Masterthese Klinische Psychologie
Lichaamsgericht te werk: Onderzoek naar cliënttevredenheid bij en effectiviteit van lichaamsgerichte psychotherapie
Rosanne Dokkum
Studentnummer: 1891901 Supervisor/Eerste beoordelaar: dr. A.M. Kleiboer Tweede beoordelaar: dr. E.H. Warmerdam Augustus 2012 Vrije Universiteit, Amsterdam
Inhoudsopgave Abstract
3
Samenvatting
4
1. Inleiding
5
1.1 Lichaamsgerichte therapie: de basis
5
1.2 De effeciviteit van lichaamsgerichte therapie; wat is er bekend?
6
1.3 Cliënttevredenheid met lichaamsgerichte therapie
8
1.4 Huidig onderzoek
8
2. Meetinstrumenten
10
2.1 Design
10
2.2 Participanten
10
2.3 Meetinstrumenten
10
2.3.1 Clienttevredenheid
10
2.3.2 Klachtenprofiel
11
2.4 Procedure
12
2.5 Analyses
13
3. Resultaten
15
3.1 Participanten en Uitval
15
3.2 Klachtreductie
17
3.3 Cliënttevredenheid
18
3.4 De relatie tussen klachtreductie en clienttevredenheid
19
4. Discussie
20
4.1 Beperkingen en kracht van het huidige onderzoek
22
4.2 Klinische implicaties en vervolgonderzoek
24
4.3 Conclusie
24
5. Literatuurlijst
25
Bijlage A: Instructiemail effectiviteitsonderzoek
28
Bijlage B: Brief Symptom Inventory
30
Bijlage C: Instructiemail cliënttevredenheidsonderzoek
34
Bijlage D: Instructiemail online vragenlijst cliënttevredenheid
36
Bijlage E: Statistische assumpties
37
2
Samenvatting Achtergrond: De effectiviteit van en cliënttevredenheid met lichaamsgerichte therapie is tot op heden weinig onderzocht. Het doel van dit onderzoek was het effect van lichaamsgerichte therapie op klachtreductie onderzoeken en het bepalen van de cliënttevredenheid met lichaamsgerichte therapie bij cliënten in de nederlandse eerstelijns GGZ met een verscheidenheid aan klachten. Ook werd de relatie tussen cliënttevredenheid en klachtreductie onderzocht. Methode: Met behulp van een quasi-experimenteel within-subjects design is het effect van lichaamsgerichte therapie (n=30) op klachtreductie onderzocht aan de hand van een voor- en nameting over acht weken. Gepaarde t-tests werden uitgevoerd over verschillende klachten. Cliënttevredenheid is cross-sectioneel beschreven (n=20) middels descriptieve data. Middels regressieanalyse werd de relatie tussen cliënttevredenheid en klachtreductie onderzocht. Resultaten: De resultaten van dit onderzoek lieten zien dat er bij de nameting sprake was van een significante afname van een verscheidenheid aan klachten was. Hierbij werden medium tot grote effectsizes gevonden. Ook werd er een hoge cliënttevredenheid gevonden. Er werd geen relatie gevonden tussen klachtreductie en cliënttevredenheid. Conclusie: Lichaamsgerichte therapie resulteerde in een afname van diverse psychologische klachten. Daarnaast zijn clienten tevreden met lichaamsgerichte therapie. In tegenstelling tot voorgaand onderzoek was er geen sprake van een positieve relatie tussen klachtreductie en cliënttevredenheid. Meer onderzoek is nodig om de werkzame mechanismen van lichaamsgerichte therapie te bepalen.
3
Abstract Background: So far, little research has been conducted on the effectiveness of and client satisfaction with body-oriented psychotherapy. The aim of the current study was examining the effect of body-oriented psychotherapy on a reduction of symptoms and determining client satisfaction with body-oriented psychotherapy with clients in the primary Dutch mental healthcare who reported a variety of symptoms. Also, the relationship between client satisfaction and symptom reduction was investigated. Method: Using a quasi-experimental within-subjects design the effect of body-oriented psychotherapy was examined (n=30) by pre- and posttest over eight weeks. Paired samples ttests were conducted over a variety of symptoms. Client satisfaction was measured crosssectional (n=20) using descriptive data. Using regression analysis the relationship between client satisfaction and symptom reduction was investigated. Results: The results showed a significant reduction of a variety of symptoms at posttest. Medium to large effect-sizes were found. Also, a high client satisfaction was found. There appeared to be no significant relationship between symptom reduction and client satisfaction. Conclusion: Body-oriented psychotherapy resulted in a reduction of psychological complaints. Also, clients are satisfied with body-oriented psychotherapy. In contrast to previous research, no relationship between symptom reduction and client satisfaction was found. Further research is necessary to determine the effective components of body-oriented psychotherapy.
4
Inleiding Lichaamsgerichte therapie vormt een therapeutisch raamwerk dat gebaseerd is op de interactie tussen lichaam en geest (Röhricht, 2009). Deze interactie wordt helder omschreven door Staunton (2002, aangehaald in Röhricht, 2009): “It is demonstrated […] that the fundamental premise in body psychotherapy is that core beliefs are embodied, and that until we begin to experience the pain held in them directly through our bodies they will continue to run our lives, even if we mentally understand them”. Hoewel de lichaam-geestinteractie in meerdere therapievormen erkend wordt, vormt deze voor de lichaamsgerichte therapie een fundamentele aanname. De interactie tussen lichamelijk en geestelijk welzijn is herhaaldelijk aangetoond. Zo is gebleken dat er negatieve associatie is tussen het niveau van angst en de eigen lichaamsperceptie bij patiënten met een angststoornis (Röhricht & Priebe, 1996). Ook hebben depressieve mensen vaak last van lichamelijke klachten (Röhricht, Beyer & Priebe, 2002) en is er een sterke relatie tussen lichaamsgerichtheid en mentaal welzijn bij patiënten met anorexia nervosa (Lausberg, 1998). Ondanks deze aantoonbare samenhang van lichaam en geest is er tot op heden weinig kwantitatief onderzoek verricht naar lichaamsgerichte therapie (Koemeda-Lutz, Kaschke, Revenstorf, Schermann, Weiss, & Soeder, 2008).
1.1 Lichaamsgerichte therapie: de basis Een van de grondleggers van de huidige lichaamsgerichte therapie is Wilhelm Reich (Young, 2008). De psychoanalytisch opgeleidde Reich maakte in het begin van de 20ste eeuw herhaaldelijk de observatie dat het beschermingsmechanisme van het karakter van de persoon bestond uit zowel verdrongen emoties als opgebouwde lichamelijk spanningen. Deze opvatting was een vernieuwing op de psyche-georiënteerde psychodynamische theorie, waarin onbewuste mentale processen centraal stonden (Young, 2008). In de jaren die volgenden formuleerde Reich verschillende theorieën over de onderdrukking van emoties in fysieke termen en ontwikkelde hij therapeutische technieken waarmee deze emoties bevrijd konden worden (Young, 2008). De afgelopen 20 jaar is er een verscheidenheid aan therapieën ontwikkeld op basis van de observatie van Reich (Röhricht, 2009). Door de wisselende nadruk op lichaam, danwel geest of de toegepaste verbale therpeutische technieken danwel non-verbale technieken doen de onderlinge verschillen tussen de therapieën soms groter aan dan de overeenkomsten. Om een overzicht te creëren heeft Röhricht (2000; aangehaald in Röhricht, 2009) een onderscheid gemaakt tussen enerzijds de inzicht-georiënteerde therapie (“body psychotherapies”) en 5
anderzijds de functioneel georiënteerde therapieën die primair gericht zijn op relaxatie en/of homeostase (“body therapies”) (Röhricht, 2000; aangehaald in Röhricht, 2009). Onder de body-psychotherapies wordt onder andere de Neo-Reichiaanse psychotherapie geplaatst. Hierbij worden emotionele ontladingstechnieken (“catharsis”) gebruikt om starre lichaamshoudingen en vergelijkbare rigide attitudes, ingebed in het lichaam, te verlichten. Het doel is om ruimte te creëren voor het ervaren van onderdrukte affectieve en emotionele processen (Röhricht, 2009). Bij de body-therapies ligt een grotere nadruk op non-verbale oefening. Deze methodes staan verder verwijderd van wat algemeen onder psychotherapie wordt verstaan en vinden hun oorsprong onder andere in de creatieve dans (Röhricht, 2000, aangehaald in Röhricht, 2009).
1.2 De effectiviteit van lichaamsgerichte therapie; wat is er bekend? De effectiviteit van lichaamsgerichte therapie is onderzocht in single case studies (Price, 2002) en in een beperkt aantal randomized controlled trials (Röhricht & Priebe, 2006; Price, 2006). Uit deze onderzoeken blijkt dat lichaamsgerichte therapie effectief is bij de behandeling van boulimia nervosa (Alexandridis, Schüle, Ehrig, & Fichter, 2007) en bij de verwerking van aan seksueel misbruik gerelateerd trauma (Price, 2002; 2006). Met betrekking tot schizofrenie is gevonden dat lichaamsgerichte therapie een positief effect heeft op de vermindering van negatieve symptomen, waaronder affectvervlakking (Röhricht & Priebe, 2006). Ook is lichaamsgerichte therapie onderzocht bij patiënten met psychische klachten als gevolg van een somatische aandoening. Het effect van lichaamsgerichte therapie is onderzocht bij vrouwen met borstkanker die depressieve en angstklachten rapporteerden. Patiënten die lichaamsgerichte therapie kregen lieten bij nameting een grotere verbetering zien in de subjectieve kwaliteit van het leven dan patiënten in de controleconditie (Sandel, Judge, Landry, Faria, Ouellette, & Majczak, 2005). Ook lieten borstkankerpatiënten na Dance Movement Therapy een significante vermindering zien van angst- en depressieve klachten en een verbetering in de kwaliteit van het leven, het subjectief welzijn en het zelfvertrouwen (Dibbell-Hope, 2000). Het effect van lichaamsgerichte therapie bij psychosomatische stoornissen (waaronder Irritable Bowel Syndrome, clusterhoofdpijn en somatisch onvoldoende verklaarde pijnklachten) is vooral onderzocht op basis van Functionele Relaxatie; een oefening waarbij de aandacht gericht wordt op lichamelijke sensaties en er gelijktijdig aan het bewegen van de gewrichten in- en uitgeademd wordt. Er werd een positief 6
effect gevonden van Functionele Relaxatie op somatische klachten, waaronder de symptomen van het prikkelbare darmsyndroom (Loew, Sohn, Martus, Tritt & Rechlin, 2000). Specifieker werd er een positieve invloed gevonden van Functionele Relaxatie op luchtweg weerstand en de expiratore piekstroom bij patiënten met acute astma (Loew, Siegfried, Martus, Tritt, & Hahn, 1996; Loew et al. 2000). Monsen en Monsen (2000) onderzochten het effect van psychodynamische lichaamsgerichte therapie op pijnklachten. Zij vonden dat lichaamsgerichte therapie een positief effect had op de subjectieve ernst van de pijn, de mate van somatisatie, angst- en depressieve klachten en sociale terugtrekking. Samenvattend lijkt er op basis van de hiervoor besproken onderzoeken sprake van dat lichaamsgerichte therapie een positief effect heeft op een verscheidenheid van lichamelijke en psychische symptomen. Opvallend is echter dat de meeste resultaten studies betreffen waarin onderzoek is gedaan naar patiënten met schizofrenie, een somatoforme stoornis en psychische klachten naar aanleiding van somatische klachten (Röhricht, 2009). Daarnaast lijken de “body therapies”, waaronder de Functionele Relaxatie en Dance Movement Therapy, in de onderzoeken oververtegenwoordigd (Alexandridis et al., 2007; Loew et al., 1996; 2000; Dribbell-Hope, 2000; Sandel et al., 2005). Om een algemeen beeld te schetsen van de effectiviteit van lichaamsgerichte therapie op een verscheidenheid van aanmeldklachten hebben Koemeda-Lutz et al. (2008) bij een grote sample size verschillende vormen van lichaamsgerichte therapie toegepast bij patiënten met een grote variatie van aanmeldklachten die op poliklinische basis werden behandeld. Uit de resultaten werd geconcludeerd dat lichaamsgerichte therapie een reductie van symptomen teweeg brachten op zowel lichamelijk, geestelijk en interpersoonlijk vlak. Er werd tevens een toename van de zelfredzaamheid van patiënten gevonden, ten opzichte van de wachtlijstconditie. Een verschil in effectiviteit tussen acht verschillende vormen van lichaamsgerichte therapie werd niet gevonden. Het onderzoek van Koemeda-Lutz et al. (2008) geeft een breder beeld van de toepasbaarheid van lichaamsgerichte therapie. Toch is de wetenschappelijke basis van het onderzoek beperkt te noemen, zeker in vergelijking met de grootschaligheid waarmee psychotherapieën als cognitieve gedragstherapie, worden onderzocht. Onderzoek naar de effectiviteit van lichaamsgerichte therapie onder Nederlandse cliënten in de eerstelijns geestelijke gezondheidszorg is voor zover bekend nog niet uitgevoerd. In het huidige onderzoek zal de effectiviteit van een lichaamsgerichte therapie onderzocht. Hierbij wordt voor onderzoeksdoeleinden onder lichaamsgerichte therapie de 7
therapieën verstaan worden die zich het beste laten vangen onder de “body-psychotherapies” met de Neo-Reichiaanse psychotherapie als voornaamste basis.
1.3 Cliënttevredenheid met Lichaamsgerichte therapie In het huidige therapieklimaat, waar evidence based werken de norm is, vormen effecitiviteitsstudies een essentiële basis voor de toepassing van een therapie. Een waardevolle aanvulling op de effectivitieitsstudie is het tevredenheidsonderzoek. Over de tevredenheid van clienten met lichaamsgerichte therapie is tot op heden weinig bekend. Tevredenheidsonderzoek met betrekking tot psychotherapie in het algemeen laat een positieve tendens zien. Zo toonde Deane (1993) aan dat cliënten psychotherapie in het algemeen zeer positief beoordelen. Ankuta en Abeles (1993) ondersteunen deze uitkomst maar merken daarbij op dat cliënten die een reductie van klachten rapporteren, positiever zijn over de behandeling, dan cliënten die geen verbetering van klachten rapporteren. Er is op basis van het onderzoek van Ankuta en Abeles (1993) dus sprake van een positieve relatie tussen klachtreductie en cliënttevredenheid. Hieruit kan een discussie volgen over de validiteit van het construct “cliënttevredenheid”. Tanner (1981) geeft echter aan dat hoewel effectiviteit een invloed kan hebben op tevredenheid, dit niet verward moet worden met de effectiviteit als synoniem voor tevredenheid, waarbij hij opmerkt dat er wel een kritische houding moet zijn in tevredenheidsonderzoek ten aanzien van confounds. Dit wordt onderbouwd door Gaston en Sabourin (1992) die de invloed van “sociale wenselijkheid” hebben onderzocht in relatie tot de clienttevredenheid. Zij kwamen tot de conclusie dat clienttevredenheid een legitieme uitkomstmaat is waarbij de rol van sociale wenselijkheid geen significante rol speelde. Al met al lijkt de boodschap duidelijk: cliënttevredenheid is een waardevolle uitkomstmaat, maar dient kritisch beoordeeld te worden. Zowel klachtreductie als cliënttevredenheid zullen in het huidige onderzoek onderzocht worden. Hierbij zal met betrekking tot de clienttevredenheid, de invloed van klachtenreductie meegenomen worden als mogelijke confounding variable.
1.4 Huidig onderzoek In het huidige onderzoek zal onderzocht worden of het verkrijgen van lichaamsgerichte therapie leidt tot een reductie van klachten bij cliënten in de eerstelijns geestelijke gezondheidszorg. Daarnaast zal gekeken worden wat de cliënttevredenheid met 8
lichaamsgerichte therapie is. Een relatie tussen klachtenreductie en cliënttevredenheid zal tevens onderzocht worden om een mogelijk confounding effect van klachtreductie te kunnen bepalen. Op basis van deze onderzoeksdoelen kunnen drie centrale onderzoeksvragen opgesteld worden. Ten eerste wordt gekeken of lichaamsgerichte therapie leidt tot een reductie van klachten. Op basis van eerdere positieve resultaten (Alexandridis et al. 2007; Koemeda-Lutz et al., 2008; Price, 2002; 2006; Röhricht, 2009; Röhricht & Priebe, 2006) wordt de hypothese gesteld dat lichaamsgerichte therapie leidt tot een afname van klachten, ook bij een heterogene cliëntenpopulatie in de eerstelijns geestelijke gezondheidszorg. Ten tweede zal onderzocht worden hoe tevreden cliënten zijn met lichaamsgerichte therapie. Zoals blijkt uit eerder onderzoek wordt psychotherapie over het algemeen goed beoordeeld door cliënten (Ankuta & Abeles, 1993; Deane, 1993; Gaston & Sabourin, 1992). Volgens de commonfactors theorie van Frank (1984) is er een aantal gemeenschappelijke factoren die verschillende vormen van psychotherapie gemeen hebben. Hieronder vallen onder andere de vertrouwelijke relatie tussen client en therapeut, de aanwezigheid van een rationale voor de klachten van de cliënt met een omschreven methode om de klachten te doen afnemen, de mogelijkheid van de therapeut om de cliënt nieuwe inzichten te geven met betrekking tot zijn klachten, het bieden van mogelijke alternatieven om met de klachten om te gaan en de aanwezigheid van emotionele arousal die een motivatie vormt voor de verandering in gedrag en houding (voor een uitgebreid overzicht zie Frank, 1984). Deze gemeenschappelijke delers van psychotherapie zijn ook van toepassing op de lichaamsgerichte therapie wanneer de body psychotherapies als uitgangspunt genomen wordt. Dit wekt de verwachting dat ook lichaamsgerichte psychotherapie positief beoordeeld zal worden op een tevredenheidvragenlijst. Omdat uit verschillend onderzoek blijkt dat er een relatie is tussen de afname van de ernst van de klachten en de cliënttevredenheid (Deane, 1993) wordt de relatie tussen klachtenreductie en clienttevredenheid meegenomen in het huidige onderzoek. Hierbij wordt verwacht dat cliënten die een sterke afname van klachten melden een hogere tevredenheid zullen melden met de therapie (hypothese 3). Met betrekking tot de effectiviteitsstudie zal exploratief gekeken worden of het effect van de therapie is voorbehouden aan een specifiek soort klachten. Gezien de focus van de therapie op het lichaam is het immers mogelijk dat er een grotere reductie van klachten is op (psycho)somatisch vlak dan bijvoorbeeld op cognitief
9
vlak. Ook is het mogelijk dat de somatische klachten sterker afnemen dan twee belangrijke As 1 stoornissen uit de DSM-IV-tr, te weten de angst- en stemmingstoornissen.
Methode 2.1 Design Het effectiviteitsonderzoek is opgesteld volgens een quasi-experimenteel withinsubjects design, waarbij voor- en nametingen op een Routine Outcome Monitoring (ROM) klachtenvragenlijst gebruikt zijn om de effectiviteit van lichaamsgerichte therapie te bepalen. Deze metingen zijn verricht bij de start van de therapie en acht weken daarna. Het cliënttevredenheidsonderzoek is crossectioneel van aard. Een cliëntervaringsvragenlijst is hiertoe afgenomen ten tijde van het tweede meetmoment. 2.2 Participanten Participanten zijn geworven via lichaamsgerichte therapeuten die aangesloten zijn bij de beroepsverenigingen Nederlandse Vereniging voor Postural Integration en Energetic Integration (NVPIT), Nederlandse Vereniging voor Biodynamische Therapie (NVBT), Nederlands Instituut voor Bio-energetische Analyse (NIBA) of Nederlandse Vereniging voor Lichaamsgeoriënteerde Psychotherapie (NVLP). Deze therapeuten zijn via e-mail benaderd om mee te werken aan het onderzoek. Therapeuten die mee wilden deelnemen hebben alle cliënten die zich in de periode van 1 februari 2012 tot en met 1 maart 2012 aanmeldden voor eerstelijns lichaamsgerichte therapie uitgenonodigd om deel te nemen aan het onderzoek. De aanmelding geschiedde via verwijzing van de huisarts, danwel op eigen initiatief. Bij de benadering van participanten zijn geen exclusiecriteria, noch inclusiecriteria gehanteerd. Het totaal aantal benaderde participanten, evenals het totaal aantal benaderde therapeuten is onbekend.
2.3 Meetinstrumenten 2.3.1 Cliënttevredenheid De Consumer Quality Index (CQ-index), versie Kortdurende ambulante GGZ is een zelfrapportage vragenlijst die cliëntervaringen in de geestelijke gezondheidszorg meet (Van Wijngaarden, Kok, Meije & Fontiadis, 2007). De vragenlijst bevat 63 vragen die zeven 10
domeinen van de cliëntervaring meet, zoals bijvoorbeeld bereikbaarheid van de behandelaar(s) en inspraak en keuzevrijheid. De antwoordmogelijkheden zijn allen multiplechoice, maar variëren in schaal. Items kunnen met ‘ja/nee’ beantwoord worden, op een vijfpunts Likert-schaal of op frequentie. Een voorbeelditem dat op frequentie geantwoord kon worden is: ‘Geven uw behandelaars u tegenstrijdige informatie?’ ‘nooit’-‘soms’-‘meestal’‘altijd’. De psychometrische kwaliteiten van de CQ-index zijn onderzocht in een pilot-studie van het Trimbos instituut (Van Wijngaarden et al. 2007). De interne consistentie van de verschillende domeinen variëert van Cronbach’s α= .69 (informatie over medicatie) tot Cronbach’s α=.95 (geestelijk functioneren). Voor dit onderzoek zijn vijf items uit de CQ-index gebruikt om de cliënttevredenheid te bepalen. Deze items zijn op face-value gekozen omdat zij een goede maat leken voor de algemene beoordeling van de therapie. Deze items zijn: 1. ‘Welk cijfer zou u de behandeling willen geven?’ 2. ‘In hoeverre staat u achter de methoden die zijn gehanteerd?’ 3. ‘Was de behandeling naar uw mening de juiste aanpak voor uw klachten?’ 4. ‘Werd de behandeling naar uw wens uitgevoerd?’ 5. ‘Zou u deze behandeling bij anderen aanbevelen?’. Aan de bestaande lijst is een zesde item (‘In hoeverre staat u in het algemeen achter de visie binnen de lichaamsgerichte (psycho)therapie?’) toegevoegd om de vragenlijst toe te spitsen op de lichaamsgerichte therapie. Het theoretisch raamwerk van de lichaamsgerichte therapie verschilt van onder andere cognitieve therapieën, gezien de fundamentele aanname van de lichaam-geest interactie zoals Staunton (2002, aangehaald in Röhricht, 2009) aanmerkte. Het is daarom interessant te kijken in hoeverre participanten zich kunnen vinden in dit theoretisch raamwerk.
2.3.2 Klachtenprofiel Het type klachten en de ernst van de klachten zijn gemeten middels vragenlijst de Brief Symptom Inventory (BSI; Derogatis, 1975) en de CQ-index (Van Wijngaarden et al. 2007). Middels de BSI is getracht een specifieke maat voor de klachten te bepalen. De vragen uit de CQ-index betreffen de subjectieve vooruitgang en zijn derhalve gebruikt als een aanvullende globale maat voor klachtreductie. De BSI is een zelfrapportage vragenlijst die klinisch relevante psychologische symptomen meet op negen domeinen, te weten: 1. Somatische klachten, 2. Cognitieve klachten, 3. Interpersoonlijke gevoeligheid, 4. Depressieve stemming, 5. Angst, 6. Hostiliteit, 7. Fobische angst, 8. Paranoïde gedachten en 9. Psychoticisme. De items worden beantwoord 11
op een vijf-punts Likert-schaal waarbij men aan kan geven in welke mate men in de afgelopen zeven dagen last heeft ondervonden van een bepaald symptoom: 0 = ‘helemaal geen’, 1= ‘een beetje’, 2= ‘nogal’, 3=’tamelijk veel’ en 4= ‘heel veel’. Een voorbeelditem van het domein somatische klachten is: ‘duizeligheid of moeite uw evenwicht te bewaren’. Een hoge score op de BSI impliceert ernstige psychiatrische symptomatologie, waarbij de range van de totaalscore 0 – 212 bedraagt (Derogatis & Meliseratos, 1983). Normgegevens zijn beschikbaar voor verschillende leeftijdscategorieën de algemene bevolking, evenals voor (psychiatrische) patiënten. In het huidige onderzoek is de interne consistentie van de verschillende domeinen goed, variërend van Cronbach’s α=.74 (‘Fobische Angst’), tot Cronbach’s α=.81 (‘Hostiliteit’). Vergelijkbare betrouwbaarheidscoëfficiënten zijn ook gevonden in het onderzoek van Derogatis en Meliseratos (1983). Klachtreductie is gemeten middels drie vragen uit de CQ-index. Deze vragen hadden betrekking op de subjectief ervaren mate van verbetering in klachten (Vergeleken met twaalf maanden geleden; hoe beoordeelt u nu uw klachten?), coping (Vergeleken met twaalf maanden geleden; hoe vindt u nu dat u met uw klachten omgaat?) en het algemene functioneren (Vergeleken met twaalf maanden geleden: Hoe vindt u dat u nu funcioneert?). Participanten konden de vragen beantwoorden op een vijf-punts Likert-schaal, lopend van 0 = ‘Veel minder goed’, tot 5 = ‘Veel beter’ (range totaalscore = 0 -15). Een hoge score op deze schaal impliceert een sterke subjectieve vooruitgang. De interne consistentie van deze vragen is uitstekend (Cronbach’s α= .96).
2.4 Procedure Therapeuten benaderden cliënten in de periode van 1 februari tot 1 maart 2012 telefonisch bij het plannen van het eerste contact of tijdens het eerste contact. Hierbij werd aan cliënten gevraagd of zij deel wilden nemen aan een onderzoek naar lichaamsgerichte therapie. Aan de participanten werd verteld dat het onderzoek zou bestaan uit de afname van drie vragenlijsten verdeeld over twee meetmomenten. Vervolgens werd aan de participanten die deel wilden nemen gevraagd om na afloop van het eerste contact een vragenlijst in te vullen. Op het voorblad van de BSI (zie bijlage B) vulde de therapeut de naam van de participant in. Dit voorblad was tevens voorzien van een cliëntnummer. Dit voorblad werd voorafgaand aan de afname afgescheurd van de vragenlijst 12
en werd bewaard voor het tweede meetmoment waarop de participant een vragenlijst met hetzelfde nummer diende te krijgen. Hierna overhandigde de therapeut de vragenlijst en gaf hierbij de volgende instructie: "In het kader van onderzoek naar lichaamsgerichte therapie wil ik u vragen deze vragenlijst in te vullen. Na verloop van tijd (8 weken tot 3 maanden), en aan het einde van de behandeling, zal ik u vragen dezelfde vragenlijst nog een keer in te vullen. Het meedoen met dit onderzoek is vrijwillig en heeft geen invloed op uw behandeling. Het invullen van de vragenlijst neemt ongeveer 15 minuten in beslag." Afname geschiedde in de praktijk van de therapeut in een rustige omgeving en in afwezigheid van de therapeut om sociaal-wenselijk antwoorden te voorkomen. Na afloop van de afname stuurde de therapeut de vragenlijst per post op naar de onderzoekscommissie van de NVPIT. In de week van 14 maart 2012 kregen de therapeuten een e-mail met instructies voor het tweede meetmoment toegezonden (zie bijlage C). Acht weken na het eerste meetmoment vond het tweede meetmoment plaats (29 maart tot 1 mei). Participanten kregen voorafgaand aan de sessie allereerst de BSI voorgelegd met het verzoek deze opnieuw in te vullen. De afname geschiedde onder dezelfde omstandigheden als op het eerste meetmoment; in de praktijk van de therapeut, in een rustige omgeving, zonder aanwezigheid van de therapeut zelf. Nadat de participant de vragenlijst had ingevuld werd hem/haar verzocht om een online cliëntervaringsvragenlijst in te vullen. De therapeut zond vervolgens de afgenomen BSI vragenlijst per post naar de onderzoekscommissie van de NVPIT. Participanten die ermee instemden om de cliëntervaringsvragenlijst in te vullen werd gevraagd om hun e-mail adres. Hierop kregen zij vervolgens een e-mail toegezonden van de therapeut met daarin instructies, een persoonlijke inlogcode en een wachtwoord (zie bijlage D). Via een link in de e-mail kwamen zij bij de online cliëntervaringsvragenlijst terecht, de CQ-index. Hier kregen zij allereerst instructies, waarna zij de vragenlijst konden invullen. Het invullen van de vragenlijst nam ongeveer 10 minuten in beslag. Er werd geen beloning uitgekeerd voor deelname aan het onderzoek.
2.4 Analyses De verzamelde data zijn geanalyseerd middels het programma Statistical Package for Social Sciences 19.0 (SPSS) voor windows. De mogelijke invloed van lichaamsgerichte therapie op de afname van klachten (afhankelijke variabele) werd allereerst getoetst. Middels een gepaarde t-test werd de 13
gemiddelde score op de nameting van de BSI vergeleken met de gemiddelde BSI-score van de voormeting. Aan de assumpties voor een gepaarde t-test is voldaan (Figuur 3.1, bijlage E). Deze t-toets werd uitgevoerd om te kunnen bepalen of participanten een algemene reductie van klachten vertoonden (hypothese 1). De effectgrootte werd bepaald middels Cohen’s d. Een specificatie werd gemaakt door de vooruitgang van participanten te bepalen naar gelang de verschillende klachten. Gekeken werd of participanten naast een algemene reductie van klachten ook een reductie van klachten vertoonden op de verschillende domeinen van de BSI. Hiertoe werden de domeinscores berekend. De domeinscore is de gemiddelde score op de vragen van het betreffende domein. Middels gepaarde t-testen werd gekeken naar de reductie van klachten op de negen domeinen van de BSI. Effectgroottes werden vermeld in de vorm van Cohen’s d. Exploratief werd gekeken of er een verschil is in klachtreductie op het domein ‘somatische klachten’ enerzijds en ‘cognitieve klachten’, ‘depressieve klachten’ en ‘angstklachten’ anderzijds. Hiertoe zijn drie onafhankelijke t-tests uitgevoerd waarbij de verschilscores van voor- en nameting van de domeinen cognitieve klachten, depressieve klachten en angstklachten vergeleken werden met de verschilscore van de somatische klachten. De resultaten van de subjectieve vooruitgang die men rapporteerde werden vervolgens geanalyseerd. Hiertoe zijn de descriptieve waarden vermeld over de schaal die de subjectieve klachtenreductie meet ten opzichte van 12 maanden geleden. Tevredenheid met lichaamsgerichte therapie (hypothese 2) werd onderzocht op basis van de resultaten van de CQ-index. Allereerst is bepaald welk gemiddeld cijfer participanten de therapie beoordelen. Hierbij geldt: ≤5 = onvoldoende, 6 = voldoende, 7 = ruim voldoende, 8 = goed, 9 = zeer goed, 10 = uitmuntend, overeenkomstig de cijferwaardering zoals gebruikelijk is in onder andere het onderwijs. Tevens is er een overzicht gegeven van de resultaten op de overige CQ-index vragen. Deze data zijn descriptief van aard, waarbij gemiddelden en de standaarddeviaties vermeld zijn. Een meervoudige regressieanalyse werd uitgevoerd om de relatie tussen klachtreductie en cliënttevredenheid te kunnen bepalen (hypothese 3). Hierbij werd gekeken of cliënttevredenheid een relatie had met klachtreductie en of deze relatie afhankelijk was van de manier waarop de klachtreductie was gemeten: waarbij een onderscheid gemaakt werd tussen de BSI en de schaal voor Subjectieve klachtreductie. De variabele subjectieve klachtreductie en cijferbeoordeling bleken normaal verdeeld te zijn. De verschilscores van de BSI bleken 14
niet normaal verdeeld (Figuur 3.1, bijlage E). Middels Bootstrapping is getracht de normaalverdeling van de variabele te benaderen. Er was sprake van een lineair verband tussen de subjectieve klachtreductie en cliënttevredenheid. Figuur 3.2 in bijlage E laat zien dat de gemiddelde waarden van de residuen niet significant afwijkt van 0. Aan de assumptie van homoscedasticiteit is voldaan. Cook’s distance (min. 0,00; max 0,19) is kleiner dan 1. Dit geeft reden aan te nemen dat er geen invloedrijke uitbijters zijn in de data. Ook werd voldaan aan de assumptie van multicollineariteit (VIF=1.16). De waarde van de Durbin-Watson test bleek 1.91. Dit benadert de waarde van 2, op basis waarvan mag aangenomen worden dat er sprake is van onafhankelijke residuen. De onafhankelijke variabele was de afname van klachten, gemeten door de verschilscore van de BSI op de voormeting en nameting. Daarnaast werd als onafhankelijke variabele de mate van subjectieve vooruitgang meegenomen, gemeten middels de schaal van subjectieve klachtreductie. De afhankelijke variabele was de cliënttevredenheid welke in deze regressieanalyse gemeten werd door de score op de vraag: “welk cijfer geeft u aan deze behandeling?”. Resultaten 3.1 Participanten en Uitval De gegevens over de participanten zijn nader bekeken. Participanten zijn geworven door 26 therapeuten. Vierenzestig participanten vulden de vragenlijst (BSI) op het eerste meetmoment in. Dertig participanten vulden de vragenlijst (BSI) op het tweede meetmoment in. Het aantal participanten dat naast de twee vragenlijsten ook de cliënttevredenheidsvragenlijst invulde is 20. Vierenveertig participanten vielen op enig moment tijdens het onderzoek uit, hetgeen overeenkomt met een totaal uitvalspercentage van 68.8% (zie Tabel 3.1). Dit hoge uitvalspercentage maakt dat de missing data niet te imputeren zijn. Tabel 3.1 Gemiddelde Scores en Standaarddeviaties (SD) op de Variabelen Leeftijd en Ernst van de Klachten van Participanten en Participanten die op enig Moment tijdens het Onderzoek Uitvielen Participanten Uitval n=20 (31.3%) n=44 (68.7%) Variabelen Leeftijd 42.80(14.12) 44.00(11.01) Ernst van de klachten 47.20(30.73) 53.30(26.71) 15
Er zijn geen significante verschillen tussen participanten die op enig moment tijdens het onderzoek zijn uitgevallen en participanten die alle vragenlijsten hebben ingevuld op de variabelen leeftijd (t(60)= -.36, p>.05) en ernst van de klachten (t(62)=-.83, p>.05). De overige demografische kenmerken werden uitgevraagd bij afname van de cliëntervaringsvragenlijst en zijn derhalve alleen bekend van de 20 participanten die deze vragenlijst ingevuld hebben (zie Tabel 3.2). Tabel 3.2 Demografische Gegevens van de Participanten (n=20) die zowel de BSI als de CQ-index Invulden. Demografische Variabele Geslacht, n(%) Man
8 (40)
Vrouw
12 (60)
Leeftijd, m(SD) (range)
42.8 (14.12) (18-76)
Geboren in Nederland, n(%)
18 (90)
Opleidingsniveau, n(%) Lager beroepsonderwijs
1 (5)
MAVO, MBO of VMBO-t
2 (10)
HAVO, VWO of HBS
2 (10)
HBO
10 (50)
WO
3 (15)
Anders
2 (10)
Werk, n(%) Betaald werk
12 (60)
Geen betaald werk
8 (40)
Aantal sessies n(%) 3 sessies
1(5)
4 sessies
6(30)
5 t/m 9 sessies
13(65)
Participanten waren vooral hoger-opgeleide Nederlanders, van middelbare leeftijd, vrouw en hadden ten tijde van het onderzoek een betaalde baan. 16
3.2 Klachtenreductie Een tweezijdige gepaarde t-test is uitgevoerd om eventuele klachtenreductie te kunnen bepalen. De gemiddelde scores op de BSI op de voormeting zijn vergeleken met de gemiddelde BSI-scores op de nameting. Participanten scoorden gemiddeld lager op de BSInameting (M=29.17, SD = 20.85), dan op de BSI-voormeting (M=50.73, SD=27.22). Dit verschil bleek significant, t(29)=5.31, p<.001, Cohen’s d =.89. Conform de verwachting is er sprake van een reductie van klachten. Om te kunnen beoordelen of deze reductie van klachten is voorbehouden aan een of meerdere domeinen zijn de gemiddelde BSI voor- en nametingsscores uitgesplitst naar de domeinen. Tabel 3.3 geeft de gemiddelde scores op de voormeting en nameting weer voor de negen domeinen van de BSI. Tabel 3.3 Domeinscores, Standaarddeviaties (SD) en Significantieniveau’s op de Negen Domeinen van de BSI bij de Voormeting en Nameting. Voormeting Nameting t-toets (n=30) (n=30) (df=29) Cohen’s d BSI-totaalscore 50.73(27.22) 29.17(20.85) 5.31*** .89 Domeinscores: Somatische klachten
`
0.70(0.61)
0.45(0.49)
3.17**
.45
Cognitieve klachten
1.36(0.73)
0.75(0.55)
4.83***
.94
Interpersoonlijke gevoeligheid
1.34(0.88)
0.83(0.64)
4.02***
.66
Depressieve stemming
1.30(0.86)
0.73(0.58)
4.83***
.78
Angst
1.12(0.78)
0.65(0.63)
3.96***
.66
Hostiliteit
0.74(0.59)
0.35(0.38)
3.90**
.79
Fobische angst
0.59(0.64)
0.38(0.40)
2.20*
.39
Paranoïde gedachten
0.74(0.61)
0.44(0.37)
3.07**
.59
Psychoticisme
0.98(0.66)
0.61(0.53)
3.61**
.62
Noot:*p<.05; **p<.01; ***p<.001 Over de gemiddelde scores op de voor- en nameting zijn gepaarde t-testen uitgevoerd. Proefpersonen rapporteerden op alle dimensies een significant lagere score op de nameting, dan op de voormeting (Tabel 3). Dit impliceert dat er sprake is van een afname van klachten, ongeacht het type klacht. De effectgroottes variëerden van klein (Cohen’s d= .38) voor de 17
dimensie Fobische angst, tot groot (Cohen’s d=.94) voor de dimensie Cognitieve klachten. Gekeken is naar de verschillen in effectiviteit van lichaamsgerichte therapie op enerzijds de somatische klachten en anderzijds de cognitieve, depressieve en angstklachten. Opvallend uit Tabel 3 zijn effectgroottes op de dimensies Cognitieve klachten (Cohen’s d=.94) en Somatische klachten (Cohen’s d=.45). Participanten lieten een significant grotere afname van cognitieve klachten zien (M=0.61, SD=0.69), dan van somatische klachten (M=0.25, SD=0.43), t(29)=-3.16, p<.05. Ook bleek de afname van depressieve klachten (M=0.57, SD=0.65; t(29)=-2.51, p<.05) en angstklachten (M=0.47, SD=0.65; t(29)=-2.09, p<.05) groter dan de afname van somatische klachten. De reductie van klachten zoals hiervoor beschreven is wordt ondersteund door de subjectieve vooruitgang die participanten rapporteerden. Een hoge score impliceert dat participanten een sterke subjectieve reductie van klachten ervoeren (range: 0-15). Participanten behaalde een gemiddelde score van 12.45 (SD= 2.06, min = 8, max = 15). Participanten gaven aan dat zij een subjectieve reductie van klachten ervoeren. Er bleek geen significantie correlatie te zijn tussen klachtreductie gemeten middels de BSI en de subjectieve klachtreductie (r=.38, p=.10).
3.3 Clienttevredenheid De descriptieve waarden van de respons op de vijf clienttevredenheidsvragen uit de CQ-index zijn weergegeven in Tabel 3.4. Tabel 3.4 Descriptieve Resultaten van Participanten (N=20) op de cliënttevredenheidsvragen M(SD)
Range
n(%)
3.90(1.55)
0=Weet ik niet 1=Helemaal niet 2= Weinig 3= Neutraal 4= Tamelijk veel 5=Volledig
1(5) 1(5) 1(5) 4(20) 4(20) 9(45)
Was de behandeling naar uw mening de juiste aanpak voor uw klachten?
1=Nee 2=Ja
0(0) 20(100)
Werd de behandeling naar
1=Nee
0(0)
In hoeverre staat u achter de visie binnen de lichaamsgerichte (psycho)therapie?
`
18
uw wens uitgevoerd?
2=Ja
20(100)
Zou u deze behandelaar bij anderen aanbevelen?
3.50(0.51)
1=Beslist niet 2= Waarschijnlijk niet 3= Waarschijnlijk wel 4=Beslist wel
0(0) 0(0) 10(50) 10(50)
Welk cijfer geeft u aan deze behandeling?
7.95(2.09)
≤5=Onvoldoende 6= Voldoende 7= Ruim Voldoende 8= Goed 9= Zeer Goed 10=Uitstekend
0(0) 0(0) 5(25) 11(55) 4(20) 0(0)
Participanten bleken tevreden te zijn met lichaamsgerichte therapie. Zij geven een gemiddelde waardering van een 7,95, hetgeen overeenkomt met het predikaat ‘goed’.Geen van de participanten beoordeelde de lichaamsgerichte therapie met een onvoldoende. Het laagst gegeven cijfer is een 7. Alle participanten vonden dat de behandeling de juiste aanpak was voor hun klachten. Met betrekking tot de uitvoerende behandelaar gaven alle participanten aan dat de behandeling naar wens was uitgevoerd. Vijftig procent zou de behandelaar waarschijnlijk aanbevelen bij anderen. Vijftig procent zou dat beslist doen. Vijfenveertig procent van de participanten geven aan dat zij volledig achter de visie van lichaamsgerichte therapie staan. Twintig procent van de participanten staat tamelijk veel achter de visie. Tien procent van de participanten staat in enige mate niet achter de visie van lichaamsgerichte therapie. 3.4 De relatie tussen klachtreductie en cliënttevredenheid Er bleek sprake van een significante correlatie tussen de cliënttevredenheid zoals gemeten middels het cijfer dat voor de behandeling werd gegeven en de subjectieve maat voor klachtreductie (r=.61 ,p<.05). Er was geen significante correlatie tussen cliënttevredenheid en de reductie van klachten zoals gemeten middels de BSI (r= .00, p>.05). De resultaten van de meervroudige regressieanalyse staan in Tabel 3.5. Er was geen sprake van een significante samenhang tussen klachtreductie (BSI) en cliënttevredenheid; de proportie verklaarde variantie was niet significant groter dan 0 (F(1,18)=0.00, p>.05). De reductie van klachten gemeten middels de BSI bleek geen positieve samenhang te hebben met cliënttevredenheid.
19
Tabel 3.5 Regressie van klachtreductie op cliënttevredenheid b SEb 95% CI voor β linkerrechterwaarde waarde Stap 1 Constante 8.95 0.21 8.63 9.29 BSI 0.00 0.01 -0.01 0.01 Stap 2 Constante 6.16 0.79 4.70 7.69 BSI -0.01 0.01 -0.02 0.00 Subjectieve 0.24 0.06 0.11 0.35 klachtreductie
Bèta
0.00
ttoets
pwaarde
43.12 <.01 0.001 >.05
7.81 <.01 -0.27 -1.36 >.05 0.71 3.62 <.01
Noot: Resultaten zijn op basis van Bootstrapping over 1000 samples
De regressielijn van subjectieve klachtreductie verklaarde 43.5% van de variantie van de variabele cliënttevredenheid (R²=.435). De regressiecoëfficiënt lag met 95% zekerheid tussen 0.11 en 0.35. De waarde 0 wordt niet doorkruist. De nulhypothese, het regressiecoëfficiënt β (subjectieve klachtreductie) is gelijk aan 0, kan verworpen worden (F(2,17)= 6.55, p<.01). Dit betekent dat er een significante positieve samenhang is tussen subjectieve klachtreductie en cliënttevredenheid. Participanten die een grotere afname aan klachten ervoeren waren tevredener over de therapie, dan participanten die een minder grote afname aan klachten ervoeren.
Discussie Het doel van het huidige onderzoek was te onderzoeken of lichaamsgerichte therapie leidde tot een reductie van een variatie aan klachten bij clienten in de eerstelijns GGZ. Daarnaast was het doel te onderzoeken hoe tevreden cliënten zijn met deze vorm van psychotherapie. Ten derde is de mogelijke relatie tussen klachtreductie en cliënttevredenheid onderzocht. De effectiviteit van, en tevredenheid met een lichaamsgerichte therapie in de Nederlandse eerstelijns GGZ is voor zover bekend nog niet eerder onderzocht. Op basis van het huidige onderzoek kan geconcludeerd worden dat lichaamsgerichte een afname van een verscheidenheid aan psychische klachten teweeg bracht (hypothese 1). Dit resultaat is conform de verwachting zoals geformuleerd in de hypothese en is in overeenstemming met resultaten uit eerder onderzoek (Alexandridis et al. 2007; Koemeda20
Lutz et al. 2008; Price, 2002; 2006; Röhricht, 2009; Röhricht & Priebe, 2006). De reductie van klachten blijkt niet voorbehouden te zijn aan een specifiek soort klacht: Zowel op cognitieve, somatische alsook op de verschillende DSM-IV As-I problematieken namen de klachten van cliënten in ernst af. Een opvallende bevinding is dat cliënten de meeste vooruitgang lieten zien op het vlak van de cognitieve, angst- en stemmingsproblematiek. Deze reductie van klachten was groter dan de reductie van klachten op de somatische klachten. Dit impliceert dat hoewel de focus van de therapie op het lichaam gericht is, het effect niet voorbehouden is aan klachten van somatische aard. Deze bevinding ondeschrijft de lichaamgeest interactie, welke de basis vormt van het therapeutisch raamwerk van lichaamsgerichte therapie (Staunton, 2002; Röhricht, 2009). In overeenstemming met de verwachting die gesteld werd op basis van de commonfactors theorie van Frank (1984), blijkt uit het huidige onderzoek dat cliënten tevreden zijn over de lichaamsgerichte therapie (hypothese 2). Cliënten beoordeelden de behandeling gemiddeld met een “Goed”. Cliënten ervoeren de therapie als de juiste aanpak voor hun klachten. Ook waren zij unaniem tevreden over hun individuele behandelaar. De meeste cliënten gaven aan dat zij zich konden vinden in de theorie achter lichaamsgerichte therapie. Tien procent van de cliënten gaf echter aan zich in enige mate niet te kunnen vinden in de achterliggende theorie. Dit is opvallend omdat geen enkele participant de behandeling als onvoldoende heeft beoordeeld. De theorie achter de therapie lijkt in dit geval de mening over de behandeling niet te hebben beïnvloed. Een andere verklaring is dat niet alle cliënten voldoende informatie hebben gekregen over de achterliggende theorie, hetgeen het antwoordpatroon kan hebben beïnvloed. De derde hypothese stelde dat er mogelijk een relatie zou zijn tussen klachtreductie en cliënttevredenheid, waarbij cliënten die een sterkere reductie van klachten rapporteerden tevredener zouden zijn over de therapie. Uit de resultaten blijkt dat er geen relatie is tussen klachtreductie en cliënttevredenheid wanneer klachtreductie werd gemeten aan de hand van BSI voor- en nametingen. Wanneer klachtreductie werd gemeten middels een subjectieve maat, bleek er wel sprake te zijn van een relatie tussen klachtreductie en cliënttevredenheid. Cliënten die een sterkere subjectieve vooruitgang in hun klachten rapporteerden, gaven de therapie een hoger cijfer dan cliënten die een lagere vooruitgang rapporteerden. Dit afwijkende resultaat werpt vragen op over de manier waarop klachtreductie is gemeten en over de betrouwbaarheid van de verschillende meetmethoden. De subjectieve maat voor 21
klachtreductie is gebaseerd op een momentopname en wordt daarom ook minder betrouwbaar geacht dan de specifieke maat voor klachtreductie welke gebaseerd is op Routine Outcome Monitoring (ROM) metingen. Hoewel de drie vragen die subjectieve klachtreductie maten een hoge interne consistentie hadden was er mogelijk sprake van een priming-effect ten tijde van de meting van subjectieve klachtreductie, waarbij een positieve beoordeling van de vooruitgang in klachten een later gevraagde waardering van de therapie positief kan hebben beïnvloed. Omdat de specifieke maat voor klachtreductie gemeten werd op twee verschillende meetmomenten, is deze naar alle waarschijnlijkheid niet of in mindere mate aan dergelijke priming-effecten onderhevig geweest. De positieve relatie tussen klachtreductie en cliënttevredenheid die in eerder onderzoek is gevonden middels ROM-metingen (Ankuta & Abeles, 1993) is in het huidige onderzoek niet teruggevonden. 4.1 Beperkingen en kracht van het huidige onderzoek Het huidige onderzoek kent een aantal beperkingen die mogelijk van invloed zijn geweest op de onderzoeksbevindingen. Met betrekking tot de effectiviteitsstudie valt op te merken dat het onderzoek quasi-experimenteel is opgezet. Het ontbreken van een controlegroep maakt dat de resultaten niet eenduidig te interpreteren zijn. Ondanks dat er sprake was van een sterk effect van de behandeling op de reductie van klachten, kan de vooruitgang niet met zekerheid toegeschreven worden aan de lichaamsgerichte therapeutische interventies. De effectgroottes van het huidige onderzoek maken vergelijking met resultaten uit andere onderzoeken echter wel mogelijk. Daarnaast valt kritiek te uiten op de invulling aan de therapie. Hoewel het theoretisch raamwerk van de therapie eenduidig lijkt, is, zoals eerder aangegeven, de invulling aan de therapeutische toepassing ervan sterk wisselend (Röhricht, 2000). Therapeuten die, naar de categorisering van Röhricht (2009), werken in overeenstemming met de kenmerken van body-psychotherapy zijn benaderd voor dit onderzoek. Echter, er is geen sprake geweest van een gestandaardiseerd behandelprotocol waardoor controle op de invulling van de behandelingen ontbrak. Dit betekent dat het mogelijk ook de common-factors van psychotherapie (Frank, 1983) zijn die de effectiviteit van lichaamsgerichte therapie in dit onderzoek mede kunnen verklaren. Een derde beperking met betrekking tot de onderzoeksopzet is het beperkt aantal ROM metingen. Door gebrek aan longitudinale data kunnen er geen uitspraken gedaan worden over de effectiviteit van lichaamsgerichte therapie op de langere termijn. Mogelijk kan het 22
meetmoment na acht weken beïnvloed zijn door een eerste afname van klachten die het krijgen van psychische hulp teweeg heeft gebracht, maar die niet specifiek valt toe te schrijven aan de interventies van de therapie. Dit wordt ondersteund door resultaten uit eerder onderzoek waaruit gebleken is dat er pas na 11 sessies sprake was van significante afname van klachten (Anderson & Lambert, 2001; Kopta, Howard, Lowry, & Beutler, 1994). De toevoeging van een derde meetmoment en/of nameting hadden dit probleem kunnen ondervangen. Een vierde beperking is het hoge uitvalspercentage. Het hoge uitvalspercentage bemoeilijkt vooral de interpretatie van de cliënttevredenheidsresultaten. Naast de mogelijkheid dat cliënten eerder stoppen omdat zij tevreden zijn met het behaalde resultaat, is er immers ook de mogelijkheid dat zij gestopt zijn uit ontevredenheid over de behandeling. De reden van uitval is niet gemonitord en de mogelijkheid van uitval door ontevredenheid kan daarom niet uitgesloten worden. Ondanks de kleine sample-size is een sterk punt van het huidige onderzoek het gebruik van within-subject data om vergelijkende groepen te creëren, zoals gedaan is met de domeinscores van de BSI. Hierdoor konden er ondanks het beperkte aantal participanten toch uitspraken gedaan kunnen worden over de effectiviteit van lichaamsgerichte therapie bij verschillende soorten klachten. Met betrekking tot de meetinstrumenten kan opgemerkt worden dat de CQ-index bedoeld is om cliëntervaringen te meten. De cliënttevredenheid is geen gevalideerde subschaal van deze vragenlijst. De keuze voor de items is gemaakt op basis van indruksvaliditeit. Dit betekent dat de gekozen vragen wellicht onvoldoende aspecten van de cliënttevredenheid meten om betrouwbare uitspraken hieromtrent te kunnen doen. Een sterk punt van het huidige onderzoek is de mate waarin de gevonden resultaten gegeneraliseerd kunnen worden naar de gehele populatie cliënten in de eerstelijns GGZ. Overeenkomstig met de resultaten uit eerder onderzoek naar de man-vrouw verdeling in de GGZ, werd in het huidige onderzoek een oververtegenwoordiging van vrouwelijke cliënten gevonden en werden angst en stemmingsklachten het meest frequent genoemd als aanmeldklacht, hetgeen overeenkomt met de representatie van deze klachten in de eerstelijns GGZ (Bijl, Van Zessen & Ravelli, 1997). Een tweede ondersteuning van de mogelijkheid tot generalisatie is de afwezigheid van inclusie- en exclusiecriteria. Er werd niet geselecteerd op
23
demografische, danwel klachtgerichte variabelen hetgeen de representatie van cliënten in de eerstelijns GGZ ten goede komt. 4.2 Klinische implicaties en vervolgonderzoek Lichaamsgerichte therapie is een relatief onbekende vorm van psychotherapie. Het huidige onderzoek tezamen met de resultaten uit eerder onderzoek (Alexandridis et al. 2007; Koemeda-Lutz et al. 2008; Price, 2002; 2006; Röhricht, 2009; Röhricht & Priebe, 2006) geven echter aanleiding tot het toebedelen van een substantiëlere rol aan de lichaamsgerichte therapie in het psychotherapeutische aanbod. Zo kan de lichaamsgerichte therapie bijvoorbeeld onderdeel vormen van het curriculum van universitaire opleidingen, waaronder de klinische psychologie. Dit kan niet alleen deze vorm van therapie in de klinische praktijk stimuleren, maar brengt wellicht ook meer wetenschappelijke aandacht met zich mee. Dit onderzoek is voor zover bekend het eerste gecombineerde cliënttevredenheidseffectiviteitsonderzoek bij cliënten uit de eerstelijns GGZ. Om die reden was dit onderzoek overwegend exploratief van aard, hetgeen voldoende ruimte geeft voor vervolgonderzoek. De opzet voor vervolgonderzoek zal idealiter een RCT betreffen waarin middels voor-, tussen- en nametingen en controlecondities met random toewijzing de effectiviteit van lichaamsgerichte therapie onderzocht zal worden. Dit effectiviteitsonderzoek kan zich, in tegenstelling tot het huidige onderzoek, toeleggen op de effectiviteit van therapiespecifieke technieken. Hierbij valt onder andere te denken aan verbale technieken, zoals lichaamsgerichte gesprekken, tegenover non-verbale technieken zoals bijvoorbeeld een body-scan of bonding (Young, 2008). Met betrekking tot het cliënttevredenheidsonderzoek kan worden aanbevolen om een gevalideerde en betrouwbare schaal voor cliënttevredenheid te gebruiken. Op basis van het huidige onderzoek dient hierin rekening gehouden te worden met de subjectieve klachtreductie die cliënten rapporteren als confounding variable. 4.3 Conclusie Het doel van het huidige onderzoek was de effectiviteit van, en cliënttevredenheid met lichaamsgerichte therapie onderzoeken. Daarbij is gekeken of cliënten een reductie van klachten lieten zien op verschillend aantal domeinen. Tevens is gekeken of er een samenhang was tussen de gerapporteerde afname van klachten en cliënttevredenheid. De resultaten van dit onderzoek suggereren dat cliënten die lichaamsgerichte therapie kregen een reductie van klachten vertoonden. Deze reductie van klachten was niet voorbehouden aan een specifiek 24
soort aanmeldklacht. Daarnaast bleken cliënten tevreden te zijn met lichaamsgerichte therapie. Cliënten die een hogere reductie van klachten rapporteerden bleken niet tevredener over de therapie dan cliënten die een minder grote reductie van klachten rapporteerden. Bij vervolgonderzoek naar cliënttevredenheid dient rekening gehouden te worden met subjectieve klachtreductie als confounding variable. Vervolgonderzoek zou zich tevens kunnen richten op de effectiviteit van lichaamsgerichte therapeutische interventies in de vorm van een RCT. Op basis hiervan kunnen de werkzame elementen van lichaamsgerichte therapie worden aangetoond. Literatuurlijst Alexandridis, K., Schüle, K., Ehrig, C., & Fichter, M. (2007). Bewegungstherapie bei Bulimia nervosa. Bewegungstherapie und Gesundheitssport, 23, 46-51. Anderson, E.M. & Lambert, M.J. (2001). A survival analysis of clinically significant change in outpatient psychotherapy. Journal of Clinical Psychology, 57, 875-888. Ankuta, G.Y. & Abeles, N. (1993). Client satisfaction, clinical significance and meaningful change in psychotherapy. Professional Psychology: Research and Practice, 1, 70-74. Bijl, R.V., Van Zessen, G. & Ravelli, A. (1997). Psychiatrische morbiditeit onder volwassenen in Nederland: het NEMESIS-onderzoek. II. Prevalentie van psychiatrische stoornissen. Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde, 50, 2453-2460 Deane, F.P. (1993). Client satisfaction with psychotherapy in two outpatient clinics in New Zealand. Evaluation and Program Planning, 16, 87-94. Derogatis, R.L. & Meliseratos, N. (1983). The Brief Symptom Inventory: an introductory report. Psychological Medicine, 13, 595-605. Dibbell-Hope, S. (2000). The use of dance/movement therapy in psychological adaptation to breast cancer. The arts in psychotherapy, 27, 51-68. Frank, J.D. (1984). Therapeutic factors in psychotherapy. American Journal of Psychotherapy, 25, 350-361. Gaston, L., & Sabourin, S. (1992). Client satisfaction and social desirability in psychotherapy. Evaluation and Program Planning, 15, 227-231. Koemeda-Lutz, M., Kaschke, M., Revenstorf, D., Schermann, T., Weiss, H., & Soeder, U. (2008). Evaluation der Wirksamkeit von ambulanten Körperpsychotherapien—
25
EWAK. Eine Multizenterstudie in Deutschland und der Schweiz. Psychotherapie Psychosomatik medizinische Psychologie, 56, 1–8. Kopta, S.M., Howard, K.I., Lowry, J.L., & Beutler, L.E. (1994). Patterns of symptomatic recovery in psychotherapy. Journal of Consulting and Clinical Psychology, 62, 1009–1016. Lausberg, H. (1998). Does movement behaviour have differential diagnostic potential? Discussion of a controlled study on patients with anorexia nervosa and bulimia. American Journal of Dance Therapy, 20, 85–99. Loew, T.H., Siegfried, W., Martus, P., Tritt, K., & Hahn, E.G. (1996). Functional relaxation reduces acute airway obstruction in asthmatics as effectively as inhaled Terburtaline. Psychotherapy and Psychosomatics, 65, 124-128 Loew, T.H., Sohn, R., Martus, P., Tritt, K., & Rechlin, T. (2000). Functional relaxation as a somatopsychotherapeutic intervention: a prospective study. Alternative Therapies in Health and Medicine, 6, 70-75. Monsen, K., & Monsen, J.T. (2000). Chronic pain and psychodynamic body therapy: A controlled outcome study. Psychotherapy: Theory Research Practice Training, 37, 257-269 Price, C. (2002).Body-oriented therapy as an adjunct to psychotherapy in childhood abuse recovery: A case study. Journal of Bodywork and Movement Therapies, 4, 228-236. Price, C. (2006). Body-oriented therapy in sexual abuse recovery: A pilot-test comparison. Journal of Bodywork and Movement Therapies, 10, 58–64. Röhricht, F. (2009). Body oriented psychotherapy. The state of the art in empirical research and evidence-based practice: A clinical perspective. Body, Movement and Dance in Psychotherapy, 4, 135–156. Röhricht, F., Beyer, W., & Priebe, S. (2002). Disturbances of body experiences in acute Anxiety and Depressive Disorders—Neuroticism or Somatization? Psychotherapie Psychosomatik Medizinische Psychologie, 52, 205–213. Röhricht, F., & Priebe, S. (1996). Body image in patients with acute paranoid schizophrenia. A longitudinal study. Nervenarzt, 67, 602–607. Sandel, S., Judge, J., Landry, N., Faria, L., Ouellette, R., & Majczak, M. (2005). Dance and movement program improves quality-of-life measures in breast cancer survivors. Cancer Nursing, 28, 301-309.
26
Tanner, B.A. (1981). Factors influencing client satisfaction with mental health services. Evaluation and Program Planning, 4, 279-286. Wijngaarden, Van, B., Kok, I., Meije, D. & Fontiadis, L. (2007). Een Consumer Quality Index voor kortdurende ambulante ggz. De ontwikkeling en psychometrische kwaliteiten van een vragenlijst voor het meten van cliëntervaringen: verslag van een pilotstudie. Trimbos-instituut, Utrecht. Young, C. (2008). The history and development of body-psychotherapy: The American legacy of Reich, Body, Movement and Dance in Psychotherapy, 3, 5-18.
27
Bijlage A: Instructiemail effectiviteitsonderzoek
Lees deze procedure svp zorgvuldig door Procedure onderzoek 1 ROM Student: Rosanne, e‐mailadres:
[email protected] Doel: Effectiviteitsmeting: bij je cliënten wordt via een vragenlijst geïnventariseerd wat hun klachten zijn. Er vindt een meting plaats voor, tijdens en na de behandeling om zo het verloop van de klachten te meten. Aan het einde van de therapie wordt ook naar de tevredenheid van de cliënt gekeken via een andere vragenlijst. Wanneer: start 1 februari Doelgroep: alle nieuwe cliënten Procedure : Aan alle nieuwe cliënten wordt een klachtenvragenlijst, genaamd BSI, voorgehouden. Na 3 maanden worden de klachten opnieuw gemeten, door middel van dezelfde vragenlijst. Aan het einde van de therapie worden de klachten nogmaals gemeten, ook weer via dezelfde vragenlijst en wordt bovendien een aanvullende vragenlijst, de CQI met vragen over tevredenheid afgenomen. Voor de cliënten die in februari een intake hebben geldt dat zij al na 8 weken, in plaats van na 3 maanden, een tweede meetmoment krijgen. BSI vragenlijst (Brief Symtom Inventory) bestaat uit 53 vragen en meet de soort klachten en ook de zwaarte van de klachten. De verschillende klachtensoorten (schalen genoemd) zijn: 1 Lichamelijke klachten, 2 Cognitief, 3 Interpersoonlijke gevoeligheid, 4 Depressie, 5 Angst, 6 Hostiliteit, 7 Fobische Angst, 8 Paranoïde, 9 Psychose. Invul duur is 15 minuten CQI (Customer Quality Index) bestaat uit 60 vragen en meet de tevredenheid van de cliënt over de behandeling. Invulduur is 20 minuten Wat moet je doen? 1 Je ontvangt binnenkort een e‐mail met daarbij enige gecodeerde vragenlijsten. Voor elke nieuwe cliënt is er een eigen lijst met een eigen code.
28
2 Nieuwe cliënt meldt zich aan en heeft in periode 1 februari – 1 maart een intake. 3 Je print thuis de vragenlijst uit. Deze vragenlijst heeft een voorblad met daarop een code. Hierop vul je de naam van de cliënt in, en houdt het voorblad bij je eigen administratie. Hierdoor weet je later welke cliënt bij welke code hoort en weet niemand anders dan jij om welke cliënt het gaat. Let erop dat je voor elke nieuwe cliënt een vragenlijst met een andere code neemt. 4 Je nodigt de cliënt uit om na het eerste persoonlijke gesprek (kennismakingsgesprek of intake) 20 minuten langer te blijven om de klachtenvragenlijst in te vullen. Het is handig dit al tijdens het maken van de afspraak te doen. 5 Na het kennismakings‐ of intakegesprek geef je de BSI vragenlijst aan de cliënt (zonder het voorblad), terwijl hij of zij alleen gelaten wordt. 6 Hierna stuur je de ingevulde vragenlijst per direct op naar de onderzoekscommissie. Let erop dat je het voorblad niet mee stuurt. Het adres is: Onderzoek lichaamsgerichte psychotherapie tav Henk‐Jan van Reenen Reigersberg 10 6865 NL Doorwerth Na 8 weken ontvang je nieuwe instructies voor de volgende stap. Voor vragen en achtergronden zie http://onderzoek.lichaamsgerichte‐therapie.org
29
Bijlage B: Brief Symptom Inventory Onderzoek "Lichaamsgerichte Therapie"
Voorblad BSI Meetmoment 1 Nummer cliënt: 1188.104 Datum: Naam cliënt:
Bewaar dit voorblad voor uw eigen administratie Instructie: Gelieve deze vragenlijst(en) af te nemen na afloop van het eerste contact. Geef hierbij de volgende informatie: "In het kader van onderzoek naar lichaamsgerichte therapie wil ik u vragen deze vragenlijst in te vullen. Na verloop van tijd (8 weken a 3 maanden), en aan het einde van de behandeling, zal ik u vragen dezelfde vragenlijst nog een keer in te vullen. Het meedoen met dit onderzoek is vrijwillig en heeft geen invloed op uw behandeling. Het invullen van de vragenlijst neemt ongeveer 15 minuten in beslag." Na afloop van het invullen van de vragenlijst kunt u het voorblad verwijderen en houden voor eigen administratie. Wij willen u verzoeken de rest op te sturen naar: Onderzoek Lichaamsgerichte Therapie t.a.v. Henk‐Jan van Reenen Reigersberg 10 6865 NL Doorwerth Bij voorbaat dank.
30
1188.104 Brief Symptom Inventory (BSI)
Invuldatum: Uw leeftijd: Vooraf Deze vragenlijst is onderdeel van onderzoek naar lichaamsgerichte therapie. Na verloop van tijd (8 weken a 3 maanden), en aan het einde van de behandeling, zal dezelfde vragenlijst opnieuw worden afgenomen. Het meedoen met dit onderzoek is vrijwillig en heeft geen invloed op uw behandeling. U mag ten alle tijden besluiten niet langer deel te nemen aan dit onderzoek. Alle informatie die u geeft zal strikt vertrouwelijk behandeld worden. Instructie In het eerste deel van de vragenlijst willen wij u vragen om voor iedere klacht aan te geven in welke mate u afgelopen week met vandaag erbij hierdoor werd gehinderd. Per klacht kunt u een keuze maken uit: 0 = HELEMAAL GEEN 1 = EEN BEETJE 2 = NOGAL 3 = TAMELIJK VEEL 4 = HEEL VEEL U KUNT EEN KRUISJE ZETTEN DOOR HET CIJFER DAT OP U VAN TOEPASSING IS. HOEVEEL LAST HAD U VAN... 1.
zenuwachtigheid of beverigheid
0 1 2 3 4
2.
duizeligheid of moeite uw evenwicht te bewaren
0 1 2 3 4
3.
het idee dat anderen uw gedachten kunnen beïnvloeden
0 1 2 3 4
4.
het gevoel dat de meeste van uw problemen aan anderen te wijten zijn
0 1 2 3 4 31
5.
moeite iets te onthouden
0 1 2 3 4
6.
u snel aan iets ergeren
0 1 2 3 4
7.
pijn op de borst of het hart
0 1 2 3 4
8.
angstig zijn op open pleinen of grote ruimten
0 1 2 3 4
9.
gedachten aan zelfmoord
0 1 2 3 4
10.
het gevoel dat de meeste mensen niet te vertrouwen zijn
0 1 2 3 4
11.
weinig eetlust
0 1 2 3 4
12.
zomaar plotseling bang worden
0 1 2 3 4
13.
woede‐uitbarstingen die u niet kan beheersen
0 1 2 3 4
14.
u eenzaam voelen, zelfs als u in gezelschap bent
0 1 2 3 4
15.
u geblokkeerd voelen in het afkrijgen van dingen
0 1 2 3 4
16.
u eenzaam voelen
0 1 2 3 4
17.
u somber voelen
0 1 2 3 4
18.
geen interesse kunnen opbrengen voor dingen
0 1 2 3 4
19.
bang zijn
0 1 2 3 4
20.
gauw gekwetst of geraakt zijn
0 1 2 3 4
21.
het gevoel dat mensen onvriendelijk zijn en u niet mogen
0 1 2 3 4
22.
u tegenover anderen de mindere voelen
0 1 2 3 4
23.
misselijkheid of uw maag die van streek is
0 1 2 3 4
24.
het gevoel dat u in de gaten gehouden wordt of dat er over u gepraat wordt achter uw rug
0 1 2 3 4
25.
moeite met in slaap vallen
0 1 2 3 4
26.
alles wat u doet steeds maar moeten controleren
0 1 2 3 4
27.
moeite met beslissingen nemen
0 1 2 3 4
28.
bang zijn om te reizen met bus, trein of tram
0 1 2 3 4
29.
benauwdheid, moeite met ademhalen
0 1 2 3 4
30.
opvliegers of koude rillingen
0 1 2 3 4
32
31.
bepaalde dingen, plaatsen of activiteiten vermijden omdat u er angstig van wordt
0 1 2 3 4
32.
helemaal van uw apropos zijn (de draad van uw gedachten kwijt zijn)
0 1 2 3 4
33.
gevoelloosheid of tintelingen in bepaalde lichaamsdelen
0 1 2 3 4
34.
het idee dat u zondig bent en gestraft moet worden
0 1 2 3 4
35.
u hopeloos voelen over de toekomst
0 1 2 3 4
36.
concentratieproblemen
0 1 2 3 4
37.
u slap of zwak voelen ergens in uw lichaam
0 1 2 3 4
38.
u gespannen en opgefokt voelen
0 1 2 3 4
39.
gedachten aan sterven of de dood
0 1 2 3 4
40.
de aandrang hebben iemand te slaan, te verwonden of pijn te doen
0 1 2 3 4
41.
de aandrang hebben om met dingen te gooien of ze stuk te slaan
0 1 2 3 4
42.
u erg verlegen voelen in gezelschap
0 1 2 3 4
43.
u niet op uw gemak voelen in menigten
0 1 2 3 4
44.
u met niemand nauw verbonden voelen
0 1 2 3 4
45.
aanvallen van angst of paniek
0 1 2 3 4
46.
snel ruzie krijgen
0 1 2 3 4
47.
u nerveus voelen als u alleen en verlaten bent
0 1 2 3 4
48.
het gevoel dat anderen uw prestaties niet voldoende onderkennen
0 1 2 3 4
49.
u zo rusteloos voelen dat u niet stil kunt blijven zitten
0 1 2 3 4
50.
het gevoel dat u niets waard bent
0 1 2 3 4
51.
het gevoel dat anderen misbruik van u maken als u niet oppast
0 1 2 3 4
52.
u schuldig voelen
0 1 2 3 4
53.
de gedachte dat u psychisch wat mankeert
0 1 2 3 4
0 = helemaal geen 1 = een beetje 2 = nogal 3 = tamelijk veel 4 = heel veel
1188.104 33
Bijlage C: Instructiemail cliënttevredenheidsonderzoek Lees deze procedure svp zorgvuldig door
Procedure Meetmoment 2 van onderzoek 1 (ROM) Student: Rosanne, e-mailadres:
[email protected] Wanneer: start 29 maart Doelgroep: alle cliënten die in de maand februari een klachtenlijst (BSI) hebben ingevuld. Cliënten die pas in maart de BSI hebben ingevuld, krijgen in een latere fase meetmoment 2. Let wel: bij nieuwe cliënten in de periode maart – mei dien je gewoon door te gaan met afnemen van de meetmoment 1- vragenlijsten. Procedure : Aan alle deze cliënten wordt opnieuw de klachtenvragenlijst, genaamd BSI, voorgehouden. Bovendien wordt de online vragenlijst naar klantervaring afgenomen.
BSI vragenlijst (Brief Syndrome Inventory) bestaat uit 53 vragen en meet de soort klachten en ook de zwaarte van de klachten. De verschillende klachtensoorten (schalen genoemd) zijn: 1 Lichamelijke klachten, 2 Cognitief, 3 Interpersoonlijke gevoeligheid, 4 Depressie, 5 Angst, 6 Hostiliteit, 7 Fobische Angst, 8 Paranoïde, 9 Psychose. Invul duur is minder dan 10 minuten. De klantervaringsvragenlijst betreft een afgeleide van de CQI (Customer Quality Index) voor vrijgevestigde professionals in de GGZ. Er zijn aanpassingen gedaan omwille van de specifieke werkwijze van lichaamsgerichte therapeuten. Hij bestaat uit 62 vragen. Invulduur is ongeveer 10 minuten. Vragenlijst wordt online afgenomen.
Wat moet je doen? 1. Vraag de cliënt na afloop van de sessie opnieuw de vragenlijst in te vullen. Neem hiervoor de sessie die het dichtst bij de 8 weken na de eerste keer nadert. (zie ter indicatie onderstaande tabel)
Datum 8 weken verder 01-februari 29-maart 06-februari 02-april 13-februari 09-april 20-februari 16-april 27-februari 23-april 2. Je print thuis de vragenlijst uit. Neem de vragenlijst met dezelfde code als de cliënt in
34
meetmoment 1 heeft gekregen. Raadpleeg hiertoe je de bewaarde voorbladen van meetmoment 1 uit je eigen administratie. 3. Je vraagt de cliënt om na de sessie 10 minuten langer te blijven om de klachtenvragenlijst opnieuw in te vullen. 4. Je vraagt de cliënt bovendien de gekoppelde online vragenlijst naar klantervaring in te vullen. De BSI bevat het voorblad waarop het web-adres en de persoonlijk inlogcode staat voor deze cliënt. Let wel, deze code is volstrekt anoniem. Dit voorblad neemt de cliënt mee naar huis. 5. Opdat je cliënt makkelijker kan knippen en plakken naar zijn/haar webbrowser, is het handig de gegevens ook te e-mailen aan de cliënt. In de bijlage vind je concept e-mails die je kunt doorsturen aan je cliënt. Voor elke cliënt: – Dubbelklik op een ....voorbeeldemail.eml om het te openen. Let op het bijbehoorde nummer van de client! – Klik op doorsturen. – Vul het emailadres is van de cliënt in, verwijder 'FW:' uit het onderwerp en verander in de tekst 'Beste cliënt,' door hier de naam van de cliënt in te vullen. – Klik op versturen. 4. Indien je de voorbeeld emails niet kunt openen (doordat je bijvoorbeeld gmail gebruikt) kun je de bijlage 'lege voorbeeldemail aan cliënt.doc' te gebruiken. Kopieer deze tekst naar een email. In een andere bijlage (_logins.txt) vind je meerdere code/wachtwoord-combinaties. Voeg in elke email aan elke cliënt een eigen code/wachtwoordcombinatie toe en onderteken de email met je eigen naam. 7. Hierna stuur je de ingevulde vragenlijst per direct op naar de onderzoekscommissie. Het adres is: Onderzoek Lichaamsgerichte Therapie t.a.v. Henk-Jan van Reenen Reigersberg 10 6865 NL Doorwerth
35
Bijlage D: Instructiemail online vragenlijst cliënttevredenheid Onderwerp: Onderzoek naar cliëntervaring met lichaamsgerichte therapie Beste cliënt, Op dit moment is er een onderzoek gaande naar de ervaringen van cliënten met lichaamsgerichte therapie, dat wordt uitgevoerd door twee studenten van de Vrije Universiteit in Amsterdam. Graag wil ik vragen of je hieraan je medewerking wilt verlenen. In Nederland is lichaamsgerichte therapie nog relatief onbekend. Doel van het onderzoek is meer informatie te verkrijgen over deze therapievorm door het verkrijgen van inzicht in de ervaringen van cliënten. Deelname aan het onderzoek gebeurt via het invullen van een online vragenlijst. Dat kost hooguit een minuut of tien. Om de anonimiteit te waarborgen zijn alle nodige maatregelen genomen. Elke deelnemer logt in met een persoonlijke code, die niet bekend is bij de onderzoekers. Daarnaast heeft de therapeut geen toegang tot de antwoorden die je via de vragenlijst geeft. Deelname aan het onderzoek is geheel vrijwillig. Of je meedoet of niet heeft uiteraard geen enkele invloed op de behandeling. Ook tijdens het invullen van de vragenlijst kun je je nog bedenken en stoppen met het verdere invullen ervan. Wil je meedoen, ga dan naar onderstaande website en log in met de volgende code en wachtwoord: link: http://fppvu.qualtrics.com/SE/?SID=SV_a48O1UgCnd9gRsE anonieme code: 1007.107 wachtwoord: w7J9Cyo4 Hartelijk dank voor je medewerking! Met vriendelijke groet,
36
Bijlage E: Assumpties Figuur 3.1 Assumptie van normaalverdeelde data: kurtosis en skewness. Kurtosis
SD
Skewness
SD
BSI meetmoment 1
-0.83
(0.59)
0.13
(0.29)
BSI meetmoment 2
-0.23
(0.83)
0.77
(0.43)
BSI verschilscore
0.89
(0.83)
1.16
(0.43)
Subjectieve klachtreductie
-.19
(0.99)
-0.72
(0.51)
-0.63
(0.99)
0.06
(0.51)
Klachtenprofiel:
Clienttevredenheid: Cijferbeoordeling
Figuur 3.2
37
38