Kwaliteitskader zorgambulance
Versie 2.0, Augustus 2014
Inhoudsopgave 1. Inleiding 1.1 Inleiding 1.2 Totstandkoming kwaliteitskader zorgambulance 1.3 Betekenis van het kwaliteitskader
3 3 3 3
2. Achtergrond en visie 2.1 Inleiding 2.2 Differentiatie binnen de ambulancezorg 2.3 Wettelijk kader 2.3.1 Kwaliteitswet zorginstellingen 2.3.2 Tijdelijke wet ambulancezorg 2.3.3 Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg
4 4 4 4 4 5 5
3. Positionering zorgambulance 3.1 Inleiding 3.2 Zorgambulance; integraal onderdeel van ambulancezorg 3.3 Omschrijving zorgambulance
6 6 6 6
4. Inzet- en uitsluitcriteria zorgambulance 4.1 Inleiding 4.2 Inzet- en uitsluitcriteria zorgambulance 4.3 Handelingschema zorgambulance
7 7 7 8
5. Deskundigheid en bekwaamheid 5.1 Inleiding 5.2 Deskundigheidsniveau en competenties 5.2.1 Zorgambulancebegeleider 5.2.2 Chauffeur zorgambulance 5.3 Bekwaamheid 5.4 Bij- en nascholing
9 9 9 9 9 10 10
6.
Zorgproces en zorginhoud 6.1 Inleiding 6.2 Zorgproces en ritverwerking 6.3 Protocollair werken 6.4 Medisch management
11 11 11 11 11
7.
Materiaal 7.1 Inleiding 7.2 Voertuig 7.3 Inrichting en inventaris 7.4 Kleding
12 12 12 12 12
8.
Informatievoorziening cliënten en afstemming met ketenpartners 8.1 Inleiding 8.2 Informatievoorziening cliënten 8.3 Afstemming met ketenpartners
13 13 13 13
Bijlage 1: Bijlage 2: Bijlage 3: Bijlage 4:
Eindtermen zorgambulancebegeleider Eindtermen chauffeur zorgambulance Handelingschema zorgambulance Leden werkgroep Kwaliteitskader zorgambulance
Ambulancezorg | Kwaliteitskader zorgambulance - versie 2.0, augustus 2014
14 16 18 19
1. Inleiding 1.1
Inleiding
De zorgambulance heeft zich de afgelopen jaren in steeds meer RAV-regio’s ontwikkeld. In 2011 ontstond er behoefte aan meer eenduidigheid, zowel in de benaming, de inzetcriteria als de personele invulling. De sector zelf hechtte hier in het kader van kwaliteit en patiëntveiligheid grote waarde aan. Daarnaast verzochten externe partijen zoals VWS en IGZ om helderheid rondom dit product en de sectorale kwaliteitsnormen die op dit product van toepassing zijn. Dit was reden voor de sectorale organisaties om gezamenlijk een landelijk kwaliteitskader voor de zorgambulance op te stellen. In december 2012 is een eerste formele versie van het kader bestuurlijk vastgesteld, met de afspraak na een jaar het kwaliteitskader te evalueren. Een werkgroep Kwaliteitskader zorgambulance heeft deze evaluatie uitgevoerd. Dit heeft geresulteerd in deze herziene versie van het kwaliteitskader.
1.2 Totstandkoming kwaliteitskader zorgambulance De evaluatie en actualisatie van het kwaliteitskader zorgambulance is uitgevoerd door de werkgroep Kwaliteitskader zorgambulance (zie bijlage 4). Via een enquête zijn de toepassing van het kwaliteitskader, de ervaringen met de toepassing en aanbevelingen voor verbetering uitgevraagd onder alle RAV’s. Op basis van de uitkomsten van de schriftelijke evaluatie zijn voorstellen gedaan voor aanpassing van het kwaliteitskader. Deze voorstellen zijn na bestuurlijke goedkeuring verwerkt in het kwaliteitskader zorgambulance versie 2.0. Periodieke evaluatie van het kwaliteitskader zorgambulance blijft onderdeel van de ontwikkel- en verbetercyclus van sectorale richtlijnen en kaders.
1.3
Betekenis van het kwaliteitskader
Met een landelijk kwaliteitskader voor de zorgambulance streeft de sector naar uniformiteit en eenduidigheid op een aantal aspecten die vanuit het perspectief van kwaliteit en patiëntveiligheid van belang zijn. De belangrijkste betekenis van het landelijk kwaliteitskader ligt in de verantwoording voor de geboden kwaliteit en borging van de patiëntveiligheid. Het kwaliteitskader bevat de minimale eisen waaraan de zorgambulance op een aantal aspecten dient te voldoen. Het kwaliteitskader zorgambulance dient te worden beschouwd als branchenorm. Het kwaliteitskader zorgambulance versie 2.0 valt onder het regime van Verantwoorde Ambulancezorg en vervangt de voorgaande versie van het kwaliteitskader zorgambulance1.
1
Kwaliteitskader zorgambulance, Ambulancezorg Nederland, Nederlandse Vereniging van Medisch Managers Ambulancezorg, V&VN Ambulancezorg, december 2012.
Ambulancezorg | Kwaliteitskader zorgambulance - versie 2.0, augustus 2014
3
2. Achtergrond en visie 2.1 Inleiding In dit hoofdstuk wordt de achtergrond en de visie van de sector op de zorgambulance beschreven. Tevens wordt het wettelijk kader geschetst dat op de zorgambulance van toepassing is.
2.2 Differentiatie binnen de ambulancezorg Net als andere instellingen voor gezondheidszorg zijn ook RAV’s voortdurend op zoek naar een optimale afstemming van het zorgaanbod op de zorgvraag van de patiënt. Het streven naar ‘zorg op maat’ heeft inmiddels geleid tot diverse vormen van differentiatie binnen de ambulancezorg. Het betreft zowel differentiatie in functie (verpleegkundig specialist, rapid responder) als in zorgvorm (solo voertuigen, motoren, fietsen, zorgambulance). Naast ‘zorg op maat’ zijn kwaliteit, veiligheid en doelmatigheid essentiële aspecten bij zorgdifferentiatie. Daarnaast levert zorgdifferentiatie een belangrijke bijdrage aan kwaliteitsverbetering binnen de dienstverlening. In het geval van differentiatie binnen het planbare vervoer betekent dit dat voertuigen die specifiek en uitsluitend ingezet worden voor gepland vervoer, beter op tijd ingepland worden en dus ook meer tegemoetkomen aan de wens van de patiënt. Daarnaast kunnen competenties van het personeel en inrichting van het voertuig afgestemd worden op de specifieke zorgvraag van deze doelgroep. In het geval van de zorgambulance kan bijvoorbeeld de inrichting van de ambulance afgestemd worden op de behoeften van de patiënt in termen van comfort. Naast effecten op kwaliteit van zorg en doelmatigheid brengt differentiatie binnen de organisatie een nieuwe dynamiek op personeelsgebied. Er ontstaat niet alleen een gezonde diversiteit in het personeelsbestand maar ook een uitbreiding van mogelijke (interne) loopbaanpaden. Het uitwerken van deze loopbaanpaden valt buiten het bestek van dit kwaliteitskader maar het gegeven op zich is een belangrijke en positieve bijkomstigheid van de keuze voor differentiatie.
2.3 Wettelijk kader Met de zorgambulance wordt ambulancezorg geboden. Dit betekent in zijn algemeenheid dat alle wetten die op de ambulancezorg van toepassing zijn, ook van toepassing zijn op de zorgambulance. Voor een overzicht van alle relevante wetgeving wordt verwezen naar de Nota Verantwoorde ambulancezorg2. Hieronder volgt een korte beschrijving van de belangrijkste wetten die van invloed zijn op de minimale kwaliteitsnormen voor de zorgambulance.
2.3.1 Kwaliteitswet zorginstellingen Conform de Kwaliteitswet zorginstellingen moeten instellingen aan een aantal eisen voldoen om zorg van goede kwaliteit te kunnen bieden:
1. Verantwoorde zorg Instellingen dienen verantwoorde zorg te leveren. Dat wil zeggen: zorg van een goed niveau en in ieder geval doeltreffend, doelmatig, afgestemd en gericht op de reële behoefte van de cliënt. De instelling dient de voorwaarden te scheppen zodat deze verantwoorde zorg ook daadwerkelijk kan worden geleverd. De ambulancesector heeft deze voorwaarden vastgelegd in de Nota Verantwoorde Ambulancezorg.
2. Bewust beleid Verantwoorde zorg komt tot stand op basis van bewust beleid. Dat betekent: er doelbewust aan werken. In ieder geval dient de organisatie te voldoen aan de volgende eisen: • Duidelijke verdeling van taken en verantwoordelijkheden; • Voldoende en capabel personeel en het juiste materieel.
3. Kwaliteitssysteem Een zorginstelling dient volgens de Kwaliteitswet zorginstellingen de kwaliteit van de zorgverlening systematisch te bewaken, te beheersen en zo mogelijk te verbeteren. De zorginstelling dient hiervoor een kwaliteitssysteem te hebben. Elke vorm van differentiatie, dus ook de zorgambulance, dient onderdeel uit te maken van dit kwaliteitssysteem. Met het oog op het borgen van de patiëntveiligheid dient de zorgambulance ook onderdeel uit te maken van het veiligheidsmanagementsysteem van de organisatie.
2
Nota Verantwoorde Ambulancezorg, bijlage 1 en referentielijst. Ambulancezorg Nederland, Nederlandse Vereniging van Medisch Managers Ambulancezorg, V&VN Ambulancezorg, 2013. De volledige wetteksten zijn te vinden op www.overheid.nl.
Ambulancezorg | Kwaliteitskader zorgambulance - versie 2.0, augustus 2014
4
4. Kwaliteitsjaarverslag De kwaliteitswet stelt instellingen verplicht om jaarlijks een kwaliteitsjaarverslag te publiceren. In een kwaliteitsjaar verslag legt de zorginstelling verantwoording af over de kwaliteit van de geleverde zorg en het gevoerde kwaliteitsbeleid. Daar maakt het zorgaanbod, inclusief de zorgambulance ook onderdeel van uit.
5. Toezicht en handhaving Hoewel de instellingen zelf verantwoordelijk zijn voor de kwaliteit van de zorg, blijft onafhankelijk toezicht op de naleving van de kwaliteitswet noodzakelijk. Dit is de taak van de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ). Om de kwaliteit van zorg te handhaven heeft de kwaliteitswet de IGZ meer bevoegdheden gegeven. Zo kan de IGZ bevel geven tot het nemen van maatregelen indien er sprake is van situaties die ernstig gevaar opleveren voor de gezondheid van cliënten. De minister zelf heeft bevoegdheid om een zorginstelling een aanwijzing te geven, wanneer de zorg tekortschiet. Om het toezicht uit te kunnen oefenen is het nodig dat de inspectie kan beschikken over voldoende informatie. Belangrijke voorwaarde daarbij is dat de inspectie op de hoogte wordt gebracht van calamiteiten die zich hebben voorgedaan in een instelling. Daartoe verplicht artikel 4a van de kwaliteitswet de zorgaanbieder iedere calamiteit die in de instelling heeft plaatsgevonden te melden aan de inspectie.
2.3.2 Tijdelijke wet ambulancezorg Per 1 januari 2013 is de Tijdelijke wet ambulancezorg (Twaz) in werking getreden. De Twaz geldt voor een periode van vijf jaar. In deze periode wordt gewerkt aan een definitieve wettelijke regeling. De Twaz heeft in haar beleidsregels3 eisen opgenomen voor zorgdifferentiatie. Artikel 8 schrijft het volgende voor: De regionale ambulancevoorziening past zorgdifferentiatie toe onder de volgende voorwaarden: a. Er zijn inzetcriteria vastgesteld die bepalen welk niveau van zorg onder welke omstandigheden gelden als verantwoorde ambulancezorg, en b. Zorgdifferentiatie gaat niet ten koste van de inzetbaarheid van materieel en personeel die nodig zijn om verantwoorde ambulancezorg te leveren in normale en opgeschaalde omstandigheden. De eisen uit dit artikel van de Twaz zijn onderdeel van het kwaliteitskader zorgambulance.
2.3.3 Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg De Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG) heeft als doelstelling de kwaliteit van de beroepsuitoefening te bevorderen en te bewaken en de cliënt te beschermen tegen ondeskundig en onzorgvuldig handelen van beroepsbeoefenaren. Op de uitoefening van ambulancezorg is de Wet BIG van toepassing. Indien medewerkers die op de zorgambulance werkzaam zijn onder het regime van de Wet BIG vallen, zijn de eisen uit de Wet BIG4 ten aanzien van titelbescherming, bekwaamheid en toezicht, ook van toepassing. Indien de medewerker niet onder het regime van de Wet BIG valt kan volgens artikel 34 van de Wet BIG bij algemene maatregel van bestuur ter bevordering van een goede uitoefening van individuele gezondheidszorg de opleiding tot een bij de maatregel aangewezen beroep worden geregeld. Dit is 5 het geval bij de verzorgende IG . De ontwikkelingen binnen het domein van de beroepsprofielen6 binnen de gezondheidszorg, die ook van toepassing zijn op de ambulancezorg, dienen nadrukkelijk onderwerp te zijn van de periodieke evaluatie van het kwaliteitskader.
3
4 5
6
eleidsregel van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Kenmerk CZ 3082275, ter uitvoering van artikel 6 derde lid, van de B Tijdelijke wet ambulancezorg artikel 8. Volledige tekst Wet BIG is te vinden op www.overheid.nl. De regels voor de opleiding en de deskundigheid van de verzorgende individuele gezondheidszorg is vastgelegd in Besluit 463. Staatsblad, 1999. Leren van de toekomst. Verpleegkundigen en verzorgenden 2020. V&VN, 2012. www.venvn.nl. Ambulancezorg | Kwaliteitskader zorgambulance - versie 2.0, augustus 2014
5
3. Positionering zorgambulance 3.1
Inleiding
In dit hoofdstuk wordt de zorgambulance nader omschreven, zodat helder is waarop het kwaleitskader van toepassing is.
3.2 Zorgambulance; integraal onderdeel van ambulancezorg De zorgambulance maakt integraal onderdeel uit van ambulancezorg. Het Uniform Begrippenkader Ambulancezorg7 geeft de volgende definitie van ambulancezorg:
Ambulancezorg is de zorg die beroepsmatig wordt verleend om een patiënt binnen het kader van zijn aandoening of letsel hulp te verlenen en waar nodig adequaat te vervoeren met inachtneming van datgene wat op grond van algemeen beschikbare medische en verpleegkundige kennis vereist is, dan wel de patiënt te verwijzen naar een andere zorgverlener. Hoofddoel van ambulancezorg is het behalen van individuele gezondheidswinst op basis van de zorgbehoefte van de patiënt. Het proces ambulancezorg loopt van melding tot en met overdracht.
Ambulancezorg kan worden verdeeld in spoedeisende zorg en planbare zorg. De zorg die wordt verleend met de zorgambulance valt onder planbare ambulancezorg. Ambulancezorg kan ook worden ingedeeld in hoogcomplexe zorg en laagcomplexe zorg. De zorgambulance valt onder de laagcomplexe ambulancezorg.
3.3
Omschrijving zorgambulance
Op de zorgambulance wordt zorg verleend aan patiënten met een laag complexe zorgvraag. Laag complexe zorgsituaties laten zich omschrijven als voorspelbare, niet levensbedreigende situaties. Bij patiënten die laag complexe ambulancezorg behoeven is sprake van stabiele vitale functies en is redelijkerwijs te verwachten dat de vitale functies tijdens of door het vervoer niet bedreigd zullen raken. Bij laag complexe ambulancezorg volstaat het werken volgens routines, standaardprocedures en/of combinaties van (standaard)procedures. Medisch of verpleegkundig (ALS) toezicht en/of behandeling is niet noodzakelijk. Het gaat bij de zorgambulance om het aanbieden van verzorgende handelingen en het handhaven, stimuleren en ondersteunen van de zelfredzaamheid van de zorgvrager en de daarbij behorende psychosociale ondersteuning. De zorgambulance valt onder ‘planbare ambulancezorg’, in de praktijk ook wel ‘besteld vervoer’ genoemd. Het betreft zorg en vervoer van patiënten tussen het woon- of verblijfadres en/of zorginstellingen voor diagnostiek, therapie, opname of ontslag. Er worden afspraken gemaakt met de patiënt, c.q. de aanvrager, over de tijdstippen van halen en brengen en de plaats van bestemming. De aard van de zorghandelingen is afhankelijk van de zorgvraag van de patiënt. De kenmerken van de zorgambulance zijn richtinggevend voor de inzetcriteria voor de zorgambulance. De indicatiestelling voor en inzet van de zorgambulance vindt plaats vanuit de meldkamer ambulancezorg (MKA) aan de hand van door de RAV vast te stellen criteria gebaseerd op dit kwaliteitskader.
7
Uniform Begrippenkader Ambulancezorg. Ambulancezorg Nederland, 2013.
Ambulancezorg | Kwaliteitskader zorgambulance - versie 2.0, augustus 2014
6
4. Inzet- en uitsluitcriteria zorgambulance 4.1 Inleiding Indicatiestelling voor en de inzet van de zorgambulance vindt plaats door de MKA. De aanvraag voor de zorgambulance vindt plaats door een bevoegd aanvrager, in de regel een arts. Het is de taak van de MKA om de juiste zorgindicatie vast te stellen, afgestemd op de zorgvraag van de patiënt. Belangrijk is ook dat dit eenduidig gebeurt. Heldere inzetcriteria zijn hierbij een voorwaarde. Het is ook van belang te beschrijven wanneer de zorgambulance niet geïndiceerd wordt. Ondanks alle zorgvuldigheid in het aanname- en indicatieproces op de MKA, blijft het een professionele afweging van de zorgverlener die ter plaatse komt of de zorgbehoefte van de patiënt aansluit op zijn/haar competentieniveau.
4.2 Inzet- en uitsluitcriteria zorgambulance Hieronder worden de inzet- en uitsluitcriteria voor de zorgambulance omschreven. Deze geven de onder- en bovengrens van de zorgambulance aan.
Inzetcriteria In algemene zin wordt de zorgambulance bij de volgende zorgsituaties ingezet: • Er is sprake van een medische indicatie8 , afgegeven door een bevoegd aanvrager9 ; • De patiënt heeft tijdens het vervoer zorg en begeleiding nodig; • De zorgvraag van de patiënt is door de MKA vastgesteld als laag complex.
Uitsluitcriteria • • • • • •
Vervoer met A1- of A2-urgentie; Voorwaardescheppende ritten; Vervoer van patiënten met (dreigende) stoornissen van vitale functies; Vervoer van patiënten na diagnostiek of behandeling, waarbij continue monitorbewaking10 geïndiceerd is; Vervoer van patiënten met een vervoersindicatie psychiatrie11; Vervoer van patiënten jonger dan 6 jaar.
Inzet zorgambulance bij reanimatiesituaties Een zorgambulance kan door de MKA worden ingezet bij reanimatiesituaties, in afwachting van een ambulance. De hulp die de zorgambulancemedewerkers (mogen) verlenen dient te passen binnen het bereik van het kwaliteitskader zorgambulance. De zorgambulance kan worden ingezet voor eerste hulp ter plaatse onder de volgende condities: • De zorgambulance bevindt zich ter plaatse of in de directe nabijheid van de reanimatiesituatie; • De zorgambulancemedewerkers zijn bekwaam om eerste hulp te verlenen en een AED te bedienen; • De zorgambulance voert geen optische en geluidssignalen.
Inzet zorgambulance in opgeschaalde situaties De zorgambulance kan in principe ingezet worden in opgeschaalde situaties. Voorwaarde is dat de inzet past binnen het kwaliteitskader zorgambulance. De RAV en GHOR dienen hierover goede afspraken te maken, als onderdeel van het GHOR-convenant.
8
9 10 11
edische indicatie is synoniem voor medische noodzaak. Er is een medische reden waardoor iemand in aanmerking komt voor (een M bepaalde vorm van) zorg, behandeling of geneesmiddelen. Een bevoegd aanvrager is (in de regel) een medicus: huisarts, verpleeghuisarts, specialist ziekenhuis, psychiater. Continue monitorbewaking: een systeem van voortdurende observatie met behulp van bewakingsapparatuur. Het gaat hier om patiënten waarbij het psychiatrisch ziektebeeld reden is voor vervoer per ambulance.
Ambulancezorg | Kwaliteitskader zorgambulance - versie 2.0, augustus 2014
7
4.3 Handelingschema zorgambulance De inzet- en exclusiecriteria voor de zorgambulance zijn vertaald naar een handelingschema. Doel van het handelingschema is om te concretiseren welke handelingen de zorgambulancebegeleider op basis van zijn/haar competenties mag of zou moeten kunnen uitvoeren, mits daartoe bekwaam. De toetsing van en het toezicht op de bekwaamheid van de zorgambulancebegeleider is beschreven in paragraaf 5.3. van dit kwaliteitskader. Met het vertalen van de criteria en daaraan verbonden protocollen naar een handelingschema sluit het kwaliteitskader aan bij de methodiek die binnen de sector gehanteerd wordt bij het opleidings- en bekwaamheidsbeleid van de andere kernfuncties binnen de ambulancezorg. Het handelingschema voor de zorgambulance is opgenomen in bijlage 3.
Ambulancezorg | Kwaliteitskader zorgambulance - versie 2.0, augustus 2014
8
5. Deskundigheid en bekwaamheid 5.1
Inleiding
In de nota verantwoorde ambulancezorg heeft de sector vastgelegd dat deskundigheid van ambulancezorgprofessionals dient te zijn afgestemd op de zorgvraag van de patiënt. In dit hoofdstuk wordt het deskundigheidsniveau van de zorgverleners op de zorgambulance beschreven. Het kwaliteitskader gaat uit van het minimale deskundigheidsniveau. Dat betekent dat het deskundigheidsniveau van de zorgverlener dient te zijn afgestemd op de inzetcriteria voor de zorgambulance, zoals beschreven in hoofdstuk 4 en op de eindtermen van de zorgambulancemedewerkers. De RAV kan er voor kiezen beide functies, zorgambulancebegeleider en chauffeur zorgambulance, te combineren in één functie. Deze professional voldoet vanzelfsprekend aan de deskundigheidsniveaus en eindtermen van beide functies, genoemd onder 5.2.1. en 5.2.2. De RAV dient in alle gevallen te beschikken over heldere functiebeschrijving voor de betreffende functies.
5.2 Deskundigheidsniveau en competenties In het kwaliteitskader zorgambulance worden twee functies onderscheiden: • Zorgambulancebegeleider; • Chauffeur zorgambulance. Hieronder worden beide functies het noodzakelijke deskundigheidsniveau en de eindtermen op hoofdlijnen beschreven. Bijlage 1 en 2 bevatten een uitgebreide omschrijving van de eindtermen voor beide functies.
5.2.1 Zorgambulancebegeleider De zorgambulancebegeleider verzorgt en begeleidt de patiënt in de zorgambulance. De zorgambulancebegeleider is een medewerker met een zorgachtergrond op minimaal kwalificatieniveau verzorgende 3 IG (VIG)12, bij voorkeur met ervaring in de klinische en/of thuiszorg. De zorgambulancebegeleider voldoet aan de door de sector gestelde eindtermen op het gebied van niet-spoedeisende ambulancezorg, op de volgende terreinen: • Organisatie van de ambulancezorg; • Methodisch en protocollair werken; • Vervoerstechnieken; • Gebruik van communicatiesystemen. Een volledige beschrijving van de eindtermen voor de zorgambulancebegeleider is opgenomen in bijlage 1.
5.2.2 Chauffeur zorgambulance De chauffeur zorgambulance bestuurt de zorgambulance, is verantwoordelijk voor een comfortabel vervoer van de patiënt en verricht enige (niet-medisch inhoudelijke) assisterende taken van de zorgambulancebegeleider De chauffeur zorgambulance beschikt over goede rijvaardigheden, medische basiskennis en sociaal communicatieve vaardigheden. De chauffeur zorgambulance heeft een rol in de communicatie met de MKA en met ketenpartners. De chauffeur zorgambulance voldoet aan de door de sector gestelde eindtermen, op het gebied van niet-spoedeisende ambulancezorg, op de volgende terreinen: • Rijvaardigheid/rijtraining; • Medische basiskennis; • Kennis van het zorgproces voor de specifieke doelgroep; • Gebruik van communicatiesystemen. Een volledige beschrijving van de eindtermen voor de chauffeur zorgambulance is opgenomen in bijlage 2.
12
Gekwalificeerd voor de toekomst: kwalificatiestructuur en eindtermen voor verpleging en verzorging, 1996.
Ambulancezorg | Kwaliteitskader zorgambulance - versie 2.0, augustus 2014
9
5.3
Bekwaamheid
Op de uitoefening van ambulancezorg is de Wet BIG van toepassing. De individuele professional, de medisch manager en de RAV hebben ieder hun eigen verantwoordelijkheid ten aanzien van het verkrijgen en behouden van bekwaamheid van de individuele professional. Dit is ook van toepassing op de medewerkers van de zorgambulance. De RAV voorziet in een opleiding voor de medewerkers van de zorgambulance (begeleider en chauffeur) die voldoet aan de eindtermen zoals opgenomen in dit kwaliteitskader en in een toetsingsbeleid waarmee de bekwaamheid van de professionals (periodiek) wordt getoetst.
5.4 Bij- en nascholing De kwaliteit van de geleverde zorg is in grote mate afhankelijk van de deskundigheid van de zorgverlener. De minimale deskundigheid, in termen van opleidingsachtergrond en (aanvullende) competenties staan vermeld onder 5.2 en zijn nader uitgewerkt in bijlage 1 en 2. Belangrijk is de voortdurende aandacht voor de kwaliteit van de zorg op dezelfde wijze als dat voor de spoedzorg gebeurt. De zorgambulance moet integraal onderdeel blijven van de totale zorg binnen de RAV. Dit betekent dat voor de medewerkers van de zorgambulance beleid dient te zijn ten aanzien van behoud van deskundigheid en bekwaamheid.
Ambulancezorg | Kwaliteitskader zorgambulance - versie 2.0, augustus 2014
10
6. Zorgproces en zorginhoud 6.1 Inleiding De zorgambulance maakt integraal onderdeel uit van het totale aanbod van ambulancezorg. Daaruit vloeit als vanzelfsprekend voort dat het zorgproces voor de zorgambulance gelijk is aan het ambulancezorgproces. Zoveel mogelijk wordt dan ook in dit kwaliteitskader verwezen naar de veldnormen voor ‘verantwoorde zorg’ die reeds in de nota Verantwoorde ambulancezorg staan beschreven. Op onderdelen wordt een nadere toelichting/aanvulling gemaakt.
6.2 Zorgproces en ritverwerking Het zorgproces en de verwerking van ritten is voor de zorgambulance gelijk aan die van de ALS-ambulance. Zorg wordt aangevraagd bij de MKA alwaar de beoordeling van de urgentie plaats vindt. De MKA bepaalt of de zorgvraag binnen de inzetcriteria van de zorgambulance valt, plant de rit in en geeft hem uit op de gebruikelijke wijze. Indien het zorgambulanceteam ter plaatse vaststelt dat de zorg die de patiënt behoeft niet past binnen de criteria voor de zorgambulance en/of het eigen competentiebereik overstijgt, wordt aan de MKA gevraagd om het vervoer door een ALS-ambulance te laten plaatsvinden. De MKA zet vervolgens een ALS-ambulance in. De zorgambulancebegeleider kan te allen tijde (bij twijfel of discussie met zorgpartners) voor telefonische consultatie terugvallen op een achterwacht. Deze achterwachtfunctie ligt formeel bij de MMA, maar kan door deze gedelegeerd zijn. De RAV beschikt voor deze situaties over een procedure. Ook voor het invullen van het (elektronisch) ritformulier, de overdracht en de administratieve verwerking van de ritten geldt dat dit in principe niet verschilt van ALS ritten. Zorgproces en ritverwerking staan beschreven in het kwaliteitssysteem van de RAV.
6.3 Protocollair werken Protocollair werken vormt ook in het handelen van de zorgambulancebegeleider de rode draad. De meeste protocollen uit het landelijk protocol ambulancezorg zijn gericht op ‘cure’ en daarom niet van toepassing. Er dient een overzicht te zijn van de protocollen die van toepassing zijn op de zorgambulance, en die toegepast worden door de zorgambulancebegeleider. Voor de zorgambulancechauffeur geldt dat op het deelgebied ‘planbare ambulancezorg’ kwaliteit geboden wordt als op ALS ambulances. De chauffeur zorgambulance krijgt regionaal alle relevante onderdelen van het VVT deel van de opleiding tot ambulancechauffeur aangeboden. Er dient ruim aandacht te zijn voor het effect van rijstijl op het comfort van de patiënt.
6.4 Medisch management De eisen en randvoorwaarden die sectoraal zijn vastgesteld, en verwoord in de nota verantwoorde ambulancezorg, met betrekking tot het medisch management13 zijn ook van toepassing op de zorgambulance. Hieruit vloeien de volgende taken van de medisch manager ambulancezorg (MMA) met betrekking tot de zorgambulance voort: • Toezien op de bevoegdheid en bekwaamheid van zorgambulancemedewerkers die vallen onder de Wet BIG; • Betrokkenheid bij het formuleren van het medisch beleid rondom de zorgambulance en toezien op de uitvoering daarvan; • Toezien op de toepassing van zorginhoudelijke protocollen; • Medisch-inhoudelijke afstemming met ketenpartners; • Toezien op de uitvoering van de in de Wgbo vastgelegde rechten en plichten van cliënt en zorgverlener.
13
Nota Verantwoorde Ambulancezorg. Ambulancezorg Nederland, 2013.
Ambulancezorg | Kwaliteitskader zorgambulance - versie 2.0, augustus 2014
11
7. Materiaal 7.1
Inleiding
Uitgangspunt voor het bieden van verantwoorde ambulancezorg is dat ambulancezorg wordt geleverd met kwalitatief hoogwaardig en functioneel materiaal. De materialen en apparatuur die binnen de ambulancezorg worden gebruikt, zijn doelmatig en doeltreffend en voldoen aan de kwaliteitseisen die hieraan worden gesteld. Deze uitgangspunten zijn ook van toepassing op de zorgambulance en worden hieronder uitgewerkt.
7.2 Voertuig De zorgambulance maakt integraal onderdeel uit van de ambulancezorg. Dit komt ook tot uitdrukking in de uiterlijke kenmerken van de zorgambulance. Qua uiterlijke kenmerken -kleur, striping en nummering- is de zorgambulance identiek aan de ambulance. Het onderscheid met een gewone ambulance komt als volgt tot uitdrukking: • Functienaam ‘zorgambulance’ wordt toegevoegd; • Nummering: regionummer, gevolgde door een nummer vanaf 400. De zorgambulance voert geen optische en geluidssignalen.
7.3 Inrichting en inventaris De zorgambulance is ingericht op laag complexe zorgvragen waarbij het focus ligt op verzorging en begeleiding. Geavanceerde medisch technische apparatuur en medicatie ontbreekt. Er is in ieder geval een AED beschikbaar. De noodzakelijk aanwezige inventaris is afgestemd op de inzetcriteria/te verlenen zorg. In het kwaliteitssysteem van de RAV moet inzichtelijk zijn wat de inventaris is en hoe onderhoud en controles vorm gegeven worden. Ten opzichte van een ALS ambulance zou de zorgambulance meer comfort moeten bieden. Daarin kan een verschil gemaakt worden, bijvoorbeeld in de vering van de auto en een meer comfortabel brancardsysteem met dikke matras. Daarnaast kunnen een goed uitzicht naar buiten, een mooi afgewerkt interieur, prettige verlichting en eventuele mogelijkheden voor beeld en geluid bijdragen aan het comfort voor de patiënt. Het valt buiten het bestek van dit kwaliteitskader om hier voorschrijvend in te zijn.
7.4
Kleding
Ook in het uniform van de medewerkers van de zorgambulance komt tot uitdrukking dat de zorgambulance, en daarmee de medewerkers, integraal onderdeel uitmaken van de ambulancezorg. Qua uiterlijke kenmerken en qua veiligheid (bescherming, reflectie) is de kleding van zorgambulancemedewerkers identiek aan dat van ambulancemedewerkers. Het onderscheid komt tot uitdrukking door op de uniformen van zorgambulancemedewerkers ‘zorgambulance’ te vermelden.
Ambulancezorg | Kwaliteitskader zorgambulance - versie 2.0, augustus 2014
12
8. Informatievoorziening cliënten en afstemming met ketenpartners 8.1 Inleiding Zowel voor (potentiele) cliënten als voor verwijzers en ketenpartners moet duidelijk zijn wat de differentiatie Zorgambulance inhoudt en hoe kwaliteit gewaarborgd wordt. Communicatie hierover richting cliënten en ketenpartners is van groot belang.
8.2 Informatievoorziening cliënten Voor cliënten dient helder te zijn wat zij van de zorgambulance mogen verwachten. De wettelijke eisen met betrekking tot informatievoorziening, toestemming, dossiervorming en privacy, zoals vastgelegd in de nota verantwoorde ambulancezorg, zijn ook van toepassing op de zorgambulance14. Dit geldt evenzeer voor wettelijke eisen met betrekking tot klachtenbehandeling. Het meten van cliënttevredenheid is een verplichting die RAV organisaties kennen in het kader van de Kwaliteitswet zorginstellingen. De zorgambulance maakt hiervan onderdeel uit.
8.3 Afstemming met ketenpartners In het kader van de kwaliteit en continuïteit van de zorgverlening is afstemming met ketenpartners over de zorgambulance van groot belang. Voor ketenpartners/bevoegd aanvragers dient helder te zijn in welke situaties en op welke wijze een zorgambulance kan worden aangevraagd. Indien aan de orde maken RAV en ketenpartner afspraken over de inzet van de zorgambulance (zie o.a. 4.2. inzet zorgambulance in opgeschaalde situatie).
14
Nota Verantwoorde ambulancezorg. Ambulancezorg Nederland, 2013.
Ambulancezorg | Kwaliteitskader zorgambulance - versie 2.0, augustus 2014
13
Bijlage 1 Eindtermen zorgambulancebegeleider De zorgambulancebegeleider kan met betrekking tot de specifieke context van de ambulancezorg:
Verzamelen en interpreteren van gegevens • De zorgambulancebegeleider vormt zich binnen de zorgsituatie een gedetailleerd beeld van de gezondheidsproblematiek van de patiënt. Specifieke aandachtpunten zijn: - Inclusie- en uitsluitcriteria voor de zorgambulance; - Kort-cyclische karakter van de zorgsituatie; - De mogelijke communicatieve beperkingen van de patiënt; - Op methodische wijze komen tot een zorgplan.
Plannen van de zorg •
De zorgambulancebegeleider kan de basiszorg plannen, rekening houdend met de mogelijkheden van de ambulancezorg. Specifieke aandachtpunten zijn: - Logistieke processen binnen de ambulancezorg; - Het indiceren en toepassen van verplaatsingstechnieken en hulpmiddelen.
Uitvoeren van de zorg • De zorgambulancebegeleider voert binnen de context van de professionele standaard15 de basiszorg uit. Specifieke aandachtspunten zijn: - Uitvoering van beroepsmatige handelingen gebaseerd op toepassing van routines, standaardprocedures of regio specifieke procedures; - De handelingen passen binnen het competentiebereik van de zorgambulancebegeleider16; - Patiëntveiligheid waarborgen. • De zorgambulancebegeleider kent en herkent factoren, symptomen en/of ziektebeelden die mogelijk een bedreiging vormen voor de patiënt zelf. Specifieke aandachtspunt(e)n zijn: - Beoordeelt of patiënt binnen inzetcriteria valt en overlegt zo nodig met de achterwacht17; - Bewaakt de vitale functies van een zorgvrager; - Meldt aan de meldkamer ambulancezorg de veranderingen in de zorgvraag of in de omgeving, wanneer deze haar competentie of verantwoordelijkheid te boven gaat. • De zorgambulancebegeleider organiseert en coördineert de zorg rond de patiënt (zorginhoudelijke regiefunctie) teneinde de continuïteit van zorg te waarborgen. Specifieke aandachtspunten zijn: - Doet mondeling en schriftelijk verslag (ritformulier); - Communicatiemodellen en middelen.
Communicatie •
De zorgambulancebegeleider draagt zorg voor een effectieve communicatie en interactie met patiënten en andere betrokkenen. Specifieke aandachtspunten zijn: - Ritformulier; - Communicatieprotocol met MKA; - Overdrachtsprotocol; - C2000.
15
eroepskwalificaties verzorgende IG/verpleegkundige niveau 4/5 en relevante protocollen LPA B Handelingen zoals beschreven in het Handelingschema zorgambulance (bijlage 3). 17 Deze achterwachtfunctie ligt formeel bij de MMA, maar kan door deze gedelegeerd zijn. De RAV beschikt voor deze situaties over een procedure. 16
Ambulancezorg | Kwaliteitskader zorgambulance - versie 2.0, augustus 2014
14
Samenwerking • De zorgambulancebegeleider neemt op systematische wijze gegevens in ontvangst en verwerkt de overdrachtsgegevens op een adequate wijze. De zorgambulancebegeleider draagt de zorg op een systematische wijze over. Specifieke aandachtspunten zijn: - Samenwerking als zorgambulanceteam; - Samenwerking met de meldkamer ambulancezorg; - Samenwerking en overleg met ketenpartners; - Verantwoordelijkheden in het kader van samenwerking binnen de ambulancezorg.
Kennis en wetenschap •
De zorgambulancebegeleider levert een bijdrage aan de ontwikkeling van het beroep. Specifieke aandachtspunten zijn: - Levert op microniveau een bijdrage aan de verbetering van de kwaliteitszorg van de ambulancezorg; - Kan de eigen deskundigheid bevorderen; - Voert onderwijsactiviteiten18 uit voor aankomende en/of zittende beroepsgenoten; - Begeleidt junior collega’s in het kader van praktijkleren en adequaat functioneren in de eigen organisatie.
Maatschappelijk handelen • De zorgambulancebegeleider levert een bijdrage aan de maatschappelijke erkenning, legitimatie van het beroep verzorgende/ verpleegkundige. Specifieke aandachtspunten zijn: - Handelt overeenkomstig de geldende wetgeving; - Legt aan collega’s en management verantwoording af over de effectiviteit en efficiency van het eigen professioneel handelen. • De zorgambulancebegeleider treedt adequaat op bij incidenten in de zorg en bij incidenten die de veiligheid van patiënten en/of medewerkers betreffen.
Organisatielidmaatschap • De zorgambulancebegeleider werkt effectief en doelmatig binnen de organisatie ambulancezorg en binnen de gehele keten van zorgverlening. • De zorgambulancebegeleider committeert zich aan de rechten en plichten als werknemer en als professional in de arbeidssituatie. • De zorgambulancebegeleider draagt als organisatielid bij aan de continuïteit en effectiviteit van de organisatie ambulancezorg (RAV).
Professionaliteit •
De zorgambulancebegeleider zorgt voor de eigen professionele ontwikkeling. Specifieke aandachtspunten zijn: - Heeft een reflectieve beroepshouding; - Brengt de eigen beroepsontwikkeling in kaart en definieert haar eigen leervragen; - Levert een bijdrage aan de ontwikkeling van de professionele standaarden; - Handelt conform de professionele standaarden; - Maakt eigen normen ondergeschikt aan de professionele standaarden; - Behandelt de patiënt met respect conform de beroepscode ambulancezorg; - Past de beroepsattitude toe.
18
Hieronder valt onder andere het geven van werkinstructies aan nieuwe medewerkers, verzorgen klinische les.
Ambulancezorg | Kwaliteitskader zorgambulance - versie 2.0, augustus 2014
15
Bijlage 2 Eindtermen chauffeur zorgambulance De chauffeur zorgambulance kan met betrekking tot de specifieke context van de ambulancezorg:
Vakinhoudelijk handelen Primair proces verkeer De chauffeur zorgambulance voert onder uiteenlopende omstandigheden het primaire proces verkeer effectief en efficiënt uit op advanced beginner niveau. • De verkeersveiligheid en snelheid combineren en de rijstijl afstemmen op elke situatie waarin de patiënt verkeert. • Anticiperen, stressbestendig optreden, goed concentreren en snel reageren. • De verkeerswetgeving toepassen. • Geografische kennis en stratenkennis toepassen en de navigatiesystemen bedienen. • Grensoverschrijdend vervoer uitvoeren. • Vervoersvoorschriften toepassen en de daaraan gerelateerde documenten benoemen. • Op een adequate wijze zijn voertuig beheersen.
Primair proces zorg De chauffeur zorgambulance voert onder uiteenlopende omstandigheden het primaire proces zorg effectief en efficiënt uit op advanced beginner niveau. • Zijn eigen veiligheid en die van anderen op een goede manier waarborgen. • Een situatie creëren zodat de ambulancezorgverlener zich met de directe patiëntenzorg kan bezighouden. • Onder begeleiding en in opdracht van de ambulancezorgverlener assisteren bij zorghandelingen gebaseerd op toepassing van routines, standaardprocedures of regio specifieke procedures19. • Onder een zekere emotionele druk werken, stress bij anderen herkennen en hanteren. • Psychosociale problemen van de patiënt herkennen en hiermee omgaan.
Communicatie • • •
De chauffeur zorgambulance draagt zorg voor een effectieve communicatie en interactie met patiënten en andere betrokkenen. Specifieke aandachtspunten zijn: - Communicatieprotocol met MKA; - Communicatiemiddelen. Communicatiemiddelen en communicatieprocedures toepassen. Efficiënt en effectief communiceren en diverse basale communicatiestijlen hanteren.
Samenwerking • De chauffeur zorgambulance kan een professionele samenwerkingsrelatie aangaan met zijn collega zorgambulance medewerker, centralist meldkamer ambulancezorg, zorgpartners of betrokken instanties.
Kennis en wetenschap • De chauffeur zorgambulance levert een bijdrage aan de ontwikkeling van het beroep. Specifieke aandachtspunten zijn: - Levert op microniveau een bijdrage aan de verbetering van de kwaliteit op de zorgambulance; - Kan de eigen deskundigheid bevorderen; - Begeleidt junior collega’s van de zorgambulance in het kader van praktijkleren en adequaat functioneren in de eigen organisatie.
19
e chauffeur zorgambulance beschikt hiervoor over een door de Nederlandse Reanimatie Raad (NRR) erkend diploma BLS met AED en D een EHBO-diploma.
Ambulancezorg | Kwaliteitskader zorgambulance - versie 2.0, augustus 2014
16
Maatschappelijk handelen • De chauffeur zorgambulance levert een bijdrage aan de maatschappelijke erkenning, legitimatie van zijn functie. Specifieke aandachtspunten zijn: - Handelt overeenkomstig de geldende wetgeving; - Legt aan collega’s en management verantwoording af over de effectiviteit en efficiency van het eigen professioneel handelen. • De chauffeur zorgambulance treedt adequaat op bij incidenten in de zorg en bij incidenten die de veiligheid van patiënten en/ of medewerkers betreffen.
Organisatielidmaatschap • De chauffeur zorgambulance werkt effectief en doelmatig binnen de organisatie ambulancezorg en binnen de gehele keten van zorgverlening. • De chauffeur zorgambulance committeert zich aan de rechten en plichten als werknemer en als professional in de arbeidssituatie. • De chauffeur zorgambulance draagt als organisatielid bij aan de continuïteit en effectiviteit van de organisatie ambulancezorg (RAV).
Professionaliteit •
De chauffeur zorgambulance zorgt voor de eigen professionele ontwikkeling. Specifieke aandachtspunten zijn: - Heeft een reflectieve beroepshouding; - Brengt de eigen beroepsontwikkeling in kaart en definieert haar eigen leervragen; - Levert een bijdrage aan de ontwikkeling van de professionele standaarden; - Handelt conform professionele standaarden; - Maakt eigen normen ondergeschikt aan de professionele standaarden; - Handelt conform (rij)technische standaarden; - Behandelt de patiënt met respect conform de beroepscode ambulancezorg; - Past de beroepsattitude toe.
Ambulancezorg | Kwaliteitskader zorgambulance - versie 2.0, augustus 2014
17
Bijlage 3 Handelingschema zorgambulance Diagnostische handelingen Meten ademhaling Zuurstofsaturatie Voelen van pulsaties Meten van de bloeddruk Bepalen van het bewustzijn Beoordelen van de perifere circulatie Meten van de lichaamstemperatuur Meten van het glucosegehalte in het bloed
Therapeutische handelingen Head tilt chin lift Verwijderen corpus alienum zonder hulpmiddelen Heimlich manoeuvre Zuurstof toedienen; aansluiten en controleren flowmeter voor zuurstoftoediening Continueren van zuurstoftherapie; neuscatheter /neusbril BLS Gebruik AED Afdrukken van arteriële bloeding Continueren infuustherapie (isotonische oplossing) Continuering en toezicht op epidurale toediening zonder medicatie Continueren enterale vocht- en voedingstoediening Continuering en toezicht Totale Parenterale Voeding (TPV) Continueren en toezicht op blaas- en suprapubisch katheter Continueren medicatietoediening in het kader van zelfmanagement Toedienen van zelfmedicatie ter coupering van een epileptisch insult Continueren van en toezicht op pijnmedicatietoediening per infusie, eventueel met technische hulpmiddelen die normaliter door de patiënt zelf of de meerijdende mantelzorger worden bediend (infuuspomp, spuitpomp)
Tiltechnieken en vervoerswijzen Gebruik van de vacuümmatras Tillen van een patiënt met een schepbrancard Patiënt overtillen van en naar een bed of brancard Patiënt tillen van de trap met een rechte brancard Patiënt tillen met stoeltjesbrancard of draagstoeltje Stabiele zijligging Gebruik van transfer- en keerhulpmiddelen (glijmatten etc.)
Ambulancezorg | Kwaliteitskader zorgambulance - versie 2.0, augustus 2014
18
Bijlage 4 Leden werkgroep Kwaliteitskader zorgambulance Voorzitter • Mevrouw M. Wassink, RAV IJsselland Leden • Mevrouw N. Christenhusz, namens V&VN Ambulancezorg (vervanger: Mevrouw M. Broerdijk) • Mevrouw M. Geraets, namens V&VN Ambulancezorg • De heer W. Gruijters, Ambulancezorg Nederland • Mevrouw M. Hoogeveen, Ambulancezorg Nederland • De heer G. Kamp, RAVU (vervanger: Mevrouw Chr. Brinkhoff) • De heer T. de Kock, RAV Zuid-Holland Zuid • De heer J. Lust, Ambulance Amsterdam • Mevrouw T. Sandjer, namens Nederlandse Vereniging van Medisch Managers Ambulancezorg
Ambulancezorg | Kwaliteitskader zorgambulance - versie 2.0, augustus 2014
19