De ontdekking van het wiel
Het wiel dat om een as draait lijkt een eenvoudige uitvinding, maar toch is het één van de vernuftigste die de mens ooit gedaan heeft. Wie de uitvinder van het wiel was is onbekend. De echte wielen verschenen zo'n 5000 jaar geleden in de landen rond de Middellandse Zee. Het is mogelijk dat het wiel tegelijkertijd in deze drie gebieden is uitgevonden.
De eerste stappen in de ontwikkeling van het wiel De eerste stap kwam met de uitvinding van de om een spil draaiende deur. Men had in die tijd nog geen scharnieren. De deuren draaiden door middel van pennen aan de boven- en onderkant die in gaten in de omlijsting en de vloer draaiden. Dat idee - een pen die in een gat draait - lag niet ver van het idee van het wiel zelf. Het gebruik van deze deuren leidde tot de uitvinding van het pottenbakkerswiel. Het was een stenen schijf met een ronde bult aan de onderkant die in een komvormige uitholling van een tweede steen rustte. Hoewel dit geen echt wiel was het draaide nog niet vrij om een as - was het de laatste stap voordat het wiel werd uitgevonden. Het echte wiel verscheen zo'n 3000 jaar v. Chr. Ze waren vervaardigd uit hout en bestonden niet uit één stuk. Het was moeilijk om een ronde schijf uit te zagen. Daarom spijkerde men houten 'taartpunten' aan elkaar die samen een cirkel vormden. Omdat het hout snel afsleet, was er een 'band' nodig die om de omtrek van het wiel paste. De eerste banden werden gemaakt van leer, later van koper.
De eerste voertuigen met wielen Historische vondsten vertellen ons dat de eerste voertuigen met wielen strijdwagens waren. Later werd de primitieve slede van de boer vervangen door wagens met wielen die door de ossen veel gemakkelijker getrokken konden worden. Dank zij deze uitvinding werd de mens veel mobieler. Het werd gemakkelijker om van de ene plaats naar de andere te trekken. Cathérine Sandelé en Mieke Kennes
Verkeer 4de lj
1
De uitvinding van de fiets Ook al bestaat het wiel al duizenden jaren, toch duurde het tot het einde van de 18de eeuw voordat de voorloper van de fiets ontworpen werd. Het idee was niet vroeger ontstaan omdat niemand zich kon indenken dat iemand het evenwicht op een tweewieler kon bewaren.
De voorouder van de fiets De voorouder van de fiets was niets meer dan een houten balk tussen twee houten wielen. De loopmachines van het einde van de 18de eeuw waren geen succes. Het waren zeer zware tuigen. Bovendien was je sneller te voet op je bestemming dan met zo'n fiets. In 1813 gaf de Duitser Karl von Drais een demonstratie met de 'draisine'. Hij had meer succes dan zijn voorgangers. De tweewieler van von Drais ging vooruit als je je met je voeten afduwde. Deze loopfiets had ook een stuur. In Duitsland en Engeland ontketende deze loopfiets een echte rage die wel van korte duur was.
De eigelijke geschiedenis van de fiets begint in 1861 toen de Franse koetsenbouwer Pierre Michaux op het voorwiel pedalen op traparmen bevestigde. De eersten hadden een houten frame. Later schakelde hij over op metaal. Om de schokken te dempen lagen er op de wielen volle rubberen banden.
Omstreeks 1870 verschenen fietsen met reusachtige voorwielen. Het voordeel van zo'n grootwieler was de hoge snelheid die je ermee kon bereiken. Een nadeel was dan weer dat je een trapladder nodig had om op te stijgen. Bovendien was het niet zonder gevaar om met zo'n fiets te rijden. Het zadel bevond zich meer dan 2 meter boven de grond. Deze fiets kende een groot succes.
Cathérine Sandelé en Mieke Kennes
Verkeer 4de lj
2
Of het nu de Fransman Guilmet of de Engelsman Lawson was die de eerste ketting bouwde, feit is dat deze laatste er kwam. Hierdoor werd het mogelijk versnellingen te gebruiken. Dit had als gevolg dat het voorwiel kleiner kon worden.
In 1874 bouwde Lawson zijn veiligheidsfiets, de voorloper van de moderne fiets. Deze fiets had twee even grote wielen en een ketting.
Toen de Schot Dunlop in 1888 de luchtband uitvond, werd de veiligheidsfiets veel comfortabeler. In zeer korte tijd zou hij de wereld veroveren. Vanaf 1900 hield de fiets zijn vorm. Rond die tijd ontstond het ‘freewheel’ zodat je niet constant hoefde door te trappen. Vanwege het freewheel was het ook nodig om een rem op de fiets te maken, omdat je met een fiets met freewheel niet meer op de pedalen kunt afremmen en stoppen. In honderd jaar tijd is de fiets steeds beter geworden, maar aan het oorspronkelijke idee is niets veranderd.
Cathérine Sandelé en Mieke Kennes
Verkeer 4de lj
3
Tips tegen fietsdiefstal Het aantal fietsdiefstallen ligt in België, net als in onze buurlanden, heel hoog. De officiële cijfers van de politie melden jaarlijks ongeveer 32.000 gestolen fietsen. Maar het echte aantal fietsdiefstallen ligt hoogstwaarschijnlijk nog veel hoger. Je kan proberen te voorkomen dat je fiets gestolen wordt door het de dieven zo moeilijk mogelijk te maken. Als je de volgende tips steeds in acht neemt, ben je al een heel eind op weg! 1. Laat je fiets steeds slotvast achter, ook al ben je maar even weg.
2. Maak je fiets met het frame (!) vast aan een vast voorwerp dat dieven niet kunnen verplaatsen, zeker wanneer je voor langere tijd parkeert. Liefst een fietsenstalling, maar een paal is ook mogelijk. Indien je enkel je wielen vastmaakt aan je frame, dan kan men je fiets nog oppakken en inladen om te stelen.
3. Ideaal is dat je zowel het frame als de beide wielen vastmaakt. Indien je enkel je wiel vastmaakt, kunnen ze nog steeds met je fiets zonder wiel gaan lopen.
4. Gebruik een goed fietsslot en liefst zelfs twee sloten (dan liefst twee verschillende). Het komt er namelijk op aan het de fietsendief zo moeilijk mogelijk te maken. Twee sloten kraken kost tijd, en dat heeft een dief niet zoveel.
5. Indien je een kettingslot gebruikt, bevestig dat dan hoog en los. Hoog van de grond bemoeilijkt immers het gebruik van een betonschaar en doorzagen is moeilijker wanneer het slot los hangt. Wanneer een kettingslot tegen de grond hangt, kan de grond als steun gebruikt worden bij het breken van het slot.
6. Een beugelslot hang je best zo laag mogelijk. Vul de ruimte binnen de beugels zoveel mogelijk op.
7. Stal je fiets zoveel mogelijk op plaatsen waar veel voorbijgangers komen en waar een goede verlichting is. Zo is er een voortdurende controle. Bewaakte stallingen zijn uiteraard de beste garantie tegen fietsdiefstal.
Cathérine Sandelé en Mieke Kennes
Verkeer 4de lj
4
8. Laat niets achter in fietstassen of op je bagagedrager. Toebehoren als je fietspomp of -computer, drinkbus en afneembare verlichting, haal je best van je fiets wanneer je voor langere tijd wil parkeren.
9. Verander regelmatig de stalplaats van je fiets. Iedere dag op dezelfde plaats maakt het een dief alleen maar makkelijker.
10. Laat je fiets graveren of registeren. De meeste gemeenten bieden deze service aan. Je rijksregisternummer wordt in het frame van je fiets gegraveerd. Deze code is uniek, en aan de hand van dit nummer kan de politie teruggevonden fietsen opnieuw aan de rechtmatige eigenaar bezorgen.
11. Noteer de nodige gegevens van je fiets op een fietspas en neem eventueel een foto. Vermeld soort fiets, type fiets, kleur, merk, aantal versnellingen, eventueel kadernummer. Zo heb je een goede beschrijving wanneer je fiets toch zou gestolen worden.
12. Doe in geval van diefstal onmiddellijk aangifte bij de politie. Neem je fietspas met de gegevens mee naar het politiecommissariaat.
Cathérine Sandelé en Mieke Kennes
Verkeer 4de lj
5
Wat is een goed fietsslot? Voor kort parkeren volstaat een hoefijzerslot. Dit is een slot dat vast en permanent aan de fiets bevestigd is. Het wordt ook wel een ringslot of spaakslot genoemd. Bij langer parkeren is een degelijk slot nodig.
U-sloten zijn veruit de beste. Het is vervaardigd uit roestvrij gehard staal met een omhulsel van vinyl om schade aan het lakwerk te voorkomen. Het belet het ronddraaien van het wiel en het is bestand tegen een klophamer en een betonschaar.
Dit slot is samengesteld uit schakels van gehard roestvrij staal dat weerstand biedt tegen hamer en betonschaar. Het biedt tevens de mogelijkheid om de fiets aan een vast voorwerp te verankeren. Het biedt een hoge bescherming.
Dit slot is goedkoop maar biedt slechts een geringe bescherming. Alleen de zwaardere uitvoeringen uit gehard staal bieden enige weerstand tegen een zware knip- en betonschaar.
Cathérine Sandelé en Mieke Kennes
Verkeer 4de lj
6
Dit slot is vast op de fiets gemonteerd en blokkeert de stuurstang langs binnen, zodat het draaien van het stuur onmogelijk wordt.
Deze worden aan de fiets bevestigd en blokkeren het wiel. Framesluitingen zijn zeer efficiënt voor kortparkeren, maar een bijkomend degelijk slot is noodzakelijk voor lang parkeren.
Deze sloten zijn in verschillende uitvoeringen en materialen te verkrijgen. Ze zijn over het algemeen niet aan te raden. Ze kunnen wel als bijkomend slot gebruikt worden.
Cathérine Sandelé en Mieke Kennes
Verkeer 4de lj
7
Stuurslot Beugelslot Kettingslot Kabelslot
Hoefijzerslot Cijferslot
Fietspas Merk Model Type
heren – dames - kinder klassiek – mountain - …
Soort Kleuren
foto Rijsregisternummer Fabricagenummer Bijzondere kenmerken
Cathérine Sandelé en Mieke Kennes
Verkeer 4de lj
8
Aan de schoolpoort Belangrijk:
* je steekt altijd ………………… over! * je stopt netjes …………………………………… * je stapt op je fiets ………………………………………………………… * Kijk goed uit voor ……………………… en andere ……………………………
Cathérine Sandelé en Mieke Kennes
Verkeer 4de lj
9
De schoolfietsenberging Tips: Hoe stal ik mijn fiets goed?
1. 2. 3. Als ik mijn fiets uithaal:
1. 2. 3.
Tussen fietsenberging en poort stap je altijd NAAST je fiets! Cathérine Sandelé en Mieke Kennes
Verkeer 4de lj
10
Wat hangt er aan je fiets?
Kopie uit taalactief 4
Cathérine Sandelé en Mieke Kennes
Verkeer 4de lj
11
Kies uit: 1. stuur 2. koplamp 3. bagagedrager 4. rem 5. witte reflector
6. bel 7. remkabel 8. dynamo 9. pedaal 10. zadel
11. spatbord 12. achterlicht 13. kader of frame 14. spaken 15. rode reflector
16. ketting 17. velg 18. oranje reflector 19. ventiel 20. pedaalreflector
Ken je deze onderdelen ook?
Kopie uit taalactief 4
Cathérine Sandelé en Mieke Kennes
Verkeer 4de lj
12
Verplichte fietsuitrusting De verplichte uitrusting van je fiets verschilt naargelang het soort fiets. Dit staat in het verkeersreglement! Om te weten wat verplicht is voor jouw fiets, moet je dus eerst weten welke soort fiets het is:
•
racefiets
•
terreinfiets
•
fiets met kleine wieldiameter, meestal kinderfietsen
•
gewone fiets.
Cathérine Sandelé en Mieke Kennes
Verkeer 4de lj
13
De racefiets een fiets met een racestuur, banden met een doorsnede van ten hoogste 2,5 cm en geen bagagedrager achteraan.
Verplichte uitrusting: •
een ……………………………
twee goed functionerende …………………………………………… (één op het voorwiel en één op het achterwiel).
•
•
Lichten en reflectoren zoals bij een gewone fiets zijn alleen verplicht als het donker is of als de zichtbaarheid minder dan 200 meter bedraagt. Uitzondering: als de fiets één of twee spatborden heeft, moet hij altijd uitgerust zijn met een witte reflector vooraan en een rode reflector achteraan.
Cathérine Sandelé en Mieke Kennes
Verkeer 4de lj
14
De terreinfiets een fiets met minstens twee versnellingen die vanaf het stuur bediend worden, wielen met een diameter van 65 cm of 70 cm, geen bagagedrager achteraan.
Verplichte uitrusting: •
Een……………………………………………
•
twee goed functionerende …………………………………………………… (één op het voorwiel en één op het achterwiel)
•
Lichten en reflectoren zoals bij een gewone fiets zijn alleen verplicht als het donker is en als de zichtbaarheid minder dan 200 meter bedraagt. Uitzondering: als de fiets één of twee spatborden heeft, moet hij altijd uitgerust zijn met een witte reflector vooraan en een rode reflector achteraan.
Cathérine Sandelé en Mieke Kennes
Verkeer 4de lj
15
De fiets met kleine wieldiameter
een fiets met wielen met een diameter van ten hoogste 50 cm, zonder de banden. Enkele voorbeelden zijn: kinderfietsen, minifietsen en vouwfietsen.
Verplichte uitrusting: •
een ………………………………
•
(minstens) één goed functionerende ……………………
•
Lichten en reflectoren zoals bijeen gewone fiets zijn alleen
verplicht als ………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………
Cathérine Sandelé en Mieke Kennes
Verkeer 4de lj
16
De gewone fiets
Heb je een fiets die niet volledig aan één van de andere definities voldoet dan valt je fiets onder de 'gewone fietsen'.
Verplichte uitrusting: •
een ……………………………
•
twee goed functionerende ………………………………
•
twee goed functionerende ……………………………: vooraan: …………………………… achteraan: …………………
•
………………………………………: vooraan: ………………… achteraan: ……………………… aan weerszijden van de pedalen …………………………………… op de spaken minstens 2 ……………………………………………per wiel of een witte reflecterende strook aan weerszijden van elke band.
Cathérine Sandelé en Mieke Kennes
Verkeer 4de lj
17
Speel je mee? Kopie uit verkeerskrantjes 4
Cathérine Sandelé en Mieke Kennes
Verkeer 4de lj
18
En zo past mijn fiets helemaal bij mij!
De grootte van mijn fiets past bij mijn gestalte. Ik kan met
de tenen aan de grond, terwijl ik op het zadel zit.
Ik kan het stuur goed onder controle houden. Ik kan
gemakkelijk de remmen dichtknijpen. Het stuur is minstens even hoog als het zadel.
Alle reflectoren zijn proper. Ze zitten stevig vast. De banden zijn niet kaal of versleten. Ze zijn hard
opgepompt.
Met een fietswimpel val ik goed op. Zie ik niet meer duidelijk op zowat 200 m, dan doe ik de
fietsverlichting werken. Het is nooit te vroeg om mijn lichten aan te doen.
Ik behandel mijn fiets met zorg!
Cathérine Sandelé en Mieke Kennes
Verkeer 4de lj
19
Speel je mee?
Kopie uit verkeerskrantjes 4
Cathérine Sandelé en Mieke Kennes
Verkeer 4de lj
20
Gevaar in Verkeersland www.verkeersland.be Zolang er verkeer is, zijn er ongevallen gebeurd. Toen de mensen nog allen te voet gingen, liepen ze wel eens tegen elkaar aan, of ze haperden aan elkaar. Meestal waren de gevolgen niet erg. Eens het paard, de fiets of de auto werden gebruikt om zich sneller te verplaatsen, nam ook het aantal verkeersongevallen toe. Die ongevallen gebeuren niet overal evenveel en niet allemaal op dezelfde tijdstippen.
Als je in de lagere school zit moet je dit weten: * Er zijn gemiddeld dubbel zoveel jongens (2/3) als meisjes (1/3) bij ongevallen betrokken. * De ongevallen gebeuren vooral dicht bij huis, in een bekende omgeving, bv. wanneer je na schooltijd naar huis gaat. * Ben je 5 tot 9 jaar oud, dan krijg je algauw een ongeval te voet. Ben je 10 tot 14 jaar? Je krijgt makkelijk een ongeval met de fiets. * Verkeersongevallen gebeuren meer "na" dan "voor" de schooluren, vooral in de vooravond. * Verkeersongevallen gebeuren het meest op vrijdag (laatste schooldag van de week) en op woensdag wanneer het minder lang les is. * De maanden mei, juni, september en oktober tellen samen het grootst aantal ongevallen. De maanden december, januari en februari tellen het minste aantal. * Er gebeuren veel meer ongevallen met kinderen die zitten in de auto (van hun ouders of grootouders) dan met kinderen te voet of met de fiets.
Wees dus voorzichtig op straat! Het is er gevaarlijk als je niet goed oplet... Cathérine Sandelé en Mieke Kennes
Verkeer 4de lj
21
Mopjes in verkeersland Een heer vraagt aan een agent op een drukke weg: "Wat is de snelste weg naar het ziekenhuis?". Gewoon blijven staan. Het is fluo geel en het zit in een boom? Antwoord: Een nest vol met veiligheidstruitjes. Pietje crosst op zijn fietsje over het schoolplein. "Stop!" zegt de meester, "Je hebt geen licht en ook geen bel!". Waarop Pietje roept "Uit de weg, meester, ik heb ook geen remmen!". Jantje heeft een bromfiets gekregen. Hij rijdt ermee tegen een boom. Wat heeft Jantje nu? Een kromfiets! Boemel en Kwak stappen op de rijbaan. Boemel vraagt aan Kwak: "Komt er een auto aan?" "Nee," zegt Kwak. Boem!!! Kwak wordt aangereden. "Maar Boemel toch, ik heb je gevraagd of er een auto aan kwam?" "Ja, zegt Boemel, maar je hebt niet gevraagd of er een bus aan kwam rijden." Jan rijdt met de auto, achter een vrachtwagen. Die stopt voor het kruispunt. Jan ook. Hij stapt uit en tikt op de ruit: "Meneer, u hebt uw lading verloren!" Het verkeerslicht wordt groen en de vrachtwagen vertrekt. Jan ook. Aan het volgende kruispunt stopt de vrachtwagen. Jan ook. Hij stapt uit en tikt opnieuw op de ruit: "Meneer, u hebt uw lading verloren!" Het verkeerslicht wordt groen en ze rijden verder. Een eindje verder stopt de chauffeur van de vrachtwagen; Jan ook. Hij stapt uit en trekt het portier van de vrachtwagen open:" Meneer, ik ben Jan en u hebt uw lading verloren!" Waarop de chauffeur zegt: "Ik ben Marc en ik ben zout aan het strooien!" Wat is het? Het is grijs met witte strepen en het kan niet lopen: een zebrapad. Hoe noemen we een agent op een motorfiets? Een bromvlieg. Cathérine Sandelé en Mieke Kennes
Verkeer 4de lj
22
In Verkeersland
Afspraken op de fiets
Voor je vertrekt - Is je fiets wettelijk in orde? Werken beide remmen? Kunnen de lichten werken? - Draag een fietshelm! Die beschermt je hoofd als je valt. - Maak je goed zichtbaar: met fluo-materiaal overdag, met lichtweerkaatsers in het donker. - Gebruik een fiets die past bij je gestalte: niet te groot, niet te klein.
Je vertrekt - Kijk om je heen of je niemand hindert. - Sta rechts naast je fiets en stap op, je gezicht naar de rijbaan gekeerd.
Fietsen in de schemering en in het donker - Gebruik lichtweerkaatsers of reflectoren. - Gebruik je lichten: vooraan één wit vast licht, achteraan één rood vast licht. - Je bent beter zichtbaar met de witte reflector vooraan, de rode achteraan, oranje in de trappers en in de wielen (of lichtweerkaatsende banden). - Heeft je fiets een dynamo? Bedenk dat je lichten niet branden als je stilstaat. Met een oplaadbare batterij blijven ze wel branden.
Cathérine Sandelé en Mieke Kennes
Verkeer 4de lj
23
Waar en hoe fietsen - Houd beide handen aan het stuur, tenzij je een teken geeft om af te slaan. - Je mag op de stoep fietsen, als je nog geen 9 jaar oud bent, met een kinderfiets (< 50cm wiel!), en zonder de andere voetgangers te hinderen. - Je mag geen dier aan de leiband houden. - Je mag geen passagier vervoeren, tenzij de fiets is voorzien van een zitje en voetsteunen. Zelfs dan doe je dat als kind beter niet.
Inhalen - Je mag niet inhalen bij het naderen van een zebrapad of een oversteekplaats voor fietsers. - Als een bestuurder stopt aan een zebrapad of een oversteekplaats voor fietsers, dan mag je niet inhalen. - Je mag pas inhalen als je zeker bent dat je dit veilig kunt doen. - Fiets je voorbij geparkeerde auto’s, rijd er niet te dicht langsheen (laat een tussenruimte van een meter) en kijk of er niemand achter het stuur zit.
De fiets stallen - Stal je fiets zo, dat je er niemand mee hindert. - Doe je fiets op slot en maak je fiets op 2 plaatsen vast aan het fietsenrek.
Cathérine Sandelé en Mieke Kennes
Verkeer 4de lj
24
Rond punt - Bij het naderen van het rond punt geef je voorrang aan de bestuurders die op het rond punt rijden. - Kijk uit of er een fietsstrook of fietspad is en gebruik die dan. - Fiets nooit uiterst rechts en maak jezelf goed zichtbaar. - Geef een teken naar rechts als je het rond punt wilt verlaten.
Voetgangers - Je moet voorrang geven aan voetgangers die op een zebrapad (zonder verkeerslichten) oversteken of er willen oversteken. - Een bus of tram stopt bij een halte. Fiets je langs de kant waar mensen in- en uitstappen? Je moet stoppen zodat passagiers kunnen instappen of uitstappen.
Fietspaden - Op een fietsstrook of streepjesfietspad mag je enkel fietsen rechts in de rijrichting. - Op een fietspad, aangeduid door het bekende fietspad-bord, ga je eerst na in welke richting je erop mag fietsen. - Op een gedeeld fietspad-stoep, fiets je enkel op het deel voor fietsers, rechts in de rijrichting.
Cathérine Sandelé en Mieke Kennes
Verkeer 4de lj
25
En wist je dit? Als je rolschaatsen of een step gebruikt… Waar rijden als je jonger bent dan 16 jaar? Je rijdt op het voetpad, of op de berm. Bij het ontbreken van een trottoir of berm moet je op het fietspad rijden. Waar rijden als je ouder bent dan 16 jaar? Op het fietspad (als dat er is). Verplichtingen Bevind je je op een fietspad en is er een oversteekplaats voor fietsers en tweewielige bromfietsen, dan moet je deze gebruiken. Bij duisternis of slecht weer moet je wanneer je op het fietspad rijdt, uitgerust zijn met een wit licht vooraan en een rood licht achteraan.
Cathérine Sandelé en Mieke Kennes
Verkeer 4de lj
26
De verkeersquiz 1. Met de klasgroep steek je over bij groen voetgangerslicht. Oei, het licht springt op rood! Geen nood, de hele sliert mag over. Wie nog niet bezig is mag niet beginnen met oversteken. Wie niet halfweg is moet terugkeren. 2. Een agent op een kruispunt: Welk is zijn teken dat zegt: maak het kruispunt vrij! De arm rechtop gestoken. Een arm naar rechts uitgestoken. Twee armen zijwaarts. 3. Wat is er specifiek aan de uitrusting van een gemachtigde opzichter? De driekleurige armband met de naam van de gemeente. Het stopbordje. De jas. 4. Wat is het allerbelangrijkste om veilig naar rechts af te slaan? Me laten horen, door met de bel te rinkelen. Een wijde bocht nemen. Eerst goed uitkijken. 5. Je wilt met je fiets naar rechts afslaan. Geef je een teken? Niet nodig, ze zullen het wel zien! Ja, want ik kan het. Alleen als er veel rijverkeer is. 6. Midden op het kruispunt staat een agent. Maak het kruispunt vrij zegt hij met een teken. Welk teken? Hij strekt een arm zijwaarts. Hij steekt een arm rechtop. Hij staat met zijn rug naar mij, dat telt niet voor mij. 7. Er is geen fietspad. Waar mag je fietsen? Ik mag op de linker gelijkgrondse berm of parkeerstrook fietsen. Met drie naast elkaar. Op de rijbaan of op de rechter parkeerstrook 8. Val op als je fietst, ook overdag. Ik draag een fluo-jasje, en op mijn rug mijn zwarte schooltas. Ik draag een lichtweerkaatsend strookje. Dat doe ik met met mijn fluo-jasje aan. Cathérine Sandelé en Mieke Kennes
Verkeer 4de lj
27
Ik draag mijn jeans-vestje.
9. Aangekomen! De auto netjes langs de stoep. Je stapt uit de auto. Langs de kant waar je zit. Stap uit langs de stoepkant. Het maakt niet uit. Iedereen laat me toch door. 10. Je kiest een goede plaats in de auto. Los vooraan, ik houd me vast aan de deurkruk. Achteraan en zonder gordel, dat vind ik leuker. Om het even waar, maar altijd in de gordel. 11. Je bent net 8 jaar oud. Je fietst op de stoep. Dat mag ik doen, met allerhande fietsen. Neen, nooit. Op mijn kinderfiets, zonder voetgangers te hinderen 12. Je steekt de rijbaan over. Wat doe je? Ik haast me naar de overkant. Ik kijk eerst uit naar elke kant! Zolang als nodig is. Om uit te kijken sta ik in de goot. 13. Je fietsband is lek! Waar stap je, er is geen stoep, geen berm en ook geen fietspad. Op de rijbaan natuurlijk. Rechts op de rijbaan. Links op de rijbaan. 14. Je nadert een kruispunt. Het licht springt op oranje. Mag je het voorbijfietsen? Nee. Nee, tenzij je te dicht was genaderd. Ja. 15. Een STOP-BORD langs de kant, een stopstreep op het wegdek. Wat doe je hier als je fietst? Stoppen. Altijd. Dat is niet nodig als er geen agent kijkt. Alleen als er rijverkeer nadert.
Cathérine Sandelé en Mieke Kennes
Verkeer 4de lj
28
16. Je wil een weg oversteken, waar een autobestuurder dicht genaderd is. Hoe kijk je goed? Naar zijn knipperlichten. Naar nummerplaat. Ik zoek oogcontact. 17. Ziehier mijn fiets. De verlichting werkt niet, maar het is lente. In de lente heb je geen verlichting nodig. Het is immers klaar. Fietsverlichting moet altijd kunnen werken! Ik zal niet fietsen als het donker is, dus dat is geen probleem. 18. Verlichting aan, wanneer moet dat op de fiets? Als automobilisten met licht rijden. Als ik niet duidelijk 200 meter ver kan zien. Van zodra de openbare verlichting aangaat. 19. Je nadert fietsend een hindernis, rechts op de smalle rijbaan. Tegenliggers moeten mij eerst doorlaten. Ik laat de tegenligger voorgaan. De durver mag eerst door. Dat valt af te spreken ter plaatse. 20. Je skeelert in de straat. Op het voetpad. Op de straat aan de rechterkant. Op de straat aan de linkerkant.
Cathérine Sandelé en Mieke Kennes
Verkeer 4de lj
29
Verkeersborden voor fietsers
1. Hier begint de bebouwde kom. 2. Dit is een verplicht fietspad. 3. Je moet stoppen. 4. Pas op voor overstekende voetgangers, zij mogen eerst! 5. Je moet voorrang geven. 6. Hier mogen fietsers niet in rijden. 7. Hier eindigt de bebouwde kom. 8. Pas op, fietsers rijden van het fietspad op de weg.
9. Dit deel van de weg is speciaal voor voetgangers en fietsers. 10. Dit is een weg alleen voor voetgangers, fietsers en ruiters. 11. Dit deel van de weg is speciaal voor voetgangers en fietsers. Elk moet het aangeduide wegdeel gebruiken. 12. Er is een opstelvak voor fietsers. Moet je naar links? Ga dan al links in het vak staan!!
Cathérine Sandelé en Mieke Kennes
Verkeer 4de lj
30
Soms hangt er onder een ander verkeersbord een onderbord voor fietsers. Je moet een onderbord altijd samen lezen met het bord erboven!
Dit is voor fietsers/ bromfietsers.
Wat hierboven hangt is verboden voor auto’s, maar fietsers/ bromfietsers mogen het wel!
Fietsers/ bromfietsers mogen hier in beide richtingen rijden.
Pas op! Fietsers kunnen in beide richtingen jouw straat oversteken. Kijk dus goed uit in beide richtigen!
Cathérine Sandelé en Mieke Kennes
Verkeer 4de lj
31
Afslaan met je fiets Afslaan is het verlaten van de rechtdoorgaande weg. Dit komt meestal neer op het rechts of links afslaan op een kruispunt.
Trams Voor trams gelden speciale regels bij het afslaan. Een tram hoeft rechtdoorgaand verkeer op dezelfde weg niet voor te laten gaan. Jij moet een afslaande tram dus voor laten gaan ook al rijd je op dezelfde weg.
Rechtdoor op dezelfde weg gaat voor Bij het afslaan moet je alle weggebruikers die rechtdoor gaan op dezelfde weg voor laten gaan. Dus ook voetgangers, (snor)fietsers, bromfietsers en ruiters. Dit geldt ook wanneer het rechtdoorgaande verkeer zich op een naast gelegen weg, fietspad of stoep bevindt.
In deze situatie mag de gele auto voor, want hij gaat rechtdoor op dezelfde weg.
In deze situatie moet de fietser de voetganger en de fietser voor laten gaan, want de voetganger en de fietser gaan rechtdoor op dezelfde weg.
Nu moet de fietser de voetganger voor laten gaan, omdat de voetganger rechtdoor op dezelfde weg gaat. Cathérine Sandelé en Mieke Kennes
Verkeer 4de lj
32
Rechtsaf gaat voor linksaf Met rechtsaf voor linksaf bedoelen we dat als je op een kruispunt rechtsaf wil slaan en van de tegenovergestelde richting komt een bestuurder (dus geen voetganger) die linksaf wil slaan dat deze bestuurder jou voor moet laten gaan.
De gele auto gaat rechtsaf. De fietser wil op hetzelfde kruispunt linksaf en moet dus de gele auto
De fietser gaat rechtsaf De gele auto moet de fietser voor laten gaan.
PAS OP! Gevaarlijk! Bussen hebben voorrang op de bestuurders als ze vertrekken aan een bushalte. Let dus goed op: zie je de richtingaanwijzer van de bus aangaan, dan zal de bus wegrijden en moet jij wachten!! Cathérine Sandelé en Mieke Kennes
Verkeer 4de lj
33