Loverboys in de Keten(s) Advies ketens Loverboyproblematiek in Zeeland
Middelburg, januari 2007
Loverboys in de Keten(s)
Colofon © Scoop 2007 Samenstelling Myrthe Jansen In samenwerking met Mary Remijnse MMR Mourijn Lourier Agnes Tange in opdracht van de Provincie Zeeland Scoop Zeeuws instituut voor sociale en culturele ontwikkeling Achter de Houttuinen 8 Postbus 407 Middelburg Telefoon (0118) 682500 Telefax (0118) 635311 www.scoopzld.nl
[email protected] Foto D.J. Gjeltema Lay-out Scoop Ontwerp men@work Scoop Drukwerk Scoop
Loverboys in de Keten(s)
Inhoudsopgave Inleiding ........................................................................ 7
5. Advies ..................................................................... 23
1. Loverboyproblematiek ........................................... 9 1.1 Beschrijving van de problematiek ......................... 9 1.2 De doelgroepen .................................................. 9 1.3 Begripsdefinitie .................................................. 11 1.4 Brede aanpak jeugdprostitutie of smalle aanpak loverboyproblematiek .................. 12
Bijlagen Bijlage 1: Bijlage 2: Bijlage 3: Bijlage 4: Bijlage 5:
2. De cijfers ................................................................. 13 2.1 Cijfers uit onderzoek .......................................... 13 2.2 Cijfers verzameld door lokale of regionale organisaties ........................................ 14 2.3 Cijfers over seksueel geweld ............................. 14 3. Good practices ....................................................... 15 3.1 Gevaarlijke liefde Terneuzen ............................... 15 3.2 Plan van aanpak Loverboys ............................... 16 2003-2005 Zwolle ............................................. 16 3.3 Tot slot ............................................................... 16 4. De Zeeuwse situatie .............................................. 17 4.1 Huidige situatie in Zeeland ................................. 17 4.2 Knelpunten ....................................................... 20 4.3 Ketenvorming: welke keuze opties ..................... 20
Geraadpleegde Literatuur ............................. 29 Geraadpleegde bronnen ................................ 31 Aanpak Zwolle L.G.J. van Eekeren ................. 33 Interviews ...................................................... 37 Persbericht IPPOZ ........................................... 41
Loverboys in de Keten(s)
6
Loverboys in de Keten(s)
Inleiding De provincie heeft Scoop voor het probleem “loverboys” de opdracht verstrekt om de curatieve en preventieve ketens in beeld te brengen, om vervolgens op basis van de huidige situatie, landelijke voorbeelden en literatuur advies uit te brengen over de gewenste situatie in Zeeland. In dit adviesrapport wordt het advies omschreven van Scoop voor de inrichting van de preventieve- en hulpverleningsketen in Zeeland voor de problematiek rondom “loverboys”. Dit adviesrapport start met het beschrijven van de problematiek van “loverboys”en het geven van de definities van de gehanteerde begrippen. Vervolgens worden de beschikbare cijfers over Loverboys in beeld gebracht en de landelijke voorbeelden van ketenvorming voor preventie en hulpverlening bij de problematiek rondom Loverboys. Na de beschrijving van de landelijke voorbeelden en de presentatie van de beschikbare cijfers, wordt de huidige Zeeuwse situatie geschetst in hoofdstuk 4. Op basis van de huidige situatie, de cijfers, de mening van Zeeuwse sleutelfiguren en de landelijke voorbeelden wordt ten slotte het Scoopadvies geformuleerd in het hoofdstuk 5.
De centrale vraagstelling op basis waarvan dit adviesrapport geschreven is, luidt: 1. Welke ketens zijn er en wat zijn hun deelnemers en kenmerken? 2. Welke knelpunten bestaan er rond deze ketens? 3. Welke ketens ontbreken nog? Om antwoord te geven op bovenstaande vraagstelling is gebruik gemaakt van verschillende werkvormen, waaronder literatuurstudie, inventariseren van good practises en interviews met sleutelfiguren uit de preventieve hulpverlenings- en justitiële ketens in Zeeland.
7
Loverboys in de Keten(s)
8
Loverboys in de Keten(s)
1. Loverboyproblematiek 1.1
Beschrijving van de problematiek
Loverboyproblematiek, ook wel het ronselen van meisjes voor de prostitutie of modern pooierschap genoemd, lijkt een nieuw maatschappelijk probleem. Echter de prostitutieproblematiek, het ronselen en verhandelen van meisjes (en jongens) lijkt van alle tijden te zijn. Ongeveer tien jaar geleden ontstonden de eerste specifieke projecten gericht op een onderdeel van de jeugdprostitutie, namelijk mensenhandel (loverboyproblematiek). Anno 2006 richten de meeste projecten zich op een onderdeel van de aanpak: op preventie, op het opzetten van een meldpunt, op het opzetten of verbeteren van ambulante of residentiële hulpverlening voor slachtoffers. Verreweg de meeste projecten beperken zich tot de aanpak van de mensenhandel (loverboyproblematiek) binnen de jeugdprostitutie en bijna allemaal zijn ze van tijdelijke aard. Loverboys zijn vaak jonge mannen die minderjarige kwetsbare meisjes verleiden en vervolgens dwingen tot prostitutie. De meisjes worden vaak emotioneel en financieel afhankelijk gemaakt van hun “vriendje”, waardoor een weg terug er niet lijkt te zijn. Daarbij wordt het contact met het haar bestaande sociale netwerken, ouders en vrienden, steeds verder teruggedrongen. Na een periode van verliefdheid en veel aandacht, wordt het meisje steeds meer tot handelingen gedwongen. De meisjes worden door het vriendje gedwongen om seks te hebben met andere mannen. Vaak belandt het meisje na een periode in de prostitutie en/ of drugshandel. Doordat het meisje zich emotioneel en financieel afhankelijk is gaan voelen van het vriendje, is het erg moeilijk om uit de situatie, waar zij gedwongen in terecht is gekomen, te stappen. De loverboyproblematiek, ook wel gevaarlijke liefde genoemd, is onderdeel van een veel groter geheel. Om het goed te kunnen aan pakken, is het beter om te spreken
van jeugdprostitutie en mensenhandel. De loverboy aanpak is slechts een methode om een meisje te ronselen en staat niet op zichzelf. Vaak opereren de loverboys in groepen en is er sprake van hiërarchie binnen deze groep. Ook meisjes (lovergirls) worden ingezet om andere meisjes te beïnvloeden en in enkele gevallen ook om jongens te ronselen voor de prostitutie. Loverboys houden zich niet alleen op rond scholen, sport- en vrijetijdsclubs en cafés, maar zij maken ook steeds meer gebruik van internet.
1.2
De doelgroepen
Er zijn drie doelgroepen binnen de hulpverlening en aanpak van de Loverboysproblematiek, te weten: slachtoffers, daders en prostituanten. In deze alinea worden de doelgroepen beschreven. Bij de beschrijving van de slachtoffers is tevens aandacht voor oorzaken waardoor meisjes in de prostitutie belanden en bij de beschrijving van de daders is er aandacht voor de werkwijze die zij hanteren.
1.2.1
Slachtoffers Loverboys
Alle meisjes lopen risico om slachtoffer te worden van een loverboy, want elke puber wil graag aandacht en zich mooi voelen.Toch lopen sommige meisjes meer risico dan anderen. Slachtoffers van loverboys hebben met elkaar gemeen dat ze: - in de pubertijd zitten; - niet sterk in hun schoenen staan; - vaak uit gebroken gezinnen komen, waarin géén of een niet beschermende vader aanwezig was; - een ontwrichte jeugd hebben gehad, bijvoorbeeld door mishandeling of seksueel misbruik; - meestal lager opgeleid zijn.
9
Loverboys in de Keten(s)
Er zijn verschillende soorten slachtofferprofielen; profielen van meisjes met de fasen problematiek, profielen van getraumatiseerde meisjes, profielen van licht verstandelijk gehandicapte meisjes en profielen van multi-problem meisjes. Pretty woman, een samenwerkingsproject van Stade en Bureau Jeugdzorg Utrecht voor voorlichting en hulpverlening aan risicomeiden en aan meiden in risicovolle (misbruik)relaties/prostitutie, beschrijft de volgende profielen: - fase problematiek, meisjes die om verschillende redenen tijdens de pubertijd in conflict komen met hun ouders, zonder dat er sprake is van ernstige ouderproblematiek. Bijv. ontworstelen aan overmatige bescherming, ontmoeting foute vrienden, tweede/derde generatie problematiek e.d.; - zeer beïnvloedbaar, als gevolg van verstandelijke beperking of een psychiatrisch beeld. Te denken valt aan een afhankelijkheidsstoornis in ontwikkeling, licht verstandelijk gehandicapt e.d.; - (ernstige) traumatische ervaring, als gevolg van verwaarlozing, mishandeling of seksueel misbruik. Het betreft hier bijvoorbeeld meiden met een relatieverslaving om liefdesleegheid op te vullen; - multi-problem, als gevolg van ernstige ouderproblematiek. Op verschillende gebieden zijn interventies nodig voor kind en ouder. Hier kan het gaan om hechtingsproblemen, uithuisplaatsingen, schoolproblemen, zelfbeeld en waardering, een gebrekkig sociaal netwerk; - AMA-meisjes vormen een groep die eveneens speciale aandacht verdient. Oorzaken betrokken raken bij prostitutie Er zijn meerdere oorzaken waardoor meisjes in de prostitutie terecht komen. De volgende oorzaken zijn in de literatuurstudie gevonden: 1. Als gevolg van omstandigheden, zoals een verslaving of thuisloosheid. 2. Als gevolg van armoede of oorlog in het land van herkomst, zoals bij sommige vormen van vrouwenhandel. 3. Als gevolg van traumatische jeugdervaringen, zoals seksueel misbruik. 4. Als gevolg van manipulatie en misleiding door een vriendje, zoals dat bij loverboys het geval is. (Bron: Repetur, 2005, nog niet gepubliceerd).
1.2.2 Daders en hun werkwijze Het maken van een daderprofiel is complex, doordat daders van elkaar verschillen en ook hun werkwijzen regelmatig aanpassen. Wat duidelijk is dat ze allemaal hetzelfde doel hebben: dat is de ander binnen een relatie misbruiken voor zijn eigen doeleinden.
10
In het draaiboek Pretty Woman Live on Tour, Pretty Woman, 2005 wordt het volgende geschreven over het daderprofiel: Loverboys geven meiden cadeaus en aandacht. Door attenties voelen meiden zich speciaal. De aandacht die zij krijgen maakt dat zij zich prettig bij hun vriend voelen en verliefd raken. Loverboys werpen zich op als haar beschermer: Loverboys zorgen voor meiden die zorg nodig hebben, omdat zij dit thuis niet ontvangen. Loverboys werpen zich op als de beschermer van deze meiden en zij zijn hier zeker ontvankelijk voor. Hierdoor maakt de loverboy de relatie speciaal, hij spreekt van een unieke relatie waar hij het meisje vertelt niet zonder haar te kunnen, aan haar kan hij zijn verhaal kwijt. Dit maakt ook dat het meisje zichzelf en de relatie speciaal gaat vinden. Loverboys vertonen onvoorspelbaar gedrag. Het ene moment draagt de loverboy zijn ‘vriendin’ op handen. Het andere moment scheldt hij haar de huid vol. De loverboy ontpopt zich daarmee ook als violent-boy (gewelddadig). Het meisje blijft hierdoor wel de kant zien van de jongen op wie zij verliefd is geworden, een kant die zij graag zou willen blijven zien. Zij zal alles doen om die goede kant te blijven zien zelfs als ze daar haar grenzen voor moet verschuiven. Loverboys zien er vaak goed uit, zij hebben het uiterlijk waar meiden vandaag de dag voor zullen vallen. Dat betekent niet de gouden kettingen en dure kleding maar het gangbare uiterlijk waar meiden van nu op vallen. De loverboy zal zich gedragen als de ideale metro man. De man die stoer is, maar niet schroomt om over zijn eigen emoties te praten. Een loverboy gaat te werk door de mogelijkheden van een potentieel slachtoffer te exploreren. Hij plant alle handelingen om het meisjes voor zich te winnen en verliefd te maken. Dit wordt Grooming genoemd. Loverboys ronselen volgens de politie veel bij VMBO-scholen. Het eerste cadeau is vaak een mobiele telefoon. Dit is een belangrijk machtsmiddel, omdat de loverboy het meisje hiermee constant kan controleren en tegelijkertijd veel aandacht kan geven. Het meisje wordt vervolgens geïntroduceerd bij zijn vrienden en rijdt bijvoorbeeld eens een rondje door de rosse buurt. Een prostituee vertelt haar hoe gemakkelijk ze veel geld verdient. De loverboy isoleert het meisje van vrienden en familie: de relatie wordt specialer gemaakt. De loverboy weekt de meiden los van hun sociale omgeving die een controlerende functie uitoefent op de relatie. Deze controlerende functie kan de loverboy natuurlijk niet hebben, omdat zij een klankbord kunnen vormen voor het meisje. De loverboy wil zijn ‘vriendin’ afhankelijk van hem maken. Dit doet de loverboy door ruzies te veroorzaken tussen zijn ‘vriendin’ en haar vrienden en ouders. Door het meisje te isoleren wordt zij emotioneel afhankelijk gemaakt
Loverboys in de Keten(s)
van haar loverboy. Er zijn echter ook wel gevallen bekend dat de loverboy juist de ideale schoonzoon speelde. Het spreken over een gezamenlijke toekomstdroom is ook een strategie. De loverboy belooft zijn ‘vriendin’ trouw en liefde voor altijd. Hij belooft haar te trouwen, huisje boompje beestje. Deze gezamenlijke toekomstdroom maakt hij voor de relatie belangrijk. “Als jij dit nu gaat doen, dat zal zoveel betekenen voor mij en voor onze relatie, stel je voor dat we straks…”. Het samen opbouwen van een toekomst is vaak gebruikt door een loverboy om zijn ‘vriendin’ aan het werk te krijgen in de prostitutie. Ook kan gebruik worden gemaakt van het overwicht die de loverboy op zijn ‘vriendin’ heeft en de macht van hem die zich binnen de relatie heeft ontwikkeld. Steeds vaker worden ook vrouwen ingezet door Loverboys om meisjes voor de prostitutie te ronselen. De vrouwen vertellen positief over bijvoorbeeld striptease en het geld wat ze ermee kunnen verdienen. Deze verhalen zijn voor meisjes vaak geloofwaardig en kunnen hen over de streep trekken om voor één keer een grens over te gaan. Op het keerpunt in de relatie eist de loverboy een tegenprestatie. Daarom moet het meisje zich tegen haar wil (tijdelijk) prostitueren. Het meisje durft door haar emotionele afhankelijkheid en het sociale isolement geen einde aan de situatie te maken. De loverboy blijft haar beïnvloeden door haar misleidende beloften te doen, haar te chanteren en te bedreigen en door fysiek geweld te gebruiken. Het uit de literatuur afkomstige Stockholm-syndroom verklaart de instandhouding van de situatie als overlevingsstrategie van het slachtoffer. Ze verplaatst zich in de belevingswereld van haar agressor en neemt zijn identiteit over. Push en pull factoren houden de situatie in stand. Het meisje wil haar identiteit niet verliezen en vergoelijkt daarom al het negatieve gedrag van haar loverboy. De hulpverlening krijgt pas vat op het meisje tijdens het losmakingsproces. Hierin begint het meisje de ernst van haar situatie in te zien en wordt ze zich bewust van het feit dat ze hulp nodig heeft. (Bron: Vanwesenbeeck 1986 en Bovenkerk e.a. 2004)
1.2.3
Begripsdefinitie
In de praktijk zien we dat het probleem en de doelgroep op verschillende manieren worden gedefinieerd. In deze paragraaf beschrijven we de definities die we in dit verdere adviesrapport zullen hanteren gebaseerd op gangbare definities in de literatuur. Daarbij wordt tevens beschreven wat de voor- en nadelen zijn voor de keuze van het aanpakken van de loverboyproblematiek als een zelfstandig probleem of het aanpakken van de loverboyproblematiek als onderdeel van een groter geheel, namelijk de jeugdprostitutie. Loverboy Voor het begrip Loverboy maken we in dit adviesrapport gebruik van onderstaande definitie: Een loverboy is te omschrijven als een pooier die via verleidingstechnieken (aandacht, liefde, cadeaus, etc) een meisje verliefd maakt. Hij begint een relatie met als doel haar tot prostitutie te dwingen. Meisjesprostitutie Onder meisjesprostitutie verstaan we de prostitutie-interactie tussen minderjarige meisjes en mannelijke klanten. De meisjes kunnen slachtoffer zijn van mensenhandel. Ook loverboys zijn mensenhandelaren. Ketens Voor de definiëring van het begrip ketens hebben we de keuze gemaakt om aan te sluiten bij de visie van Van der Aa en Konijn1: Wij zien ketens als een specifieke vorm van interorganisatorische samenwerking. De definitie van keten luidt: De aaneenschakeling van opeenvolgende activiteiten van verschillende jeugdzorgorganisaties onderling en met andere hulpverleningsinstellingen, gericht op het gezamenlijk bereiken van een vastgesteld doel voor de cliënt. Uit recente literatuur over ketenzorg komt naar voren dat het begrip ‘keten’ nog geen vaste inhoud heeft. Zo stellen Van der Aa en Konijn vast dat er veel definities van ketens circuleren. Zij zien dat als het bewijs dat het concept nog niet is uitgekristalliseerd.
Prostituanten
De prostituant - de klant van een jeugdprostituee - is de seksuele misbruiker. Hij maakt voor zijn seksuele plezier misbruik van de omstandigheden waarin een minderjarige zich bevindt. De mensenhandelaar is de uitbuiter, hij verrijkt zich middels de tewerkstelling van een minderjarige (in dit geval in de jeugdprostitutie). Door de wet worden alle partijen, behalve de minderjarige zelf, strafbaar gesteld. De misbruiker (prostituant) van een minderjarige is onverminderd strafbaar. Bij jeugdprostitutie spreken we nooit over vrijwilligheid, omdat dwang per definitie wordt verondersteld. 1
1.3
Uit de visie van Van der AA en Konijn komt duidelijk naar voren dat ‘ketens’ een meerwaarde hebben voor het bereiken van de doelen van de cliënt. Ketens schakelen de deelprocessen van meerdere organisaties die bijdragen tot het bereiken van het cliënt-doel zodanig aaneen, dat dit cliënt-doel op een zo effectief en efficiënt mogelijk wijze wordt bereikt.
Aa A van der , T. Konijn (2004): Ketens, ketenregisseurs en ketenontwikkeling
11
Loverboys in de Keten(s)
De Provincie Zeeland onderkent de meerwaarde van ketenvorming. Zo staat ‘ketenvorming’ expliciet als beleidsdoel vermeld in enkele onderdelen van het Beleidskader jeugdzorg Zeeland 2005-2008. Het betreft: - het tot stand brengen van een sluitende keten van jeugdzorg, door aan te sluiten op het gemeentelijk jeugdbeleid vanuit een heldere verantwoordelijkheidsverdeling tussen gemeenten en provincie; - verbetering van de samenwerking in de jeugdbeschermingsketen. Er zijn drie lijnen: preventie, hulpverlening en justitie (repressie). Vooral preventie (in de zin van voorlichting) en hulpverlening zijn belangrijk. De hulpverlening moet het probleem jeugdprostitutie herkennen. Samenwerking is daarbij van groot belang. Denk daarbij aan organisaties als AMK, Jeugdzorg, Raad van de Kinderbescherming, politie, leerplichtambtenaar sociaal/culturele organisatie, hulpverleningsinstellingen. Steeds meer gemeenten kiezen voor een ketenbenadering om jeugdprostitutie aan te pakken. Onder andere de gemeenten Zwolle, Amsterdam, Rotterdam, Eindhoven en Den Haag zijn daar al redelijk ver mee. Deze voorbeelden zijn gebruikt bij het opstellen van dit adviesrapport. Daarbij is rekening gehouden dat de schaalgrootte van deze gemeente groot is en dat vertaling naar de Zeeuwse situatie een aandachtspunt moet zijn.
1.4
Brede aanpak jeugdprostitutie of smalle aanpak loverboyproblematiek
Aan elke definiëring en afbakening zitten voor- en nadelen. Een ´brede noemer´ zoals jeugdprostitutie of grensoverschrijdend seksueel gedrag, heeft als voordeel dat geen groepen ´vergeten´ worden, maar als nadeel een geringere herkenbaarheid en veel verschillende problemen die onder dezelfde noemer vallen. Een goede definitie van de verschillende doelgroepen is bij deze aanpak van belang om deze doelgroepen daadwerkelijk te kunnen signaleren. Gebeurt dit niet, dan loopt een brede aanpak het risico dat de nauwelijks zichtbare vormen van jeugdprostitutie minder zichtbaar blijven en de aanpak smal in bereik wordt.
12
Een ´smalle noemer´ zoals loverboyproblematiek heeft als voordeel de herkenbaarheid van de problematiek. Voor deze keuze zijn echter ook nadelen te noemen, zoals: - een groot deel van de problematiek en de doelgroep blijft ‘buiten beeld’. Het seksueel en relationeel risicogedrag onder jongeren omvat veel meer dan loverboy problematiek, namelijk ook het zelfstandig seks hebben met (jonge) mannen in ruil voor geld of cadeaus, groepsverkrachtingen, digitale seks en dergelijke, en de doelgroep omvat veel meer jongeren dan de (meisjes)slachtoffers van loverboys; - de preventie en aanpak zijn gericht op preventie van slachtofferschap van meisjes en niet op de versterking van de weerbaarheid van jongens in misbruik- of uitbuitingssituaties. Het taboe rond slachtofferschap van jongens wordt daardoor versterkt; - de registratie is niet volledig, wat invloed kan hebben op de effectiviteit van de aanpak en de voortgang van het project. Hoe smaller de definitie van het probleem en de doelgroep, hoe minder meldingen en casussen zichtbaar worden. De aanpak loopt het gevaar als nietmeer-nodig ervaren te worden, met alle gevolgen van dien voor het bestaansrecht en de borging van de aanpak (bron: Transact Utrecht 2006 Naar een effectieve aanpak van Jeugdprostitutie). In het laatste hoofdstuk van dit adviesrapport wordt aangegeven welke keuze voor Zeeland (brede noemer jeugdprostitutie of smallen noemer loverboyproblematiek) wij aanraden.
Loverboys in de Keten(s)
2. De cijfers Over de omvang van jeugdprostitutie is weinig bekend. Dit heeft verschillende redenen. Minderjarigen werken vaak in de meer verborgen circuits. Dit was al zo vóór de wetswijziging van oktober 2000, toen het bordeelverbod werd opgeheven om daardoor meer controle te kunnen uitoefenen op het prostitutiebedrijf. De situatie van minderjarigen is na de wetswijziging nauwelijks veranderd: zij blijven moeilijk bereikbaar voor hulpverlening en politie, maar ook voor onderzoekers (Goderie, 2002). Bovendien mag aangenomen worden dat de wetswijziging tot effect heeft gehad dat meisjes vaker pas op hun achttiende jaar in de prostitutie worden gebracht (Terpstra & van Dijke, 2005). Ook is om allerlei redenen de registratie niet optimaal. De aangiftebereidheid van slachtoffers is vaak niet groot. En instellingen registreren niet of onvolledig. Al met al is deze groep moeilijk benaderbaar en het kost het de nodige moeite om hen op te sporen en hun vertrouwen te winnen. Een manier om dit te doen is via populaire leeftijdgenoten, waaronder medescholieren, met een groot sociaal netwerk. Dit is een vruchtbare methode gebleken om in contact te komen met deze doelgroep (Korf, 2005). De cijfers waarover we wél beschikken zijn vaak afkomstig van instellingen die zelf registreren. Cijfers spreken elkaar daarom soms tegen, overlappen, of zijn niet onderling vergelijkbaar. Om u toch een beeld te geven van de omvang van het probleem, volgt hier een overzicht van de meest relevante cijfers, waarbij we willen benadrukken dat het hier gaat om een ondergrens/een indicatie.
2.1
Cijfers uit onderzoek
In 1998 deed het Nisso onderzoek naar aard en omvang van (gedwongen) prostitutie onder minderjarige (allochtone) meisjes (Venicz en Vanwesenbeeck, 1998). Hierin wordt gesproken over 1500 minderjarige meisjes in de prostitutie. Hoewel dit onderzoek al wat ouder is en bovendien dateert van vóór de wetswijziging, wordt bij gebrek aan recenter onderzoek nog steeds uitgegaan van dit getal.
In het onderzoek ‘Loverboys: feiten en cijfers, een quickscan’ zijn gegevens verzameld over alle loverboy-zaken van 1998 tot medio 2004 waarin het politieonderzoek voldoende materiaal opleverde voor het Openbaar Ministerie om tot aanhouding en vervolging over te gaan. Het gaat dan om 57 zaken en 92 verdachten. Die 92 verdachten zijn onder te verdelen naar 70 hoofdverdachten, die een relatie hebben met één of meer meisjes en hen voor zich laten werken, en 22 medeverdachten, handlangers van de hoofdverdachten. In 2003 zijn 60 minderjarige slachtoffers van prostitutie met een kinderbeschermingsmaatregel in een justitiële jeugdinrichting geplaatst, zo blijkt uit het document ‘Aanvullende maatregelen voor het bereiken van de doelstellingen bij de opheffing van het algemeen bordeelverbod, juni 2004’ van het directoraat-generaal Rechtshandhaving van het ministerie van Justitie. Uit vele bronnen blijkt bovendien dat meerderjarige prostituees vaak op minderjarige leeftijd zijn begonnen. Zo blijkt uit onderzoek van De Rode Draad uit 2003 dat 20% van de slachtoffers van mensenhandel in Nederland op het moment van ronselen minderjarig was. Ongeveer 10% van de slachtoffers was minderjarig op het moment dat ze met de hulpverlening in aanraking kwamen. Ook van de 167 meerderjarige cliënten die het Prostitutie Maatschappelijk Werk in Rotterdam in 2002 begeleidde, gaven er 47 (28%) aan al voor hun 18e jaar actief te zijn geweest in de prostitutie. Een recent onderzoek waarin ook meisjesprostitutie belicht wordt is “Tippelen na de zone”. Korf (e.a. 2005) vond in zijn onderzoek naar straatprostitutie en verborgen prostitutie in Amsterdam, dat vooral degenen die van jongs af aan seksueel zijn misbruikt al tippelen vanaf hun jeugd. De onderzoekers kwamen na veel moeite ook in contact met jonge meiden tussen de 15 en 20 jaar die actief waren in de prostitutie. Deze meisjes spreken zelf veelal niet over ‘prostitutie’ maar over ‘zaken doen’. De meiden waar de onderzoekers mee in contact kwamen groeien vaak op in Amsterdam Zuidoost en hebben het beeld (van huis uit of 13
Loverboys in de Keten(s)
via de peergroup meegekregen) dat seks een gemakkelijke manier is om aan geld te komen. De meisjes uit dit onderzoek zijn meestal niet verslaafd aan (hard)drugs en wonen vaak nog thuis. De meisjes zitten achter het raam, tippelen, maar werken ook in de escort, waarbij ze de klanten thuis of in een hotel bezoeken.
2.2
Cijfers verzameld door lokale of regionale organisaties
Op lokaal en regionaal niveau worden in Nederland wel cijfers verzameld over jeugdprostitutie en loverboy-problematiek. Meldpunten registreren hun aanmeldingen en hulpverleningsinstellingen brengen de problematiek in hun plaats of regio in kaart. Daarbij moet de kanttekening geplaatst worden dat meisjes vaak in de ene plaats worden geronseld en in een andere plaats te werk worden gesteld. Hun loverboy/pooier wisselt met regelmaat de werkplek, zodat de pakkans geminimaliseerd wordt. Enkele voorbeelden: Zwolle Bij het Meldpunt Loverboys van de Vrouwenopvang Overijssel was het aantal meldingen van mogelijke slachtoffers van loverboys in 2004 51. Het aantal meisjes waar hulp aan verleend is in 2004 was 34. In het tweede half jaar van 2004 kreeg de politie van Zwolle 13 meldingen binnen omtrent mannen die mogelijk betrokken zouden zijn bij loverboy-praktijken. Deze meldingen leidden tot drie juridische verdachten. Groningen De Maatschappelijke en Juridische Dienstverlening (MJD) Groningen voerde in 2003 een inventarisatie uit naar loverboy-problematiek. Om hoeveel slachtoffers het precies gaat werd uit de inventarisatie niet duidelijk. Wel is bekend dat in een periode van vijf jaar 25 van de 100 deelnemers aan een project voor tienermoeders in de prostitutie werkzaam zijn (geweest). In hoeverre zij voor een loverboy werkten, is niet bekend. Flevoland Uit onderzoek van het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling naar het voorkomen van loverboy-problematiek in Flevoland bleek dat er in de jaren 2002 en 2003 38 slachtoffers waren en 12 mogelijke slachtoffers. De jongste is 11 jaar, de meesten zijn in de leeftijd van 14-16 jaar (Blitz, 2004). Utrecht Pretty Woman is een provinciaal werkende hulpverleningsinstelling voor meiden die het risico lopen in misbruikrelaties en/of de prostitutie terecht te komen, of die daar al in
14
zitten. In 2004 is aan 124 meisjes en jonge vrouwen hulp verleend. 73% van de cliënten van Pretty Woman is minderjarig, 64% van de cliënten zijn risicomeisjes. Zeeland In Zeeland wordt er lokaal of regionaal niet of nauwelijks geregistreerd op loverboyproblematiek of jeuggdprostitutie. Volgens het meldpunt Loverboys is er sprake van zo’n 81 meldingen per jaar van loverboypraktijken.
2.3
Cijfers over seksueel geweld
Uit het onderzoek Seks onder je 25e van de Rutgers Nisso Groep en Soa Aids Nederland, blijkt dat ongeveer één op de zes meisjes wel eens is gedwongen om iets te doen of toe te staan op seksueel gebied, tegenover één op de twintig jongens. De gemiddelde leeftijd waarop dit voor het eerst gebeurde is voor meisjes 15,7, voor jongens 14,9 jaar. Twee procent van de meisjes en 0,9 procent van de jongens heeft een ervaring met gedwongen seks voor het 12e jaar. Acht op de 1000 meisjes is wel eens gedwongen of overgehaald tot seks waarvoor ze geld of een andere beloning ontvingen. Datzelfde geldt voor vier op de 1000 jongens. Wat daderschap betreft blijven de meisjes zoals verwacht achter bij de jongens: 1,2 versus 4,3 procent. Het onderzoek vond plaats onder 9250 respondenten (Graaf, 2005). Ook blijkt uit onderzoek dat kinderen onder de 12 jaar die het slachtoffer zijn van een zedenmisdrijf, in meer dan de helft van de gevallen misbruikt worden door een minderjarige. Dat stelt J. Hendriks, hoofd afdeling jeugd van de forensische behandelkliniek De Waag in Den Haag. Hij is bezig met een onderzoek onder zeshonderd jeugdige zedendelinquenten. Het gaat in 95% van de gevallen om jongens en in 5% om meisjes die de zedenmisdrijven plegen. De daders komen uit alle lagen van de bevolking. Van hen is bijna 20% zelf slachtoffer geweest. Jaarlijks maken zo’n 900 jongeren tussen de 12 en de 18 jaar zich schuldig aan seksueel misbruik met leeftijdgenoten of jongere kinderen. De meeste slachtoffers, ongeveer 400, zijn jonger dan 12 jaar. Grensoverschrijdend seksueel gedrag in de vorm van groepsverkrachtingen komt steeds vaker voor. Uit het onderzoek dat Catrien Bijleveld van het Nederlands Studiecentrum Criminaliteit en Rechtshandhaving verricht naar groepsverkrachting in Nederland, blijkt dat groepjes daders vaak rond de 14 jaar zijn, de slachtoffers zijn nog iets jonger: gemiddeld 13 jaar. Om hoeveel gevallen het gaat is niet duidelijk, omdat vaak geen aangifte wordt gedaan. (Bron: Bijleveld: “Het dark number is fenomenaal”.)
Loverboys in de Keten(s)
3. Good practices Er zijn, zoals reeds in het eerste hoofdstuk genoemd, meerdere projecten in Nederland op het terrein van preventie en hulpverlening bij de loverboysproblematiek. In dit hoofdstuk beschrijven wij twee voorbeelden van projecten; één Zeeuws project en één landelijk project.
3.1
Gevaarlijke liefde Terneuzen
In 2004 heeft op een aantal scholen in de gemeente Terneuzen het project gevaarlijke Liefde gedraaid. Dit project kwam voort uit een samenwerkingsverband tussen de Gemeente Terneuzen, Bureau Jeugdzorg Zeeland, Algemeen Maatyschappelijk werk Zeeuws-Vlaanderen, politie Zeeland sectie Jeugdzorg, GGD en de Raad voor de Kinderbescherming (tevens werkgroep). Aanleiding hiervoor was dat het schoolmaatschappelijk werk van “De Rede” in Terneuzen werd geconfronteerd met ernstige zorgsignalen omtrent leerlingen. Meisjes vanaf 13 jaar, die zich onttrekken aan het gezag van hun ouders, ongeoorloofd van school verzuimen en (seksuele) omgang hebben met oudere (volwassen) mannen. Het probleem is in Terneuzen in kaart gebracht en vervolgens heeft er voorlichting plaatsgevonden in de 1e en 2e klas van het voortgezet onderwijs. Men heeft zich in het project bewust niet alleen gericht op kwetsbare meisjes maar ook op jongens. Middels een interactieve theatervoorstelling heeft men voorlichting gegeven, op een manier die de jongeren aansprak. Dit houdt in dat dingen bij de naam genoemd zijn. Ook is er een folder “gevaarlijke liefde”gemaakt, een stripverhaal met tekst. Het project heeft plaatsgevonden met subsidie van de Gemeente Terneuzen. De 24 theatervoorstellingen waren heel succesvol. In dit project is het begrip gevaarlijke liefde vergeleken met loverboys en hierbij is een vertaling gemaakt naar verschillende fasen. Gevaarlijke liefde is in het project beschreven als liefde waaraan risico’s zijn verbonden. Jonge
meisjes gaan seksuele relaties aan met volwassen mannen. Hierdoor ontstaat ook een afhankelijkheidsrelatie. Het gaat hier vooral om seksueel misbruik. Het verschil tussen “loverboys” en “gevaarlijke liefde” is dat meisjes in het geval van “gevaarlijke liefde” niet geworven worden voor de prostitutie. In beide gevallen wordt dezelfde methode gebruikt om meisjes voor zich te winnen. De fasen van “gevaarlijke liefde”: 1. de ontmoeting; 2. indruk maken; 3. relatie aangaan; 4. seksueel contact. Indien er sprake is van “loverboy-problematiek” volgen er nog drie fasen, te weten: 5. slachtoffers verleggen hun grenzen; 6. aanzet tot prostitutie; 7. exploitatie. Doelstellingen van het project in Terneuzen waren: 1. Het voorlichten van leerkrachten c.q. zorgcoördinatoren. 2. Het voorlichten van meisjes uit hoog-risico-groepen met betrekking tot het fenomeen loverboy en de gehanteerde wervingstechnieken. 3. Het bereiken van intermediairs teneinde hen voorlichting te geven met betrekking tot het fenomeen loverboy. 4. Het uit het circuit halen van slachtoffers. 5. Het opsporen en bestrijden van de loverboys, de dader aanpak (de werkgroep is van mening dat deze doelstelling niet in deze pilot past, maar meer een provinciale aangelegenheid is). Uit de beschikbare theaterprogramma’s koos de werkgroep voor theatergroep “steil” uit Amsterdam. Met name de interactieve aanpak, die “steil” hanteert, sprak de werkgroep aan. In totaal verzorgde “steil” 24 workshops op drie scholen. De groepsgrootte was maximaal 60 leerlingen. In
15
Loverboys in de Keten(s)
totaal werden ongeveer 1.000 leerlingen voorgelicht. Voorafgaand aan de workshops werd, via de scholen, een brief aan de ouders gestuurd met daarin informatie over de op handen zijnde voorlichting.De folder “Gevaarlijke liefde” geeft in de vorm van tekst en stripverhaal het proces van “loverboyproblematiek” weer. De werkgroep koos voor deze folder, omdat deze geschikt is voor zowel leerlingen van het reguliere als het speciaal onderwijs. De folder werd na de voorstellingen uitgereikt aan alle leerlingen, die de workshop hadden bijgewoond. De inhoud van de folder is te bekijken op www.lover-boy.nl.
3.2
Plan van aanpak Loverboys 2003-2005 Zwolle
In 2000 werd Zwolle geconfronteerd met overlast in het centrum van de stad. Deze overlast werd voornamelijk veroorzaakt door allochtone jongeren. Politie, welzijnswerk en hulpverlening hebben zich gezamenlijk ingezet om de overlast nader in beeld te brengen en te beheersen. Daaruit kwam naar voren dat de loverboyproblematiek (het ronselen van meisjes) in Zwolle zorgelijke vormen had aangenomen. Uit het onderzoek bleek dat de loverboyproblematiek zich niet beperkte tot het centrum van de stad. Loverboys bevinden zich daar waar hun slachtoffers te vinden zijn, zowel in de stad als daarbuiten. In 2001 is, in nauw overleg en in samenwerking met partners uit het welzijnsveld, onderwijs, hulpverlening en zorg, gemeente, politie en justitie een plan van aanpak 2001-2002 opgesteld door de Stichting Zorgconcept in opdracht van de gemeente Zwolle. Het plan van aanpak Loverboys 2001-2002 kende twee doelstellingen: 1. het uit het circuit halen van slachtoffers en het voorkomen dat meisjes in het circuit komen; 2. het opsporen en vervolgen van daders (loverboys). Het plan van aanpak 2001-2002 ging uit van een gerichte en integrale ketenbenadering die bestaat uit preventie, hulpverlening/ opvang en een strafrechterlijk traject. Aan het plan van aanpak werkten 20 instellingen mee. Er werd zoveel mogelijk uit gegaan van bestaande activiteiten en netwerken. De Stichting Zorgconcept coördineerde de uitvoering van het plan van aanpak en bewaakte de voortgang. De voortgangsrapportage Loverboysproblematiek (december 2002) geeft een goed beeld welke voortgang hiermee is bereikt. Lopende de uitvoering van het plan van aanpak bleek o.a. dat er behoefte was aan: - intensivering en verbetering van preventieactiviteiten, zowel voor potentiële slachtoffers als voor potentiële daders;
16
- beschikbaarheid van (gesloten) opvangplaatsen voor slachtoffers; - een sterkere beleidsmatige regie van de gemeente Zwolle. Hierop hebben een aantal partners onder regie van de gemeente Zwolle een projectaanvraag ingediend voor de betreffende onderdelen bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken in het kader het rijkspreventiebeleid 2001-2004 ‘onorthodoxe aanpakken van actuele problematiek’. Dit als intensivering op het bestaande plan van aanpak Loverboys. Deze aanvraag is geheel gehonoreerd. De algemene doelstelling van het project Loverboys Zwolle is ‘het voorkomen en bestrijden van Loverboyproblematiek’. Zwolle stelt dat de aanpak van de loverboyproblematiek vraagt om een gerichte inzet op een aantal verschillende onderdelen; preventie voor slachtoffers en daders, opvang en hulpverlening van slachtoffers, opsporing en vervolging van daders en een gerichte sturing en regie. Zwolle gaat hierbij uit van een ketenbenadering. De activiteiten die ontplooid zijn vanuit het plan van aanpak Loverboys 2001-2002 zijn de basis geweest voor de onderstaande activiteiten. Een aantal activiteiten zijn hierop aanvullend, aangescherpt of nader vormgegeven. Ook zal in Zwolle de komende jaren worden ingezet op een integrale ketenbenadering waarbij de aandacht zowel gericht is op (potentiële) daders als (potentiële) slachtoffers. Daarbij zal sprake zijn van zowel preventie, hulpverlening en opvang als repressie. In dat licht kunnen de volgende wat meer concrete doelstellingen voor het project worden geformuleerd: 1. voorkomen dat meisjes slachtoffer worden van loverboys; 2. voorkomen dat jongens loverboys worden; 3. het uit het circuit halen van slachtoffers van loverboys; 4. opsporen van verdachten; 5. vervolgen van verdachten.
3.3
Tot slot
De twee projecten die in dit hoofdstuk beschreven zijn, zijn beiden vertrokken uit de signalering van het probleem of het vermoeden dat Loverboys actief zijn in de gemeente. In het project in Zwolle wordt echter verder gegaan dan alleen het bieden van preventieve activiteiten. Hier wordt ook geïnvesteerd in de hulpverlening, het opsporen van slachtoffers en daders en het gemeentelijk beleid voor dit onderwerp en de regievoering vanuit de gemeente. Het project in Zwolle is een interessant voorbeeld van hoe op lokaal niveau de werkzaamheden rondom het thema, zowel preventief als curatief, moeten worden vormgegeven en aangestuurd. Meer informatie over dit project is in de bijlage opgenomen.
Loverboys in de Keten(s)
4. De Zeeuwse situatie In dit hoofdstuk wordt de Zeeuwse situatie met betrekking tot ketens in de hulpverlening en preventie bij de problematiek Loverboys beschreven. Dit wordt gedaan aan de hand van de centrale vragen voor dit adviesrapport, zoals genoemd in de inleiding. Voor de beschrijving van de huidige situatie, de knelpunten en de ideale situatie zijn de gegevens uit de interviews met sleutelfiguren verwerkt.
4.1
Huidige situatie in Zeeland
Uit de interviews blijkt dat er bij de betrokken organisaties op het gebied hulpverlening, preventie en repressie in Zeeland geen eenduidig beeld bestaat van het bestaan en de werkwijze van ketens rond de problematiek van Loverboys in Zeeland. We constateren een grote verscheidenheid van contacten binnen de ketens: het is voor organisaties en professionals niet vanzelfsprekend om de benoemde paden van de ketens te bewandelen. Met de geïnterviewden is uiteraard gesproken over dit eventuele bestaan en de werkwijze van de ketens. Om hier gestructureerd over te kunnen spreken en navenant te rapporteren is in de interviews gebruik gemaakt van onderstaande matrix (zie ook Bijlage 4). Tabel 1: Interview matrix
keten → doelgroepen ↓ Slachtoffer Dader Omgeving (familie, gezin)
preventief
curatief hulpverlening
curatief justitie
Alle 27 geïnterviewden is (ongeholpen) gevraagd om te benoemen welke werksoorten, zoals jeugdbescherming, jeugdreclassering, vrijwillige thuiszorg, justitie, schuldhulpverlening etc. een taak hebben en een rol spelen in de loverboysproblematiek, binnen welke keten(s) dit gebeurt en op welke doelgroep dit contact is gericht. Elke geïnterviewde heeft hier vanuit de eigen optiek naar gekeken. Dit heeft geresulteerd in een verscheidenheid aan antwoorden, hetgeen het beeld van een diffuus werkveld met vele netwerken versterkt. Om deze antwoorden duidelijk weer te geven zijn de gegevens uit de matrix verwerkt in de onderstaande grafieken. Hierdoor ontstaat een overzichtelijk beeld van de organisaties, hun taken en de rollen die zij innemen in de loverboysproblematiek. Ter verduidelijking van de grafieken is er een toelichting gegeven bij de figuren 1 en 2. De overige figuren spreken vervolgens voor zich. De eerste figuur schetst het beeld van de organisaties die volgens de geïnterviewden een taak hebben op het gebied van (vrijwillige) preventie en slachtoffers. Toelichting op de figuur 1: door de respondenten is het onderwijs 14 keer genoemd als organisatie die een taak heeft op dit gebied, terwijl de huisarts maar 2 keer is genoemd als zijnde een partij die hierin een taak heeft. De organisaties die vallen onder de categorie “overig” zijn alle slechts éénmaal genoemd. Opvallend genoeg betrof dit vaak de eigen organisatie: de geïnterviewden kenden zichzelf dus een takenpakket toe dat door de andere geïnterviewde niet werd gezien, erkend of ervaren. Deze constatering geldt ook voor de overige grafieken.
17
Loverboys in de Keten(s)
Figuur 1: Preventief/vrijwillig slachtoffer (N=68)
Figuur 3: Preventief vrijwillig omgeving (N=31)
16 14
12
12
10
10
8
8 6
6 4
4 2
2
0
Onderwijs
O ve rig
JI P
sa rt s
Z AZ
H ui
AM W
Z BJ
ie Po lit
G G D Bu ur th ui s
O nd
er w
ij s
0
Figuur twee geeft het overzicht van de partijen waarvan de respondenten hebben gezegd dat deze hun werkgebied hebben op het snijvlak van hulpverlening (curatief) richting slachtoffer. Toelichting op figuur 2: de geïnterviewden noemden 13 maal Bureau Jeugdzorg Zeeland (BJZ) en 12 keer Algemeen Maatschappelijk Werk (AMW) als organisaties die hier hun werkterrein hebben. Slachtofferhulp werd twee keer genoemd en het Buurthuis en Jongerenwerk elk vier keer.
AMW
RvdK
Politie
Overig
Figuur 4: Curatief hulpverlening slachtoffer (N=70) 14 12 10 8 6 4 2
Figuur 2: Preventief vrijwillig-dader (N=39)
g ve ri
O
AZ Z Sl ac G G M ht D el of dp fe rh un u t Sc lp lo ho ve ol rb m o ys ts ch . W er H k ui sa rt se n
W Em Jo er ng gi s er en w er k Bu ur th ui s Po lit ie
AM
BJ Z
0
Figuur 5: Curatief justitie-dader (N=26)
8
14
7
12
6
10
5 8
4 6
3 2
4
1
2
0 g ve ri
Politie
O
Rv dK
W AM
BJ Z
Sp or tv er en ig in g
Bu ur th ui s
w ijs nd er O
Po lit i
e
0
14
12
10
8
18
6
4
Reclassering
OM
Arduin
RvdK
Emergis
Loverboys in de Keten(s)
Figuur 6: Curatief hulpverlening-dader (N=33)
Figuur 9: Curatief justitie omgeving (N=4)
9
3
8 7 6
2
5 4 3
1
2 1 0
0
AMW
BJZ
Reclassering
Politie
Emergis
Overig
Politie
Arduin
Emergis
Reeks1
14
14
12
Figuur 7: Curatief justitie slachtoffer (N=21) 10
148 126 10 4 8 2 6
40 Politie
Reclassering
OM
Arduin
RvdK
Emergis
2
2
er gi s Em
Ar du in
e Je ug dp ol iti
Rv dK
M O
Re cl as se rin g
Po lit i
e
0
Figuur 8: Curatief hulpverlening omgeving (N=17) 7
6
5
4
3
2
1
0 AMW
14
12
10
Er12blijkt op dit moment vooral sprake te zijn van een netwerk binnen de ketens: vanuit hun eigen positie leggen en 10 onderhouden professionals contacten met anderen in het werkveld, vaak ongeacht het bestaan van de ketens en de 8 positie die de organisaties hierin innemen. Deze contacten zijn meestal casus-gericht en ontstaan op de werkvloer. De 6 betrokken professionals weten elkaar te vinden en ervaren dit netwerk als bijzonder waardevol, maar ook kwetsbaar. 4 Deze werkwijze is sterk persoonsgebonden en vrijwel niet geïnstitutionaliseerd.
BJZ
Onderwijs
MEE
Arduin
In die gevallen waarin de geïnterviewden wél aangaven 0 kennis te hebben van de ketens en te handelen conform Politie OM RvdK Emergis deze structuur,Reclassering bleek duidelijk dat Arduin de veronderstelde volgtijdelijkheid hiervan in de praktijk niet altijd haalbaar of wenselijk is. Deze constateringen worden onderschreven in de Adviesnota “Aanpak Huiselijk geweld in Zeeland” van Adviesbureau Van Dijke, november 2004. In dit rapport staat vermeld dat ketengedachte bij de betrokken partners meer beleving is dan realiteit en dat kennis, expertise, aanpak, regels, protocollen en processen veelal gekoppeld zijn aan namen en niet aan functies (Adviesnota “Aanpak Huiselijk geweld in Zeeland”van Adviesbureau Van Dijke, november 2004). De betrokken en geïnterviewde organisaties staan wel open voor het instellen en implementeren van meer structuur en dus ketenvorming, maar dan wel met inachtneming van de netwerkgedachte. Uitgaande van “ketenvorming met netwerken” en de daarbij behorende werkwijze is een eerste vereiste dat betrokken partijen kennis hebben van elkaar, elkaars werkvelden en competenties (rapport Van Dijke).
Emergis
In Zeeland is een meldpunt Loverboys aanwezig. Het huidige Meldpunt Loverboys Zeeland is opgericht in 2004 en betreft een particulier initiatief. De initiatiefnemer en beheerder hiervan stelt dat zij contacten legt en onderhoudt met betrokken instanties zoals BJZ en daardoor deel
8
6
4
19
Loverboys in de Keten(s)
uitmaakt van een keten. Daarnaast maakt zij in Zeeland onderdeel uit van de landelijke keten die door Transact wordt aangestuurd. Uit de interviews blijkt wel dat het meldpunt nog slecht bekend is bij de hulpverlenende instanties in Zeeland. Geconcludeerd kan worden dat er op dit moment geen sprake is van een duidelijke keten in de hulpverlening en preventie rondom de Loverboysproblematiek.
4.2
Knelpunten
Uit de interviews zijn een aantal knelpunten naar voren gekomen in de hulpverlening en preventie rondom dit onderwerp in de huidige situatie. Allereerst is er in deze situatie geen regievoering. Wie het eerst met een melding te maken krijgt, is verantwoordelijk en moet steeds naar informatie blijven zoeken over hoe de hulpverlening vorm krijgt. Daarnaast heeft de bestaande netwerkstructuur die gebaseerd is op persoonlijke contacten van professionals erg persoonsgebonden en daardoor voor de continuïteit niet goed. De netwerken zijn niet organisatiegebonden, maar persoonsgebonden. Tot slot bestaat er een verschil tussen theorie en praktijk. Op de werkvloer weten professionals via hun netwerken elkaar wel te vinden, dit verschilt van de visie om middels structuren te werken tussen organisaties. Deze afstemming tussen organisaties over hoe samengewerkt moet worden, wordt vaak op managementniveau opgesteld. Het is niet altijd zo, dat wat op papier in structuur wordt gebracht, op de werkvloer uitvoerbaar is. Dit verklaart ook de opmerking van veel geïnterviewden dat zij open staan voor ketenvorming in de hulpverlening en preventie rondom loverboys, maar dat zij pleiten voor een netwerkstructuur waarin de cliënt centraal staat en waarin één organisatie de regie heeft over de hulpverlening aan die cliënt. Welke organisaties betrokken worden voor de hulpverlening is dan afhankelijk van de cliënt en het totale pakket hulpverlening wordt aangestuurd door de regievoerder/verantwoordelijke organisatie.
4.3
Ketenvorming: welke keuze opties
Een meldpunt jeugdprostitutie of loverboys vormt de verbinding tussen de burgers, het publiek, en de keten. Het is een toegangspunt tot de backoffice (de keten van hulpverlening en preventie). Het is belangrijk dat in een regio voorzien is in zo´n toegangspunt. Transact, het informatiepunt jeugdprostitutie in Utrecht geeft het advies om een meldpunt jeugdprostitutie of loverboys onder te brengen bij het Advies en Steunpunt Huiselijk geweld of het Bureau Jeugdzorg/AMK.
20
In hun rapport “Naar een effectieve aanpak van jeugdprostitutie” verklaren zij de keuze voor deze organisaties als volgt: - onderbrengen bij het (regionale) Advies- en Steunpunt Huiselijk Geweld (ASHG). Alle centrumgemeenten hebben nu een ASHG. Omdat voor de aanpak van jeugdprostitutie dezelfde ketenpartners nodig zijn als voor de aanpak van huiselijk geweld, kan dit een goede keus zijn; - onderbrengen bij het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK). Omdat het in de aanpak van jeugdprostitutie net als bij de aanpak van kindermishandeling in eerste instantie om bescherming van de doelgroep ‘bedreigde minderjarigen’ gaat, kan dit ook een goede keus zijn. Het AMK heeft al de nodige kennis van de sociale kaart en heeft bovendien een wettelijke basis. Wel is het van belang de samenwerking tussen AMK en politie goed te organiseren. Want naast bescherming van het slachtoffer is opsporing en vervolging van de daders van belang voor een effectieve aanpak van jeugdprostitutie . Het is wenselijk om het nieuw op te richten Meldpunt Loverboys Zeeland organisatorisch onder te brengen bij Bureau Jeugdzorg Zeeland/Advies en Meldpunt Kindermishandeling (BJZ/AMK) of het Advies- en Steunpunt Huiselijk Geweld Zeeland (ASHGZ). Hiermee wordt aangesloten bij het advies wat landelijk door Transact is uitgebracht. Een keuze voor één van deze partijen past tevens binnen de beleidsdoelstelling van de Provincie “De Driehoek Rond”, maakt gebruik van reeds aanwezige deskundigheid en doet recht aan het samenwerkingsverband van IPPOZ (Intersectoraal Provinciaal Preventie Overleg Zeeland) en de Taskforce Jeugd. In de “Driehoek Rond” wordt gesproken over het belang van het voorkómen van jeugdproblematiek in plaats van een sterke focus op reparatie of secundaire preventie (“De Driehoek Rond”, 4.2 Jeugdbeleid, pag. 31). Binnen BJZ/ AMK en wellicht in iets mindere mate binnen ASHGZ, is al gerichte deskundigheid aanwezig. Deze deskundigheid is zowel inhoudelijk als organisatorisch van aard. Het IPPOZ is een samenwerkingsverband van Emergis, SportZeeland, GGD Zeeland en BJZ. Doelstellingen van het IPPOZ zijn het vergroten van de effectiviteit en samenhang in preventieaanbod, gebruik maken van elkaars expertise en bovendien overlap en “witte”vlekken in preventie-activiteiten voorkomen (zie Bijlage 5). De Task Force Jeugd is de Zeeuwse paraplu voor alle organisaties, projecten en activiteiten op het gebied van Jeugd. De Task Force Jeugd bestaat uit een bestuurlijke werkgroep met een bestuurder vanuit elke subregio en de gedeputeerde. Deze richt zich op zowel de inhoud als de vorm van de regievoering preventief jeugdbeleid in Zeeland. Verder richt de werkgroep zorgaanbieders
Loverboys in de Keten(s)
zich vooral op een eenduidig werkend systeem van toewijzing van de zorg-coördinatie in Zeeland. Het ASHGZ is een Zeeuws samenwerkingsverband tussen de bestuurlijke-, justitiële- en niet-justitiële (hulpverlening)keten. Deze organisaties hebben in april 2005 gezamenlijk een Raamovereenkomst getekend. Het is één advies en steunpunt bestaande uit een front en back office voor slachtoffers, plegers en iedereen die op de een of andere manier te maken heeft met huiselijk geweld (zie figuur Stroomschema ASHGZ, pagina 40). De voordelen van het onderbrengen van het Meldpunt Loverboys Zeeland bij het ASHGZ zijn: - het is een bestaande constructie/structuur; - het is gericht op samenwerking: convenant borgt de samenwerking; - het ASHGZ is gewend om door te verwijzen (toeleiding); - adviserend van aard; - goede website die eenvoudig uitgebreid kan worden met loverboys problematiek. De nadelen van de keuze om het Meldpunt Loverboys Zeeland bij het ASHGZ onder te brengen zijn: - het is een pilot project, de continuïteit is dus niet gegarandeerd; - het is gerelateerd aan huiselijk geweld, dus gericht op andere doelgroep/afwijkend imago.
De andere optie die hierboven genoemd is, is het onderbrengen van het Meldpunt Loverboys Zeeland bij het Bureau Jeugdzorg Zeeland Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (BJZ/AMK). De voordelen van de keuze voor deze organisatie(s) zijn: - Doelgroep herkent zich hierin:het is een logische ingang. De core business van BJZ is immers het helpen van minderjarigen en ouders, door aandacht te geven waar dat nodig is, te ondersteunen waar het kan en te beschermen waar het moet. Zodat iedere minderjarige kan uitgroeien tot een gezonde en evenwichtige volwassene. - Basis van deskundigheid is aanwezig. De nadelen van het onderbrengen van het meldpunt bij het BJZ/AMK zijn: - stigmatisering onder jongeren (je bent een klant van BJZ); - drempel voor ouders om te melden (angst); - website is nog niet dusdanig dat toevoegen van loverboy-problematiek toe te voegen is. Zowel uit de literatuurstudie als de interviews is gebleken dat voorlichting/preventie bijzonder belangrijk is. Het is raadzaam dat de medewerkers van de te selecteren organisatie getraind worden op de gebieden van deskundigheidsbevordering en preventie. Deze gedachte sluit aan bij de Driehoek Rond (hoofdstuk 4.2 Jeugdbeleid, pag. 31, “De Driehoek Rond”).
21
Loverboys in de Keten(s)
22
Loverboys in de Keten(s)
5. Advies Uit de voor dit advies gehouden inventarisatie en interviews blijkt dat ook in Zeeland de problematiek van loverboys voorkomt. De gevolgen voor slachtoffers en hun directe omgeving zijn ernstig. Uit noodzaak is een Meldpunt Loverboys Zeeland als particulier initiatief in Zeeland opgericht. Op dit moment is er nog geen sprake van ketenvorming in de hulpverlening en preventie rondom de loverboysproblematiek in Zeeland. Er zijn veel organisaties van belang bij de hulpverlening, de preventie en de repressie bij dit probleem. Bij veel van deze organisaties is het huidige particuliere meldpunt loverboys nog niet bekend. Verandering in deze situatie is nodig. In dit hoofdstuk wordt een advies uitgebracht voor de volgende onderdelen: aandacht voor het onderwerp jeugdprostitutie, sociale kaart jeugdprostitutie, training signalering jeugdprostitutie, voorlichting en preventie, ketenvorming, het meldpunt en registratie. Aandacht voor het onderwerp jeugdprostitutie In het eerste hoofdstuk is reeds geschetst dat er gekozen kan worden om het begrip jeugdprostitutie te gebruiken, of juist het smallere begrip Loverboys. Uit de interviews blijkt dat toch het smallere begrip Loverboys de voorkeur heeft om te hanteren in Zeeland. Het is een begrip dat door professionals in de hulpverlening nu al veel gebruikt wordt in hun communicatie onderling en wat nog meer ook in de communicatie met cliënten gebruikt kan gaan worden. De bekendheid en herkenbaarheid van deze smallere term is de reden dat wij adviseren gebruik te maken van deze term bij het proces van ketenvorming in Zeeland. Wij raden aan om aandacht te besteden aan het onderwerp Loverboys in Zeeland. Voorlichting en preventie zijn manieren om deze aandacht richting risicogroepen, ouders en organisaties waar deze jongeren veel komen (school, jeugdwerk, verenigingen, uitgaansleven) vorm te geven. Wij adviseren het nieuw in te richten meldpunt hierin een duidelijke taak te geven. De scholing van de schoolgaande kinderen zou gericht moeten zijn op: weerbaarheidstrainingen, seksuele voorlichting, Gevaren van Loverboys (elemen-
ten uit het Project Gevaarlijke Liefde), voorlichting over de kansen en gevaren van internet. Ketenvorming Omdat veel organisaties bij de hulpverlening, preventie en repressie een rol spelen, raden wij aan om een goede keten te maken waarin helder wordt welke organisatie waar een rol heeft. Al eerder is door de geïnterviewden aangegeven dat de volgtijdelijkheid die zo’n keten vaak veronderstelt, niet altijd wenselijk is. Dit dient een aandachtspunt te zijn bij de ketenvorming. In onderstaand schema is te zien hoe de keten er uit kan gaan zien. AMW
Politie→
AZZ
SOS THD→
Meldpunt loverboys→ (bij ASGHZ of BJZ/AMK)
Emergis Stichting MEE Arduin Bureau Jeugdzorg (huis)arts Slachtofferhulp etc.
De inrichting van de ketens zal grotendeels bepaald worden door de keuze voor het onderbrengen van het op te richten Meldpunt Loverboys bij het Advies- en Steunpunt Huiselijk Geweld Zeeland (ASHGZ) of bij het Bureau Jeugdzorg Zeeland/Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (BJZ/ AMK). Meldingen over loverboys vinden plaats bij de politie en/of bij het SOS Telefonische Hulpdienst (SOS THD). Deze instanties sluizen daarna de melding door naar het nieuwe Meldpunt Loverboys Zeeland dat is ondergebracht bij ASGHZ of BJZ/AMK. Vervolgens houdt dit Meldpunt Loverboys Zeeland zich bezig met de indicatie-stelling en bepaalt zij welke hulpverleningsinstantie(s) ingeschakeld worden. Hierbij en hierna blijft de regie in handen van het Meldpunt Loverboys, naar analogie van het casemanagement dat kenmerkend is voor de werkwijze van BJZ.
23
Loverboys in de Keten(s)
Het meldpunt/expertisepunt Om meer structuur te krijgen in de preventie en hulpverlening rondom de Loverboys problematiek raden wij aan een meldpunt in Zeeland voor de Loverboyproblematiek in te bedden bij een bestaande organisatie. Al eerder zijn twee keuze mogelijkheden genoemd: Bureau Jeugdzorg/ AMK en Advies en Steunpunt Huiselijk Geweld. Deze organisaties worden landelijk ook voorgedragen als logische organisatie voor een meldpunt. Het hebben van een meldpunt Loverboys is belangrijk, omdat dit meldpunt de regievoerder kan worden voor de hulpverlening, het meldpunt herkenbaar is voor alle betrokkenen (slachtoffer, ouders, dader, hulpverleners, onderwijs) en een belangrijke rol kan spelen in de registratie van het aantal slachtoffers en daders in de regio. Ook in de preventie kan dit meldpunt een actieve rol spelen. Wanneer er geen meldpunt opgericht zal worden, zal de komende jaren de hulpverlening niet gestructureerd verlopen en zal er geen beeld ontstaan in Zeeland van de aard en omvang van het probleem. Wij adviseren het meldpunt onder te brengen bij het BJZ/AMK. De expertise die de professionals bij deze organisaties hebben op het gebied van jeugdhulpverlening en de toewijzing naar hulpverlenende instanties, maakt hen voor ons in Zeeland een logischere keuze dan het Advies en Steunpunt Huiselijk Geweld. Bovendien is het Advies en Steunpunt Huiselijk Geweld Zeeland nog een pilotproject. Het onderbrengen van een meldpunt bij een pilotproject, lijkt ons minder wenselijk. De nadelen zoals deze eerder zijn genoemd voor het onderbrengen van het meldpunt bij het Bureau Jeugdzorg, wegen naar onze mening niet op tegen de voordelen: expertise in de jeugdhulpverlening, ervaring in doorverwijzing en toeleiding naar hulpverlening. Registratie Zeeland kent meerdere registratie-systemen, zoals bij de politie, gemeenten, Bureau Jeugdzorg Zeeland, Algemeen Maatschappelijk Werk. etc. De vraag is of deze organisaties registreren op de specifieke probleemgebieden jeugdprostitutie/loverboys. Uit de interviews kwam hierover geen eenduidig beeld naar voren. Het is de moeite waard om te onderzoeken of bestaande registratie-systemen uniform, eenduidig en specifiek zijn. Mocht dit niet het geval zijn, dan is invoering van één systeem de moeite waard. Alleen op die manier kan de problematiek immers aantoonbaar en inzichtelijk worden gemaakt. Hierbij moet goed gekeken worden naar alle ontwikkelingen die er nu in Zeeland en landelijk zijn op het gebied van registratie van gegevens over jongeren, zoals bijvoorbeeld het Elektronisch Kinddossier. Bij de inrichting van het meldpunt Loverboys raden wij aan om het onderwerp registratie vanaf het begin goed vorm te geven, waarbij aansluiting wordt gezocht bij registratiesystemen zoals deze op dit moment ontwikkeld worden. Hiermee kan ook wanneer een jongere bijvoorbeeld verhuist naar een provincie buiten Zeeland voorkomen worden dat gegevens verloren gaan. 24
Sociale kaart jeugdprostitutie Een sociale kaart zou op lokaal of regionaal niveau ontwikkeld moeten worden. Het meldpunt kan een bijdrage leveren aan een bundeling van deze kaarten tot een provinciale sociale kaart en de verspreiding hiervan. Tevens zou een meldpunt een format kunnen ontwikkelen voor het opstellen van een dergelijke kaart op regionaal/lokaal niveau. Hiermee wordt voor hulpverleners, maar ook voor betrokkenen als ouders en slachtoffers duidelijk welke structuur er in de hulpverlening bestaat. Training signalering jeugdprostitutie/loverboys Naast het inrichten van een meldpunt en het vormgeven van goede registratie en voorlichting is het trainen in signalering een belangrijk aandachtspunt. Niet alleen moeten professionals getraind worden om de signalen te herkennen van problemen met Loverboys of jeugdprostitutie, ook zou gekeken moeten worden naar training op signalering bij een bredere doelgroep (jongeren zelf, jongerenwerk, onderwijs). Een aantal geinterviewden gaf aan vooral ook te kijken welke rol er in de toekomst weggelegd kan worden voor straathoekwerkers of voor het meidenwerk. Aandacht voor deze vormen van jongerenwerk en eventueel het invoeren van deze vormen van jongerenwerk in Zeeland, kunnen het makkelijker maken om de doelgroep te bereiken (zowel dader als slachtoffer) De scholing van de professionals zou gericht moeten zijn op: socialisatieprocessen en seksuele ontwikkeling van jongens en meisjes, relaties tussen jongens en meisjes, specifieke problematiek van loverboys en misbruikrelaties, juridische kennis en systeemgericht gericht en methodisch werken. Middelen Het is aan te raden om spoedig in kaart te laten brengen welke kosten er gemoeid zijn met het oprichten en exploiteren van een meldpunt loverboys in Zeeland. In ieder geval zal de inbedding van dit meldpunt bij een bestaande organisatie garanderen dat de kosten lager zullen uitvallen dan bij de keuze voor een separaat meldpunt of een meldpunt dat ondergebracht wordt bij een organisatie waar deze hulpverlening niet de core business betreft. Samenvattend adviseren wij de provincie werk te maken van ketenvorming rondom de problematiek van loverboys in Zeeland. Gezien de ernst van het probleem en de structuur en regie die nu ontbreekt in de hulpverlening, preventie en repressie achten wij dit noodzakelijk. Wij adviseren een meldpunt loverboys in te richten bij het Bureau Jeugdzorg/AMK, dit meldpunt een rol te geven in de voorlichting over het onderwerp, de preventie, regievoering en registratie.
Loverboys in de Keten(s)
Vertaling advies naar vervolgacties Wij raden aan op korte termijn een plan te laten opstellen voor ketenvorming en het onderbrengen van het Meldpunt Loverboys Zeeland bij het Bureau Jeugdzorg/AMK. Om dit te realiseren is het belangrijk dat de provincie hiervoor draagvlak creëert bij de lokale overheden en de betrokken organisaties. De ketenvorming rondom loverboys dient een plaats te krijgen in het preventieve jeugdbeleid en jeugdzorgbeleid. Hier is een rol weggelegd voor de Taskforce Jeugdbeleid, waarin zowel de overheden als de organisaties vertegenwoordigd zijn. Naast de Taskforce Jeugdbeleid is het belangrijk dat het IPPOZ betrokken wordt in het traject tot ketenvorming. Dit samenwerkingsverband is gericht op het verbeteren van de samenhang in het preventieaanbod in Zeeland en het realiseren van een sluitende keten van preventieactiviteiten. Met Bureau jeugdzorg kan parallel aan dit eerder genoemde traject door de Provincie gesproken worden over de mogelijkheden en kosten voor het meldpunt loverboys. Hieruit dient een plan te worden opgesteld waarin helder de rol en taken van het meldpunt staan, de plaats en verantwoordelijkheden van het meldpunt in de hulpverleningsketen, een tijdpad voor het oprichten van het meldpunt en een meerjarenbegroting.
25
Loverboys in de Keten(s)
26
Loverboys in de Keten(s)
Bijlagen
27
Loverboys in de Keten(s)
28
Loverboys in de Keten(s)
Bijlage 1: Geraadpleegde Literatuur Assante, A. Het onzichtbare zichtbaar gemaakt. Prostitutie in Amsterdam anno 2005/Assante, A. en K. Schaapman. Amsterdam: PvdAfractie. Blitz, G. Slachtoffers van loverboys in Flevoland. Een onderzoek naar het voorkomen hiervan in de jaren 2002-2003. Almere: AMK Flevoland, 2004. Borne, A. van den Inzicht in uitbuiting. Handel in minderjarigen in Nederland nader onderzocht/A. van den Borne, K. Kloosterboer; m.m.v. S. Detrick, M. Droogleever Fortuyn, Th. Noten. - Amsterdam: ECPAT Nederland; Defence for Children International; Plan Nederland; Unicef Nederland, 2005. Bovenkerk, F. ‘Loverboys’ of modern pooierschap in Amsterdam/F. Bovenkerk, M. van San, M. Boone, T. Boekhout van Solinge, D.J. Korf. - Utrecht: Willem Pompe Instituut voor Strafrechtswetenschappen, 2004. Cox, S. Preventie en hulpverlening meisjesprostitutie; 6 projectbeschrijvingen/S. Cox, J. van der Leer. - Den Haag: VNG, 2002. ISBN 9032272535 ECPAT-Nederland Minderjarigen in de prostitutie in Nederland, een quick scan. Amsterdam: ECPATNederland, 2003. - 35 p. ECPAT-Nederland Ongezien en ongehoord. Kinderhandel in Nederland, een eerste inventarisatie. Unicef Nederland i.s.m. ECPAT NL/Defence for Children International Nederland, 2004. ECPAT-Nederland Stem van slachtoffers: ervaringen, behoeften en aanbevelingen van risicomeiden en meiden werkzaam in de prostitutie met betrekking tot voorlichting, hulpverlening en contacten met politie en justitie/ECPAT Nederland. - Nijmegen: ECPAT-NL, 2002. Goderie, M. Illegaliteit, onvrijwilligheid en minderjarigheid in de prostitutie een jaar na de opheffing van het bordeelverbod/M. Goderie, F. Spierings, S. ter Woerds. Utrecht: Verwey-Jonker Instituut, 2002. Graaf, H. de, S. Meijer, J. Poelman, I. Vanwesenbeeck Seks onder je 25e: definitieve resultaten. Utrecht: Rutgers Nisso Groep/ Soa Aids Nederland, 2005. Justitiële verkenningen: Jeugd en seksueel misbruik/C.C.J.H. Bijleveld et al. - Arnhem: Gouda Quint, 2000. Kern, S. Verkocht: zorg na mensenhandel/S. Kern, A. van der Sluijs en A. Spaninks. - Rotterdam: Humanitas Prostitutie Maatschappelijk Werk, 2003. Korf, D.J. e.a. Tippelen na de zone: straatprostitutie en verborgen prostitutie in Amsterdam/D.J. Korf, E. van Vliet, J. Knotter en M. Wouters. - Amsterdam: Rozenberg Publishers, 2005. Bonger Reeks, deel III. Lune, G. van De fuik als opvangnet: een verkenning naar de achtergronden en oorzaken van jeugdprostitutie/G. van Lune. - Groningen: Rijksuniversiteit Groningen; Vakgroep Sociologie, 1997. 29
Loverboys in de Keten(s)
Ministerie van Justitie Aanvullende maatregelen voor het bereiken van de doelstellingen bij de opheffing van het algemeen bordeelverbod, juni 2004. - Den Haag: Ministerie van Justitie/Directoraat Generaal Rechtshandhaving, Plan van Aanpak Ordening & Bescherming Prostitutiesector. Naar een aanpak van loverboy-problematiek. Visie en ervaringen van Amsterdamse deskundigen. - Amsterdam: Steunpunt Seksueel Geweld, GGD Amsterdam, 2005. Nationaal Rapporteur Mensenhandel Mensenhandel: eerste rapportage van de Nationaal Rapporteur. Den Haag: Bureau NRM, 2002. Nationaal Rapporteur Mensenhandel Mensenhandel: tweede rapportage van de Nationaal Rapporteur: aanvullende kwantitatieve gegevens/A.G. Korvinus, E.M.H. van Dijk, D.A.C. Koster, M. Smit. - Den Haag: Bureau, NRM, 2003. Nationaal Rapporteur Mensenhandel Mensenhandel: derde rapportage van de Nationaal Rapporteur/A.G. Korvinus, E.M.H. van Dijk, D.A.C. Koster, M. Smit. - Den Haag: Bureau NRM, 2004. Norwood, R. Als hij maar gelukkig is: vrouwen die te veel in de liefde investeren/R. Norwood, W. Boegborn (vert). - Baarn: Anthos, 1986. One of a kin Evaluatie-onderzoek Pretty Woman/Bureau Terpstra & van Dijke. - Utrecht: Bureau Terpstra & van Dijke, 2003. Project 13 Protocol: minderjarige meisjes in de prostitutie/Bureau Jeugdzorg Utrecht. - Utrecht: Bureau Jeugdzorg Utrecht [etc.], 1999. Seks onder je 25e Verslag van de werkconferentie/Soa Aids Nederland en Rutgers Nisso Groep. Amsterdam: Soa Aids Nederland & Rutgers Nisso Groep, 2005. Terpstra, L. Loverboys, een publieke zaak. Tien portretten/Linda Terpstra, Anke van Dijke en Marion van San. Amsterdam: SWP, 2005. Terpstra, L. Publiek geheim: jeugdprostitutie: negen portretten/L. Terpstra, A. van Dijke. - Amsterdam: SWP books, 2004. Terpstra, L. Loverboys: feiten en cijfers: een quick scan/L. Terpstra, A. van Dijke. - Amsterdam: SWP books, 2005. Timman, S. Risicogroep of geen risicogroep?: een onderzoek naar meisjes in Amsterdam die een verhoogd risico zouden lopen om in de prostitutie terecht te komen/S. Timman. - Amsterdam: Universiteit van Amsterdam, 1999. Doctoraal-scriptie UvA. Venicz, L. Aard en omvang van (gedwongen) prostitutie onder minderjarige (allochtone) meisjes/L. Venicz en I. Vanwesenbeeck NISSO. - Utrecht: NISSO, 1998. Auteurs Lou Repetur, Wilma Schakenraad Informatiepunt Jeugdprostitutie, TransAct
30
Loverboys in de Keten(s)
Bijlage 2: Geraadpleegde bronnen Aa A van der, T. Konijn (2004): Ketens, ketenregisseurs en keten ontwikkeling. Het ontwikkelen van transparante en flexibele samenwerkingsverbanden in netwerken, Utrecht, Lemma B.V. Inspectie jeugdzorg (2005): Kansen in de keten; een onderzoek naar de keten in de jeugdzorg, Utrecht, Inspectie jeugdzorg. BNMR (2005). Mensenhandel, aanvullende kwantitatieve gegevens. Vierde rapportage van de Nationaal Rapporteur Mensenhandel. Den Haag: Bureau NRM. Bovenkerk, Frank (2006). Loverboys, of modern pooierschap. Amsterdam: Uitgeverij Augustus. BOAS, september 2006. In opdracht van TransAct Cox, Sylvia (2005). Evaluatie-onderzoek Plan van Aanpak Loverboys 2003-2005. Utrecht: Stade. Gelder, Paul van (1998). Kwetsbaar, kleurig en schaduwrijk. Jongens in de prostitutie, een verschijnsel in meervoud. Amsterdam: Thela Thesis. Graaf, H. de en I. Vanwesenbeeck (2006). Seks is een game. Gewenste en ongewenste seksuele ervaringen van jongeren op internet. Utrecht: RNG. Inspectie jeugdhulpverlening en jeugdbescherming, Inspectie voor de gezondheidszorg, Inspectie van het Onderwijs, Inspectie Openbare Orde en Veiligheid, Verwey-Jonker Instituut (2003). Horen, zien, niet zwijgen. Deel 1: Onderzoek naar de kwaliteit van de keten van voorzieningen voor kinderen en gezinnen in probleemsituaties. Den Haag. Korf, D. e.a. (2005). Tippelen na de zone: straatprostitutie en verborgen prostitutie in Amsterdam. Amsterdam: Rozenberg Publishers. Bonger Reeks, deel III. Pardoen, J. & R. Pijpers (2006). Verliefd op internet. Over het internetgedrag van pubers. Amsterdam: SWP. Draaiboek “Pretty Woman Live on Tour” Deel I © Pretty Woman, 2005. Prostitutie Maatschappelijk Werk Rotterdam (2005). Jaarverslag 2004. Rotterdam: Humanitas PMW. Prostitutie Maatschappelijk Werk Rotterdam (2004). Een inventarisatie naar jongerenprostitutie in Rotterdam: deelonderzoek in het kader van de evaluatie Rotterdams Prostitutiebeleid 2000-2003. Rotterdam: Humanitas PMW. SBS6 (2006). Kinderprostitutie in Nederland. Deel 1 en 2 uitgezonden op 11 april en 9 mei 2006). Programma Undercover in Nederland. Transact informatiepunt jeugd[prostitutie Utrecht 2006,Naar een effectieve aanpak van jeugdprostitutie
31
Loverboys in de Keten(s)
32
Loverboys in de Keten(s)
Bijlage 3: Aanpak Zwolle L.G.J. van Eekeren 2 juni 2003
Plan van aanpak Loverboys 2003-2005 Preventie slachtoffers Er zijn meisjes die meer risico lopen dan anderen om slachtoffer te worden van de loverboy-werkwijze. Kenmerkend hierbij is dat de meiden uit hoogrisicogroepen opvallend op zoek naar aandacht en bevestiging zijn en hierdoor een eenvoudige prooi zijn voor loverboys. De slachtoffers zijn zowel van allochtone als van autochtone afkomst. Door preventie en voorlichting over het fenomeen loverboy kan er een bijdrage worden geleverd aan de kennis van de loverboy-werkwijze, kennis van de sociale kaart inzake loverboyproblematiek, vroegtijdig kunnen signaleren en profielherkenning van dader en slachtoffer. Preventieactiviteiten dienen zich te richten op zowel de intermediaire doelgroep (bijv. ouders, verzorgers, docenten, jongerenwerkers) als op de potentiële slachtoffers. Daarnaast spelen de vertrouwenspersonen vanuit de hoogrisicogroepen een belangrijke rol. De preventieactiviteiten richtten zich in beginsel op de hoogrisicogroepen van meiden en de intermediairs die contacten hebben met deze meiden (vooral onderwijs en welzijnswerk). Inmiddels heeft een expertgroep een pakket van preventieactiviteiten ontwikkeld. Het doel van de preventieactiviteiten is enerzijds het bereiken van intermediairs teneinde hen voorlichting te geven en hen van materiaal te voorzien opdat zij in de eigen organisatie voorlichting kunnen geven of laten geven en anderzijds om voorlichting te geven aan meiden uit hoogrisicogroepen. Het preventieplan dat vorig jaar is ontwikkeld is het startpunt voor de uitvoering. In dit preventieplan ligt de nadruk op voorlichting. De GGD is gevraagd vanuit haar expertise te bezien of het preventieplan herzien moet worden naar een meer preventieve en doelgerichte benadering. Dit om de problematiek daadwerkelijk vóór te zijn en de inzet zo efficiënt en effectief mogelijk vorm te geven. De communicatie van de preventieaktiviteiten naar het onderwijs toe lopen zo veel mogelijk via het kanaal van het project ‘De Veilige School’. Een regionale aanpak van preventieactiviteiten is noodzakelijk. Daarnaast moet er rekening mee worden gehouden dat Zwolle een centrumfunctie vervult. Veel jongeren vanuit de regio volgen onderwijs in Zwolle en ook veel vrijetijdsactiviteiten vinden in Zwolle plaats. Preventie daders De preventie moet dan ook gericht worden op zowel intermediairs uit Zwolle als uit omliggende plaatsen in de regio. Dit sluit aan bij de activiteiten op het gebied van hulpverlening/ opvang die reeds regionaal plaatsvinden. Doelstelling: preventie van slachtoffers Ondanks voorbeelden van strafrechtelijke vervolging van loverboys blijft de ‘business’ grote aantrekkingskracht hebben op bepaalde groepen jongeren. Gesignaleerd is dat de ronseltechnieken ‘verfijnen’ en dat rekening wordt gehouden met minderjarige strafbaarstelling. Ondanks interventies, trajecten en projecten blijft er een bepaalde groep jongeren die balanceert op het randje van criminaliteit. Deze jonge groep heeft contact met jongens die reeds in het loverboycircuit zijn beland. Zonder ingrijpen zijn deze jongens de loverboys in spè. Er dient voor gezorgd te worden dat de betreffende jongens tijdig worden losgeweekt uit het circuit. De groep weet veelal niet de weg bij het regelen van zaken op het gebied van opleiding, zorg, werk, woning en uitkering. Doordat deze jongeren de weg naar instanties niet kunnen vinden is het risico dat zij afglijden naar criminaliteit hoog. De politie komt vaak in aanraking met deze jongeren. Ook andere organisaties komen in contact met de jongeren. Het ontbreekt echter vaak aan de capaciteit en (kern)taak om deze jongeren te begeleiden en in contact te brengen met de juiste instanties. Er is dan ook behoefte aan een intermediair, afkomstig uit dezelfde doelgroep, die jongeren actief kan benaderen en kan begeleiden naar hulpverlenende en andere instanties. Hiermee kunnen problemen op het gebied van opleiding, zorg, werk, woning en uitkering worden opgelost en voorkomen zodat het risico van afglijden in de criminaliteit wordt verminderd. De intermediair heeft vooral een rol als vertrouwenspersoon en begeleider voor de betreffende jongeren. De intermediair zal dan ook vanuit de doelgroep zelf moeten komen. De intermediair is geen hulpverlener, maar heeft een verwijsfunctie. Er zal dan ook een goede relatie en afstemming moeten zijn met andere betrokken instanties en doelgroepgerichte activiteiten en trajecten.
33
Loverboys in de Keten(s)
Naast het inschakelen van een intermediair is er behoefte aan laagdrempelige activiteiten voor de jongeren uit de betreffende groep. Deze groep geven aan zich niet aangetrokken te voelen tot de activiteiten in het jongerencentrum. Ze hangen veelal rond in de stad of in de wijk en veroorzaken daar vaak overlast. Met jongeren kunnen afspraken worden gemaakt over activiteiten én in ruil daarvoor “sociaal” gedrag. Daarbij kan worden aangesloten bij de activiteiten van 4you. 4you is een multiculturele soos voor jongvolwassenen van 21 tot 35 jaar. Bekeken zal moeten worden of het aanbod van het jongerencentrum kan worden aangevuld en/of aansluiting bij de activiteiten van 4you mogelijk is. Te bezien valt of de bezoekers van 4you een voorbeeldfunctie kunnen en willen vervullen voor de doelgroep. Dit zal nader onderzocht moeten worden. Bij de vormgeving van dit onderdeel is afstemming en participatie met (vertegenwoordigers) vanuit de betreffende doelgroep een nadrukkelijke randvoorwaarde. Hulpverlening slachtoffers Een belangrijk onderdeel bij de aanpak van de loverboyproblematiek is de hulpverlening en de opvang van de slachtoffers. Aan de slachtoffers moet veiligheid worden geboden en de afhankelijkheidsrelatie met de loverboy moet doorbroken worden. Vaak is er sprake van afhankelijk met betrekking tot: geld, aandacht en drugs. Slechts in een veilige situatie kan het slachtoffer ervoor ´kiezen` om het circuit te verlaten en aangifte te doen. In het kader van het reeds ingang gezette plan van aanpak is het Meldpunt Loverboys gestart. Slachtoffers kunnen hier voor informatie, advies en doorverwijzing 24 uur per dag terecht. Meldingen worden ingebracht bij de werkgroep hulpverlening en opvang of bij spoedeisende gevallen kan via doorverwijzing acute opvang worden verleend. De werkgroep hulpverlening en opvang is een zeer belangrijkste schakel in het Loverboysproject. De namen van de meisjes worden hier ingebracht door de participanten in de werkgroep en vanuit het Meldpunt Loverboys. Er wordt een inventarisatie gemaakt van de problemen die er spelen en vervolgens afspraken gemaakt welke organisaties nadere acties ondernemen. Meisjes die nog niet in de prostitutie beland zijn, worden actief benaderd en daarbij wordt passende hulp verleend. De coördinatie hiervan is per 1-1-2003 belegd bij Bureau Jeugdzorg. Bureau Jeugdzorg levert haar reguliere inzet voor wat betreft de hulpverlening en opvang van slachtoffers. Slechts de coördinatietaak wordt in 2003 additioneel gefinancierd Met de provincie Overijssel en de omliggende gemeenten zal besproken worden of de werkzaamheden van Bureau Jeugdzorg voor dit onderdeel niet geprioriteerd kunnen worden in de werkgebiedsplannen voor 2004 en 2005 en verder, zodat de financiering regulier kan worden. Resultaat van de aanpak van de werkgroep hulpverlening en opvang slachtoffers is dat de (potentiële) slachtoffergroep in beeld is en blijft (er komen maandelijks nieuwe meldingen van potentiële slachtoffers) en dat er hulpverlening wordt verleend waar nodig en mogelijk. Er zijn meisjes die worden opgenomen in opvanghuizen. Daarnaast wordt er veel hulp verleend wat niet direct leidt tot een intramurale opname. Verder leiden de preventieve inzet en vroegtijdige interventies ertoe dat een groep potentiële slachtoffers geen daadwerkelijke slachtoffers worden. Na doorverwijzing kan in Zwolle (meestal) acute opvang worden verleend. Voor crisisopvang zijn de bestaande opvangtrajecten veelal dekkend. Vervolgopvang is minder eenvoudig. Zowel bij de ambulante als de residentiële opvang zijn capaciteitsproblemen. Momenteel wordt getracht om zowel binnen als buiten de regio plaatsings- en opvangafspraken te maken. Met name de opvang van minderjarige slachtoffers vraagt aandacht. Bij melding van een minderjarig slachtoffer kan, door de Stichting Jeugd en Gezin en de Raad voor de Kinderbescherming, een Voorlopige Ondertoezicht Stelling (V.O.T.S.) worden aangevraagd. Hierdoor kan bij manifest gevaar voor weglopen en terugval, de minderjarige geplaatst worden in een gesloten instelling. De capaciteit voor dergelijke gesloten opvangplaatsen is onvoldoende. Er is behoefte aan extra, additionele gesloten opvangplaatsen. Een onorthodoxe aanpak is wenselijk. Daarom wordt voorgesteld om in overleg te treden om (een) opvangplaats(en) extra te realiseren. Op deze wijze zou opvang bij een V.O.T.S. worden gegarandeerd. Doelstelling: Het uit het circuit halen van slachtoffers van loverboys Opsporen verdachten Bij de politie is een coördinator loverboys aangesteld. Daarnaast is er binnen elk wijkteam een aanspreekpunt inzake de loverboyproblematiek. De aanspreekpunten voorzien de coördinator van informatie uit de verschillende wijken en netwerken. De betreffende politiemedewerkers krijgen een opleiding ten bate van deskundigheidsbevordering, slachtofferherkenning en de wettelijke regeling dat slachtoffers alleen kunnen worden gehoord door gediplomeerde politiemedewerkers. De coördinator ontvangt meldingen vanuit de wijkteams, andere politieregio’s en ook vanuit de werkgroep databeheer alsmede het meldpunt Loverboys. Naar aanleiding van binnengekomen meldingen vindt onderzoek plaats. De binnengekomen meldingen worden verwerkt, vastgelegd. nagegaan etc. Deze opsporingshandelingen hebben tot doel voldoende aanwijzingen te vinden om te komen tot een juridische verdachte (art. 27 Wetboek van Strafvordering), zodat tot strafrechtelijke vervolging zou kunnen worden overgegaan. Doelstelling: opsporen van verdachten 34
Loverboys in de Keten(s)
Vervolgen verdachten Breed leeft het besef dat er bij loverboysproblematiek sprake is van een vorm van criminaliteit waarbij op zeer mensonwaardige wijze de lichamelijke en psychische integriteit wordt aangerand. Deze criminaliteit dient niet alleen door de werking van het strafrecht, maar juist in gezamenlijkheid met alle relevante partners bestreden te worden. Daarom participeert het Openbaar Ministerie ook in het Zwolse project en ondersteunt zij dit van harte. Ook bij het Openbaar Ministerie heeft dit een hoge prioriteit. Het Openbaar Ministerie vervolgt waar mogelijk altijd verdachten van loverboys. Waar mogelijk zullen verdachten worden gedagvaard. Met behulp van de partners (o.a. Reclassering Nederland) zullen nadere afspraken moeten worden gemaakt hoe beide ketens (preventie/hulpverlening en repressie) elkaar kunnen ondersteunen en versterken. Doelstelling: vervolgen van verdachten Beleidsmatige regie Bij het plan van aanpak is een groot aantal instellingen betrokken. Daarnaast wordt bij de aanpak zoveel mogelijk uitgegaan van en aangesloten bij bestaande lokale en regionale initiatieven. Voorbeelden daarvan zijn de aansluiting bij het plan van Aanpak, het project De Veilige School alsmede de aanpak Veelplegers. De coördinatie van de uitvoering van de verschillende onderdelen van het plan van aanpak wordt uitgevoerd door de kernpartners. Daarnaast is er echter behoefte aan een meer beleidsmatige regie en projectleiding. Er komen veel beleidsterreinen, zoals het integrale jeugdbeleid, het integrale veiligheidsbeleid maar ook het onderwijsbeleid, het minderhedenbeleid, het beleid inzake maatschappelijke opvang, en het arbeidsmarktbeleid samen. Hierbij moet rekening gehouden worden met landelijke, provinciale, regionale en lokale richtlijnen en mogelijkheden. De aanpak gaat uit van een ketenbenadering en dit is een dynamisch proces waar zonodig bijsturing kan plaatsvinden op basis van praktijk en problematiek. Dit dient goed te worden aangestuurd. Ook dient op een ordentelijke wijze rapportage aan financiers en bestuur te worden vormgegeven. Tot op heden was het mogelijk de gemeentelijke regiefunctie te beleggen binnen de bestaande formatie. Door een aantal ontwikkelingen wordt dit steeds moeilijker. De projectleiding zal met name een beleidsregisseur zijn die de richting ontwikkelt, de ruimte geeft aan partners, zorgt voor de randvoorwaarden, evalueert en zorgt voor monitoring van de resultaten en rekenschap aflegt aan stuurgroep, bestuur en financiers. Organisatie In de organisatie rondom het project is sprake van een stevige gemeentelijke regie, een scheiding van beleid en uitvoering, aansluiting bij bestaande netwerken, inbedding van het project in het integrale jeugdbeleid en het integrale veiligheidsbeleid en andere relevante beleidsterreinen (bijv. onderwijsbeleid en gezondheidsbeleid), alsmede verantwoordelijkheden beleggen bij organisaties waarbij die verantwoordelijkheden aansluiten bij de kerntaken van de betreffende organisaties. Vanuit die uitgangspunten is gekozen voor het volgende organisatiemodel dat inmiddels in de praktijk functioneert. De kaders van het plan van aanpak alsmede het jeugdbeleid en het veiligheidsbeleid worden vastgesteld door de gemeenteraad. De uitvoering van het plan van aanpak vind plaats binnen de vastgestelde kaders onder verantwoordelijkheid van het College van Burgemeester en Wethouders. Het beleidsnetwerk Jeugd adviseert aan het College voor wat betreft het integrale jeugdbeleid en zorgt voor inbedding van het project binnen het integrale jeugdbeleid. De lokale driehoek doet hetzelfde voor wat betreft het integrale veiligheidsbeleid. De stuurgroep Loverboys o.l.v. de gemeentelijke projectleiding is inmiddels geïnstalleerd In de stuurgroep hebben de kernpartners zitting. Dit zijn de GGD, Bureau Jeugdzorg, Travers, Politie en het Openbaar Ministerie. Alle partners zijn in de stuurgroep vertegenwoordigd op managementniveau. De gemeente is vertegenwoordigd door de eerstverantwoordelijke wethouder, de projectleiding alsmede de beleidsadviseur openbare orde en veiligheid. De kernpartners die zitting hebben in de stuurgroep zijn verantwoordelijk voor de uitvoering van de verschillende onderdelen van het plan. Op vele onderdelen werken zij daarbij samen in de uitvoering met andere jeugdpartners. Een voorbeeld is dat de GGD als kernpartner verantwoordelijk is voor de preventie van slachtoffers. Hiertoe roept zij een Expertgroep Preventie bij elkaar om de juiste aanpak te formuleren met deskundige professionals vanuit onderwijs, zorg en welzijn. Monitoring De stuurgroep rapporteert via de projectleider halfjaarlijks aan het College en de raad over de voortgang van de resultaten en de effecten van het project. De rapportages worden besproken in het beleidsnetwerk Jeugd alsmede de lokale driehoek. Middels een eindrapportage vindt verantwoording plaats aan het rijk vanuit de gemeente Zwolle. Om zicht te houden en te krijgen op de loverboyproblematiek, en iets te kunnen zeggen over de effecten van het project zal monitoring moeten plaatsvinden. Hiervoor is een aantal outputindicatoren ontwikkeld die iets zeggen over de effecten. 35
Loverboys in de Keten(s)
Voor wat betreft de slachtoffers kunnen op basis van de doelstellingen van het project de volgende kwantitatieve outputindicatoren worden geformuleerd: - het aantal meldingen bij Bureau Jeugdzorg van mogelijke slachtoffers van Loverboys; - het aantal gerealiseerde hulpverleningstrajecten aan slachtoffers van loverboys; - het aantal gerealiseerde opvangplaatsen voor slachtoffers van loverboys. Deze outputindicatoren zullen worden aangevuld met indicatoren voor het onderdeel preventie slachtoffers. Vanaf de start van het project Loverboys zijn ongeveer 120 potentiële slachtoffers besproken in de werkgroep hulpverlening en opvang slachtoffers. Hierbij is sprake geweest van de nodige verwarring. Wie als daadwerkelijk slachtoffer kan worden geïdentificeerd blijkt namelijk moeilijk te bepalen omdat maar weinig meisjes bereid zijn aangifte te doen bij de politie en zich niet als slachtoffer zien ofwel bekend maken. Meisjes die eenmaal in de prostitutie zitten, stappen daar niet zomaar uit. Daarbij verbreken zij vaak het contact met hulpverlening en politie. Om toch eenduidig te monitoren en voldoende informatie naar voren te halen is er daarom voor gekozen om naast de hulpverleningstrajecten en opvangplaatsen ook het aantal meldingen van mogelijke slachtoffers te monitoren. Meting zal halfjaarlijks plaatsvinden, zodat dit in de voortgangsrapportage meegenomen kan worden. Voor wat betreft de loverboys zelf kunnen op basis van de doelstellingen van het project de volgende kwantitatieve outputindicatoren vooralsnog worden geformuleerd: - het aantal meldingen bij de politie van mogelijke Loverboys; - het aantal juridische verdachten (in de zin van art. 27 Wetboek van Strafvordering) van loverboypraktijken; - het aantal vervolgde verdachten; - het aantal dagvaardingen; - het aantal andere afdoeningen; - het aantal veroordeelde daders. Ook bij de verdachten en daders speelt mee dat de terminologie van ‘potentiële en/of mogelijke verdachten’ veel verwarring kan zaaien. Bij de daderaanpak is er altijd sprake geweest van mannen en jongens die mogelijk betrokken zouden zijn bij loverboyspraktijken. Deze groep is echter moeilijk af te kaderen en wisselt sterk. Daarom wordt ook hier bij de monitoring op effecten de voorkeur gegeven aan het aantal meldingen die wel eenduidig zijn te registreren. In vele gevallen zal een melding niet leiden tot strafrechterlijk onderzoek, bijvoorbeeld omdat er geen reden voor is (loos alarm), maar ook omdat de politie sterk afhankelijk is van aangiften van slachtoffers. In de praktijk blijkt het zeer lastig om slachtoffers aangifte te laten doen tegen de loverboy. Slachtoffers die dit overwegen zijn in de regel zeer angstig voor represailles. Hier wordt zeer zorgvuldig mee omgegaan om het slachtoffer niet in gevaar te brengen. De intensieve en zorgvuldige aanpak is dan ook een aanpak van de lange adem. Ook hier zal de meting zo mogelijk halfjaarlijks plaatsvinden, zodat dit in de voortgangsrapportage meegenomen kan worden. Evaluatie Gezien de omvang van de ingezette middelen en de innovativiteit van de aanpak wordt het van belang geacht de aanpak goed te evalueren. Op basis van de evaluatie kan bijstelling plaatsvinden van de aanpak en kunnen stappen worden ondernomen om succesvolle elementen in te bedden of samenwerkingsrelaties te optimaliseren. Bij de evaluatie kan onderscheid gemaakt worden tussen evaluatie van het hele project alsmede evaluatie van onderdelen daarvan (zoals de preventie).
36
Loverboys in de Keten(s)
Bijlage 4: Interviews projectnummer 111002
INTERVIEWS Interviews zijn afgenomen bij diverse betrokken en deskundige instellingen/organisaties/personen. Periode interviews: Tijdsduur interviews: Lokatie interviews:
3 november 2006 t/m 24 november 2006 max. 1,5 uur bij de te interviewen organisatie
Overzicht interviews 1. Meldpunt Loverboys Zeeland (mw. J. Hooymeyer) 2. Raad voor de Kinderbescherming 3. Gevangenis Torentijd 4. Gemeente Terneuzen 5. Algemeen Maatschappelijk Werk Zeeuws-Vlaanderen 6. Bureau Jeugdzorg Zeeland 7. GGD 8. Jeugdreclassering (=BJZ intake en screening) 9. Reclassering 10. Openbaar Ministerie 11. Emergis 12. Praktijkschool De Sprong, Terneuzen (onderdeel van Scholengemeenschap De Rede) 13. ROC Westerschelde 14. SportZeeland 15. Stedelijke Scholengemeenschap Nehalennia 16. Christelijke Scholengemeenschap Walcheren 17. MEE Zeeland 18. Stichting Vraagkracht 19. Agogische Zorg Zeeland (AZZ behandelunits) 20. Bureau Slachtofferhulp 21. Advies- en Meldpunt Huiselijk Geweld Zeeland (ASHGZ) 22. Politie Vlissingen 23. Gemeente Vlissingen 24. Scholengemeenschap De Rede Terneuzen 25. Arduin 26. Humanitas 27. Jongeren Informatie Punt (JIP)
Interview Intro: - de Provincie Zeeland heeft Scoop gevraagd om de loverboys problematiek in Zeeland in beeld te brengen en voor het einde van dit jaar een adviesrapport uit te brengen; - grofweg komt het erop neer dat het onderzoek de preventieve en curatieve (hulpverlening en justitie) ketens rondom de loverboys problematiek in beeld zal brengen. Hierbij wordt gewerkt vanuit de volgende invalshoeken: preventief: - ketens rond doelgroepen, zoals: (potentiële) slachtoffers en hun gezinssysteem, daders (hierop ligt in het onderzoek niet de nadruk; als de tijd het toelaat kan hier in de interviews wel aandacht aan worden besteed curatief; - ketens binnen/tussen werksoorten, zoals jeugdbescherming, jeugdreclassering, vrijwillige thuiszorg, lokale-hulp-jeugdzorg en justitie.
37
Loverboys in de Keten(s)
MATRIX Preventief
Curatiefhulpverlening
Curatiefjustitie
Slachtoffer Dader Omgeving (familie, gezin) In het kader van dit onderzoek neemt Scoop een 20-tal interviews af met deskundigen. De geïnterviewden zal gevraagd worden naar hun: - kennis over dit onderwerp; - mening over de problematiek; - inzicht in de ketens; - advies over evt. op te richten Provinciaal Steunpunt.
Start Interview 1. 1.1 1.2 1.3 1.3.1 1.3.2 1.3.3
KENNIS Definitie Loverboys Uw eigen organisatie en loverboys: rol en taak Schets beeld van Zeeland Aantallen (onderbouwing?) Ontwikkelingen Specifiek Zeeuwse kenmerken
2. 2.1 2.2 2.3
MENING Welke rol speelt uw organisatie in de loverboys problematiek in Zeeland? Op welke doelgroep richt uw organisatie zich (slachtoffers/daders etc.)? Welke doelgroep vindt u het belangrijkst?
3. 3.1 3.2 3.3 3.3.1 3.3.2 3.3.3 3.3.4 3.4 3.5 3.6 3.7 3.8 3.9 3.10 3.11 3.12 3.13
INZICHT IN DE KETENS (gebruik de bovenvermelde matrix) Hoe zijn de ketens samengesteld? Schets rol en plaats van uw eigen organisatie in de ketens (hulpwoord: “regie”) Kunt u een beeld geven van de samenwerking binnen de ketens Met wie? In welke structuren? Wijze van contact? Frequentie van contact? Wat is het doel van de samenwerking voor u en voor uw doelgroep? Wat levert de samenwerking op? Op welke niveau wordt er vanuit uw organisatie deelgenomen in de ketens/samenwerking? Ervaart u knelpunten (hulpwoorden: ”in de ketens/in uw eigen organisatie”) en zo ja, welke zijn dat? Verbeterpunten? Ontbrekende schakels? Hoe zouden deze gerealiseerd kunnen worden? Welke eventuele prioriteiten gelden daarbij? Krachtenveld/machtsverhoudingen? Gevoeligheden? (Let op: deze vraag niet “zomaar”stellen: goed inkleden en motiveren)
38
Loverboys in de Keten(s)
4. 4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 4.6 4.7 4.8
5. 5.1 5.2 5.3 5.4 5.5
ADVIES OVER PROVINCIAAL STEUNPUNT Bent u op de hoogte van de huidige advies- en meldpunten? (ASHGZ en meldpunt loverboys van mw. Hooymeijer) Als u dit meldpunt kent (van mw. Hooymeijer), werkt u hier dan wel of niet mee samen? Waarom werkt u hier wel/niet mee samen? Als u dit meldpunt niet kent, welke reden(en) zou dat kunnen hebben? Wat vindt u van deze huidige structuur? Denk daarbij aan dekkendheid, effectiviteit en efficiency) Heeft u opmerkingen of ideeën over deze organisatie-structuur? Hoe zou het huidige meldpunt loverboys op een andere manier ingericht en ondergebracht kunnen worden (hulpwoorden: wat is de ideale structuur bij welke organisatie/structuur aanhaken)? Bent u bereid om mee te werken aan het inhoudelijk en/of organisatorisch meewerken aan het vormgeven van een steunpunt?
AFSLUITEN Voorbeeldprojecten Wie nog te spreken Vervolgstappen melden Heeft u hier eventueel zelf in dit stadium ideeën over (over vervolgstappen)? Dank voor interview
Versie 121106
39
Loverboys in de Keten(s)
40
Loverboys in de Keten(s)
Bijlage 5: Persbericht IPPOZ
18 september 2006
Samen in Preventie Het vergroten van de effectiviteit en samenhang in het preventieaanbod, gebruik maken van elkaars expertise en bovendien overlap en ‘witte’ vlekken in preventieactiviteiten voorkomen. Dat zijn de doelen van de samenwerking tussen GGD Zeeland, Bureau Jeugdzorg Zeeland, SportZeeland en Emergis, die vanaf maandag 25 september officieel van start gaat. De ondertekening van de samenwerkingsovereenkomst vindt, onder toeziend oog van gedeputeerde Van Heukelom, om 12.00 uur plaats bij GGD Zeeland, Westwal 37 in Goes. De samenwerking wordt in eerste instantie aangegaan voor een periode van zes jaar. Een gebrek aan samenhang in het aanbod van preventieactiviteiten van de verschillende organisaties vormt de aanleiding van de samenwerking. Activiteiten overlappen elkaar en andere worden juist niet aangeboden waardoor bepaalde doelgroepen buiten de boot dreigen te vallen. Door met elkaar te overleggen – in het intersectoraal provinciaal preventie overleg Zeeland (IPPOZ) - wordt het volledige aanbod transparanter en kunnen de activiteiten op elkaar afgestemd worden. Bovendien kan door gebruik te maken van elkaars expertise een kwalitatief goede en sluitende keten van preventie gerealiseerd worden. Weerbaarheid Concreet levert de samenwerking een slimme mix aan interventies op. Per direct sluiten GGD Zeeland, Bureau Jeugdzorg Zeeland en Emergis aan op het weerbaarheidsproject voor basisschoolleerlingen dat SportZeeland reeds uitvoert. In een fysieke en mentale weerbaarheidstraining leert SportZeeland de kinderen aan te voelen wat ze wel en niet willen en wat ze wel en niet kunnen. Verder krijgen ze handvatten om te kunnen handelen bij grensoverschrijdend gedrag. Als de trainers signaleren dat een kind mogelijk te kampen heeft met ernstige problemen in bijvoorbeeld de thuissituatie dan kan de jeugdverpleegkundige van de GGD worden ingezet voor een adequate begeleiding of verwijzing. Bureau Jeugdzorg traint de onderwijzers hoe ze problemen bij kinderen beter kunnen signaleren en hoe ze kunnen ingrijpen. Emergis fungeert als telefonisch steunpunt. Gedurende twee dagdelen per week kunnen mensen er terecht voor vragen over psychische en verslavingsproblemen in relatie tot gebrek aan weerbaarheid. Zo worden alle belanghebbenden bediend: de leerlingen, de ouders en de leerkrachten. ‘Weerbaarheid’ blijft gedurende zes jaar het centrale thema. Ieder jaar wordt een nieuw subthema gekozen. Voor 2007 is dat seksualiteit en relaties.
Organisatie Het IPPOZ wordt gefinancierd uit gezamenlijke middelen van de aangesloten instellingen. Het management wordt gevoerd door de directeuren van de deelnemende organisaties en beleids- en/of preventiewerkers zijn verantwoordelijk voor de uitvoering. Afhankelijk van het thema kunnen ook andere partners uit de regio betrokken worden.
__________________________ einde bericht ___________________________________
Meer informatie: Nanon Doeland, medewerker dienst communicatie telefoon 0113 26 72 43
41
Loverboys in de Keten(s)
42