1
Het lied van de parel Het lied van de parel is de titel die vaak gegeven wordt aan deze oud Syrische vertelling. Het wordt meestal gedateerd in de 2de of 3de eeuw en stamt uit de vroeg‐ christelijke of joodse gnostiek. Het heeft soms andere namen zoals: het lied van de ziel, en het lied van de mantel van glorie. In 1998 is het bij Ankh‐Hermes uitgegeven onder de titel “De pelgrimstocht van de ziel” in een vertaling van Henk Spierenburg. In deze inleiding gebruiken we deze laatste tekst. Achteraan in deze hand‐out vindt u hem volledig. Tevens wil ik u opmerkzaam maken op het feit dat deze prachtige kleine “binnenzak uitgave” voor 2,50 euro in de ramsj ligt bij De Slegte. Laten we eerst beginnen met een korte globale samenvatting. Er wordt verteld over een koningszoon die in het oosten (India) in het paleis van zijn ouders woont. De prins leeft daar een heerlijk leven samen met zijn oudere broer. Op een dag sturen zijn ouders hem op reis naar Egypte. Hij krijgt voedsel en schatten mee voor onderweg en ook twee gidsen voor het eerste deel van de tocht. Deze nemen hem echter eerst zijn mantel van glorie en ook zijn purperen mantel af. Hij krijgt de opdracht (in zijn hart gegrift) de parel weg te nemen die door een draak bewaakt wordt. Deze draak ligt daar luid sissend in een zee. Vlak voor hij in Egypte aankomt echter verlaten de 2 gidsen hem. Eenmaal in Egypte aangekomen en ondertussen gekleed in Egyptische kleren woont hij vlak bij de plaats waar de parel te vinden is. Hij is eenzaam en alleen maar maakt kennis met iemand die ook uit het oosten komt, een vriend. Deze waarschuwt hem voor de Egyptische gevaren. Dit helpt niet. Door de Egyptische voeding die hij krijgt valt hij in een diepe slaap, hij vergeet wie hij eigenlijk is, waar hij vandaan komt en wat hij hier nou eigenlijk ook alweer kwam doen. Hij weet niets meer van de parel. Zijn ouders komen dit te weten en zenden hem een brief, een oproep, een herinnering. Dan ontwaakt hij volgens dit verhaal door de vorm(en) die de brief aanneemt, nl. die van een adelaar én die van de spraak. Door de stem en het geruis van de vleugels ontwaakt hij en leest de brief. Deze blijkt gelijk te zijn aan het geschrevene in zijn hart. Hierna betoverd hij de draak, die in slaap valt door het noemen van de namen van zijn ouders, en neemt de parel weg. Dan laat hij de Egyptische kleding achter en geleid door het licht en de stem van de brief gaat hij terug naar zijn oorsprong. Vóór hij weer (dus nu met de parel) bij het paleis komt brengen twee hoflieden hem weer zijn twee hemelse gewaden. Hij herkent zijn mantel nu als zijnde zichzelf. Hij realiseert zich wie en wat hij is en verkeert weer met zijn ouders thuis, in het oosten. Het is gewoon een sprookje zou je kunnen zeggen. En dat is natuurlijk ook zo. Maar als je van sprookjes houdt is het wel een bijzonder en erg mooi sprookje. (Zie de volledige tekst op blz. 5 na deze inleiding.) Het heeft ook een bijzonder interessante symboliek en rijke betekenis waar we straks een paar aspecten van zullen uitlichten. Verder herbergt het verhaal verschillende gnostieke en neoplatonische elementen. Gnostiek: weten/wijsheid, de mogelijkheid van de mens om het allerhoogste te kunnen kennen. Niet met het ons bekende verstand zoals we dat tegenwoordig zo graag ontwikkelen maar met een andere
2 mogelijkheid binnen onszelf nl. de mystieke ervaring. Ook de dualiteit van licht en donker en van rein versus onrein doen daaraan denken. Neo‐platonische invloeden herkennen we in de hiërarchie van zijns‐sferen, gesymboliseert in de verschillende landen en plaatsen die onderweg aangedaan worden en de verschillende kledij die daar gedragen wordt. Deze ideeën, dit gedachtegoed vinden we terug in de huidige spiritueel/religieuze bewegingen die we holistisch of nieuwe tijds noemen. Het kan geen kwaad om naast oosterse enz. culturen ook eens de oude wortels van onze eigen cultuur te bezoeken. Er is nog een andere vertelling die in dit kader van betekenis kan zijn. Dat is nl. de allegorie van “De grot van Plato”. Deze houdt kort gezegd het volgende in: Iemand zit geboeid en geketend in een grot met zijn gezicht naar de muur. Achter hem is het licht van de zon. In deze donkere grot ziet hij voor zich op de muur alleen de vertekende schaduwbeelden van de werkelijkheid die zich in het zonlicht achter hem afspeelt. Die werkelijkheid kent hij niet en hij verkeert dus in totale illusie wat dat aangaat. Hier vinden we dezelfde thematiek: de werkelijkheid over het zelf en de wereld is verloren. De taferelen op de muur zijn te vergelijken met het leven in Egypte, het leven in illusie, onwetendheid en ongeluk Het leven in het paleis in het oosten komt overeen met het leven in het zonlicht. Zelf‐herinnering en realisering van de werkelijkheid is dus de opdracht van de mens in het leven kun je zeggen. In het lied van de parel is de brief, het horen van de (op)roep daarbij cruciaal. Laten we ingaan op de symboliek van deze vertelling en naar de psychologische en spirituele betekenis kijken voor inspiratie op ons persoonlijke levenspad. Er zijn meerdere aspecten die we zouden kunnen bekijken, zoals bijvoorbeeld: Het horen van de roep/lezen van de brief Het wisselen van de kleding Het grijpen van de parel Het verdoofd worden/vergeten door de Egyptische voeding De verschillende landen, gebieden en steden die onderweg worden aangedaan Het verdoven van de draak Het groeien van de mantel overeenkomstig zijn werken Enz. enz. Dit is natuurlijk veel te veel en dat gaan we daarom ook niet doen. Laten we voor deze keer er een enkel onderwerp uitnemen. Het horen van de roep, het luisteren naar het bericht is in deze tekst cruciaal. Het nemen van de parel echter is het centrale punt. Daarvoor is de koningszoon nl. naar Egypte gestuurd. Waartoe zijn wij op aarde ? Om met de parel weer terug te keren, is het antwoord uit deze oude tekst. Beperken we ons tot deze twee punten dan moeten we ons ten eerste afvragen horen we een roep, voelen we ons geroepen ? Ten tweede; willen we de parel grijpen ? Wat zou dit laatste echter betekenen ? De parel van onschatbare waarde nemen, wat is dat ? Ik wil er graag het proces van individuatie in zien. Daar heb ik een paar argumenten voor. Individuatie kun je zien als de schat van ego ontwikkeling. De draak, als symbool van egoïstische hartstochten ligt te sissen, omringd door een zee. Zee en water zijn bekende symbolen van emoties, instincten en gevoelens. Die vorm van bewustzijn moet verdwijnen
3 om als een parel tevoorschijn te kunnen komen. In dit verhaal gebeurd dat door de namen van de ouders te noemen, de naam van god (in India aum) te noemen. Door te bidden, te mediteren, ons te ontwikkelen enz. zouden we tegenwoordig kunnen zeggen. De parel is de getransformeerde draak als we het zo bezien. Ten tweede betekent het (symbolisch) bezitten van de parel dat je het vermogen hebt tot ware zelfkennis. Immers wanneer de zoon teruggekeert is en zijn mantel weer terug krijgt herkent en kent hij zichzelf. Toen hij vertrok was hij onbewust; ‘ik was nog een kind’, zegt hij daarover. Met die parel kan je kennelijk wat. Het heeft te maken met bewustzijn, met het vermogen te kennen, te weten, je kan ermee tot gnosis komen. Als we de allegorie van Plato’s grot weer in gedachten nemen, kunnen we opmerken dat er een belangrijke schaduw/vertekening op de muur aanwezig is die de gehele mensheidsgeschiedenis in alle culturen en tijdperken overeind blijft. Dat is die van het menselijke ego. Van ons ‘ik besef’, die automatische, universeel menselijke ‘ik‐ zegger’eigenschap. Ik ben het daarom niet eens met die filosofieën, scholen en tradities die het ego willen verslaan of bestrijden, het willen ontkennen of afdoen als een vergissing of een fout in de schepping van de mens. Daarvoor valt die ene vertekening op Plato’s grot te veel op. Als we die allegorie volgen moeten we ons afvragen; waarvan zou het een vertekening zijn ? Het is kennelijk een heel belangrijke vertekening, hij is zo centraal in de ontwikkelings geschiedenis van de mens. Als we ons om konden keren naar het licht, welke realiteit omtrent deze vertekening zouden we dan te zien krijgen ? De draak blijkt dan een parel, als we dit lied mogen geloven. Daarom ben ik tegen het weggooien van het kind met het badwater, oftewel van het weggooien van de parel met de draak. Zonder draak geen parel. Zonder (vuil) badwater geen (schoon) kind. Als we Egypte en de zee en het gesis van de draak aanvaarden ontwikkelen we de parel van onschatbare waarde! Als we ons omkeren tenminste, hetgeen betekent dat we ons naar binnen keren. Dat naar binnen keren kan niet betekenen dat we ons van de draak afkeren, want volgens dit verhaal zijn we niet hier om weg te gaan, of ons te realiseren dat we hier niet horen maar om de parel te pakken. Terug naar de vragen; voelen we ons geroepen en, willen we de parel grijpen ? Om een roep of oproep te horen moeten we genoeg gevoeligheid ontwikkelt hebben en om de parel te willen grijpen moeten we een innerlijke drang voelen, een liefde voor echtheid, waarheid, werkelijkheid, schoonheid. Een heimwee naar heelheid, een flauwe herinnering hebben aan iets totaal anders dan het egyptische drakenbestaan dat we leiden. We moeten wakker worden, ons iets gaan herinneren, iets gaan vermoeden. Nu we zo ingaan op deze tekst blijkt dat we eigenlijk met zeer centrale levens‐ en zingevingsvragen bezig zijn. Dat is helemaal niet erg, het geeft niets dat we er nu eens via een oud sprookje bij terecht komen. De meditatieve en onderzoeksvragen rond dit onderwerp die ik voorstel om deze middag mee te werken zijn de volgende: 1. Wat kom je hier eigenlijk doen ? 2. Vertel me iets over je roeping. 3. Vertel me iets over je ervaring met echtheid, heelheid, authenticiteit.
4 Natuurlijk worden deze vragen en de werkwijze deze middag ingeleid en uitgelegd en passen ze in de inleiding. Bovendien zullen ze onderdeel uitmaken van gezamenlijke meditatieve oefeningen. Het gaat om het openen en gevoel ontwikkelen tot horen, en om de liefde voor waarheid te durven voelen en honoreren.
Natuurlijk kun je ook in je eentje met deze vragen werken. Vraag je bijv. meditatief af; wat doe ik hier eigenlijk. Wat vraag 2 betreft; Wat wil ik, waar heb ik zin in. En voor vraag 3; breng je in herinnering, en sta die ervaring opnieuw toe, dat je je goed voelde, origineel of echt, of compleet. Van belang is om te proberen nieuwsgierig en belangstellend te zijn naar wat er op komt. Zonder oordeel proberen te zijn en alles accepterend. Ook als je niets voelt, blijf er bij aanwezig en interesseer je voor ‘niets’. Verveelt het je?, blijf er bij en beleef verveling, frustreert het je ? wees gefrustreert, beleef het. Wordt je kwaad ? wees kwaad én blijf accepterend en nieuwsgierig, merk alle gevoelens en zielebewegingen op en laat ze bestaan, beleef ze in je lichaam. Ben je stil ? wees stil, beleef de stilte, enz. enz. Merk je op dat je jezelf kritiseerd en veroordeeld ? veroordeel en kritiseer dát dan niet maar erken en accepteer het, voel wat het in je lijf doet. Val je stil ? val stil ! Dit is de open en meditatieve manier om zelfonderzoek te doen. Dit leidt tot zelfkennis. Eerst op het terrein van Egypte, de zee en de sissende draak als we de symbolische taal van deze tekst aanhouden. Daarna en tussendoor ervaren we kwaliteiten van waarde en van kostbaarheid, en mogelijk de onschatbare waarde van de parel. Op de hierna volgende bladzijden vind je de tekst van het lied van de parel.
5
Het lied van de parel
Toen ik nog een klein kind was, woonde ik in het paleis van het koninkrijk van mijn vader, waar de overvloed en de pracht van mijn opvoeders mij verheugde. Vanuit het oosten, ons vaderland zonden mijn ouders mij op pad, voorzien van voedsel voor de weg. Uit de overvloed van onze schatkamer werd een last voor mij gemaakt, groot was deze, maar ook licht, zodat ik hem alleen kon dragen. Goud uit het land van Gilan en zilver uit het grote Ganzak, chalcedon uit India en opalen uit het land Kashan. Zij omgordden mij met adamant, dat zelfs ijzer kan verbreken, en zij namen de mantel der glorie van mij af, die zij in hun liefde voor mij hadden gemaakt, ook de purperen mantel, die was gemaakt naar mijn gestalte. Daarna sloten zij een overeenkomst met mij en griften die in mijn hart, opdat zij niet vergeten zou worden: “Wanneer u naar beneden gaat, naar Egypte, breng dan de éne parel terug, liggend in de zee, die de luid‐ademende draak omringt, dan zult u de mantel der glorie opnieuw aantrekken en ook de purperen mantel die daartoe behoort, en samen met uw broeder, onze tweede, ons koninkrijk beërven”. Ik verliet het oosten en daalde af, tezamen met twee gidsen, want de weg was moeilijk en vol van gevaren, en ik was nog te jong om alleen te kunnen gaan. Ik passeerde de grenzen van Maishan, het handelscentrum van de kooplieden van het oosten, arriveerde in het land van Babel en betrad de muren van Sarbug. Maar toen ik verder afdaalde naar Egypte, werd ik verlaten door mijn gidsen. Daarna ging ik regelrecht naar de woonplaats van de draak, waar ik in een herberg verbleef, zodat ik, als hij sluimerde of sliep, mijn parel van hem weg zou kunnen nemen. Eenzaam en alleen was ik daar, een vreemde voor de andere gasten. Echter ontmoette ik daar een edelman, evenals ik afkomstig uit het oosten, een jonge man, vriendelijk en welgeschapen, van hoge geboorte. Hij kwam om mij te ontmoeten. Wij spraken samen en ik maakte hem tot een vriend, aan wie ik vertelde waarom ik daar was. Hij waarschuwde mij voor de Egyptenaren, voor de omgang met deze smerige lieden. Ik droeg namelijk dezelfde kleding als zij, zodat zij niet zouden kunnen zien dat ik van elders afkomstig was. Ik vreesde namelijk dat zij de draak zouden waarschuwen, als zij ontdekten dat ik gekomen was voor de parel. Om de een of andere reden ontdekten zij toch dat ik niet afkomstig was uit hun land. Zij misleidden mij door een list en gaven mij van hun voedsel te eten. Daardoor vergat ik dat ik de zoon van een koning was en diende hún koning. Ik vergat alles over de parel, de reden dat mijn ouders mij hadden gestuurd. Door de grofheid van hun voedsel, viel ik in een diepe slaap. Alles wat er was gebeurd kwamen mijn ouders te weten en het deed hun verdriet. Zij verspreidden een proclamatie in hun koninkrijk, dat eenieder naar onze poort zou reizen, zowel de koning als de hoofdlieden van Parthië, en alle prinsen uit het oosten. Daar werd besloten dat ik niet langer in Egypte mocht blijven, en zij schreven dit in een brief, waaronder ieder van de groten zijn naam zette: “Van uw vader, de koning der koningen, en uw moeder, de vorstin van het oosten, en van uw broeder, onze tweede. Aan u, onze zoon in Egypte, wees gegroet! Sta op en ontwaak uit uw slaap, en luister naar de woorden in onze brief! Herinnert u dat u de zoon van een
6 koning bent. Wordt u bewust van de slavernij waarin u verkeert. Denk aan de parel, de reden dat u naar Egypte bent gegaan. Herinnert u de mantel der glorie en de purperen mantel, waarmee u zich kunt bekleden, zodat uw naam in het boek der helden kan worden bijgeschreven, zodat u samen met uw broeder, onze plaatsvervanger, heer in ons koninkrijk kunt zijn”. De brief die ik ontving was gezegeld met de rechterhand van de koning, als bescherming van de inwoners van Babel, de bozen en de demonen van Sarbug. De brief vloog in de gestalte van een adelaar, de koning van alle vogels. Hij vloog, landde naast mij en werd gelijk aan het woord. Door zijn stem en het geruis van zijn vleugels ontwaakte ik uit mijn diepe slaap. Ik nam de brief en kuste hem, verbrak het zegel en las hem. Zoals was geschreven in mijn hart, zo was de inhoud van de brief. Ik herinnerde mij een koningszoon te zijn en verlangde naar de vrijheid van mijn ware aard. Ik herinnerde me ook de parel, waarvoor ik naar Egypte was gestuurd. Toen ving ik aan hem te betoveren, de verschrikkelijke en luid briesende draak. Ik bracht sluimer en slaap over hem met het uitspreken van de naam van mijn vader, de naam van onze tweede (mijn broeder) en de naam van mijn moeder, de vorstin van het oosten. Ik nam de parel weg en keerde terug naar het huis van mijn vader. De bevuilde en onreine kleding wierp ik van mij en liet haar achter in hun land. Regelrecht ging ik naar het licht van het oosten, ons vaderland. De brief, die mij uit de slaap had gewekt, ging vóór mij uit op mijn weg, en zoals hij mij had gewekt met zijn stem, zo leidde hij mij nu met zijn licht. In een Chinees zijden gewaad, met letters in rood geschreven, met zijn stralende gestalte vóór mij, door zijn stem en leiding bemoedigd snelde ik voort, gedreven door zijn liefde. Voort ging ik, kwam door Sarbug, liet Babel links liggen, en kwam bij de grote stad Maishan de haven van de kooplieden, gelegen aan de zee. De mantel der glorie, die ik uitgetrokken had, en de purperen mantel waarmee ik was bekleed, werden door mijn ouders vanuit de hoogten van Warkan (Hyrcanië) tot mij gezonden, door de schatbewaarders, die vanwege hun waarachtigheid daartoe benoemd waren. Ik herinnerde mij het stralende van de mantel niet meer, ik was immers nog een kind toen ik het huis van mijn vader verliet. Maar op het moment dat ik de mantel zag, werd hij gelijk aan mijn spiegelbeeld. Ik zag hem als behorende tot mijzelf en zag mijzelf ook daarin, zodat wij twee waren in verscheidenheid, maar weer één van gestalte. Ook de schatbewaarders die de mantel brachten, zag ik op die wijze, namelijk dat zij twee waren maar van één gestalte, want het teken van de koning was op hun beiden aangebracht. Degene op wiens last de mantel, de rijkdom en de overvloed werd teruggegeven, namelijk, mijn kleurige mantel der glorie, versierd met goud en berylium, met chalcedon en opalen, met veekleurige sardonyxen, ook deze gemaakt in de hoogste der huizen. Met stenen van adamant waren de delen van de gordel samengevoegd. Het beeld van de koning der koningen, was op alle plaatsen zichtbaar, in blauw gevat, als saffierstenen. Voorts zag ik de stralen der kennis uit hem voortkomen, ook zag ik dat deze werden omgevormd tot woorden. Ik hoorde de klank van zijn liederen toen hij afdaalde: “Ik behoor tot de moedigste der dienaren, het was om die reden dat ik opgroeide met de Vader. Ook bemerkte ik bij mijzelf dat mijn gestalte meegroeide met zijn werken”.
7 Met koninklijke bewegingen bewoog hij zich naar mij, zich uit de handen van de brenger haastend, ook bij mij ontsprong de liefde om hem tot mij te nemen, naar hem toe te gaan om hem te ontvangen. Ik strekte me naar hem uit en ontving hem, met de schoonheid van zijn kleuren werd ik omkleed. Bekleed met mijn stralend‐kleurige mantel steeg ik op naar de poort van begroeting en verering. Ik boog mijn hoofd ter ere van de stralende vader die hem naar mij gezonden had, wiens bevel ik had gehoorzaamd, en die zich hield aan zijn belofte aan mij. Bij de poort van zijn dienaren, mengde ik mij onder zijn prinsen. Hij verheugde zich over mij en ontving mij, en zo was ik met hem in zijn koninkrijk, waar alle dienaren zijn lof zongen. Hij beloofde mij dat ik samen met hem naar de poort van de koning der koningen zou gaan, en dat wij bekleed met mijn gift en met mijn parel samen voor de koning zouden verschijnen.