontreiniging worden veroorzaakt, verwacht ik dat dit besluit spoedig zal worden genomen. Ik bespeurde enige bezorgdheid dat de strategie inzake de luchtkwaliteit niet ambities genoeg zou zijn. Ik beaam volmondig dat de effecten van luchtverontreiniging ernstig zijn en dat de strategie zou moeten voorzien in aanvullende en substantiële verbeteringen. De strategie moet ambitieus, doch ook haalbaar zijn. We weten dat milieubeleid het concurrentievermogen kan bevorderen en hoogwaardige werkgelegenheid kan opleveren. Het is interessant dat de landen die het verst zijn gevorderd met de doelstellingen van Lissabon, de landen zijn met het meest ambitieuze milieubeleid. Er is in ieder geval een analyse uitgevoerd waaruit tot onze tevredenheid blijkt dat het potentiële effect van de strategie inzake de luchtkwaliteit op het concurrentievermogen van Europa zeer beperkt zal zijn. Bovendien zetten ook onze concurrenten in China, India, Korea, de Verenigde Staten en Japan serieuze stappen om luchtverontreiniging tegen te gaan. Laat ik ter afsluiting nog eens wijzen op het belang van een ambitieuze en vooruitziende strategie inzake de luchtkwaliteit. Schonere lucht zal leiden tot minder menselijk door aandoeningen en verschijnselen die het gevolg zijn van een slechte luchtkwaliteit, zoals astma en bronchitis, longkanker en een in verhouding hoge zuigelingensterfte. Een slechte luchtkwaliteit vermindert de levensverwachting van de gemiddelde Europeaan met acht maanden. Luchtvervuiling heeft een vernietigend effect op onze meren en bossen – die uitdaging moeten we het hoofd bieden. De strategie inzake de luchtkwaliteit is grondig voorbereid en berust op stevige
04/07/2005 wetenschappelijke en economische fundamenten. Er zijn uitgebreide raadplegingen verricht onder de belanghebbenden en er zijn volledige effectbeoordelingen uitgevoerd, waaronder een kostenbatenanalyse. 1-159
De Voorzitter. – Het debat is gesloten. 1-160
Continuïteitswaarborg van de elektriciteitsvoorziening en de infrastructuurinvesteringen
47 de amendementen van het Parlement. Er is op dit gebied duidelijk sprake van een lacune in de regelgeving, en de richtlijn zoals die door het Parlement is opgesteld, vult die lacune maar ten dele. In dit stadium neemt de Commissie nota van de overeenstemming tussen het Europees Parlement en de Raad en betreurt zij de wijziging ten aanzien van artikel 7. De Commissie houdt vast aan haar standpunt over de noodzaak om de rol van de wetgever te versterken bij infrastructuurinvesteringen.
1-161
De Voorzitter. – Aan de orde is het verslag (A60099/2005) van Giles Chichester, namens de Commissie industrie, onderzoek en energie, over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad inzake maatregelen om de continuïteit van de elektriciteitsvoorziening en de infrastructuurinvesteringen te waarborgen (COM(2003)0740 – C5-0643/2003 – 2003/0301(COD)). 1-162
Andris Piebalgs, lid van de Commissie. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, op dit moment is het goed om nog eens in herinnering te roepen waarom de Commissie dit voorstel in 2003 heeft ingediend. De lange, hete zomer van dat jaar bracht de elektriciteitscentrales in Europa in de problemen. Door de grote stroomstoring in Italië en een aantal problemen elders achtte de Commissie het noodzakelijk dit voorstel ter tafel te leggen. Het dient de transmissiesysteembeheerders te voorzien van de instrumenten om vraag en aanbod veel beter in evenwicht te brengen. De onderdelen van het voorstel zijn gericht op de vaststelling van een passend regelgevingskader, de openstelling van de elektriciteitsmarkt en de bevordering van investeringen in infrastructuur in een meer concurrerende markt. Voorts wordt in het voorstel duidelijk bepaald dat de nodige stappen moeten worden gezet om aan de behoeften van de elektriciteitsindustrie tegemoet te komen. Ik wil de rapporteur en de Commissie industrie, onderzoek en energie bedanken voor hun inzet inzake de continuïteit van de voorziening en de infrastructuur. De heer Chichester heeft in zijn verslag een groot aantal belangrijke en positieve amendementen opgenomen ter wijziging van het oorspronkelijke voorstel van de Commissie. Het Parlement heeft een forse bijdrage geleverd aan de verbetering van de tekst. In de compromisamendementen wordt duidelijk uiteengezet wat de rollen en verantwoordelijkheden zijn van de belanghebbenden betreffende maatregelen om de continuïteit van de elektriciteitsvoorziening te waarborgen en de netwerken te onderhouden. De Commissie is derhalve van mening dat de meeste amendementen kunnen worden aanvaard, met dien verstande dat het belang van grensoverschrijdende interconnectorprojecten onvoldoende uit de verf komt in
Derhalve blijft zij haar bedenkingen houden over compromisamendement 23. 1-163
Giles Chichester (PPE-DE), rapporteur. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik vind het spijtig dat de Raad vandaag niet aanwezig is. Om te beginnen wil ik mijn collega’s in de Commissie industrie, onderzoek en energie bedanken voor hun medewerking aan de opstelling van dit verslag en aan dit voorstel, aan de hand waarvan wij het Parlement een duidelijk en eensgezind standpunt kunnen voorleggen. Voorts wil ik de Raad bedanken dat hij met ons in de informele trialoog heeft samengewerkt om in eerste lezing tot overeenstemming te komen. Inhakend op het commentaar van commissaris Piebalgs, die ik deze avond natuurlijk hartelijk verwelkom, wil ik een woord van troost richten tot de Commissie gezien de wijze waarop het Parlement en de Raad hebben gesnoeid in haar tekst, en derhalve ook in enkele van de door haar voorgestelde bevoegdheden die wij niet noodzakelijk achten. Het voorstel dat ons oorspronkelijk werd voorgelegd, had wel wat weg van een gespleten persoonlijkheid. Niet alleen voorzag de aanpak in de fysieke continuïteit van de voorziening – teneinde de lichten te laten branden en de infrastructuurinvesteringen te waarborgen – maar ook in marktmaatregelen waarmee hetzelfde werd beoogd. Het belang van energie in het algemeen en elektriciteit in het bijzonder voor onze manier van leven, onze kwaliteit van leven en onze levensstandaard kan niet worden onderschat. Energie is een vitaal element in een moderne samenleving en economie. Tegen die achtergrond is het vreemd dat het Parlement besloten heeft dit geval van primaire wetgeving als laatste onderwerp op de agenda te zetten voor maandagavond, hoewel ik natuurlijk hoop dat we het beste tot het laatst hebben bewaard. Continuïteit van de voorziening houdt in dat we zorgen dat de lichten blijven branden. Ik moet toegeven dat de Raad en het Parlement flink de degens hebben gekruist over de vraag of dit voorstel verrijkt had moeten worden met een definitie van “continuïteit van de voorziening”, en zo ja, hoe die definitie dan zou moeten luiden. Ik ben verheugd dat wij het pleit in ons voordeel hebben beslecht en dat er een definitie is opgenomen in artikel 2.
48 De vraag is nu welke bijdrage deze richtlijn levert aan de continuïteit van de voorziening – aan het voorkomen van stroomstoringen en het uitvallen van het licht – en wat wij in het Parlement hieraan hebben bijgedragen. De doelstellingen zijn glashelder: er moeten maatregelen worden vastgesteld om de continuïteit van de voorziening en het deugdelijk functioneren van de interne markt te waarborgen – dit zijn de twee hoofdelementen van het voorstel. Er moet gezorgd worden voor voldoende productiecapaciteit, een adequaat evenwicht tussen vraag en aanbod en een passende mate van interconnectie. Daar laat de tekst geen misverstand over bestaan. Daarnaast hebben we in het Parlement aangedrongen op een definiëring van de rollen en verantwoordelijkheden van een reeks van actoren – belanghebbenden zo u wil – in de elektriciteitsvoorzieningsindustrie. We hebben ernaar gestreefd die rollen met betrekking tot de continuïteit van de voorziening te laten definiëren door de lidstaten, zodat iedereen weet wie waarvoor verantwoordelijk is, met inbegrip van de lidstaten zelf. We hebben de opname bewerkstelligd van een verplichting die voorziet in een verslag over de adequaatheid van het systeem voor netwerkveiligheid voor de handhaving van het geplande evenwicht tussen vraag en aanbod voor de komende vijf jaar en de verwachtingen voor de continuïteit van de voorziening voor de komende vijftien jaar en daarna. Daarbij wordt tevens aangegeven welke investeringsvereisten nodig zullen zijn. Voorts kunnen we op ons conto schrijven dat we het oorspronkelijke voorstel hebben bijgesnoeid om het doelgerichter te maken. Deze richtlijn garandeert niet dat stroomstoringen tot het verleden behoren; dat zou ook onmogelijk zijn. Er wordt wel in aangegeven bij wie de verantwoordelijkheid berust. Het is aan de lidstaten om een en ander in detail te verwoorden om onduidelijkheden te voorkomen. De primaire operationele verantwoordelijkheid dient te berusten bij de transmissiesysteembeheerders en, in zekere mate, bij de distributiesysteembeheerders. We zullen echter met zijn allen moeten erkennen dat er, naast transmissie en interconnectie, tal van factoren bestaan die een rol spelen bij de handhaving van de algehele continuïteit van de elektriciteitsvoorziening. We moeten bedenken dat de hoofdverantwoordelijkheid op dit vlak momenteel bij de lidstaten berust. Ik beveel het Parlement dit voorstel aan. 1-164
Manuel António dos Santos (PSE), rapporteur voor advies namens de Commissie economische en monetaire zaken. – (PT) Mijnheer de Voorzitter, het waarborgen van de continuïteit van de elektriciteitsvoorziening en een adequaat niveau van de onderlinge koppeling van de infrastructuur van de lidstaten is absoluut noodzakelijk, met name als men streeft naar het creëren en ontwikkelen van een interne energiemarkt.
04/07/2005 Met dat uitgangspunt meende ik bij de opstelling van het ontwerpadvies over dit verslag namens de Commissie economische en monetaire zaken dat de commissie en het Europees Parlement een globale visie over dit onderwerp zouden moeten formuleren. Het is zonneklaar dat een solide interne energiemarkt onmogelijk is in een klimaat met zeer ongelijke leveringsvoorwaarden wat betreft prijzen, continuïteit en fiscale regelgeving. Zonder gemeenschappelijke visie op het gebruik van de verschillende wijzen om energie te produceren is het onmogelijk die zeer belangrijke markt te versterken. De continuïteit, de energievoorziening en de koppeling van de netwerken kunnen niet louter het gevolg zijn van en het antwoord vormen op een aantal bruuske onderbrekingen van de energievoorziening de afgelopen tijd, die het niveau van de ontwikkeling van de Europese economie zo veel schade hebben berokkend. Het moeten daarentegen structurele bestanddelen zijn van een gemeenschappelijk energiebeleid, die een bijdrage kunnen leveren aan de noodzakelijke verbetering van de energie-efficiëntie en de diversificatie van het energieaanbod. Helaas hebben een aantal voorstellen die ik in mijn parlementaire commissie heb ingediend niet de nodige meerderheid gekregen. Die voorstellen waren evenwel volledig gebaseerd op de hiervoor door mij uiteengezette filosofie en ik ben ervan overtuigd dat de collega’s in meerderheid die filosofie delen. Meer investeringen in het distributienetwerk en de koppeling van de netwerken verbeteren de voorwaarden voor het concurrentievermogen van de economieën van de lidstaten, dragen bij tot de vooruitgang en ontwikkeling van de Europese economie en maken het mogelijk in een situatie met een buitensporige differentiatie het noodzakelijke evenwicht tussen vraag en aanbod te bereiken. Het verslag van collega Chichester houdt met die elementen rekening en is in die zin een goede bijdrage om het Commissievoorstel te verbeteren. Het verslag dient te worden aangenomen, zodat de medebeslissingsprocedure in de eerste lezing kan worden afgesloten. Het belangrijkste blijft echter de capaciteit die de Europese instellingen tonen om het beleid voor de energiemarkt te veranderen in de richting van een waarlijk Europees beleid dat op globale wijze rekening houdt met alle aspecten. 1-165
András Gyürk, namens de PPE-DE-Fractie. – (HU) Consumenten hebben over het algemeen en in hoofdzaak twee verwachtingen met betrekking tot het speciale basisproduct elektriciteit: het moet goedkoop zijn en het moet beschikbaar zijn op iedere gewenst tijdstip en in iedere gewenste hoeveelheid en kwaliteit. De burgers van de Unie verwachten ook gegarandeerde continuïteit van de voorziening, alsmede stabiele prijzen. Dat leidt tot de vraag: voldoet deze richtlijn aan de verwachtingen? Op zichzelf zeker niet. Maar er is een goede kans dat wij nu een stap in de juiste richting zetten, door rekening te houden met overwegingen van
04/07/2005 concurrentie en duurzaamheid, en door de regels en doelstellingen die al overeengekomen zijn te verzoenen met de regels en doelstellingen waarover nog onderhandeld moet worden. Wij zijn het er zeker over eens dat het verzoenen van dergelijke verschillende perspectieven geen eenvoudig karwei is. Maar wij moeten ook met elkaar eens zijn dat er een sterke behoefte bestaat om de continuïteit van de voorziening, redelijke prijzen en duurzaamheid te garanderen, want veel Europese burgers hebben de voordelen van marktintegratie nog niet kunnen ervaren. Wij zouden hier ongetwijfeld veel voorbeelden van kunnen noemen, maar ik noem hier slechts het feit dat de stroomproductie-eenheden van Midden- en Oost-Europa niet zelden meer dan veertig tot vijftig jaar oud zijn; of het feit dat, in termen van koopkrachtpariteit, een Hongaars burger tegenwoordig twee of drie keer zoveel voor elektriciteit betaalt als de burgers van sommige oudere lidstaten. Deze richtlijn is een kans. Een kans om de capaciteit van het transmissienetwerk uit te breiden, een kans om nieuwe, internationale verbindingen tot stand te brengen en een kans om de productie-installaties te vernieuwen. Wij moeten de kans echter ook aangrijpen om te voorkomen dat deze wetgeving meer administratie met zich meebrengt, meer en meer gecompliceerde vergunningsprocedures, kortom, meer lasten, en ervoor zorgen dat zij de sector, en uiteindelijk ook de consumenten, werkelijk helpt. Dat is wat de burgers van Europa van ons verwachten, en daarom mogen ook wij niet met minder genoegen nemen. 1-166
Reino Paasilinna, namens de PSE-Fractie. – (FI) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, dames en heren, ik wil mijn collega, de heer Chichester, bedanken voor zijn uitstekende werk. Wij zijn nu zo afhankelijk geworden van elektriciteit dat wij zelfs overdag de lampen aandoen, zoals vandaag. De stroomstoringen in de afgelopen jaren hebben duidelijk aangetoond hoe kwetsbaar wij zijn. Zoals altijd richt de grootste schade zich op de minder bedeelden, de armen en de mensen met weinig geld. Daarom moeten de lidstaten en de Unie het belang van voorzieningszekerheid onderstrepen, ook al hebben wij nog steeds geen goed functionerende interne elektriciteitsmarkt. Dit is nu net wat in het voorstel wordt benadrukt. Er moeten beslist investeringen worden gedaan, bijvoorbeeld op het gebied van transmissiecapaciteit, zodat congestie kan worden voorkomen. Op die manier kan de interne markt worden ontwikkeld ten gunste van de consument. Congestie moet dus worden voorkomen, zodat de transmissie van elektriciteit effectiever en het netwerk stabieler wordt. Het versoepelt ook de voorwaarden voor de toegang tot de markt. Wij moeten waarborgen dat dit ook voor grensoverschrijdende netwerken geldt. Die hebben immers met aanzienlijke knelpunten te maken. De voorzieningszekerheid, die voor de burgers en ondernemingen zo belangrijk is, en
49 een niet-discriminerende markt zijn verenigbare doelen. De lidstaten moeten er voor zorgen dat de markt wordt geliberaliseerd en dat de al bestaande regelgeving wordt geïmplementeerd. Een trage tenuitvoerlegging van wetten vertraagt heel Europa. Het is een trein waar we moeilijk de vaart in kunnen houden. Ik wil u er allemaal aan herinneren dat de Europese Raad van Barcelona heeft verzocht op de Europese Raad van komend voorjaar te beoordelen in welke mate de interne markt voor energie is geïmplementeerd en dus in welke mate ook dit voorstel in de nationale wetgeving is omgezet. Er zijn natuurlijk ook investeringen in infrastructuur en verbindingen tussen netwerken nodig. Bovendien moeten wij, overeenkomstig de strategie van Lissabon, de samenwerking met het bedrijfsleven en de wetenschappelijke wereld verbeteren. Vanuit ecologisch oogpunt moet er natuurlijk speciale aandacht worden besteed aan energie-efficiëntie en de nieuwste milieutechnologie. Het verslag van de heer Chichester ondersteunt deze basisprincipes van de Europese Unie. Dames en heren, mijn fractie steunt het volledige standpunt van de heer Chichester. Ons rest nog slechts één taak, namelijk onze gezamenlijke vastberadenheid omzetten in voorzieningszekerheid. 1-167
Jorgo Chatzimarkakis, namens de ALDE-Fractie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, het verslag dat vandaag onderwerp van dit debat is, onderstreept het belang en de kracht van het Europees Parlement. Als wij de voorgestelde ontwerprichtlijn van de Commissie vergelijken met het compromis dat morgen hopelijk wordt aangenomen, wordt duidelijk waartoe dit Parlement op het gebied van het energiebeleid in staat is. Het Parlement heeft hierop een aanzienlijke invloed gehad, wat niet in de laatste plaats te danken is aan de duidelijke stellingname van de rapporteur. Het oorspronkelijke voorstel van de Commissie had veel meer het karakter van een planeconomisch instrument waarbij de autoriteiten zouden bepalen waar bedrijven in hun infrastructuur zouden moeten investeren. Het Parlement is erin geslaagd om dit planeconomisch instrument om te vormen tot een milieugericht voorstel waarmee de problemen op het gebied van de continuïteit van de energievoorziening veel beter aangepakt kunnen worden. Dit is des te belangrijker omdat op dit moment de vraag naar elektriciteit in Europa toeneemt. Het betekent echter eveneens dat de behoefte aan nieuwe energiecentrales weer om de hoek komt kijken. Uit de stroomuitvallen in Italië in 2003 is terecht geconcludeerd dat met name de ontbrekende mededinging verantwoordelijk is geweest voor de zeer slecht functionerende infrastructuur. Privatisering en mededinging zijn juist bij de openbare dienstverlening altijd twee kanten van dezelfde medaille. De oorspronkelijke veronderstelling van de Commissie dat de nationale autoriteiten een gebrek aan mededinging zouden kunnen compenseren en in twijfelgevallen beter zouden weten waar investeringen in de infrastructuur
50 van de netten in de lidstaten van de EU noodzakelijk zouden zijn, was een stap in de verkeerde richting. Ook uit de andere verbeterde maatregelen in het voorstel voor de richtlijn blijkt dat er via de mededinging voor oplossingen gezorgd kan worden. Dankzij de betere kadervoorwaarden voor een adequate groothandelsmarkt die voor passende prijssignalen voor investeringen in de stroomopwekkingscapaciteit zorgt, is Europa wat de continuïteit van de elektriciteitsvoorziening betreft op de goede weg. Het moet de belangrijkste doelstelling van de Europese Unie zijn om voor de energiemarkt levensvatbare structuren te creëren waarin ondernemingen geld kunnen verdienen. Dat vormt namelijk de juiste impuls om een investeringsklimaat te scheppen waarin die infrastructuur uiteindelijk kan worden gerealiseerd. Dit is niet een van de richtlijnen die een steen des aanstoots voor het bedrijfsleven zijn. Dat is een goede zaak. Daarom steunen wij het voorstel van de rapporteur en willen wij hem bij deze onze felicitaties doen toekomen. 1-168
Esko Seppänen, namens de GUE/NGL-Fractie. – (FI) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, de rapporteur, de heer Chichester, gaat er terecht van uit dat wij allemaal eensgezind zijn over het feit dat het energieverbruik, net als het aandeel van elektriciteit in het energieverbruik, toeneemt. Een onbelemmerde elektriciteitsproductie en voorzieningszekerheid zijn daarom belangrijk. Volgens de rapporteur is de Commissie te veel bezig geweest met marktmechanismen, terwijl zij concrete maatregelen had moeten voorstellen. Ook naar de mening van onze fractie kunnen de markten niet alleen alle productieproblemen oplossen en voorzieningszekerheid garanderen. Wij in de Noordse landen hebben slechte ervaringen met de invloed van marktmechanismen op de prijs van elektriciteit die de consumenten betalen. Elektriciteit stroomt vrij door de Noordse landen: Finland, Zweden, Noorwegen en Denemarken. De prijs op het Noordse netwerk wordt vastgesteld op de gezamenlijke elektriciteitsbeurs. Bepalend voor de prijs voor alle elektriciteit is dat hij wordt vastgesteld overeenkomstig de duurst geproduceerde marginale elektriciteit ofwel de hoogst mogelijke prijs. Dit marktmechanisme is zeer nadelig voor de consumenten. Het is zo dat kern- en waterkrachtcentrales op de koudste winterdagen dezelfde prijs voor elektriciteit krijgen als wordt betaald voor de elektriciteit van steenkoolcentrales, die als laatste op het netwerk worden aangesloten. Aangezien de prijs voor elektriciteit uit steenkool nog verder stijgt door emissierechten, krijgen ook de uitstootvrije kernen waterkrachtcentrales compensatie voor de emissierechten. Voor consumenten is een dergelijk marktmechanisme totaal onbevredigend. De Noordse elektriciteitsmarkten zijn een goed voorbeeld van het feit dat de markten niet alle
04/07/2005 problemen kunnen oplossen. Bovendien kunnen zij de prijs voor elektriciteit op onaanvaardbare wijze doen stijgen. Wij hebben overheidsmaatregelen nodig om verschillende soorten investeringen te waarborgen. 1-169
Anna Elzbieta Fotyga, namens de UEN-Fractie. – (PL) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, ik zou willen beginnen met de rapporteur te feliciteren met het uitstekende resultaat van zijn werk aan het verslag over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad inzake maatregelen om de continuïteit van de elektriciteitsvoorziening en de infrastructuurinvesteringen te waarborgen. Het verslag bevat een aantal overwegingen en de meerderheid daarvan steun ik en acht ik van grote waarde. Tegelijkertijd wil ik het Parlement echter attent maken op drie aspecten in deze kwestie die een rechtstreeks effect hebben op wat wij bedoelen met waarborging van de continuïteit van de voorziening. Het eerste daarvan is de noodzaak om meer gebruik te maken van hernieuwbare energiebronnen. De milieuvoordelen hiervan zijn zonneklaar en onbetwistbaar, en wij moeten de toepassing ervan bevorderen. Het tweede aspect heeft betrekking op een zaak die ook door de rapporteur is benadrukt, namelijk de noodzaak om bij de elektriciteitsproductie een evenwichtig gebruik van de diverse primaire brandstoffen te garanderen. Het derde aspect, dat ik van absoluut cruciaal belang acht, is de noodzaak om de diversiteit van de bronnen van herkomst van ieder type primaire brandstof veilig te stellen. Ik doel hier niet alleen op zaken met betrekking tot elektriciteit maar ook op de energiecontinuïteit in het algemeen. Het is in mijn ogen onverdraaglijk dat bepaalde aspecten van het energiebeleid van de Europese Unie erop neerkomen dat lidstaten volledig afhankelijk zijn van één bron, zoals in het geval van ruwe olie of, nog belangrijker, Russische gasleveringen aan Polen, die slechts op projectbasis worden gegarandeerd. Ik zou van deze gelegenheid gebruik willen maken om ervoor te pleiten dat de aanleg van het tweede stuk van de Yamal-gaspijpleiding wordt bespoedigd. 1-170
Leopold Józef Rutowicz (NI). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, ik wil de heer Chichester bedanken voor zijn objectieve verslag inzake waarborging van de continuïteit van de elektriciteitsvoorziening. Het verslag gaat in op zaken met betrekking tot grensoverschrijdende levering en het centrale energienet. Kleinschalige elektriciteitsproductie, waarbij het gaat om een klein aantal elektrische centrales die stroom opwekken door waterkracht, windenergie of geothermische energie en om gascentrales die biomassaenergie gebruiken, is ook van enorm belang voor de energiecontinuïteit in afzonderlijke regio's. Er zijn veel redenen waarom kleinschalige stroomproductie van dit type dient te worden aangemoedigd. Het is milieuvriendelijk, verlaagt de
04/07/2005 transmissiekosten en zorgt ervoor dat de effecten van storingen in de hoofdnetten tot een minimum worden beperkt. Er zijn echter investeringen nodig om regionale netten en kleinschalige stroomproductie te ontwikkelen, en hiervoor moet ook worden geïnvesteerd in onderzoek. De kleine elektriciteitsgeneratoren hebben vaak te maken met problemen in verband met aansluiting op het netwerk en onderlinge synchronisatie. Naar mijn mening moet in de richtlijn meer aandacht aan deze problemen worden gegeven. 1-171
Paul Rübig (PPE-DE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, mijnheer Chichester, dames en heren, er ligt nu een programma op tafel en wij verwachten van de lidstaten dat zij op basis hiervan uiterlijk 1 december 2007 gedetailleerde regelingen presenteren. De Commissie zou op dit vlak een grote ondersteunende bijdrage kunnen leveren, met name door het uitvaardigen van regels en door het geven van financiële prikkels (bijvoorbeeld in de vorm van subsidieprogramma’s), om ervoor te zorgen dat er vóór het verstrijken van die deadline “beste praktijken” en een adequate benchmarking beschikbaar zijn. Als die doelstelling binnen deze termijn niet gehaald kan worden, moet het bovendien mogelijk zijn om met een nieuwe kaderrichtlijn voor de benodigde stabiele randvoorwaarden te zorgen. Ik ben van mening dat wij met name een stabiel investeringsklimaat nodig hebben, omdat wij rekening moeten houden met een stijging van de vraag. Wij moeten ook de energie-efficiëntie bevorderen. Ik wil de commissaris op dat punt speciaal complimenteren, aangezien energie-efficiëntie voor hem de hoogste prioriteit heeft. Om meer stabiliteit in het net te bewerkstelligen, hebben wij vooral behoefte aan een decentrale stroomopwekking. Daarvoor is niet alleen passend onderhoud nodig, maar ook de ontwikkeling van een echte interne markt. 1-172
Lena Ek (ALDE). – (SV) Mijnheer de Voorzitter, geachte collega’s, we hebben geleerd dat een monopolies inefficiënt zijn. We hebben ook geleerd dat een gedereguleerde markt kwaliteitscontroles vereist, zowel wat betreft de verscheidenheid aan producenten die nodig zijn om de elektriciteitsvoorziening te garanderen en aan de vraag te kunnen beantwoorden, als wat de controle van het netwerk zelf en de structuur van dat netwerk betreft. Verder hebben we geleerd dat we moeten controleren of de onderhavige investeringen ook echt worden gedaan. In Zweden hebben we een zeer lange stroomonderbreking gehad na de grote storm van afgelopen winter. Toen bleek heel duidelijk dat geen van deze kwaliteitscontroles volledig was uitgevoerd. In zo’n geval komt niet alleen de industriële productie tot stilstand, maar worden ook andere belangrijke maatschappelijke functies getroffen en wordt de levenskwaliteit van mensen op dramatische wijze beknot.
51 Ik wil zowel de rapporteur als de Commissie graag bedanken voor hun uitstekende werk – een pionierswerk op het gebied van value for voters. 1-173
Vladimír Remek (GUE/NGL). – (CS) Dames en heren, op dit moment beschouw ik het verslag-Chichester als een goed compromis, en dat is ook de reden dat ik van plan ben vóór te stemmen. Continuïteit van de voorziening kan uiteraard vanuit een aantal perspectieven worden beschouwd, maar in mijn ogen moeten we ons niet uitsluitend concentreren op noodsystemen en andere technische aspecten. Per slot van rekening zou het optimaliseren van de elektriciteitsstroom op kritieke momenten, of anders gezegd, op momenten van piekbelasting, aanmerkelijke gevolgen kunnen hebben voor de betrouwbaarheid van de elektriciteitsvoorziening; het zou de noodzakelijke reserves en kosten kunnen beperken; en, wat het belangrijkste is, het zou meer zekerheid bieden in tijden van mogelijke crisis. Ik denk daarom dat dit het moment is om een soort onafhankelijk internationaal coördinatiecentrum op te zetten. Systemen worden onderling verbonden en de handel in elektriciteit verloopt sneller, wat betekent dat er een toegenomen behoefte bestaat aan een snellere en meer gedetailleerde informatievoorziening over elektriciteitsstromen. Er is bijvoorbeeld, net als elders, al sprake van regionale coördinatie tussen Tsjechië en zijn buurlanden. Waarom bieden we geen kader voor dergelijke activiteiten in de vorm van een onafhankelijk coördinatiecentrum voor de EU als geheel? 1-174
Andris Piebalgs, lid van de Commissie. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, om te beginnen wil ik de rapporteur lof toezwaaien voor het werk dat hij heeft verricht. De gebruikte methode om de best mogelijke oplossing te vinden voor het voorstel dat de Commissie heeft ingediend, is zeer bewonderenswaardig. Het resultaat is buitengewoon goed. Tegelijkertijd wil ik erop wijzen dat wij ons voor dezelfde doelstelling gesteld zagen. We willen allemaal de continuïteit van de elektriciteitsvoorziening waarborgen. Dat betekent dat we een methode moeten vinden die garanties biedt ten aanzien van de langetermijninvesteringen, de stabiliteit van de investeringen, de investeringsvoorwaarden, de normen voor transmissiesysteembeheerders en de interconnectiecapaciteit in de Europese Unie. De Commissie heeft strategisch gehandeld door in te stemmen met alle beraadslagingen die hebben plaatsgevonden in de Raad en het Parlement. Het enige meningsverschil betreft de vraag hoe de connectiecapaciteit moet worden versterkt. Wat dat betreft hoop ik zeer dat het voorstel dat door samenwerking tussen de Raad en het Parlement tot stand is gekomen, zal functioneren. Mocht dat niet het geval zijn, dan zullen we andere methoden moeten vinden om de interconnectiecapaciteit te versterken; die is immers van cruciaal belang in de Europese energievoorziening.
52
04/07/2005
Er is al gezegd dat deze richtlijn zeker geen stroomstoringen op sommige plaatsen op de Europese markt kan voorkomen, maar het storingsrisico wordt wel beduidend kleiner. Deze richtlijn versterkt de rol van de energiesector in het welzijn van de Europese burgers. In weerwil van het feit dat de Commissie bedenkingen heeft over een bepaalde kwestie, zal zij de richtlijn toejuichen als deze op de huidige basis in eerste lezing wordt aangenomen. Ik verzoek het Huis de compromisamendementen morgen te steunen. 1-175
De Voorzitter. – Het debat is gesloten. De stemming vindt dinsdag plaats. 1-176
Agenda van de volgende vergadering: zie notulen 1-177
Sluiting van de vergadering 1-178
(De vergadering wordt om 22.05 uur gesloten)
04/07/2005
53 INHOUD
MAANDAG 4 JULI 2005 ............................................ 5 Hervatting van de zitting............................................. 5 Rectificaties stemgedrag voorgaande vergaderingen: zie notulen.......................................................... 5 Goedkeuring van de notulen van de vorige vergadering: zie notulen................................... 5 In memoriam ................................................................ 5 Verklaring van het voorzitterschap............................ 5 Samenstelling Parlement: zie notulen ........................ 6 Samenstelling commissies: zie notulen ....................... 6 Interpretatie van het Reglement: zie notulen ............ 6 Ondertekening van volgens de medebeslissingsprocedure aangenomen besluiten: zie notulen ........................................ 6 Ingekomen stukken: zie notulen ................................. 6 Besluiten inzake bepaalde documenten: zie notulen . 6 Aan de standpunten en resoluties van het Parlement gegeven gevolg................................................... 6 Regeling van de werkzaamheden................................ 6 Opmerkingen van één minuut over kwesties van politiek belang ................................................... 9 Verzoek om verdediging van de parlementaire immuniteit van de heer Bossi......................... 14 Verzoek om verdediging van de parlementaire immuniteit van de heer Marchiani................ 16 Europese Centrale Bank (2004) / Voorlichtings- en communicatiestrategie betreffende de euro en de EMU............................................................ 16 Gevaarlijke stoffen en preparaten (ftalaten) en veiligheid van speelgoed ................................. 33 Actieplan voor de Europese Unie inzake milieutechnologieën ........................................ 41 Thematische strategieën voor de luchtvervuiling.... 44 Continuïteitswaarborg van de elektriciteitsvoorziening en de infrastructuurinvesteringen........................... 47 Agenda van de volgende vergadering: zie notulen.. 52 Sluiting van de vergadering ...................................... 52