http://www.edusom.nl
Thema Op het werk
Lesbrief 14. Naar personeelszaken. Wat leert u in deze les?
Wanneer ‘u’ zeggen en wanneer ‘jij’ zeggen.
Je mening geven en naar een mening vragen.
De voltooide tijd gebruiken.
Veel succes!
Deze les is ontwikkeld in opdracht van: Gemeente Den Haag en DWI Amsterdam
HET GESPREK Opdracht 1. Lees het gesprek. U kunt het gesprek ook beluisteren via de website. HET GESPREK DEEL 1
Elisabeth gaat naar Personeelszaken toe. Elisabeth: Vrouw: Elisabeth:
Vrouw: Elisabeth:
Vrouw: Elisabeth: Vrouw: Elisabeth: Vrouw: Elisabeth:
Dag mevrouw Verhagen. Hallo. Wat kan ik voor je doen? Ik heb een vraag. Volgens mij heb ik nog overuren staan. Ik wil die uren gebruiken om een weekje vakantie te nemen. Ik ben vorige week bij u langs geweest om vakantie aan te vragen. Maar toen zei u dat deze overuren al zijn uitbetaald. Ja? Nou, volgens mij klopt dat niet. Ik heb samen met Bobby, mijn chef, mijn loonstrook bekeken. Volgens hem zijn mijn overuren niet uitbetaald. Heb je je loonstrookje meegenomen? Ja, dit is hem. Maar ik weet niet precies hoe het allemaal werkt. Maar Bobby heeft ook gekeken en …. Nou, geef maar eens even hier. Even kijken, hierboven kun je zien wat je nog aan verlof hebt staan. Verlof? Ja, je vakantiedagen en ATV-dagen. Aan vakantiedagen heb je nog 8, 5 uur staan. En je ATV-dagen zijn op. Ja, dat klopt. Maar ik heb nog overuren staan.
Les 14 Plus- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2014
2
DE WOORDEN Opdracht 2. Lees de woorden. Zoek deze woorden op in het gesprek op pagina 2. Zet er een streep onder. U kunt de woorden ook beluisteren via de website. Vakantie aanvragen Als je vakantie aanvraagt, dan zeg je op je werk wanneer je op vakantie wilt gaan. Je overlegt met je baas. Voorbeeld: Op mijn werk moet je een maand van tevoren vakantie aanvragen. Het verlof Als je verlof hebt, dan heb je vrij van je werk. Voorbeeld: Ik heb nog een heleboel dagen verlof, dus ik neem volgende week vrij. De atv-dagen ATV-dagen zijn extra vrije dagen. Voorbeeld: Ik heb geen vakantiedagen meer, maar nog wel een paar ATV-dagen. Dat klopt Als iets klopt, dan is het goed. Voorbeeld: Ik heb nog tien vakantiedagen. Ik weet zeker dat dat klopt, want ik heb het bij personeelszaken gevraagd.
Tip woorden leren Leer een woord in een zin. Dan kunt u de woorden makkelijker gebruiken. Les 14 Plus- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2014
3
VRAGEN BIJ HET GESPREK Opdracht 3. Is de zin goed of fout? Zet een kruisje. Goed
Fout
1. Elisabeth heeft een gesprek met mevrouw Verhagen. 2. Elisabeth is al eerder bij de vrouw geweest. 3. Bobby heeft zijn loonstrookje meegenomen. 4. Bobby heeft het loonstrookje van Elisabeth al bekeken. 5. Elisabeth heeft nog 8,5 ATV-dag.
Bekijk nu de antwoorden op p. 23 Les 14 Plus- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2014
4
HET GESPREK Opdracht 4. Lees het gesprek. U kunt het gesprek ook beluisteren via de website. HET GESPREK DEEL 2
De vrouw en Elisabeth praten verder over de uren. Vrouw:
Elisabeth: Vrouw:
Eens even kijken, gewerkte uren staat hier. Je hebt 105 uren gewerkt en even kijken, ja, je hebt nog 14 uren extra staan. Ja, inderdaad, er staan nog overuren. Maar de vorige keer zei u dat ik die uren uitbetaald heb gekregen. Ja, zo staat het in onze administratie. Ik zal even je gegevens in de computer erbij halen.
….
Elisabeth: Vrouw: Elisabeth: Vrouw: Elisabeth: Vrouw: Elisabeth: Vrouw:
Ja, zie je, hier staat dat de vorige maand 14 uur extra is uitbetaald. Maar dat staat niet op je loonstrook. We hebben een fout gemaakt, denk ik. Dus ik heb nog 14 extra uren staan en nog 8,5 uur vakantie? Ja, dat is samen 22,5 uur. Fijn, dan kan ik toch op vakantie gaan. Nou, ik ben blij dat het probleem opgelost is. Heb je al officieel vakantie aangevraagd? Nee, want dat kon niet. Nou als je dat meteen even doet, dan is dat ook weer geregeld. Kijk eens, dit formulier moetje invullen. Dan komt het allemaal in orde. Bedankt hoor! Prettige vakantie!
Les 14 Plus- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2014
5
DE WOORDEN Opdracht 5. Lees de woorden. Zoek deze woorden op in het gesprek op pagina 5. Zet er een streep onder. U kunt de woorden ook beluisteren via de website. De administratie Op de administratie van personeelszaken worden veel dingen opgeschreven over het bedrijf, bijvoorbeeld wanneer je op vakantie gaat. Voorbeeld: Ik ga even naar de administratie want ik wil weten hoeveel vrije dagen ik heb. Officieel Als je officieel een vrije dag vraagt, dan vraag je aan Personeelszaken of je een vrije dag kunt krijgen. Je doet het volgens de regels. Voorbeeld: Ik ga naar personeelszaken, want ik moet officieel vakantie aanvragen. In orde Als je werk in orde is, dan is je werk goed. Voorbeeld: Mijn baas zegt dat mijn werk in orde is. Hij is heel tevreden over mij.
Les 14 Plus- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2014
6
VRAGEN BIJ HET GESPREK Opdracht 6. Is de zin goed of fout? Zet een kruisje. Goed
Fout
1. Elisabeth wil graag vakantie daarom gaat ze naar mevrouw Verhagen. 2. Elisabeth heeft nog 14 extra uren staan. 3. Elisabeth heeft nog 22,5 uur vakantiedagen staan. 4. Elisabeth heeft al officieel vakantie aangevraagd. 5. Om officieel vakantie aan te vragen moet Elisabeth een formulier invullen.
Bekijk nu de antwoorden op p. 23. Les 14 Plus- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2014
7
HET GESPREK Opdracht 7. Lees het gesprek. U kunt het gesprek ook beluisteren via de website. HET GESPREK DEEL 3
Even later. Elisabeth is bij haar chef. Bobby: Elisabeth: Bobby: Elisabeth: Bobby: Elisabeth: Bobby: Elisabeth: Bobby: Elisabeth:
Is het probleem opgelost? Ja, gelukkig. Ik heb nog 14 overuren staan en nog 8,5 uur vakantie. Ik kan dus een weekje vrij nemen. Mooi zo, en ging het gesprek goed? Ja, mevrouw Verhagen is eigenlijk best wel aardig. Inderdaad en je moet gewoon durven praten. Als je fouten maakt, dan is dat helemaal niet erg. Daar leer je van. Ja, dat is waar. Maar soms praat ze zo snel. Dan moet je gewoon vragen of ze iets langzamer wil praten. En als je iets niet begrijpt moet je dat ook zeggen. Dat geeft niets. Echt niet? Als je het niet af en toe probeert, dan lukt het nooit. Ja, je hebt gelijk.
Les 14 Plus- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2014
8
DE WOORDEN Opdracht 8. Lees de woorden. Zoek deze woorden op in het gesprek op pagina 8. Zet er een streep onder. Tip: U kunt de woorden ook beluisteren via de website.
Leren Als je iets geleerd hebt, dan kun je het, je weet het. Bijvoorbeeld: als je niet kunt fietsen en je leert fietsen, dan kun je daarna fietsen. Voorbeeld: Ik wil beter Nederlands leren spreken, daarom luister ik naar de radio. Proberen Als je iets probeert, dan doe je je best ervoor. Voorbeeld: Ik probeer op mijn werk Nederlands te praten, maar ik vind het wel moeilijk. Gelijk hebben Als je gelijk hebt, dan is het waar wat je zegt. Voorbeeld: Je hebt gelijk, we hebben morgen inderdaad vrij.
Les 14 Plus- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2014
9
VRAGEN BIJ HET GESPREK Opdracht 9. Beantwoord de vragen.
1. Met wie bespreekt Elisabeth haar probleem? …………………………………………………………………………………………
2. Wat moet Elisabeth laten zien aan de mevrouw van Personeelszaken? …………………………………………………………………………………………
3. Wie heeft een fout gemaakt? Elisabeth of de afdeling Personeelszaken? …………………………………………………………………………………………
4. Wat moet Elisabeth doen om vakantie aan te vragen? …………………………………………………………………………………………
5. Wat vindt Elisabeth nu van mevrouw Verhagen van personeelszaken? …………………………………………………………………………………………
Bekijk nu de antwoorden op p. 23 Les 14 Plus- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2014
10
Samenvatting Schrijf in vijf zinnen op waar het gesprek over gaat. Let op: schrijf dus alleen het belangrijkste op!
1…………………………………………………………………………………………
2…………………………………………………………………………………………
3…………………………………………………………………………………………
4…………………………………………………………………………………………
5…………………………………………………………………………………………
Bekijk de antwoorden op p. 23. Les 14 Plus- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2014
11
GRAMMATICA Opdracht 10. Werkwoorden. De oefening gaat over werkwoorden. Met een werkwoord kun je ook zeggen wanneer iets gebeurt. Als je wilt zeggen dat iets nu gebeurt, dan gebruik je het werkwoord in de tegenwoordige tijd. Voorbeeld: Ik werk vandaag tot 6 uur. Als je wilt zeggen dat iets in het verleden gebeurde, dan kun je de voltooide tijd gebruiken. Voorbeeld: Ik heb gisteren tot 4 uur GE-werkt.
Nu u. Schrijf de goede voltooide tijd op. 1. Hoeveel uur heb jij deze maand gewerkt? Ik heb deze maand 80 uur ………………………………………………………… 2. Heb je al vakantie aangevraagd? Ja, ik heb vorige week vakantie …………………………………………………... 3. Heb jij wel eens een fout gemaakt? Ja, ik heb gisteren een fout ………………………………………………………… 4. Heb jij het formulier al ingevuld? Ik heb vorige week het formulier…………………………………………………... 5. Hoe heeft u Nederlands geleerd? Ik heb Nederlands van lessen op de radio………………………………………….. 6. Heb je de weekenddienst al geruild? Ja, ik heb de weekenddienst gisteren ………………………………………………. 7. Heb je je loonstrook al gecontroleerd? Ja, ik heb mijn loonstrook gisteren…………………………………………………. 8. Hoe heb je je probleem opgelost? Ik heb het samen met mijn chef …………………………………………………….
Bekijk nu de antwoorden op p. 23 Les 14 Plus- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2014
12
SPREKEN Opdracht 11. Wat kunt u zeggen? Wat vindt u ervan? Bent u het er mee eens? Of niet? Lees de antwoorden. 1. Ik vind dat de schoolvakanties veel te lang duren. Bent u het daar mee eens of bent u het daar niet mee eens? Antwoord A: Ik ben het daarmee eens. De zomervakantie mag best wat korter. De kinderen gaan zich vervelen. Antwoord B: Ik ben het er niet mee eens. Want wij gaan heel lang op vakantie.
2. Ik vind het goed voor kinderen om naar de peuterspeelzaal te gaan. Bent u het daar mee eens of bent u het daar niet mee eens? Antwoord A: Ik ben het daarmee eens. Want dan kan mijn zoontje met andere kinderen spelen. Antwoord B: Ik ben het er niet mee eens. Want een kind kan het beste bij de moeder zijn.
3. Ik vind het belangrijk om goed Nederlands te leren. Bent u het daarmee eens of niet mee eens? Antwoord A: Ik ben het daarmee eens. Want dan kan ik op school met de meester van mijn zoontje praten. Antwoord B: Ik ben het er niet mee eens. Want mijn eigen taal is het belangrijkst.
4. Ik vind het niet leuk om op school te helpen. Bent u het daarmee eens of niet mee eens? Antwoord A: Ik ben het daar niet mee eens. Ik vind het wel leuk om op school te helpen. Je leert de school van je kind dan goed kennen. Antwoord B: Ik ben het daarmee eens. Ik moet thuis al veel werk doen en wil ook nog op school helpen.
5. Ik vind het leuk om naar taallessen op de radio te luisteren. Bent u het daar mee eens of bent u het daar niet mee eens? Antwoord A: Ik ben het ermee eens. Het is heel erg leuk om naar taallessen op de radio te luisteren, want het is leuk en je leert er Nederlands van! Antwoord B: Ik ben het daar niet mee eens. Ik kijk liever televisie.
Les 14 Plus- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2014
13
SPREKEN Opdracht 12. Bent u het ermee eens? Geef antwoord op de vragen. Spreek hardop voor uzelf. 1. Ik vind dat de schoolvakanties veel te lang duren. Bent u het daar mee eens of bent u het daar niet mee eens? ……………
2. Ik vind het goed voor kinderen om naar de peuterspeelzaal te gaan. Bent u het daar mee eens of bent u het daar niet mee eens? ……………
3. Ik vind het belangrijk om goed Nederlands te leren. Bent u het daarmee eens of niet mee eens? ……………
4. Ik vind het niet leuk om op school te helpen. Bent u het daarmee eens of niet mee eens? ……………
5. Ik vind het leuk om naar taallessen op de radio te luisteren. Bent u het daar mee eens of bent u het daar niet mee eens? ……………
Les 14 Plus- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2014
14
OEFENING Opdracht 13. U of jij? Elisabeth zegt tegen haar collega JE. Ze zegt tegen mevrouw Verhagen van Personeelszaken U. Soms praten mensen met U, soms met JE en JIJ. Lees de zinnen. 1. Mag ik je even iets vragen? Mag ik u even iets vragen? 2. Wil je iets langzamer praten? Wilt u iets langzamer praten? Nu u! Schrijf dezelfde vraag met U. 1.
Wil je mij helpen?
…………………………………………………………………………………………
2.
Ben je weer beter?
…………………………………………………………………………………………
3.
Heb je een momentje?
…………………………………………………………………………………………
4.
Ben je morgen vrij?
…………………………………………………………………………………………
5.
Wanneer ga je op vakantie?
…………………………………………………………………………………………
6.
Ben jij de chef?
…………………………………………………………………………………………
7.
Kun je mij even helpen?
…………………………………………………………………………………………
Bekijk nu de antwoorden op p. 24 Les 14 Plus- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2014
15
SCHRIJVEN Opdracht 14. Wat betekent het woord? Kruis het goede antwoord aan. 1. Proberen Je best ervoor doen. Het kunnen. Leren. Doorgaan. 2. Gelijk hebben In orde zijn. Volgens de regels. De waarheid spreken. Proberen te spreken. 3. Verlof Vakantie Overwerken Vrij van je werk Dienst overnemen 4. Leren
Oefenen om iets te weten. Oefenen om iets te spelen. Oefenen om iets te werken. Oefenen om iets te hebben.
5. In orde Goed. Fout. Slecht. Beter. 6. Officieel Volgens de regels. Melden. Regelen. Via personeelszaken.
Bekijk nu de antwoorden op p. 24 Les 14 Plus- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2014
16
DE WOORDEN Opdracht 15. Vakantie aanvragen. Vul het formulier in. U wilt graag vakantie aanvragen. Vul het formulier in.
Formulier voor:
Vakantieaanvraag
/
Verlofaanvraag
Naam:
…………………………………………………………
Voor welke periode is de aanvraag?
Juni / Juli / Augustus
Voor welke datum is de aanvraag?
…………………………………………
Voor hoe lang is de aanvraag?
Minder dan 1 week / meer dan 1 week / meer dan 2 weken / meer dan een maand
Wat is de reden van de aanvraag?
………………………………………… ………………………………………… …………………………………………
U kunt het formulier inleveren bij de administratie. Zodra alles in orde is wordt de aanvraag officieel goedgekeurd. U krijgt hiervan bericht.
Bekijk nu de antwoorden op p. 24 Les 14 Plus- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2014
17
SPREKEN Spreek samen! Doe samen met uw Taalvriend de spreekopdrachten. Lees samen. De een leest A, de ander B.
Opdracht 17. Lees samen met uw taalvriend: A A
A A
A A
A A
A A
A A
A
Wat kan ik voor je doen? B Naar mijn loonstrook kijken. Wat kan ik voor je doen? B Naar mijn loonstrook kijken.
Klopt het niet? B Nee, ik geloof het niet. Klopt het niet? B Nee, ik geloof het niet.
Ik zal even voor je kijken B Dat vind ik fijn. Dat vind ik fijn. Ik zal even voor je kijken B Dat vind ik fijn. Dat vind ik fijn.
Ik zal het even controleren. B Dat is mooi. Dat is mooi. Ik zal het even controleren. B Dat is mooi. Dat is mooi.
Misschien heb je gelijk. B Dat denk ik wel. Misschien heb je gelijk B Dat denk ik wel.
Oh, ik zie al hoe het zit! B Wat is er dan? Wat is er dan? Oh, ik zie al hoe het zit! B Wat is er dan? Wat is er dan?
Volgens mij heb je gelijk.
Les 14 Plus- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2014
18
A
A A
A A
B Nee, het is niet waar. Volgens mij heb je gelijk. B Nee, het is niet waar.
Inderdaad, je hebt gelijk. B Echt waar? Echt waar? Inderdaad, je hebt gelijk. B Echt waar? Echt waar?
Er staat te veel salaris. B Laat maar lekker staan! Er staat te veel salaris. B Laat maar lekker staan!
Vakantiedagen…..
?? VRAAG VAN DE LES ?? Hoe moet Elisabeth officieel vakantie aanvragen? Les 14 Plus- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2014
19
LEZEN Opdracht 18. Lees. DE INFORMATIE. Overuren en vakantiedagen. Als u op vakantie wilt gaan, dan moet u dat altijd eerst overleggen met uw baas. In veel bedrijven wordt een vakantierooster gemaakt. Dat betekent dat wordt afgesproken in welke periode alle mensen op uw afdeling op vakantie gaan. Niet alle mensen kunnen in dezelfde tijd weg gaan. Meestal moet u officieel uw vakantie aanvragen, bij uw chef of bij de afdeling Personeelszaken. Als u een vrije dag wilt opnemen of een ATV-dag dan moet u dat ook op tijd met uw baas of chef bespreken. Uw chef moet er rekening mee houden dat u er die dag niet bent. Misschien moet iemand uw werk overnemen. De afdeling Personeelszaken houdt bij hoeveel vakantiedagen u hebt gebruikt en hoeveel vakantiedagen u nog over hebt. Het is verstandig om zelf ook op te schrijven in welke periode u vakantie opneemt, in uw agenda bijvoorbeeld. U kunt dan altijd zelf controleren of het aantal vakantiedagen dat u nog over hebt, goed is. Als u denkt dat er iets niet klopt, moet u het met u baas bespreken. Ook als u overwerkt is het verstandig om zelf op te schrijven op welke dagen en hoeveel uur u extra heeft gewerkt. Bij sommige bedrijven krijgt u vrije tijd terug voor de extra uren dat u werkt. Bij andere bedrijven krijgt u geld voor deze extra uren.
TIP VAN DE WEEK 1 Als u het met iemand eens bent, zeg dan: Ik vind dat een goed idee. Dat klopt. Dat is waar. Inderdaad! Ik ben het met u eens. Als u het niet met iemand eens bent, zeg dan: Nee, dat is niet waar. Dat is niet zo. Dat klopt niet. Dat denk ik niet. Dat ben ik niet met je eens
Les 14 Plus- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2014
20
TIP VAN DE WEEK 2 Vakantie aanvragen. Als uw kind op school zit, dan moet u in de schoolvakanties op vakantie. Als u werkt dan moet u op tijd uw vakantie aanvragen. Veel mensen willen in de schoolvakantie op vakantie.
TIP VAN DE WEEK 3 Op ETV en de website ETV.nl. zijn maar liefst zestien programma’s over werk te vinden. Bijvoorbeeld: Aan het werk blijven en Werk en Opleiding
PRAKTIJK Opdracht 19. Kijk in de praktijk. PRAKTIJKOPDRACHT VRIJ VRAGEN
Heeft u werk? Doe dan opdracht 1. Hoeveel vakantiedagen heeft u? Hoe moet u vakantie aanvragen? Werkt u niet en heeft u kinderen? Doe dan opdracht 2. Vraag op school wat u moet doen als uw kind een dag vrij moet hebben. Vraag het aan de juffrouw op school of aan een andere ouder. Wanneer kan mijn kind een dag vrij krijgen? Wat moet ik doen om vrij te vragen voor mijn kind?
Les 14 Plus- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2014
21
HOE GAAT HET? Opdracht 20. Kent u de woorden? Kruis aan.
Vakantie aanvragen Het verlof De atv-dagen Dat klopt De administratie Officieel In orde Leren Proberen Gelijk hebben
Opdracht 21. Kunt u het in het Nederlands? Deze les ging over personeelszaken. U heeft geleerd om uw mening te geven en om naar een mening te vragen. U heeft ook geleerd wanneer u ‘U’ zegt en wanneer u ‘JIJ’ zegt en u heeft geleerd om de voltooide tijd te gebruiken. En u? Kunt u uw mening geven en naar een mening vragen? Weet u wanneer u ‘U’ en wanneer u ‘JIJ’ moet gebruiken en kunt u de voltooide tijd gebruiken? Kunt u dat nu goed? Of een beetje? Of nog niet zo goed? Schrijf het op. Zet een kruisje.
Goed
Gaat wel
Niet zo goed...
Ik kan mijn mening geven.
Ik kan naar een mening vragen. Ik weet wanneer ik ‘U’ en wanneer ik ‘JIJ’ moet gebruiken.
Ik kan de voltooide tijd gebruiken. Les 14 Plus- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2014
22
ANTWOORDBLAD Opdracht 3. 1. Goed, Elisabeth heeft een gesprek met mevrouw Verhagen. 2. Goed, Elisabeth is vorige week ook al bij mevrouw Verhagen geweest. 3. Fout, Elisabeth heeft haar loonstrookje meegenomen. 4. Goed, Bobby heeft het loonstrookje van Elisabeth al bekeken. 5. Fout, Elisabeth heeft geen ATV-dagen meer. Opdracht 6. 1. Goed, Elisabeth heeft een gesprek met mevrouw Verhagen omdat ze vakantie wil. 2. Goed, Elisabeth heeft nog 14 extra uren staan. 3. Fout, Elisabeth heeft nog 8,5 uur vakantie staan. 4. Fout, Elisabeth heeft nog niet officieel vakantie aangevraagd. 5. Goed, om officieel vakantie aan te vragen moet Elisabeth een formulier invullen. Opdracht 9. 1. Met een vrouw van de afdeling personeelszaken. 2. Haar loonstrook. 3. De afdeling personeelszaken. 4. Een formulier invullen. 5. Ze vindt haar aardig. Samenvatting Let op! Dit is een samenvatting van het gesprek, hierin staan de belangrijkste dingen uit het gesprek. Uw vijf zinnen kunnen anders zijn! Elisabeth gaat met haar loonstrook naar de afdeling Personeelszaken toe. Ze praat met mevrouw Verhagen. Zij bekijkt de loonstrook van Elisabeth. Ze zoekt ook de gegevens van Elisabeth op in de computer. Ze zegt dat de afdeling Personeelszaken een fout heeft gemaakt. Elisabeth heeft nog overuren en nog een paar vakantiedagen. Ze kan een weekje op vakantie gaan. Daarna praat Elisabeth nog met haar chef over het gesprek bij Personeelszaken. Opdracht 10. 1. Gewerkt. 2. Aangevraagd. 3. Gemaakt. 4. Ingevuld. 5. Geleerd. 6. Geruild. 7. Gecontroleerd. 8. Opgelost. Les 14 Plus- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2014
23
Opdracht 12. Eigen antwoorden. Bespreek met uw taalvriend. Opdracht 13. 1. Wilt u mij helpen? 2. Bent u weer beter? 3. Heeft u een momentje? 4. Bent u morgen vrij? 5. Wanneer gaat u op vakantie? 6. Bent u de chef? 7. Kunt u mij even helpen? Opdracht 14. 1. Je best ervoor doen. 2. De waarheid spreken. 3. Vrij van je werk 4. Oefenen om iets te weten. 5. Goed. 6. Volgens de regels. Opdracht 15. Let op! Dit is een voorbeeld, andere antwoorden kunnen ook goed zijn.
Formulier voor:
Vakantieaanvraag
Naam:
Elisabeth Verhagen
/
Verlofaanvraag
Voor welke periode is de aanvraag?
Juni / Juli / Augustus
Voor welke datum is de aanvraag?
15 augustus – 26 augustus.
Voor hoe lang is de aanvraag?
Minder dan 1 week / meer dan 1 week / meer dan 2 weken / meer dan een maand
Wat is de reden van de aanvraag?
Vakantie
Vraag van de les: Ze moet een formulier invullen.
Les 14 Plus- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2014
24
EXTRA OEFENEN VOOR HET INBURGERINGSEXAMEN
Deze les over werk zoeken past in thema 1 ‘Werk en Inkomen’ van KNS van het Inburgeringsexamen. OEFENEN VOOR HET EXAMEN LUISTEREN Luister naar het gesprek van de les. Luister via http://www.edusom.nl. Maak daarbij de vragen van opdrachten 3, 6 en 9. OEFENEN VOOR HET EXAMEN SPREKEN Zoek een taalvriend, iemand die goed Nederlands spreekt. Doe opdracht 12 en 17 uit deze les met uw taalvriend. OEFENEN VOOR HET EXAMEN LEZEN Voor het examen Lezen kunt u oefenen met de opdrachten 3, 6 en 9 bij de tekst van de gesprekken uit deze les. Ook kunt u oefenen met de extra opdracht. OEFENEN VOOR HET EXAMEN SCHRIJVEN Zoek een taalvriend, iemand die goed Nederlands spreekt. Doe opdracht 14 en 15 uit deze les met uw taalvriend. Kijk voor meer informatie over het inburgeringexamen op: http://www.inburgeren.nl/inburgeraar/examen/examen.asp Maak de voorbeeldexamens. Beginnersles 42 van Station Nederlands gaat ook over het examen.
Les 14 Plus- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2014
25
Hoe leer je Nederlands? Door veel te oefenen in de praktijk. Door de lessen van Edusom te volgen op radio, tv en internet. Door met deze lesbrieven te werken. En met Station Nederlands. Kijk ook eens op Oefenen.nl. Daar vindt u programma’s over taal, maar ook over rekenen, gezondheid en nog veel meer. Kijk naar AT5 en Leef & Leer. Zoek een taalvriend om spreken en schrijven te oefenen. En zoek een taalcursus om nog meer te leren. U kunt ook naar het Taalspreekuur van de OBA gaan. Veel leerplezier!
Meer oefenen? Kijk naar films over werken op ETV en de website ETV.nl en Oefenen.nl en doe de opdrachten.
Les 14 Plus- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2014
26