Leerplaatsenprofiel Programma 1
Inhoudsopgave:
Situatieschets afdeling Beschrijving doelgroep
Blz. 3
Doel behandeling Behandeling
Blz. 4
Behandelmilieu
Blz. 5
Afdelingsdoelstellingen, afgeleid van de visie / zorgbehoeften levensovertuiging van de instelling (leerplaatsprofiel)
Blz.7
Algemene werkwijze / typering van de zorg
Blz.8
Korte omschrijving van de zorgcategorieën en de meest voorkomende ziektebeelden / handicaps
Blz 9
Kenmerken van de leerplaats / inhoud en de mate van complexiteit van de zorg
Blz10
Verwachtingen ten aanzien van de deelnemers
Blz.11
De organisatie van de BPV-begeleiding / Kwaliteit van de begeleiding
Blz11
Checklist
Blz12
Introductieprotocol
Blz13
Kwaliteitscriteria voor de zorg
Blz.15
Kern doel / functie van de sociotherapeut
Blz.16
2
Informatie over de afdeling: Programma 1 Situatieschets De Praktijk voor Persoonlijkheidsstoornissen heeft als doelstelling: Het voortdurend ontwikkelen en op peil houden van kennis en ervaring ten behoeve van professionele behandeling ‘op maat’ van cliënten met ernstige persoonlijkheidsstoornissen. Kerngebieden zijn: consult, behandeling, opleiding en onderzoek. De PPS bestaat uit 2 klinische afdelingen (54 bedden), 1 deeltijdprogramma (zo’n 10 plaatsen) in samenwerking met C&B, ongeveer 12 plaatsen ZOM verdeeld over een drietal onderdelen: • Onderzoek, Consultatie en Advies persoonlijkheidsstoornissen • Resultaat gericht sturen op maatschappelijke reïntegratie • Wachtlijstgroep En een programma Arbeidsreïntegratie voor mensen met een persoonlijkheids-stoornis in samenwerking met Dagbesteding en Arbeidsrehabilitatie, GAK Apeldoorn en Reïntegratiebedrijf Kuijper en van Dreumel. Daarnaast participeert de PPS in een drietal onderzoekslijnen o.a. samen met de KUN en levert een actieve bijdrage aan diverse opleidingen zoals de A- opleiding tot psychiater, de opleiding tot GZ- psycholoog en de opleiding tot verpleegkundige. De behandeling is toegespitst op volwassen cliënten met persoonlijkheids-problematiek. Er wordt gewerkt m.b.v. het cognitief gedragstherapeutisch referentie-kader, vanuit een multidisciplinair teamverband, waarbij de afdeling/ groep als sociaal oefenveld expliciet onderdeel van de behandeling uitmaakt. Er is sprake van een landelijke functie. Er werken zo’n 55 mensen (45 FTE) De doelgroep De doelgroep van cliënten opgenomen binnen programma 1 bestaat uit cliënten die volgens de DSM IV classificatie als hoofddiagnose een persoonlijkheidsstoornis(as II) hebben. In het algemeen een persoonlijkheidsstoornis met belangrijke kenmerken uit het B -en C-cluster. Voor wat betreft niveau van mentaal functioneren(volgens model van Gedo, zie grondnotitie) op borderline of psychotisch niveau. Daarnaast is er vaak eveneens een as I stoornis(toestandsbeeld) aanwezig. Dit betreft dan meestal een depressieve stoornis, kortdurende psychotische stoornis, posttraumatische stressstoornis of een stoornis in het gebruik van middelen(alcohol, drugs, medicatie). Het betreft een groep van cliënten met vaak een achtergrond van affectief en pedagogische verwaarlozing voor wie emotieregulatie een belangrijk probleem is. Het zijn cliënten die een scala aan impulsief en destructief gedrag kunnen vertonen, waaronder ook verslavingsgedrag. Cliënten die over weinig vermogen beschikken om te reflecteren op hun gevoelens, het ‘’overkomt’’ hen zonder dat ze het kunnen relateren aan het eigen functioneren. Voorts zijn zij vaak in sociaal en maatschappelijke zin vastgelopen. Soms is er ook nog onduidelijkheid omtrent de diagnose en kunnen cliënten opgenomen worden binnen Programma 1 ter verheldering van de problematiek en verdere diagnostiek.
3
Doel van de behandeling Het doel van de behandeling richt zich met name op symptoom en klachtreductie. Een belangrijk aspect van de behandeling is het aanleren van vaardigheden zowel op het vlak van de emotieregulatie als vaardigheden op gebied van ADL en sociaal maatschappelijk vlak is een belangrijk aspect van de behandeling. De meerwaarde van klinische behandeling bij deze doelgroep is het bieden van een sociaal oefenveld doordat het functioneren in diverse groepen, zowel leefgroep als therapiegroep, centraal staat. Met als doel om basale vaardigheden nodig in de dagelijkse omgang met anderen, zich eigen te maken en te voorkomen steeds weer te vervallen in destructieve en disfunctionele patronen. De klinische setting biedt bovendien t.o.v. de ambulante setting een “holding functie“. Een veilig klimaat waarin een heldere en duidelijke structuur en bejegening aanwezig is, en van waaruit geëxperimenteerd kan worden met nieuw gedrag en waarin destructief gedrag begrensd kan worden. De behandeling richt zich dus niet zozeer op verandering in de persoonlijkheid. Behandeling De behandeling is opgebouwd uit verschillende therapieën en wordt vormgegeven aan de hand van de 3 lijnen, te weten: verbeteren sociaal functioneren, aanpak gedragsproblematiek en trainingsprogramma maatschappelijke reïntegratie. - Sociaal functioneren Een belangrijk aspect van het klinisch opgenomen zijn is het functioneren in diverse groepen, zowel leefgroep als therapiegroep, zo wordt een sociaal oefenveld gecreëerd voor o.a. contact maken, omgaan met anderen, samenwerken en grenzen stellen. Eigenlijk komt het sociaal functioneren in alle therapieonderdelen naar voren, maar is expliciet bewerkbaar is in de therapieonderdelen die langs deze lijn zijn georganiseerd(zie verder). - Gedragsverandering Binnen Programma 1 wordt gewerkt met principes uit de Dialectische gedragstherapie (DGT) ontwikkelt door Marscha Linehan. Doel van de DGT is het verwerven van meer controle op denken, voelen en doen, waardoor de cliënt meer stabiliteit krijgt in zijn/haar leven en problemen effectiever kan oplossen. In de DGT wordt op cognitief gedragstherapeutische wijze gewerkt in combinatie met een dialectische opstelling waarbij zowel nadruk wordt gelegd op acceptatie(van het huidige gedrag en de werkelijkheid) als op verandering. Het belangrijkste uitgangspunt van de DGT is dat er sprake is van disregulatie van emoties. Emotie disregulatie wordt gezien als een gevolg van biologische aanleg(kwetsbaarheid), omgeving en de wisselwerking tussen beide gedurende iemands ontwikkeling. Linehan beschrijft de doorslaggevende rol van de invaliderende omgeving bij het ontstaan van emotie disregulatie. Zon omgeving is vooral beschadigend voor een kind dat het leven begint met een emotionele kwetsbaarheid. Op haar beurt veroorzaakt het emotioneel en reactief kind een invalidatie van een omgeving die anders ondersteunend had kunnen zijn.
4
- Maatschappelijke reïntegratie Het adequaat vervullen van sociale rollen binnen maatschappij en familie staan centraal in deze lijn. Voor het zelfstandig functioneren in de maatschappij zijn naast sociale vaardigheden vaardigheden nodig die normaliter tijdens opvoeding en verdere scholing worden geleerd; - algemeen dagelijkse vaardigheden( zoals zelfzorg, koken, financiën een normaal dagnachtritme) - maatschappelijke vaardigheden(het vervullen van maatschappelijke rollen als ouder, werknemer, student - professionele vaardigheden(vaardigheden benodigd voor het verrichten van arbeid/activiteiten). Bij opname worden op alle 3 de behandellijnen concrete doelen geformuleerd. Tijdens de behandeling wordt het functioneren op deze 3 behandellijnen verder in beeld gebracht en regelmatig aan de hand van de doelen geëvalueerd Alle therapieën binnen het behandelprogramma Behandelmilieu Een belangrijke meerwaarde van het klinisch opgenomen zijn is de holdingfunctie die de kliniek kan bieden. Het is dus zeer van belang om over de vormgeving hiervan goed na te denken. De omgeving waarin behandeling plaats vindt en vooral de houding van de hulpverleners is een belangrijk aspect van milieutherapie. Linehan benadrukt het belang van een validerende omgeving in tegen stelling tot de invaliderende omgeving die cliënten gewoonlijk ervaren. Een uitgesproken kenmerk van een invaliderende omgeving is de neiging om onjuist en inadequaat te reageren op persoonlijke ervaringen(overtuigingen, gedachten, gevoelens, sensaties) en in het bijzonder ongevoelig te zijn voor die ervaringen die niet openlijk gemanifesteerd worden. Een invaliderende omgeving neigt eveneens naar extreme reacties op persoonlijke ervaringen die zich wel openlijk manifesteren. In een goed functionerend gezin krijgt het kind geregeld een openlijke bevestiging van haar ervaringen (b.v. Het krijgt te drinken als het aangeeft dorst te hebben, ipv te zeggen nee je hebt geen dorst je hebt net te drinken gehad.) Uitgangspunt binnen de validerende omgeving moet steeds zijn dat de cliënten weten dat je hen begrijpt en dat hun gedrag een begrijpelijke achtergrond heeft. Belangrijk is hierbij ook cliënten te helpen bij het nauwkeurig beschrijven van hun emotie, gedachten en zichtbare reactie patronen. Hierbij valt bijvoorbeeld te denken aan directer na een gebeurtenis met de cliënten terugkijken op de gebeurtenis en wat als alternatief mogelijk was. Het milieu op de afdeling moet een gevoel van veiligheid en controle bij de cliënten geven. Hier past een duidelijke structuur en duidelijke bejegening bij.
5
Voor wat betreft de bejegening is een passende houding een directieve, neutrale(oordeelsvrije) en empatische houding waarbij ook direct feedback gegeven wordt aan de cliënten. Dus ondersteunen, aanmoedigen, uitleggen, coachen en begrenzen, ook duidelijk begrenzen van destructief en dysfuntioneel gedrag. In het kader van duidelijkheid en begrenzen is het ook belangrijk bij individuele contacten aan te geven wanneer een gesprek plaats vindt en hoe lang een gesprek duurt. Als er bijvoorbeeld even geen tijd is dan wel duidelijk aangeven wanneer er wel tijd is. Ook heldere en duidelijke communicatie is van belang. Andere aspecten van de attitude zijn betrouwbaarheid, transparantie, en zonodig enige gedoseerde zelfonthulling. Dit laatste vanwege het feit dat cliënten vaak sterke fantasieën en verstoorde waarnemingen, gedachten en interpretaties over anderen hebben. Door als het gepast is enige zelfonthulling toe te passen neemt de fantasiewereld af en de realiteitstoetsing toe. Het is goed te realiseren dat wij een belangrijke voorbeeldfunctie hebben. En uiteraard is als het over attitude gaat enige humor ook zeer belangrijk.
6
Leerplaatsprofiel op de afdeling 1.
Afdelingsdoelstellingen, afgeleid van de visie / zorgbehoeften / levensovertuiging van De instelling
Dialectische gedragstherapie volgens Linehan: Deze theorie is gebaseerd op een biosociaal model.: in de vroegste ontwikkelingsfase is er sprake van een mismatch tussen de biologische aanleg van een kind en zijn sociale omgeving. Het gevolg van deze mismatch is dat basale vaardigheden onvoldoende worden aangeleerde door het kind. Deze vaardigheden betreffen vooral de emotie en impulsregulatie. De theorie stelt dat het aanleren van deze vaardigheden de basis moet zijn van het therapeutisch programma. De vaardigheden worden daarbij in 4 categorien ingedeeld: 1 Kernoplettendheid ofwel mindfullness 2 Intermenselijke vaardigheden 3 Emotieregulatievaardigheden 4 Crisisvaardigheden M. Linehan stelt dat de praktische uitvoer kan en mag variëren als het gaat om het aanleren van vaardigheden aan cliënten. Het handhaven van de uitgangspunten of wel ‘’principes’’ziet zij als uitermate cruciaal voor het bereiken van het gewenste effect. De principes van de dialectische gedragstherapie 1. 2. 3.
4.
Het aanleren van vaardigheden via training is een centraal element in de therapie. Dialectiek tussen radicale acceptatie c.q. validatie enerzijds en veranderingsgerichtheid anderzijds. De hiërarchische werkwijze. Gedragingen die levensbedreigend zijn dienen allereerst centraal te staan in de behandeling. Als dit gedrag onder controle is kan de aandacht zich richten op het parasuïcidale gedrag (bijv automutilatie, alcoholmisbruik, ander destructief gedrag) . Als derde in de hiërarchie dient de therapeut de aandacht te vestigen op therapie interfererend gedrag; bijvoorbeeld wegloopgedrag of geen samenwerking aangaan. Pas daarna is er ruimte voor meer inzichtgevende therapie waarbij het kan gaan over allerlei schema’s die patiënt heeft over zichzelf en over de wereld om zich heen.( De schematherapie van Young sluit in deze fase naadloos aan.) De Linehan therapie biedt op deze wijze een kader om om te gaan met zeer ernstige borderline problematiek. De eigen verantwoordelijkheid en keuzevrijheid van de cliënt staat centraal. De therapeut kan de cliënt niet redden, wel coachen.
7
5.
6.
7. 8. 9.
2.
Voorvloeiend uit punt 3 is dat ‘’committent’’ van zeer groot belang is. Committent, dus overeenstemming m.b.t. afspraken en doelen komt als het ware in de plaats van het begrip motivatie. Dit aangezien borderline patiënten vaak weinig helder voor ogen hebben wat ze willen gaan doen en waarom ze het willen doen. Wanneer er committent is, welke uitmondt in een duidelijk en concreet omschreven behandelplan en crisisplan voor opname dan kan er vervolgen tijdens opname gewerkt worden aan de motivatie middels diverse strategieën (bijv advocaat van de duivel spelen etc.). Gesprekken die als doel hebben om te komen tot committent middels behandelplan en crisisplan worden benoemd als behandelingsfase 0. Er is uitgebreide discussie geweest over de haalbaarheid van een mogelijk crisisplan bij aanvang van de behandeling. Geopperd is een ‘’concept crisisplan’’ te formuleren. Ook is geopperd een korte crisismodule te doen in het begin van de diagnostische fase (zoals SNA) Motivatie van de cliënt is daarmee tot probleem van de therapeut geworden, anders dan in vele andere therapieën. De cliënt is altijd wel ergens toe gemotiveerd en het is de kunst deze motivatie te sturen tot behandelmotivatie. Als de behandeling niet loopt vanwege motivatieproblemen is de therapeut hiervoor mede verantwoordelijk en is er reden voor inbreng in intervisie binnen de staf. Coaching is ook een centraal element in de DGT. Als de cliënt het moeilijk heeft moet er derhalve altijd een therapeut beschikbaar zijn om de cliënt te helpen de geleerde vaardigheden in de betreffende situatie toe te passen. Mocht het desondanks mis gaan en cliënt komt wel tot ongewenst gedrag, dan heeft coachen geen zin meer. Doe je dat wel dan kan deze aandacht ongewenst als bekrachtiger van het ongewenste gedrag optreden. Doel van therapie is uiteindelijk om meer balans te brengen tussen gevoel en verstand. In de taal van de DGT is dat de wijze geest versus de emotionele en rationele geest. Daarbij is het uitgangspunt steeds: waar zit de cliënt en hoe kan ik tegengesteld reageren. Algemene werkwijze / typering van de zorg
Theoretische achtergronden van programma 1 Wij werken met een groepsgerichte aanpak met aspecten vanuit verschillende therapeutische kaders waaronder de dialectische gedragstherapie van Marsha Linehan, de VERS, milieutherapeutische principes en groepsdynamische principes van Yaloom. De bedoeling is dat mensen aan- en van elkaar leren. De Linehan visie is geïntroduceerd als de methode bij uitstek om met de doelgroep van ernstige borderline patiënten om te gaan.
8
3.
Korte omschrijving van de zorgcategorieën en de meest voorkomende ziektebeelden / handicaps
Indicaties De doelgroep omvat cliënten met ernstige persoonlijkheidsstoornissen uit het B en C cluster. Er is meestal sprake van meerdere persoonlijkheidsstoornissen en daarnaast (multipele) As I problematiek. De (lower level-)borderline persoonlijkheidsstoornis is bij de meeste van onze cliënten de hoofddiagnose. De As I problematiek is echter niet de belangrijkste reden voor de verwijzing. Cliënt is ten gevolge van zijn persoonlijkheidsstoornis vastgelopen op meerder levensgebieden: zowel problemen met het wonen of de woonomgeving, als problemen met het sociaal functioneren als ook maatschappelijke problemen (geen werk op opleiding kunnen voltooien). Juist deze multipele problematiek maakt dat opname wenselijk is of zelfs bijna onvermijdelijk. Opname kan ervoor zorgen dat een cliënt uit een negatieve spiraal weggetild wordt en dat hij/zij in een stimulerende omgeving kan beginnen om voor zichzelf betere voorwaarden voor een ander leven kan creëren. Kenmerkend voor onze doelgroep zijn een aantal van de volgende kenmerken: • Er is vaak sprake van veel en ernstig acting out gedrag: suïcidale gedragingen en uitlatingen; (veelvuldig) automutileren of ander destructief gedrag; middelen of alcohol misbruik; woede aanvallen etc. • Er is weinig inzicht in eigen gedrag en het effect daarvan op de omgeving • Structuur aanbrengen aan de dag/ week en zich houden aan afspraken is vaak problematisch • De motivatie voor behandeling is vaak ambivalent of wisselt naar gelang de stemming Contra indicaties: • Verslaving, eetstoornis of andere As I problematiek als hoofdprobleem. • Stoornissen uit het schizofrene spectrum op As I of anderszins een te grote psychotische kwetsbaarheid. • Cliënten met ernstig antisociaal gedrag zijn gecontra-indiceerd als de gewetensfunctie te beperkt is ontwikkeld om sociaal leren in groepsverband mogelijk te maken in een niet forensische setting. Of ook wanneer het de inschatting is dat het antisociale gedrag te veel onveiligheid zou creëeren in het therapeutisch milieu. • Cliënten met een autistiforme stoornis. Samenvattend betreft het dus cliënten met een low-level borderline problematiek en gebrekkige ego functies. Eén en ander uit zich vooral in ernstige emotie- en impulsregulatiestoornissen.
9
4.
Kenmerken van de leerplaats / inhoud en de mate van complexiteit van de zorg
Uitwerking van theorie naar een uitvoerbaar plan binnen de klinische setting van p1: Uitgangspunten: Crisismanagement en vaardigheidstraining zijn centrale items in de behandeling. Hier houden de sociotherapeuten, psychotherapeuten en in mindere mate vaktherapeuten zich mee bezig elk op zijn eigen wijze. De sociotherapeut is verantwoordelijk voor de link met de hier en nu situatie in het leefmilieu en met de regie op microniveau. De psychotherapeut legt zo nodig een link met het verleden en houdt de hoofdlijnen van de behandeling in de gaten, ofwel de regie op macroniveau. Om een goed overzicht te bewaren van wat we als aanbod hebben is het nuttig om de onderdelen te rubriceren in componenten. Dat zou er aldus uit kunnen zien: 1. Emotie- en impuls regulatie vaardigheden. (vaardigheidstraining;vaardigheids theorie; PB gesprekken m.b. het crisisplan; VERS); 2. Beperkt inzichtgevend (cognitieve groep; cursus schematherapie); 3. Zelfzorg en ADL (weekend voor- en nabespreking; witte tornado, sport); 4. Maatschappelijke reïntegratie (MO); trajectbegeleiding en assesment; 5. Systeem ondersteuning en systeemtherapie; 6. Vaktherapie: deze kan horen tot punt 1: emotie en impulsregulatievaardigheden / tot punt 2: beperkt inzichtgevend / punt 3: bevorderen van emotionele expressie/ emotionele beleving. 7. Coaching op het gebied van emotie en impulsregulatie. 8. Sociaal leren: aan en van elkaar leren vind plaats door de hele behandeling heen, ook buiten de reguliere therapiemomenten. Onder de lijn Sociaal functioneren vallen de componenten 2; 5; 6.3; 8. Onder de lijn Gedragsverandering vallen de componenten 1; 2; 3, 7 Onder de lijn maatschappelijk functioneren vallen punt 4. In het therapierooster kan teruggevonden worden welke therapien corresponderen met welke 3 lijnen middels een kleurcodering.
10
5.
Verwachtingen ten aanzien van de deelnemers
Voorkeur gaat uit naar leerlingen vanaf het 3e leerjaar en voor minimaal 6mnd. Belangrijk is: kennis van de psychiatrie, het eigen kunnen/grenzen herkennen en het werken met zelfreflectie + afstand-/nabijheid. Grote hoeveelheid van leerlingen en korte duur van leerperiode is onveilig en onoverzichtelijk voor de cliënten. De kwaliteit van de begeleiding door sociotherapie is hierdoor ook minimaal. Voorkeur gaat uit naar 2 leerlingen per periode. Verder: Inlezen en z.s.m. kennis opdoen over persoonlijkheidstoornissen, sociotherapie, groepsprocessen en werken met groepen binnen een leefklimaat. Bijwonen van de therapie-uren. Onderzoeken hoe om te gaan met afstand-/nabijheid. 1e periode wekelijks verslaglegging wb. ervaringen met cliënten, collega’s, therapieuren. In staat zijn tot zelfreflectie, ontvangen en het geven van feedback, grenzen stellen en benoemen. (transparantie) Leerproces in kaart brengen en inzichtelijk maken voor zowel begeleiders als collega’s. Alertheid op spreektaal in de rapportage en taalfouten. (ik vind dit, als je min. Niv.4 bezit, een vereiste voor de kwaliteit) De leerdoelen aanpassen op de clientèle. Een medicatielijst opstellen en/of aanpassen, zodat de leerling weet welke medicatie wordt gegeven, waarvoor en natuurlijk de bijwerkingen herkent. Individuele contactmomenten of pb-gesprekken worden gehouden onder toeziend oog van de begeleider, totdat beide partijen vinden dat dit zelfstandig kan worden uitgevoerd. Overzichtelijk maken wat de leerling al aan kennis/theorie/ervaring in huis heeft. 6.
De organisatie van de BPV-begeleiding / Kwaliteit van de begeleiding
Aandachtspunten Minimaal 2 diensten per week met één of beide begeleiders. Begeleiders houden onderling contact over de leerling en diens leerproces. Wekelijks contact tussen leerling en begeleider(s) betreffende verslagen, doelen en ervaringen en/of knelpunten. Evaluatiemomenten binnen het team. De begeleiders checken regelmatig de meningen / ervaringen van collega’s met de leerling. Tijdig aankaarten van knelpunten. Evt. met ondersteuning van de praktijkopleider. Begeleiders houden rekening met de leerling als uniek individu. Bijv. de één kan sneller een therapie-uur voorbereiden dan de ander. Begeleider beschermt, indien nodig, de leerling in het overschrijden van de eigen grenzen wb. privacy, teveel werk of teveel verantwoordelijkheid op zich nemen, etc. Begeleider waakt erover dat de leerling niet wordt ingezet om ‘gaten in het rooster’ op te vullen. De leerling kan de leertijd zo optimaal mogelijk benutten op leerzame momenten, zoals doordeweekse dagen. 11
Ervoor zorgdragen dat er altijd een begeleider bij het evaluatiemoment aanwezig is. Zowel bij het evaluatiemoment in het team als met de praktijkopleider. De begeleider heeft de interne begeleidingscursus gevolgd en/of hierover de nodige informatie gehad en overleg gepleegd met een collega-begeleider. Begeleider is bekend met de leerstof en leerdoelen van de leerling. Checklist bij leerling / stagiaire Dienstrooster inplannen en voorkeurslijst invullen. Bij voorkeur eerste week zoveel mogelijk diensten met werkbegeleider. Informatie vertellen en meegeven. Artikel: ‘Alsof je op eieren loopt’ door Paul Mason, M.S., C.P.C. Randi Kreger; Informatie uit het handboek: doelgroep en programma; vergaderrooster. Ervaringen met de doelgroep. Thema’s van de doelgroep: afstand en nabijheid; destructief gedrag: overdosis medicatie, automutilatie, middelengebruik: alcohol en drugs, agressie; contact maken kan lastig zijn (wantrouwen) Leerlingenmap. Inwerkschema maken en meenemen naar eindgesprek. Zie vb. Eindgesprek vorige stage-/leerling-plek plannen Eerste 3 weken: Startgesprek met Jan Willem plannen na twee weken. Kennismakingsgesprekken met leden van multidisciplinaire team en leefgroep. Meelopen met de therapieën van één therapiegroep. Na eerste 3 weken presentatie van verslag van introductieperiode tijdens het werkoverleg. Presentatie van het werkplan voor de komende periode. Vervolg: Midden van stage / leerling-periode: tussenevaluatie in het werkoverleg. Verslaglegging vantevoren verspreiden. Tussenevaluatie met Jan Willem plannen. Eind van stage / leerling-periode: eindevaluatie in het werkoverleg. Verslaglegging van tevoren verspreiden. Afscheid en afronding in het multidisciplinaire team, leefgroep en sociotherapie. Eindevaluatie met Jan Willem plannen.
12
Introductieprotocol Ten behoeve van de introductie van leerlingen op een nieuwe afdeling biedt dit schema structuur om één en ander in goede banen te leiden. Voor of tijdens het eerste kennismakingsgesprek wordt dit schema ingevuld. Voorbereiding Op de afdeling wordt bepaald wie de begeleiding op zich gaat nemen, zodat een maand voor dat de stage begint duidelijk is met wie de leerling een afspraak kan maken. Naam leerling …………………………………………………….. Type opleiding en nivo……………………………………………………… Leerjaar ……………………………………………………… Naam werkbegeleiders……………………………………………………. Afdeling …………………………………………………….. Welke informatie moet voor het eerste kennismakingsgesprek duidelijk zijn: 1. ……………………………………………. 2. ……………………………………………. 3. ……………………………………………. Kennismaking Wie doet het kennismakingsgesprek? …………………………………………… Wanneer is de afspraak? .............................................. Uit te wisselen informatie: *Afdelingsbrochure (visie en doelgroep) *Rooster (diensten en aanvraagprocedure) *Verwachtingen tav begeleiding en leerling-zijn *Voorbereiding tav werken met de doelgroep bv inlezen over ziektebeelden/problematiek Welke afspraken zijn er gemaakt: Leerling:………………………………………………………………………………………… …………………… ……………………………………………………………………………………….………… ………….. …………………………………………………………………………………………………. ………….. Afdeling:………………………………………………………………………………………. …………………… ………………………………………………………………………………………………… …………..
13
Eerste dag Met welke dienst begint de leerling en door wie wordt hij/zij de eerste dag begeleid. Dienst (code met tijd) ……………………………………………………….. Begeleider ……………………………………………………….. Is de leerling nieuw binnen Spatie, dan moeten er nog een aantal zaken geregeld worden, zoals: sleutels (algemeen en eventueel afdelingssleutels), computeraccount met psygisautorisatie, De leerling van niveau 4 bespreekt de inwerktitel uit het BeroepsPraktijkvormingsBoek waarmee hij/zij bezig gaat. De studenten van niveau 5 maken op grond van portfolio-analyse een POP in de eerste periode. Een introductieprotocol wordt als bijlage toegevoegd. Afspraken Startgesprek na twee werkweken met leerling, werkbegeleider en opleidingsadviseur. Datum:…………………..
Tijd:………………..
Afspraken maken tav begeleiding, werkplan, planning en vervolgafspraken. Notitie kennismakingsgesprek Er wordt een inwerkschema gemaakt voor de eerste week. Dit houdt niet in dat je na afloop volledig ingezet wordt. Het doel is, dat je met het multidisciplinaire team en de leefgroep van PPS P1 hebt kennisgemaakt en dat je een eerste indruk hebt van het reilen en zeilen op PPS P1. Als stagiaire wordt je overgeplant. Als leerling draai je verantwoordelijke diensten afhankelijk van je leerproces. Het is handig om al vrij snel een planning klaar te hebben van wat je op PPS P1 wilt behalen. Daarnaast moeten er 3 evaluaties gepland worden. - De eerste na ongeveer 3 weken n.a.v. de introductieperiode: je maakt daarover een verslag. Daarnaast presenteer je je werkplan aan het sociotherapeutisch team (vooraf aan alle leden). - De tweede is de tussenevaluatie ergens in het midden van je stage. Deze evaluatie bereid je voor middels een verslag en ook weer de leerpunten waaraan gewerkt gaat worden voor de tijd daarna. - De derde is de eindevaluatie. Dezelfde werkwijze zoals hierboven beschreven. De evaluaties doen we altijd tijdens het werkoverleg van sociotherapie. De evaluaties vinden in het sociotherapeutisch team plaats. Dit is misschien anders dan je gewend bent. Wij spreiden hiermee de verantwoordelijkheid die we hebben voor het leerproces van onze stagiaires en leerlingen. We vinden namelijk dat een deel van de beoordeling gedaan moet worden door het hele team. Jan Willem en je stagegeleidster bepalen uiteindelijk de definitieve beoordeling.
14
7.
Kwaliteitscriteria voor de zorg
Competenties sociotherapie Groepsgerichte relatiehantering Het hanteren van kennis en vaardigheden om richting en sturing te geven aan groepen. Aanpassingsvermogen Blijft goed functioneren onder veranderende omstandigheden. Is in staat in te spelen op nieuwe situaties en omstandigheden. Is hierbij desnoods bereid en in staat om oorspronkelijke doelen/afspraken los te laten en deze te verantwoorden. Stressbestendigheid Effectief blijven presteren onder tijdsdruk, bij tegenslag of teleurstelling. Kunnen omgaan met onzekerheden en onverwachte situaties. Inlevingsvermogen Toont zich merkbaar bewust van belangen, gevoelens e.d. van andere mensen. Algemene competenties van de PPS: Kwaliteitsgericht Hoge eisen stellen aan de kwaliteit van de eigen en andermans werk; voortdurend verbeteringen nastreven. Resultaatgericht Op basis van vastgesteld beleid heldere doelen stellen. Deze doelen als leidraad voor eigen handelen nemen, en gericht zijn op het halen van de doelstellingen. Klantgericht Onderzoeken van de wensen en behoeften van de klant en laten zien vanuit dat perspectief te denken en handelen. Flexibiliteit Blijft goed functioneren als weerstand, problemen of onverwachte situaties ontstaan, weet te reflecteren op eigen drijfveren en mindsets in veranderende omstandigheden Samenwerken Actieve bijdrage leveren aan een gezamenlijk resultaat en een goede sfeer binnen het team. Sociale en communicatieve vaardigheden Formuleert in voor de doelgroep begrijpelijke taal, maakt effectief gebruik van woord, gebaar en hulpmiddelen. Omgevingsbewustzijn Laten blijken goed geïnformeerd te zijn over ontwikkelingen en omgevingsfactoren; deze kennis benutten voor de eigen rol of voor de organisatie.
15
Kern/ doel van de functie sociotherapeut Leveren van een bijdrage aan de algemene diagnose en het opzetten en uitvoeren van sociotherapie aan individuele cliënten en groepen cliënten. Behandelen en begeleiden en waarnodig verzorgen van cliënten volgen sociotherapeutische principes. Plaats in de organisatie • F. ontvangt leiding van het teammanagement • F. werkt samen met andere disciplines vanuit een multidisciplinair team. Werkt daarnaast in een sociotherapeutisch team samen met andere sociotherapeuten • F. wordt vertegenwoordigd in de vakgroep verpleging, waarin 2 sociotherapeuten van de P.P.S. participeren • F. begeleidt en geeft functionele richtlijnen aan leerlingen en stagiaires Contacten Uit de gestelde taken vloeien contacten voort met: • Cliënten (individueel en in groepen) en familie • Clustermanagement • Leden behandelteam • Teammanagement • Dienstdoend arts • De vakgroep verpleging • Vakgenoten binnen en buiten de instelling • Opleidingsfunctionarissen (praktijkbegeleiders) • Ondersteunende diensten en faciliteiten Hoofdtaken en uitwerking in activiteiten: 2a Taken m.b.t. beleid • F. levert middels deelname aan behandelteams een bijdrage aan het behandelbeleid • F. levert middels deelname aan overleg een bijdrage aan het afdelings-, en clusterbeleid • F. kan proces eigenaar zijn van een beleidsonderwerp • F. levert een bijdrage aan de ontwikkeling binnen de discipline en de profilering van het van, zowel binnen als buiten de instelling 2b Taken m.b.t. beheer • Verzorgt de eigen administratie • Verzorgt de rapportage van individuele en groepen cliënten • Bewaakt de verzorging en aankleding van de leefomgeving • Coördineert verschillende activiteiten rondom de cliënt 2c Taken m.b.t. productie • F. onderzoekt en beschrijft de sociale omgeving van de cliënt en rapporteert in het behandelteam ter vorming en completering van de diagnose en het behandelplan. • F. ondersteunt cliënten bij het bespreken van materiële en immateriële problemen. • F. begeleidt de cliënten in het verbeteren van sociale omgang binnen de afdeling en creëert een sociaal oefenveld waarbinnen het mogelijk is voor cliënten hiermee te experimenteren. • F. creëert een afdelingsklimaat waarbinnen cliënten kunnen leren • F. verleent crisisinterventie en verleent intensieve zorg m.b.t. de separeer
16
• • • •
• • • •
F. verleent op afroep crisishulp m.b.t. andere clusters F. stelt zich op de hoogte van relevante ontwikkelingen in het vakgebied F. verricht binnen de sociotherapie zelfstandig diverse therapeutische activiteiten, individueel en in groepsverband (gespreksgroepen, (assertiviteits)-trainingen, thematische groepen, evaluatiegesprekken, etc. F. is belast met het sociotherapeutisch observeren, diagnosticeren, het stellen een sociotherapeutische indicatie, het maken en uitvoeren van sociotherapeutische behandelplannen en de evaluatie hiervan. Hierbij richt F. zich naar en beïnvloedt tevens het algemeen vastgestelde behandelplan. F. rapporteert in het multidisciplinaire behandelteam. F. kan taken verrichten in het kader van planbegeleiderschap. F. stelt zelfstandig trainingen en module op, voert deze uit en evalueert ze. F. werkt volgen de regels en veiligheidsvoorschriften in het kader van de Arbowet
Bevoegdheden • F. is bevoegd alle maatregelen te treffen en informatie in te winnen, benodigd voor het juist uivoeren van de gestelde taken en passend binnen de voor het cluster vastgestelde kaders. Functie-eisen, vaardigheden en verantwoordelijkheden Kennis • Op HBO-niveau (verpleegkundige opleiding en/of een SPH opleiding • Van specifieke kenmerken van de doelgroep en daarbij behorende behandel- cq. Begeleidingsaspecten • Omtrent het werken met groepen • Van de werkwijze van de organisatie • Van ontwikkelingen op het eigen vakgebied • Van aanverwante therapieën, methoden en technieken • Psychiatrische ziektebeelden, behandeltheorieën Zelfstandigheid • Zelfstandigheid van werken is vereist binnen kaders van algemeen beleid en binnen kader van het behandelplan. Er worden eisen gesteld aan het vermogen om behandeldoelstelling te vertalen naar activiteiten op het gebied van sociotherapie. Terugval is mogelijk op teammanagement, behandelteamleden of dienstdoens arts Sociale vaardigheden • Sociale vaardigheden zoals tact, invoelingsvermogen, motiveren, onderhandelen, stimuleren, grenzen kunnen stellen en overredingskracht zijn nodig bij het aangaan van een constructieve werkrelatie met cliënten en het werken in een multidisciplinair team. • Het samenwerken in teamverband (binnen de sociotherapeutische discipline en multidisciplinair) vraagt om flexibiliteit, assertiviteit, introspectief vermogen
Risico’s verantwoordelijkheden en invloed • Bij het uitvoeren van de functie bestaat de kans op toebrengen van immateriële schade aan 17
•
cliënt en organisatie F. is verantwoordelijk voor een op de behoeft van de cliënt afgestemde sociotherapie door middel van : een bijdrag aan anamnese en diagnose, observaties, uitvoering van de behandeling, rapportage en afstemming in het multidisciplinaire team
Uitdrukkingsvaardigheden • Eisen worden gesteld aan mondelinge en schriftelijke en non-verbale uitdrukkingsvaardigheden zowel in cliënt contact als binnen het sociotherapeutisch team en het multidisciplinair team vanwege de verscheidenheid aan taken en contacten als ook ten behoeve van het houden van presentaties Bewegingsvaardigheden • Het kunnen bedienen van een computer • Uitvoeren van verpleegtechnische handelingen (voor sociotherapeuten met een verpleegkundig diploma) Oplettendheid • Oplettendheid is vereist bij het tegelijkertijd observeren van individuele cliënten en het toezien op de veiligheid en het groepsproces Overige • Volharding en doorzettingsvermogen, verdraagzaamheid • Systematisch kunnen werken • Integriteit en betrouwbaarheid • Vermogen tot reflectie • Analytisch vermogen • Representatief Inconveniënten Psychische belasting kan optreden door confrontatie met lijden en leed van cliënten en door mogelijk agressief gedrag van cliënten (verbaal en non-verbaal)
18