Met Andere Woorden Kwartaalblad over bijbelvertalen
31ste jaargang september 2012
Themanummer Psalmen
De compositie van het boek Psalmen
H.W.M. van Grol
Van psalmtekst naar lied, van vertaling naar berijming
R.A. Bosch
Interview met Huub Oosterhuis
J. van Dorp en M.E. Verburg
De Psalmen volgens Lloyd Haft
G. Siertsema
Drie psalmen in gewone taal
P.J. Booij
[12]3
Met Andere Woorden
Met Andere Woorden wordt gratis toegezonden aan hen die
Kwartaalblad over bijbelvertalen
geïnteresseerd zijn in het vertalen van de Bijbel en de geschiedenis
31ste jaargang nr. 3, september 2012, themanummer Psalmen
daarvan. Bijdragen ter bestrijding van de onkosten van dit blad kunnen gestort worden op bankrekeningnummer 26 63 80 808 van het
uitgave
redactie
adviesraad
Nederlands Bijbelgenootschap in samenwerking met
Nederlands Bijbelgenootschap te Haarlem, onder vermelding van
het Vlaams Bijbelgenootschap
‘gift Met Andere Woorden’.
Dr. A.J. van den Berg (hoofdredacteur), drs. A.M. Bol-Drieënhuizen
Adreswijzigingen kunt u doorgeven door de adresband van dit
(eindredacteur), dr. R. Buitenwerf, dr. J. van Dorp, dr. M.J. de Jong,
nummer te voorzien van het juiste adres en deze retour te zenden
drs. C. Verheul en prof.dr. L.J. de Vries
aan het Nederlands Bijbelgenootschap.
Prof.dr. Th.A.J.M. Janssen, dr. J.C. van Loon,
Voorbehoud:
dr. E. van Staalduine-Sulman
De redactie wijst erop dat de mening die uit de artikelen spreekt niet overeen hoeft te komen met de mening van de redactie.
kopijredactie
Drs. M.J.C. Hamers Artikelen voor Met Andere Woorden kunt u zenden aan het Y. Zwart
redactiesecretariaat, Y. Zwart, tel. 023 - 514 61 51, e-mail:
t
023-514 61 51
[email protected] of Postbus 620, 2003 RP Haarlem.
e
[email protected]
De redactie behoudt zich het recht voor artikelen te weigeren of (na
p
Postbus 620, 2003 RP Haarlem
overleg met de auteur) te wijzigen of in te korten.
A.E. Haverman
Het Nederlands Bijbelgenootschap (NBG) is een vereniging zonder
redactiesecretariaat
beeldredactie
winstoogmerk. Voor de realisering van zijn taken is het NBG ontwerp
HSTotaal Communicatie & Design, Haarlem
aangewezen op de financiële steun van zijn leden, giftgevers en relaties. Het NBG ontvangt geen subsidie van de overheid.
0pmaak en druk
De Groot Drukkerij bv, Goudriaan
Doelstelling van het NBG is ervoor te zorgen dat de Bijbel zo veel
ISSN 0168-18969
mogelijk mensen bereikt en aanspreekt. U kunt het werk van het NBG in binnen- en buitenland
foto omslag
Lika Tov, Psalm 93.
steunen door uw lidmaatschap of door het geven van een gift
Foto: NBG/Sandra Haverman
op bankrekeningnummer 26 63 80 808 van het Nederlands Bijbelgenootschap te Haarlem, onder vermelding van ‘gift NBG’. Meer informatie vindt u op www.bijbelgenootschap.nl.
Inhoud Themanummer Psalmen
3
De compositie van het boek Psalmen Harm van Grol
4
Van psalmtekst naar lied, van vertaling naar berijming Roel Bosch
15
Dichter bij mensen Psalmvertalingen van 1961 tot 2011 Interview met Huub Oosterhuis Jaap van Dorp en Marja Verburg
28
De Psalmen volgens Lloyd Haft Bettine Siertsema
40
Drie psalmen: denken, schuld belijden en danken in gewone taal Peter Booij
50
Me t Andere Wo orden [ 31] 3
273841_MAW-biwerk_3-2012.indd 1
1
23-08-12 09:05
2
Me t Andere Wo orden [ 31] 3
273841_MAW-biwerk_3-2012.indd 2
23-08-12 09:05
Themanummer Psalmen Voor 2012-2013 heeft het Nederlands Bijbelgenootschap de Psalmen tot onderwerp van de bijbelcampagne Wijs met de Bijbel gekozen. Bij activiteiten als de bijbelzondag en de bijbelquiz zijn de Psalmen het uitgangspunt, en de internetcursus www.meeroverdebijbel.nl wordt met materiaal over de Psalmen uitgebreid. Ook dit nummer van Met Andere Woorden is geheel aan de Psalmen gewijd. Het is een gevarieerd nummer, waarin verschillende aspecten van het bijbelboek Psalmen aan bod komen, tot en met het bewerken ervan in gedichten en berijmde psalmen. Harm van Grol bespreekt de compositie van het bijbelboek Psalmen, die in recent bijbelwetenschappelijk onderzoek veel aandacht krijgt. Hij stelt ook de vraag wat een beter inzicht in de samenhang van de Psalmen kan betekenen voor de vertaling ervan. In het artikel van Roel Bosch staat de relatie tussen de vertaling en de berijming van de Psalmen centraal, met name bij de berijming van Psalm 29 en 84. Van Huub Oosterhuis is onlangs een nieuw boek verschenen, 150 psalmen vrij. In een interview legt hij uit wat precies zijn bedoeling is geweest met deze bewerking van het bijbelboek Psalmen. Bettine Siertsema schrijft over Lloyd Haft, die alle 150 psalmen bewerkte tot nieuwe psalmen, tot religieuze gedichten over de Ziende. Ten slotte gaat ook het artikel in de reeks over de Bijbel in Gewone Taal over de Psalmen. Peter Booij laat zien hoe gewone taal tot eenvoudige, krachtige poëtische teksten kan leiden. Het nummer is rijk geïllustreerd met afbeeldingen uit oude bijbeluitgaven en met modern beeldmateriaal.
Me t Andere Wo orden [ 31] 3
273841_MAW-biwerk_3-2012.indd 3
3
23-08-12 09:05
p Davids Psalmen, Amsterdam 1683. Foto: NBG/Sandra Haverman
4
Me t Andere Wo orden [ 31] 3
273841_MAW-biwerk_3-2012.indd 4
23-08-12 09:05
De compositie van het boek Psalmen Harm van Grol Het boek Psalmen staat van oudsher bekend als een collectie van 150 verschillende psalmen. Op die manier hebben de psalmen een plaats in de kerkelijke liturgieën, en op die manier werden ze bestudeerd. Toch blijkt het niet om een toevallige collectie te gaan. Het boek Psalmen bevat duidelijk trekken van een doordachte compositie. In het recente psalmenonderzoek wordt daar volop aandacht aan geschonken. In deze bijdrage wordt de lezer bijgepraat over de stand van zaken op dit nieuwe terrein van onderzoek. Bovendien wordt een eerste verkenning geboden ten aanzien van de vraag hoe een vertaling die het boek Psalmen als geheel als uitgangspunt neemt, er uit zou kunnen zien. Fragmenten van fragmenten
We kennen het boek Psalmen als een liedbundel, in berijmde vorm of voorzien van keerverzen. 150 psalmen, waaruit men voor de liturgie een keuze kan maken. Aan protestantse kant bestaat de gewoonte niet de hele psalm te zingen, maar die verzen die passen in het perspectief van de prediking. We kennen het boek Psalmen in fragmenten van fragmenten – los van die enkele psalm die we kunnen dromen. Alleen in de beschouwende kloosters komen in de getijden alle psalmen in hun geheel aan bod, maar zelfs daar volgt men niet de compositie van het boek, maar wordt de volgorde van de psalmen bepaald door de monastieke liturgie en theologie. Ook bijbelwetenschappers kenden het boek Psalmen niet als boek. Tot voor kort bestudeerden zij de psalmen elk afzonderlijk. Een commentaar op het boek Psalmen begon doorgaans met een uiteenzetting van de diverse psalmgenres – de klaagpsalm, de dankpsalm, het vertrouwenslied, de hymne, het koningslied, de Sionshymne, enzovoort – en de psalmen werden veelal op genre gegroepeerd. Het genreonderzoek van Hermann Gunkel (1862-1932) was een kleine eeuw geleden een openbaring. In het spoor van zijn belangrijke werk over het bijbelboek Psalmen (Die Psalmen, 1926) begon men de oorspronkelijk liturgische achtergrond van de psalmen te zien en ontdekte men dat de psalmen geen Me t Andere Wo orden [ 31] 3
273841_MAW-biwerk_3-2012.indd 5
5
23-08-12 09:05
persoonlijke ontboezemingen waren, maar liederen met een stereotiepe taal, gecomponeerd voor duidelijk omschreven doelen. Psalmen functioneerden in bepaalde rituelen en werden gezongen tijdens bepaalde feesten. In dit type onderzoek ging en gaat de interesse uit naar de afzonderlijke psalmen en niet naar het boek. Dat ligt ook wel erg voor de hand. Het boek Psalmen is een bundel van 150 psalmen en biedt geen doorlopende tekst. Elke psalm is een gesloten compositie. Veel psalmen zijn voorzien van een opschrift: ‘Een psalm van David’, ‘Voor de koorleider. Een psalm van David’, ‘Voor de koorleider. Bij snarenspel. Van David’. Soms doet het opschrift denken aan de typering van een genre: ‘Gebed van een ongelukkige die dreigt te bezwijken en zijn klacht uitstort voor de HEER’ (Psalm 102). Een andere keer verplaatst het opschrift ons naar een scène uit het leven van David: ‘Een psalm van David, op de vlucht voor zijn zoon Absalom’ (Psalm 3). Lofliederen worden vaak ingekaderd door de hymnische formule ‘Halleluja!’ (bijvoorbeeld Psalm 146-150). Deze opschriften en kaderformules begrenzen de afzonderlijke psalmen en isoleren ze van elkaar. Het boek als compositie
Sinds een jaar of twintig stellen bijbelwetenschappers de vraag of deze 150 losse psalmen in de huidige volgorde iets met elkaar van doen hebben, terwijl het toch afgeronde composities van heel diverse genres zijn. Het onderzoek is nog pril. In het vertaalwerk voor De Nieuwe Bijbelvertaling (NBV) hebben we al wel systematisch de vraag gesteld hoe elke psalm verbonden is met de nabuurpsalmen, maar konden we er meestal geen antwoord op geven. Sinds kort is er een commentaar dat zich niet alleen richt op de psalmen, maar ook op het boek als compositie (‘Psalmenexegese und Psalterexegese’), geschreven door Frank-Lothar Hossfeld en Erich Zenger. In deze bijdrage bespreken we enkele aspecten van de compositie van het boek Psalmen. We kiezen daarbij voor een synchroon, literair perspectief om antwoorden te vinden op de vraag: hoe is het boek Psalmen opgebouwd? Een diachroon, historisch perspectief en redactiekritische vragen (wie hebben het boek die opbouw gegeven en wanneer?) zouden ons te ver voeren. Het boek Psalmen is verdeeld in vijf boeken en onze eerste vraag zal zijn wat het eigen karakter is van elk boek. Vervolgens kijken we naar Psalm 1 en 2. Deze twee psalmen vormen een inleiding op het hele boek en we mogen ons afvragen wat die introductie ons te zeggen heeft. Ten slotte stellen we de vraag wat de mogelijkheden en de grenzen zijn van een vertaling die de psalmen in hun samenhang recht doet. 6
Me t Andere Wo orden [ 31] 3
273841_MAW-biwerk_3-2012.indd 6
23-08-12 09:05
Vijf boeken
Het boek Psalmen is verdeeld in vijf boeken, Psalm 1-41, 42-72, 73-89, 90-106 en 107-150. De eerste vier boeken worden elk afgesloten door een zegenspreuk, volgens een vaste formule. Eerst baroech JHWH, ‘gezegend zij JHWH’, dan het tijdsperspectief ‘tot in eeuwigheid’ en ten slotte de bekrachtiging ‘Amen’. Zo eindigt het eerste boek met Psalm 41:14: Geprezen zij de HEER, de God van Israël, van eeuwigheid tot eeuwigheid. Amen, amen. De boeken volgen de geschiedenis van Israël: koning David, de ondergang van het koninkrijk, het herstel en de jongste tijd (tot omstreeks 200 voor Christus). De interesse van de redacteuren ging natuurlijk niet uit naar de geschiedenis als zodanig, maar was gericht op thema’s die voor henzelf en hun geloof van belang waren. De eerste twee boeken zijn gewijd aan David, zijn vervolging en overwinning, zijn schuld en boete. Het tweede boek eindigt met Psalm 72, een psalm in majeur, waarin David zijn visioen van de toekomstige regering van zijn zoon Salomo uitschrijft. Niet voor niets staat er ‘Hier eindigen de gebeden van David, de zoon van Isaï’ (vers 20). Dit is zijn hoop en verlangen. Zo bezien had het opschrift van de psalm niet vertaald moeten worden met ‘Van Salomo’, zoals gebruikelijk, maar met ‘Over Salomo’. De redacteur zal dit niet letterlijk genomen hebben, maar hierin zijn messiaanse verlangen herkend hebben: ‘Over de Vredebrenger’. De psalm is terecht voorzien van een lange en uitbundige zegenspreuk: Geprezen zij God, de HEER, de God van Israël. Hij doet wonderen, hij alleen. 19 Geprezen zij zijn luisterrijke naam, voor eeuwig. Moge zijn luister heel de aarde vervullen. Amen, amen! 18
De koningentijd loopt uit op de val van Jeruzalem en het einde van het koningshuis van David in 586 voor Christus. Het derde boek eindigt daarmee in Psalm 89 en sluit af in mineur, heel anders dan het tweede boek. De zegenspreuk is beperkt tot het meest noodzakelijke (Psalm 89:53):
Me t Andere Wo orden [ 31] 3
273841_MAW-biwerk_3-2012.indd 7
7
23-08-12 09:05
Geprezen zij de HEER in eeuwigheid. Amen, amen. Het boek bevat heftige psalmen over verwerping en verwoesting. God heeft zich van zijn volk afgekeerd. Het herstel na verwoesting en ballingschap is aan de orde in het vierde boek. De smeekbeden in Psalm 90:13-17 en Psalm 106:47 spreken boekdelen: ‘Geef ons vreugde, vergoed de dagen dat u ons kwelde, / de jaren dat wij ellende doorstonden’ en ‘Red ons, HEER, onze God, / breng ons bijeen uit de andere volken.’ Zie ook het verlangen in Psalm 102:13-23. De lange tijd zonder zichtbaar herstel wordt verwoord als een herinnering aan de tocht door de woestijn (Psalm 95:8-11): Veertig jaar voelde ik weerzin tegen hen. Ik zei: ‘Het is een stuurloos volk dat mijn wegen niet wil kennen.’ 11 En ik zwoer in mijn woede: ‘Nooit gaan zij mijn rustplaats binnen!’ 10
Dit boek eindigt met een zegenspreuk in Psalm 106:48: Geprezen zij de HEER, de God van Israël van eeuwigheid tot eeuwigheid. Laat het hele volk antwoorden: ‘Amen!’ We zien hier dat de spreuk een liturgische formule is, waarin een voorganger spreekt en het volk antwoordt met ‘Amen!’ Maar de goede lezer zal ook willen weten waarom dat laatste nu pas wordt gezegd en niet al in de voorgaande zegenspreuken. In het spreken van het volk wordt zichtbaar dat de aandacht verschuift van de koning naar het volk. Niet meer de ene dienaar van God moet de toekomst dragen, maar de vele dienaren samen. Vergelijk de dienaar in vers 4 van Psalm 89 (het einde van het derde boek) met de dienaren in vers 51. Het vierde boek begint vervolgens met de gemeenschap: ‘wij, uw dienaren’ (Psalm 90:13, 16). Het vijfde en laatste boek begint met teksten van verlossing (zoals Psalm 107 en het Pesach-Hallel – de lofliederen voor Pesach, met de uittocht uit Egypte, Psalm 113-118), bezingt de Wet (Psalm 119) en de tempel (Psalm 120-134), en eindigt met psalmen over de definitieve verlossing (zoals Psalm 144 en 149). Dit boek wordt niet afgesloten met een zegenspreuk, maar met vijf lofpsal8
Me t Andere Wo orden [ 31] 3
273841_MAW-biwerk_3-2012.indd 8
23-08-12 09:05
men. Psalm 146-150 sluiten niet alleen het boek af, maar ook de tijd waarin wij leven (zie de volgende paragraaf). De tijd waarin wij leven
Het boek Psalmen is voorzien van een inleiding, Psalm 1-2. Dit psalmenpaar begint en eindigt met een zaligspreking. Psalm 1 is in zijn geheel een zaligspreking en Psalm 2 eindigt ermee: ‘Gelukkig wie schuilen bij hem.’ Deze zaligsprekingen typeren een bepaalde geloofshouding en spiritualiteit, en dat is ook het doel van deze inleiding op het boek Psalmen. Deze inleiding spreekt niet over de grote thema’s van het boek Psalmen, maar typeert de ideale lezer van dit boek. Hij vindt zijn vreugde in een leven naar de Wet en zoekt zijn toevlucht bij God. De ideale lezer is trouw aan de Tora. Dat is geen bijzaak maar een manier van leven. Zo te leven is een keuze die in al je activiteiten doorspeelt en je leven dag en nacht bepaalt. Zo’n leven draagt vrucht en een mens die daarvoor kiest, is een rechtvaardige. Deze Tora-spiritualiteit vinden we ook terug in Psalm 19 en 119, maar Psalm 1 draagt als inleiding uit dat het boek Psalmen het gebedenboek is voor mensen die hun leven zo inrichten. De zaligspreking in Psalm 2, ‘Gelukkig wie schuilen bij hem’, is slechts ten dele ideaal en is vooral bittere noodzaak. De lezers, laat de inleiding weten, bevinden zich in een bedreigende wereld. De volken en naties van de wereld zijn in opstand gekomen tegen God en zijn koning in Sion. God lijkt de situatie – die levensbedreigend is voor Israël – onder controle te hebben, maar nergens in de psalm slaat hij of zijn koning de opstand ook werkelijk neer. De dreiging van de volken zal het leven van de lezers tot nader orde kenmerken. Zo past het dat de lezers hun toevlucht zoeken bij God. De lezer die zich afvraagt wanneer de dreiging van de volken nu eindelijk wordt bezworen, moet constateren dat God de opstand pas in Psalm 149 neerslaat. Die psalm bezingt de definitieve bevrijding en sluit de tijd waarin wij leven af. Het zal duidelijk zijn dat de psalm vooruitloopt op de werkelijkheid! Psalm 2 spreekt over het begin van de opstand: De koningen van de aarde komen in verzet, de wereldmachten spannen samen tegen de HEER en zijn gezalfde: 3 ‘Wij moeten hun juk afwerpen, ons van hun boeien bevrijden.’ 2
Me t Andere Wo orden [ 31] 3
273841_MAW-biwerk_3-2012.indd 9
9
23-08-12 09:05
Psalm 149 stelt wat God uiteindelijk doet: De volken laten boeten, de naties bestraffen, 8 hun koningen in boeien slaan, hun leiders met ketenen binden. 7
In beide psalmen staat naast de woorden ‘volken’, ‘naties’ en ‘koningen’ ook het woord ‘boeien’. In het Hebreeuws staat op beide plaatsen een ander woord. Ideaal gezien passen hier dus ook twee verschillende Nederlandse woorden, maar het is de vraag of er aanvaardbare alternatieven zijn voor het woord ‘boeien’. Woorden als ‘banden’ en ‘touwen’, zoals we die vinden in de Statenvertaling (SV) en in de NBG-vertaling 1951 (NBG 1951), passen beslist niet in de context. Hoe dan ook, de vertaling met hetzelfde Nederlandse woord markeert de speciale band tussen deze twee psalmen. Als de tweede en de voorlaatste psalm corresponderen, geldt dat dan ook voor de eerste en de laatste? In zekere zin delen zij inderdaad in dezelfde radicale wisseling van perspectief. Als er eindelijk sprake is van wereldvrede, kan iedereen God loven. ‘Alles wat adem heeft, loof de HEER,’ zegt het laatste vers van het boek Psalmen. Zo wordt het leven naar de Wet – de speciale gave van God aan Israël, zoals Psalm 147:19-20 nog eens bevestigt – aangevuld met universele lof, zodat iedereen deelt in het koor. Wat te vertalen, psalm of psalter?
De NBV wil de tekst als geheel vertalen. Ze oriënteert zich niet op de woorden, de zinnen of de volzinnen, maar op de tekst als geheel. Ze vertaalt niet woord voor woord, maar psalm voor psalm. Dit is een groot voordeel, want telkens, bij elke psalm, staat voorop dat de vertaling in al haar aspecten de coherentie van de psalm moet laten zien. Voor zover dit lukt, levert deze manier van vertalen krachtige, onverdeelde teksten op. Met de compositie van het Psalter is in de NBV nog maar zeer ten dele rekening gehouden. Nergens is overwogen dat niet elke psalm afzonderlijk, maar juist het boek Psalmen ‘de tekst als geheel’ is. Natuurlijk hebben we aandacht gegeven aan opvallende citaten en verbindingen, maar dit raakt niet aan wat mogelijk of noodzakelijk zou zijn geweest indien we het Psalter zelf als uitgangspunt voor de vertaling hadden genomen. Ik betoog niet dat we dit alles ook hadden moeten doen. Het onderzoek was eind jaren negentig nog niet ver genoeg. En ook nu moeten we naar mijn schatting nog wel een jaar of twintig wachten voordat vertalers beslagen ten 10
Me t Andere Wo orden [ 31] 3
273841_MAW-biwerk_3-2012.indd 10
23-08-12 09:05
ijs kunnen komen indien ze werkelijk willen rekenen met het boek als geheel. Laten we direct een belangrijk misverstand uit de weg ruimen: Zouden we dan niet juist concordant of idiolect moeten vertalen om optimaal recht te doen aan het boek Psalmen? Nee, dus. Dat moeten we niet willen, want daarmee zouden we terugvallen in een wijze van vertalen die de NBV nu juist achter zich gelaten heeft, en veelal met succes: het woord voor woord vertalen. Wat we aan de ene kant zouden winnen – woordverbanden tussen psalmen – zouden we aan de andere kant verliezen – coherente, krachtige psalmen. We kunnen pas verder als we niet alleen weten welke dwarsverbanden er bestaan tussen psalmen, maar ook beseffen welke belangrijk zijn voor de structuur en de voortgang van het boek. Oftewel, welke woordverbanden we beslist moeten bewaren in de vertaling of moeten compenseren indien ze niet te handhaven zijn. Wat moeten we ons voorstellen bij een vertaling die recht doet aan psalm en psalter tegelijk? We zouden kunnen beginnen met het markeren van de structuur. De NBG 1951 gaf de vijf boeken met tussenkopjes aan: ‘ HET TWEEDE BOEK: PSALM 42-72’ enzovoort. In de NBV zijn alle kopjes die niet in de Hebreeuwse tekst staan, zoals ‘Bede om berusting’ (Psalm 39), weggelaten. Daarbij zijn ook de bedoelde tussenkopjes gesneuveld, terwijl ze toch geen extra, al dan niet dubieuze, interpretatie bieden, maar slechts markeren waar de gewone lezer overheen leest. Vervolgens zouden we de opschriften, de kaderverzen en de vier zegenspreuken niet alleen van de tekst van de psalmen moeten scheiden met een witregel, zoals al in de NBG 1951, maar ook nog moeten markeren door een andere stijl van het lettertype – italics is voldoende. Zo zou duidelijk zijn dat ze niet bij de tekst zelf horen, en zouden ze als markeringen van de structuur beter opvallen. Op woordniveau is van alles mogelijk. We hebben al twee voorbeelden gezien. Dat het opschrift van Psalm 72 ‘Over Salomo’ luidt en niet ‘Van Salomo’ (NBV) of ‘Voor Salomo’ (SV), blijkt pas uit het onderzoek naar de compositie van het boek. De traditie kan soms helpen: ‘In Salomonem’ volgens de Vulgata, ‘Op Salomon’ in de vertaling van J.H. Drehmanns (Het boek der psalmen, 1895). Het tweede voorbeeld betrof Psalm 2 en 149. In de NBV versterkt het woord ‘boeien’ de band tussen beide psalmen. Dit soort versterkingen behoort tot de mogelijkheden en wenselijkheden van een psaltervertaling. En er zijn meer voorbeelden te geven. Psalm 148:14 bevat een in de context merkwaardige verhaalvorm. De Septuaginta kiest hier al voor een andere lezing en vertaalt een toekomende tijd. Een enkele vertaling, zoals die van Ida Gerhardt en Marie van der Zeyde, vertaalt een tegenwoordige tijd. Zo ook Me t Andere Wo orden [ 31] 3
273841_MAW-biwerk_3-2012.indd 11
11
23-08-12 09:05
p Psalm 94, uit: De kleine print-bybel […], Amsterdam 1736. Foto: NBG/Sandra Haverman
12
Me t Andere Wo orden [ 31] 3
273841_MAW-biwerk_3-2012.indd 12
23-08-12 09:05
de NBV: ‘Hij verhoogt het aanzien van zijn volk.’ Indien we Psalm 148 lezen vanuit Psalm 147, moeten we anders vertalen. Psalm 147 prijst God als (her)bouwer van Jeruzalem en verzamelaar van de ballingen (verzen 1-3), als degene die Sion vrede, nageslacht en welvaart geeft (verzen 12-14), en als gever van de Wet (verzen 19-20): Hij maakt zijn woorden aan Jakob bekend, zijn wetten en voorschriften aan Israël. 20 Met geen ander volk heeft hij zich zo verbonden, met zijn wetten zijn zij niet vertrouwd. 19
Psalm 148 spreekt over roem en aanzien van het volk en zal daarmee verwijzen naar het geven van de Wet in Psalm 147. Dus is een voltooide tijd geboden in Psalm 148:14: Hij heeft het aanzien van zijn volk verhoogd, de roem van al wie hem trouw zijn, het volk van Israël, dat hem nabij is. De vijf boeken van de Psalmen bestaan gelukkig uit allerlei kleinere bundeltjes. De vertalers zouden zich ten minste als doel kunnen stellen de interne samenhang van elk bundeltje zo sterk mogelijk weer te geven. Ik denk dan aan de vijf hymnen aan het slot van het boek (Psalm 146-150), het bundeltje psalmen ‘Van David’ daar vlak voor (Psalm 138-145), de pelgrimsliederen (Psalm 120-134), de Pesach-hymnen (Psalm 113-118), enzovoort. Telkens gaat het dan om de vraag hoe de psalmen in zo’n bundeltje bijeenhoren, wat ze bindt en welke gedachteontwikkeling men erin kan bespeuren. Zonder interpretatie kunnen we hier niet vertalen, zoals altijd trouwens! Lastiger is het om de langeafstandsverbanden te ontdekken en te waarderen. De opschriften van het bundeltje psalmen van David (Psalm 138-145) zijn herhalingen van oudere opschriften uit de eerste twee psalmboeken (Psalm 1-72). Dat van Psalm 142 is bijzonder: ‘Een kunstig lied van David, een gebed toen hij in de spelonk was.’ De frase ‘toen hij was in …’ refereert aan het opschrift van Psalm 63, de plaatsbepaling ‘in de spelonk’ aan dat van Psalm 57, terwijl ‘een gebed’ verwijst naar dat van Psalm 102. Het is de vraag of iemand het ooit zal ontdekken en er zin in zal vinden, tenzij de bijbelwetenschapper.
Me t Andere Wo orden [ 31] 3
273841_MAW-biwerk_3-2012.indd 13
13
23-08-12 09:05
Conclusie
Een vertaling waarin de samenhang tussen de psalmen mee mag spreken, bestaat nog niet, maar ligt zeker in het verschiet. Ongericht concordant vertalen is niet de oplossing. Gedegen wetenschappelijk onderzoek is geboden, zodat we weten waar de wezenlijke verbanden liggen. Wat mag dan zichtbaar worden? Allereerst de vijfdelige structuur van het boek, vervolgens de samenhang tussen psalmen die in de compositie thematisch met elkaar verbonden zijn, zoals Psalm 2 en 149, en ten slotte de coherentie van de psalmen binnen de kleinere bundeltjes van het boek.
Geraadpleegde literatuur F.-L. Hossfeld en E. Zenger, Psalmen 51-100 (HThKAT), Freiburg im Breisgau 2000 en idem, Psalmen 101-150 (HThKAT), Freiburg im Breisgau 2008. Hun voorlopige commentaar op de eerste vijftig psalmen is elders gepubliceerd: Psalmen 1-50 (NEchtBAT 29), Würzburg 1993. E. Zenger (ed.), The Composition of the Book of Psalms (BETL 238), Leuven 2010. Deze bundel lezingen geeft met artikelen over alle delen van het boek Psalmen en met uitgebreide literatuuroverzichten een goed beeld van het huidige onderzoek en zijn resultaten.
Dr. H.W.M. van Grol is werkzaam als universitair docent Oude Testament aan de Tilburg School of Catholic Theology van de Universiteit Tilburg. Hij maakte deel uit van het vertaalteam van de Psalmen voor De Nieuwe Bijbelvertaling, samen met Alfons Jaakke en Tom van Deel, en was binnen het team verantwoordelijk voor de taalkundige en literaire analyses.
14
Me t Andere Wo orden [ 31] 3
273841_MAW-biwerk_3-2012.indd 14
23-08-12 09:05
Van psalmtekst naar lied, van vertaling naar berijming Roel Bosch Loopt er een lijn van de vertaling van het bijbelboek Psalmen naar de berijming die in de kerk gezongen wordt? In deze bijdrage onderzoeken we de relatie tussen bijbelvertaling en psalmberijming. Drie berijmingen staan centraal. De eerste zijn die van 1773, ontstaan in de traditie van de Statenvertaling (SV), en die van 1967, gemaakt in de jaren waarin de NBG-vertaling 1951 (NBG 1951) terrein veroverde. Daarnaast leggen we enkele berijmingen die in de Gereformeerde Kerken Vrijgemaakt (GKV) fungeren. Het gaat hier om psalmen waarvan men daar meende dat de berijming van 1967 onder de bijbelse maat was. Maar voor we die vergelijking kunnen maken, moeten we eerst zien wat er gebeurt wanneer mensen van nu de psalmen uit het oude boek willen zingen. In welke vorm ook, alle psalmgezang is aan bepaalde wetten onderworpen.1 Calvijn en de psalmen
Grote aandacht en eerbied voor het bijbelboek Psalmen typeren de kerken van calvinistische signatuur. De aandacht gaat zo ver, dat in eerste instantie vrijwel niets anders dan psalmen en bijbelse liederen gezongen werden.2 Calvijn meende dat de gemeente in het psalmboek alles kon vinden wat nodig was om te zingen. Alleen over de vorm brak hij zich het hoofd. Onberijmd zingen zou in een grote gemeente niet gaan; en hij piekerde er niet over om de zang alleen een koor in de mond te leggen. Zo begon hij zelf met het schrijven van ‘chansons’, strofische teksten waarin per strofe een gelijke melodie gevolgd kon worden. Zijn eigen schrijfsels keurde hij echter af. Vervolgens gaf hij goede dichters de opdracht de teksten te schrijven. Voor de melodie baseerden vakkundige musici zich op de muziek van zijn tijd, met de acht verschillende psalmtonen.3 De leerlingen van Calvijn namen deze wijze van het zingen van de psalmen mee door heel Europa. In Nederland adopteerde men, anders dan bijvoorbeeld in Schotland, ook de Geneefse melodieën. Om het mogelijk te maken Me t Andere Wo orden [ 31] 3
273841_MAW-biwerk_3-2012.indd 15
15
23-08-12 09:05
p Het boek der Psalmen, Amsterdam 1773. Foto: NBG/Sandra Haverman
16
Me t Andere Wo orden [ 31] 3
273841_MAW-biwerk_3-2012.indd 16
23-08-12 09:05
dat in vluchtelingengemeenten tweetalig gezongen kon worden, zorgde men ervoor dat de Franstalige en de Nederlandstalige versie van de berijmde psalm evenveel strofen hadden. Tot de berijming van 1967 hielden alle berijmingen daar rekening mee. Berijming: vorm met beperkingen
Een berijming is een kunstvorm met beperkingen! Wie eenmaal kiest voor een stramien zit daar vanaf vers 1 tot aan het slot aan vast: het aantal regels en lettergrepen, het rijmschema, het muzikaal karakter; in principe wijzigt dat niet halverwege. Een schema dat in het Frans prachtig loopt, levert in het Nederlands direct problemen op. Neem nu Psalm 23, een in Nederland weinig populaire psalm4 : Dieu mon berger me conduit et me garde. [lang kort kort lang lang kort kort kort kort lang lang] Martinus Nijhoff, die voor de berijming van 1967 zeven psalmen dichtte als voorbeeld voor de groep jonge dichters die het werk moest gaan klaren, maakte er het volgende van: Ik wil van God als van mijn herder spreken. De Statenberijming van 1773, in de volksmond ook ‘Oude Berijming’ genoemd, deed het zo: De God des heils wil mij ten herder wezen. Het ritme sluit vele wegen af: een letterlijk citaat – uit welke bijbelvertaling dan ook – is onmogelijk. Kán het eigenlijk wel, psalmen vanuit de vrije versvormen in het Hebreeuws in de strakke korsetten van strofische berijmingen dwingen? Binnen de kerken die hechten aan de gezongen psalmen, worden steeds weer pogingen gedaan om vrijere versvormen te kiezen. In Nederland kunnen we denken aan de Psalmen voor Nu.5 In Schotland heeft met name John Bell, de theoloog en musicus die de Ionabeweging een muzikaal gezicht geeft, vele psalmen een nieuwe vorm geschonken.6 Andere vormen: meer mogelijkheden?
Natuurlijk kunnen psalmen ook onberijmd gezongen worden. Daar bestaan vele vormen voor. In recente Nederlandstalige liedboeken binnen de RoomsMe t Andere Wo orden [ 31] 3
273841_MAW-biwerk_3-2012.indd 17
17
23-08-12 09:05
Katholieke Kerk vinden we de belangrijkste psalmen in een vorm, waarbij alle aanwezigen het refrein zingen, terwijl een voorzanger of klein koor de onberijmde verzen zingt. Meestal klinkt dan echter niet de hele psalm: bij Psalm 84 is ‘De ijver voor uw huis zal mij verteren’ de antifoon; de verzen 5, 6 en 8 worden dan nog door de voorzanger gezongen. Hier bepaalt de functie de vorm: op deze manier kan deze psalm in de mis als antwoordpsalm fungeren, de verbinding tussen de eerste en de tweede lezing.7 De héle psalm onberijmd zingen kan ook: in kloosters gebeurt het dagelijks, tot wel zeven à acht keer per dag. In de Regel van Benedictus, de basis voor de meeste kloosterlijke psalmenschema’s, krijgen psalmen elk hun eigen uur van de dag. Psalm 91, 4 en 134 klinken dagelijks bij het laatste psalmgebed, de completen; zo worden het psalmen voor het slapen gaan. De bedevaartliederen klinken in de sext en noon, rond de middag, en worden zo tot liederen voor de werktijd. De moeilijkere en donkerdere psalmen klinken ’s nachts – wanneer we moeten worstelen met de duisternis. Het tijdstip van zingen kleurt zo het verstaan van de tekst. In de traditie van de Anglicaanse kerk klinken de psalmen bij Matins en Evensong. In kleine kerken worden ze hardop gelezen, vaak in beurtspraak. Maar bekender is de vorm van de grote kerken, waar ze gezongen worden door een koor. Het lijkt simpel: de tekst op noten gezet, in de vorm van de chant, met een herhaalde toonformule. Psalmenminnende Nederlanders, juist ook uit de reformatorische kerken, hebben vaak cd’s met deze psalmen in huis. ‘Puur de Schrift!’ Maar tegelijk zit er ook heel veel interpretatie in. Meerstemmige en eenstemmige delen wisselen elkaar af, en in dynamiek, tempo en klankkleur gebeurt veel. Psalm 84 in de versie van Parry laat de mus en de zwaluw licht fladderen, plaatst de voeten stevig op de weg, en als de pelgrims samen optrekken, doen ze dat eenstemmig, eenparig. Toe-eigening
Wie de psalmen voor de zang gereed wil maken, doet dat altijd vanuit een bepaalde achtergrond. De oude tekst, ooit gezongen op een manier die niet meer te reconstrueren is, zal gaan klinken in een nieuwe context. Degene die ze daar plaatst, geeft daarmee een eigen verhouding tot de psalm weer: Psalm 23 verandert van karakter bij een uitvaart, rond de eucharistie, of als antwoordzang bij een lezing uit Jeremia 16. Een dichter die de psalm geroerd heeft horen lezen bij de begrafenis van een geliefde, neemt die ‘roering’ mee in het werken met de tekst. Dit verschijnsel overstijgt het individuele niveau: een psalm die in de geloofsgemeenschap van waaruit de dichter werkt een bepaalde functie heeft, zal deze ook meekrijgen in de gezongen vorm. 18
Me t Andere Wo orden [ 31] 3
273841_MAW-biwerk_3-2012.indd 18
23-08-12 09:05
Dát te onderkennen helpt bij het beoordelen van versies van gezongen psalmen, berijmd en onberijmd. Ik gebruik hiervoor het woord ‘toe-eigening’. De ‘toe-eigening van het heil’ is een term uit de theologie, vaak in een beperkte zin gebruikt. Het gaat er dan om dat een gelovige niet alleen de waarheid van het geloof rationeel belijdt, maar zich ook in hart en ziel daardoor aangesproken weet: het is hem of haar eigen geworden. In de vorm waarin ik het hier gebruik, gaat het meer om het algemene verschijnsel dat een mens geraakt en meegenomen wordt door tekst, beelden of muziek van een ander. Er gaat iets meeklinken, resoneren, er wordt een beroep gedaan op een diepere laag. Dat gebeurt bij bekende psalmen op een andere manier dan bij onbekende. We zullen dat zien, wanneer we twee psalmen tegen het licht houden. Psalm 84
Een van de meest bekende en geliefde psalmen is het lied over de liefde voor de tempel van God, Psalm 84. In de gelezen vorm is de tekst al eeuwen geliefd en bekend. Liedboeken die slechts een beperkt aantal psalmen opnamen, in welke vorm dan ook, kozen steeds ook voor dit lied. Het is dan ook logisch dat deze psalm uit de Bijbel bij velen bekend zal zijn. Zo ook in de vele generaties die leefden met de SV. Oude formuleringen roepen direct weer een bekend gevoel op: ‘Hoe liefelijk zijn uw woningen, o HEERE der heirscharen’, in de NBG 1951 identiek vertaald (‘heirscharen’ werd ‘heerscharen’). In de berijmingen van 1773 en 1967 konden de berijmers niet om de eerste woorden heen: Hoe lief’lijk, hoe vol heilgenot, O HEER’ der legerscharen God, Zijn mij uw huis en tempelzangen. In de berijming van 1967: Hoe lieflijk, hoe goed is mij, HEER, het huis waar Gij uw naam en eer hebt laten wonen bij de mensen. Ook Hasper handhaaft in de versie die in het Gereformeerd Kerkboek terechtkwam het sleutelwoord: Hoe lieflijk is uw huis, o HEER! O God, U weet hoe ik begeer bij U te wonen in uw hoven. Me t Andere Wo orden [ 31] 3
273841_MAW-biwerk_3-2012.indd 19
19
23-08-12 09:05
Minstens zo boeiend als het vasthouden aan de geijkte taal is de uitbreiding in de berijming van 1773: terwijl de psalm niet rept van zingen, klinken hier de ‘huis- en tempelzangen’. Fantasie van de berijmers? Dan wel een uitstekend gerichte fantasie. Door te zingen over zingen komt de tekst nog dichterbij. Míjn zingen van dit vers gaat zo meeklinken in het koor waar deze ‘psalm van David’ ooit mee begon, een duidelijk voorbeeld van toe-eigening! 8 Een volgend kernvers is de uiterst specifieke beeldspraak met de mus en de zwaluw: ‘Zelfs vindt de mus een huis,’ zo zeggen zowel de SV als de NBG 1951; in de berijmingen van 1773 en van Hasper komt die eerste regel ongeschonden aan de kop van strofe 2 te staan, het metrum past in de melodie. Terwijl het ‘kunstig nest’ (1773) niet in de tekst stond, vinden we wel weer de moerbeibomen terug; in de NBG 1951 ruimen die het veld voor de balsemstruiken. De berijmingen van Hasper en 1967 laten dat detail weg: ‘het dorre dal’ is wel genoeg. Een laatste kernwoord is de uitdrukking: ‘van kracht tot kracht’. Natuurlijk is deze hebraïserende vertaling ook anders weer te geven: ‘vol kracht’, of ‘steeds krachtiger’ zoals in De Nieuwe Bijbelvertaling (NBV). Toch houden alle drie de berijmingen zich hier aan deze woorden: zó kennen onze mensen de psalm, zó is hun taal gevormd. Daarom klinkt het ook in de berijming van 1967: ‘Van kracht tot kracht gaan zij steeds voort.’ Bij deze bekende en geliefde psalm kunnen we constateren dat in de berijming bekende woorden uit de vertaling opduiken, als kleine vlaggetjes. Ze geven herkenning en maken het mogelijk dat zangers zich de tekst eigen maken. Vertaling en berijming in dezelfde context versterken elkaar in het gebruik. Psalm 29
Een van de minder bekende psalmen is Psalm 29. Het is, naar zijn bijbelse tekst, een lied waar ‘ik’, de lezer, niet in voor hoeft te komen. Zeven maal klinkt de stem van de Eeuwige. In donder en bliksem, bij herten en bomen, op het water, enzovoort. De originele tekst geeft soms vertaalmoeilijkheden die het vergelijken van berijmingen lastig maken. Baren de geiten in Psalm 29:9 of scheuren de bomen? De problemen beginnen direct al met de eerste regel. Benee ’elim, ‘kinderen van God’ of ‘kinderen van de goden’ – wat moeten we daarmee? De SV kiest voor ‘gij kinderen der machtigen’. Aansluitend berijmt de berijming van 1773: ‘Aardse machten …’ De NBG 1951 slaat een andere weg in en denkt aan de vergadering der goden, bekend uit andere psalmen: ‘Hemelingen …’ In die lijn dicht ook de vrijgemaakt-gereformeerde predikant Hoekstra de berijming 20
Me t Andere Wo orden [ 31] 3
273841_MAW-biwerk_3-2012.indd 20
23-08-12 09:05
p Psalm 128, zo gedrukt dat men tegenover elkaar zittend kon zingen, uit: De CL. Psalmen […] Davids […] overgeset door Petrum Dathenum […], Middelburg z.j. Foto: NBG/Sandra Haverman
die gebruikers van het Gereformeerd Kerkboek zingen: ‘Hemelingen, buigt u neer.’9 Twee geheel tegengestelde meningen, dus. De berijming van 1967 laat op dit punt een conflict zien. In de verslagen van de vergaderingen lezen we dat Barnard, die met Van der Molen de eerste versie van een berijming maakte, een heftige aanvaring had met professor Gispen.10 Deze voegde zich namens de Gereformeerde Kerken in Nederland (GKN) als adviseur bij de psalmencommissie, net toen Psalm 29 aan de orde was. ‘Goden’, had Barnard in de eerste regel opgenomen. Gispen was het daar hartgrondig mee oneens. Uiteindelijk besloot de redactie om tot een algemeen besluit te komen. Daar waar de interpretatie van een psalmvers twee opties toestaat, verdient een berijming de voorkeur die beide opties ook daadwerkelijk openlaat. Zo kwam het in de berijming te staan: ‘Gij die hoog verheven zijt …’ Feestdos en eenhoorn
Nog op enkele andere punten loont het berijming met vertaling te vergelijken. De NBG 1951 koos ervoor vers 2 zo te vertalen: ‘buigt u neder voor de HERE in heilige feestdos.’ Die feestdos ontbreekt, zowel in de SV als in bijvoorbeeld de NBV. Ook de berijming van 1967 verwijst er niet naar. Alleen de versie in Me t Andere Wo orden [ 31] 3
273841_MAW-biwerk_3-2012.indd 21
21
23-08-12 09:05
het Gereformeerd Kerkboek betrekt het woord erbij: ‘dient Hem in uw feestgewaden.’ Als we zien naar de wens een gezongen psalm mogelijkheden tot toe-eigening te bieden, dan is dit een eerste aanknopingspunt in de tekst. Hier komen de zangers, in feestgewaad (of tegenwoordig: het zondagse pak) in beeld. Barnard houdt zich aan de meest gebruikelijke lezing, en laat de NBG 1951 links liggen. Op zijn beurt laat hij nu juist wel de SV klinken, daar waar de berijming van 1773 zich ervan had afgewend. In vers 6 staat een bijzonder beeld: ‘Ende hy doetse huppelen als een calf; den Libanon, ende Sirion, als een jonck eenhoorn.’ De berijmers van 1773 wisten wel beter: eenhoorns bestaan niet!11 Vandaar: Bergen voelen sidderingen, Daar z’ als wilde stieren springen. Ook in de Herziene Statenvertaling is de eenhoorn verdwenen: nu huppelt daar een jonge, wilde os – is de vertaling naar de berijming toegebogen? Maar Barnard is niet bang voor een beetje mythische taal. Juist het onbekende, dat wat in een mensenhart niet opkwam, kan toch de weg voor God banen? En zo knipoogt hij: Bergen als gehoornde dieren springen op om God te vieren. Nee, toegegeven, de eenhoorn wordt niet bij name genoemd. Maar als hij zich meldt, kan hij zó meedoen! Psalm 29: toe-eigening
Een zeer specifieke bewoording van het effect van de stem van God vinden we in Psalm 29:7 in de versie van de SV: ‘De stemme des HEEREN houwter vlammen vyers uyt’ (1637), of in de herziene versie: ‘De stem van de HEERE hakt vurige vlammen uit de wolken.’ Dat ‘uithouwen’ komt terug in zowel de berijmingen van 1773 als in die van 1967. Alleen, waar houwt die stem het vuur dan uit? De aanvulling ‘uit de wolken’ klinkt logisch, als verwijzing naar bliksem. Maar het kan ook anders: ’s HEEREN stem verbaast natuur, Houwt uit bergen vlammend vuur,
22
Me t Andere Wo orden [ 31] 3
273841_MAW-biwerk_3-2012.indd 22
23-08-12 09:05
zo dichten de dominees in Den Haag. Misschien denken zij wel aan vulkanen? Barnard, naar hij zelf zegt een onhandige pastor – maar toch een pastor – zet hier opeens een heel andere deur open: Uit het hart der duisternis, uit de nacht van het gemis, houwt des HEREN stem het licht. Deze beide bewerkingen van het origineel geven weer hoe verschillend de gerichtheid op de praktijk zich uit. In de berijming van 1773 komt ‘de natuur’ ter sprake. Een nieuw begrip, niet in de psalm zelf te vinden, maar een actueel en geliefd onderwerp in de theologie van die tijd. Generatiegenoot dominee J.F. Martinet uit Zutphen had in zijn Catechismus der Natuur (met prachtige platen!) een stap gezet naar de verbinding van het goddelijk geheim met de wetten van de natuur.12 In een psalm als deze mag daar wel even naar verwezen worden! Barnard daarentegen verwijst naar de dagelijkse ervaring van de mens die moet leven met een gemis. Hier, in dit vierde vers voor het eerst, komt de zanger, of toch minstens een bekende van de zanger, om de hoek kijken. Heel bescheiden, in de nacht – maar des te feller zal dat licht waarvan de psalm zingt, schijnen. De clou, de uiteindelijke toepassing en toe-eigening, komt aan het slot. In de SV klinkt daar de oproep God te loven in zijn tempel. De NBG 1951 heeft daar paleis. Hoekstra, meestal trouw aan de NBG 1951, vindt dat paleis toch te seculier: Maar in zijn verheven woning zal een ieder aan de Koning lof en heerlijkheid bewijzen. De berijming van 1773 maakt er een hele vertoning van: Maar hij, die op God vertrouwt, Buigt zich veilig, Hem ter eer, Juichend in Zijn tempel neer. Buigen en juichen zijn nieuw, maar, veel belangrijker nog: ook het vertrouwen. In deze psalm, waarin geen ‘ik’ voorkomt, zingt zich nu toch een relationeel woord naar binnen. Zo eindigt de psalm ook, met een geheel vrij en zelf verzonnen versdeel, door Jakobs kroost te noemen: Me t Andere Wo orden [ 31] 3
273841_MAW-biwerk_3-2012.indd 23
23
23-08-12 09:05
Looft (…) Hem, die Jakobs heilig kroost Zeeg’nen zal met vreed’ en troost. Hoekstra laat Jakobs kroost achterwege, dat stond niet in de brontekst. Maar ook hij voegt een eigen interpolatie toe: het volk moet zelf wel bidden om de zegen … Want de HERE is almachtig, maakt zijn volk zijn gunst deelachtig. Hij schenkt kracht en op hun bede zegent Hij zijn volk met vrede. Hoe doet Barnard dat? Ook hij bewaart het meest bijzondere voor het laatst. In vers 5 zingen we: Tot in ’t diepste van het bos maakt zijn stem de stammen los, plant de echo van het woord zich in dood en leven voort. Zeker de laatste twee regels kennen geen bron in de bijbeltekst; maar ze geven tegelijk toch klank aan die stem, die zevenvoudig in de psalm klinkt. Heeft een stem dan geen echo? Voor Barnard gaat het niet (zoals bij de berijmingen van 1773 en bij Hoekstra) om het geloof, het vertrouwen, de vroomheid en het gebed van de mens, maar om Gods Woord dat geschiedenis maakt. Als mentor van de psalmberijmers had, naast Nijhoff, Miskotte op het team ingepraat. In een gedachte als deze herkennen we hem. Maar nog eens klinkt een echo van hem. Een van zijn lievelingswoorden (grondeloos, bodemloos) vinden we terug in strofe 6: Boven ’t bodemloos geweld heeft de HEER zijn troon gesteld. Hij die zetelt op de vloed, Koning zal Hij zijn voorgoed. Levenskracht zal Hij ons geven, ja, zijn volk zal Hij doen leven. Overvloedig deelt Hij mede voorspoed en geluk en vrede.
24
Me t Andere Wo orden [ 31] 3
273841_MAW-biwerk_3-2012.indd 24
23-08-12 09:05
Nee, het woordje ‘bodemloos’ komt net zo min in de psalm voor als het woordje ‘ons’. Maar een psalm berijmen zonder er zelf in betrokken te raken: dat is rijmen. De echte dichters gaan zelf in het lied binnen. Een half leven later, in 2003, blikt Barnard terug op deze psalmberijming. Hij zou nu veel meer aandacht hebben voor het feit dat de psalm in de synagoge een sabbatspsalm is: dán wordt hij gezongen. O, Barnard vindt het nog steeds ‘best een mooi gedicht’. Maar elke berijmde vorm schiet tekort. Die zevenvoudige stem, als de zeven dagen van de schepping, ‘díe zou de zangvorm moeten bepalen, met een krachtige inzet en een echte apotheose. Het laatste woord van de psalm is sjaloom. Daar moet het heen.’ Het bijbelse lezen van de jaren 1950, met Miskotte, evolueerde tot een liturgisch lezen; de toe-eigening verschuift, de zangvorm dus ook. De beste berijming verliest het van een goede vertaling.13 Conclusie
Psalmberijmers zullen, als dat zo uitkomt, een woord of zinsnede uit een vertaling overnemen, zeker wanneer de woorden ingang hebben gevonden in het collectief bewustzijn van de geloofsgemeenschap waar ze deel van uitmaken.14 Maar andere elementen zijn veel essentiëler voor de dichter die een psalm berijmt: naast exegese en eisen van vorm en toon is dat toch vooral de kans om in de tekst de zanger mee te nemen in het oude lied. In een goede berijming zal de dichter zich laten kennen en tegelijk toch ook ruimte bieden voor zangers met een andere achtergrond. Zo neemt de berijmer in de dialoog tussen de oude tekst en de huidige hoorder/zanger een eigen, waardevolle plaats in.
Noten 1
Met dank aan de projectcantorij van de NoorderLichtkerk en cantor Rienk Bakker; de vreugde waarmee we Psalm 29 zongen, keert terug in dit artikel.
2
Loflied van Maria, Loflied van Zacharias, Loflied van Simeon en ‘enige’ andere gezangen. Of dat er negen, negentien of 29 waren, en welke, dat verschilt per tijdperk en per kerkgenootschap.
3
Nog steeds wordt soms, ten onrechte, verteld dat hij liedjes van de straat koos. Vroege protestanten in de Nederlanden zongen hun ‘Souterliedekens’ (Souter = Psalter) wel op wereldse wijzen. Maar daar staken kerkelijke vergaderingen snel een stokje voor: psalmen moeten immers met respect en een zekere statigheid gezongen kunnen worden.
4
Veel vaker worden de versies van Vondel en Ten Kate gezongen, resp. D’Almachtige is mijn herder en geleide en De Heer is mijn herder (Gezang 13 en 14, Liedboek voor de Kerken).
5
Psalmen voor Nu, een project dat in 2002 gestart is, publiceerde op cd en in boekvorm inmiddels acht keer dertien psalmen. Me t Andere Wo orden [ 31] 3
273841_MAW-biwerk_3-2012.indd 25
25
23-08-12 09:05
6
Acht daarvan zijn vertaald en opgenomen in: Nederlandse Ionagroep, Opstaan! – meer liederen uit Iona en Glasgow en de rest van de wereld, Kampen 2008.
7 8
Gezangen voor Liturgie, Baarn 1996, Psalm 84. J. van Iperen, Kerkelijke historie van het psalmgezang der christenen (twee delen), Amsterdam 1777 en 1778, 2, 151-156. De oorspronkelijke tekst was van Voet, maar alle regels in alle verzen werden door de commissie ingrijpend herzien. Hier, noch elders, verwijst de commentator naar de SV. Wel verwijst hij naar andere argumenten voor woordkeus. Aardig is dat de commissie-Voets het vierlettergrepige woord ‘heierscharen’ afwijst, omdat het in streken van het land waar men de ‘H’ niet duidelijk uitspreekt, tot een ‘misselijk denkbeeld’ kan leiden. Degene die dit noteerde, Josua van Iperen, was dominee in Veere. Het tweede van de formele criteria waaraan de commissie zich diende te houden was: ‘Welke Beryminge naast kome aan de nieuwe Staaten Overzettinge, behoudens de wetten van Taal- en Dichtkunst’, Van Iperen, 1, 367.
9
G.A. Hoekstra (1912-1971) studeerde in Kampen, was predikant in de GKN, sinds 1944 GKV, en maakte de kerkelijke conflicten van 1944 en 1967 aan den lijve mee. Onder het pseudoniem Musicophiel schreef hij voor het lijfblad van de GKV, De Reformatie, over muziek. Met dank aan Peter Sneep.
10 In de bewerking van de notulen, Psalmberijming 1967. Geschiedenis van het ontstaan (H. Schroten, typoscript) vinden we veel details, maar missen we er ook vele. Zo ontbreekt de eerste tekst die Barnard en Van der Molen maakten. De berijming staat officieel nog steeds op naam van beiden, maar aan de voortgaande ontstaansweg van de tekst merken we dat Barnard als enige betrokken bleef; het eindresultaat leek nog maar betrekkelijk weinig op de eerste proeve die de beide heren samen maakten. Passim, register op Psalm 29. Gispen (1900-1986) was in deze tijd oudtestamenticus aan de VU. 11
R.A. Bosch, En nooit meer oude Psalmen zingen. Zingend geloven in een nieuwe tijd 1760-1810, Zoetermeer 1996, 101, 102, over de weerzin tegen de mythologische beelden. Zo wordt Leviatan, dood op de oever, in Psalm 74 van de berijming van 1773 direct gekoppeld aan de soldaten van Farao, zonder dat de psalmtekst zelf daarover spreekt. Zie ook R.A. Bosch, ‘De eredienst als strijdperk van Verlichting. De psalmberijming van 1773’ in: E.G.E. van der Wal en L. Wessels, Een veelzijdige verstandhouding. Religie en Verlichting in Nederland 1650-1850, Nijmegen 2007, 209-226.
12
Biografisch Lexicon voor de Geschiedenis van het Protestantisme in Nederland, 1, 163v.
13
W. Barnard, Tegen David aan praten. Gepeins bij psalmen, Zoetermeer-Kapellen 2003, 116-118.
14
Nog altijd het mooiste voorbeeld: Psalm 23. Nijhoff voegt daar ‘het nachtmaal der genade’ in, een avondmaalsassociatie pur sang. Het kán niet; maar het maakt de tekst wel direct tot een aansprekend lied. Het is veelzeggend dat geen van Nijhoffs psalmen in het Gereformeerd Kerkboek is opgenomen. De GKV koos voor een zoveel mogelijk ‘neutrale’ berijming, maar is daar, blijkens de voorbeelden in dit artikel, toch ook weer niet in geslaagd.
26
Me t Andere Wo orden [ 31] 3
273841_MAW-biwerk_3-2012.indd 26
23-08-12 09:05
Dr. R.A. Bosch is predikant van de NoorderLicht-gemeente (PKN) te Zeist. Hij is kerk- en liturgiehistoricus, publiceerde onder andere over de psalmberijmingen van 1773 en 1806 en de Evangelische Gezangen van 1806. Hij is tevens lid van de redactie van het nieuwe Liedboek, met als speciaal aandachtsgebied psalmen en bijbelse kantieken.
Me t Andere Wo orden [ 31] 3
273841_MAW-biwerk_3-2012.indd 27
27
23-08-12 09:05
p Andreas Berg, Psalm 8. Foto: NBG/Sandra Haverman
28
Me t Andere Wo orden [ 31] 3
273841_MAW-biwerk_3-2012.indd 28
23-08-12 09:05
Dichter bij mensen Psalmvertalingen van 1961 tot 2011 Interview met Huub Oosterhuis
Jaap van Dorp en Marja Verburg In het najaar van 2011 verscheen een nieuw boek van Huub Oosterhuis, 150 psalmen vrij. Het boek biedt een Nederlandse bewerking van alle psalmen in de Hebreeuwse Bijbel. Maar het woord vrij in de titel wijst er al op dat het niet zomaar om een vertaling van het boek Psalmen gaat. ‘Al jaren had ik het gevoel dat ik dit moest doen, omdat die eerste vijftig psalmvertalingen uit 1967 nog te veel in kerktaal zijn geschreven,’ zegt Huub Oosterhuis tijdens het interview dat we met hem hebben in De Nieuwe Liefde aan de Da Costakade in Amsterdam. Vijftig psalmen
Toen duidelijk werd dat het tweede Vaticaanse concilie (1962-1965) zou besluiten dat de volkstaal in de liturgie moest worden ingevoerd, begon een groep theologen en dichters met een nieuwe vertaling van het boek Psalmen. Tot die groep behoorden naast Huub Oosterhuis ook Gerard Wijdeveld, Gabriël Smit, Tom Naastepad, Michel van der Plas, Pius Drijvers en Han Renckens. De eerste psalm die zij vertaalden, was Psalm 8. De vertaling daarvan was een moeizaam proces, dat maanden duurde. Om vlotter te kunnen werken, gingen Oosterhuis en Van der Plas samen verder. Ze kregen daarbij exegetische steun van Drijvers en Renckens. Met Renckens hadden ze eerst een exegetische bespreking van een psalm. Daarna leverde Drijvers een basisvertaling. Van iedere psalm werden vervolgens zo veel mogelijk Nederlandse vertalingen bestudeerd, ook die van Marnix van Sint Aldegonde en van Vondel. Ten slotte maakten Oosterhuis en Van der Plas de definitieve tekst. Zo is tussen 1961 en 1967 de bundel Vijftig psalmen tot stand gekomen. Deze vijftig waren gekozen op bruikbaarheid in de liturgie, in allerlei type diensten, maar vooral ook in de eucharistieviering. Al bij het vertalen van een psalm letten Oosterhuis en Van der Plas op de zingbaarheid van de tekst. Bernard Me t Andere Wo orden [ 31] 3
273841_MAW-biwerk_3-2012.indd 29
29
23-08-12 09:05
Huijbers werd ingeschakeld, en hij maakte er voortvarend melodieën bij. Bijvoorbeeld bij Psalm 126 (‘Als God ons thuisbrengt’) en bij Psalm 8 (‘Heer onze Heer, hoe machtig is uw naam’). De Katholieke Bijbelstichting (KBS) raakte door goede recensies van Kees Fens in het vertaalproject geïnteresseerd en wilde de psalmen opnemen in de nieuwe vertaling van het Oude Testament. Er werd druk gelegd op Oosterhuis, Van der Plas, Drijvers en Renckens om de overige honderd psalmen snel te vertalen. Maar Oosterhuis kwam daar door zijn drukke werkzaamheden niet aan toe. Hij kende Ida Gerhardt, kende haar vertaling in wording, en bracht de KBS met haar in contact. Vervolgens zijn de psalmen van Ida Gerhardt en Marie van der Zeyde in de Willibrordeditie van 1975 opgenomen. Daardoor was er eigenlijk geen aanleiding meer voor Oosterhuis en Van der Plas om verder te werken aan de vertaling van de overige honderd psalmen. Andere aanpak
In 1971 kwam Oosterhuis in contact met rabbijn Yehuda Aschkenasy en hij besloot bij hem te gaan ‘lernen’. ‘Het was voor mij een crisistijd, ik moest opnieuw bedenken hoe ik verder moest. Ik begon de Brechtliederen te bestuderen, las veel Vondelvertalingen, en ik liep iedere dinsdag met Aschkenasy mee aan de Katholieke Theologische Hogeschool aan de Keizersgracht. Aan het eind van mijn “lern”-tijd bij Aschkenasy dacht ik: Ik wil een psalm vertalen, één die we hebben overgeslagen bij de Vijftig psalmen, omdat ik die niet begreep: Psalm 14. “De dwaas zegt in zijn hart: Er is geen God.” Ik dacht altijd dat die dwaas een of andere gesjochten filosoof was. Maar Ashkenasy legde mij uit wat dat betekent, wie die dwaas eigenlijk is. En wat dat betekent, dat je dat in je hart zegt: Er is geen God. Toen zei ik tegen hem: “Ik wil als afstudeerstuk een bewerking maken van Psalm 14, en dan moet jij die doorlichten op de oorspronkelijke bedoeling van de psalm. Ik wil weten of ik hem begrepen heb.” Zo is die Psalm 14 ontstaan. Het is een strijdlied geworden: Niksers, leeghoofden, goden zijn het, levende doden die zeggen: jouw god is geen god Deze Psalm 14 wordt ook wel de “Chili-psalm” genoemd. We waren in 1972 erg met Chili bezig, met het experiment van Allende. Dit was de eerste psalm die ik na de Vijftig psalmen maakte. Nu staat die in de bundel 150 psalmen vrij.’ 30
Me t Andere Wo orden [ 31] 3
273841_MAW-biwerk_3-2012.indd 30
23-08-12 09:05
Psalm 14 was in 1972 eigenlijk het begin van een heel nieuwe aanpak. Die hield in dat Oosterhuis het grote bijbelse verhaal in de psalmen probeerde te ontdekken. De meeste psalmen zijn liederen van de armen, de opgejaagden, de ontrechten. Hij wilde scherper de stem van het engagement, van de solidariteit in de psalmen laten horen. Naar zijn mening wordt die in een heleboel vertalingen wegvertaald. Hij vond dat er een psalmvertaling moest komen die de dingen scherper benoemde, zoals in Psalm 14. ‘Maar het was niet zo van: ik ga ermee verder, ik ga ervoor zitten en dan vertaal ik er een stuk of twintig. Nee, ik vond de psalmen soms moeilijk in te bedden in de geloofsvisie die wij tastend op het spoor waren. Ik vond ze af en toe ook vreselijk nationalistisch. Het werken aan de psalmen heeft lange tijd stilgelegen. Voor mijn gevoel heb ik de bewerking pas in de jaren negentig weer goed opgepakt. In 1994 vertaalde ik Psalm 82, en ik herkende daarin een aantal actuele politieke noties. We kregen toen een paars kabinet, daar was ik heel erg tegen. Daar begint ook mijn kennismaking en vriendschap met Jan Marijnissen, die toen in de Tweede Kamer kwam. Die had besef van wat het neoliberale vrijmarktsysteem zou bewerkstelligen, de mammon van onze dagen. Ik herkende toen ineens Psalm 82’: In de vergaderzaal der goden opgestaan oog in oog met de opperwezens staat Hij, die Ene en spreekt hoor zijn aanklacht: ‘Hoe lang nog het recht geloochend, Ploert en Schender begunstigd? Doe recht de minste, het weeskind, de arme, beroofde, vernederde. Red hen die geen verweer hebben, doe hen ontkomen aan de hand van de schenders.’ In diverse psalmen zien we het politieke engagement van Oosterhuis terugkomen. Een voorbeeld daarvan is ook een passage in zijn bewerking van Psalm 72: Me t Andere Wo orden [ 31] 3
273841_MAW-biwerk_3-2012.indd 31
31
23-08-12 09:05
Vrede de kopermijnen vrede de olievelden vrede de zwanenmeren vrede de regenwouden zou het worden godweet – vrede de naam van die koning, moge zijn koninkrijk bloeien, vrede voor jou en voor jou zou het worden en blijven mensen tot rust gekomen pleinen hemelse vrede, amen zou het, ja amen. Psalm 8
Een andere belangrijke aanleiding om het werk aan de psalmvertaling door te zetten, was het contact met prins Claus. Met hem heeft Oosterhuis veel over de psalmen gesproken. ‘Claus kwam uit de Duitse Lutherse kerk, waar het Oude Testament niet erg bekend was. Hij was erg geïnteresseerd in ons bijbelproject “De hele Bijbel gelezen en uitgelegd”. Ons plan was om vóór het jaar 2000 de hele Bijbel in een vertaling voor te lezen. In anderhalf jaar tijd deden we Genesis en Exodus. We zijn tot en met 2 Koningen gekomen. Er werd voorgelezen door bekende acteurs als Petra Laseur en Hans Croiset en vele anderen, met een klein ensemble van muzikanten eromheen. Dat waren mooie avonden, er kwamen in het begin driehonderd mensen op af. Later heb ik met prins Claus veel psalmen gelezen en besproken. Op een keer lazen we Psalm 8 uit de bundel Vijftig psalmen. “Heer onze Heer, hoe machtig is uw naam, allerwegen op aarde.” Toen ik dat had voorgelezen, zei hij: “Ja, ‘Heer onze Heer’, ‘machtig’, maar het blijft toch altijd: wie?” Dat vond ik mooi. Ik heb toen een bewerking van Psalm 8 gemaakt waarin de vraag “wie?” terugkomt. Die is nu in de nieuwe bundel opgenomen.’ Onbegonnen naam onnoembaar wie laag of hoog in welke aarde-uithoek wie?
32
Me t Andere Wo orden [ 31] 3
273841_MAW-biwerk_3-2012.indd 32
23-08-12 09:05
Hemel majesteitelijke mantel fonkelende myriaden – wie? Die uit de mond van kinderen een sterkte bouwt, een burcht van zangen waar zij hun schenders ontkomen, die. Accenten leggen
Oosterhuis maakte bij het bewerken van de psalmen een extra vertaalslag, zodat bepaalde aspecten in de tekst dichterbij komen. Hij vond dat hij die vrijheid mocht nemen. ‘De psalmen zijn er in allerlei vertalingen. Daar kom ik niet aan. Daarom heb ik op enkele plaatsen in 150 psalmen vrij een fragment laten afdrukken uit de Statenvertaling. Om duidelijk te maken dat ik in die traditie sta, ook al werk ik niet meer letterlijk vanuit het Hebreeuws. Soms raadpleeg ik de Septuaginta. Mijn grote gids is André Chouraqui. Zijn bijbelvertaling is van een groot meesterschap, die zit heel dicht bij de bron. Maar ik gebruik ook Buber en Oussoren en de NBV. En dan probeer ik om mijn tekst te schrijven in de geest van dat letterlijke, en de belangrijkste accenten en beelden van de oorspronkelijke tekst te behouden. Dat lukt niet altijd, dat geef ik toe. Dat leidt misschien ook niet altijd tot de dichtbijheid en de verstaanbaarheid die ik graag wil. Ik ben ervan overtuigd dat als je de psalmen nu aan mensen wilt aanreiken als troost en bemoediging, je een paar accenten heel duidelijk moet belichten. In Psalm 136 heb ik “Want eeuwig duurt zijn vriendschap (of: trouw)” weergegeven met: “Hij is vriend voor het leven.” Dat heb ik gekozen omdat dat een notie is die herkenbaar is.’ Godsbeeld
‘Vriendschap, ontferming, dat zijn de grote herkenningswoorden als het over God gaat in de psalmen. Niet die woedende God. In de derde strofe van Psalm 90 wordt een verschrikkelijk heftige God neergezet. In Vijftig psalmen vertaalden we nog: “Ja, door uw woede komen wij om (…) want gij herinnert u onze zonden.” Ik heb van Aschkenasy geleerd dat je die psalm in de context moet plaatsen van de Mozes-verhalen. Hoe God met Mozes omgaat, met name in Exodus 33 en 34, na het verhaal over het gouden kalf, waarin God zich als het ware laat bekeren. God wil het volk niet meer, maar Mozes krijgt hem om. Dan komt God met namen, die uitleg zijn van wat het betekent: “Ik-zal-zijn”, Me t Andere Wo orden [ 31] 3
273841_MAW-biwerk_3-2012.indd 33
33
23-08-12 09:05
Huub Oosterhuis. Foto: NBG/Sandra Haverman
“Ik-zal-er-zijn-die-ikben”. Erbarmend, genadig, lankmoedig, rijk aan liefde, rijk aan trouw. Dát. Dat is het hoofdaccent. In 150 psalmen vrij is Psalm 90 volkomen anders geworden. Er staat nu: “Gij laait, een verterend vuur / Gij houdt ons tegen uw licht / uw hartstocht is ons te machtig.” Ik denk dat het dat is. “Wij durven niet met u gaan, / Gij verblindt ons / temper uw Aanschijn.”’ ‘Ik ben me er goed van bewust dat ik hier ingrijp in een godsbeeld, het beeld van de woedende god. Maar we hebben zo veel ellende beleefd aan het verhaal over die woedende god. Dat verhaal is niet de diepste laag in de bijbelverhalen. In de Bijbel zelf is er al geworsteld met dat probleem. Ook dat heb ik van Yehuda Aschkenasy geleerd. Die heeft me gewezen op David Flusser, een orthodoxe rabbijnse hoogleraar in Jeruzalem. Hij heeft een paar geniale essays geschreven over de omkeer van de perceptie van het Oude Testament in het jodendom zelf. Hij lokaliseert dat bij Jezus ben Sirach, 180 jaar voor onze jaartelling. Hij wijst erop dat Jezus ben Sirach de vertaling van het liefdesgebod van Leviticus 19 (Heb je naaste lief als jezelf) op grond van de mogelijkheden 34
Me t Andere Wo orden [ 31] 3
273841_MAW-biwerk_3-2012.indd 34
23-08-12 09:05
van het Hebreeuws heeft hertaald tot: “Heb liefde tot de mens die naast je is, die een mens is zoals jij.” Het is dan groter, wijder. Daarmee wordt dat liefdesgebod tot een gebod van universele solidariteit, van trouw en erbarmen. Dat noemt Flusser “de beweging van de humane gevoeligheid”. Hij wijst erop hoe die beweging weer terechtgekomen is in de evangeliën van Lucas en Matteüs, over de Vader in de hemel die zijn zon laat opgaan over goede én kwade mensen. Het hij-zij denken is losgelaten. Dat zou een paar eeuwen eerder ondenkbaar zijn geweest. Flusser noemt dat de oudste spiritualiteit van Europa. Hij zegt: “In dat klimaat is Jezus onderwezen, en Paulus.”’ Psalm 21
Oosterhuis vertaalde altijd met de zekerheid dat er allerlei wetenschappelijk verantwoorde vertalingen bestaan; ieder kan kiezen wat hem of haar aanspreekt. Daardoor is er ook ruimte om te kiezen voor een andere invalshoek, voor iets nieuws. ‘Ik had vooral ménsen voor ogen: de radeloos afgevallen katholieken, die niet meer in die kerk konden. En ook een heleboel protestanten, die met de tale Kanaäns niet meer konden leven. De jongens die Maarten ’t Hart en Karel van het Reve hebben gelezen. Die denken dat God een sadistisch opperwezen is. Van Psalm 21 heb ik twee versies gemaakt. Ze staan beide in 150 psalmen vrij. De eerste versie is een tekst waarin het godsbeeld van Maarten ’t Hart voorkomt, het godsbeeld van bijna iedereen. God is daar volgens de oorspronkelijke tekst de god van een koning, een nationalistische god. Die oorlogspsalmen zijn wel te verklaren, in de context van het hele joodse bijbelse verhaal, de koningen en zo. Maar de vraag is: Wat kunnen wíj daarmee? Ik heb ze dus vertaald vanuit het gezichtspunt van “vriend voor het leven”. Dat is ook iets wat ik vanuit het jodendom geleerd heb: Als je niet meer weet hoe het moet met dat boek, dan moet je terug naar het Woord ten Geleide, naar Genesis 1. Daar staat: “God sprak: licht!” Daarmee is het begonnen, dat is dus de leidraad. Je moet lezen vanuit “licht”, en niet vanuit “bloed” of “zonde”. Dus als je het niet meer weet, moet je in de Bijbel terug naar het begin, in het bewustzijn dat het jodendom dat ook altijd gedaan heeft, en nog doet. Psalm 21 is voor mij een van de markantste in het hele psalmboek. Ik kon deze psalm niet overslaan. Maar ik verzet me er wel tegen, en ik heb er een andere tekst tegenin geschreven. Dat is Psalm 21 II geworden:
Me t Andere Wo orden [ 31] 3
273841_MAW-biwerk_3-2012.indd 35
35
23-08-12 09:05
Ik lees en herlees dit lied. Was dit de god onzer vaderen? Mijn god is het niet meer. Luister, mijn zoon en mijn dochter: zing dit liedje niet verder, leer het je kinderen niet. Als er een god is? Als er een god is, is het een ander. Een die niet komt verdelgen die geen vuurovens stookt maar zijn geliefden levend uit de vlammen bevrijdt. Niet van de machtigen is Hij de god maar van hun slaven en prooien. Tot mijn grote geluk heb ik Hem leren kennen. Hij legde zijn hand op mijn hoofd. Ik ga met Hem al een leven. Hij weet hoe verder, ik niet.’ Vrijheid
Ook bij andere psalmen grijpt Oosterhuis in, gaat hij met de oorspronkelijke psalmdichter in debat. ‘Velen vinden Psalm 139 een prachtige psalm, die gaat over gekend worden. Maar bijna aan het slot van die psalm staat een strofe vol haat en wraak. Die heeft daar wel zijn functie, en in Vijftig psalmen staat die ook nog. Maar nu heb ik die strofe weggelaten. Dat is de vrijheid die ik genomen heb. Wie wil
36
Me t Andere Wo orden [ 31] 3
273841_MAW-biwerk_3-2012.indd 36
23-08-12 09:05
weten wat er in het Hebreeuws staat, pakt maar een andere, letterlijke vertaling. Er zijn er genoeg. In Psalm 137 doe ik iets anders. Ook een mooi lied, maar met een gruwelijk einde. In Vijftig psalmen gaan de laatste regels over de verwoesting van Babel: “Ik zegen hem die jouw kinderen grijpt en te pletter slaat tegen de rotsen.” Die woorden laat ik niet weg, maar ik kies wel voor een andere, invoelende benadering aan het slot: Vrouwe Babel, furieuze, gezegend die jou zal vergelden. Niets blijft er over van jou. En als ze je kinderen grijpen en te pletter slaan tegen de rotsen wat zal je huilen.’ Psalm 119
Oosterhuis heeft zich ‘gek’ gewerkt aan Psalm 119. In 22 strofen van acht versregels en met vele variaties op het woord ‘wet’ leidt hij de lezer door de lange psalm. Hij schrijft in de toelichting achter in het boek: ‘Rederijkerskunst, verfijnd taalspel, 176 verzen lang – en omdat ieder vers uit twee regels bestaat, telt deze langste van de 150 psalmen 352 regels. Ik heb de alfabetische meestertruc niet toegepast (geen beginnen aan), maar wel de structuur van de zestien regels per strofe gehandhaafd.’ ‘Ik heb willen laten zien dat die jongen die Psalm 119 schrijft, twijfelt – ook aan zichzelf twijfelt. Het is een herkenbaar verhaal. Daarom heb ik die strakke vorm aan het eind losgelaten. Ik laat de vorm los in strofe 20 en 22. In het slot van strofe 22 klinkt die worsteling zo: Zal mijn ziel leven, U zingen? Zal uw bestel uw visioen mij – wat? Ja, wát eigenlijk? Waar heb ik het nu over? Dat heeft Antoine Oomen zo meesterlijk op muziek gezet. Na “uw visioen mij” verstomt het koor ineens, het zingt dat streepje! En dan verder: Me t Andere Wo orden [ 31] 3
273841_MAW-biwerk_3-2012.indd 37
37
23-08-12 09:05
Ik dool maar rond een blatend schaap. Zoek uw knecht die nog geen dag geen uur kan zonder U.’ Lievelingspsalm
Gevraagd naar een psalm waaraan hij bijzonder gehecht is, zegt Oosterhuis zonder aarzelen: ‘Psalm 90. Omdat ik daar zo vreselijk mee getobd heb. Waar ik de woede verander in hartstocht. In de nieuwe bewerking van die psalm is te vinden wat het verschil is tussen Vijftig psalmen en 150 psalmen vrij. Dat verschil zit ’m in wat ik bij Yehuda Aschkenasy leerde. Wat ik nu geschreven heb, is dichterbij. Dichter bij mensen.’
Huub Oosterhuis, 150 psalmen vrij, Utrecht: Ten Have 2011 (ISBN 978 90 259 0110 3).
Dr. J. van Dorp en drs. M.E. Verburg werken respectievelijk als oudtestamenticus en neerlandicus bij het Nederlands Bijbelgenootschap.
38
Me t Andere Wo orden [ 31] 3
273841_MAW-biwerk_3-2012.indd 38
23-08-12 09:05
Me t Andere Wo orden [ 31] 3
273841_MAW-biwerk_3-2012.indd 39
39
23-08-12 09:05
p Marcus van Loopik, Psalm 42. Foto: NBG/Sandra Haverman
40
Me t Andere Wo orden [ 31] 3
273841_MAW-biwerk_3-2012.indd 40
23-08-12 09:05
De Psalmen volgens Lloyd Haft Bettine Siertsema De psalmen zijn van de hele wereldliteratuur waarschijnlijk wel het werk dat het meest geïnspireerd heeft tot allerlei eigen bewerkingen, van letterlijke vertalingen via berijmingen en herdichtingen tot geheel nieuwe versies van het genre. De afgelopen vijftig jaar laten – secularisatie of niet – een bijzonder rijke oogst zien op dit gebied.
In 1972 verscheen de vertaling van Ida Gerhardt en Marie van der Zeyde, die alom geprezen wordt om haar getrouwheid aan het origineel en om haar poëtische kracht. Ver uiteen liggende poëzieautoriteiten als Kees Fens en Gerrit Komrij bliezen eenparig de loftrompet over Gerhardts psalmvertaling. Het is nog steeds, ook na veertig jaar, een prachtige en krachtige vertaling, waarvan de sterke ritmiek een van de grote kwaliteiten is. Maar de dichters/ vertalers hebben in hun woordkeus weinig moeite gedaan om de teksten ook toegankelijk te maken voor een jong publiek dat niet gepokt en gemazeld is in de bijbelse taal. Door velen wordt deze vertaling, weliswaar met onderkenning van de poëtische kracht, toch als stug en licht archaïsch beschouwd. Het toegankelijk maken voor jongeren is wel het oogmerk van Psalmen voor Nu, een nog lopend project waaraan negen hebraïci en zeven dichters meewerken. Het project komt voort uit en richt zich primair op de evangelicale stroming binnen het protestantisme. Nog meer dan het directe en eigentijdse taalgebruik speelt de bijbehorende muziek een grote rol in dat streven, geënt als die is op allerlei genres uit de moderne muziek, van jazz tot rock. Eveneens van zeer recente datum is de herdichting van Huub Oosterhuis in zijn 150 psalmen vrij (2011). In deze herdichting gaat hij inderdaad veel vrijer met de psalmtekst om dan in de hertaling van Vijftig psalmen, die in de jaren zestig door hem en Michel van der Plas (en meer op de achtergrond ook Pius Drijvers en Han Renckens) gepubliceerd werd. Mede dankzij de muziek van Bernard Huijbers hebben sommige van deze psalmen stevig wortel geschoten in de harten van zowel protestantse als katholieke gelovigen. De 150 gedichten die Anton Ent bij de psalmen schreef, vertonen een veel losser verband dan een berijming of bewerking. Het zijn misschien eerder reMe t Andere Wo orden [ 31] 3
273841_MAW-biwerk_3-2012.indd 41
41
23-08-12 09:05
acties op de psalmen, die deels verschenen onder de titel Entiteiten (2001) en later in herziene versie als Man van twee wegen (2007). In 1995 nam het literaire tijdschrift Parmentier een bijzonder en vruchtbaar initiatief: de redactie nodigde een flink aantal Nederlandse en Vlaamse dichters uit een nieuwe psalm te schrijven. Het resultaat verscheen onder de titel Nieuwe Psalmen. De daar gebundelde gedichten zijn zowel herdichtingen van bestaande psalmen als vrije poëzie die geïnspireerd is door één bepaald vers uit de psalmen, als gedichten die alleen bepaalde kenmerken van het genre psalm in zijn algemeenheid vertonen. Maar de oogst van het verzoek van de redactie blijkt achteraf nog veel rijker te zijn dan de 46 gedichten die in deze special van Parmentier staan. Leo Vroman raakte helemaal op dreef en publiceerde nog datzelfde jaar Psalmen en andere gedichten. De stimulans was blijvend, want ook in al zijn volgende bundels nam hij nog psalmgedichten op, waarin niet ‘God’ maar ‘Systeem!’ aangesproken of aangeroepen wordt. En natuurlijk is er de dichter Lloyd Haft, voor wie het verzoek van Parmentier de aanzet gaf tot een eigen bewerking van alle 150 psalmen. Lloyd Haft
De van origine Amerikaanse dichter en taalkundige Lloyd Haft, geboren in 1946, ging na zijn studie aan Harvard Chinees studeren in Leiden, waar hij promoveerde en wetenschappelijk medewerker werd. Hij maakte zich het Nederlands eigen en publiceerde in 1982 zijn eerste dichtbundel in die taal. In 1998 verscheen zijn zevende bundel, Ken u in mijn klacht, die achteraf met zijn dertig psalmbewerkingen een voorproefje bleek te zijn van de bundel De Psalmen in de bewerking van Lloyd Haft, die in 2003 verscheen. Zijn plaats in het literaire landschap van Nederland is niet zo gemakkelijk te bepalen. De bundel Anthropos werd in 1994 bekroond met de Jan Campert poëzieprijs, maar het lijkt of zijn psalmen, die al vier drukken kregen (wat voor gedichten lang geen slechte verkoopcijfers zijn), niet helemaal als Nederlandse poëzie beschouwd worden. Zo zijn de besprekingen ervan niet opgenomen in LiteRom, het digitale bestand met recensies en interviews over Nederlandstalige literatuur. Mogelijk beschouwt de redactie de teksten als vertalingen, maar dat zou dan een misslag zijn. Al mogen zijn gedichten hertalingen genoemd worden – de ene psalm ligt dichter tegen het origineel aan dan de ander – het zijn tegelijk toch ook eigenstandige, moderne Nederlandse gedichten. De vorm
Haft kent weliswaar geen Hebreeuws, maar hij heeft de psalmen in alle mo42
Me t Andere Wo orden [ 31] 3
273841_MAW-biwerk_3-2012.indd 42
23-08-12 09:05
gelijke Engelse en Nederlandse versies bestudeerd, en de commentaren van Fokkelman en vele anderen erbij genomen. Anders dan de berijmingen en de versie van Gerhardt/Van der Zeyde volgen zijn gedichten de psalmteksten niet op de voet. Het springt bijvoorbeeld direct in het oog dat ze veel geringer in omvang zijn. Herhalingen, variaties en parallellismen laat hij bewust weg, omdat hij die niet functioneel vindt voor een individuele lezing in deze tijd. Zo nodig kiest hij uit verschillende contrasterende motieven die in één psalm gecombineerd voorkomen, er één uit. Zijn gedichten laten dus niet die plotselinge overgangen en scherpe contrasten zien die zo kenmerkend zijn voor veel psalmen die van klaaglied onverwacht switchen naar loflied of vertrouwensuitspraak. Haft zoekt steeds naar de essentie van elke psalm, of wat hij als zodanig ervaart, en verwoordt die in een zeer geserreerde vorm: zijn versregels zijn kort (maximaal tien woorden, meer dan eens slechts één woord), en aan strofes, metrum of rijm doet hij niet. Wel maakt hij veel gebruik van assonantie en alliteratie. Slechts enkele psalmen overschrijden de lengte van één bladzijde. Het allerkortst is Psalm 37, waarvan de respectabele lengte van veertig verzen is teruggebracht tot drie korte regels (maar de bewerkingen van Psalm 115 en 118 zijn slechts één of twee regels langer), waarbij in een woordspel gezinspeeld wordt op de acrostichonopzet van deze psalm: Wees stil. Al het andere van a tot z is zeggen: hij is zien. God
In die ultrakorte versie van Psalm 37 valt meteen het kernwoord van Lloyd Hafts psalmbewerkingen: zien. De eigennaam van God is in deze psalmen ‘Ziende’. De relatie tussen de ik en God wordt eerst en vooral gekenmerkt door het gezien, gekend worden door God. In dat gezien worden vindt de ik geborgenheid. Maar net zo vaak heerst er twijfel of de ik wel gezien wordt; veel uitspraken staan dan ook in de vraagvorm, of zijn een klacht of smeekbede. In die gemoedsgesteldheid verschillen deze gedichten niet veel van de oorspronkelijke psalmen. Vaak valt bij Haft Gods heiligheid, en ook zijn heiligdom, samen met zijn verborgenheid; zijn verborgenheid hoort dus tot zijn wezen. Zo bijvoorbeeld in Psalm 84: In verborgen liefelijkheid gaat u, ziende van velen. (…) Me t Andere Wo orden [ 31] 3
273841_MAW-biwerk_3-2012.indd 43
43
23-08-12 09:05
Eén dag bij uw voorportalen is beter dan duizend andere; liever aan de drempel van uw verborgenheid wachten dan oud worden in lichtloze tenten. Naast lieflijke eigenschappen ontbreken negatievere, zelfs angstwekkende kwalificaties niet: branden, woeden, steken, de scherpte en kilte van uw zien – ook die worden ervaren of vermoed. Toch overweegt het positieve, al is het vaak positief-in-afwezigheid: van God wordt gevraagd de ik op te richten, te redden, te bewaren, te lezen en te helpen. De redding die van God verwacht wordt, lijkt zich vooral op dit gebied van de innerlijke geborgenheid af te spelen. Van God wordt niet gevraagd in de gebeurtenissen in te grijpen, en nog minder de vijanden te vermorzelen. Evenmin worden negatieve omstandigheden aan zijn toedoen toegeschreven. De Ziende is geen straffende en geen ingrijpende God. In een context van mildheid en geborgenheid wordt God enkele malen benoemd als Moeder, op een directere manier dan in de desbetreffende psalm zelf gebeurt. Psalm 71:6b zegt volgens De Nieuwe Bijbelvertaling bijvoorbeeld: ‘al in de moederschoot was u het die mij droeg.’ Haft werkt dat om tot: ‘Ik wilde nog u kennen / als Moeder toen, vanbinnen.’ Van de (geringe) mogelijkheid het slot van Psalm 113 als een dubbelzinnige uitspraak op te vatten, maakt hij volop gebruik: Psalm 113:9 luidt: ‘De onvruchtbare vrouw laat hij wonen in het huis, / een vrolijke moeder van kinderen.’ Hafts versie luidt: ‘Daar stond ik waar ik was, / bij u als bij mijn moeder. / Moeder. (…)’ En in Psalm 87, over Sion als geboortestad van verre volken, brengt Haft zelf een ambiguïteit aan door de indruk te wekken dat de aangesproken ‘u’, die Moeder wordt genoemd, niet zozeer Sion is, als wel God zelf: Waar vreugde werd, kan ik u niet verlaten. Dáár is de rots waar ik u blijf belijden. Latere dalen kwamen, vreemde steden: maar ik vergeet u, Moeder, niet. Uit u ben ik, uit uw verheugen blijf ik hier geboren. Schitterend mijn bron.
44
Me t Andere Wo orden [ 31] 3
273841_MAW-biwerk_3-2012.indd 44
23-08-12 09:05
Het lyrisch ik
In de traditie worden de psalmen aan David toegeschreven, maar het is duidelijk dat de oorspronkelijke psalmen van verschillende dichters afkomstig zijn. Zij spreken soms vanuit de benauwenis van oorlogssituaties, dan van ziekte of rechtsgeding, nu eens als een schuldige boeteling, dan als een onschuldig vervolgde, soms als triomferende overwinnaar in de strijd, dan weer in de stilte van de binnenkamer. Theologisch heeft de kerk Augustinus nagevolgd in zijn opvatting dat de ik van de psalmen een meervoudig ik is, die samen het ene lichaam van de messias is, de ‘totale Christus’, zoals de leden samen het ene lichaam van de messias vormen. Met dat theologische concept, de christologische eenheid, heeft Lloyd Haft waarschijnlijk niet zoveel, maar er is wel een duidelijke continuïteit in zijn lyrisch ik, dat zich kenmerkt door verlangen naar contact met ‘de Ziende’. Zoeken, verlangen, verbeiden, wachten, dat zijn werkwoorden die veel gebruikt worden voor de ik. En daarnaast en daarin ook werkwoorden die het verbale betreffen, in allerlei variaties, van fluisteren, vragen en roepen tot zingen, herhalen en loven. Het gaat echter nog meer dan in de psalmen om een individueel ik, niet zozeer om iemand die ook deel uitmaakt van een collectief, laat staan dat de ik van Haft een collectief vertegenwoordigt. De ik van Haft is niet het volk Israël, en al helemaal niet de kerk. In slechts enkele gedichten is er sprake van een wij, dat soms opgevat kan worden als ‘wij mensen’, soms als zijn medezoekers. Die continuïteit van het lyrisch ik wil natuurlijk niet zeggen dat er altijd maar dezelfde toon wordt aangeslagen. Maar slechts zelden klinkt de lof uitbundig en voluit, vaker wordt hij ergens in de tekst toch gedempt door twijfel of vragen. Aan de andere kant van het spectrum bevindt zich het schuldbesef, dat eveneens zelden voluit klinkt. De schuld betreft meestal geen concrete wandaden of onrecht. Helemaal afwezig is dat soort schuld niet: Psalm 14 spreekt uit: ‘Mensen eten wij als brood’, en Psalm 71 heeft het over ‘mijn schendershanden’ en ‘Wat smet is, / schande en mij nabij’ (met het prachtige vervolg: ‘tekent het mijn leven, / loopt het in de kleuren van mijn hoop?’). Maar de boetepsalm bij uitstek, Psalm 51, spitst zich toe op het niet-zien en niet-weten van de ik. Dat is de vorm van schuld die voorop staat, ook elders waar er in de oorspronkelijke psalmen sprake is van persoonlijke of collectieve schuld, bijvoorbeeld in Psalm 78, over ‘de les der geschiedenis’, zoals de NBG-vertaling 1951 er als thema boven zette: Wie zeiden dat u was, zijn ook wie u niet zagen. Hij is verborgen, heette het: Me t Andere Wo orden [ 31] 3
273841_MAW-biwerk_3-2012.indd 45
45
23-08-12 09:05
wij geven door dat hij verborgen blijft. Verborgen niet alleen: verbolgen. Hij láát ons hem niet zien. Ook ik: ik noem mij hier door u verlaten maar dat is wat ik hoorde: in leegte die mijn lippen doorbeloven. Wederkerigheid
Er is vaak sprake van een grote wederkerigheid in de relatie tussen God en de ik. Het zoeken zelf is haast wel een godsbewijs. Ten opzichte van de oorspronkelijke tekst worden verwisselingen aangebracht, die die wederkerigheid versterken, zoals in Psalm 8 waar de uitroep over de heerlijkheid van Gods naam wordt tot: ‘Mijn heerlijkheid / is dat ik u mag noemen.’ Elders is het alsof de ik met zijn roepen God niet alleen tot aanwezigheid, maar zelfs tot bestaan brengt.1 Zo eindigt Psalm 86 met: ‘O zie mij heel, / help ons beiden zijn.’ En de strofe ‘vau’ van Psalm 119: ‘Ik hef mijn handen op / in uw waarheid, / op in mijn liefde: u in mij.’ En een regel in Psalm 54 luidt: ‘Is dat ik ben, dat u er bent? Ik noem u.’ Zelfs een woordspel in Psalm 43 is zo te interpreteren: ‘Als u niet waar bent, / waar ben ik?’ In een interview met Marjoleine de Vos zegt Haft: ‘Ik denk dat als je God zo voortdurend zoekt, het zoeken zelf ook iets betekent. Ik heb de intuïtie dat dat zoeken een object heeft.’ En ook: ‘De mens heeft een bewustzijn waarin God een plaats heeft, als God zelf een soort bewustzijn is waarin wij een plaats hebben, dan is er een gelijkheid.’ De psalmen van Haft zijn vaak van een grote innigheid, die door het aspect van wederkerigheid raakt aan de mystiek. De anderen
Moderne lezers van de psalmen hebben vaak moeite met het vijandsdenken dat eruit spreekt. Vooral de zogeheten wraakpsalmen, denk aan Psalm 58 en 137, roepen weerstand op. Haft herinnert er in zijn ‘Nawoord’ aan dat dat al zo was met de dichters van de Nieuwe Berijming van 1967. Dat is sindsdien waarschijnlijk alleen maar sterker geworden, en geldt in elk geval ook voor hem. Net als de oorlogsbeeldspraak zijn de vijanden dan ook grotendeels uit zijn teksten verdwenen. Mensen die welbewust op kwaad uit zijn, de ‘bozen’ (Gerhardt), ‘ploert en schender’ (Oosterhuis); ze doen in deze teksten nauwelijks mee. Een enkele keer komen ze nog voor als ‘zielenverscheurders’ (Psalm 7) of ‘uw haters’ of ‘de anderen, die u ontkennen’. Met de spotters uit de psalmen kan Haft beter uit de voeten. Hij voert hen op als ‘hekelaars’. Zij honen, belijden lachend ‘uw afzijn’, ‘zeggen u daverend dood’. Maar deze hekelaars 46
Me t Andere Wo orden [ 31] 3
273841_MAW-biwerk_3-2012.indd 46
23-08-12 09:05
zijn lang niet altijd externe tegenstanders, minstens zo vaak staan zij voor de aanvechting van de eigen gedachten, de innerlijke tegenstem die het godsverlangen schamper onderuit wil halen. Net als door de hierboven geschetste invulling van de eigen, persoonlijke schuld, blijft op eenzelfde manier de ethische component van de psalmen grotendeels buiten beeld. Ook als het gaat om Gods woord, zoals in de verschillende strofen van Psalm 119, staat het woord eerder voor contact, als een vorm van Gods aanwezigheid, dan dat daarbij (ook) de intermenselijke verhoudingen in het spel zouden zijn. De opvatting van de vijand als innerlijke tegenstrever is een van de manieren waarop Haft de teksten losmaakt van hun historische setting. Geen Edom of Babel zijn erin te vinden, al zal een goede verstaander ze soms toch nog herkennen. Hij maakt bijvoorbeeld het begin van Psalm 137, over Babylons stromen, tot het algemenere, maar sprekende ‘Aan de wateren van verwarring / zaten wij’, een briljante vondst. Maar ook vrijwel alle verwijzingen naar Israël, land én volk, zijn geschrapt; Jeruzalem (of Sion) figureert als ‘vrede’, niet als een concrete locatie. Wel wordt Jakob genoemd en Mozes en Aäron, maar dat komt slechts sporadisch voor. Soms is er wel impliciet een collectief aanwezig in de aansporing om de Ziende te loven, die de ik tot ongenoemde anderen richt, bijvoorbeeld in Psalm 29 (waar opnieuw een zekere notie van wederkerigheid klinkt): Geef aan de ziende gloed, geef aan de ziende kracht, geef eer aan zijn stem, hoor hem in de schittering van zijn verborgenheid. (…) Zo krijgen wij kracht van de ziende in vrede die hij ziet. Liturgisch of individueel
Lloyd Haft is zich bewust van de liturgische context waarin de oorspronkelijke psalmen functioneerden en dat nog steeds doen, maar zijn gedichten zijn bedoeld om thuis, individueel, gelezen te worden.2 Daar lijkt me inderdaad ook hun natuurlijke bestemming. Dat wil natuurlijk niet zeggen dat ze niet in de liturgie gebruikt kunnen worden. Met hun onverwachte visie en formuleringen kunnen ze een flonkerend nieuw licht werpen op teksten die door hun afgesletenheid misschien aan zeggingskracht hebben ingeboet (bijvoorbeeld het begin van Psalm 23): Me t Andere Wo orden [ 31] 3
273841_MAW-biwerk_3-2012.indd 47
47
23-08-12 09:05
Mij weet de ziende, kent mijn gebreken. Door velden van woekering ritselt zijn vrede; de stroom die hij meeziet spiegelt zijn rust. Langs rotsen als waarheden leest hij mijn hart aan elkaar: ik hoor bij hem. Al ga ik door het dal dat de dood overschaduwt, ik vrees geen verwijdering want u weet mee; in uw verlengde weet ik mij. De taal van Haft is soms weerbarstig en eigenzinnig, maar zijn gedichten maken voor wie zich daardoor niet laat afschrikken, een nieuwe toe-eigening van de psalmen mogelijk. Ze kunnen een religieus verlangen dichtbij brengen. Ze kunnen zo veel herkenning oproepen, dat je het bijna als openbaring ondergaat. En dat gebeurt dan met steeds weer andere psalmen of regels daaruit, naar gelang je stemming of lotgevallen, althans zo vergaat het mij. Soms is de afstand tot de oorspronkelijke psalmtekst zo groot, dat het een wel zeer aandachtige lezing vergt om die er nog in of achter te herkennen. Maar dat maakt ze als religieuze gedichten niet minder sterk, soms misschien zelfs extra waardevol, als verwoordingen van een tijdlozer (Haft zelf spreekt van ‘buiten de tijd’) en daarmee herkenbaarder ervaring dan die van het (strijd)cultuurgebonden origineel. Hierbij is bijvoorbeeld te denken aan Psalm 20, die ik tot slot in zijn geheel citeer: Moge die mij ziet mij nu ook horen, nu dag nog is – ik benauwd, hij als altijd verborgen. Niet in zijn hoge bergen, niet verborgen is mijn hart maar hier, in ’t nu, in ’t nauw. Ik roep u nu, ik heb u nodig hier. 48
Me t Andere Wo orden [ 31] 3
273841_MAW-biwerk_3-2012.indd 48
23-08-12 09:05
Geraadpleegde literatuur Lloyd Haft, De Psalmen in de bewerking van Lloyd Haft, Amsterdam 2003. Niek Schuman, Drama van crisis en hoop. De psalmen: gedicht, gebundeld en gebeden, Zoetermeer 2008. Marjoleine de Vos, Dichtersgesprekken. Over het maken en lezen van poëzie, Amsterdam/Rotterdam 2005.
Noten 1
Een soortgelijke opvatting valt te lezen in de briefwisseling tussen Henk van Os en zijn zoon Pieter, Vader & zoon krijgen de geest, Amsterdam 2012, waarover onlangs in Trouw geschreven werd: ‘Van Os schrijft in een brief aan zijn zoon dat hij het enige godsbewijs dat hem ooit overtuigde hoorde van Jim, een priester in de episcopale kerk in het Amerikaanse Massachusetts. “In een vuurgevecht met de Vietcong raakte Jims schuttersputje tussen de linies. Van twee kanten floten de kogels over. Toen dacht hij: ‘Of God bestaat of niet kan mij niet schelen. Ik wíl dat hij bestaat.’” Voor Van Os is dat de ware drang tot godsdienst: God bestaat bij de gratie van mensen die in hem geloven.’ (‘Ware drang, zonder dwang’, interview door Nynke Sietsma, in: Trouw, 5 juni 2012).
2
Zo zegt Haft zelf in een interview met Marjoleine de Vos (2005).
Dr. G. Siertsema is neerlandica en werkzaam bij de Faculteit der Wijsbegeerte van de Vrije Universiteit. Ze houdt zich bezig met het raakvlak van literatuur en levensbeschouwing, in het bijzonder Holocaust-literatuur.
Me t Andere Wo orden [ 31] 3
273841_MAW-biwerk_3-2012.indd 49
49
23-08-12 09:05
p Henk Pietersma, Psalm 115. Foto: NBG/Sandra Haverman
50
Me t Andere Wo orden [ 31] 3
273841_MAW-biwerk_3-2012.indd 50
23-08-12 09:05
Drie psalmen: denken, schuld belijden en danken in gewone taal Peter Booij Het Nederlands Bijbelgenootschap werkt momenteel aan de Bijbel in Gewone Taal (BGT). Dit wordt een vertaling in eenvoudig Nederlands, die voor iedereen begrijpelijk moet zijn, ook voor mensen die weinig lezen of moeite hebben met lezen. De vertaling zal verschijnen in 2014. Informatie is te vinden op www.bijbelgenootschap.nl, onder ‘Bijbel in Gewone Taal’. Met Andere Woorden schenkt aandacht aan deze nieuwe vertaling met een serie artikelen over specifieke vertaalkwesties. In deze aflevering gaat het over de vertaling van Psalm 51, 139 en 150. Psalm 139: denken over God in gewone taal
Het is kenmerkend voor de brontekst van het bijbelboek Psalmen dat hetzelfde steeds opnieuw in andere termen, met zo veel mogelijk verschillende synoniemen, wordt gezegd. En daarbij maken de schrijvers/dichters graag gebruik van ongewone, soms archaïsche woorden. Maar in de BGT worden juist geen ongewone woorden gebruikt. De vertalers beperken zich tot een lexicon van ongeveer drieduizend woorden. Heel duidelijk is dat bijvoorbeeld te zien bij Psalm 139. Die psalm wordt wel gekarakteriseerd als een meditatie of een wijsheidspsalm, waarin nagedacht wordt over de verhouding tussen God en mens.1 De eerste strofe luidt in De Nieuwe Bijbelvertaling (NBV) als volgt: HEER,
u kent mij, u doorgrondt mij, u weet het als ik zit of sta, u doorziet van verre mijn gedachten. 3 Ga ik op weg of rust ik uit, u merkt het op, met al mijn wegen bent u vertrouwd. 2
De BGT-versie van deze strofe is: Me t Andere Wo orden [ 31] 3
273841_MAW-biwerk_3-2012.indd 51
51
23-08-12 09:05
Heer, u weet alles van mij, u kent mij. 2 U weet waar ik ben, en u weet waar ik heen ga. U weet wat ik denk, ook al bent u ver weg. 3 U ziet me als ik thuis ben en u ziet me onderweg. U ziet alles wat ik doe. Het eerste wat hier opvalt, is de lengte van de tekst. Die heeft in de NBV vijf regels, in de BGT negen. Bijna twee keer zoveel. Maar als je naar het aantal woorden kijkt, is de tekst zélf toch niet veel langer. Dat hij er langer uitziet, komt doordat de langere regels in de BGT bijna steeds in tweeën zijn gesplitst en doordat er bij inhoudelijke overgangen tussenkopjes zijn geplaatst. Dat vergroot de overzichtelijkheid en het leesgemak. De structuur van de regels is in een oogopslag duidelijk: op één na beginnen alle regels in deze strofe met ‘u’ of ‘en u’. En die ‘u’ staat steeds in relatie tot de ‘ik’, de sprekende of mediterende bidder. Gaan we naar de woorden van deze tekst toe, dan vallen vooral de eenvoud en de directheid op. De NBV-psalm varieert (met de brontekst mee): kennen, doorgronden, weten, doorzien, opmerken en vertrouwd zijn. De BGT-psalm herhaalt: weten, kennen en zien. De NBV-psalm laat de rijkdom van de variatie zien, de BGT-psalm de kracht van de herhaling. Wat voor de woorden geldt, geldt ook voor de zinnen. In de BGT wordt gestreefd naar zinnen met een beperkte lengte en een eenvoudige, duidelijke structuur. Verouderde en moeilijke werkwoordsvormen worden niet gebruikt. Ook hier kan weer een deel van Psalm 139 als voorbeeld dienen. De BGT heeft in de verzen 7-10: Waar kan ik heen gaan zonder dat u het merkt? Waar kan ik heen vluchten zonder dat u mij ziet? 8 Ik kan wel naar de hemel klimmen, maar dan bent u daar. Ik kan wel afdalen naar het land van de dood, maar daar bent u ook. 7
52
Me t Andere Wo orden [ 31] 3
273841_MAW-biwerk_3-2012.indd 52
23-08-12 09:05
Ik kan naar de plaats gaan waar de zon opkomt. Ik kan naar de plaats gaan waar de zon ondergaat. 10 Maar ook daar zal uw hand mij leiden, ook daar houdt uw hand mij vast. 9
De brontekst gebruikt in vers 8 een werkwoordsvorm die aangeeft dat de beschreven handelingen niet echt gebeurd zijn. In veel andere vertalingen wordt daarvoor een onvoltooid verleden tijd gebruikt (die fungeert als een irrealis): ‘Klom ik op naar de hemel – u tref ik daar aan, / Lag ik neer in het dodenrijk – u bent daar’ (NBV). Voor de BGT zou een verleden tijd die niet naar het verleden verwijst, in combinatie met inversie en gevolgd door een tegenwoordige tijd, een te moeilijke tekst opleveren. Er is een onorthodoxe oplossing gekozen. Vers 7 heeft de vorm van twee retorische vragen, een vorm die in de BGT vaak wordt vermeden omwille van de duidelijkheid.2 Maar hier zijn ze blijven staan: ‘Waar kan ik heen gaan?’ en ‘Waar kan ik heen vluchten?’ Het antwoord op deze vragen luidt eigenlijk ‘Nergens heen’. Maar dat antwoord wordt niet gegeven. In plaats daarvan volgen enkele zinnen die ontsnappingsmogelijkheden suggereren, maar geen uitweg bieden: ‘Ik kan wel naar de hemel klimmen, / maar dan bent u daar’, ‘Ik kan wel afdalen naar het land van de dood, / maar daar bent u ook.’ Met deze oplossing wordt de moeilijkheid die een verleden tijd als irrealis oplevert, omzeild. De tegenwoordige tijd ‘ik kan’, gecombineerd met het modale woordje ‘wel’, heeft de functie van de irrealis overgenomen. Tegelijkertijd wordt zo de moeilijke wisseling van werkwoordstijden vermeden, wat de eenvoud en de duidelijkheid van de tekst ten goede komt. De woorden en zinnen in de geciteerde strofen verwijzen naar de werkelijkheid als geheel: ‘de hemel’, ‘het land van de dood’, ‘de plaats (…) waar de zon opkomt’, en ‘de plaats (…) waar de zon ondergaat’ (verzen 8 en 9). Andere vertalingen formuleren dit ingewikkelder, en nog iets dichter tegen het wereldbeeld van de brontekst aan: ‘de hemel’, ‘het dodenrijk’, ‘de vleugels van de dageraad’, en ‘voorbij de verste zee’ (NBV). In vers 9 staat het beeld van de ‘vleugels van de dageraad’. Wat daarmee precies bedoeld wordt, is omstreden. In de tweede helft van het vers gaat het duidelijk over het uiterste westen, waar de zon ondergaat (‘voorbij de verste zee’). Dat maakt het aannemelijk dat het in de eerste helft over het uiterste oosten Me t Andere Wo orden [ 31] 3
273841_MAW-biwerk_3-2012.indd 53
53
23-08-12 09:05
gaat, waar de zon opkomt. De dageraad kun je lezen als een omschrijving van de opkomende zon. Dat zou in ieder geval aansluiten bij de voorstelling van de zon als een schijf met vleugels, die je vindt in Maleachi 3:20 (en verder in het hele oude Oosten). De weergave in de BGT maakt de impliciete verwijzing naar de zon expliciet, en gebruikt hiervoor duidelijke, maar toch beeldende bewoordingen, zoals het past in gewone taal, zonder terug te vallen op het strikt zakelijke ‘naar het oosten’ en ‘naar het westen’ (Groot Nieuws Bijbel). Psalm 51: schuld belijden in gewone taal
Psalm 51 is een van de bekendste klaagpsalmen en behoort tot de kerkelijke boetepsalmen. De bidder belijdt in deze tekst zijn schuld. Hij vraagt om vergeving en spreekt zijn vertrouwen in God uit. Wat maakt deze tekst tot een tekst in gewone taal? Allereerst de vertaling van het opschrift: Een lied van David. Voor de zangleider. David maakte dit lied nadat de profeet Natan met hem gesproken had. Want David had met Batseba geslapen, terwijl zij getrouwd was met één van zijn soldaten. 1 2
Bij dit korte tekstje vallen twee dingen in het bijzonder op. Ten eerste dat de psalm geen ‘psalm’ wordt genoemd, maar een ‘lied’ – anders dan traditioneel, maar gewoner, en ‘lied’ is een heel goede weergave van de brontekst.3 Ten tweede vallen de slotwoorden op: ‘terwijl zij getrouwd was met één van zijn soldaten’. In de tekst van het opschrift wordt verwezen naar het verhaal over David en Batseba dat te vinden is in 2 Samuel 11 en 12. De BGT maakt die verwijzing expliciet, en maakt daarmee ook duidelijk waaróm de profeet Natan met David spreekt. En de vertaling verklaart ook hoe het opschrift gekoppeld kan worden aan de tekst van de psalm: David wordt gezien als de ikfiguur die zijn schuld belijdt (vergelijk vers 6 met 2 Samuel 12:13). Ook over de tekst van de eigenlijke psalm valt veel te zeggen. De brontekst bevat een aantal keer het woord chattat (of afleidingen daarvan), dat meestal met ‘zonde’ (zondig, zondigen, zondaar) vertaald wordt. Dit woord behoort tot de traditionele religieuze taal, en in de religieuze betekenis niet tot de gewone taal waar in de BGT naar gestreefd wordt. BGT-vertalers zijn er daarom voorzichtig mee. In de BGT-versie van Psalm 51 komt ‘zonde’ maar twee keer voor, in de verzen 3-4 (‘Vergeef me mijn zonden, / neem mijn schuld weg’) en in vers 11 (‘Let niet meer op mijn zonden, / vergeet wat ik verkeerd heb ge54
Me t Andere Wo orden [ 31] 3
273841_MAW-biwerk_3-2012.indd 54
23-08-12 09:05
daan’). Beide keren wordt in de regel erna op een gewonere manier gezegd wat ermee wordt bedoeld: ‘mijn schuld’ en ‘wat ik verkeerd heb gedaan’. Verder is het met chattat vergelijkbare brontekstwoord ‘awon (schuld, zonde) meestal vertaald met ‘schuld’ of ‘fout’. Zo luiden de eerste twee strofen: God, u bent goed, heb medelijden met mij! Uw liefde is groot. Vergeef me mijn zonden, 4 neem mijn schuld weg, maak mij weer schoon. 3
Ik weet wat ik verkeerd heb gedaan, steeds denk ik aan mijn fouten. 6 Ik ben schuldig, schuldig tegenover u. Ik heb gedaan wat u verkeerd vindt. 5
Ook verder is de taal gewoner dan in andere vertalingen. In vers 3 komen in de brontekst de woorden cheen (genade, gunst, liefde), rachamiem (erbarmen, medelijden) en chèsèd (trouw, goedheid) voor. De precieze betekenis van deze Hebreeuwse termen is vloeiend: het gaat om synoniemen die heel dicht bij elkaar liggen. In de BGT zijn gewone formuleringen gekozen die goede equivalenten zijn van de woorden die in de brontekst gebruikt worden. In de BGT wordt beeldspraak vermeden als de betekenis niet duidelijk wordt uit de tekst.4 Vaak is het mogelijk een beeld (gedeeltelijk) te behouden als het vergelijkingspunt op een of andere manier duidelijk kan worden gemaakt. Zo is het met het ‘schoonwassen’ en ‘reinigen’ in vers 4. ‘Schoonwassen’ betekent het weghalen van vuil; het vuil is in dit geval de schuld (of zonde). De eerste regel van vers 4, ‘was mij geheel schoon van mijn schuld’, is in de BGT – zonder beeldspraak – geworden: ‘neem mijn schuld weg’. Zo kon in de tweede regel blijven staan: ‘maak mij weer schoon’. De betekenis van het schoonmaken is al in de eerste regel gegeven, en daardoor is het beeld in de tweede regel begrijpelijk. Dit beeld komt terug in vers 9, waar letterlijk vertaald staat: Ontzondig mij met hysop, zodat ik rein ben, was mij, zodat ik witter ben dan sneeuw. Me t Andere Wo orden [ 31] 3
273841_MAW-biwerk_3-2012.indd 55
55
23-08-12 09:05
De BGT vertaalt zo: Neem mijn schuld weg, dan kan ik weer bij u komen. Maak mij weer schoon, zo schoon als witte sneeuw. Het ‘ontzondigen’ is weergegeven met ‘Neem mijn schuld weg’ (vergelijk vers 4). En het ‘rein worden’ is geworden ‘dan kan ik weer bij u komen’: het gaat om de reinheid die vereist is om voor God te verschijnen. ‘Wassen’ is geworden ‘maak mij weer schoon’ (vergelijk opnieuw vers 4). Met ‘witter dan sneeuw’ is geen letterlijk ‘wit’ bedoeld, maar reinheid. In ‘zo schoon’ is dat expliciet gemaakt, en het woord wit is aan ‘sneeuw’ toegevoegd. Allemaal kleine verschuivingen waardoor de beelden behouden zijn en de tekst geschikt gemaakt is voor de BGT. En nog iets vermeldenswaards: de in de andere vertalingen zo opvallende hysop, of majoraan, is uit de tekst verdwenen. Het is een verwijzing naar een concrete reinigingsrite met majoraantakken (vergelijk Exodus 12:22, Leviticus 14:1-9, Numeri 19:1-6, 16-19), maar die rite functioneert hier niet concreet, maar als beeld voor een innerlijke reiniging. Daarom is hier de betekenis van het beeld weergegeven. Die innerlijke reiniging is het onderwerp van het gedeelte van de psalm dat in de BGT het kopje ‘Maak mij van binnen nieuw’ heeft gekregen: God, geef mij weer een onschuldig hart. Maak mij van binnen nieuw, zorg dat ik u trouw blijf. 13 Stuur me niet weg, blijf dicht bij mij met uw kracht. 12
Red mij en geef mij weer vreugde, geef me nieuwe moed. 14
In deze passage staat in de brontekst in elk vers een keer het woord roeach. Dat is een ‘polyseem’ woord: het kan allerlei betekenissen hebben en daardoor onduidelijk zijn. Bekende betekenissen van dit woord zijn bijvoorbeeld ‘adem’, ‘wind’, ‘geest’ en ‘leven’. De context maakt meestal wel duidelijk wat er bedoeld wordt. In de meeste vertalingen is drie keer voor het woord ‘geest’ ge56
Me t Andere Wo orden [ 31] 3
273841_MAW-biwerk_3-2012.indd 56
23-08-12 09:05
kozen, tweemaal als de ‘geest’ van de mens en eenmaal als de ‘geest’ van God. Maar ook het woord ‘geest’ is polyseem en leidt tot een onduidelijke tekst. In de BGT wordt zo’n dubbelzinnig/meerzinnig woord vermeden; in plaats daarvan wordt de specifieke betekenis weergegeven. Als het gaat om de ‘geest’ van de mens, wordt daarmee in de Bijbel vaak het innerlijk van de mens bedoeld. ‘Geest’ staat dan heel dicht bij ‘hart’, zoals ook blijkt in de tweede regel van vers 12: ‘God, geef mij weer een onschuldig hart. / Maak mij van binnen nieuw.’ In vers 14 is gekozen voor de betekenis ‘moed’, dat wil zeggen kracht om te leven. In vers 13 staan in het Hebreeuws de woorden roeach qodsjecha, traditioneel vertaald als ‘uw heilige geest’.5 Dat betekent hier niet hetzelfde als ‘de heilige Geest’ in het Nieuwe Testament. Alleen al om dat misverstand te voorkomen, moet in de BGT een andere vertaling worden gezocht. Het gaat hier om de levendmakende kracht van God.6 In ‘gewone taal’ is dat ‘uw kracht’ geworden. Psalm 51 wordt gerekend tot de klaagpsalmen. In zo’n psalm spreekt de bidder meestal ook zijn vertrouwen op God uit. En hij belooft God te danken als hij wordt ‘gered’: ‘U bent mijn redder, God, / red mij van de dreigende dood! / Dan zal ik juichen over uw goedheid’ (vers 16). Dat juichen staat centraal in de laatste psalm die in dit artikel aan de orde komt: Psalm 150. Psalm 150: zingen en danken in gewone taal
Psalm 150 is een ‘hymne’ of lofpsalm, in het Hebreeuws een tehilla. Een van de psalmen dus waarnaar het boek Psalmen als geheel Tehiliem, ‘Lofzangen’, wordt genoemd. De psalm begint en eindigt met het woord halleluja. Is dat ‘gewone taal’? Nee. Het behoort eerder tot de traditionele religieuze termen die verder in de BGT worden vermeden. Maar anders dan de meeste traditionele termen is dit woord een Hebreeuws woord dat als zodanig in het Nederlands is ingeburgerd, net als het woord ‘amen’ trouwens. Andere Hebreeuwse of Aramese termen worden vertaald als het kan, of weggelaten als de betekenis onbekend is. Het bekendste voorbeeld daarvan is het woord sela. De betekenis daarvan is onbekend. Waarschijnlijk is het een liturgische of muzikale aanwijzing die te maken had met het zingen van de psalmen, misschien een rustteken. In de BGT is het weggelaten. Voor het begrip van de tekst speelt het geen rol. Maar de betekenis van halleluja is wel bekend: ‘loof de Heer’ (‘de Heer’ is hier Me t Andere Wo orden [ 31] 3
273841_MAW-biwerk_3-2012.indd 57
57
23-08-12 09:05
p Anneke Kaai, Psalm 25. Foto: NBG/Sandra Haverman
58
Me t Andere Wo orden [ 31] 3
273841_MAW-biwerk_3-2012.indd 58
23-08-12 09:05
de weergave van jah, een korte vorm van de Hebreeuwse godsnaam JHWH). Die betekenis komt volop tot uitdrukking in de tekst van de psalm zelf: Zing voor God in zijn heilige tempel, zing voor hem in zijn hemels paleis. 2 Zing voor hem, want hij doet wonderen. Zing voor hem, want groot is zijn macht. Zing voor hem! Klap in je handen en dans. Zing voor hem en maak muziek. Speel op harpen en op fluiten, speel op trommels en trompetten, dank hem met alle instrumenten. 6 Alles wat leeft, zing voor de Heer! 3-5
Eén ding springt meteen in het oog: ‘loven’ heeft – als traditioneel, formeel en weinig frequent woord – plaatsgemaakt voor het veel gewonere, maar daardoor ook direct aansprekende ‘zingen’. In de BGT-psalm komt dit ‘zingen’ zeven keer voor. Naast ‘zingen’ komen nog enkele andere, met dit woord verbonden noties naar voren: ‘muziek maken’ of ‘spelen’ (op instrumenten), en ‘danken’. Maar ‘zingen’ is het overheersende en samenvattende woord. Het is een zingen dat met instrumenten wordt begeleid. De bekendste worden expliciet genoemd: harpen en fluiten, trommels en trompetten. De andere (ongenoemde snaarinstrumenten, bekkens en cimbalen) worden veralgemeniseerd (‘dank hem met alle instrumenten’). Er staat nog één woord in de psalm dat in andere vertalingen weinig aandacht krijgt, en dat is het woord ‘dans’. Elders wordt vertaald: ‘Loof hem met dans/ reidans/rondedans’. In de BGT krijgt dit woord een regel voor zichzelf: ‘Klap in je handen en dans.’ Zo wordt zonder vreemde woorden te gebruiken toch het juiste beeld opgeroepen, en dat voorkomt dat de lezer aan een moderne vorm van dansen denkt. ‘Loven’ is het opvallendste, maar niet het enige woord in deze psalm dat ongebruikelijk is in gewone taal. Dat zijn ook formuleringen als ‘zijn heilige woning’ en ‘het uitspansel’ of ‘zijn machtig gewelf’ (NBV). Waarschijnlijk gaat het hier over Gods aardse en hemelse heiligdom, dat wil zeggen de tempel in Jeruzalem en de plaats waar God in de hemel woont.7 In de BGT-tekst is dat expliciet gemaakt. Me t Andere Wo orden [ 31] 3
273841_MAW-biwerk_3-2012.indd 59
59
23-08-12 09:05
Vers 2 roept ertoe op God te loven ‘om zijn krachtige daden’ en ‘om zijn oneindige grootheid’. In de BGT is die moeilijke nominale constructie verbaal gemaakt, maar wel parallel gebleven: ‘want hij doet wonderen’, ‘want groot is zijn macht’. Deze verschuivingen (ook wel ‘vertaaltransformaties’ genoemd) maken de tekst eenvoudiger en duidelijker. De taal is gewoner, maar de tekst houdt zijn zeggingskracht en blijft poëtisch.8 Dat komt onder andere door de aandacht die er is gegeven aan het ritme, in de afwisseling van beklemtoonde en onbeklemtoonde lettergrepen. Ook is er in de BGT-versie van Psalm 150 veel aandacht voor de klank. Er is bijvoorbeeld veel alliteratie en assonantie in de tekst: heilige tempel, hemels paleis; klap in je handen en dans; zing voor hem en maak muziek; trommels, trompetten, instrumenten. En er is de herhaling van het klankvolle woord zingen, zesmaal aan het begin van de regel en nog eens nadrukkelijk in de tweede helft van de laatste regel. Daar wordt het vervolgd door hetzelfde halleluja waardoor het in het begin van de psalm werd ingeleid. Ten slotte
In het bovenstaande zijn drie psalmen uit de BGT (nog steeds voorlopige teksten) besproken. Daarbij is vooral gekeken naar de taal. Moeilijke of onduidelijke woorden en traditionele religieuze taal worden in de BGT vermeden als er ook gewone woorden beschikbaar zijn, en er wordt gestreefd naar een eenvoudige zinsbouw. De rijke variatie in woordkeus, die karakteristiek is voor de brontekst van de psalmen, maakt in de BGT meestal plaats voor herhaling. Herhaling van taalelementen is een belangrijk kenmerk van alle poëzie, ook in de Hebreeuwse dichtkunst. In de BGT worden niet alleen vaak woorden herhaald, maar ook klanken en zinsstructuren. De besproken passages van Psalm 51, 139 en 150 laten zien hoe effectief de inzet van dergelijke poëtische middelen is in gewone taal. In al hun eenvoud zijn de psalmen in de BGT bijzonder krachtige teksten.
60
Me t Andere Wo orden [ 31] 3
273841_MAW-biwerk_3-2012.indd 60
23-08-12 09:05
Noten 1
F.-L. Hossfeld en E. Zenger, Psalmen 101-150 (HThKAT), Freiburg im Breisgau 2008, 718-21.
2
Vgl. voor de behandeling van retorische vragen in de BGT: J. van Dorp, ‘Loeit een os bij zijn voederbak? De weergave van retorische vragen in Job in de Bijbel in Gewone Taal’ in: Met Andere Woorden 29/3 (september 2010), 2-11.
3
L. Koehler en W. Baumgartner, Hebräisches und Aramäisches Lexikon zum Alten Testament, Leiden 1967-1995, 536: ‘ein zu Instrumentenbegleitung gesungenes Lied’.
4
Vgl. voor de behandeling van beelden en beeldspraak in de BGT: H. Sysling, ‘Bevende wachters of trillende handen. Prediker 12:1-8 in de Bijbel in Gewone Taal’ in: Met Andere Woorden 28/2 (juni 2009), 3-10; R.E. Smit, ‘Eenvoudige poëzie. De vertaling van de Psalmen in de Bijbel in Gewone Taal’ in: Met Andere Woorden 28/3 (september 2009), 3-10, vooral 7-9.
5
In het Oude Testament komt deze wending alleen nog voor in Jesaja 63:10.
6
Koehler en Baumgartner, 1120, s.v. roeach 10: ‘Kraft der Belebung, Lebensgeist/Lebenshauch’.
7
Hossfeld en Zenger, 872.
8
Vgl. voor de kenmerken van poëzie in de BGT het in noot 4 genoemde artikel van Smit.
Drs. P.J. Booij is als oudtestamenticus verbonden aan het Nederlands Bijbelgenootschap. Voor de Bijbel in Gewone Taal heeft hij onder andere aan de vertaling van het boek Psalmen gewerkt.
Me t Andere Wo orden [ 31] 3
273841_MAW-biwerk_3-2012.indd 61
61
23-08-12 09:05
Uitgaven Nederlands Bijbelgenootschap najaar 2012 Aan de slag met de Psalmen: #Durf te vragen
Auteurs Stefan van Dijk en Roelien Smit schreven het boek #Durf te vragen. 5 psalmen, bedoeld voor predikanten en (kerkelijk) jongerenwerkers. Zij brengen Psalm 1, 13, 51, 139 en 146 op een praktische, eigentijdse manier onder de aandacht bij jongeren. Het boek biedt veel ruimte voor creativiteit en sluit aan bij de Jongerenbijbel én bij de campagne Wijs met de Bijbel 2012 (zie ook www.wijsmetdebijbel.nl). Bij het boek hoort een dvd, met vijf clips bij de Psalmen. Bij de presentatie van het boek, eind oktober, zal er een filmavond georganiseerd worden, in samenwerking met Blik op oneindig.
p Omslag # Durf te vragen
#Durf te vragen. 5 psalmen ca. 96 blz. ISBN 978 90 8912 057 1 Prijs ca. € 14,95 (let op: speciale introductieprijs!) verschijnt oktober 2012
Psalmen in bijbelcampagne Wijs met de Bijbel
Een aanrader voor iedere kerkganger die in het komend jaar met de Psalmen aan de slag wil: Heel mijn ziel. Nieuwe psalmen voor kerk en koor. Nico Vlaming en Christiaan Winter stelden dit boek samen om de psalmen in de tekst van De Nieuwe Bijbelvertaling in de eredienst te laten klinken. De uitgave bevat 150 psalmen en de cantica in eenvoudige abdijstijl met twee antifonen en in vierstemmige chants naar anglicaans model, om te zingen in kerk en koor. Bedoeld als aanvulling op het Dienstboek van de Protestantse Kerk in Nederland en als hulp voor het zingen van de getijden.
p Omslag Heel mijn ziel
62
Heel mijn ziel. Nieuwe psalmen voor kerk en koor Uitgegeven i.s.m. het Nederlands Bijbelgenootschap ISBN 978 90 2396 758 3 Prijs: € 29,90 (tot 1 januari 2013)
Me t Andere Wo orden [ 31] 3
273841_MAW-biwerk_3-2012.indd 62
23-08-12 09:05
De Bijbel Tapes
In oktober 2012 verschijnt het tweede deel van De Bijbel Tapes, de audiofilm van de Bijbel. Na de succesvolle ontvangst van deel 1, is er nu de kans om kennis te maken met Ruth en Tobit, Klaagliederen, Prediker en Romeinen als audiofilm. Regisseur is Peter te Nuyl; de cast bestaat uit onder meer Bram van der Vlugt, Hadewych Minis, Mark Rietman, Krijn ter Logo De Bijbel Tapes Braak, Hans Dagelet, Tygo Gernandt en Matteo van p der Grijn. Voor dit project wordt de integrale tekst van De Nieuwe Bijbelvertaling gebruikt. Meer informatie over dit project is te vinden op www.debijbeltapes.nl. De Bijbel Tapes 2: Ruth, Prediker, Klaagliederen, Romeinen, Tobit Prijs: € 39,90 Te bestellen via www.debijbeltapes.nl. Opruiming
Tijdelijk afgeprijsd vanaf 15 september t/m 15 december 2012: - Feest in Betlehem: het kerstverhaal van Marijke ten Cate, met kartonnen figuurtjes en handig opbergzakje. Leuk in de schoen of als kerstcadeautje. Nu € 4,95 (normaal € 9,95) - Twintig bijzondere bijbelse dierenverhalen: over dieren in de Bijbel en hun verhaal. Nu € 4,95 (normaal € 7,95). Vrede.Vieren: Vredesweek
p Omslag Twintig bijzondere bijbelse dierenverhalen
De derde week van september is de Vredesweek, georganiseerd door IKV Pax Christi. Het thema is dit jaar Powered by Peace; dat betekent aandacht voor geweld en onrecht rond het delven van grondstoffen. Olie, steenkool, goud en andere grondstoffen zijn vaak de oorzaak van conflict in plaats van een bron van welvaart en vrede. Het NBG werkt mee aan het liturgisch materiaal voor (oecumenische) vieringen tijdens de Vredesweek. Informatie vindt u in de speciale vredesweekkrant, Vrede.Vieren. Deze is te bestellen via www.vredesweek.nl. Me t Andere Wo orden [ 31] 3
273841_MAW-biwerk_3-2012.indd 63
63
23-08-12 09:05
Nieuwe editie NBV
De nieuwe standaardeditie van De Nieuwe Bijbelvertaling met deuterocanonieke boeken is uit. Deze editie bevat inleidingen en dwarsverwijzingen. ca. 2000 blz. ISBN 987 90 8912 054 0 Prijs ca. € 35,00
p O mslag De Nieuwe Bijbelvertaling
Prentenbijbel.nl: verhalen, apps, game
p Omslag Prentenbijbel
64
De vernieuwde en uitgebreide Prentenbijbel is verkrijgbaar in de winkel. Maar er is nu ook een website: www.prentenbijbel.nl. Hier vindt u informatie over de uitgave, maar ook een leuke game, kleurplaten, kaarten en een drietal apps bij de Prentenbijbel. Goed te gebruiken voor kindernevendienst of kinderverhaal. Verder kunt u ook het kwartetspel, de verzamel-dvd en de cd die bij de Prentenbijbel gemaakt zijn, bestellen. En wist u dat de Prentenbijbel er nu ook in het Fries en het Gronings is? Bezoek www.prentenbijbel.nl en ontdek de mogelijkheden.
Me t Andere Wo orden [ 31] 3
273841_MAW-biwerk_3-2012.indd 64
23-08-12 09:05