LESBRIEF LITERATUUR ‘LELYSTAD’ OF: ‘DE ONTDEKKING VAN DE METAFOOR’
FEBRUARI
2011
Door Henk Jongsma, hoofdauteur Op niveau tweede fase
Lelystad of: De ontdekking van de metafoor Vooraf – voor de docent Deze lesbrief bestaat uit twee delen. • In deel 1 staat een verhaal van Joris van Casteren en het genre van de literaire nonfictie centraal. Dat deel kan (als de leerlingen het verhaal thuis lezen) in een paar lessen worden doorgewerkt. • In Extra vindt u een uitbreiding: een literatuuropdracht rond dit genre waaraan de leerlingen zelfstandig kunnen werken. Het slot, het gesprek, kunt u bijwonen en beoordelen. Deze opdracht biedt de mogelijkheid op een andere, minder traditionele manier, met literatuur bezig te zijn. Het ‘mondeling literatuur’ kan hierdoor aantrekkelijker zijn, en deze wijze van werken zou bovendien tijd kunnen besparen.
Inleiding Het verhaal De ontdekking van de metafoor is opgenomen in de bundel TXT Alles is mogelijk in zestien verhalen, die door Abdelkader Benali ter gelegenheid van de Boekenweek 2010 werd samengesteld. Maar het is ook een hoofdstuk uit het boek Lelystad van Joris van Casteren. Een boek dat de moeite waard lijkt: • De jury van de AKO Literatuurprijs schreef: Door een intrigerende mix van autobiografie, journalistieke reportage en geschiedschrijving ontstaat een adembenemende vorm van literaire non-fictie. •
Op de achterflap van dit boek staat: In Lelystad doet Joris van Casteren verslag van zijn nieuwbouwjeugd, vol vandalisme en valse liefdes. Op hilarische wijze laat hij zien hoe het is om op te groeien in een gemaakte samenleving waar de menselijke maat uit het oog is verloren. Hij beschrijft de troosteloze hofjes van zijn jeugd, bevolkt door Amsterdamse probleemgevallen en gesjeesde zakenlieden. De stad waar zijn progressieve ouders in 1976 vol goede moed naartoe trokken en waar Van Casteren opgroeide, werd geen voorbeeldgemeente, maar veranderde in de meest ongewenste plek van Nederland. Een plek waar de gemeenteambtenaren na verschijning van dit boek zelfs een signeersessie van Van Casteren dreigden te verstoren.
•
Een paar inwoners hebben een proces tegen de schrijver aangespannen wegens belediging.
Opzet van deze lesbrief Je verdiept je eerst in het genre van de literaire non-fictie: • Wat zijn de kenmerken? • Hoe wordt het succes verklaard? • Om welke schrijvers gaat het bijvoorbeeld? Daarna lees je het verhaal en probeer je je daarover een mening te vormen. Je maakt ook kennis met andere boeken van Joris van Casteren. In het onderdeel Extra vorm je een leeskring en lees je andere boeken uit hetzelfde genre. © THIEMEMEULENHOFF, 2011
1
LESBRIEF LITERATUUR ‘LELYSTAD’ OF: ‘DE ONTDEKKING VAN DE METAFOOR’
FEBRUARI
2011
Literaire non-fictie 1
Kenmerken
Lelystad is dus geen roman, maar hoort bij de literaire non-fictie, een genre dat de laatste jaren veel succes heeft. In fictie (romans en verhalen) gaat het om een verzonnen wereld, ‘het is niet echt gebeurd’. Non-fictie draait om verhalen die juist wel echt zijn gebeurd. De schrijver gaat vaak zelfs juist op zoek naar feiten, naar hoe het nu werkelijk zat. Nou doen schrijvers van geschiedenisboeken en journalisten dat natuurlijk ook, en bij hen gaat het juist om de feiten. Schrijvers van literaire non-fictie worden ook wel literair journalisten genoemd. In hun inleiding (p. 14) bij het interviewboek met dertien van deze schrijvers geven Han Ceelen en Jeroen van Bergeijk vijf kenmerken van literaire journalistiek: • • • • •
Literair journalisten bedienen zich van stilistische middelen en verteltechnieken die eerder worden geassocieerd met de romankunst dan met journalistiek. Ze leven zich uitgebreid in. Ze dompelen zich maanden, en soms zelfs jaren, onder in de leefwereld van hun onderwerpen. Ze zijn niet op zoek naar hard nieuws, maar schrijven over alledaagse en daarmee ook tijdloze onderwerpen. Ze proberen meer dan traditionele verslaggevers hun lezers emotioneel bij hun verhaal te betrekken. Ze streven naar een duidelijke eigen stem en toon.
Heel toepasselijk heet hun boek dan ook: Meer dan de feiten (Uitgeverij Atlas, Amsterdam/Antwerpen, 2007). Nieuw is dit genre overigens niet in Nederland. Joris van Casteren, die een prachtige bloemlezing van Nederlandse journalistieke verhalen maakte, Een vreselijk land. De mooiste journalistieke verhalen van Nederland, (Uitgeverij Prometheus Amsterdam, 2005) nam bijvoorbeeld een verhaal op van Justus van Maurik uit 1900, een verhaal van J.L. Pisuisse uit 1907 en een Falklandje, een verhaal van Herman Heijermans zoals die vanaf 1897 al in boekvorm verschenen. Geert Mak, (zijn boek Hoe God verdween uit Jorwerd dat in 1996 verscheen, wordt wel het begin van de bloeiperiode van de non-fictie genoemd) hield in 1998 een lezing voor de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde over nonfictie in de literatuur: Enkele gedachten van een laag insect. Je vindt die hele (interessante) lezing op www.dbnl.org. Zoals in fictie de verbeelding centraal staat, zei Mak, zo staan in non-fictie de feiten centraal. Je mag de schrijver van een roman nooit gelijkstellen met de hoofdpersoon van zijn verhaal, alles in het boek is bedacht, ook al lijken elementen uit het leven van de hoofdpersoon verdacht veel op elementen uit het leven van de schrijver. Het blijft een verhaal van verbeelding. Bij non-fictie is dat anders, zei Geert Mak in zijn lezing: ‘Het essentiële verschil met fictie is dat een verteller van non-fictie in de eerste plaats moet geloven in de feiten. Maar dan niet in de krantenfeiten, of de feiten uit de archieven of de universiteitsbibliotheken, maar in feiten in al hun complexiteit. Dat geloof in de feiten moet hij samenbrengen met het geloof in het verhaal.’ ‘Het verhaal is eigenlijk een verlengstuk van de feiten, het is datgene wat het geheugen reconstrueert, orde brengt in het verleden, betekenissen schept en aan elkaar koppelt,’ zo omschreef de vroegere hoofdredacteur van het baanbrekende non-fictietijdschrift Granta, Bill Buford, dat proces bij hemzelf en sommige van zijn Granta-auteurs. Het verhaal is ook datgene wat de lezer bij de feiten en de hoofdrolspelers betrekt en betrokken houdt. En daarbij mag een non-fictieschrijver alle literaire technieken uit de kast halen die er maar zijn, alleen: de feiten moeten wel overeind blijven.’ © THIEMEMEULENHOFF, 2011
2
LESBRIEF LITERATUUR ‘LELYSTAD’ OF: ‘DE ONTDEKKING VAN DE METAFOOR’
FEBRUARI
2011
Opdrachten over de kenmerken 1
Wat is het belangrijkste verschil tussen fictie en non-fictie?
2
Wat is het belangrijkste verschil tussen schrijvers van literaire non-fictie en schrijvers van ‘gewone’ geschiedenisboeken?
3
Wat zijn de belangrijkste verschillen tussen journalisten en schrijvers van literaire nonfictie?
4
Het boek van Ceelen en Van Bergeijk heet Meer dan de feiten. Waarom is die titel zo goed gekozen?
5
In een interview met NRC Handelsblad (NRC Weekblad 23 oktober 2010) zei Franca Treur, de schrijver van het succesvolle boek Dorsvloer vol confetti:
‘Mijn ouders hebben moeite met mijn boek, omdat ze anders zijn dan de ouders van Katelijne, terwijl iedereen aanneemt dat het een portret van hen is. Mijn vader stoort het bijvoorbeeld dat mensen door dat boek nu denken dat hij heel erg op zijn geld zit. De vader van Katelijne zegt op de eerste pagina: “Als je brokken maakt, ik betaal niks hoor.” Mijn vader betaalt juist altijd op tijd zijn rekeningen.’ Welke fout maken de mensen die de echte vader gelijkstellen met de vader uit de roman? 6
Hiernaast zie je de voor- en de achterkant van het boek van Franca Treur. Waarom heeft de uitgever voor twee verschillende portretten gekozen?
7
In 2008 verscheen een prachtig boek van Jan Brokken: In het huis van de dichter. Dat boek gaat over de pianist Youri Egorov (www.wikipedia.nl), met wie de schrijver veel contact had. Op de achterflap van dat boek lees je:
Youri Egorov, de dichter onder de meesterpianisten, ontvluchtte op tweeëntwintigjarige leeftijd de Sovjet-Unie en vestigde zich in Amsterdam. Vijf jaar later leerde Jan Brokken hem kennen. In het huis van de dichter is het verhaal van hun vriendschap. Youri Egorov leefde alsof iedere minuut zijn laatste kon zijn. Hij was roekeloos, hartstochtelijk, maar ook verlegen, vervuld van twijfels en diepzinnig. In zijn zoeken naar vrijheid ging hij tot het uiterste. Jan Brokken maakt hem onvergetelijk. Even indringend beschrijft hij de decors: de barre Sovjet-Unie, het uitzinnige Amsterdam van de jaren tachtig. a
b
Welke conclusie over het genre waartoe dit boek behoort, zou je kunnen trekken als je die achterflap leest? Welke conclusie moet je trekken als je de titelpagina bekijkt?
© THIEMEMEULENHOFF, 2011
3
LESBRIEF LITERATUUR ‘LELYSTAD’ OF: ‘DE ONTDEKKING VAN DE METAFOOR’
8
FEBRUARI
2011
In november 2010 won David Van Reybrouck de AKOliteratuurprijs 2010 met zijn boek Congo, een geschiedenis. Van Reybroucks boek werd in een rechtstreekse tv-uitzending ‘tegelijk verrassend en ontroerend’ genoemd. Volgens de jury is Congo, een geschiedenis verder ‘een knap gecomponeerd verhaal over slavernij en kolonialisme, veerkracht en overleven. Een meeslepend geschiedeniswerk van een historicus én romancier’. (NRC Handelsblad 8 november 2010). Van Reybrouck won met Congo, een geschiedenis eerder ook al de Libris Geschiedenis Prijs en de J. Greshoffprijs. Volgens de jury van de Libris Geschiedenis Prijs maakte Van Reybrouck grote indruk met de breedte van het onderwerp, dat hij beschrijft in ‘een rijke, bijna barokke stijl. Het boek is een originele combinatie van persoonlijke betrokkenheid en journalistieke distantie, dat archiefmateriaal, interviews en persoonlijke observaties vermengt.’ En: ‘Het vertelt het tragische verhaal vanuit het perspectief van de Congolezen; mensen die proberen te overleven in een land dat alsmaar dieper wegzakt in uitbuiting, corruptie en burgeroorlog. Het einde is verrassend hoopvol.’ a
Leg uit hoe dit ene boek zowel een literatuurprijs als een geschiedenisprijs kon winnen.
b
Welke woorden van de jury’s zeggen meer iets over de literaire waarde en welke zeggen meer iets over de waarde als geschiedenisboek?
c
In een recensie (NRC Handelsblad 7 mei 2010) schreef Marcia Luyten:
Ook op driekwart, waar de verhalen verdunnen en de feiten verdichten, en dit boek toch iets krijgt van het onvermijdelijke geschiedenisboek, blijft Van Reybrouck schrijven als de romancier die hij is. Bijvoorbeeld over het nieuwe type soldaat dat in 1997 opmarcheert van de Rwandese grens naar Kinshasa: kadogo’s in wijde uniformen en zwarte rubberlaarzen. ‘Zij waren infanterie in de letterlijke zin van het woord: kinderen die te voet gingen.’ • • 2
Ziet Luyten dit boek meer als het verhaal van een romanschrijver of als het verhaal van een historicus? Geef een korte uitleg. Waarom is de zin die zij citeert meer de zin van een romanschrijver?
Het succes
De vraag naar het succes stelde ook Geert Mak zich in zijn lezing. Hij gaf de volgende verklaring: ‘Wat maakt dat het publiek in zo groten getale valt voor deze privé non-fictie? Waaruit komt deze vraag naar en drang tot realisme voort? Ik kan slechts twee oorzaken aanwijzen. De eerste is een verschijnsel dat we allen kunnen waarnemen en waarover we alleen al apart een hele middag kunnen praten: de almaar toenemende persoonscultus rond auteurs. Het lijkt soms, als men het literaire circus bekijkt, alsof het accent steeds meer op de auteur komt te liggen, en steeds minder op het boek. De tweede oorzaak, die daar nauw verband mee houdt, is de nadruk die onze huidige cultuur legt op het ik, op het zelf, en daarmee ook op ik-boeken, en zelf-boeken, en zelf-beleefd-boeken. Door dit literaire narcisme wordt echter de verbeelding gekortwiekt, en het paradoxale feit doet zich voor dat met het centraal stellen van het ik, het onderzoek naar het ik via de verbeelding schade lijdt.’ De eerste verklaring van het succes zou dus zijn dat de schrijvers van non-fictie bekende Nederlanders zouden zijn geworden. Voor Mak zelf geldt dat zeker: hij presenteerde bijvoorbeeld een televisieprogramma in afleveringen, gebaseerd op zijn boek In Europa. De tweede verklaring (de lezer zoekt ik-boeken, boeken die echt gebeurd zijn) sluit nauw aan bij een ander verschijnsel: er verschijnen steeds meer biografieën, levensbeschrijvingen van bekende (en ook wel minder bekende) personen. © THIEMEMEULENHOFF, 2011
4
LESBRIEF LITERATUUR ‘LELYSTAD’ OF: ‘DE ONTDEKKING VAN DE METAFOOR’
FEBRUARI
2011
Han Ceelen en Jeroen van Bergeijk, de schrijvers van Meer dan de feiten gaven in het VPROprogramma Boeken (boeken.vpro.nl) de verklaring van drie schrijvers die ze hadden geïnterviewd. Geert Mak ‘Ik denk dat het komt door een toegenomen behoefte aan echtheid, aan authenticiteit, juist omdat er in deze tijd zoveel wordt genept. Deze vorm van journalistiek is een eerlijke manier om vanaf de grond een verhaal te vertellen, in tegenstelling tot bijvoorbeeld een krant die marktonderzoek doet en vervolgens precies schrijft wat de lezers prettig vinden om te lezen. Daarnaast willen mensen een verhaal. Het verhaal zet dingen in een context, en is een manier om de wereld te ordenen. Het succes van Hoe God verdween uit Jorwerd kun je voor een groot deel verklaren uit het feit dat mensen hun eigen leven in een context geplaatst zagen. Nadat dat boek was uitgekomen, kreeg ik keer op keer te horen dat mensen zich erin herkenden. Zo was er een oude boer die eenzaam in de bovenkamer zat en Jorwerd in handen gestopt had gekregen. Drie dagen lang kwam er zo nu en dan een harde klap op de tafel en dan hoorde je, in het Fries: “En zo is het!”’ Martin Bril ‘Het zal wel iets met de vergrijzing te maken hebben. Ik ben zelf rond mijn veertigste ook opgehouden met fictie lezen. Fictie is iets voor pubers en vrouwen. Als je ouder wordt, ga je echte boeken lezen: klassiekers en boeken waar je iets van opsteekt. Maar het ligt ook aan de kwaliteit van de boeken die nu worden geschreven. Ik denk dat het Fonds Bijzondere Journalistieke Projecten daarin een grote rol heeft gespeeld. Tien of vijftien jaar geleden was het bijna onmogelijk om een groot non-fictieboek te financieren. Nu kan dat wel. Plus: we hebben momenteel een generatie auteurs die zijn pappenheimers kent. De mensen die nu bestsellers schrijven - Van der Zijl, Lieve Joris - bouwen voort op het fundament dat in de jaren zeventig is gelegd door mensen als Eelke de Jong, Martin Schouten, Armando en Sleutelaar.’ Jan Brokken ‘Literaire non-fictie is op de kaart komen te staan toen Geert Mak, Frank Westerman, Annejet van der Zijl en Judith Koelemeijer over het voorbije Nederland gingen schrijven. De lezers konden zich gemakkelijk met het onderwerp identificeren. In periodes waarin een samenleving zoekende is, zie je wel vaker dat men teruggrijpt op de geschiedenis. Ik wil trouwens wel een kanttekening plaatsen bij het succes van het genre, want de ironie wil dat de kranten en weekbladen daar nauwelijks aan hebben meegewerkt. Vrijwel alle mensen die er in de jaren tachtig en negentig mee bezig waren, zijn boeken gaan schrijven omdat er bij de bladen geen geld en ruimte was. De journalistiek kan dus wel trots zijn op Geert Mak, Frank Westerman en Annejet van der Zijl, maar eigenlijk zou men moeten zeggen: “Wij schamen ons diep, want deze mensen hebben buiten de dag- en weekbladen om moeten bewijzen hoe waardevol non-fictie kan zijn.”’ Opdrachten over het succes 9
Welke verklaringen voor het succes van de literaire fictie worden hierboven gegeven?
10
Wat zou voor jou een belangrijke reden kunnen zijn om literaire non-fictie te gaan lezen?
3
Bekende schrijvers van literaire non-fictie
Je bent al heel veel namen van auteurs tegengekomen. Hierna vind je een aantal van de bekendste boeken. Zo krijg je een goede indruk van de enorme variëteit binnen dit genre. Geert Mak Informatie over hem en over zijn boeken vind je op www.geertmak.nl. Zijn bekendste boeken zijn: • Hoe God verdween uit Jorwerd (1996); • De eeuw van mijn vader (1999); • In Europa (2004). © THIEMEMEULENHOFF, 2011
5
LESBRIEF LITERATUUR ‘LELYSTAD’ OF: ‘DE ONTDEKKING VAN DE METAFOOR’
FEBRUARI
2011
Hoe God verdween uit Jorwerd (1996). Ondertitel: Een Nederlands dorp in de twintigste eeuw. De flaptekst geeft een goede indruk van de inhoud: Hoe God verdween uit Jorwerd is de biografie van een dorp tijdens de stille revolutie tussen 1945 en 1995. Het is het verhaal van de boeren en het geld, van de kleine winkeliers en de oprukkende stad, van de kerktoren die instortte en de import die niet meer groette, van de natuur die terugkeerde en tegelijk verdween. Het is het verhaal van de caféhoudster die verder wilde, van de mooie Gais Meinsma, van Fedde met zijn acht koeien en een land vol modder, van de kruidenier en zijn heimwee, en van Peet, die stierf in de boerenkool. Het is het verhaal van de jaren waarin alles anders werd. Wat is er gebeurd op het platteland toen de machines kwamen, en de subsidies en de banken, en toen de echte boeren langzaam ten onder gingen? Geert Mak nam zijn intrek in een Fries dorp en beschreef een historische omwenteling waarvan pas nu de omvang en de gevolgen zichtbaar worden.
De eeuw van mijn vader (1999) De flaptekst: Wat verbindt ons met al diegenen die in de voorbije eeuw geleefd hebben? Is het niet hun menselijkheid, hun blindheid soms, meer nog dan hun grote en kleine heidendom? Geert Mak schreef een biografie van het Nederland van de twintigste eeuw in de vorm van een familiegeschiedenis. Aan de hand van interviews, oude krantenberichten en vele honderden bewaard gebleven brieven vertelt hij over het landelijke Nederland aan het begin van de eeuw, over de opkomst van de katholieke, protestantse en rode zuilen, over de crisis en het antisemitisme in de jaren dertig, de andere wereld van ‘ons Indië’, de oorlog in Europa en Azië, de mentaliteit van de wederopbouw, de dromerijen van de jaren zestig, de zakelijkheid daarna. Het is een geschiedenis door de achterdeur, verteld vanuit de keuken van een doorsnee Nederlandse familie - zijn eigen. Hoe ging men om met ziekte, seks en dood in 1910? Wat bezielde die merkwaardige emancipatiebeweging van de gereformeerde mannenbroeders? Hoe dachten de Nederlanders in hun tijd over grote historische gebeurtenissen als de Eerste Wereldoorlog, de machtsgreep van Hitler, de Duitse bezetting, de politionele acties? En hoe ging het daarna verder, met de rock-'n-roll, de televisie, de neergang van de zuilen, de auto, het geld? In De eeuw van mijn vader zijn ze voortdurend aanwezig, de gewone Nederlanders van deze eeuw, met hun eigen geschiedenis, hun beperktheden, hun wanhoop en geloof. In Europa (2004) Ondertitel: Reizen door de twintigste eeuw De flaptekst: Wat heeft een straatarme, tandeloze bejaarde in een afgelegen, vervallen dorpje in Roemenië gemeen met de bewoner van een Hollandse nieuwbouwwijk, hybride auto voor de deur, golfset in de gang? Niet veel – maar ze wonen wel allebei in een land dat deel uitmaakt van Europa. Binnen de grenzen van dat continent lijken de verschillende tijdlagen soms als kruiend ijs over elkaar te schuiven: de ene plaats geeft je het gevoel dat de tijd heeft stilgestaan, op andere plekken vallen de vernieuwingen niet bij te benen. In 1999, vlak voordat er weer een hoofdstuk van een eeuw Europa ten einde zou gaan, maakte Geert Mak in opdracht van NRC Handelsblad een reis door die oude wereld. Zijn doel: ‘een soort eindinspectie: hoe lag het continent erbij, aan het slot van de twintigste eeuw?’ Tegelijk was het een ‘historische reis’: ‘Ik volgde, voor zover mogelijk, de loop van de geschiedenis, op zoek naar sporen die waren achtergebleven.’ De inhoudsopgave van het boek bestaat uit een indrukwekkende lijst plaatsen waar geschiedenis is geschreven: Verdun, Ieper, Berlijn, Predappio, Leningrad, Vichy, Neurenberg, Lourdes, Tsjernobyl en Novi Sad, om er een paar te noemen. Overal bezocht Mak plaatsen van herinnering, hij dook in archieven en sprak met schrijvers, historici, filosofen, politici, verzetslieden en militairen, maar ook met hele gewone mensen die over hun leven vertelden. Al die gesprekken, al die documenten, al die boeken, ze hebben geleid tot een imposant verhaal over een eeuw Europa, een werelddeel dat wel één naam draagt © THIEMEMEULENHOFF, 2011 6
LESBRIEF LITERATUUR ‘LELYSTAD’ OF: ‘DE ONTDEKKING VAN DE METAFOOR’
FEBRUARI
2011
maar nooit echt een eenheid was. En hoe kan het anders, gezien de totaal verschillende culturen binnen de grenzen ervan en het gegeven dat het gelijktijdige zo ongelijk kan zijn – niet lang geleden nog heel schrijnend, toen er in Joegoslavië, op twee uurtjes vliegafstand van het kalme, nijvere Nederland, een burgeroorlog uitbrak. De twintigste eeuw is verleden tijd, geschiedenis. Er woedden oorlogen, de Muur viel, er kwam een Europese munt. In de machtige studie die In Europa is, maken we het allemaal nog een keer mee, vaak via verhalen uit de eerste hand, via ooggetuigenverslagen. Dat het daarbij lijkt dat de chaos toeneemt naarmate we het heden naderen, maakt deel uit van de paradox van de geschiedenis: hoe verder een tijdvak uit het zicht verdwijnt, hoe scherper het beeld zich toont. Maks boek is een fascinerend mozaïek van verhalen en geschiedenissen, waar we later, op grotere afstand, misschien heel nieuwe patronen in zullen ontwaren. ‘Begin 1999 verliet ik Amsterdam voor een reis door Europa die een vol jaar zou duren. Het was een soort laatste inspectie: hoe lag het continent erbij, aan het eind van de twintigste eeuw? Maar het was ook een historische reis: ik volgde letterlijk de sporen van de geschiedenis, door de eeuw en door het continent, beginnend in januari, bij de resten van de Parijse Wereldtentoonstelling en het bruisende Wenen, eindigend in december, in de ruïnes van Sarajevo. Dat hele jaar reisde ik zo met de eeuw mee, in een krakeling van routes, langs Londen, Volgograd en Madrid, langs de bunkers van Berlijn, de geparfumeerde kleerkasten van Helena Ceausescu in Boekarest en de speelgoedauto’s in een verlaten crèche in Tsjernobyl. En ik praatte met de getuigen: met schrijvers en politici, met verzetsmensen en hoge officieren, met een boer in de Pyreneeën en met de kleinzoon van de Duitse keizer, tientallen Europeanen die hun verhaal op tafel legden. Dit reisverslag gaat over het verleden, en wat het verleden met ons doet. Het gaat over verscheurdheid en onwetendheid, over historie en angst, over armoede en hoop, over alles wat ons nieuwe Europa scheidt en bindt.’ Frank Westerman Informatie over de schrijver en zijn boeken vind je op www.frankwesterman.nl. Twee bekende boeken van hem zijn: • El Negro en ik (2004); • Ararat (2007). El Negro en ik (2004) De flaptekst: El Negro en ik is een fascinerende reisreportage over ras, cultuur en identiteit. Als negentienjarige student staat Frank Westerman in een Spaans museum oog in oog met een opgezette Afrikaan – El Negro. Wie is deze mens? En wie heeft zijn lichaam geprepareerd? In zijn meest persoonlijke boek tot nu toe volgt de auteur El Negro op diens omzwervingen van Parijs (1831) via Barcelona (1888) naar de Pyreneeën – waar hij tot 1997 tentoongesteld stond. Onderweg toont hij El Negro als een spiegel van zijn tijd: een naamloze zwarte die – genageld op zijn voetstuk – het Europese denken over slavernij, kolonialisme en racisme in een schrijnend licht plaatst. Maar wat zegt hij over ons, hier en nu? Frank Westerman laat de historische rasopvattingen die El Negro belichaamt, in actuele gedaanten terugkeren – in het indringende relaas van zijn eigen ervaringen als ontwikkelingswerker-in-opleiding. Dwingend voeren beide sporen van El Negro en ik naar post-apartheid Zuid-Afrika waar de schrijver een laatste confrontatie aangaat met El Negro. Ararat (2007) De flaptekst: Stapel de lettergrepen van Ararat op en je krijgt een berg: A RA RAT Ik houd ervan om van letters woorden te bouwen en van woorden verhalen. Om de klank, de cadans, de betekenis. En om de vonken. Kets twee zinnen tegen elkaar en er ontstaat vuur. De Ararat is Armeens. De Ararat is Turks. Als het goed is (en met de Ararat is het goed), ontstijgt het verhaal het gelijk van de losse zinnen. De top als het eerste droge na de zondvloed, een schoongespoelde lei voor een nieuw © THIEMEMEULENHOFF, 2011
7
LESBRIEF LITERATUUR ‘LELYSTAD’ OF: ‘DE ONTDEKKING VAN DE METAFOOR’
FEBRUARI
2011
begin - zo is de Ararat verankerd in het geloof van mijn jeugd. In Ararat maakt Frank Westerman een adembenemende reis op het breukvlak van religie en wetenschap. ‘Waar is de God van mijn kinderbijbel? Wie of wat heeft Zijn plaats ingenomen?’ Deze en andere vragen komen op wanneer de auteur vanuit Armenië de Bijbelse Ararat ziet, waarop ooit de ark van Noach zou zijn vastgelopen. Op zoek naar antwoorden houdt hij de mythes én de steenharde realiteit van deze majestueuze berg tegen het licht. Ararat, culminerend in de beklimming van de meer dan 5.000 meter hoge vulkaan, is tegelijk een tijdreis door het Nederland dat in enkele decennia het anker van het geloof lichtte - en daar nu op terugkomt. Tijs Goldschmidt Informatie over de schrijver en zijn werk vind je op http://www.pg.science.ru.nl/en/art_goldschmidt.html. Darwins hofvijver (1994) Ondertitel: Een drama in het Victoriameer. De flaptekst: ‘Ik draaide mijn hoofd en zat oog in oog met een vrouwelijke chimpansee van middelbare leeftijd. Zodra ze zag dat ik haar had opgemerkt, stak ze haar rechterarm in mijn richting. De palm van haar hand was naar boven gekeerd, haar enorme vingers waren naar binnen gekromd. Voordat ik het wist had ik mijn rechterhand uitgestoken en met mijn vingers de hare omklemd. Daarop trok ze mijn arm naar zich toe en drukte haar zachte lippen op de rug van mijn hand, een klassieke handkus ...’ In 1981 vertrekt bioloog Tijs Goldschmidt naar Tanzania om een uitzonderlijk fenomeen in het Victoriameer te bestuderen. De hoge snelheid waarmee baarsachtige visjes nieuwe soorten vormen, maakt ze onweerstaanbaar: hier voltrekt zich de droom van iedere darwinist. Maar telkens als de bioloog iets dreigt te ontdekken, gaat er iets mis: hij wordt gearresteerd, hij verknalt het aanstaande huwelijk van twee leden van de Sukuma-stam, en terwijl hij met koortsvisioenen in een missiehospitaal belandt, maken insecten een vergiet van zijn houten bootje ... Martin Bril Informatie over de schrijver en zijn werk (en veel teksten van hem) vind je op www.martinbril.nl. De kleine keizer (2008). Ondertitel: Verslag van een passie. De flaptekst: Wie van Frankrijk houdt, kan niet om hem heen: Napoleon Bonaparte. Al ruim honderdtachtig jaar dood, en toch is hij nog overal. Martin Bril maakte een aantal jaar geleden kennis met Napoleon toen hij Corsica bezocht. Daarna las hij een paar boeken over de Franse keizer en ineens was hij Napoleon-gek. Zoals altijd als hij zijn verbeelding wil voeden, ging Bril vervolgens op pad. Hij bezocht slagvelden, archieven, monumenten en musea, in Frankrijk, Oostenrijk, Tsjechië, België en Nederland. De kleine keizer vertelt niet alleen het verhaal van Napoleon, maar ook het verhaal van een passie. Het is geen geschiedenisboek, eerder een recit anecdotique, zoals de Fransen dat noemen. Het beschrijft deskundig de slag bij Waterloo, en in de vorm van een reisverhaal de aanloop naar die beroemde slag, van Cannes via Grenoble naar de hoofdstad. Het behandelt zwierig de aanwezigheid van de keizer in het hedendaagse Parijs, maar gaat ook in op Napoleons bezoeken aan Nederland en de sporen die die hebben nagelaten. Voor Bril zijn het humeur en de eetlust van de keizer net zo belangrijk als de iconografie van het Empire en de finesses van het krijgsbedrijf. Hij vertelt over de paarden van Napoleon, maar ook over het gebit van zijn eerste vrouw, de boezem van zijn tweede en de tranen van zijn geheime vrouw. Hij banjert door de sneeuw in Wenen, surft nachtenlang op internet en bezoekt in de brandende hitte bij Waterloo volwassen mannen die soldaatje spelen. De kleine keizer is een persoonlijk boek, over een ondoorgrondelijke figuur, over eenzaamheid, over de dwaasheid van de geschiedenis en de troost van de petite histoire, over Frankrijk, toen en nu. © THIEMEMEULENHOFF, 2011
8
LESBRIEF LITERATUUR ‘LELYSTAD’ OF: ‘DE ONTDEKKING VAN DE METAFOOR’
FEBRUARI
2011
Annejet van der Zijl Informatie over de schrijfster en haar werk vind je op www.annejetvanderzijl.com. Sonny Boy (2004) De flaptekst: In de herfst van 1928 zien Waldemar Nods en Rika van der Lans elkaar voor de eerste maal. Het is een ontmoeting tussen twee werelden: hij is zwart, zij blank; hij nog geen twintig, zij al bijna veertig; hij is een student uit het exotische Suriname, zij is oer-Hollands, getrouwd en moeder van vier kinderen. Als blijkt dat zij zwanger is van haar zwarte kostganger, is het schandaal niet te overzien. De prijs is hoog: Rika verliest haar kinderen, Waldemar zijn geliefde vaderland. Toch weten ze midden in crisistijd een voorspoedig bestaan op te bouwen met elkaar en hun zoon Waldy, hun eigen ‘Sonny Boy’. Dan breekt de Tweede Wereldoorlog uit. Terwijl zijn grootmoeder zich ooit ontworstelde aan haar joodse slavenhouder, wagen Waldemar en Rika nu hun leven om joden te redden – met alle consequenties van dien. Sonny Boy is, om met de historicus Sebastian Haffner te spreken, de reconstructie van ‘een wonderlijk leven onder wonderlijke omstandigheden’. Het voert de lezer langs enkele van de meest fascinerende episodes in de westerse geschiedenis: van het gouden Paramaribo rond 1900 tot de crisistijd in Holland en de verschrikkelijke laatste oorlogsmaanden in Duitsland. Maar bovenal is het het ontroerende en hartverscheurende verhaal van een onmogelijke liefde die toch kon. Judith Koelemeijer Informatie over de schrijfster en haar werk vind je op www.judithkoelemeijer.nl/. Anna Boom (2008). De flaptekst: In de zomer van 1942 stapt de tweeëntwintigjarige Anna Boom op de trein naar Boedapest. Ze wil weg, naar Géza, de veel oudere Hongaarse man op wie ze verliefd is. Tot dan toe leefde de Nederlandse Anna met haar moeder in buitenlandse pensions, in een geïsoleerde wereld. Nu breekt ze eruit, ook al is het oorlog en is haar Hongaar al jaren getrouwd. De reis markeert het begin van een uitzonderlijk leven. In Boedapest komt Anna via een vriendin in aanraking met de Zweedse diplomaat Raoul Wallenberg. Ze helpt joden met beschermingspassen en voedsel. Dan begint het Russische beleg van Boedapest en wordt ze meegezogen in de maalstroom van de geschiedenis. Na de oorlog besluit Anna alles te vergeten. Ze volgt een Franse gezant naar Praag, vertrekt met de boot naar Bombay om met een Zwitserse ingenieur te trouwen en komt op haar achtenveertigste uiteindelijk thuis bij een Hollandse KLM-directeur in Estoril. Nooit spreekt ze een woord over haar verleden in Boedapest. Totdat op een nacht de stilte onverwacht wordt verbroken. Anna Boom is het avontuurlijke verhaal van een vrouw met vele gezichten – van koerierster in Boedapest tot huisvrouw in Zürich – die zich opvallend weinig aantrekt van de conventies van haar tijd en milieu. Judith Koelemeijer reconstrueerde het levensverhaal van de nu zevenentachtigjarige Anna Boom aan de hand van interviews, brieven en historisch onderzoek. Net als Het zwijgen van Maria Zachea is Anna Boom een ware geschiedenis die leest als een roman. Opdrachten over bekende schrijvers van literaire non-fictie 11
Deze boeken spelen zich, afgezien van de bezigheden van de schrijver zelf, op verschillende plaatsen en in verschillende tijden af. Vul het schema in. Zet achter elk boek in minimaal twee kolommen een kruisje. Let op: bij een aantal boeken kun je meer dan twee kolommen aankruisen.
© THIEMEMEULENHOFF, 2011
9
LESBRIEF LITERATUUR ‘LELYSTAD’ OF: ‘DE ONTDEKKING VAN DE METAFOOR’
FEBRUARI
2011
Speelt zich af (in) Titel boek Hoe God verdween uit Jorwerd De eeuw van mijn vader In Europa El Negro en ik Ararat Darwins hofvijver De kleine keizer Sonny Boy Anna Boom 12
Europa
de 20e eeuw
de 19e eeuw
voor de 19e eeuw
Ook de onderwerpen van deze boeken verschillen nogal. Vul, zo mogelijk, een of meer titels in. Je moet alle titels (behalve Meer dan de feiten en Een vreselijk land) gebruiken die tot nu toe zijn genoemd. Sommige titels kun je vaker dan een keer invullen.
Onderwerp muziek Tweede Wereldoorlog godsdienst discriminatie biologie ontwikkelingswerk emancipatie platteland stad oorlogen liefde 13
Nederland
buiten Europa
Titel(s)
Als je een van de tot nu toe genoemde boeken zou moeten lezen, welk boek zou je dan kiezen? Probeer je keuze (kort) te motiveren.
Lelystad of: De ontdekking van de metafoor Lees het verhaal van Joris van Casteren (pagina 143 tot 151 in TXT – Alles is mogelijk in zestien verhalen of pagina 179 tot 188 in Lelystad). Opdrachten over Lelystad of: De ontdekking van de metafoor 14
Hoe is de gezinssituatie van de hoofdpersoon aan het begin van het verhaal?
15
Hoe oud schat je de hoofdpersoon aan het begin van het verhaal?
16
Wat bedoelt de schrijver met de Beverly Hills-codes?
17
Waarom moet iedereen zich aan die codes houden? Geef twee redenen.
18
De schrijver spreekt niet erg positief over Lelystad. Geef daarvan minstens twee voorbeelden.
19
De hoofdfiguur en zijn broertje zorgen ervoor dat ze binnen de groepsnormen vallen. Geef hiervan twee voorbeelden.
20
De hoofdpersoon wordt een ander mens door het zien van een documentaire. Waar gaat die documentaire over?
© THIEMEMEULENHOFF, 2011
10
LESBRIEF LITERATUUR ‘LELYSTAD’ OF: ‘DE ONTDEKKING VAN DE METAFOOR’
FEBRUARI
2011
21
Hij ontdekt de metafoor. a Wat is een metafoor? b Dan kijkt hij ineens anders naar Lelystad. Wat is het verschil?
22
Eigenlijk veroordeelt hij ook de mensen die Lelystad ontworpen hebben. Wat is zijn bezwaar?
23
De hoofdpersoon denkt terug aan wat zijn meester Peereboom vertelde over Lelystad en over Frederik van Eeden en De Kleine Johannes. Daarover vertelt hij eerder in het boek, op pagina 58 en 59:
In de klas vertelde meester Peereboom over Frederik van Eeden, de schrijver die aan het einde van de negentiende eeuw nadacht over een ideale nederzetting in de polders die Lely wilde gaan droogmalen. ‘In de tijd van Van Eeden leefden de mensen in smerige fabriekssteden,’ zei Peereboom. Dankzij de visioenen van Frederik van Eeden kwijnden wij niet weg op tochtige kamers in smalle steegjes. Dankzij Frederik van Eeden woonden wij in het ordelijke Lelystad. Op een keer las Peereboom voor uit De Kleine Johannes, het bekendste boek van Van Eeden. De kleine Johannes woonde in een oud huis in de buurt van de duinen. Op zijn donkere slaapkamer bestudeerde hij het behang met de grote bloemfiguren, waar hij gezichten in zag. Dat had ik nooit als ik op mijn nieuwbouwkamer met schuine muur naar het behang keek. Mijn behang kwam bij doe-het-zelfzaak Praxis vandaan, twee rollen voor de prijs van één. Overdag zwierf Johannes door de tuin, die een hele wereld voor hem was. Hij leerde Windekind kennen, een insect dat in een faun kon veranderen. Met Windekind vloog hij over velden heen en langs kabouterwoningen, in holen onder de grond spraken ze met konijnen en duizendpoten. Op een dag nam kabouter Pluizer Johannes mee naar de mensenstad, waar vieze rook in dikke kronkels opsteeg. Johannes vond de mensenstad een verschrikkelijk ondier. Na allerlei omzwervingen kwam er een reusachtig luchtschip met bevoorrechte toekomstmensen aangevlogen, waar Johannes en Windekind in stapten. Het luchtschip vloog naar het rijk van de gelukkige mensen, waar de stad van de toekomst lag. Johannes keek over de rand en zag de toekomststad liggen. Mensen reisden door de lucht, of in kleine voertuigen op vierdubbelbrede wegen. Er waren geen fabrieken met rokende schoorstenen. Op de straten lag geen vuil, armoede bestond niet. Ik geloofde dat Lelystad die stad was. a b
Voor de hoofdpersoon beantwoordt Lelystad niet meer aan de droomstad van Van Eeden. Wat is het verschil tussen het gedroomde Lelystad en het Lelystad zoals hij dat nu ziet? Volgens Peereboom waren de hoofdpersoon en zijn klasgenoten bevoorrechte kinderen. Waarom noemt hij hen bevoorrecht?
24
De ik-figuur verandert zijn levenswijze. Geef minstens drie grote veranderingen.
25
Als je je niet aan de Beverly Hills-code hield, kreeg je moeilijkheden. Hoe zit dat met de ik-figuur als hij zich ineens heel anders gaat gedragen?
26
Aan het eind van het verhaal kan hij niet meer bij zijn moeder wonen. Wat heeft dat te maken met de verandering in het denken van de ik-figuur na het zien van die documentaire?
Opdrachten over Lelystad of: De ontdekking van de metafoor: je eigen mening Beantwoord de volgende vragen over het verhaal vanuit je eigen zienswijze. A
Herkenning
27
De ik-figuur in het begin van het verhaal (vóór de verandering) A vind ik herkenbaar – zulke jongens ken ik. B vind ik onherkenbaar – zulke jongens ken ik niet. C wordt mij niet duidelijk; ik krijg geen beeld van hem.
© THIEMEMEULENHOFF, 2011
11
LESBRIEF LITERATUUR ‘LELYSTAD’ OF: ‘DE ONTDEKKING VAN DE METAFOOR’
28
De ik-figuur in het tweede deel van het verhaal A vind ik herkenbaar – zulke jongens ken ik. B vind ik onherkenbaar – zulke jongens ken ik niet. C wordt mij niet duidelijk; ik krijg geen beeld van hem.
29
De leefomgeving van de ik-figuur (thuis, school) A herken ik. B kan ik me heel goed voorstellen. C herken ik totaal niet.
30
De woonomgeving van de ik-figuur A herken ik. B kan ik me heel goed voorstellen. C herken ik totaal niet.
31
Een verandering zoals die bij de ik-figuur plaatsvindt, A herken ik. B kan ik me heel goed voorstellen. C herken ik totaal niet.
32
De ideeën van de hoofdfiguur over zijn woonomgeving A herken ik. B kan ik me heel goed voorstellen. C herken ik totaal niet.
B
Waardering
33
De ik-figuur voor de verandering (in het eerste deel) A vind ik sympathiek. B vind ik onsympathiek. C daar heb ik geen mening over.
34
De ik-figuur na de verandering (in het tweede deel) A vind ik sympathiek. B vind ik onsympathiek. C daar heb ik geen mening over.
35
(Met) A B C
FEBRUARI
2011
de mening van de ik-figuur over zijn woonomgeving ben ik het wel eens. ben ik het oneens. vind ik zwaar overdreven.
Opdrachten over Lelystad of: De ontdekking van de metafoor: jouw beoordeling 36
In de opdrachten 1 t/m 8 heb je de kenmerken van literaire non-fictie genoteerd. a Welke kenmerken vind je in dit hoofdstuk duidelijk terug? Geef voorbeelden. b Welke kenmerken mis je in dit verhaal?
37
Dit verhaal is een hoofdstuk uit een roman. Dat is een beetje lastig, want daardoor mis je het grotere verband. Zo snap je bijvoorbeeld de opmerkingen over Wolfgang niet, omdat je de voorgaande hoofdstukken niet las. Zou je dit hele boek willen lezen? Waarom wel, waarom niet? Schrijf een korte motivatie van maximaal 80 woorden.
© THIEMEMEULENHOFF, 2011
12
LESBRIEF LITERATUUR ‘LELYSTAD’ OF: ‘DE ONTDEKKING VAN DE METAFOOR’
FEBRUARI
2011
Joris van Casteren Op de website www.jorisvancasteren.nl vind je alle informatie over deze schrijver. Behalve Lelystad en een bundel gedichten schreef hij nog vier boeken. In de schaduw van de Parnassus (2002) Ondertitel: Gesprekken met vergeten dichters Uit de flaptekst: In In de schaduw van de Parnassus gaat Joris van Casteren op zoek naar vergeten dichters uit de laatste decennia van de twintigste eeuw. Hij interviewt ze over hun werk, de periode waarin zij actief publiceerden en over het vreemde poëzievirus dat ze blijft besluipen. Openhartig vertellen de dichters over hun ervaringen met uitgeverijen, hun literaire kennissenkring en de willekeur van literaire geschiedschrijving.
De man die 2½ jaar dood lag (2003) Ondertitel: Berichten uit het nieuwe Nederland Uit de flaptekst: Een man ligt tweeënhalf jaar dood in zijn huis voor hij gevonden wordt. Vijftien met zendertjes uitgeruste otters vechten om hun voortbestaan. Op station Lelylaan legt de bende van Hamidou het af tegen in Israël getrainde freefighters. Strenggelovige moslims tarten Martin Gaus met hun hondenfobie. Een West-Friese bibliothecaresse bindt de strijd aan met de streekroman. En: het rijke leven in de armste wijk van Nederland. In het laatste decennium is ons land onder invloed van immigratie, mondialisering en technologie ingrijpend veranderd. In De man die 2½ jaar dood lag gaat Joris van Casteren op zoek naar wat zich veelal aan het oog van de journalistiek onttrekt: de kleine Hollandse geschiedenissen, vaak hilarisch, soms tragisch, die tezamen een onthullend beeld opleveren van het nieuwe Nederland. Het zijn verhalen van hooggestemde verwachtingen en trieste resultaten, van de beste bedoelingen en jammerlijke mislukkingen. Met een scherp oog voor het menselijke detail schetst Van Casteren een even ontnuchterend als ontroerend beeld van een land waarin mensen manmoedig proberen overeind te blijven tussen verleden en toekomst.
Zeg mijn lezers dat ik doorschrijf (2006) Ondertitel: Portretten van vergeten schrijvers Uit de flaptekst: Iedere schrijver droomt van een plaats in de literaire erehemel, slechts een enkeling komt er terecht. Wat is er geworden van de romanciers die ooit als een belofte golden, maar nu zijn vergeten? A.F.Th. van der Heijden en Geerten Meijsing redden het wel, generatiegenoten Frans Gruppelaar en Kees Wielemaker niet. Wie leest nog De grasbaan van Christiaan te Winkel of Het moerastouw van Piet Valkman? Wat is er geworden van Judicus Verstegen, Ben Borgart, Maartje Luccioni, Aleida Leeuwenberg, Michael Tophoff, Steven Membrecht, Harry Ikink, Peter Andriesse en vele anderen? In Zeg mijn lezers dat ik doorschrijf gaat Joris van Casteren naar hen op zoek. Hij spreekt ze over hun werk, hun publicaties en over het vreemde schrijfvirus dat hen ook zonder uitgever blijft besluipen. Openhartig vertellen de auteurs over hun ervaringen met uitgeverijen, hun literaire kennissenkring en de willekeur van literaire geschiedschrijving.
© THIEMEMEULENHOFF, 2011
13
LESBRIEF LITERATUUR ‘LELYSTAD’ OF: ‘DE ONTDEKKING VAN DE METAFOOR’
FEBRUARI
2011
Requiem voor een pitbull (2007) Uit de flaptekst: Op Katendrecht ontsnapt een levensgevaarlijke gifslang, of verzinnen de bewoners maar wat? In Boskoop zakt mevrouw Esseka voor de zevende maal voor haar rijexamen. Azra Akin uit Almelo wordt namens Turkije tot Miss World verkozen. In Friesland trouwt boer Wytze van der Zwaag met een Nigeriaanse die het land uit moet. Aan het Henschotermeer betrapt een opsporingsambtenaar naar hartenlust homo’s op heterdaad. En: hoe Allah verscheen in het Bijbels Openlucht Museum. Requiem voor een pitbull is een verkenningstocht door een land dat zichzelf niet meer is. Joris van Casteren tekent op hoe Nederland ten prooi valt aan de oprukkende, mondialiserende wereld. Requiem voor een pitbull is een feilloze registratie van Nederland aan het begin van een nieuwe eeuw. Opdrachten over Joris van Casteren 38
Lees de flapteksten van deze vier boeken. Bekijk via www.jorisvancasteren.nl ook de inhoud. Wat hebben deze boeken gemeen als je naar de inhoud kijkt?
39
Wat hebben deze boeken gemeen als je naar de onderwerpen kijkt?
40
De reacties op deze boeken zijn heel positief. Noteer minsten vier aspecten die door de critici heel positief worden gewaardeerd.
41
Op http://boeken.vpro.nl/ kun je een interview met Joris van Casteren beluisteren. Wat ontdek je daar over zijn werkwijze?
Extra: Vorm een leeskring Inleiding Lezen doe je meestal in je eentje. Soms moet je iets vertellen over een boek. Uit jezelf, omdat je zo enthousiast bent over wat je hebt gelezen. Of gewoon omdat het moet, voor een presentatie of op een examen. Maar met anderen praten over een boek dat je gelezen hebt, is nog veel leuker. Door te vertellen, door te reageren op wat anderen opmerken of vragen, word je gedwongen steeds beter over het boek na te denken, moet je steeds scherper je mening over het boek formuleren. En ook het vergelijken met wat die anderen hebben gelezen, kan heel boeiend zijn. Niet voor niets zijn er in Nederland heel veel leesclubs: een groep mensen die om de zoveel weken bij elkaar komen om een middag of een avond te praten over een boek dat ze allemaal hebben gelezen. Jullie vormen geen leesclub, maar een leeskring. Inhoud van deze extra • • •
Aanwijzingen voor het vormen van een leeskring. Aspecten waar je bij het lezen en bij het gesprek op zou kunnen letten. Een lijst boeken waaruit jullie zouden kunnen kiezen.
Hoe vorm je een leeskring? 1 2
3
Vorm een groep van minimaal vier en maximaal zeven personen. Maak afspraken over wie wat gaat lezen. De afspraak daarbij is deze keer dat steeds twee leden hetzelfde boek lezen, twee anderen kiezen dan een ander boek, enzovoort. Zo zorg je voor variatie en voor iets gemeenschappelijks. Je mag natuurlijk ook meer dan een boek lezen. Maak afspraken over waar je speciaal op het let bij het lezen van het boek. In dit geval gaat het om twee aspecten: • de verhouding fictie – non-fictie; • de rol van het geheugen en de betrouwbaarheid van het geheugen.
© THIEMEMEULENHOFF, 2011
14
LESBRIEF LITERATUUR ‘LELYSTAD’ OF: ‘DE ONTDEKKING VAN DE METAFOOR’
FEBRUARI
2011
Aspecten die in het gesprek aan de orde zouden moeten komen Over de verhouding fictie – non-fictie heb je in deze lesbrief al het een en ander kunnen lezen. Kort samengevat: • In non-fictie probeert de schrijver te achterhalen hoe iets werkelijk geweest is. • In fictie probeert de schrijver zich te verbeelden hoe iets geweest is. Over de werking van het geheugen heeft Douwe Draaisma, hoogleraar geschiedenis van de psychologie in Groningen, een paar heel interessante boeken geschreven: • Waarom het leven sneller gaat als je ouder wordt (2001) • De heimweefabriek (2008) • Vergeetboek (2010). Hierna een paar citaten uit deze boeken om je op weg te helpen. 1 Ons geheugen heeft een eigen wil. We zeggen bij onszelf: dit moet ik onthouden, dit moment wil ik vasthouden, die blik, dit gevoel, deze streling – en binnen een paar maanden of zelfs na een paar dagen merken we dat de herinnering al niet meer is op te roepen in de kleur, de geur, de smaak waar we op hoopten. ‘De herinnering,’ schrijft Cees Nooteboom in Rituelen, ‘is als een hond die gaat liggen waar hij wil.’ Ook van de opdracht iets niet te bewaren trekt het geheugen zich niets aan: had ik dit maar nooit gezien, beleefd, te horen gekregen, was ik het maar vergeten: het helpt niet, het blijft opgeslagen en komt ’s nachts, als we wakker liggen, geheel spontaan en ongeroepen bij ons terug. Ook dan is het geheugen een hond, het komt kwispelstaartend apporteren wat we juist hadden weggegooid om het kwijt te raken. Het deel van ons geheugen waar we onze persoonlijke lotgevallen in opslaan, wordt sinds zo’n twintig jaar in de psychologie het ‘autobiografische geheugen’ genoemd. Het is de kroniek van ons leven, een lang register dat we raadplegen als iemand ons vraagt wat onze eerste herinnering is, hoe het huis eruitzag waar we als kind hebben gewoond of wat het laatste boek is dat we hebben gelezen. Het autobiografische geheugen is dagboek en vergeetboek tegelijk. (Waarom het leven sneller gaat als je ouder wordt, pagina 7) 2 Het autobiografische geheugen heeft zijn eigen raadselachtige wetten. Waarom is er bijna niets genoteerd van voor ons derde of vierde jaar? Waarom worden krenkingen altijd met onuitwisbare inkt beschreven? Waarom staan vernederingen tot in lengte van jaren met de precisie van een proces-verbaal vastgelegd? Waarom valt het op sombere momenten ook altijd bij sombere gebeurtenissen open? (Waarom het leven sneller gaat als je ouder wordt, pagina 7) 3 Op dezelfde wijze zie je in je geheugen geen leegte. Soms merk je de gevolgen, realiseer je je opeens dat je iets niet meer weet dat je tevoren nog wel wist, maar wat verdwenen is, heeft geen open plek achtergelaten. Alleen daarom al is een geheugen geen archief of dossierkast: als er iets verdwijnt sluit wat er nog is op magische wijze weer aan, zodat alles nog even compleet lijkt als tevoren. Je beweegt je al associërend door je geheugen, er is geen andere manier, en associaties zijn nu eenmaal verbonden met wat er nog wel is. Associaties voeren je nooit langs lege plekken, want lege plekken houden op een associatie te zijn. (De heimweefabriek, pagina 38-39) 4 De afgelopen drie jaar heb ik geprobeerd in herinneringen telkens het vergeten te zien. Juist de moeilijkste vragen die je over het geheugen kunt stellen, lijkt het wel, gaan over vergeten. Waarom bestaat er wel een geheugentechniek, maar geen vergeettechniek? En als die wel bestond, zou het dan wijs zijn er gebruik van te maken? Wat is het lot - of de verblijfplaats - van verdrongen herinneringen? Bestaat verdringen wel? Waarom hebben portretten de neiging de herinnering aan gezichten te wissen? (Vergeetboek, pagina 10) 5 Als ons geheugen ons werkelijk stelselmatig zou bedriegen, zouden we helemaal geen geheugen hebben. Het zou zich in onze evolutionaire geschiedenis niet hebben kunnen ontwikkelen als het niet in grote trekken een betrouwbare verhouding tot de werkelijkheid had. De evolutie heeft weinig geduld met flauwekul. Het probleem zit hem natuurlijk in de term ‘als regel’. Die laat uitzonderingen toe. En niet die uitzonderingen zelf zijn het probleem, maar dat je niet weet of er in een gegeven geval sprake is van een uitzondering. Dat je geheugen je af en toe wel bedriegt, tast ook de herinneringen aan waar je je hand voor in het vuur zou steken - iets wat je trouwens wel afleert naarmate je ouder wordt. Iedere sensitieve waarnemer van zijn eigen geheugen is zich bewust van herinneringen die van gedaante zijn veranderd onder druk van wat er later op gestapeld werd. (Vergeetboek, pagina 165) © THIEMEMEULENHOFF, 2011
15
LESBRIEF LITERATUUR ‘LELYSTAD’ OF: ‘DE ONTDEKKING VAN DE METAFOOR’
FEBRUARI
2011
6 Bij Vergeetboek verscheen ook een Vergeetboekje, met onder andere uitspraken van enkele schrijvers. Een mooie van Nicolaas Matsier: ‘Een scherpe herinnering komt niet uit een goed geheugen, maar van een goede verteller.’ (Vergeetboekje, pagina 20) Meer lezen? Kijk op http://www.vergeetboek.nl/
Keuzelijst Er zijn de afgelopen jaren nogal wat boeken verschenen (fictie en literaire non-fictie) waarin de schrijvers uitgaan van een eigen of een familieherinnering. Omdat herinneringen vaak vaag zijn (of pijnlijk, zodat er vrijwel nooit over wordt gepraat), gaan ze in hun boek op zoek naar wat er werkelijk gebeurde, naar achtergronden, naar herinneringen van anderen, enzovoort. Lelystad, van Joris van Casteren, is zo’n boek. Hierna vind je een aantal voorbeelden, in willekeurige volgorde. Van elk boek krijg je: een signalement, met daarin een kort citaat uit het begin van het boek en een afbeelding. Schrijver Titel Jaar van uitgave Onderwerp Plaats waar het verhaal speelt Tijd waarin het boek speelt Meer informatie Citaat en afbeelding
Frank Westerman Dier, bovendier 2010 De geschiedenis van het lippizaner paard Nederland, maar vooral Midden-Europa 20e eeuw www.frankwesterman.nl Als schooljongen ontdekt Frank Westerman een manege, en op die manege een wit paard: ‘Er schoof een deur opzij en in de donkerte die zo ontstond, lichtte een wit paard op dat een moment aarzelde als om te poseren. Het dier stapte met een schonkige tred uit de omlijsting, aan de hand van een gelaarsd meisje met haren tot op haar billen. Op twintig, dertig passen van mijn verstopplaats hielden ze stil. Hoofd tegen hoofd, ja lip tegen lip stonden ze daar, het leek wel vozen.’ (pagina 26). Later gaat hij op die manege helpen en raakt steeds meer geboeid door dat witte paard, dat van de eigenaar ook een heel speciale behandeling krijgt. Conversano primula, heet het paard. ‘Primula, of kortweg Priem, was van Piet. In de vijf jaren die ik op de Tarpan heb doorgebracht, heb ik onze rijschoolhouder niet een keer op zijn lippizaner zien rijden. Piet dresseerde Primula door recht achter hem aan te lopen, als een koetsier zonder koets, met zijn handen aan weerszijden van de staart. Als er tussen de middag geen lessen waren, haalde hij hem van stal voor dit ‘werk aan de lange teugel’. Anderen klommen op hun paard en gaven het de sporen, maar voor Piet Bakker was dit de hoogst denkbare discipline. Hij had geen sporen nodig, of rijbroek of rijlaarzen. Op een keer had ik Piet gevraagd wat Primula anders maakte dan andere paarden. ‘Zijn bloed,’ antwoordde hij. ‘Wat is er met dat bloed?’ ‘Dat is blauw. Blauwer dan van enig ander paard.’ (pagina 31)
© THIEMEMEULENHOFF, 2011
16
LESBRIEF LITERATUUR ‘LELYSTAD’ OF: ‘DE ONTDEKKING VAN DE METAFOOR’
Schrijver Titel Jaar van uitgave Onderwerp Plaats waar het verhaal speelt Tijd waarin het boek speelt Meer informatie Citaat en afbeelding
FEBRUARI
2011
Judith Uyterlinde De vrouw die zegt dat ze mijn moeder is. Een familiegeschiedenis 2010 Adoptie; kinderen die opgroeien zonder hun echte moeder Nederland 20e eeuw www.judithuyterlinde.com Uit het ‘Woord vooraf’ bij het boek: ‘Het jaar 1997 was voor mij een woelig jaar. In dat jaar hing mijn moeders leven aan een zijden draadje en trof ik voorbereidingen om moeder te worden van een geadopteerd kind. De dag voor mijn moeder een levensbedreigende operatie moest ondergaan, gaf ze mij een doos met brieven die haar moeder Bep Bloemendal kort voor haar dood in de Tweede Wereldoorlog aan haar schoonzus Reina Elkerbout had geschreven. Dat vormde voor mij de aanleiding om in onze met geheimzinnigheid omgeven familiegeschiedenis te duiken. Ik voerde lange gesprekken met alle familieleden die de oorlog nog hadden meegemaakt. Hoewel ik pas nu, ruim twaalf jaar later, de tijd en de rust heb gevonden om hun verhalen te boek te stellen en er het mijne aan toe te voegen, prijs ik mezelf gelukkig dat ik er toen op tijd bij ben geweest om ze nog uit hun eigen mond op te tekenen.’ (pagina 15)
Schrijver Titel Jaar van uitgave Onderwerp Plaats waar het verhaal speelt Tijd waarin het boek speelt Meer informatie Citaat en afbeelding
Philip Freriks Jantje. Een vertelling 2005 De (verzwegen) dood van een broertje Nederland 1940 - 2000 www.philipfreriks.nl ‘Op een dag was ik er met mijn vader. Alleen. Hij hield me bij de hand. Klein in heel groot. Op het pad naar ons graf was een tuinman in de weer. Mijn vader raakte met hem in gesprek en vertelde het verhaal van Jantje. Het verhaal dat ik allang kende. Zijn dood bij de bevrijding van Groningen, waar hij met z’n broertje Joop, toen nog Joke genoemd, bij opa en oma logeerde om aan de hongerwinter te ontsnappen. De verdwaalde kogel. Het verdriet. De ontreddering. Dat ze het pas weken later van de dominee in Utrecht hadden gehoord. Mijn vader vertelde het in sobere bewoordingen. Zin voor zin. Een afgepaste monoloog met fatale afloop. Onafwendbaar. Nooit heb ik zo gehuild als toen. Misschien omdat ik het verhaal zo niet eerder had gehoord. Uit zijn mond.’ (pagina 11)
© THIEMEMEULENHOFF, 2011
17
LESBRIEF LITERATUUR ‘LELYSTAD’ OF: ‘DE ONTDEKKING VAN DE METAFOOR’
Schrijver Titel Jaar van uitgave Onderwerp Plaats waar het verhaal speelt Tijd waarin het boek speelt Meer informatie Citaat en afbeelding
FEBRUARI
2011
Suzanna Jansen Het pauperparadijs. Een familiegeschiedenis 2008 Gedwongen opvoeding van arme Nederlanders in inrichtingen Nederland (Amsterdam, Veenhuizen) 19e eeuw www.suzannajansen.nl ‘Zeventig jaar later is dit een herinnering die Elisabeth nog altijd liever vergeet. Ze spreekt zelden over haar jeugd. Het is of de beelden uit haar kindertijd afgezonken liggen in de zoutkoepels van haar geheugen. Slechts sporadisch had ik er een glimp van opgevangen. Eens vertelde ze me over de verlammende angst die ze had gevoeld als jong meisje, dat ze betrapt zou worden in de afgedragen jurk van een klasgenoot: dan zou iedereen weten dat ze thuis afhankelijk waren van de liefdadigheid. Toen ik doorvroeg, kapte ze het gesprek af. ‘Ach nee,’ had ze gezegd, met haar handen als een afwerend scherm voor zich, ‘laten we het er niet meer over hebben.’ Elisabeth is mijn moeder. Ze is inmiddels de tachtig gepasseerd, toch zijn de littekens uit haar jeugd niet verdwenen. Je kunt merken dat ze zich nog altijd schaamt voor haar achtergrond.’ (pagina 16)
Schrijver Titel Jaar van uitgave Onderwerp Plaats waar het verhaal speelt Tijd waarin het boek speelt Meer informatie Citaat en afbeelding
Koos van Zomeren Die stad, dat jaar. Roman met aantekeningen 2009 Het ontstaan van de SP Nederland, vooral Nijmegen tweede helft 20e eeuw www.sp.nl, www.literatuurplein.nl en www.8weekly.nl ‘In de aanloop voor dit boek heb ik Wieneke Weusten gebeld. Het was in dertig jaar misschien de tweede keer dat ik haar sprak. ‘Wien,’ zei ik, ‘ik ga een roman schrijven over Nijmegen in 1972. Vooral SP natuurlijk. Zullen we eens samen herinneringen ophalen aan die tijd?’ Met Wieneke samen kwam ik in de gemeenteraad, in 1974, de eerste verkiezingen die de partij zetels opleverden – twee in Nijmegen en, toegegeven, drie in Oss. Mevrouw Jaspers was het toen. Wieneke en Leon. Ach, wat waren we dik met Wieneke en Leon. […] ‘Goed’, antwoordde Wieneke. ‘Maar is er haast bij? Ik sta op het punt om voor een half jaar naar Frankrijk te gaan. En’, voegde ze er bij wijze van waarschuwing aan toe, ‘ik zeg je van tevoren: ik heb alleen maar préttige herinneringen aan de partij.’ (pagina 6-7)
© THIEMEMEULENHOFF, 2011
18
LESBRIEF LITERATUUR ‘LELYSTAD’ OF: ‘DE ONTDEKKING VAN DE METAFOOR’
Schrijver Titel Jaar van uitgave Onderwerp Plaats waar het verhaal speelt Tijd waarin het boek speelt Meer informatie Citaat en afbeelding
FEBRUARI
2011
Wanda Reisel Plattegrond van een jeugd 2010 Opgroeien in een welgesteld gezin in Amsterdam Amsterdam (buurt bij het Vondelpark) tweede helft 20e eeuw www.wanda.reisel.net ‘Hier begint het: Amsterdam, Van Eeghenstraat 100, vijf verdiepingen, zestien kamers, zesentwintig vaste kasten. Kolenhok en prieel in de tuin, grenzend aan het Vondelpark. Maar wat begint er eigenlijk? Wat er om je heen en met je gebeurt, wat er over je en aan je verteld wordt, alles wat je van horen zeggen hebt, dat alles zijn draden familiegeschiedenis, vergeelde fotoboeken, dozen vol dia’s en 8mm-films, een web van vroegere anekdotes en die welke nog dagelijks opduiken in het brein van een bejaarde tante of oom, de verbindingen daartussen en het beeld dat jij ervan maakt … Dat gebruik je om het verhaal van je eigen leven op te tuigen. Ja, jij ook. Want zeg nu eerlijk: jou is het toch ook maar verteld?’ (pagina 15)
Schrijver Titel Jaar van uitgave Onderwerp Plaats waar het verhaal speelt Tijd waarin het boek speelt Meer informatie Citaat en afbeelding
Dorinde van Oort Vrouw in de schaduw. Een familiegeschiedenis 2006 Standsverschil Nederland 20e eeuw www.nrcboeken.nl en www.cossee.com ‘Toen ik het huis binnenkwam, werd duidelijk waarom mijn vader niet bepaald happig was geweest op mijn onverwachte bezoek. Oma Annetjes hutkoffer open op het hoogpolige tapijt, haar brieven en foto’s her en der verspreid, de prullenbak naast zijn stoel al volgepropt met haar papieren. Het verpleegstersdiploma zat er tussen, en oma Annetjes paspoort, en het zwarte boekje, zelfs haar witte kruisje, het ‘ooievaartje’, waar ze zo trots op was geweest. ‘Maar Pa! Dat gooi je toch niet allemaal weg. Dat hadden we samen uit zullen zoeken.’ Ik trok lukraak een document tussen de papieren vandaan. Acte van Transport, zag ik. Ik vouwde het open. Het was de koopakte van Vosseveld. […] ‘Was Vosseveld van oma Annetje?’ vroeg ik verbaasd. ‘Ik dacht altijd dat het van grootvader was.’ ‘Nee, van haar. Vader bezat geen cent,’ zei mijn vader. 'Het conservatorium heeft hem, na dertig jaar hoofdleraarschap, afgescheept met een pensioentje van zegge en schrijve dertig gulden per jaar. Dacht je dat hij daar een huis van had kunnen betalen?’ Daarmee kwam het ‘gelazer’ om grootvaders erfenis dan wel in een ander licht te staan. Dat oma Annetje Vosseveld niet uit had gewild, haar beloftes ten spijt, was geen wonder, als ze blijkbaar alle recht had op het huis. ‘Maar waarvan heeft zij het dan betaald?’ ‘God, ken je dat verhaal niet?’ (pagina 25-26)
© THIEMEMEULENHOFF, 2011
19
LESBRIEF LITERATUUR ‘LELYSTAD’ OF: ‘DE ONTDEKKING VAN DE METAFOOR’
Schrijver Titel Jaar van uitgave Onderwerp Plaats waar het verhaal speelt Tijd waarin het boek speelt Meer informatie Citaat en afbeelding
FEBRUARI
2011
Judith Koelemeijer Het zwijgen van Maria Zachea. Een ware familiegeschiedenis 2001 Opgroeien in de jaren zestig Nederland tweede helft 20e eeuw www.judithkoelemeijer.nl ‘Dag oma,’ zeg ik. ‘Ik ben het, de dochter van Piet.’ Ze blijft me aanstaren. Kunnen ogen ook ophouden met spreken? Er valt niet veel uit haar blik op te maken. Ik glimlach maar wat, leg onhandig mijn hand op haar magere arm. ‘Dag oma,’ zeg ik nog een keer. Ze wendt haar gezicht af en kijkt weer naar de televisie. Ik voel me opgelaten. In de bijna vijf jaar dat oma nu stil op haar stoel zit, ben ik bijna nooit bij haar op bezoek geweest. Ik was 21 toen zij eind 1988 werd getroffen door een hersenbloeding. Er waren reizen, liefdes, een nieuwe studie, een andere stad. Aan mijn oma dacht ik niet. Ik kende haar ook nauwelijks. De 29 kleinkinderen waren haar best lief, we mochten met kerst allemaal komen sjoelen in de achterkamer. Maar ze was geen oma voor logeerpartijen, snoep en cadeautjes. Ze had al dertien kinderen grootgebracht - en dat vond ze meer dan genoeg. […] De laatste jaren van haar leven woonde oma naast mijn ouders. Ik was toen al de deur uit, maar wanneer ik bij hen op bezoek kwam, in het Zaanse Wormer, zag ik haar ’s avonds vaak zitten voor het raam. Steeds met een ander kind tegenover zich. Mijn ooms en tantes keken televisie, lazen de krant, gaven hun moeder eten en drinken en legden haar in bed. ‘Het zal vast niet lang duren,’ zeiden ze in het begin tegen elkaar. Maar tegen alle verwachtingen in bleef oma leven. Acht jaar lang zat ze op haar stoel, voor ze, in 1997, overleed. Al die tijd bleven mijn vader en zijn broers en zussen voor ‘moe’ zorgen. Dat was ‘heel gewoon,’ zeiden ze. ‘Zoiets doe je voor je moeder, ja toch?’ Ook onderling spraken mijn ooms en tantes amper over de verzorging van hun moeder. ‘Alles gaat goed, ja hoor, prima.’ Ik begreep die zwijgzaamheid niet. Waarom spraken zij zich niet uit? En waarom hield oma haar mond, als ze wel kon praten? Wat ging er schuil achter dat stille, ogenschijnlijk harmonieuze beeld dat avond aan avond in de huiskamer van oma werd geëtaleerd? (pagina 7 – 8)
© THIEMEMEULENHOFF, 2011
20
LESBRIEF LITERATUUR ‘LELYSTAD’ OF: ‘DE ONTDEKKING VAN DE METAFOOR’
Schrijver Titel Jaar van uitgave Onderwerp Plaats waar het verhaal speelt Tijd waarin het boek speelt Meer informatie Citaat en afbeelding
FEBRUARI
2011
Nelleke Noordervliet Altijd roomboter 2005 Armoede; sociale veranderingen Nederland tweede helft 19e en eerste helft 20e eeuw www.nellekenoordervliet.nl ‘Ze piekert de hele dag over de toekomst. Hoe moet ze voor haar kind zorgen. Wie kan op hem passen. Een kind meenemen in je betrekking is ondenkbaar. In de fabriek werken wil ze niet. Als stiefmoeder Derkjen wat is bijgetrokken, als het kind haar vertedert, wil die wel oppassen. Of ze kan het bij pleegouders onderbrengen. Wie weet wil het weeshuis voor de zorg betalen. Of de diaconie. Ze hebben niet naar haar plannen gevraagd toen ze haar naar Utrecht stuurden om het kind te krijgen. Ze hoopten vast dat het kind zou sterven. Dan was iedereen van het probleem af. Er gaan veel kinderen dood. Elke week sterft hier wel zo’n wurm, heeft de ziekentrooster gezegd. Soms meer. Soms sterven ook moeders. Aan de koorts. Wie schoon is op zichzelf wordt niet ziek. En wie op God vertrouwt al helemaal niet. Veel vuiligheid en klein geloof dus hier, zei hij. Ze heeft haar schouders opgehaald om die vrome verhaaltjes. Wat weet zo’n man van haar godsvertrouwen. Of haar properheid. Ze kijkt naar haar zoon. Een belletje spuug glanst op zijn mondje. Er zit een korstje rond zijn neus. Hij is gerimpeld als een oud mannetje. Ze vindt hem lelijk, hij fronst zijn voorhoofd alsof hij voortdurend zuur proeft. Zou ze het erg vinden als hij doodging? Hij is mijn vlees en bloed, denkt ze, maar hij kan net zo goed van een ander zijn. Hij voelt niet eigen. Hij is van zijn vader, denkt ze. Hij is door zijn vader in mij geplant. Maar zijn vader weet niet van zijn bestaan. Ze zucht. Zo gaat dat. Ze had het kunnen weten. Zo naïef was ze ook weer niet. (pagina 13-14)
© THIEMEMEULENHOFF, 2011
21