1
KWALITEITSKADER NIFP CIVIELRECHTELIJKE PRO JUSTITIA RAPPORTAGES 1. Inleiding Vanuit het Landelijk Kader Forensische Diagnostiek in de Jeugdzorg (Ministerie van Justitie, 2004) heeft het NIFP een taak gekregen bij de indicatiestelling voor, bemiddeling van en intercollegiale feedback op Pro Justitia rapportages van jongeren die met het jeugdstrafrecht in aanraking zijn gekomen alsmede rapportages die een rol spelen in civielrechtelijke zaken. Eén en ander is geworteld in de specifieke deskundigheid van het NIFP op het snijvlak van de domeinen Gedragswetenschap en Recht. Voor het strafrechtelijk kader fungeert binnen het NIFP een (concept) kwaliteitskader voor de Pro Justitia rapportages met betrekking tot volwassenen en jeugdigen, waarin wordt beschreven welke kwaliteitsbevorderende en -bewakende activiteiten het NIFP onderneemt en welke procedures hiervoor zijn ontwikkeld. Omdat het civielrechtelijk kader wezenlijk verschilt van het strafrechtelijk kader en deze verschillen consequenties hebben voor de positie van de rapporteur en de werkwijze van het NIFP, is een (concept) kwaliteitskader voor de civielrechtelijke rapportages ontwikkeld. Hierin wordt op hoofdlijnen beschreven hoe het NIFP de kwaliteit van de door hem bemiddelde rapportages monitort en, tegen de achtergrond van algemene kwaliteitsnoties, de onafhankelijke rapporteur voor verbetering adviseert. 1.1 Verschillen tussen het strafrechtelijk en civielrechtelijk kader Opdrachtgevers In het strafrechtelijk kader worden Pro Justitia onderzoeken aangevraagd door de Officier van Justitie, de Rechter-commissaris of het Gerechtshof. Er wordt gebruikt gemaakt van een standaardvraagstelling. Bij de indicatiestelling wordt door de verschillende ketenpartners gebruik gemaakt van een beslissingsondersteuningsinstrument (BooG). Er wordt op regelmatige basis een indicatieoverleg gehouden tussen het NIFP en de Raad voor de Kinderbescherming. Daarnaast is er de mogelijkheid om via een NIFP-consult rechtspleging vroegtijdig advies in te winnen. Onderzoeken in een civielrechtelijk kader kunnen worden aangevraagd door de Rechtbank, het Gerechtshof, de Raad voor de Kinderbescherming en door de Bureaus Jeugdzorg. Deze verschillende opdrachtgevers hanteren allen hun eigen kaders, waaraan rapporteurs zich dienen te houden. Zo wordt bij de rechtbank de Leidraad voor deskundigen van de Raad voor de Rechtspraak gebruikt en werken de Raad voor de Kinderbescherming en de Bureaus Jeugdzorg volgens de Richtlijnen voor het laten verrichten van extern onderzoek. Daarnaast gelden de beroepscodes en de Wet op de geneeskundige be-
bijlage 2b bij samenwerkingsovereenkomst tussen NIFP en rapporteurs 18 april 2011
Pagina 1 van 9
Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie
handelovereenkomst. (Zie bijlage 1 voor een overzicht van de geldende richtlijnen en in welke situaties deze van toepassing zijn.) Vraagstelling Binnen het Landelijk Kader Forensische Diagnostiek in de Jeugdzorg is vastgelegd dat de civielrechtelijke diagnostiek ten dienste moet staan van een in beginsel door de rechter te nemen of te bekrachtigen beslissing en zich niet alleen dient te richten op behandelvragen (beslisdiagnostiek versus zorgdiagnostiek). De onderzoeken hebben betrekking op beschermingszaken (zoals beslissingen over ondertoezichtstelling van kinderen, uithuisplaatsing, terugplaatsing), scheiding- en omgangszaken (bijvoorbeeld beslissingen over gezag, verblijfplaats, omgangsregeling), beslissingen over plaatsing van een jeugdige binnen de gesloten jeugdzorg en beslissingen rond adoptie. Het gaat veelal om complexe problematiek, een conflictueuze situatie en/of om meerdere personen, zoals een gezinssysteem. Hiermee kent het civielrechtelijke jeugdonderzoek ‘per definitie’ een brede variëteit aan vraagstellingen op maat. Conform het Landelijk Kader bestaat er een gestandaardiseerde vraagstelling voor civielrechtelijk onderzoek, op basis waarvan per aanvraag de van toepassing zijnde vragen worden vastgesteld in een indicatieoverleg tussen opdrachtgever en NIFP. Indicatiestelling Een instrument zoals BooG - voor de afweging wie moet worden onderzocht en met welke type(n) onderzoek - ontbreekt. Het NIFP kan bij uitstek aan de hand van het door de opdrachtgever ervaren beslissingsprobleem adviseren over een onderzoekbare vraagstelling en de daarbij passende diagnostische disciplines en middelen. Uitvoering Samengevat kunnen, voordat de aanvraag voor civielrechtelijk onderzoek definitief is, verschillende keuzen worden gemaakt ten aanzien van vraagstelling en onderzoeksarrangement, die mede van invloed zijn op de uiteindelijke kwaliteit van de rapportage. Daarnaast is voor het uitvoeren van civielrechtelijke onderzoeken specifieke deskundigheid vereist, zoals kennis van systeemproblematiek, hechtingsmogelijkheden en opvoedingsvaardigheden. En ook moeten rapporteurs in civielrechtelijke zaken er rekening mee houden dat de betrokkenen recht hebben op inzage in en correctie en blokkering van de onderzoeksrapportage. De grote en vaak tegenstrijdige belangen in deze zaken maken het civielrechtelijk rapporteren gevoeliger voor klachten dan het strafrechtelijk rapporteren. Eén en ander maakt het belang van bewaking en bevordering van de kwaliteit van de civiele rapportages des te groter en het geven van werkbegeleiding en feedback op de kwaliteit van een rapport en de juridische implicaties des te wenselijker. Vanwege de complexiteit van de civielrechtelijke rapportage vragen rapporteurs hier ook expliciet om. Dit rechtvaardigt een apart, landelijk geldend kwaliteitskader civielrechtelijke rapportage, dat als doel heeft de kwaliteitsbevordering van het forensisch onderzoek en de rapportage in civielrechtelijke zaken.
Pagina 2 van 9
Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie
1.2 Definitie De kwaliteitsbewaking van rapportages bestaat uit het geheel van activiteiten gericht op a) het stellen van de juiste indicatie; b) de formulering van de juiste vraagstelling en een adequaat onderzoeksarrangement; c) het – voor de desbetreffende, specifieke zaak en met het oog op een kwalitatief goede rapportage – bemiddelen van de opdracht naar de best mogelijke deskundige(n) voor gedragsdeskundig onderzoek; d) opleiding en bijscholing van rapporteurs; e) het (door)ontwikkelen van een best practice voor de civiele rapportage in jeugdzaken f) het geven van kwaliteitsfeedback op de desbetreffende rapportage(s). Uiteindelijk is de opdrachtgever verantwoordelijk voor de (kwaliteit van de) vraagstelling en het onderzoeksarrangement, de onafhankelijke rapporteur voor de rapportage en is het NIFP verantwoordelijk voor de bemiddeling van het onderzoek en de kwaliteitsbevordering en bewaking, zowel op casusniveau – waarbij het gaat om de vraag of het onderzoek en de rapportage state of the art zijn uitgevoerd – als in het algemeen. Voor de bepaling daarvan wordt uitgegaan van de laatste (wetenschappelijke) ontwikkelingen op het vakgebied. De kwaliteitsbevordering kan variëren van feedback op concrete onderzoeksrapporten tot het aanbieden van een verbetertraject aan een individuele rapporteur. Eén en ander wordt geregeld in een overeenkomst tussen rapporteur en NIFP.
2. Kwaliteitsbevordering Het NIFP hanteert de volgende uitgangspunten, procedures en methoden bij het monitoren en bevorderen van de kwaliteit van de civielrechtelijke rapportages. 2.1 Algemene uitgangspunten a. b. c. d.
Het Kwaliteitskader Civiele PJ Rapportages dient primair de kwaliteitsbevordering van het forensisch onderzoek en de rapportage. Het kwaliteitskader is landelijk van toepassing. Bij de beoogde kwaliteitsverbetering wordt aangesloten bij de (wetenschappelijke) ontwikkelingen op het vakgebied. Alle rapporteurs zijn BIG-geregistreerd als psychiater, GZ-psycholoog, klinisch psycholoog of klinisch neuropsycholoog. Met de BIG-registratie committeert de
Pagina 3 van 9
Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie
e..
f.
g.
rapporteur zich aan de kwaliteitseisen die vanuit de beroepsgroep worden gesteld, waaronder het op peil houden van de kennis en de vaardigheden die noodzakelijk zijn voor de beroepsbeoefening.1 De gedragsdeskundige rapporteur dient daarnaast te beschikken over specialistische kennis op het gebied van de forensische psychiatrie of psychologie en is zich bewust van de verschillende domeinen waarin hij werkzaam is, namelijk die van de geestelijke gezondheidszorg en die van het civiele recht, in het bijzonder met betrekking tot scheiding- en omgangszaken, ondertoezichtstellingen en uithuisplaatsingen en ontheffingen uit en ontzeggingen van het ouderlijk gezag. Van bijzonder belang is het kunnen onderzoeken en beoordelen van de individuele ontwikkeling van kinderen, de interferenties, de risico’s en de mogelijkheden. Het NIFP bevordert alle facetten van de kwaliteit van de rapportagebemiddeling (incl. kwaliteitsfeedback). Ten behoeve van de civielrechtelijke rapportage doet het dit onder meer door a) de desbetreffende vraagstellingen zoveel mogelijk te standaardiseren, b) een handboek met best practices van onderzoek en rapportage door psychiaters en GZ-psychologen te ontwikkelen, c) de juridische kaders voor de desbetreffende advisering systematisch te beschrijven. Het NIFP bevordert alle facetten van de kwaliteit van de rapportagebemiddeling. Het doet dit onder andere door: I. Het ontwikkelen en beschikbaar stellen van rapportageformats en de toelichtingen daarbij, die samengesteld worden voor alle varianten van forensisch onderzoek waarin zich in voldoende mate een state of art ontwikkeld heeft (laatste versies: 2010a). De VVR neemt deel aan de ‘werk¬groep formats’ die zal zorgdragen voor de verdere ontwikkeling van formats binnen het NIFP; II. Het bieden van de opleiding tot rapporteur, die is ontwikkeld tot een professionele en door de beroepsverenigingen geaccrediteerde opleiding van een jaar; III. Het bieden van een opleiding voor supervisoren ten behoeve van cursisten van de opleiding tot rapporteur; IV. Het bieden van nascholing en intervisie, onder andere via trainingen en rapporteursbijeenkomsten; V. Het uitvoering geven aan de NIFP-taken uit het Landelijk Kader Forensische Diagnostiek in de Jeugdzorg (2004) en het bijdragen aan het verder ontwikkelen van dat kader; VI. Het ontwikkelen en up to date houden van een best practice PJ rapportage civiele zaken;
1
Het inzetten van rapporteurs die niet (helemaal) aan deze eisen voldoen, zoals basispsychologen en orthopedagogen die al jaren werkzaam zijn als rapporteur in civielrechtelijk onderzoek en de psychiaters die na hun pensionering mogelijk hun registratie verliezen, wordt op individuele basis bekeken.
Pagina 4 van 9
Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie
VII.
Het aanbieden en onderhouden van een ‘Helpdesk klacht- en tuchtrecht’ met als taken: - het adviseren en verwijzen van rapporteurs en NIFP medewerkers in klacht- en tucht¬zaken; - het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in het jeugd- en familierecht en het gezondheidsrecht die het werkterrein van de PJ rapporteur betreffen.
2.2. Uitgangspunten bij de kwaliteitsbevordering / -verbetering op casusniveau a. Criteria voor beoordeling kwaliteit civielrechtelijke rapportages Van de deskundige wordt verwacht dat deze zoveel mogelijk controleerbaar verslag doet van de wijze waarop hij/zij het onderzoek heeft verricht, op welke wijze de bevindingen tot stand zijn gekomen, wat de waarde is van de gebruikte onderzoeksinstrumenten en methoden en - indien van toepassing - op grond waarvan de deskundige voor het gebruik daarvan gekwalificeerd is. De formats voor de rapportage (en hun schrijfwijzers) zijn voor de deskundige en het NIFP belangrijke hulpmiddelen om te bevorderen dat zowel de beroepsstandaard alsook de specifiek forensische toepassing van het vakgebied kwalitatief zo goed mogelijk tot hun recht kunnen komen. De feedback van de NIFP-medewerker(s) op rapportages betreft formele aspecten, inhoudsaspecten en houdingsaspecten. Bij formele aspecten kan gedacht worden aan de tijdigheid en de volledigheid van de rapportage, taalgebruik en lay-out, beschrijving en verantwoording van de onderzoeksprocedure. Bij de inhoudsaspecten gaat het bij voorbeeld om een heldere beschrijving van probleemstelling, onderzoek, diagnostiek en conclusies, een logische en consistente opbouw van het rapport en een heldere onderbouwing van conclusies en advies. Ook wordt gekeken naar de juridische haalbaarheid van het advies. Bij de houdingsaspecten wordt erop gelet of de rapporteur er in het rapport blijk van geeft dat het onderzoek onafhankelijk, onpartijdig en niet vooringenomen is verricht. b. Wie geeft feedback? Een civiele rapportage wordt in principe beoordeeld door een NIFPdisciplinegenoot èn een jurist; of de nadruk hierbij ligt op juridische of op gedragsdeskundige aspecten wordt mede bepaald door de specifieke vragen van de rapporteur. De jurist kijkt vooral naar de zorgvuldigheid van de onderzoeksprocedure en de juridische aspecten van het advies. In onderling overleg wordt afgesproken wie in een concreet geval de feedback naar de rapporteur verzorgt. Het NIFP draagt zorg voor de deskundigheidsbevordering en bijscholing van de medewerkers die de feedback geven. Voor de functionarissen van het NIFP is het geven van feedback onderdeel van een breder takenpakket.
Pagina 5 van 9
Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie
c. Procedure van feedback geven a. De rapporteur levert tijdig het rapport in bij het NIFP. Als een rapporteur de overeengekomen inlevertermijn niet gaat halen, stelt deze het NIFP hiervan tijdig op de hoogte, zodat in overleg met de opdrachtgever een oplossing gezocht kan worden. b. NIFP-medewerker en rapporteur bespreken samen op welke wijze kwaliteitsfeedback gegeven zal worden (telefonisch, e-mail of persoonlijk contact). c. Het NIFP beschikt bij het beoordelen van rapportages over een lijst met aandachtspunten (zie bijlage 2), die ook beschikbaar is voor de rapporteur. Deze lijst met aandachtspunten moet worden gezien als een gemeenschappelijke basis voor verdere ontwikkeling en verfijning. d. De NIFP-medewerker houdt persoonlijke werkaantekeningen bij van de gegeven feedback en bewaart deze in eigen beheer ten behoeve van periodieke voortgangsgesprekken met de rapporteur. e. Het NIFP communiceert de kwaliteitsfeedback niet richting opdrachtgever. Het respecteert en bewaakt daarmee de onafhankelijkheid en de verantwoordelijkheid van de rapporteur voor diens rapportage, waartoe deze vanuit de voor de betreffende beroepsgroep geldende regels gehouden is. f. Alleen in zeer uitzonderlijke gevallen zal het NIFP door middel van een begeleidende brief een signaal afgeven richting opdrachtgever. Dit is het geval als, in weerwil van de gegeven feedback, kan worden vastgesteld dat de rapportage kan leiden tot verkeerde voorlichting van de opdrachtgever c.q. via deze van de rechter, met mogelijk ernstige gevolgen. d. Verhouding NIFP - onderzochte De onderzochte wordt niet gezien of gesproken door een NIFP-medewerker. De kwaliteitsfeedback door het NIFP op het rapport van de deskundige betreft dan ook niet diens inhoudelijke diagnostische overwegingen maar zaken als de consistentie van de rapportage en de juridische haalbaarheid van het advies. Ook is de rapporteur vrij om deze kwaliteitsfeedback al dan niet te verwerken in het definitieve rapport en bepaalt deze hetgeen naar de opdrachtgever wordt gestuurd. Hierop heeft het NIFP geen dwingende invloed, zo kan het het uitbrengen van een rapport niet tegenhouden. Hiermee ligt de verantwoordelijkheid voor de rapportage geheel bij de rapporteur en hebben NIFP en onderzochte geen formele relatie. 2.3 Algemene kwaliteitsverbetering a. Kwaliteitsoverleg civielrechtelijke rapportage Met een periodiek Kwaliteitsoverleg Civiele Rapportage van NIFP-medewerkers die zijn betrokken bij de kwaliteitsfeedback op civielrechtelijke onderzoeksrapporten worden de kwaliteit en de uniformiteit van het beoordelen nagestreefd. Dit gebeurt onder meer door uitwisseling over de wijze waarop de rapporten worden beoordeeld, waardoor ieders visie daarop wordt aangescherpt en een eenduidige, kwalitatief goede en gestandaardiseerde benaderingswijze van rapportage en rapporteur worden bevorderd.
Pagina 6 van 9
Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie
b. Opleiding, training en supervisie - Het NIFP zet zich in om de kennis en competenties van de rapporteurs op peil te houden. Daartoe zal het de rapporteurs in staat stellen nieuwe ontwikkelingen te volgen en eigen te maken. De concrete mogelijkheden zullen jaarlijks in het opleidings¬plan van het NIFP worden aangekondigd. - Het NIFP zet zich in om de competenties en kennis van de vanuit het NIFP bij de kwaliteitsfeedback betrokken psychiaters, psychologen en juristen te bevorderen en te zorgen voor zo veel mogelijk uniformiteit bij het geven van feedback. Deelname aan het kwaliteitsoverleg civielrechtelijke rapportage wordt gezien als een vereiste. Van de psychiaters en psychologen wordt verwacht dat zij hun eigen kennis en vaardigheden in onderzoek en rapportage op peil houden. - Via de supervisorenopleiding van het NIFP worden kennis en vaardigheden in het begeleiden van rapporteurs zoveel mogelijk verspreid en geborgd.
Pagina 7 van 9
Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie
Aandachtspunten kwaliteitsfeedback civielrechtelijke rapportages
A. FORENSISCH GEDRAGSDESKUNDIG REFERENTIEKADER 1. Ten aanzien van leesbaarheid Correct gebruik van de Nederlandse taal (spelling, grammatica) Heldere lay-out van de rapportage Stijl: toonzetting, suggestiviteit, detailniveau, lengte 2. Ten aanzien van procedurele aspecten Inleveren rapportage binnen de termijn ‘Overtijdmelding’ conform afspraak Vermelding data en duur contacten met onderzochte(n) Bespreking uitleg procedure met de onderzochte, recht op inzage / correctie/ blokkering aan de hand van de folder (uitreiken) Toestemmingsverklaring door onderzochte (indien van toepassing) en/of van ouders met gezag (indien van toepassing) Heteroanamnese uitgevoerd of, zo niet, toegelicht Gebruik format civielrechtelijke rapportage, afwijken toegelicht Overleg gevoerd met de mederapporteur Bespreking van het rapport met de onderzochte o Inzage en correctie o Reactie op het rapport, met name t.a.v. de conclusies en het advies o Verstrekken van kopie van het rapport aan onderzochte en (bij jeugdigen onder de 16 jaar) aan ouders met gezag Afwijkingen van gedragscodes toegelicht Domicilie, dagtekening en ondertekening 3. Ten aanzien van inhouden Adequate samenvatting van de stukken Heldere beschrijving aanleiding onderzoek Heldere beschrijving van de verschillende onderzoeksonderdelen volgens het format Bij psychologisch onderzoek: testkeuze beargumenteerd, tests toegelicht Aandacht voor eventuele (trans)culturele aspecten Logische en consistente opbouw van de diagnostische overwegingen o Beschrijvende diagnostiek, inclusief systeemdiagnostiek o Classificerende diagnostiek o Ontwikkelingsniveau en –mogelijkheden o Opvoedingsmogelijkheden ouders Logische en consistente opbouw van de forensische beschouwing Logische en consistente opbouw van de prognoses o Met betrekking tot de ontwikkeling
Pagina 8 van 9
Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie
o Met betrekking tot de behandelbaarheid / interventiemogelijkheden Onderbouwing van de conclusies en het advies o Conclusie volgt logisch uit de inhoud van het rapport o (Behandel)interventie? Zo ja, wat moet behandeld worden, in welke context en hoe? o Mogelijkheden, beperkingen en afweging alternatieven met betrekking tot behandeling en/of begeleiding Juridisch en praktisch haalbaar advies o Juridisch kader en alternatieven Adequate beantwoording van de vragen o Steunt de beantwoording op de beschreven inhoud 4. T.a.v. houding Onafhankelijke opstelling rapporteur in onderzoek en verslaglegging Onpartijdige opstelling rapporteur in onderzoek en verslaglegging Tekenen van vooringenomenheid
B. (Let op:) CRITERIA TUCHTRECHTSPRAAK Wordt in het rapport inzichtelijk en op consistente wijze uiteen gezet op welke gronden de conclusie van het rapport steunt? Vinden de in het rapport uiteen gezette gronden aantoonbaar voldoende steun in de feiten, omstandigheden en bevindingen van het rapport? Kunnen bedoelde gronden de daaruit getrokken conclusie rechtvaardigen? Beperkt de rapportage zich tot de deskundigheid van de rapporteur? Kon de methode van onderzoek om te komen tot beantwoording van de voorgelegde vraagstelling leiden tot het beoogde doel of heeft de rapporteur daarbij de grenzen van de redelijkheid en de billijkheid overschreden?
Pagina 9 van 9