NIFP verspreid Wetenschappelijke publicaties vanuit het NIFP
2011 - 2013
Uitgave van het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie
NIFPverspreidt.indd 1
27-10-14 12:55
Inhoud Voorwoord
1
Ter introductie
2
1 Boeken
4
2 Diagnostiek en rapportage pro Justitia
8
3 Behandeling en zorg
18
4 Juridische kwesties
29
5 Delicten: verdachten en hun pathologie
37
6 Forensische psychiatrie en jeugd
48
7 Kwaliteit
56
8 Neurolaw
57
9 Overig
60
Samenstelling Maaike Kempes, Tale Evenhuis & Frans Koenraadt
NIFPverspreidt.indd 2
27-10-14 12:55
Voorwoord
1
Het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie is een kennis- en een uitvoeringsorganisatie, belast met het onderzoek van personen die verdacht worden van een misdrijf en de behandeling van personen in detentie. Het Bureau Wetenschap & Opleiding voorziet in de daartoe de benodigde kennis en draagt bij aan de ontwikkeling van kennis zoals: a) Validatie of ontwikkeling van instrumenten voor gestandaardiseerde diagnostiek en risico-assesment en de monitoring van de toepassing daarvan in de uitvoeringspraktijk. Onderzoek dat geïnitieerd wordt door actuele ontwikkelingen, zoals de ontwikkeling van de wegingslijst ten behoeve van het adolescentenstrafrecht of het onderzoek naar potentieel gevaarlijke eenlingen in samenwerking met nationale en internationale partners. b) Fundamenteel wetenschappelijk onderzoek naar (onder andere neurobiologische en neuropsychologische) kenmerken van daders of achterliggende mechanismen van gewelddadig gedrag. Die wetenschappelijke kennis en methodologische ontwikkeling van onderzoek, risicotaxatie en levert de afgelopen jaren steeds meer een verdieping en verrijking van het vakgebied van de forensische psychiatrie en psychologie. Neem bijvoorbeeld de expertise die op dit moment wordt ontwikkeld over de relatie tussen stoornis en risico en de functionele diagnostiek. De weerslag van deze kennisontwikkeling vindt onder andere plaats in de vorm publicaties van boeken of bijdragen aan boeken, in nationale en internationale wetenschappelijke tijdschriften en als bijdragen van NIFP medewerkers op (inter)nationale congressen. Sinds 2008 brengt het NIFP, met een interval van drie jaar, een overzicht uit van de wetenschappelijke uitingen waar medewerkers van het NIFP bij betrokken waren. Met gepaste trots stellen wij u op de hoogte van de “oogst” van de jaren 2011, 2012 en 2013. Het delen van kennis blijft een continue proces daarom wil ik u ook wijzen op onze website NIFPnet voor recente informatie. Als u wilt beschikken over één van de publicaties in deze uitgave, dan kunt u die aanvragen via het e-mail adres:
[email protected] Wij wensen u veel plezier met dit overzicht. Oktober 2014
Dr. Thomas Rinne - Lid directieraad
NIFPverspreidt.indd 3
Portefeuillehouder Kennis en directeur Wetenschap & Opleidingen NIFP
27-10-14 12:55
2
Ter introductie In de kern van de forensische gedragskunde gaat het om een bijdrage van de psychiatrie en psychologie aan de rechtspleging, of het nu de rapportage pro Justitia betreft of de daaruit voortvloeiende zorg en behandeling. Met de rapportage wordt de rechter niet alleen voorgelicht en geadviseerd over de psychische conditie van de onderzochte, de forensisch gedragskundige legt in het rapport tevens verantwoording af van de gevolgde methode, de gebruikte bronnen, de gevonden resultaten, de getrokken conclusies en de onderbouwde adviezen. Daarmee levert de gedragsdeskundige een verantwoording van het uitgevoerde onderzoek voor het strafrechtelijke forum. Met de bespreking van de rapportage in de openbaarheid van de zitting van het rechtscollege in de rechtszaal wordt de informatie ook nog eens toegankelijk voor het publiek dat ter zitting aanwezig is en via de aanwezige journalisten komt een en ander in de media terecht. De openbaarheid van de zitting is bedoeld om controle op dat strafproces en hetgeen daar besproken wordt uit te oefenen. Het is dus belangrijk dat het forensisch onderzoek (en in het verlengde van die rapportage ook de indicatiestelling en zorg in de penitentiaire inrichtingen) volgens de laatste inzichten (state of the art) uitgevoerd wordt. In dit verband kunnen twee soorten onderzoek worden onderscheiden, namelijk de assessment zoals dat in individueel toegepast onderzoek van justitiabelen gebeurt, en research, zoals het systematisch wetenschappelijk onderzoek om data te verzamelen en kennis te vergroten. Met de uitvoering van research in en over die forensisch gedragskundige praktijk wordt nogmaals verantwoording afgelegd, zij het nu aan een ander forum, namelijk een wetenschappelijk forum. Hierdoor wordt - al evaluerend en reflecterend op de gevolgde werkwijzen - systematisch gezocht naar mogelijkheden tot innovatie. Tevens biedt de verzamelde informatie mogelijkheden tot gefundeerde kwaliteitsverbetering en gedocumenteerd onderwijs. Deel uitmakend van het NIFP als kenniscentrum draagt aldus het onderzoek zowel bij aan het wetenschappelijke debat als aan het professionaliseringsproces van de forensische psychiatrie en forensische psychologie.
NIFPverspreidt.indd 4
27-10-14 12:55
In deze NIFP Verspreid treft u een overzicht en verantwoording van de bijdragen die medewerkers van het NIFP (in de tekst staan hun namen onderstreept) in de
3
jaren 2011-2013 leverden aan het wetenschappelijk forum en daarmee aan het wetenschappelijk en maatschappelijk debat. Om de diverse publicaties die in deze periode verschenen toegankelijk te maken en te ontsluiten, hebben we een ordening aangebracht met behulp van een onderscheid in enkele categorieën. Daartoe hebben we gebruik gemaakt van de taakstellingen van het NIFP (zoals rapportage, zorg in detentie), aansluitend bij verschillende taakgebieden (zoals het juridische werkveld, zorg in detentie en kwaliteitsbewaking) en van enkele gebieden die thans extra aandacht verdienen, zoals de neurolaw. We beogen met dit overzicht niet alleen extern verantwoording af te leggen van het uitgevoerde werk door de forensisch gedragskundigen als scientist practitioner en anderen aan te moedigen er kennis van te nemen, maar intern ook collega’s uit te nodigen zelf research uit te voeren, bij voorkeur in samenspraak met anderen. Maaike Kempes Tale Evenhuis Frans Koenraadt
NIFPverspreidt.indd 5
27-10-14 12:55
4
1. Boeken Duits, N., & J.A.C. Bartels (red.), Jeugdpsychiatrie en recht. Wetgeving, zorgveld en praktijk Assen: Koninklijke van Gorcum, 2011, derde geheel gewijzigde druk, 600 pag. Abstract Dit boek, waarvan de eerste druk in 1997 werd uitgegeven, telt vijf delen: 1. Wet op de Jeugdzorg, 2. Problematische opvoeding, psychosociale problemen en psychiatrische stoornissen, 3. Forensische diagnostiek en 4. Forensische zorg. Elk deel wordt voorafgegaan door een redactionele leeswijzer. Deel 5 met de bijlagen, de literatuurlijst, de lijst van afkortingen en het register completeert het geheel. Alle bestaande bijdragen zijn geactualiseerd, voorzien van casuïstiek en in sommige gevallen ook uitgebreid. Daarnaast is er een groot aantal nieuwe bijdragen opgenomen. Gebleven is het feit dat elk onderwerp wordt behandeld aan de hand van de driedeling: ‘wetgevend kader’, ‘uitvoeringspraktijk’ en ‘relevantie voor het psychiatrisch handelen’.
Esch, C.M. van Gedragsdeskundigen in strafzaken Assen, van Gorcum, 2012, 588 pag. Abstract In diverse strafzaken vindt gedragsdeskundig onderzoek plaats. Niet zelden gaat het hierbij om ernstige delicten, die op zich al de nodige aandacht krijgen in de media. De uitwerking van een gedragsdeskundige rapportage zal veelal niet gering zijn - op het oordeel van de rechter en, in het verlengde daarvan, op de verdachte en soms zelfs in ruimere kring. Maar wat is er eigenlijk bekend over het gedragsdeskundig onderzoek in strafzaken? Wat zijn de bevoegdheden en verplichtingen van de verdediging en andere procesdeelnemers bij de inschakeling van gedragsdeskundigen? Wat mogen en moeten psychiaters, psychologen en anderen doen bij dergelijk onderzoek? Wat zijn de bevoegdheden en verplichtingen ten aanzien van de
NIFPverspreidt.indd 6
27-10-14 12:55
verslaglegging? Waar moet de verslaglegging aan voldoen? Wat mogen en moeten procesdeelnemers doen als het gaat om het gebruik van de rapportage?
5
In hoeverre gebruiken procesdeelnemers hun bevoegdheden? Voldoen zij aan hun verplichtingen? Gaan zij hun bevoegdheden wel eens te buiten? ‘Gedragsdeskundigen in strafzaken’ omvat een vijfdelige studie waarin bij dergelijke vragen wordt stilgestaan (deel I t/m V). Na een inleidende beschouwing volgen in deel II een schets van het algemeen juridisch kader en juridische beschouwingen over de inschakeling, het onderzoek, de verslaglegging en het gebruik van de rapportage; het derde deel gaat in op de dagelijkse praktijk. Deel IV is gewijd aan de confrontatie van de onderhavige regelgeving en praktijk. Vooral op basis van de desbetreffende bevindingen worden in het laatste deel van deze studie voorstellen gedaan tot verandering. Proefschrift dat de auteur in maart 2012 aan de Universiteit Leiden verdedigde.
Koenraadt, F., Lancel, M., & Jager, B. de (red.) Gewelddadige vrouwen: de schaduwzijde van Venus Oisterwijk: Wolf Legal Publishers 2012, 201 pag. Bijdragen in het Engels of het Nederlands. Abstract Bundel met bijdragen over de veelvormigheid van geweld door vrouwen, zoals dit vooral in de forensische geestelijke gezondheidszorg aan bod komt. Samengesteld op basis van de voordrachten zoals die zijn gehouden op het door de Divisie Forensische Psychiatrie van de FPK Assen georganiseerde symposium over gewelddadige vrouwen (oktober 2011). Tijdens het symposium was er aandacht voor biologische aspecten, vrouwen in het rechtssysteem, psychopathologie, risicotaxatie en behandeling.
NIFPverspreidt.indd 7
27-10-14 12:55
6
Kelk, C., F. Koenraadt & D. Siegel (red.), Veelzijdige gedachten. Liber amicorum voor prof.dr. Chrisje Brants Den Haag: Boom Juridische Uitgevers, 2013 (Pompe Reeks, deel 75), 457 pag. Bijdragen in het Engels of het Nederlands. Abstract In deze bundel wordt een groot aantal zeer verschillende aspecten en problemen van de strafrechtspleging, het straf- en strafprocesrecht, de criminologie en de forensische psychiatrie en psychologie behandeld. De auteurs hebben hun bijdragen in het bredere perspectief geplaatst van maatschappelijke en structurele veranderingen, internationalisering, rechtsvergelijking en historische achtergronden. Zowel de openbaarheid van de strafrechtspraak als bijzonderheden van de Eerste Wereldoorlog als verschillen tussen diverse strafprocesrechtelijke systemen komen aan de orde.
Koenraadt, F., & R. Wolleswinkel (red.), Homo ludens en humaan strafrecht. Funderen – vergelijken – onderwijzen. Gedenkbundel dr. Peter Bal Den Haag, Boom/Lemma uitgevers, 2011 (Pompe Reeks, deel 67), 378 pag. Uitgave in samenwerking met het Willem Pompe Instituut voor Strafrechtswetenschappen, Utrecht & de Capaciteitsgroep Strafrecht en Criminologie, Maastricht. Bijdragen in het Engels of het Nederlands. Abstract In het drieluik funderen – vergelijken – onderwijzen liggen kernthema’s van de actuele strafrechtsbeoefening besloten, die in dit boek helder worden belicht. Binnen de grondslagendiscussie van het strafrecht staat de vrije wil thans in het middelpunt van de belangstelling. De dwangcommunicatie vormt nog immer een omgangsvorm ter terechtzitting die van alle procespartijen verhoogde waakzaamheid vergt. Maar ook en vooral het strafrecht over de grenzen – het vergelijkend en het internationaal strafrecht, waarbij het Amerikaanse strafrecht een centrale rol vervult – krijgt multidisciplinair ruim aandacht vanuit uiteenlopende perspectieven: historisch, mensenrechtelijk en crosscultureel.
NIFPverspreidt.indd 8
27-10-14 12:55
Het onderricht in het straf(proces)recht vereist niet alleen inhoudelijke deskundigheid, maar ook een toegewijde, speelse didactiek met oog voor overtuigingskracht,
7
engagement en vermogen tot relativering. Het kompas van dit boek, dat is opgedragen aan Peter Bal, is in zijn geest nadrukkelijk gericht op een humaan strafrecht.
NIFPverspreidt.indd 9
27-10-14 12:55
8
2. Diagnostiek en rapportage pro Justitia Boonmann, C., Vinkers, D., & Doreleijers, Th. Antilliaanse pro justitia gerapporteerde adolescenten: een onderzoek naar psychiatrische stoornissen, verstandelijke beperkingen, toerekeningsvatbaarheid en behandeladvies. Maandblad Geestelijke volksgezondheid, 67 (2012) 1-2, p. 46-57. Abstract Antilliaanse jongeren die met justitie in aanraking komen, hebben vaker een gedragsstoornis of een laag IQ dan andere jeugddelinquenten. Ook worden ze vaker naar een PIJ gestuurd en krijgen ze minder ambulante hulp. Deze discrepantie is op te lossen met meer aandacht voor sociaaleconomische en culturele verschillen. Tijdschriftartikel
Koenraadt, F., & E. Muller, Hoofdstuk 8: Het psychologisch onderzoek en de daarop gebaseerde rapportage pro Justitia. In: Gedragskundige rapportage in het strafrecht H.J.C. van Marle, P.A.M. Mevis & M.J.F. van der Wolf (red.), Deventer, Kluwer, 2013, p. 269-346. Abstract De rapporterend forensisch psycholoog beweegt zich op en tussen twee terreinen: dat van de psychologie met de professionele blik op de individuele mens én dat van het recht met haar eisen van inzichtelijkheid en helderheid. Dit impliceert een vertaalslag van de eigen professionele bevindingen naar een ander vakgebied. In dit hoofdstuk wordt het forensisch psychologisch onderzoek gesitueerd temidden van de verschillende varianten van bijdragen die psychologen leveren aan de Nederlandse strafrechtspleging. Tevens worden besproken de fundamenten waarop en de methodologie waarmee het psychologisch onderzoek wordt uitgevoerd en de route die het diagnostisch proces volgt. De bronnen en de instrumenten die worden gebruikt om bij de individuele gedetineerde vanuit psychologisch perspectief psychische aandoeningen te diagnosticeren komen daarbij aan bod.
NIFPverspreidt.indd 10
27-10-14 12:55
Voor zover sprake is van een psychische stoornis rijst de vraag aan de forensisch psycholoog of en zo ja in welke mate deze stoornis heeft doorgewerkt in het
9
ten laste gelegde. Tevens wordt de vraag naar de inschatting van de gevaarlijkheid van de onderzochte beantwoord met behulp van de daartoe voor de forensisch psycholoog beschikbare middelen. De bevindingen van het psychologisch onderzoek worden uiteindelijk aan het papier toevertrouwd en er zijn eisen gesteld aan de vorm en inhoud van de rapportage. Nadere aandacht wordt besteed aan het onderzoek van vrouwelijke verdachten en aan dat van allochtone verdachten. Met het optreden als getuige-deskundige ter terechtzitting wordt het psychologisch onderzoek van de gedetineerde openbaar verantwoord en wordt die kortstondige doch indringende inmenging in het leven van de gedetineerde afgesloten. Tot slot komen de bestanddelen van het professionaliseringsproces van de forensisch psycholoog aan de orde. Hoofdstuk in boek
Koenraadt, F., Diagnostiek en daderschap van dames in delinquentie en daaropvolgende detentie. Heden en verleden. In: Gewelddadige vrouwen. De schaduwzijde van Venus F. Koenraadt, M. Lancel & B. de Jager (red.), Oisterwijk: Wolf Legal Publishers 2012, p. 29-56. Abstract In dit hoofdstuk wordt na een historische opmaat, voorzien van enkele markante voorbeelden, ingegaan op het voorkomen van vrouwelijke daders in de strafrechtspleging en het gevangeniswezen in Nederland. De strafrechtspleging is dan wel een mannenzaak, maar vrouwen worden in het strafrecht vooral genoemd als slachtoffer. Als vrouwen wel een rol als verdachte of dader spelen in het strafrecht is dat veelal in relatiedelicten, zoals in zaken van -al dan niet- fataal huiselijk geweld. Daarom wordt, voorzien van casuïstiek, aandacht besteed aan zaken van kinderdoding, partnerdoding en ouderdoding. Het aandeel vrouwen in Nederlandse detentie is hoog in vergelijking met het buitenland. Op hun bijzondere positie wordt ingegaan. Tegen deze achtergrond wordt beschreven waaraan gedragskundig onderzoek en observatie van vrouwelijke verdachten moeten voldoen. Hoofdstuk in boek
NIFPverspreidt.indd 11
27-10-14 12:55
10
Kordelaar, W. van Veranderingen in de context van de PJ-rapportage. In: Persoonlijke snippers T.I. Oei, (red.) Nijmegen, Wolf Legal Publishers, 2011, p. 27-38. Abstract In deze bijdrage wordt vanuit het perspectief en de taken van het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (NIFP) teruggekeken op een brede ontwikkeling die in de loop van een decennium heeft geleid tot een aanzienlijke verandering van de context waarin de psychiater en psycholoog hun deskundigenrapportages leveren aan de strafrechtspleging. Vervolgens zal, de lijn van deze ontwikkelingen doortrekkend, beschreven worden wat die veranderende context betekent voor de rapportage en de taken die het NIFP daarin heeft. Een vooruitblik vormt het sluitstuk. Hoofdstuk in boek
Kordelaar, W.F. van Het psychologisch onderzoek. In: De Psychiatrie in het Nederlandse recht B.C.M. Raes & F.A.M. Bakker (red.). Deventer, Kluwer, 2012, zesde druk, p. 87-111 Abstract Dit hoofdstuk bespreekt de ontwikkeling en uitvoering van psychologische rapportages in het strafrecht ten behoeve van pro Justitia. Hoofdstuk in boek
Kordelaar, W.F. van, & Veurink, G.R.C. De indicatiestelling voor gedragsdeskundige expertises. In: H.J.C. van Marle, P.A.M. Mevis & M.J.F. van der Wolf (red.). Gedragskundige rapportage in het strafrecht Deventer, Kluwer, 2013, tweede herziene druk, p. 209-243.
NIFPverspreidt.indd 12
27-10-14 12:55
Abstract In 2012 werden in bijna 4800 strafzaken ruim 6000 gedragskundige rapportages
11
gevraagd. Deze forse aantallen maken duidelijk dat de adviezen van gedragsdeskundigen neergelegd in een rapportage pro Justitia een belangrijke functie vervullen in de strafrechtspleging. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de functionaliteiten van een rapportage. Hierbij wordt in het bijzonder aandacht besteed aan de gevolgen van de komst van de Wet forensische zorg en de al operationele Indicatiestelling Forensische Zorg (IFZ) voor onderzoek en rapportage pro Justitia. Daarna wordt verslag gedaan van de ontwikkeling van de ‘gewogen’ indicatiestelling voor pro Justitia-onderzoek. Daarvoor worden eerst de achtergronden gememoreerd, waarna het principe zelf aan de orde komt en de ontwikkeling van een evidenced based expertsysteem BooG. Tevens wordt ingegaan op de ervaringen die met BooG en met de landelijke benoemingsprocedure zijn opgedaan. Hoofdstuk in boek
Kordelaar, W.F. van & Kluiter, I. Longstay out of the box Sancties, 24 (2013) 3, p. 203-216. Abstract De longstay van de tbs is weer in de belangstelling. Dit komt onder andere door het met een seminar markeren van het tienjarig bestaan van de Landelijke Adviescommissie Plaatsing Longstay Forensische Zorg (LAP). Daarnaast heeft het WODC een onderzoek uitgezet, waarvan de resultaten van belang zijn voor de evaluatie van het Beleidskader Longstay Forensische Zorg van januari 2009. In het seminar, dat werd gehouden op 14 september 2012 in Utrecht, werden voor de muziek uit ook al wat onderzoeksgegevens gepresenteerd. Tevens werd een artikel aangekondigd, waarin die gegevens zouden worden verwerkt. Dit is het aangekondigde artikel. Het bestaat uit drie delen. Het eerste deel bevat de gegevens die Ingrid Kluiter heeft verzameld bij haar rondgang in de tbs-wereld. Het tweede deel doet verslag van de update die Wim van Kordelaar deed met betrekking tot 204 longstay aanvragen die door de LAP werden getoetst tussen september 2002 en augustus 2005.
NIFPverspreidt.indd 13
27-10-14 12:55
12
In het derde deel wordt met de kennis van nu teruggekeken op de ontwikkelingen in de longstay en de dialectiek tussen praktijk en beleid die daaraan ten grondslag ligt. Als er al behoefte is aan een specialisatie langdurige forensisch psychiatrische zorg, hoe zou die dan vormgegeven kunnen worden? Het antwoord daarop, haalt de langdurig forensisch psychiatrische zorg mogelijk ‘out of the box’ van de longstay. Tijdschriftartikel
Kraats, G. B. van de, de Haan, S., & Meynen, G. Zelfbeleving in de vroege fase van psychose: Een fenomenologische benadering Tijdschrift voor Psychiatrie, 54 (2012) 12, p. 1021-1029. Abstract Background: The early detection of psychotic disorders is seen to be increasingly important. Authors of recent articles are adopting a phenomenological approach, taking the view that changes in self-experience represent a major prodromal feature of psychotic disorders. Aim: To find out what a phenomenological approach can contribute to the study of the early phase of psychotic disorders. Method: We discuss the literature that explores to what extent changes in self-experience are a central phenomenon in the prodromal phase of psychotic disorders. We also present a phenomenological model that explains these changes. Results: Characteristic changes in self-experience during the prodromal phase of psychotic disorders can provide the framework for an empirical, phenomenological explanatory model. Conclusion: In an empirical, phenomenological approach early changes in a patient’s self-experience are considered to play a central role. There are some indications that semi-structured interviews focusing on changes in a patient’s self-experience can contribute to the early detection of psychotic disorders. Tijdschriftartikel
NIFPverspreidt.indd 14
27-10-14 12:55
Spaans, M., Barendregt, M., Haan, B., Nijman, H., & de Beurs, E. Diagnosis of antisocial personality disorder and criminal responsibility
13
International Journal of Law and Psychiatry, 34 (2011) 5, p. 374-378. Abstract The present study empirically investigates whether personality disorders and psychopathic traits in criminal suspects are reasons for diminished criminal responsibility or enforced treatment in high security hospitals. Recently, the tenability of the claim that individuals with personality disorders and psychopathy can be held fully responsible for crimes has been questioned on theoretical bases. According to some interpretations, these disorders are due to cognitive, biological and developmental deficits that diminish the individual’s accountability. The current article presents two studies among suspects of serious crimes under forensic evaluation in a Dutch forensic psychiatric observation clinic. The first study examined how experts weigh personality disorders in their conclusions as far as the degree of criminal responsibility and the need for enforced forensic psychiatric treatment are concerned (n = 843). The second study investigated associations between PCL-R scores and experts’ responsibility and treatment advisements (n = 108). The results suggest that in Dutch forensic practice, the presence of a personality disorder decreased responsibility and led to an advice for enforced forensic treatment. Experts also take characteristics of psychopathy concerning impulsivity and (ir)responsibility into consideration when judging criminal accountability. Furthermore, they deem affective deficiencies sufficiently important to indicate suspects’ threat to society or dangerousness and warrant a need for forensic treatment. Tijdschriftartikel
Veer, T.S. van der & W.J. Canton, Pro Justitia rapportage. In: H. Groen, M. Drost & H.L.I. Nijman (red.). Handboek Forensische geestelijke Gezondheidszorg Utrecht: de Tijdstroom, 2011, tweede druk, p. 29-40
NIFPverspreidt.indd 15
27-10-14 12:55
14
Abstract In deze bijdrage komen in relatie tot pro Justitia-rapportages de volgende onderwerpen aan de orde: soorten pro Justitia-rapportage in Nederland, doelgroep voor de rapportages en adviesmogelijkheden binnen het volwassenstrecht. Tot slot worden kort de opleiding, registratie en organisatie van rapporteurs besproken. Inhoud: • Inleiding
• Deskundige ondersteuning
• Soorten pro Justitia-rapportage in Nederland
• Over wie wordtgerapporteerd en waarom?
• Adviesmogelijkheden binnen het volwassenenstrafrecht
• Opleiding, registratie en organisatie van pro Justitia-rapporteurs
Hoofdstuk in boek
Vinkers, D. J. Pre-trial reported defendants in the Netherlands with intellectual disability, borderline and normal intellectual functioning Journal of Applied Research Intellectual Disabilities, 26 (2013) 5, p. 357-361. Abstract BACKGROUND: Intellectually disabled offenders may have different characteristics than offenders with average intellectual functioning. We therefore compared pre-trial reported defendants with an IQ score /=85 points. METHODS: Nationwide database of pre-trial psychiatric reports requested by Dutch courts between 2000 and 2006 with a reported level of intellectual functioning (n = 12 186). RESULTS: Defendants with an IQ score between 71 and 84 (n = 2 439 reports; 20.0%) and
NIFPverspreidt.indd 16
27-10-14 12:55
Vinkers, D. J. & Duits, N Crime and mental disorders among native Dutch and ethnic minority
15
juvenile defendants in the Netherlands International Journal of Law and Psychiatry, 34 (2011) 2, p. 131-134. Abstract We examined the prevalence of mental disorders and the recommendations regarding criminal responsibility and treatment in pre-trial mental health evaluations requested by Dutch juvenile courts for youths between the ages of 12 to 17. Youths of native Dutch (n=2694) and of ethnic minority background (n=1393) were compared. The prevalence of mental disorders was similar for both groups (76.8% versus 74.4%). Criminal responsibility in native Dutch youth was more often considered ‘diminished’ or ‘strongly diminished’ than in ethnic minority youth. Admission to a juvenile institution was more often recommended for ethnic minority juveniles than for native Dutch juveniles. It remains unclear from our data whether these differences reflect a false stereotype of ethnic minority populations as being more dangerous and threatening. Tijdschriftartikel
Vinkers, D. J., Barendregt, M., Beurs, E. de, Hoek, H. W., & Rinne, T. Etnische verschillen tussen pro Justitia gerapporteerde verdachten Tijdschrift voor Psychiatrie, 53 (2011) 11, p. 801-811. Abstract ACHTERGROND: Allochtone patiënten met een ernstige psychiatrische stoornis worden vaker gedwongen opgenomen dan autochtone patiënten. DOEL: Beschrijven van etnische verschillen in prevalentie van psychiatrische stoornissen, mate van toerekeningsvatbaarheid en behandeladviezen bij pro Justitia gerapporteerde verdachten. METHODE: Er werd gebruikgemaakt van de gegevens van 14.540 rapportages pro Justitia die in de periode 2000-2006 werden opgesteld in Nederland waarbij de etniciteit bekend was. Autochtone, westerse, Turkse, Marokkaanse, Surinaamse, Antilliaanse en overige niet-westerse verdachten werden onderling vergeleken met chi-2-toetsen en logistische-regressiemodellen.
NIFPverspreidt.indd 17
27-10-14 12:55
16
RESULTATEN: Psychotische stoornissen en gedragsstoornissen kwamen vaker voor bij allochtone dan bij autochtone verdachten, terwijl alle andere psychiatrische stoornissen minder vaak in de allochtone groep voorkwamen. Allochtone verdachten werden vaker als volledig toerekeningsvatbaar beoordeeld dan autochtone. Bij Antilliaanse, Marokkaanse en Surinaamse en overige niet-westerse verdachten werd vaker gedwongen opname in een psychiatrisch ziekenhuis geadviseerd of geen behandeling en minder vaak ambulante behandeling. Er waren geen etnische verschillen wat betreft een advies voor terbeschikkingstelling met verpleging of voor medicatie als bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijk strafdeel. CONCLUSIE: Allochtone verdachten worden enerzijds vaker toerekeningsvatbaar geacht en krijgen anderzijds vaker een advies voor gedwongen opname in een psychiatrisch ziekenhuis in vergelijking met autochtoon Nederlandse verdachten. Tijdschriftartikel
Vinkers, D. J. Zwakbegaafdheid bij Antilliaanse verdachten Tijdschrift voor Psychiatrie, 53 (2011) 1, p. 9-14. Abstract ACHTERGROND De prevalentie van zwakbegaafdheid bij pro Justitia gerapporteerde Antilliaanse verdachten is hoog. DOEL Beschrijven van de prevalentie van zwakbegaafdheid en zwakzinnigheid bij pro Justitia gerapporteerde Antilliaanse verdachten aan de hand van de gebruikte iq-tests en beperkingen in het aanpassingsvermogen. METHODE Onderzoek van 249 psychologische pro Justitia-rapportages van Antilliaanse verdachten tussen 2003 en 2008 in één arrondissement. RESULTATEN Zwakbegaafdheid werd in 91 rapportages (36,6%) vastgesteld en zwakzinnigheid in 26 rapportages (10,4%). De prevalentie van zwakbegaafdheid was het laagst wanneer de git-2 werd gebruikt (19,7%) en het hoogst wanneer de wisc-iii werd gebruikt (47,8%). In geen enkele rapportage werden beperkingen in het aanpassingsvermogen gerapporteerd of door middel van vragenlijsten geobjectiveerd, wat wel een noodzakelijk criterium voor de diagnose zwakbegaafdheid is. CONCLUSIE Bij pro Justitia gerapporteerde Antilliaanse verdachten moeten ook beperkingen in het aanpassingsgedrag worden onderzocht Tijdschriftartikel
NIFPverspreidt.indd 18
27-10-14 12:55
Vinkers, D. J., Selten, J. P., Hoek, H. W., & Rinne, T. Psychotic disorders are more common in ethnic minority than in Dutch
17
native defendants Social Psychiatry and Psychiatric Epidemiology, 48 (2013) 9, p. 1399-1404. Abstract The prevalence of psychotic disorders among prisoners from racial or ethnic minority groups remains uncertain. We therefore compared the frequency of psychotic disorder in ethnic minority and Dutch native defendants using the nationwide database of elaborate pre-trial reports. Analysis of a nationwide database of pre-trial reported defendants in the Netherlands between 2000 and 2006 (n = 12,752). A diagnosis of a psychotic disorder was more common in ethnic minority than in Dutch native defendants (21.1 vs. 10.2 %). The odds ratio of this diagnosis, adjusted for age, gender, IQ below 85 and abuse of cannabis or hard drugs, was 2.6 (95 % CI 2.2-3.0). This odds ratio was highest for African defendants (OR = 5.2; 95 % CI 3.7-7.4). Psychotic disorders were more common among pre-trial reported defendants from ethnic minorities than among their Dutch native counterparts. Tijdschriftartikel
NIFPverspreidt.indd 19
27-10-14 12:55
18
3. Behandeling en zorg Bakel, T. van Allochtonen in de tbs (2) Maandblad Geestelijke volksgezondheid, 66 (2011), 7-8, p. 486-488. Abstract Reactie op het artikel Allochtonen in de tbs: van kwaad tot erger, van Frank Kortmann. Maandblad Geestelijke volksgezondheid, 66 (2011) 5, p.306-318. Discussiebijdrage in tijdschrift
Bakkum, T. & Prinsen, M. Psychiatrische zorg in detentie: gevangen in zorg Hoofdstuk in: De forensische psychiatrie geanalyseerd: liber amicorum Karel Oei Groenhuijsen, M., Kierkels, S., & Kooijmans, T. (redactie) Apeldoorn; Antwerpen; Portland: Maklu, 2011, p. 13-18. Abstract Deze bijdrage bespreekt de taken van de psychiater in de gevangenis en de organisatie rond Psychiatrisch Penitentiarie Centra (PPC’s) en gaat in op de bijzonderheden aan de zorg in detentie. Daarbij wordt aandacht besteed aan de diverse psychische stoornissen waar gedetineerden aan lijden, zoals psychosen en verslaving en de eventuele behandeling. Tot slot wordt de toekomst van de zorg in de gevangenis besproken, waarbij vooral ingegaan wordt op de lange wachttijd voor tbs-passanten. Inhoud: • Inleiding
• Psychiater in de gevangenis
• Taken van de psychiater in de gevangenis
• Bijzonderheden aan de zorg in detentie
• De toekomst van de zorg in de gevangenis
Hoofdstuk in boek
NIFPverspreidt.indd 20
27-10-14 12:55
Daniëls, D. Het PPC: hart van de penitentiaire psychiatrie?
19
Sancties, 22 (2011) 5, p. 271-277. Abstract Vanaf 2008 is er een ander systeem van de forensische zorg ontwikkeld in het gevangeniswezen. Een daarvan is de ontwikkeling van een vijftal penitentiaire psychiatrische centra (PPC). Het PPC heeft een spilfunctie als klinisch psychiatrische voorziening in het penitentiaire zorgsysteem en is ‘aangesloten’ op de forensische en reguliere GGZ. Deze redactionele bijdrage gaat in op de volgende vragen. Wat is er te zeggen over de praktijk en de uitgangspunten achter de veranderingen van de afgelopen jaren? Wat komt er terecht van equivalentie en continuïteit van zorg? Hoe pakt het beleidsprincipe van behandeling ‘in de GGZ, tenzij’ uit? Achtergronden, cijfers en overwegingen en argumenten worden besproken vanuit penitentiaire psychiatrie? Tijdschriftartikel
Koenraadt, F. De penitentiaire inrichting als kwetsbare organisatie In: De vogel vrij: liber amicorum prof.dr.mr. Martin Moerings Leun, J. P., Muller, E. R., Schee, N. van der, Schuyt, P. M., & Woude, M. A. H. (red.) Den Haag: Boom Lemma Uitgevers, 2011, p. 171-181. Abstract Als inrichtingspsycholoog schetst de auteur een beeld van het werk in het huis van bewaring ‘de Koepel’ in Haarlem, aan de hand van eigen ervaringen in contact met gedetineerden en personeel. Aan de orde komen bouw en inrichting van ‘de Koepel’, psychische problematiek van de gedetineerden en recente maatschappelijke ontwikkelingen rond detentie. Hoofdstuk in boek
NIFPverspreidt.indd 21
27-10-14 12:55
20
Koenraadt, F., & Kool, R. Een herstelgerichte benadering van delinquenten met een psychische stoornis Proces (2013) 5, p. 204-214 Abstract Gewezen wordt op het verschil tussen de herstelgerichte benadering in het strafrecht, waar het gaat om de relatie tussen dader en slachtoffer, en de benadering van daders in de ggz, gericht op resocialisatie. Geconstateerd kan worden dat er tussen beide benaderingen tendenzen zijn waar te nemen die in eenzelfde richting wijzen. Die ontwikkeling verdient meer aandacht. Tijdschriftartikel
Kordelaar, W.F. van, & Slijkhuis, A.Y., Vernieuwing en indicatiestelling forensische zorg. In: Handboek Forensische geestelijke gezondheidszorg Groen, H., M. Drost & H.L.I Nijman (red.) Utrecht, De Tijdstroom, tweede herziene druk, 2011, p. 69-84. Abstract Dit hoofdstuk gaat over de gevolgen van een niet te onderschatten stroming in het denken over en uitvoering geven aan straffen en maatregelen. Tegenwoordig ziet de reclasseringswerker de vraag van de burger naar een veilige samenleving als het uitgangspunt van handelen en probeert hij via programma’s, voorschriften en toezicht het gedrag van zijn cliënt te beïnvloeden. Het is tegen deze algemene achtergrond dat ook de zorg en beveiliging ten aanzien van personen bij wie sprake is van delictgerelateerde persoonsgebonden problematiek in de vorm van stoornissen zich de laatste jaren aan het ontwikkelen is. Dit geldt dan zowel de praktijk als de wet- en regelgeving en krijgt vorm in het project Vernieuwing Forensische Zorg en in het voorstel dat moet leiden tot de nieuwe Wet forensische zorg. Over die ontwikkelingen gaat dit hoofdstuk, waarbij in de eerste twee paragrafen de meer specifieke achtergronden van de Vernieuwing Forensische Zorg en het Programma Vernieuwing Forensische Zorg aan de orde komen. Daarna wordt de praktijk van de indicatiestelling forensische zorg (IFZ) beschreven waarna vervolgens wordt ingegaan op de parameters van de indicatiestelling.
NIFPverspreidt.indd 22
27-10-14 12:55
In de laatste twee paragrafen wordt kort ingegaan op de verschillen tussen de oude en de nieuwe situatie van respectievelijk de ketensamenwerking en
21
de gedragskundige pro Justitia-rapportage. Hoofdstuk in boek
Kruisdijk, F.R., Hendriksen, I.J.M., Tak, E.C.P.M., Beekman, A.T.F., & Hopman-Rock, M., Effect of running therapy on depression (EFFORT-D). Design of a randomised controlled trial in adult patients [ISRCTN 1894] BMC Public Health, 12 (2012), 50, 14712458 Abstract BACKGROUND: The societal and personal burden of depressive illness is considerable. Despite the developments in treatment strategies, the effectiveness of both medication and psychotherapy is not ideal. Physical activity, including exercise, is a relatively cheap and non-harmful lifestyle intervention which lacks the side-effects of medication and does not require the introspective ability necessary for most psychotherapies. Several cohort studies and randomised controlled trials (RCTs) have been performed to establish the effect of physical activity on prevention and remission of depressive illness. However, recent meta-analysis’s of all RCTs in this area showed conflicting results. The objective of the present article is to describe the design of a RCT examining the effect of exercise on depressive patients. METHODS/DESIGN: The EFFect Of Running Therapy on Depression in adults (EFFORT-D) is a RCT, studying the effectiveness of exercise therapy (running therapy (RT) or Nordic walking (NW)) on depression in adults, in addition to usual care. The study population consists of patients with depressive disorder, Hamilton Rating Scale for Depression (HRSD) >= 14, recruited from specialised mental health care. The experimental group receives the exercise intervention besides treatment as usual, the control group receives treatment as usual. The intervention program is a group-based, 1 h session, two times a week for 6 months and of increasing intensity. The control group only performs low intensive non-aerobic exercises. Measurements are performed at inclusion and at 3,6 and 12 months. Primary outcome measure is reduction in depressive symptoms measured by the HRSD.
NIFPverspreidt.indd 23
27-10-14 12:55
22
Cardio-respiratory fitness is measured using a sub maximal cycling test, biometric information is gathered and blood samples are collected for metabolic parameters. Also, co-morbidity with pain, anxiety and personality traits is studied, as well as quality of life and cost-effectiveness. DISCUSSION: Exercise in depression can be used as a standalone or as an add-on intervention. In specialised mental health care, chronic forms of depression, co-morbid anxiety or physical complaints and treatment resistance are common. An add-on strategy therefore seems the best choice. This is the first high quality large trial into the effectiveness of exercise as an add-on treatment for depression in adult patients in specialised mental health care. Tijdschriftartikel
Marle, H.J.C. van, M.M. Prinsen & M.J.F. van der Wolf, Pathways in Forensic Care: The Dutch Legislation of Diversion In: Progression in forensic psychiatry: about bounderies Oei, K. T. I. & Groenhuijsen, M. S. (Eds.) Deventer: Kluwer, 2012, p. 451-463. Abstract The Dutch criminal justice system (CJS) and the mental health system (MHS) have been standing alongside of each other for many years because in the Dutch criminal law legal provisions for psychiatric care are arranged in the MHS. Nowadays the prison services are aware of the possibilities of forensic treatment to prevent recidivism. As the mental health services could not fulfill their role as a psychiatric institution for all the mentally disordered offenders, more emphasis has been laid by the criminal justice system on the diversion of these offenders over differentiated units within the CJS itself. New developments are the purchasing by the CJS of forensic psychiatric care in the MHS, but paid by the system itself and under its own safety conditions. Hoofdstuk in boek
NIFPverspreidt.indd 24
27-10-14 12:55
Prinsen, M.M. & Gooren, S.H. Zorg en advies in detentie.
23
In: Gedragskundige rapportage in het strafrecht Marle, H.J.C., Mevis, P., & Wolf, M.J.F. (red.), Alphen aan den Rijn: Kluwer, 2013, tweede druk, p. 479-502 Abstract In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de psychische zorg in detentie. Besproken worden de historische achtergrond en definities, de wettelijke mogelijkheden, screening, diagnostiek, indicatiestelling en rapportage door het Psycho Medisch Overleg (PMO), ofwel de feitelijke mogelijkheden in de praktijk en tot slot de verwachte ontwikkelingen in de komende jaren. Hoofdstuk in boek
Sikkens, E. Broodnodig (5) Maandblad Geestelijke volksgezondheid, 66 (2011) 5, p. 301-302. Abstract Reactie op het adviesrapport: Broodnodig: de ontwikkeling van kennis voor de openbare geestelijke gezondheidszorg / Den Haag: Gezondheidsraad, 2011. Discussiebijdrage in tijdschrift
Van Marle, H. J. C., Van der Wolf, M. J. F., & Prinsen, M. M. Renovation of forensic care in the Netherlands European Psychiatry 27 (2012) Supplement 1, p. AS37-03 Abstract The Dutch criminal justice system (CJS) and the mental health system (MHS) have been standing alongside of each other for many years because in the Dutch criminal law legal provisions for psychiatric care are arranged in the MHS. Nowadays the prison services are aware of the possibilities of forensic treatment to prevent recidivism.
NIFPverspreidt.indd 25
27-10-14 12:55
24
As the mental health services could not fulfill their role as a psychiatric institution for all the mentally disordered offenders, more emphasis has been laid by the criminal justice system on the diversion of these offenders over differentiated units within the CJS itself. New developments are the purchasing by the CJS of forensic psychiatric care in the MHS, but paid by the system itself and under its own safety conditions. Contents: • Introduction
• Diversion in the Dutch System
• Forensic Care
• Securing Treatment in the Sentence itself
• Conclusion
Tijdschriftartikel
Vinkers, D. J., van de Vorst, M., & Hoek, H. W. Severe mental illness in prisoners worldwide The British Journal of Psychiatry, 201 (2012) 4, p.327-328. Abstract Comments on an article by S. Fazel & K. Seewald. We read with interest the review article by Fazel & Seewald. The authors conclude that severe mental illness is more prevalent in prisoners in low- and middle-income (LAMI) countries than in high-income countries. This may be related to fewer opportunities and services for diverting offenders to health services, a stronger relationship between mental illness and criminality, and different sociocultural factors. The finding of the study is in line with the earlier formulated rule of thumb that the frequency of mental illness is higher in countries with low crime rates. Indeed, the LAMI countries included in Fazel & Seewald review have a combined prison population rate of 77 per 100 000, considerably less than the worldwide prison population rate of 145 per 100 000. The higher prevalence of severe mental illness in prisoners in LAMI countries may be explained by lower rates of crime and imprisonment. If so, the relationship between mental illness and crime is not stronger in LAMI countries, but weaker in high-income countries. Discussiebijdrage in tijdschrift
NIFPverspreidt.indd 26
27-10-14 12:55
Vinkers, D. J., Hoek, H. W., & Rinne, T. Psychiatric morbidity in prisoners with intellectual disabilities
25
The British Journal of Psychiatry, 199 (2011) 6, p. 514. Abstract Comments on an article by A. Hassiotis et al. Hassiotis et al. described an excess of probable psychosis in prisoners with intellectual disabilities. We tried to replicate this finding in a large database of 21 857 pretrial reports of Dutch defendants in which fewer defendants with intellectual disabilities reported misuse of hard drugs and their rate of cannabis misuse was similar to that of defendants with a normal. This contradicts the findings of Hassiotis et al, who found more cannabis misuse and similar misuse of hard drugs and alcohol in individuals with intellectual disability. The diagnosis of probable psychosis in the Hassiotis et al study was in 80% of the cases, based on a lay interview, and intellectual disability was defined as a low score on the Quick Test. Diagnosis in Dutch pre-trial reports is based on multiple examinations of the defendant by a psychiatrist, the defendants’ judicial and psychiatric history, including previous examinations information from relatives and IQ tests in 88% of defendants with intellectual disabilities. Confounding of the relationship between probable psychosis and intellectual disability is therefore probable. The conclusion reached by Hassiotis et al. is premature and more studies on this topic are needed. Discussiebijdrage in tijdschrift
Vinkers, D., van Baars, A. W. B., & Wierdsma, A. I. Ethnicity and service engagement among involuntary patients Psychiatric Services, 64 (2013) 9, p. 933-934 Abstract This prospective study showed that ethnicity per se was not related to service engagement among involuntarily committed patients, either at baseline or during follow-up. The increase in engagement during follow-up was related to better illness insight and coincided with less perceived coercion and severity of symptoms. Discussiebijdrage in tijdschrift
NIFPverspreidt.indd 27
27-10-14 12:55
26
Vinkers, D. J., Hoek, H. W., & Rinne, T. Psychiatric morbidity in prisoners with intellectual disabilities British Journal of Psychiatry,199 (2011) 6, p. 514 Abstract Comment on “Psychiatric morbidity in prisoners with intellectual disabilities: analysis of prison survey data for England and Wales” / Hassiotis A, Gazizova D, Akinlonu L, Bebbington P, Meltzer H, Strydom A. British Journal of Psychiatry, 199 (2011) 2:156-157. Discussiebijdrage in tijdschrift
Westerborg, M., Penitentiair psychiatrische centra: behandeling in penitentiair perspectief In: Handboek Forensische geestelijke gezondheidszorg Groen, H., M. Drost & H.L.I Nijman (red.) Utrecht, De Tijdstroom, tweede herziene druk, 2011, p. 451-462. Abstract In deze bijdrage wordt de behandeling van gedragsgestoorde gedetineerden binnen de gevangenismuren besproken. Aan de orde komen de prevalentie van psychiatrische stoornissen bij gedetineerden in Europa en specifiek Nederland, de geestelijke gezondheidszorg binnen het gevangeniswezen in Nederland, vernieuwing in de forensische zorg door de inzet van specifieke penitentiair psychiatrische centra (PPC’s) en waarbij ook enkele ethische overwegingen worden besproken. Tot slot worden opleidingen voor psychiatrische behandeling van gedetineerden besproken. Hoofdstuk in boek
Westerborg, M. Allochtonen in de tbs (4) Maandblad Geestelijke volksgezondheid, 66 (2011) 9, p. 583.
NIFPverspreidt.indd 28
27-10-14 12:55
Abstract Reactie op het artikel Allochtonen in de tbs: van kwaad tot erger /
27
F. Kortmann. MGv, 66 (2011) 5, p.306-318. Discussiebijdrage in tijdschrift
Zwemstra, J. C. Het gevangeniswezen als psychiatrisch zorgsysteem In: Persoonlijke snippers T.I. Oei, (red.) Nijmegen, Wolf Legal Publishers, 2011, p. 15-20. Abstract Dit hoofdstuk spitst zich toe op de zorg in detentie en de parallel daaraan georganiseerde zorg in de inrichtingen voor vreemdelingenbewaring. Geconcludeerd wordt dat zich binnen het gevangeniswezen nooit een ultiem zorgsysteem zal ontwikkelen omdat het altijd formeel een afgeleide functie van het GGZ-zorgmodel zal zijn. Omdat echter veel criminaliteit mede samenhangt met psychopathologie, kan in deze setting veel winst worden geboekt met goede zorg van zorgprofessionals met focus en specifieke expertise voor deze populatie. Dit enerzijds voor de betreffende individuen en anderzijds zal dit daarmee samenhangend leiden tot recidivepreventie voor de maatschappij. Hoofdstuk in boek
Zwemstra, J. C. De adviezen ‘Stoornis en delict’ van de RVZ en ‘Forensische zorg tijdens detentie’ van de RSJ gewogen Sancties, 24 (2013) 2, p. 70-77. Abstract In de tweede helft van 2012 werden er voor de forensische psychiatrie twee belangwekkende adviezen uitgebracht. Allereerst van de Raad voor de Volksgezondheid en Zorg (RVZ) het rapport Stoornis en delict, met de subtitel ‘forensische en verplichte geestelijke gezondheidszorg vormen een keten’. Enkele maanden later kwam de Raad voor de Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming (RSJ) met het advies Forensische zorg tijdens detentie.
NIFPverspreidt.indd 29
27-10-14 12:55
28
Het advies van de RVZ kwam tot stand naar aanleiding van de invoering van de Wet op de forensische zorg en de Wet op de verplichte geestelijke gezondheidszorg (WvGGz). De Raad benadrukt de samenhang van de beide wetten en hun doelstelling van de aansluiting van de reguliere vrijwillige zorg en forensische zorg, en de brugfunctie van de WvGGz daarbij. De aanleiding voor het RSJ-advies was de totstandkoming van de Wet op de forensische zorg met zijn implicaties in het kader van het programma ‘Modernisering gevangeniswezen’ van DJI, in het bijzonder de introductie van de vijf penitentiaire psychiatrische centra en de EZV’s in het gevangeniswezen. Zwemstra bespreekt beide rapporten op hoofdlijnen. Tijdschriftartikel
NIFPverspreidt.indd 30
27-10-14 12:55
4. Juridische kwesties
29
Beukers, M. Weigeren en ontkennen bij de rapportage pro justitia een probleem? Sancties, 22 (2011) 5, p. 278-292. Abstract Gedragskundige rapportages over ontkennende of niet-meewerkende verdachten leiden regelmatig tot hevige disputen. Sommige auteurs stellen dat over dergelijke verdachten nooit een rapportage gemaakt zou moeten worden. Beukers onderzoekt vanuit het perspectief van strikt gescheiden verantwoordelijkheden (en deskundigheden) van rechter en deskundige welke feitelijke en juridische ruimte de rapporteur heeft om, geconfronteerd met een weigerende en/of ontkennende verdachte, louter op basis van zijn deskundigheid te komen tot een beantwoording van de vragen Tijdschriftartikel
Daniëls, D. De rechter gezien of te kijk? In: De rechter in het geding: liber amicorum J.P. Balkema Bleichrodt, F. W., Lensing, J. A. W., & Vegter, P. C. (red.), Deventer: Kluwer, 2011, p. 259-270. Abstract Dit hoofdstuk beschouwt de rechter in persoon en functie vanuit een psychiatrisch en psychoanalytisch perspectief. Hierbij spelen ethiek en zijn plaats in de maatschappij een belangrijke rol. Hierbij komt bijvoorbeeld de vraag aan de orde welke betekenis de rechter kan hechten aan rapportages van psychiaters waarin begrippen als schuld en toerekeningsvatbaarheid vanuit een psychiatrisch en psychoanalytisch perspectief worden bekeken. Hoofdstuk in boek
NIFPverspreidt.indd 31
27-10-14 12:55
30
Esch, C. van Gedragsdeskundige rapportages in strafzaken: een weerbarstige materie Ars Aequi (2012), p. 875-878. Abstract Dit artikel gaat over de rol van gedragsdeskundigen in het strafrecht en de problemen die hun rapporten opleveren voor gebruikers, bij wie het aan specifieke kennis op dat vlak ontbreekt. Deze bijdrage biedt gebruikers van pro-Justitiarapportages (en ook gedragsdeskundigen) handvatten om te beoordelen in hoeverre forensisch psychiaters en psychologen ten aanzien van een aantal aspecten bij de verslaglegging voldoen aan hun verplichtingen. Tijdschriftartikel
Hummelen, K., Esch, C. van, Schipaanboord, E., & Veer, T. van der Het inzage- en correctierecht bij gedragsdeskundig onderzoek in strafzaken Expertise en recht, 6 (2013) 2, p. 44-49. Abstract Aan de hand van een vragenlijst werd onderzocht of forensisch gedragsdeskundigen in de praktijk voldoen aan hun verplichtingen voor wat betreft het informeren van de verdachte over het onderzoek, de bespreking van het verslag met de onderzochte, het bieden van inzage in het verslag en het geven van de mogelijkheid tot het aandragen van correcties. Geconcludeerd wordt dat gedragsdeskundigen niet altijd aan deze verplichtingen voldoen. Tevens werd aan de gerapporteerden een vragenlijst gestuurd waarin gevraagd werd naar hun ervaringen met het onderzoek. De antwoorden van de onderzochten geven aanwijzingen voor onderdelen waarop verbetering van het rapportageproces mogelijk is. Tijdschriftartikel
NIFPverspreidt.indd 32
27-10-14 12:55
Koenraadt, F., De berechting van ernstig psychisch gestoorde verdachten.
31
Hun recht en hun conditie om terecht te staan. In: F. Koenraadt & R. Wolleswinkel (red.), Homo ludens en humaan strafrecht. Funderen – vergelijken – onderwijzen. Gedenkbundel dr. Peter Bal Den Haag, Boom/Lemma uitgevers, 2011, Pompe Reeks deel 67, p. 225-239. Abstract In dit artikel wordt deels rechtsvergelijkend ingegaan op de Engelse ontwikkeling van de fitness to stand trial. Na een korte typering van deze rechtsfiguur in enkele andere Europese landen staan we stil bij de Nederlandse situatie van het vermogen en het recht om terecht te staan. Artikel 16 Sv bevat daartoe een regeling ingeval een verdachte lijdt aan de in die bepaling genoemde gebrekkige ontwikkeling of stoornis van de geestvermogens. Hoofdstuk in boek
Koenraadt, F. Historische reflecties over psychiatrie en recht. In: B.C.M. Raes & F.A.M. Bakker (red), De psychiatrie in het Nederlandse recht Deventer, Kluwer, 2012, zesde druk, p. 11-32. Abstract Deze bijdrage geeft een overzicht van de historische ontwikkeling van de omgang met psychiatrische patiënten en het denken over psychiatrie en recht en in het bijzonder over forensische psychiatrie. Hierbij komt onder andere opvattingen over toerekeningsvatbaarheid aan de orde. Het overzicht begint in de 17e eeuw met de verlichting en gaat spitst zich toe op ontwikkelingen in de forensische psychiatrie in de twintigste eeuw in Nederland. Hoofdstuk in boek
NIFPverspreidt.indd 33
27-10-14 12:55
32
Kordelaar, W.F. van, Het grote tellen Sancties, 23 (2012) 6, p. 283-285 Abstract Met het Grote Tellen in de strafrechtspleging bedoelt de auteur. het tellen van onder meer misdrijven, aanhoudingen, heenzendingen, veroordelingen, recidives etc. Hij stelt in het redactioneel dat het vermoedelijk geen toeval is dat het Grote Tellen en het Productgericht Denken deel uitmaken van een triade, waarvan het derde lid bekend staat als het Besturen op Afstand. Waar het primaire proces verantwoord moet worden in productiecijfers vindt de sturing van dat proces plaats door directieven gericht op beïnvloeding van die cijfers. Hij houdt een pleidooi tegen de mythe “meten is weten”. Discussiebijdrage in tijdschrift
Kordelaar, W. F. van De schijn van onpartijdigheid In: De rechter in het geding: liber amicorum mr.J.P. Balkema: Bleichrodt, F.W., J.A.W. Lensing & P.C. Vegter (red.) Deventer, Kluwer, 2011, p. 271-286. Abstract Deze bijdrage gaat over de onpartijdigheid van de rechter. De optiek is daarbij niet juridisch, maar gedragskundig. Hierbij wordt een korte omschrijving gegeven van de operationalisatie van het begrip onpartijdigheid in de praktijk van de rechtspraak. Daarna worden met behulp van een eenvoudig model uit de agogiek enkele elementen van de dynamiek rond het ophouden van (de schijn van) onpartijdigheid beschreven. Dit wordt gedaan door het vergelijken van het openbare gedrag van de rechter ter terechtzitting met dat tijdens de gesloten beraadslagingen. In deze onderscheiden domeinen is met het oog op de onpartijdigheid namelijk een heel ander gedragsschema nodig. Vervolgens wordt aan de hand van het model ingegaan op allerlei nog onvoldoende onderkende en te weinig bekende noties, die juist bijdragen aan partijdige oordelen en daarmee de gekoesterde onpartijdigheid tot schijn kunnen maken.
NIFPverspreidt.indd 34
27-10-14 12:55
Tot slot worden de beschreven noties gelegd langs aanbevelingen die de rechterlijke macht zichzelf doet in De strafrechter en profil (2008) en voorzien van enkele
33
aanbevelingen uit gedragskundige hoek. Hoofdstuk in boek
Kordelaar, W. F. van Strafdienstplicht..: onder andere Sancties, 22 (2011) 3, p. 147-152 Abstract Redactioneel commentaar op de veiligheidsparagraaf van het regeer- en gedoogakkoord van VVD-CDA en PVV over de opgenomen plannen aangaande de aanpak van grensoverschrijdend gedrag van risicojongeren. Discussiebijdrage in tijdschrift
Mulbregt, J. van & Koenraadt, F. Het bereik van zelfintoxicatie: allesbehalve een vrijbrief Ars Aequi, 62 (2013) 10, p. 750-754 Abstract In gesprek met de onderzoekend forensisch psycholoog of psychiater geven verdachten nogal eens te kennen dat zij onder invloed van drank of drugs waren ten tijde van het delict. Zij willen daarmee veelal hun verantwoordelijkheid voor het begaan van het delict minimaliseren. In de strafrechtspleging en de forensische gedragskunde wordt daar volstrekt anders mee omgegaan. Welke kwesties bij die gedragskundige en juridische afweging inzake het middelengebruik zoal een rol spelen, laat dit artikel zien. Tijdschriftartikel
NIFPverspreidt.indd 35
27-10-14 12:55
34
Mulbregt, J. van De geïntoxiceerde verdachte: gif en narcotica in de rechtspleging II Hoofdstuk in: Veelzijdige gedachten: liber amicorum prof. dr. Chrisje Brants Kelk, C., Koenraadt, F., & Siegel, D. Den Haag Boom Juridische Uitg./Utrecht: Willem Pompe Instituut voor Strafrechtswetenschappen, 2013, p. 119-134. Abstract In deze bijdrage wordt het verschijnsel van vergiftiging in het strafrecht en in de forensische wetenschappen van vooral de afgelopen twee eeuwen besproken. Hierbij wordt de kentering in het de strafrechtspleging getoond in die zin dat de forensische wetenschappen in het algemeen en de forensische toxicologie en de forensische psychiatrie en psychologie in het bijzonder een zodanige rol vervullen dat de intoxicatieproblematiek is gaan verschuiven waardoor de aandacht voor het vergiftigde slachtoffer is verplaatst naar die voor de geïntoxiceerde dader. Deze bijdrage bouwt voort op die van Frans Koenraadt ‘Het vergiftigde slachtoffer: gif en narcotica in de rechtspleging I’ in dezelfde bundel op p. 107-118. Hoofdstuk in boek
Mulbregt, J.M.L. van Zorgkoorts en risicokramp: de weg van de toerekeningsvatbaarheid Delikt & Delinkwent, 41 (2011) 8, p. 981-1003. Abstract Vragen omtrent de aanwezigheid van een psychische stoornis bij een verdachte en de bepaling van het strafrechtelijk belang daarvan geven in de rechtszaal met enige regelmaat aanleiding tot discussie. Feit is dat de justitiële context - met alle daarbij horende, vaak uiteenlopende processuele belangen - en de omstandigheid dat de onderzochte zich veelal in voorlopige hechtenis bevindt, voor de gedragsdeskundig rapporteur doorgaans geen optimale situatie creëren om zich van diens ‘normale’ gedragsrepertoire in alle opzichten een neutraal en representatief beeld te vormen. Van belang is ook dat juristen en gedragsdeskundigen van huis uit verschillende ‘talen’ spreken, die over en weer een actieve opstelling vereisen om de kloof tussen de juridische vraagstelling en het gedragsdeskundig antwoord binnen het strafproces op een verantwoorde wijze te overbruggen.
NIFPverspreidt.indd 36
27-10-14 12:55
Wat zijn de specifieke beperkingen in het functioneren van de onderzochte van een bij hem vaststelde stoornis, en in hoeverre zijn deze voor de rechter in het kader van
35
de lopende strafzaak relevant? Tijdschriftartikel
Prinsen, M. Is zonder vrije wil iedereen ontoerekeningsvatbaar? Algemeen Nederlands Tijdschrift voor Wijsbegeerte, 103 (2011) 2, p. 170-173. Abstract Verslag van de studiedag “Toerekeningsvatbaarheid, over vrije wil, wetenschap en recht”, georganiseerd door de Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie op 20 januari 2011, te Amsterdam. Congresverslag
Slijkhuis, A. & Kordelaar, W. van IFZ: virus of enzym? Trema.Tijdschrift voor de Rechterlijke Macht, 12 (2011) 1, p. 13-19. Abstract In dit artikel wordt Indicatiestelling forensische zorg (IFZ) besproken. Auteurs geven een korte schets van de achtergronden en de plaats van de IFZ in de strafrechtstoepassing. Er wordt ingegaan op wat IFZ precies is, wie met de uitvoering is belast, welke parameters er zijn en wat de wegingsmatrix van de IFZ is. Voorts is er aandacht voor IFZ in de procesgang en wordt kort besproken wat de betekenis is voor de zittende magistratuur. Het stelsel zoals dat nu in de praktijk werkt zal per 1 januari 2012 een wettelijke basis krijgen omdat dan de wetten Wet op de forensische zorg en de Wet op de verplichte ggz zullen zijn aangeboden aan de Tweede Kamer. De verwachting is dat deze werkwijze zal bijdragen aan een veiliger maatschappij. Tijdschriftartikel
NIFPverspreidt.indd 37
27-10-14 12:55
36
Tenneij, N. H. & J. Wesselius Justitieel beleid voor mensen met een psychische stoornis Hoofdstuk in: Gedragskundige rapportage in het strafrecht Marle, H. J. C., Mevis, P. A. M., and Wolf, M. J. F. (red.), Alphen aan den Rijn: Kluwer, 2013, p. 165-185. Abstract Sinds begin 2000 bestaat er toenemende kritiek op de kwaliteit en kwantiteit van de geboden zorg aan psychisch gestoorde delinquenten. Tegelijkertijd werd de roep vanuit de maatschappij sterker dat de overlast die deze groep veroorzaakt, verminderd moest worden. Ook riepen hoge (strafrechtelijke) recidivecijfers en hoge kosten van het forensische zorgstelsel vragen op over de effectiviteit van dit systeem. Dit heeft geleid tot een aantal beleidswijzigingen met betrekking tot zorg aan psychisch gestoorde justitiabelen. De grootste wijzigingen en consequenties daarvan worden in dit hoofdstuk besproken. Allereerst worden de beleidsontwikkelingen in de tbs sector behandeld. Vervolgens komt het programma Vernieuwing Foresische Zorg (VFZ) aan de orde, waarna de invloed specifiek op het gevangeniswezen van dit programma wordt besproken. Tot slot komen de consequenties van de invoering van het programma Modernisering Gevangeniswezen (MGW) voor de forensische ggz aan de orde. Hoofdstuk in boek
Wesselius, J. Het Penitentiair Psychiatrisch Centrum: een volwaardige psychiatrische kliniek in de gevangenis? In: Ontmoetingen: voordrachtenreeks van het Lutje Psychiatrisch-Juridisch Gezelschap 17 (2012) p. 9-20 Abstract In het PPC wordt geprobeerd in korte tijd psychisch ernstig zieke gedetineerden te stabiliseren en goede nazorg voor hen te organiseren. Aan de hand van een casus biedt de auteur inzicht in dit proces. Zij beantwoordt ook de vraag of het PPC al een volwaardige psychiatrische kliniek in de gevangenis is. Hierbij worden tevens de kenmerken van de patiënten besproken en wordt kort ingegaan op de indicatiestelling. Bewerkte tekst van voordracht in speciale uitgave
NIFPverspreidt.indd 38
27-10-14 12:55
5. Delicten: verdachten en hun pathologie
37
(brandstichting, doodslag, moord, neonaticide, vergiftiging, zedendelicten,
kunstdelicten) Casteren, M. van, Muskens, M., & Labrijn, S. Een vergelijking met andere vrouwelijke delinquenten Maandblad Geestelijke volksgezondheid, 66 (2011) 10, p. 746-763 Abstract Vrouwelijke zedendaders onderscheiden zich op een aantal variabelen van andere vrouwelijke delinquenten. Preventie en behandeling kunnen daardoor gerichter worden ingezet. In dit onderzoek vergelijken de auteurs volwassen, veroordeelde vrouwelijke zedendelinquenten met vrouwelijke delinquenten die veroordeeld zijn voor andersoortige delicten. Bij beide groepen is in het verleden een pro Justitiaonderzoek verricht. Het primaire doel is om eventuele specifieke kenmerken van vrouwelijke zedendelinquenten te achterhalen door te beoordelen in hoeverre zij verschillen van andere vrouwelijke delinquenten. Het secundaire doel van het onderzoek is om te achterhalen welke variabelen recidive kunnen voorspellen. Tijdschriftartikel
Dalhuisen, L. & Koenraadt, F. Hoe gewelddadig is brandstichting?: juridische versus gedragskundige gevaarskwalificatie Nederlands Juristenblad, 88 (2013) 17, p. 1119-1123. Abstract In deze bijdrage staat de vraag centraal in hoeverre brandstichting beschouwd kan worden als een geweldsdelict dat gevaar oplevert voor de samenleving. Bij de beantwoording van deze vraag wordt zowel vanuit juridisch als gedragskundig perspectief ingegaan op de (mate van) gewelddadigheid en gevaarlijkheid van het delict brandstichting. Daarnaast wordt kort ingegaan op de prevalentie, het belang van het gedragskundig perspectief en de relevantie van tbs voor dit delict. Tijdschriftartikel
NIFPverspreidt.indd 39
27-10-14 12:55
38
Dalhuisen, L. & Koenraadt, F. Zes decennia brandstichters in Nederland: van 1950 tot heden In: Relaties van gezag en verantwoordelijkheid: strafrechtelijke ontwikkelingen Jong, F. de & Kool, R. S. B. (red.) Den Haag: Boom Lemma uitgevers, 2012, p. 93-116. Abstract In deze bijdrage wordt verslag gedaan van een onderzoek naar klinische rapportages over van brandstichting verdachte observandi. Onderzocht is in welke mate in de afgelopen zestig jaar bij brandstichters sprake is van psychische stoornissen en hoe deze het advies in de rapportages pro Justitia beïnvloeden. Niet eerder was dit onderwerp van onderzoek in een tijdsperiode van zestig jaar. Daar komt bij dat brandstichters oververtegenwoordigd lijken te zijn in de huidige tbs-populatie. In deze bijdrage wordt dieper ingegaan op de betekenis van psychische stoornissen en recidivegevaar bij brandstichters voor de sanctie-oplegging en de mogelijke verschuivingen hierin met betrekking tot de verantwoordelijkheid van de onderzochte door de jaren heen. Hoofdstuk in boek
Dogan, S., Regeer, E. J., Mol, E. M. M. & Braam, A. W. Gevalsbeschrijving: Gedwongen opname na Medea-dreigement bij gesimuleerde psychose Tijdschrift voor Psychiatrie, 55 (2013) 3, p. 209-213. Abstract Een 30-jarige patiënte die een psychose simuleerde en dreigde met infanticide en suïcide werd gedwongen opgenomen. Een uur later werd zij met ontslag gestuurd nadat zij vertelde de klachten gesimuleerd te hebben. We gaan in op simulatie en de klinische aspecten daarvan in de spoedeisende psychiatrie. Vroegtijdige herkenning van simulatie kan onnodige opnames en iatrogene schade voorkomen. Tijdschriftartikel
NIFPverspreidt.indd 40
27-10-14 12:55
Koenraadt, F., Dalhuisen, L., & Nijman, H. Pyromanie
39
In: Basisboek psychopathologie I.H.A. Franken, P. Muris & D. Denys (red.), Utrecht: De Tijdstroom, 2013, p. 695-708, hoofdstuk 43. Abstract In deze bijdrage wordt aan de hand van literatuur een overzicht gegeven van de motieven, kenmerken en diagnostische criteria, epidemiologie, comborbiditeit, ziektebeeld, biologische en psychologische factoren, behandeling en toekomstige ontwikkelingen van brandstichting en pyromanie. Hoofdstuk in boek
Koenraadt, F. Het vergiftigde slachtoffer: gif en narcotica in de rechtspleging I In: Veelzijdige gedachten: liber amicorum prof.dr. Chrisje Brants Kelk, C., Koenraadt, F., & Siegel, D. (red.), Den Haag, Juridische Uitg, & Utrecht: Willem Pompe Instituut voor Strafrechtswetenschappen, 2013, p. 107-118 Abstract In deze bijdrage wordt het verschijnsel van vergiftiging in het strafrecht en in de forensische wetenschappen van vooral de afgelopen twee eeuwen besproken. Hierbij wordt de kentering in het de strafrechtspleging getoond in die zin dat de forensische wetenschappen in het algemeen en de forensische toxicologie en de forensische psychiatrie en psychologie in het bijzonder een zodanige rol vervullen dat de intoxicatieproblematiek is gaan verschuiven waardoor de aandacht voor het vergiftigde slachtoffer is verplaatst naar die voor de geïntoxiceerde dader. Deze bijdrage hangt nauw samen met De geïntoxiceerde verdachte: gif en narcotica in de rechtspleging II / van Jos van Mulbregt, in hetzelfde boek op p.119-134. Hoofdstuk in boek
NIFPverspreidt.indd 41
27-10-14 12:55
40
Koenraadt, F. On forgery and destruction in art, crime and mental illness In: Progression in forensic psychiatry: about bounderies Oei, K. T. I. & Groenhuijsen, M. S. (Eds.), Deventer: Kluwer, 2012, p. 451-463 Abstract The person who has the sole right, the monopoly, to damage a work of art, is the artist himself. What then makes it necessary or attractive for others to forge or damage a painting? It is true that these are two very different acts of criminal behavior regarding artwork, but to whom does it occur to act in these manners? In order to answer these questions, two remarkable cases will be discussed. The cases themselves and the backgrounds of the two perpetrators, Han van Meegeren (1889-1947) accused of art forgery and Hans-Joachim B. (1937-2009), accused of repeatedly damaging art, as well as the role experts played in both cases will be elucidated and compared. This is discussed against the backdrop of the role that criminal law plays in these cases Hoofdstuk in boek
Vinkers, D. J. & Liem, M. C. A. Psychosis and homicide Psychiatric Services, 62 (2011) 10 Abstract Comments on an article by O. B. Nielssen et al. The authors’ analysis indicated that 138 persons with psychosis were found not guilty of homicide on the grounds of mental illness (NGMI). Unlike other Western countries, the Netherlands applies a 5-point scale of accountability. In conclusion, the rate of violent offenses among persons with psychosis is even higher than the number of persons found NGMI. Although not all violent offenses by persons with psychosis are caused by the underlying psychosis, we fully agree with the authors that the early recognition and treatment of psychosis may prevent violent offences. Discussiebijdrage in tijdschrift
NIFPverspreidt.indd 42
27-10-14 12:55
Soerdjbalie-Maikoe, V., Wijs-Heijlaerts, K. J., Meijerman, L., Verheugt, A. J., Sieswerda-Hoogendoorn, T., & Maes, A.
41
Neonaticide: vaak vermoed, zelden bewezen Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde, 157 (2013), pag. -ÿ Abstract DOEL: Een overzicht geven van pathologische bevindingen bij neonaticide in Nederland. OPZET: Retrospectief beschrijvend onderzoek. METHODE: De auteurs analyseerden alle obductieverslagen van neonaten bij het Nederlands Forensisch Instituut voor de periode 1994-2011. We verzamelden gegevens over de zwangerschapsduur, de wijze van vinding en de uitkomsten van obductie. RESULTATEN: De auteurs includeerden 78 slachtoffers, van wie 61 (78%) geboren na een voldragen zwangerschap en 17 (22%) vroeggeboorten. De helft van de slachtoffers was meisje, 40% was jongen en bij 10% liet de staat van het lichaam geen uitspraak toe over het geslacht. In 29 lichamen (37%) waren geringe, in 15 lichamen (19%) matige en in 34 lichamen (44%) gevorderde postmortale veranderingen opgetreden. Bij matige of gevorderde postmortale veranderingen was niet met zekerheid vast te stellen of het kind levendgeboren was, en wat de doodsoorzaak was geweest. Van de overgebleven 29 kinderen was er 1 doodgeboren; bij 12 kinderen (15%) kon de waarschijnlijke doodsoorzaak worden vastgesteld. CONCLUSIE: In Nederland worden per jaar 4 à 5 forensische obducties verricht vanwege een verdenking op neonaticide. In de meeste gevallen zijn de postmortale veranderingen al te ver voortgeschreden om te kunnen vaststellen of er levenstekenen waren bij geboorte en wat de doodsoorzaak is geweest Tijdschriftartikel
Vinkers, D. J., de Beurs, E., Barendregt, M., Rinne, T., & Hoek, H. W. The relationship between mental disorders and different types of crime Criminal Behaviour and Mental Health, 21 (2011) 5, p. 307-320.
NIFPverspreidt.indd 43
27-10-14 12:55
42
Abstract Background Previous studies of relationships between mental disorder and crime have tended to group the mental disorders, the crimes or both, leaving uncertainty about a more specific mental disorder: crime relationships. Objective To examine the relationship between types of mental disorder and types of crime in pre-trial defendants. Method Data were extracted from 21,424 pre-trial forensic psychiatric reports made between 2000 and 2006 in the Netherlands. We compared the prevalence of axis I disorders, personality disorders, intellectual functioning and substance abuse in defendants charged with a range of crimes (homicide, attempted/threatened homicide, assault, battery, rape, sexual crimes, arson and/or property crimes) using chi-square tests. Relationships with diminished accountability, reflecting a direct relationship with underlying mental disorder, were calculated using multivariate regression models, adjusted for age, gender, ethnicity and history of judicial contact. Results Arson had the strongest relationship with mental disorders in our sample, then assaults, then homicidal attempts or threats. Sexual and property crimes had the weakest relationship with diminished or absent accountability. Diminished accountability had the strongest relationship with psychotic disorders, followed by organic psychosyndromes and developmental disorders, whereas other axis I disorders, personality disorders or an IQ score of < 85 points were only moderately related. These relationships varied little according to the type of crime, although tended to be weaker for defendants in property crimes. Cannabis and hard drugs were significantly associated with decreased accountability only in respect of arson. Discussion Mental disorders are related to all types of crimes but especially to arson, battery and homicidal attempts or threats, with a court finding of diminished accountability providing some validation for perceived links between the disorder and crime in this study Tijdschriftartikel
Liem, M.C.A. & Vinkers, D.J. Levensdelicten door verdachten met een psychotische stoornis in Nederland Tijdschrift voor Psychiatrie, 54 (2012) 6, p. 509-516.
NIFPverspreidt.indd 44
27-10-14 12:55
Abstract ACHTERGROND: Patiënten met een psychotische stoornis begaan 10 tot 20 keer
43
zo vaak levensdelicten als mensen in de algemene bevolking. De internationale incidentie van levensdelicten door verdachten met een psychotische stoornis is 0,02-0,36 per 100.000 inwoners. De aard en de incidentie van levensdelicten door verdachten met een psychotische stoornis in Nederland zijn onbekend. DOEL: Descriptief onderzoek naar de aard en incidentie van levensdelicten in Nederland van verdachten met een psychotische stoornis. METHODE: Analyse van alle ambulante en klinische rapportages pro Justitia in Nederland in 2000-2006 van verdachten van levensdelicten met een psychotische stoornis. RESULTATEN: In de periode 2000-2006 werden er in Nederland 1212 dodingen gepleegd. Er waren in deze periode 61 verdachten (8,7 per jaar) van een levensdelict bij wie een psychotische stoornis werd vastgesteld bij rapportage pro Justitia. De incidentie van levensdelicten door verdachten met een psychotische stoornis was 0,05 per 100.000 inwoners. De meerderheid van de verdachten had geen gewelddadige justitiële voorgeschiedenis en was niet onder psychiatrische behandeling ten tijde van het delict. CONCLUSIE: Levensdelicten door patiënten met een psychotische stoornis zijn relatief zeldzaam in Nederland, maar komen wel voor. Mogelijk kan vroegtijdige en continue behandeling van psychotische stoornissen een bijdrage leveren aan de preventie van dodingen door patiënten met een psychotische stoornis Tijdschriftartikel
Liem, M.C.A. & Vinkers, D.J. Reactie op ‘Levensdelicten door verdachten met een psychotische stoornis in Nederland’ door Goethals, K. Tijdschrift voor Psychiatrie, 54 (2012) 8, p. 768-770. Abstract Reactie op het artikel Levensdelicten door verdachten met een psychotische stoornis in Nederland door M.C.A. Liem & D.J. Vinkers, Tijdschrift voor Psychiatrie, 54 (2012) 6, p. 509-516. Discussiebijdrage in tijdschrift
NIFPverspreidt.indd 45
27-10-14 12:55
44
Liem, M.C.A. & Vinkers, D.J. Antwoord aan Goethals. Tijdschrift voor Psychiatrie, 54 (2012) 8, p. 2012 Discussiebijdrage in tijdschrift
Muskens, M., Bogaerts, S., van Casteren, M., & Labrijn, S. Adult female sexual offending: A comparison between co-offenders and solo offenders in a Dutch sample Journal of Sexual Aggression, 17 (2011) 1, p. 46-60. Abstract Few studies have examined female sexual offenders who committed a sexual offence with an accomplice (co-offender) and without an accomplice (solo offender). In this study, several offence, victim and offender characteristics of 60 adult female sexual offenders were examined. The first purpose was to explore the personality pathology among these offenders. The second purpose was to examine the sexual, violent and any recidivism rates of these offenders. These offenders were referred for an inpatient or outpatient psychiatric and/or psychological evaluation between January 1999 and December 2008. The results revealed that the mean number of DSM-IV Axis I disorder was larger among solo offenders compared to co-offenders. Conversely, the mean number of DSM-IV personality disorders was larger among co-offenders compared to solo offenders. Furthermore, the sexual, violent and any recidivism rate of these female sexual offenders was 0, 1.9 and 7.7%, respectively. Offender type (i.e. solo offender) significantly predicts a new offence of any type. Tijdschriftartikel
Wijs-Heijlaerts, K. J., Verheugt, A. J., & Oei, T. I. The psyche of women committing neonaticide: a psychological study of woman who kill the newborn children In: Progression in forensic psychiatry: about bounderies Oei, K. T. I. & Groenhuijsen, M. S. (Editors) Deventer: Kluwer, 2012, p. 435-450.
NIFPverspreidt.indd 46
27-10-14 12:55
Abstract In this chapter the authors try to find answers to three essential questions:
45
1) What is the personality of the person committing neonaticide? 2) What induced her to commit neonaticide? 3) What can be done to prevent neonaticide? In order to find these answers, in this chapter the most important findings in available scientific psychological and psychiatric literature on neonaticide are outlined. Then the results of this study are reviewed, and recommendations for future research presented Hoofdstuk in boek
Hoeve, M., Vogelvang, L., Wong, T., & Kruithof, B. Het mysterie van de criminele vrouw: theorieën over criminaliteit door meisjes en vrouwen. In: Criminele meisjes en vrouwen: achtergronden en aanpak Slotboom, A. M., Hoeve, M., Ezinga, M., & Helm, P. van der (red.) Den Haag: Boom Lemma, 2013, pag. 69-94. Abstract In dit hoofdstuk wordt een overzicht gegeven van uiteenlopende criminologische theorieën uit verschillende perioden. Hierbij wordt nadruk gelegd op de vraag in hoeverre deze theorieën crimineel gedrag door meisjes en vrouwen verklaren. Daarnaast wort ook aandacht besteed aan verklaringen voor de gender gap. De gender gap of ook wel gender-ratioprobleem genoemd, verwijst naar het sekseverschil in de prevalentie van delinquent gedrag. Vanuit onderzoek naar risicofactoren voor delinquent gedrag bestaan verschillende hypothesen. De eerste hypothese is dat vrouwen minder kwetsbaar zijn voor risicofactoren van delinquent gedrag dan mannen (differential vulnerability hypothesis). Risicofactoren hebben dan een kleiner effect op delinquent gedrag bij vrouwen dan bij mannen. De tweede hypothese is dat vrouwen minder worden blootgesteld aan risicofactoren dan mannen (differential exposure hypothesis). In dit hoofdstuk wordt nagegaan bij welke hypothesen de theorieën aansluiten. Eerst wordt een kort overzicht gegeven van vroege theorieën, zoals de visie van Lombroso op criminaliteit door vrouwen en meisjes. Vervolgens wordt ingegaan op verklaringen voor meisjes- en vrouwencriminaliteit aan de hand van feministische theorieën.
NIFPverspreidt.indd 47
27-10-14 12:55
46
Daarna worden genderspecifieke theorieën besproken, zoals de power-control theory, de role strain theory en de masculinity theory. Hierbij worden klassieke criminologische theorieën, zoals control theory, strain theory en de differential association theory kort besproken. Vervolgens worden meer recente theorieën besproken uit de levensloop- en ontwikkelingscriminologie. Daarna wordt aandacht besteed aan de neurobiologische theorievorming. In de slotparagraaf worden de theorieën vergeleken en wordt nagegaan welke verklaringen voor criminaliteit bij meisjes en vrouwen worden gegeven, welke verklaringen worden gegeven voor de gender gap en of verklaringen voor de gender gap aansluiten bij de differential vulnerability hypothesis of de differential exposure hypothesis. Hoofdstuk in boek
Koenraadt, F. Heimwee als thema in pathologie en delinquentie, speciaal in zaken van kinderdoding en brandstichting. In: De forensische psychiatrie geanalyseerd: liber amicorum Karel Oei Groenhuijsen, M., Kierkels, S. A., & Kooijmans, T. (red.) Apeldoorn; Antwerpen; Portland: Maklu, 2011, p. 95-102. Abstract Deze bijdrage bespreekt de relatie tussen gevoelens van heimwee en twee typen delicten, kinderdoding door dienstboden en brandstichting. Deze relatie wordt door middel van casussen uit de 19e eeuw en korte toelichting op het proefschrift Heimweh und Verbrechen van Karl Jaspers in een historisch perspectief geplaatst. Daarbij worden de verschijnselen en welk type personen vatbaar zijn voor heimwee besproken. Inhoud: • Inleiding
• Dienstboden
• Brandstichting
• Heimwee
• Eigentijdse heimwee
Hoofdstuk in boek
NIFPverspreidt.indd 48
27-10-14 12:55
Nielssen, O., Bourget, D., Laajasalo, T., Liem, M., Labelle, A., Hakkanen-Nyholm, H.,
47
Koenraadt, F., & Large, M. M. Homicide of strangers by people with a psychotic illness Schizophrenia Bulletin, 37 (2011) 3, p. 572-579. Abstract BACKGROUND: The homicide of strangers by people with psychosis, referred to here as “stranger homicides,” are rare and tragic events that generate adverse publicity for mental health services and have resulted in significant changes in mental health policy and law. Aim: To estimate the incidence of stranger homicides, using data from previously published studies, and to compare the characteristics of psychotic offenders who killed strangers with the characteristics of those who killed a close relative. METHOD: Metaanalysis of the population-based studies of homicide by persons suffering from a psychosis in which the number of subjects who killed strangers was also reported. Characteristics of stranger homicide and family homicide offenders were examined in a multicenter case control study of homicide during psychotic illness in four high-income countries. RESULTS: A pooled estimate of 1 stranger homicide per 14.3 million people per year (95% confidence interval, 1 in 18.9 million to 1 in 11.5 million people per year) was calculated by meta-analysis of 7 studies. The characteristics of the 42 stranger homicide offenders from New South Wales [NSW], Quebec and Eastern Ontario, Finland, and the Netherlands were identified. Twenty seven (64%) of these had never previously received treatment with antipsychotic medication. The stranger homicide offenders were more likely to be homeless, have exhibited antisocial conduct, and had fewer negative symptoms than those who killed family members. The victims of stranger homicide were mostly adult males and the homicides rarely occurred in the victim’s home or workplace. CONCLUSIONS: Stranger homicide in psychosis is extremely rare and is even rarer for a patient who has received treatment with antipsychotic medication. A lack of distinguishing characteristics of stranger homicide offenders and an extremely low base rate of stranger-homicide suggests that risk assessment of patients known to have a psychotic illness will be of little assistance in the prevention of stranger homicides. Tijdschriftartikel
NIFPverspreidt.indd 49
27-10-14 12:55
48
6. Forensische psychiatrie en jeugd Daniëls, D Adolescentenstrafrecht, de wetgever en de wetenschap Sancties, 23 (2012) 4, p. 173-176. Abstract Dit redactioneel commentaar geeft een toelichting op het themanummer over adolescentenstrafrecht en een korte bespreking van het Conceptvoorstel Adolescentenstrafrecht, zoals door het demissionaire kabinet Rutte is ingediend Discussiebijdrage in tijdschrift
Beukers, M.M. Tuchtrecht en Wet BIG en onderzoek en rapportage in strafzaken In: Jeugdpsychiatrie en recht: wetgeving, zorgveld en praktijk Duits, N. & Bartels, J. A. C. (red.) Assen: Van Gorcum, 2011, p. 363-366. Abstract De psychiater of psycholoog heeft als pro Justitia rapporteur te maken met regelgeving uit het gezondheidsrecht, te weten de Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst (WGBO) en de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG) en verschillende beroeps- en gedragscodes. In het spanningsveld tussen strafrecht en gezondheidsrecht moet de rapporteur weten hoe om te gaan met bijvoorbeeld de geheimhoudingsplicht, het inzagerecht, blokkerings- en correctierecht. In deze bijdrage wordt de relevante wet- en regelgeving besproken en wordt gekeken naar de doorwerking daarvan naar dilemma’s en thema’s waarmee de psychiater of psycholoog te maken heeft. Aan orde komt tevens hoe wanneer het tuchtrecht bij het onderzoek en rapportage in strafzaken van toepassing is. Hoofdstuk in boek
NIFPverspreidt.indd 50
27-10-14 12:55
Brouwer, C., Tuchtrecht en Wet BIG en onderzoek en rapportage in civiele zaken.
49
In: Jeugdpsychiatrie en recht: wetgeving, zorgveld en praktijk Duits, N. & Bartels, J. A. C. (red.) Assen: Van Gorcum, 2011, p. 358-362 Abstract In gevolge het Landelijk kader forensische diagnostiek in de jeugdzorg bemiddelt het NIFP rapportages pro Justitia naar freelance werkende rapporteurs of onderzoeksbureau’s. Het betreft hier forensische diagnostiek ten behoeve van de rechtspleging in het strafrecht en het personen- en familierecht. Naast het Burgerlijk Wetboek gelden voor rapporteurs in civiele zaken de Wet geneeskundige behandelingsovereenkomst (WGBO) en de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (BIG). Met name de BIG en de WGBO maken het leven voor een rapporteur soms niet makkelijk. Enerzijds heeft hij namelijk te maken met een opdracht tot onderzoek en rapportage in opdracht van een derde, anderzijds dient hij de verplichtingen uit de WGBO (patiëntenrechten) na te komen jegens de te onderzoeken persoon of personen. In dit hoofdstuk wordt eerst aangegeven waarom de WGBO van toepassing is en vervolgens wordt de lijn die binnen het NIFP wordt gehanteerd aangegeven en uitgelegd. Hoofdstuk in boek
Doreleijers, Th.A.H. & Duits, N. Jeugdige delinquenten met psychiatrische stoornissen. In: N. Duits & J.A.C. Bartels (red.), Jeugdpsychiatrie en recht: wetgeving, zorgveld en praktijk Assen: van Gorcum, 2011, p. 96-101. Abstract Onder jeugdige delinquenten komen veel psychiatrische stoornissen en psychosociale problemen voor. Het herkennen en diagnosticeren van deze stoornissen en problemen is van groot belang om de problematiek van de jongeren op een meer adequate wijze te behandelen. Het samengaan van deze stoornissen en problemen heeft justitiële gevolgen voor de jongere en voor het beleid van zorgverlenende instanties en overheid.
NIFPverspreidt.indd 51
27-10-14 12:55
50
In dit hoofdstuk komen eerst enkele definities aan de orde, vervolgens wordt de doelgroep beschreven en daarna wordt toegelicht wat kinder- en jeugdpsychiatrische stoornissen zijn. Er wordt stilgestaan bij het opsporen van deze stoornissen in een zo vroeg mogelijk stadium van de bemoeienis van justitie met deze jongeren. Hoofdstuk in boek
Duits, N. Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen, gevolgen voor kinder- en jeugdpsychiatrisch handelen. In: N. Duits & J.A.C. Bartels (red.), Jeugdpsychiatrie en recht: wetgeving, zorgveld en praktijk Assen: van Gorcum, 2011, p. 416-423. Abstract In dit hoofdstuk worden de psychiatrische zorg en de positie van de forensische jeugdpsychiater in de justitiële jeugdinrichting beschreven in het kader van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj). Tevens wordt stilgestaan bij de psychiatrische zorg in detentie voor volwassenen. Hoofdstuk in boek
Duits, N. De deskundige en de toelichting ter zitting. In: N. Duits & J.A.C. Bartels (red.), Jeugdpsychiatrie en recht: wetgeving, zorgveld en praktijk Assen: van Gorcum, 2011, p. 263-265. Abstract De psychiater of psycholoog die pro Justitia rapporteert, kan gevraagd worden om zijn rapportage ter zitting te komen toelichten. In dit hoofdstuk worden enkele praktische punten en overwegingen besproken ter voorbereiding op een zitting. Hoofdstuk in boek
NIFPverspreidt.indd 52
27-10-14 12:55
Duits, N. Forensische jeugdpsychiatrische zorg en consultatie.
51
In: N. Duits & J.A.C. Bartels (red.), Jeugdpsychiatrie en recht. Wetgeving, zorgveld en praktijk Assen: van Gorcum, 2011, p. 383-387. Abstract De groei van de forensische jeugdpsychiatrische zorg heeft zich de laatste tien jaar snel ontwikkeld. De verbindingen en afbakeningen met de jeugdbescherming en specialistische zorg en de continuïteit van zorg ook naar volwassenheid blijven ingewikkeld. Kenmerkend voor de forensische psychiatrische consultatie is de benodigde expertise en de delicate positionering. Supervisie en intercollegiale feedback zijn daarbij van belang. Dit hoofdstuk bespreekt de forensisch jeugdpsychiatrische zorg en de psychiater als consulent in de jeugdbescherming. Hoofdstuk in boek
Duits, N. Onderzoek pro Justitia van jongeren. In: N. Duits & J.A.C. Bartels (red.), Jeugdpsychiatrie en recht: wetgeving, zorgveld en praktijk Assen: van Gorcum, 2011, p. 224-249. Abstract In dit hoofdstuk worden het diagnostisch onderzoek en de rapportage van jongeren op verzoek van rechter of officier van justitie in strafzaken (‘pro Justitia’) behandeld. Na een historische inleiding wordt stilgestaan bij diagnostiek en classificatie, wordt positionering van de deskundige en het onderzoek pro Justitia belicht en worden kwaliteitseisen voor deskundigen en de rapportage pro Justitia beschreven. De praktijk van de rapportage wordt uitgebreid belicht. Hoofdstuk in boek
NIFPverspreidt.indd 53
27-10-14 12:55
52
Duits, N. Risicotaxatie van gewelddadig recidive. In: N. Duits & J.A.C. Bartels (red.) Jeugdpsychiatrie en recht: wetgeving, zorgveld en praktijk Assen: van Gorcum, 2011, p. 258-262. Abstract Deze bijdrage bespreekt wetenschappelijk onderzoek naar en mogelijkheden en beperkingen van risicotaxatieinstrumenten voor jongeren met kans op gewelddadige recidive. Aan de orde komen onder andere de volgende meetinstrumten: SAVRY (Structured Assessment of Violence Risk in Youth), PCL-YV (The Hare Psychopathy Checklist: Youth Version) en J-SOAP (Juvenile Sex Offender Assessment Protocol). Hoofdstuk in boek
Duits, N. Toerekeningsvatbaarheid of advies over toerekenen. In: N. Duits & J.A.C. Bartels (red.). Jeugdpsychiatrie en recht: wetgeving, zorgveld en praktijk Assen: van Gorcum, 2011, p. 250-257. Abstract In deze bijdrage wordt het begrip toerekeningsvatbaarheid aan de hand van de wettelijke, historische en wetenschappelijke context toegelicht en geproblematiseerd. Er wordt lang stilgestaan bij de begripsvorming bij volwassenen om vervolgens te belichten hoe de eventuele relatie tussen de psychiatrische stoornis(sen) en het ten laste gelegde bij jongeren beoordeeld en beschreven kan worden. Hoofdstuk in boek
Duits, N. Het pro Justitia onderzoek van jongeren en de PIJ-maatregel. In: H. Groen, M. Drost & H.L.I. Nijman (red.) Handboek Forensische geestelijke Gezondheidszorg Utrecht: de Tijdstroom, 2011, tweede druk, p. 119-133.
NIFPverspreidt.indd 54
27-10-14 12:55
Abstract In deze bijdrage wordt het pro Justitia-onderzoek van jongeren beschreven in relatie
53
tot het meest verstrekkende advies, de PIJ-maatregel. Daarvoor komen achtereenvolgens de volgende onderdelen aan de orde: het jeugdstrrafrecht, de PIJ-maatregel en de pro Justitia-rapportage van jongeren met de adviesen zorgmogelijkheden voor jeugdige delinquenten met psychiatrische stoornissen. De auteur besluit het hoofdstuk met enkele opmerkingen over beleid Hoofdstuk in boek
Ee, E. van, Rijnders, R.J.P., & Rinne, M.A.W. Alleenstaande minderjarige vreemdelingen In: Jeugdpsychiatrie en recht: wetgeving, zorgveld en praktijk Duits, N. & Bartels, J.A.C. (red.), Assen: Van Gorcum, 2011, p. 81-86. Abstract In deze bijdrage wordt een beknopt overzicht gegeven van verschillende facetten die spelen bij de diagnostiek en behandeling van getraumatiseerde alleenstaande minderjarige vreemdelingen. Daarnaast wordt de plaats binnen de GGZ van getraumatiseerde AMV’ers besproken. Hoofdstuk in boek
Duits, N. Bespreking van proefschrift V.E.T. Dörenberg, Kind en stoornis Maandblad Geestelijke Volksgezondheid, 66 (2011) 12, p. 1054-1058. Abstract Bespreking van het proefschrift: Kind en stoornis: een systematisch onderzoek naar de rechtspositie van minderjarigen in de kinder- en jeugdpsychiatrie van V.E.T. Dörenberg. Uitgegeven in Den Haag: Boom Juridische Uitgevers, 2010. Het betreft een proefschrift verdedigd aan de Radboud Universiteit Nijmegen. Boekbespreking
NIFPverspreidt.indd 55
27-10-14 12:55
54
Duits, N. Nieuwe Jeugdwet? Cost en baet vergeten! Maandblad Geestelijke Volksgezondheid 68 (2013) 4, p. 159-165. Abstract In dit artikel belicht de auteur de wet-, regel- en veranderdruk in de jeugdzorg van de afgelopen dertig jaar, wordt een vergelijking gemaakt met het mislukte overheidsbeleid in het onderwijs, licht ik toe wat de kwaliteit van zorg bepaalt, bespreek ik de onjuiste aannames van het conceptwetsvoorstel en wordt stilgestaan bij de ernstige gevolgen voor de kinderen jeugdpsychiatrie. In de conclusie en discussie wordt betoogd dat het om financiële en kwalitatieve redenen beter is om de nieuwe Jeugdwet niet in en de ‘transitie’ niet uit te voeren. Artikel in tijdschrift
Troost, I.E. & Duits, N., Forensische diagnostiek in civielrechtelijk kader. In: N. Duits & J.A.C. Bartels (red.). Jeugdpsychiatrie en recht Assen: van Gorcum, 2011, p. 334-350. Abstract In dit hoofdstuk worden het forensisch diagnostisch onderzoek en de rapportage in civielrechtelijk kader beschreven. Hieronder wordt verstaan alle diagnostiek ten behoeve van rechterlijke beslissingen in het kader van het personen- en familierecht (civiel recht) waarbij kinderen zijn betrokken. Dit betreft vooral rechterlijke beslissingen over het (ouderlijk) gezag, adoptie, echtscheiding, omgangsrecht en de justitiële jeugdhulpverleningsmaatregelen. De rol en betrokkenheid van de kinder- en jeugdpsychiater worden daarbij in het bijzonder belicht. Hoofdstuk in boek
NIFPverspreidt.indd 56
27-10-14 12:55
Duits, N. Maandblad Geestelijke volksgezondheid, 66 (2011) p. 965-968.
55
Abstract Bespreking van het proefschrift: The downside up?: a study of factors associated with a successful course of treatment for adolescents in secure residential care van Annemiek Harder Groningen, Drukkerij Doorn, 2011, 223 pag. Het proefschrift werd in 2011 verdedigd aan de Rijksuniversiteit Groningen. Boekbespreking
NIFPverspreidt.indd 57
27-10-14 12:55
56
7. Kwaliteit Duits, N., van der Hoorn, S., Wiznitzer, M., Wettstein, R. M., & , Beurs E. de Quality improvement of forensic mental health evaluations and reports of youth In: The Netherlands International Journal of Law and Psychiatry 35 (2012), p. 5-6, Abstract Quality improvement of forensic mental health evaluations and reports is needed, but little information is available on how this can be attained, and relatively little conceptual analysis has been undertaken. The STAR, a standardized evaluation instrument of the quality of forensic mental health reports of youth, is developed on the basis of concept mapping to clarify the different perspectives on usability of these reports. Psychometric data are provided, demonstrating the reliability and supporting the validity of the STAR. The Dutch forensic context is described to better understand the development and psychometric properties of this standardized instrument. Quality improvement possibilities of forensic mental health evaluations and reports are discussed. Tijdschriftartikel
Vinkers, D. & Joosen, P Reactie op het artikel huidige ROM doet afbreuk aan valide kwaliteitsmeting Tijdschrift voor Psychiatrie, 55 (2013) 6, p. 2013 Discussiebijdrage in tijdschrift
NIFPverspreidt.indd 58
27-10-14 12:55
8. Neurolaw
57
Borries, K. von, Bulten, E., & Rinne, Th. Van stoornis naar neurocognitie in de behandeling van tbs-patiënten From disorder to neurocognition in forensic psychiatric treatment Justitiële Verkenningen, 39 (2013) 4, p. 69-84. Abstract Psychology, psychiatry, criminology and sociology provide scientific knowledge for the forensic psychiatry about disorders, the behaviour of offenders, offenses and the influence of the environment. In recent decades the What Works principles (risk, need, responsivity) became theoretical cornerstones of forensic psychiatry. However, additional theories have gained popularity: models addressing protective factors and the well-being of the delinquent. As in general psychiatry neurobiological research about the relationship between the brain and behaviour is influencing forensic psychiatry more and more. The translation of these results into regular assessment and treatment seems a matter of time. The development of a comprehensive neuropsychological test battery is an attempt to bridge the gap between this basic neurobiological-neurocognitive research and forensic psychiatric practice. This article describes the influence of the neurocognitive, neuropsychological knowledge in general and in particular the construction of this battery and its usefulness in daily practice. Whether this development is the beginning of a fundamental paradigm shift or an addition to the current approach, remains to be seen. Tijdschriftartikel
Jonker, C., Matthaei, I., Schouws, S.N.T.M., & Sikkens, E. P. K. Gevalsbeschrijving: twee verdachten met hersenletsel en crimineel gedrag: de bijdrage van de neuroloog aan forensisch psychiatrische diagnostiek Tijdschrift voor Psychiatrie, 53 (2011).3, p. 181-187. Abstract Er bestaat een groeiende belangstelling voor neurobiologisch onderzoek bij crimineel gedrag. Recent onderzoek onderstreept het belang van de frontaalkwab voor de verwerking van emotionele en sociale informatie en voor het reguleren van het gedrag.
NIFPverspreidt.indd 59
27-10-14 12:55
58
Letsel van specifieke frontale structuren in de hersenen kan derhalve leiden tot antisociaal en crimineel gedrag. Bij twee verdachten bleek bij neurologisch onderzoek frontaal hersenletsel te bestaan, dat bijgedragen had aan het criminele gedrag. De neuroloog dient frequenter betrokken te worden bij de forensisch psychiatrische diagnostiek Tijdschriftartikel
Jonker, C. & Sikkens, E. P. K. Antwoord aan Goethals Tijdschrift voor Psychiatrie, 53 (2011).6, p. 382-383. Abstract Reactie op het artikel “Gevalsbeschrijving: twee verdachten met hersenletsel en crimineel gedrag: de bijdrage van de neuroloog aan forensisch psychiatrische diagnostiek” van C. Jonker, I. Matthaei, S.N.T.M. Schouws en E.P.K. Sikkens, Tijdschrift voor Psychiatrie 53 (2011).3, p.181-187 Discussiebijdrage in tijdschrift
Mast, R.C. van der, & Vinkers, D.J. Commentaar: samenhang tussen vasculaire ziekte, depressie en cognitieve achteruitgang bij ouderen: is er bewijs voor de vasculaire-depressiehypothese? Tijdschrift voor Psychiatrie, 53 (2011) 9, p.608-611. Abstract Reactie op het artikel “Cognitieve stoornissen bij ouderen met een depressie” van Köhler S, Verhey FRJ. Tijdschrift voor Psychiatrie, 53 (2011) 9, p. 601-607. Discussiebijdrage in tijdschrift
NIFPverspreidt.indd 60
27-10-14 12:55
Vinkers, D.J. & van der Mast, R. C. Temporal course of depressive symptoms during the development
59
of Alzheimer disease: Blowing hot and cold over depression and cognitive impairment Neurology, 76 (2011) 17, p. 26 Abstract Reactie op het artikel “Temporal course of depressive symptoms during the development of Alzheimer disease” van Wilson, R.S. Hoganson, G.M., Rajan, B.S. Barnes, L.L., Mendes de Leon, C.F. & D.A. Evans Neurology, 75 (2010). 1, p. 21-26. Discussiebijdrage in tijdschrift
NIFPverspreidt.indd 61
27-10-14 12:55
60
9. Overig Vinkers, D. J., de Beurs, E., Barendregt, M., Rinne, T., & Hoek, H. W. Proportion of crimes attributable to mental disorders in the Netherlands population World Psychiatry, 11 (2012) 2, p. 134. Abstract The proportion of crimes attributable to mental disorders in the population (population attributable risk, PAR) is estimated to be 5.2% for violent crimes and 15.7% for arson [1]. However, only a minority of crimes committed by mentally ill defendants is directly attributable to the underlying mental disorder [2]. The relationship between crime and mental disorders is confounded by socioeconomic status, previous institutionalization, coexisting substance abuse, and personality disorders [3]. We had the unique opportunity to examine the PAR for crime fully attributable to mental illness, as accountability for indicted crimes is routinely assessed in pre-trial reported defendants in the Netherlands [4]. A severe psychiatric disorder, usually of psychotic nature, is a necessary condition for a finding of “not accountable” and absolves a person of guilt. The total number of crimes and defendants between 2000 and 2006 was obtained from the national Dutch registry. The PAR of crimes fully attributable to mental disorders was calculated as the fraction of persons deemed “not accountable” out of the total number of defendants. Discussiebijdrage in tijdschrift
NIFPverspreidt.indd 62
27-10-14 12:55
Onderstaand wordt een rubriek vermeld waarin periodiek nieuwe uitgaven, recente literatuur en actuele ontwikkelingen op het terrein van de forensische
61
psychiatrie en psychologie worden besproken. Koenraadt, F. & Raes, B. C. M., Rubriek Forensische psychiatrie en psychologie Delikt & Delinkwent, 43 (2013) 9, p. 712-715. Koenraadt, F. & Raes, B. C. M., Rubriek Forensische psychiatrie en psychologie Delikt & Delinkwent, 43 (2013) 6, p. 471-478. Koenraadt, F. & Raes, B. C. M., Rubriek Forensische psychiatrie en psychologie Delikt & Delinkwent 42 (2012) 9, p. 825-832. Koenraadt, F. & Raes, B. C. M., Rubriek Forensische psychiatrie en psychologie Delikt & Delinkwent, 42 (2012) 6, p. 529-534. Koenraadt, F. & Raes, B. C. M., Rubriek Forensische psychiatrie en psychologie Delikt & Delinkwent, 42 (2012) 2, p. 144-151. Koenraadt, F. & Raes, B. C. M., Rubriek Forensische psychiatrie en psychologie Delikt & Delinkwent, 41 (2011) 8, p. 977-980. Raes, B. C. M. & Koenraadt, F. Rubriek Forensische psychiatrie en psychologie Delikt & Delinkwent, 41 (2011) 5, p. 562-564. Koenraadt, F., Raes, B. C. M., & L. Dalhuijsen, Rubriek Forensische psychiatrie en psychologie Delikt & Delinkwent, 41 (2011) 2, p. 173-180.
NIFPverspreidt.indd 63
27-10-14 12:55
© 2014 NIFP Uitgave van het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie
NIFPverspreidt.indd 64
27-10-14 12:55