Les 1 Samenvatten Leestekst: Afval "Goedemorgen………….. De vorige lessen zijn we bezig geweest met het ophelderen van moeilijke woorden in de tekst. Vandaag gaan we een andere manier proberen om de tekst beter te begrijpen." Introductiefase: 1. "We gaan vandaag proberen om de tekst die jullie krijgen, samen te vatten." 2. Vraag: "Maar wie weet wat samenvatten eigenlijk betekent?" 3. Discussie ................................. 4. "Juist, samenvatten betekent in het kort vertellen waar de tekst over gaat. We gaan proberen om in één of twee zinnen te zeggen waar de tekst over gaat." Instructiefase: 1. "Om dit te kunnen doen zullen we straks eerst de tekst moeten lezen. Niet meteen de hele tekst maar eerst een paar regels uit de tekst. Nadat we een stukje gelezen hebben zullen we aan onszelf vragen: Kun je in één of twee zinnen vertellen waar de tekst over gaat? Voordat we deze vraag gaan beantwoorden gaan we eerst in onze eigen woorden vertellen waar de tekst over gaat. Daarna stellen we onszelf de vraag: Kun je in één of twee zinnen vertellen waar de tekst over gaat? Deze vraag zullen we steeds weer stellen." 2. "Omdat deze vraag belangrijk is om straks de hele tekst samen te vatten staat deze vraag op een kaart en die kaart mogen jullie bij de tekst houden. Als jullie de vraag niet meer weten, kun je even op de kaart kijken." 3. De kaart met de vragen: Staan er moeilijke woorden in de tekst? Kun je in één of twee zinnen vertellen waar de tekst over gaat? wordt uitgedeeld aan de cursisten. 4. Vraag: "Is het duidelijk wat vandaag de bedoeling is?" 5. Het is iedereen duidelijk. (Zo niet, leg de bedoeling opnieuw uit). 6. "Dan krijgen jullie nu de tekst van vandaag." 7. De tekst: ‘Afval’ wordt uitgedeeld. 8. "De titel van de tekst is: Afval."
novo Consult 2009 Begrijpend lezen Leerkrachtinstructie leestekst 1: Samenvatten
1
9. "Goed, we gaan lezen tot aan de eerste streep. Lees dat gedeelte maar stil voor jezelf. Daarna gaan we proberen het gedeelte dat we gelezen hebben samen te vatten." 10. Iedereen leest het eerste gedeelte.
Afval Weet je wel, dat wij zo langzamerhand stikken in ons eigen vuil? We maken een afschuwelijke rommel. En we weten nauwelijks waar we ons afval moeten laten.
1. Vraag: "Is iedereen klaar met lezen? Staan er moeilijke woorden in de tekst?" (Zo ja; geef instructie ophelderen). 2. "Voordat we gaan samenvatten, kijken we eerst nog even op de kaart waarop staat wat we gaan doen." 3. Vraag: "Pakken jullie de kaart er ook even bij?" 4. De kaart wordt erbij gepakt. 5. Lees hardop voor: Kun je in één of twee zinnen vertellen waar de tekst over gaat? 6. "Om de vraag te beantwoorden gaan we eerst kijken waar de tekst over gaat. Ik leg de kaart op de tekst zodat ik hem niet meer kan lezen. Dan ga ik nu in eigen woorden vertellen waar de tekst over gaat. De tekst gaat over afval. Over afval wordt verteld dat we er bijna in stikken. We weten bijna niet meer waar we ons afval moeten laten." 7. "Als we in één zin moeten zeggen wat er over afval wordt verteld, dan kunnen we zeggen: We hebben zoveel afval dat we bijna niet meer weten waar we het moeten laten. Dit is het belangrijkste uit de tekst." 8. Vraag: "Vinden jullie ook dat dit de belangrijkste informatie is uit het tekstgedeelte dat we hebben gelezen?" 9. Discussie: .............................. 10. "Goed, dan is dit onze eerste samenvatting." Schrijf de samenvatting op. 11. Schrijf op: Samenvatting 1: We hebben zoveel afval dat we bijna niet meer weten waar we het moeten laten.
12. "Goed, dan gaan we nu verder met het tweede gedeelte van de tekst. novo Consult 2009 Begrijpend lezen Leerkrachtinstructie leestekst 1: Samenvatten
2
Lees maar stil verder tot de volgende streep." 13. Iedereen leest verder:
Vroeger gooiden de mensen niet zo snel iets weg. Met een potlood schreef je tot het een stompje was geworden. En met een vulpen kon je vele jaren doen. Nu schrijven we met balpennen. Die smijten we in de prullenmand als de inkt op is. Flessen leveren we vaak niet meer in. Eens was er een grapje over een miljonairsdochter. Ze kocht telkens een nieuwe Rolls Royce als het asbakje in de auto vol was. We zijn hard op weg om haar voorbeeld te volgen.
Toepassingfase: 1. Vraag: "Is iedereen klaar met lezen?" 2. Vraag: "Zou iemand het samenvatten van mij willen over nemen?" 3. Ria biedt zich aan. 4. "Ria wil jij de eerste vraag op de kaart voorlezen?" Ria leest voor: Staan er moeilijke woorden in de tekst? Wanneer de cursisten aangeven dat ze een woord moeilijk vinden geef je de instructie die hoort bij ‘Ophelderen’. 5. "Goed als er geen moeilijke woorden (meer) in de tekst staan gaan we verder met de tweede vraag op de kaart. Ria wil jij voorlezen wat de tweede vraag op de kaart is?" 6. Ria leest de tweede vraag op de kaart voor: Kun je in één of twee zinnen vertellen waar de tekst over gaat? 7. "Ria leg de gele kaart maar op de tekst. Wil je nu in je eigen woorden vertellen waar de tekst over gaat?" 8. Ria vertelt in eigen woorden waar de tekst over gaat. 9. Vraag: "Ria, zou je nu in één of twee zinnen kunnen vertellen waar de tekst over gaat?" 10. Ria vertelt in één of twee zinnen waar de tekst over gaat. 11. Vraag: "Ria zou je nu aan de anderen willen vragen wat zij van jouw samenvatting vinden? Staat het belangrijkste uit de tekst in jouw samenvatting?" novo Consult 2009 Begrijpend lezen Leerkrachtinstructie leestekst 1: Samenvatten
3
12. Discussie: ........................... 13. "Goed we zijn het er over eens dat dit de belangrijkste informatie uit de tekst is. Dat wordt dan de tweede samenvatting." 14. "Ik schrijf op: Samenvatting 2: …. " Een goede samenvatting zou kunnen zijn: We gooien dingen weg die we niet meer nodig hebben. 15. "We zullen nu verder gaan met de tekst." 16. Vraag: "Willen jullie stil verder lezen tot de volgende streep?" 17. Iedereen leest verder:
In Nederland maken we een hele hoop troep! Per persoon hebben we bijna 500 kilogram afval per jaar. Als je al dat afval bij elkaar optelt kun je een rij vuilniswagens van 6000 km vullen. Dat is een rij van hier naar Portugal en weer terug. Bij elkaar is dat 5 miljoen ton afval per jaar. Dat is een onvoorstelbare grote berg met afval. Met dat afval moet iets gebeuren. Als we het gewoon op straat zouden gooien, zouden we al snel niet meer over de berg troep heen kunnen kijken. Waar moeten we toch met al die rommel heen?
1. Vraag: "Is iedereen klaar met lezen?" 2. "Stephan wil jij de eerste vraag op de kaart voorlezen?" Stephan leest voor: Staan er moeilijke woorden in de tekst? Wanneer de cursisten aangeven dat ze een woord moeilijk vinden geef je de instructie die hoort bij ‘Ophelderen’. 3. Vraag: "Stephan, wil jij hardop voorlezen wat de tweede vraag op de kaart is?" 4. Stephan leest voor: Kun je in één of twee zinnen vertellen waar de tekst over gaat? 5. "Stephan, leg de kaart maar op de tekst. Kun jij in je eigen woorden vertellen waar de tekst over gaat?" 6. Stephan vertelt in eigen woorden waar de tekst over gaat. Zorg dat de cursist niet letterlijk de tekst opleest maar vertelt in eigen woorden. 7. Vraag: "Wat vinden jullie van het antwoord van Stephan?" 8. Discussie: ........................... novo Consult 2009 Begrijpend lezen Leerkrachtinstructie leestekst 1: Samenvatten
4
9. "Stephan, probeer in één of twee zinnen te vertellen waar de tekst over gaat." Een goede samenvatting zou kunnen zijn: In Nederland hebben we veel afval. Met dat afval moet iets gebeuren. 10. Vraag: "Wat vinden jullie van de samenvatting van Stephan? Staat het belangrijkste uit de tekst in de zinnen?" 11. Discussie: ........................ 12. "Uit de discussie is naar voren gekomen ................. Dat wordt dan onze derde samenvatting." 13. Schrijf op: Samenvatting 3: ................................. 14. "Dan gaan we nu verder met de tekst." 15. Vraag: "Willen jullie stil verder lezen tot de volgende streep?" 16. Iedereen leest verder:
We kunnen afval verbranden, begraven of verzamelen op stortplaatsen. Dat zijn plaatsen waar het afval verzameld wordt. Verzamelen van afval op stortplaatsen wordt nog in veel plaatsen gedaan. Maar een fijne oplossing is het natuurlijk niet. Het geeft overlast door stank. Ook heeft het als gevolg dat er vaak ratten en vliegen zijn. Begraven is al een betere manier. Het afval komt diep in de grond terecht. Daar wordt het met een laag aarde bedekt. En op den duur kun je zo’n plek voor allerlei doelen gebruiken. Maar ons land is te klein om hier nog tijden mee door te gaan.
1. Vraag: "Is iedereen klaar met lezen?" 2. "Jolien wil jij de eerste vraag op de kaart voorlezen?" Jolien leest voor: Staan er moeilijke woorden in de tekst? Wanneer de cursisten aangeven dat ze een woord moeilijk vinden geef je de instructie die hoort bij ‘Ophelderen’. 3. Vraag: "Jolien, wil jij hardop voorlezen wat de tweede vraag op de kaart is?" 4. Jolien leest voor: Kun je in één of twee zinnen vertellen waar de tekst over gaat?
novo Consult 2009 Begrijpend lezen Leerkrachtinstructie leestekst 1: Samenvatten
5
5. "Jolien, leg de kaart maar op de tekst en vertel in eigen woorden waar de tekst over gaat." 6. Jolien vertelt in eigen woorden waar de tekst over gaat. Zorg dat de cursist niet letterlijk de tekst opleest maar vertelt in eigen woorden. 7. "Jolien, wil jij aan de anderen vragen wat ze van jouw antwoord vinden?" 8. Discussie: ........................... 9. "Jolien, probeer nu in één zin te vertellen waar de tekst over gaat." Een goede zin zou kunnen zijn: Afval kun je verzamelen op een stortplaats, maar begraven is een betere manier. 10. "Jolien, wil jij aan de anderen vragen wat ze van jouw zin vinden?" Vraag: "Staat het belangrijkste uit de tekst in de zin?" 11. Discussie: ........................ 12. "Uit de discussie is naar voren gekomen ................. Dat wordt dan onze vierde samenvatting." 13. Schrijf op: Samenvatting 4:………………………. 14. "Dan gaan we nu verder met de tekst." 15. Vraag: "Willen jullie stil verder lezen tot de volgende streep?" 16. Iedereen leest verder:
Het begraven van afval is dus niet de beste oplossing. Voorlopig is het verbranden van het vuil nog de beste manier. Een verbrandingsinstallatie lijkt op een grote fabriek. De rook die uit de fabriek komt wordt natuurlijk goed gefilterd. Dit wordt gedaan zodat er geen gevaarlijke stoffen in de lucht komen. Deze oplossing is erg duur. Bovendien komt er voor al dat geld bijna niets terug.
1. Vraag: "Is iedereen klaar met lezen?" 2. "Ria, wil jij de eerste vraag op de kaart voorlezen?" Ria leest voor: Staan er moeilijke woorden in de tekst? Wanneer de cursisten aangeven dat ze een woord moeilijk vinden geef je de instructie die hoort bij ‘Ophelderen’. 3. Vraag: "Ria, wil jij hardop voorlezen wat de tweede vraag op de kaart is?"
novo Consult 2009 Begrijpend lezen Leerkrachtinstructie leestekst 1: Samenvatten
6
4. Ria leest voor: Kun je in één of twee zinnen vertellen waar de tekst over gaat? 5. "Ria, leg de kaart maar op de tekst en vertel in je eigen woorden waar de tekst over gaat?" 6. Ria vertelt in eigen woorden waar de tekst over gaat. Zorg dat de cursist niet letterlijk de tekst opleest maar vertelt in eigen woorden. 7. "Ria, wil jij aan de anderen vragen wat ze van jouw antwoord vinden?" 8. Discussie: ........................... 9. "Ria, probeer in één of twee zinnen te vertellen waar de tekst over gaat." Een goede zin zou kunnen zijn: Verbranden van afval is erg duur, maar tot nu toe de beste manier. 10. "Ria, wil jij aan de anderen vragen wat ze van jouw zin vinden?" Vraag: "Staat het belangrijkste uit de tekst in de zin?" 11. Discussie: ........................ 12. "Uit de discussie is naar voren gekomen ................. Dat wordt dan onze vijfde samenvatting." 13. Schrijf op: Samenvatting 5: ................................. 14. "Dan gaan we nu verder met de tekst." 15. Vraag: "Willen jullie stil verder lezen tot de volgende streep?"
Daarom gaan steeds meer mensen denken aan andere oplossingen voor dit grote probleem. Oplossingen waarbij afval omgezet wordt in stoffen die we opnieuw kunnen gebruiken. Dat omzetten heeft de natuur altijd al gedaan. Van afvalpapier kunnen we bijvoorbeeld weer bruikbare papiersoorten maken. Zoals karton en verpakkingsmateriaal. Ook van metalen kunnen nieuwe dingen worden gemaakt.
1. Vraag: "Is iedereen klaar met lezen?" 2. "Jolien, wil jij de eerste vraag op de kaart voorlezen?" Jolien leest voor: Staan er moeilijke woorden in de tekst? Wanneer de cursisten aangeven dat ze een woord moeilijk vinden geef je de instructie die hoort bij ‘Ophelderen’.
novo Consult 2009 Begrijpend lezen Leerkrachtinstructie leestekst 1: Samenvatten
7
3. Vraag: "Jolien, wil jij hardop voorlezen wat de tweede vraag op de kaart is?" 4. Jolien leest voor: Kun je in één of twee zinnen vertellen waar de tekst over gaat? 5. "Jolien, leg de kaart maar op de tekst en vertel in eigen woorden waar de tekst over gaat." 6. Jolien vertelt in eigen woorden waar de tekst over gaat. Zorg dat de cursist niet letterlijk de tekst opleest maar vertelt in eigen woorden. 7. "Jolien, wil jij aan de anderen vragen wat zij van jouw antwoord vinden?" 8. Discussie: ........................... 9. "Jolien, probeer in één zin te vertellen waar de tekst over gaat." Een goede zin zou kunnen zijn: Een andere oplossing is het omzetten van afval in nieuwe dingen. 10. "Jolien, wil jij aan de anderen vragen wat ze van jouw zin vinden?" Vraag: "Staat het belangrijkste uit de tekst in de zin?" 11. Discussie: ........................ 12. "Uit de discussie is naar voren gekomen ................. Dat wordt dan onze zesde samenvatting." 13. Schrijf op: Samenvatting 6: ................................. 14. "Dan gaan we nu verder met de tekst." 15. Vraag: "Willen jullie stil verder lezen tot de volgende streep?" 16. Iedereen leest verder:
Maar plastic blijft een groot probleem bij de afvalopruiming. Het vergaat niet in de bodem en in verbrandingsovens veroorzaakt het verstoppingen en zelfs ontploffingen. Maar men blijft zoeken naar een manier om de grote hoeveelheid plastic snel te vernietigen. En als we zo'n manier niet vinden, zullen we nog eens stikken in ons eigen afval.
1. Vraag: "Is iedereen klaar met lezen?"
novo Consult 2009 Begrijpend lezen Leerkrachtinstructie leestekst 1: Samenvatten
8
2. "Stephan, wil jij de eerste vraag op de kaart voorlezen?" Stephan leest voor: Staan er moeilijke woorden in de tekst? Wanneer de cursisten aangeven dat ze een woord moeilijk vinden geef je de instructie die hoort bij ‘Ophelderen’. 3. Vraag: "Stephan, wil jij hardop voorlezen wat de tweede vraag op de kaart is?" 4. Stephan leest voor: Kun je in één of twee zinnen vertellen waar de tekst over gaat? 5. "Stephan, leg de kaart maar weer op de tekst. Kun je in eigen woorden vertellen waar de tekst over gaat?" 6. Stephan vertelt in eigen woorden waar de tekst over gaat. Zorg dat de cursist niet letterlijk de tekst opleest maar vertelt in eigen woorden. 7. "Stephan, wil jij aan de anderen vragen wat ze van jouw antwoord vinden?" 8. Discussie: ........................... 9. "Stephan, probeer in één zin te vertellen waar de tekst over gaat." Een goede zin zou kunnen zijn: Men zoekt nog een manier om het plastic afval te vernietigen. 10. "Stephan, wil jij aan de anderen vragen wat ze van jouw zin vinden?" Vraag: "Staat het belangrijkste uit de tekst in de zin?" 11. Discussie: ........................ 12. "Uit de discussie is naar voren gekomen ................. Dat wordt dan onze zevende samenvatting." 13. Schrijf op: Samenvatting 7: ................................. 14. "We hebben nu 7 samenvattingen opgeschreven. Als het goed is moeten deze 7 samenvattingen een grote samenvatting geven van de hele tekst." 15. Vraag: "Ria, zou jij willen voorlezen welke samenvattingen we hebben opgeschreven?" 16. Ria leest de samenvattingen voor. 17. Vraag: "Ria, wat vind je van de samenvatting die we gemaakt hebben van de hele tekst?" 18. Ria reageert. 19. "We hebben nu een goede samenvatting van deze tekst gemaakt omdat alle belangrijke informatie in de samenvattingen terugkomt." novo Consult 2009 Begrijpend lezen Leerkrachtinstructie leestekst 1: Samenvatten
9
Afrondingsfase: 1. "Goed, we zijn aan het eind van deze les gekomen. Vandaag hebben we een tekst samengevat. Daarbij hebben we gebruik gemaakt van een kaart waarop stond: Staan er moeilijke woorden in de tekst? Kun je in één of twee zinnen vertellen waar de tekst over gaat? Deze vragen zullen we ons steeds weer moeten stellen als we een tekst willen samenvatten. Of het nu een korte of een lange tekst is. Volgende week gaan we dit opnieuw proberen met een andere tekst. Alleen zullen de tekstgedeelten dan wat langer zijn dan die van deze les. Dus we maken het wat moeilijker, maar daar komen we samen ook wel uit. Bedankt voor jullie aanwezigheid. Jullie hebben allemaal prima meegedaan. Complimenten daarvoor. Tot volgende week."
novo Consult 2009 Begrijpend lezen Leerkrachtinstructie leestekst 1: Samenvatten
10