Lestip 'Red mijn hond!' Over het boek Hoe red je een hond die moet worden afgemaakt omdat hij schapen heeft vermoord? Niet zomaar schapen van een onbekende boer maar de schapen van de jongen waarop je verliefd bent? Jessie laat haar allerliefste hond Kaj niet zomaar doodgaan! Lees in dit spannende boek op welke manier ze Kaj probeert te redden. Auteur(s) Anna Woltz, Saskia Halfmouw (illustrator) Uitgeverij Leopold / 2008 Aantal pagina's 194 p. ISBN 9789025852603 Genre Fictie Doelgroep 3de leerjaar, 4de leerjaar Trefwoorden huisdieren, verdriet, verliefd Auteur lestip Vera Geeraerts
VÓÓR DE BESPREKING Toon het boek aan de kinderen en lees de titel. Bekijk samen de cover. Waar denken de kinderen aan? Lees de tekst op de achterflap voor. Kunnen de kinderen al meteen al een antwoord verzinnen op de vraag hoe je de liefste hond van de wereld redt? Noteer op een groot blad papier een paar ideeën van de kinderen. Later kan je die vergelijken met hun mening nàdat ze het boek gelezen hebben. Tip In plaats van alles op een blad papier te noteren, kunnen de kinderen hun ideeën opschrijven in het KJVLeesdagboek (of een ander schriftje). Dit kunnen ze bij de hand houden wanneer ze het boek werkelijk lezen. Ze kunnen mooie zinnen opschrijven, woorden die ze opmerkelijk vonden, een verwijzing naar een bijzonder of grappig fragment,… Bij de bespreking hebben ze dan meteen wat bruikbaars bij de hand. Je kan het Leesdagboek of schriftje op dezelfde manier gebruiken voor de andere boeken op de lijst. Op het einde van het leesjaar kunnen de kinderen het meenemen naar het KJV-feest en het laten signeren door de de auteur en/of illustrator.
PRATEN OVER HET BOEK —Thema’s
- vriendschap met dieren - verliefdheid - dapperheid - huisdieren: hond Hou een kort gesprekje over de thema’s. Dit kan aan de hand van een woordspin per thema: aan welke elementen uit het verhaal denken de kinderen bij een bepaald thema? Schrijf de woordspinnen op grote vellen papier. Hang die nadien naast elkaar en kijk of er woorden opduiken bij verschillende thema’s. Hoe zou dit komen? Kunnen de kinderen er een verklaring voor geven?
— Filosoferen met kinderen Zie Praten over boeken met de methode ‘filosoferen met kinderen’ in de Coördinatorenhandleiding (p. 18-20) op www.kjv.be. De thema’s ‘vriendschap met dieren’, ‘verliefdheid’ en ‘dapperheid’ lenen zich er uitstekend toe om te filosoferen met de kinderen.
— De methode Chambers Zie: - Boeken bespreken met de methode ‘Chambers’ in de Coördinatorenhandleiding (p. 20) op www.kjv.be - Aidan Chambers, Vertel eens (Davidsfonds/Infodok, 2002), hoofdstuk 13 (p. 93-104) en 14 (p.105-115). Na het lezen van die hoofdstukken kan je meteen aan de slag. Je kan heel wat vragen meteen gebruiken, zonder aanpassingen. Tip Naargelang de grootte van je leesgroep kan je voor de vier-kolommen-methode je kinderen per twee of in groepjes van drie tot vijf personen laten werken. In plaats van de vier basisvragen met de hele groep te beantwoorden, laat je ze dit eerst in kleine groepjes of duo’s doen. De kinderen noteren hun antwoorden een (groot) blad papier. Achteraf voeg je de meningen samen en kijk je hoe gelijkgezind of verschillend de antwoorden zijn. Op deze manier vermijd je dat steeds dezelfde kinderen aan het woord komen en geef je de kans aan stillere kinderen om ook hun mening te zeggen. De kans is groot dat je op deze manier ook meer meningen krijgt, omdat de kinderen zich niet meteen kunnen aansluiten bij de opmerkingen van de eerste sprekers door instemmend te knikken. Denk je dat er in sommige groepjes weinig of niets zal worden opgeschreven omdat deze kinderen niet graag hun mening geven of omdat het niet zo’n voortrekkers zijn? Dan kan je vooraf bedenken hoe je de samenstelling van de groepjes of duo’s wat kan sturen.
— Criteria om boeken te beoordelen Zie Boeken beoordelen in de Coördinatorenhandleiding (p. 21-22) op www.kjv.be, om een aantal criteria te bespreken rond verhaal, structuur, personages en stijl. Net zoals bij de methode Chambers kan je hier met kleinere groepjes of duo’s werken. Later overloop je per criteria de verschillende meningen.
— Andere ideeën De volgende ideeën kan je gebruiken bij de bespreking. Je kan ze combineren, gebruiken als bijkomende
verwerking en integreren in de methode Chambers en/of in de criteria om boeken te beoordelen.
Idee 1: vormkenmerken Geef de kinderen per twee een kopie van de inhoud van het boek. Hierdoor kan je het verhaal kort reconstrueren. Deze vragen kan je ondertussen stellen aan de kinderen: - Wat vind je van de verdeling van het verhaal in korte hoofdstukjes? Las dit vlot voor jou? - Zijn de titels goed gekozen? Vind je het nodig dat elk hoofdstuk een titel heeft? Waarom wel/niet? - Wat vind je van de titel van het boek? Is die goed gekozen? Waarom wel/niet? Af en toe verandert de bladspiegel in het boek of wijzigt het lettertype. Kunnen de kinderen hiervan voorbeelden geven? Vonden ze deze veranderingen nodig? Bijvoorbeeld - p. 18: ‘Als ze eenmaal bloed hebben geproefd, dan is het einde verhaal.’ - p. 20: ‘Dat die dierenarts komt voor het bewijs.’ - p. 28: ‘de woorden op de kaartjes om uit te beelden op toneelles’ - p. 33: ‘Jessie doet haar ogen dicht. Afgemaakt. Tim zegt het alsof het er niks toe doet.’ - p. 35: de prop (het briefje) in de jas van Jessie - p. 36: ‘Dus nu mag Ons schaap beslissen.’ - p. 48: ‘Je moet het niet overdrijven. Kaj blijft een hond.’ - p. 66: gedicht over Jessie - p. 72: het mailtje om te versturen - p. 83-85: het gedicht ‘Nooit meer kwispelen’ - p. 92: de SMS-jes tussen Jessie en Tim Tip Zet een aantal fragmenten op een strookjes papier zetten of kopieer enkele bladzijden met deze voorbeelden uit het boek. Op die manier zien de kinderen de context waaruit het woord, de zin, het fragment genomen is. Tip Werk eventueel met een binnen- en een buitenkring: de ene keer krijgt de binnenkring een voorbeeld en mag hierop eerst reageren, een volgend voorbeeld is voor de buitenkring, enzovoort.
Idee 2: taal- en stijlkenmerken Leg deze fragmenten uit recensies voor aan de kinderen: - ‘Goede opbouw; indeling in twintig getitelde hoofdstukjes van gemiddeld vier pagina's. Vooral korte, enkelvoudige zinnen met levendige dialoog.’ (J.H.J.B. Boelens voor Biblion) - ‘Dit vlot geschreven verhaal telt een aantal korte hoofdstukken. Het tempo zit goed en de spanning wordt geleidelijk opgebouwd. Mede omdat de situaties vrij herkenbaar aanvoelen, krijgt het boek een zekere diepte. De soepele dialogen houden de aandacht van de lezer bij het verhaal. Ook op het eind heeft de auteur de creativiteit gehad om geen louter happy end te schrijven.’ (Kristina Delmeire in Pluizer) Bespreek de mening van de recensenten: - Gaan de kinderen akkoord met deze uitspraken? Waarom wel/niet? - Kunnen de leden de uitspraken ook toelichten, verklaren? - Kunnen ze nog iets toevoegen aan deze twee uitspraken?
- Indien zij een recensie zouden moeten schrijven over de stijl, hoe zouden zij dit aanpakken? Hebben de kinderen bijzondere, rare, grappige, mooie,… woorden of zinnen gelezen in dit boek? Welke? (zie boven: het Leesdagboek of schriftje kan hier een handig hulpmiddel zijn) Zijn er woorden en zinnen die vaak terugkeren? Hebben de kinderen hier een verklaring voor? Zijn er kinderen die geen mooie zinnen hebben gevonden? (Benadruk dat dat zeker geen probleem is!) Heeft de schrijfster, Anna Woltz, zich goed kunnen inleven in haar personages? (Deze vraag kan je ook stellen wanneer het over de personages gaat, zie idee 3.) In dit boek komen heel wat emoties en herinneringen naar boven (zie ook idee 3). Welke scènes grepen de kinderen het meest aan? Lees eventueel volgende fragmenten voor: - p. 45-48: van ‘Het Plan. In de auto terug naar huis huilt Jessie…’ tot en met ‘Zij is de enige die Kaj nu nog kan redden.’ - p. 54-55: van ‘Nu zijn Kaj en zij echt soldaten.’ tot en met ‘Dan maakt Hij ons dood, voordat de dierenarts het doet. Wat een straf zou dat zijn.’ - p. 57-60: van ‘Een nieuwe donderslag klinkt recht boven hun hoofd.’ tot en met ‘Kaj deed het allemaal precies goed.’ Halen de kinderen zelf vaak herinneringen op? Welke soort herinneringen zijn dat dan? Droevige of mooie, dingen van lang geleden of uit het nabije verleden? Vinden ze het fijn om herinneringen op te halen? Doen ze dit alleen of met andere personen? Zijn er ook momenten waaraan ze liever niet meer terugdenken? Waarom? Wat vinden de kinderen van de gedichten ‘Jessie’ en ‘Nooit meer kwispelen’? Schrijven ze zelf wel eens een gedicht? Wie zelf al een gedicht schreef, mag dit meebrengen en voorlezen. Je geeft deze opdracht best vóór de bijeenkomst. Kinderen kunnen dit natuurlijk ook in hun Leesdagboek of schriftje schrijven.
Idee 3: personages Zet op voorhand deze namen op kaartjes: Kaj, Jessie, papa Jessie, mama Jessie, Fleur, Alissa, Tim, Aart Heikoop, mama Tim, Ons Schaap, de dierenarts. Vraag de kinderen welke rol de personages hebben in het verhaal en hoe ze beschreven worden: - Wat weten de kinderen nog over de personages? - Wie hoort bij wie? Wat hebben ze met elkaar te maken? - Hoe beïnvloeden de personages elkaar? - Wie zijn de hoofd-, wie de nevenpersonages? - Vinden ze de personages voldoende uitgewerkt? Waarom wel/niet? - Hebben ze sympathie voor bepaalde personages? Kunnen ze dat toelichten? Tip Bij de taal- en stijlkenmerken werd al verwezen naar de vele gevoelens die in het boek aan bod komen. Je kan al die gevoelens ook op kaartjes schrijven, al dan niet in overleg met de kinderen. Bijvoorbeeld: verdrietig, bang, verliefd, gelukkig, schaamte, verlangen, haat, angst, vriendschap, vrolijk, somber, jaloers, boos, woedend, opgelucht, wanhopig, verward, tevreden, blij, nors, onbegrepen, vreugde , dankbaar, ontroerd, verontwaardigd, moedig, dapper, eenzaam,… Laat de kinderen dan de gevoelens-kaartjes bij de personage-kaartjes leggen. Zijn er kaartjes die bij meerdere personages thuishoren? Beleven deze personages dat gevoel op hetzelfde moment?
Idee 4: cover en illustraties
Op de website van Saskia Halfmouw kan je nalezen waar ze haar inspiratie vandaan haalt wanneer ze een boekomslag ontwerpt en de manier waarop ze werkt: www.saskiahalfmouw.nl, bij ‘werkwijze’. Print deze pagina en lees het voor aan de kinderen. Bekijk dan samen de cover en bespreek hem. Herkennen ze de werkwijze van Saskia? Een weetje In het nawoord staat dat Kaj één hond is in het boek, maar dat hij in het echt hij twee honden was: Kaj en Jefta. Om de cover en de vele zwart-wit-tekeningen van Kaj in het boek te maken, wou Saskia Halfmouw precies weten hoe Jefta eruit zag. Daarom kwam ze een middag lang bij hem op bezoek om heel veel tekeningen en foto's van hem te maken. Jefta voelde zich toen een echte ster en werd erg opgewonden van alle aandacht. Zo opgewonden dat hij geen moment stil bleef zitten voor een foto... Door de vele pentekeningen doorheen het boek is Kaj voortdurend aanwezig. Geven deze tekeningen ook emoties weer? Welke illustratie spreekt de kinderen het meest aan? Vertel eens.
TOT SLOT —Even terugblikken Neem het blad papier waarop je de antwoorden op de vraag ‘Hoe red je de liefste hond van de wereld?’ noteerde. Bespreek die kort en vergelijk ze met de werkelijke afloop van het boek.
— Reclame Zouden de kinderen dit boek aanbevelen aan hun vrienden, klasgenoten en familie? Hoe zouden ze het boek promoten?
— Kaj en Jefta In het boek is Kaj één hond, maar in het echt was hij twee honden: Kaj en Jefta. Lees het nawoord van de schrijfster opnieuw (voor). Vonden de kinderen dit leuk om te weten? Vertel.
— Aan de slag! Laat de kinderen zelf een gedicht schrijven over gevoelens die bij hen passen of over een dier waaraan ze gehecht zijn. Ze kunnen dit in hun Leesdagboek of schriftje schrijven. Jessie en Tim zitten op toneel. Lees de eerste twee paragrafen op p. 28 voor en speel met de kinderen hetzelfde spel. Je kan hier de kaartjes met gevoelens op (zie idee 3) voor gebruiken.
MEER LEZEN? Laat de kinderen leestips uitwisselen. Welke spannende dierenverhalen kunnen ze elkaar aanraden? De tips kunnen ze noteren in hun Leesdagboek of schriftje.