Kwaliteitskader POH GGZ Versie 1.0 - 8 mei 2014 Stuurgroep GGZ ketenzorg Zuid Holland Noord
In steeds meer huisartsenpraktijken werkt een praktijkondersteuner GGZ (POH GGZ). Veel huisartsen zijn enthousiast over de samenwerking met hun praktijkondersteuner: “De POH GGZ ontlast mij in een steeds drukker wordende praktijk en vult mij aan met zijn netwerk en deskundigheid” "Je haalt expertise in de huisartsen praktijk met een POH GGZ, hetgeen we zeker kunnen gebruiken als vanaf 2014 de substitutie van de tweede naar de eerste lijn zal gaan plaats vinden vanuit de GGZ”
Inhoud
1. Inleiding: praktijkondersteuning GGZ
2
2. Kwaliteitscriteria: het functieprofiel POH GGZ
3
3. Kwaliteitscriteria vanuit patiëntperspectief
4
4. Het zorginhoudelijk kader
5
5. Aansprakelijkheid
5
6. Opleidingskader
6
7. Wijzigingen in regeling POH GGZ
7
8. Bijlagen
8 9
Bijlage 1:
Prestatiebeschrijving en zorgactiviteiten POH GGZ
Bijlage 2:
Zorgpad signaleren en screenen
11
Bijlage 3:
Zorgpad depressieve stoornissen
13
Bijlage 4:
Zorgpad angststoornissen
15
Bijlage 5:
Zorgpad problematisch Alcoholgebruik
18
Bijlage 6:
Zorgpad slaapproblemen
20
Bijlage 7:
Symptomen en ernstbepaling Depressieve stoornissen
22
Bijlage 8:
Preventieactiviteiten
23
Bijlage 9:
Aansprakelijkheid praktijkondersteuner - huisarts
24
Bijlage 10:
Opleiding POH GGZ
27
Stuurgroep GGZ Ketenzorg ZHN Kwaliteitskader POH GGZ
versie 1.0 - 8 mei 2014
1
1. Inleiding: praktijkondersteuning GGZ Passende psychische zorg Lichamelijke en psychische klachten zijn sterk met elkaar verweven. Daarom is het een kerntaak van de huisarts om deze verwevenheid te ontrafelen om passende zorg te kunnen bieden. Snelle en laagdrempelige hulpverlening voorkomt verergering van de symptomen en is erop gericht om mensen in balans te houden of hun balans te hervinden. Minstens 20% van de in de huisartsenpraktijk gepresenteerd klachten wordt (mede) veroorzaakt door psychische of psychosociale problemen. De huisarts is vaak de eerste die een patiënt met psychische klachten ziet. Juist binnen de huisartspraktijk is het mogelijk om tijdig in te grijpen. Onnodige verergering van klachten en inzetten van dure gespecialiseerde zorg kan hierdoor voorkomen worden. De POH GGZ ondersteunt de huisartsen daarbij, afgestemd op de behoeften van de patiëntenpopulatie.
Kwaliteitskader Dit Handboek vormt het kwaliteitskader waarbinnen de praktijkondersteuning GGZ plaatsvindt. Het is een handreiking bij de organisatie en uitvoering van de praktijkondersteuning, zowel inhoudelijk als in praktische zin. Het bevat de geldende richtlijnen voor een aantal veel voorkomende psychische en psychiatrische aandoeningen in de huisartsenpraktijk (NHG-standaarden, LESA’s, CBO richtlijnen) en de zorgpaden in de Basis GGZ zoals beschreven door de gezamenlijke ROS’en. Dit handboek dient te worden gelezen als een dynamisch document. Voortdurend zullen wet- en regelgeving, voortschrijdend inzicht en best practices aanleiding vormen wijzigingen in dit document aan te brengen. Tenminste 1 keer per jaar worden noodzakelijke aanpassingen gemaakt. Huisartsen en de formele werkgever dienen de POH GGZ in de gelegenheid te stellen om aan ‘Het kwaliteitskader POH GGZ’ te voldoen.
Stuurgroep GGZ Ketenzorg ZHN Kwaliteitskader POH GGZ
versie 1.0 - 8 mei 2014
2
2. Kwaliteitscriteria: het functieprofiel POH GGZ Inleiding Met de inzet van de POH GGZ zorgen de huisarts en de praktijkondersteuner er samen voor dat een patiënt met psychische klachten zo snel mogelijk de juiste zorg dicht bij huis kan ontvangen. De volgende professionele afspraken liggen hieraan ten grondslag. Huisartsenzorg De POH GGZ wordt op verzoek van de huisarts ingezet en werkt onder regie van de huisarts om huisartsenzorg doelen te bereiken. De GGZ zorg wordt zoveel mogelijk in de huisartspraktijk gegeven, er wordt alleen Basis generalistische- of specialistische GGZ ingezet als dit noodzakelijk is. Preventie heeft een duidelijke plaats en wordt in een vroegtijdig stadium ingezet bij mensen met beginnende klachten of bij mensen die een verhoogd risico lopen om klachten te ontwikkelen. Verantwoordelijkheden De individuele huisarts is eindverantwoordelijk voor de inhoud van de geleverde zorg. De POH GGZ is aansprakelijk voor zijn handelen. Positionering van de POH GGZ: a. Werkt onder regie en verantwoordelijkheid van de huisarts; b. Ontvangt hiërarchische leiding van de huisarts indien er een direct dienstverband bestaat. In het geval waarbij sprake is van detachering berust de hiërarchische leiding bij de detacheerder. c. Werkt binnen het kader van het opgestelde praktijkplan. Taken van de POH GGZ De POH GGZ heeft een generalistische benadering van de problematiek. Er wordt gewerkt vanuit de stepped care gedachte: de GGZ-behandeling zoveel mogelijk in de huisartspraktijk geven en alleen doorverwijzen naar Basis generalistische- of specialistische GGZ als dat nodig is. De POH GGZ heeft een aantal hoofdtaken:
Ondersteuning van een huisarts (consultatiefunctie). Vraagverhelderingsgesprekken met patiënten. Triagediagnostiek en doorverwijzen naar het correcte echelon op basis van objectieve criteria (screeningslijst). Kortdurende behandeling. Begeleiding van langdurige GGZ - patiënten (die niet staan ingeschreven in de 2e lijn). Casemanagement (procesbegeleiding, terugkoppeling etc.). Implementatie van zorgprogramma's. De POH GGZ volgt na- en bijscholing en neemt deel aan intervisie en regionale (netwerk)bijeenkomsten De POH GGZ volgt regionale ontwikkelingen op het gebied van de GGZ De POH GGZ kent de regionale sociale kaart van het (GGZ-)zorgaanbod en gebruikt deze voor consultatie en gerichte doorverwijzing De POH GGZ heeft oog voor (GGZ-)innovaties en zal deze - indien van toepassing implementeren in de praktijk De POH GGZ heeft regionale werkafspraken gemaakt met zorgaanbieders uit de 0e, 1e en 2e lijn over onder andere: gestructureerd (casuïstiek)overleg, terugkoppeling bij beëindiging van de hulpverlening, overdracht van de patiënt, verbeteringen van de samenwerking en dergelijke. De POH GGZ heeft een actieve rol in multidisciplinair wijkgericht zorgaanbod De POH GGZ stimuleert preventie en zelfmanagement via onder meer de inzet van e-mental health. De POH GGZ werkt in het HIS van de huisarts en volgt hierbij de NHG-richtlijn ADEPDregisteren. De POH GGZ codeert dus onder andere de episodes met een ICPC-code op de Eregel De POH GGZ houdt in het HIS bij hoeveel (telefonische) consulten/visites er worden verleend De POH GGZ registreert de verwijzingen in het HIS
Stuurgroep GGZ Ketenzorg ZHN Kwaliteitskader POH GGZ
versie 1.0 - 8 mei 2014
3
Overleg huisarts - POH GGZ De POH GGZ brengt de verslaglegging onder de aandacht van de huisarts (de POH GGZ werkt ook in het HIS). Overleg kan standaard via rapportage in het HIS en zo nodig is er mondeling overleg. Consulteren van een psychiater De huisarts kan een psychiater consulteren over een patiëntgebonden vraag. Het gaat om een advies, de consultatievrager blijft verantwoordelijk voor de patiënt. Er is onderscheid tussen consultatie zonder bijzijn van de patiënt en consultatie waarbij de patiënt door de consultatiegever wordt gezien: telefonisch consult: advies van de psychiater aan de huisarts; face to face consult: de psychiater heeft een consultatie contact met de patiënt. Consulteren van een collega met specifieke expertise De praktijkondersteuner is een generalist. Indien hij behoefte heeft aan specifieke expertise op bv het gebied van kind- en jeugdzorg of verslavingszorg, kan hij een beroep doen op zijn collega met deze specifieke expertise. Het gaat hier om het raadplegen van collega praktijkondersteuners met specifieke expertise die (boven)regionaal beschikbaar zijn ten behoeve van consultatie door hun collega’s. Samenwerkingsafspraken De POH GGZ heeft vaak te maken met meerdere personen waarmee afspraken gemaakt moeten worden: • Individuele huisartsen waarmee het overleg over individuele patiënten plaatsvindt • Eventueel met huisartsenpraktijken waarin meerdere huisartsen werkzaam zijn • Een samenwerkingsverband van huisartsen dat met de zorgverzekeraar een contract heeft afgesloten voor de module POH GGZ • Andere ketenpartners in de regio, bijvoorbeeld psychologenpraktijken
3. Kwaliteitscriteria vanuit patiëntperspectief Toegankelijke zorg De zorg is voor de patiënt tijdig beschikbaar, goed bereikbaar, goed betaalbaar en goed toegankelijk. De kracht van de POH GGZ is immers laagdrempelige en snelle hulp dicht bij huis. Standaard: wachttijd tot gesprek met praktijkondersteuner maximaal twee weken. Continuïteit van zorg De patiënt weet wie verantwoordelijk is voor zijn zorg. De patiënt ervaart naadloze overgangen tussen zorginstellingen, tussen afdelingen en tussen zorgverleners. Standaard: vóór het eerste consult krijgen patiënten duidelijke uitleg over de functie van de POH GGZ (kennis, vaardigheden en behandelingen), zijn/haar rol binnen de huisartspraktijk (verantwoordelijkheden, informatie-uitwisseling) en de GGZ-keten. Informatie, voorlichting en educatie De patiënt ervaart begrijpelijke en op zijn of haar voorkeuren en mogelijkheden afgestemde informatie, voorlichting en educatie. Standaard: Patiënten ontvangen informatie over het inzien van hun dossier, de behandelmogelijkheden bij andere behandelaren en het plan van aanpak tijdens de behandeling. Emotionele ondersteuning, empathie en respect De patiënt voelt zich gehoord en begrepen en krijgt ondersteuning op psychosociaal vlak waar nodig. Standaard: verwachtingen worden in het eerste consult besproken en er wordt structureel geëvalueerd of de wederzijdse verwachtingen nog op één lijn zitten.
Stuurgroep GGZ Ketenzorg ZHN Kwaliteitskader POH GGZ
versie 1.0 - 8 mei 2014
4
Patiëntgerichte omgeving De patiënt ervaart een geschikte en prettige (behandel)omgeving. Standaard: de privacy van patiënten in de behandelomgeving heeft prioriteit, zodat de POH GGZ zo laagdrempelig mogelijk blijft voor patiënten. Consultduur Voor een kwalitatief consult moet voldoende tijd zijn. Financiële overwegingen spelen geen rol bij een kwalitatief aanvaardbaar consult door de POH GGZ.
4. Het zorginhoudelijk kader Het zorginhoudelijk kader is gebaseerd op de zorgpaden door de ROS’en en het Trimbos instituut ontwikkeld zijn. De zorgpaden zijn gebaseerd op bestaande richtlijnen en beschikbare kennis om psychische problemen van mensen te diagnosticeren en te behandelen. Ieder zorgpad geeft antwoord op de vraag ‘wie-doet-wat-wanneer-en-waarom’ als antwoord op de zorgvraag van de patiënt. De uitdaging is om de informatie uit de zorgpaden zo goed mogelijk in het eigen proces in te passen dan wel het eigen proces te optimaliseren op basis van de kennis die beschikbaar is. De volgende zorgpaden staan in de bijlagen beschreven: 1. 2. 3. 4. 5.
Signaleren en Screenen: het zorgpad Depressie: het zorgpad Angststoornissen: het zorgpad Problematisch Alcoholgebruik: het zorgpad Slaapproblemen:
(bijlage (bijlage (bijlage (bijlage (bijlage
2) 3) 4) 5) 6)
Vanuit het perspectief een zo volledig mogelijk kwaliteitskader te bieden voor GGZ zorg in de huisartspraktijk worden daarnaast specifieke uitgangspunten geformuleerd voor preventie of minimale interventies en E-Health. Praktische handvatten hiervoor worden aangegeven in de zorgpaden Psychische problemen veroorzaken een enorme sociale en economische last. Een goede manier om deze last te beperken is het inzetten van preventieve- of minimale interventies. Hiermee kan worden voorkomen dat psychische problemen ontstaan en verergeren. Inmiddels is er een reeks minimale interventies en preventie activiteiten beschikbaar die bewezen effectief zijn, zie hiervoor bijlage 8. Met E-Health worden digitale mogelijkheden en internet in de zorg ingezet om de kwaliteit van de zorg te verbeteren en toegankelijker te maken. Doel is een grotere betrokkenheid en meer zelfmanagement van de patiënt. In de meeste gevallen werkt een combinatie van online behandelen en face-to-face behandelen het best. De POH GGZ stimuleert preventie en zelfmanagement via onder meer de inzet van “E-mental Health”. De toepassingsmogelijkheden worden in de zorgpaden benoemd. De (kosten-) effectiviteit van verschillende online interventies voor onder andere depressie, angststoornissen en problematisch alcoholgebruik zijn inmiddels bewezen effectief.
5. Aansprakelijkheid Het opvolgen van de beschreven tips (bijlage 9) kan bijdragen aan meer duidelijkheid omtrent de taakverdeling in de huisartspraktijk en de wederzijdse verwachtingen tussen de huisarts en de POH GGZ. Bij wie de aansprakelijkheid ligt voor het handelen van een POH GGZ is per geval afhankelijk van de omstandigheden. Pas bij het analyseren van een casus kan worden geconcludeerd of de aansprakelijkheid ligt bij de POH, de huisarts of misschien bij beiden.
Stuurgroep GGZ Ketenzorg ZHN Kwaliteitskader POH GGZ
versie 1.0 - 8 mei 2014
5
6. Opleidingskader Voor de functie van POH GGZ is een opleiding op Hbo-niveau vereist. Dit mede gezien de noodzaak tot zelfstandig en planmatig kunnen werken en het beschikken over probleemoplossend vermogen. Voor het uitvoeren van de functie komen zowel opgeleiden in de GGZ-verpleegkunde , maatschappelijk werk als eerstelijnspsychologie in aanmerking. Allen zullen, afhankelijk van de basisopleiding, aanvullende scholing moeten volgen. Kennis van psychische, psychosociale en psychiatrische klachten en stoornissen alsmede psychopathologie is van belang, naast kennis over huisartsenzorg. Voor de functie praktijkondersteuner GGZ bestaan verschillende opleidingen op uiteenlopend niveau. Het kan gaan om een aanvullende opleiding voor SPV-en of een volledige HBO opleiding. Op basis van het individuele opleidingsniveau en de competenties zal een scholingsaanbod worden vastgesteld. Opleidingsniveau POH GGZ De functie POH GGZ wordt in de praktijk ingevuld door (post-)Hbo-ers en academici met verschillende opleidingsachtergronden en met werkervaring in de (G)GZ. In de afgelopen jaren is te zien dat de eisen bij instroom in de functie en de eisen ten aanzien van aanvullende scholing steeds verder worden aangescherpt door ziektekostenverzekeraars. De functie eisen kunnen per zorgverzekeraar per regio op onderdelen verschillen. Ook worden ze nog jaarlijks bijgesteld. Het blijft belangrijk dat huisartsen de vrijheid hebben om een relevant geschoolde POH GGZ aan te stellen die voldoet aan de ondersteuningsvraag in de praktijk en de behoefte van zijn of haar patiëntenpopulatie. Een POH GGZ in een wijk met veel hoogopgeleiden komt andere hulp- en zorgvragen tegen dan een POH GGZ in een achterstandswijk. De praktijkondersteuner GGZ dient in het bezit te zijn van een diploma van een van de volgende opleidingen op minimaal HBO Bachelor niveau: • Sociaal Psychiatrisch Verpleegkundige • HBO maatschappelijk werk én een afgeronde scholing POH GGZ bij een Nederlandse Hogeschool • Universitaire masteropleiding psychologie • HBO-V met GGZ specialisatie • Verpleegkundig specialist GGZ • B-Verpleegkundige én scholing POH GGZ bij een Nederlandse Hogeschool. Gelet op de zwaarte van de functie is naast opleiding ook relevante werkervaring gewenst. De praktijkondersteuner GGZ sluit zich aan bij het 1e lijns regionaal netwerk praktijkondersteuning GGZ (voor zover aanwezig) en neemt deel aan 1e lijns na- en bijscholing
Intervisie Intervisie is een georganiseerd gesprek tussen de POH GGZ in een regio. Onderwerp van gesprek zijn de verrichte werkzaamheden en de daaraan gerelateerde problemen. De doelstelling is dat de deskundigheid van de betrokkenen wordt vergroot en de kwaliteit van het werk verbetert. De POH GGZ neemt eens per kwartaal deel aan intervisie met een aantal collega’s POH GGZ. De tijd die het kost komt voor rekening van het samenwerkingsverband van huisartsen. Deskundigheidsbevordering De POH GGZ houdt zijn deskundigheid op peil door het bijwonen van nascholingen en deelname aan het regionale bijeenkomsten. • De tijd besteedt aan nascholingen komt voor rekening van het samenwerkingsverband van huisartsen.
Stuurgroep GGZ Ketenzorg ZHN Kwaliteitskader POH GGZ
versie 1.0 - 8 mei 2014
6
7. Wijzigingen in regeling POH GGZ1 Per 1 januari 2014 voert de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) een aantal wijzigingen door in de regeling POH GGZ. De wijzigingen hebben als doel om de functie POH GGZ verder te versterken en te laten groeien. In de jaren 2013, 2014 en 2015 is extra geld beschikbaar om de functie van de POH GGZ verder te stimuleren. In 2013 is de maximale inzet van de praktijkondersteuner per praktijk daarom al verdubbeld van 4,5 uur naar 9 uur per week door een verdubbeling van het maximale inschrijftarief. Per 2014 worden aanvullend vijf wijzigingen doorgevoerd: 1. Inschrijftarief POH GGZ hoger en flexibeler 2. E-health mogelijk 3. Consultatieve raadpleging mogelijk 4. Regeling POH GGZ toegankelijk voor andere zorgaanbieders 5. Nieuwe prestatie ‘Groepsconsult’ gei)ndiceerde preventie.
De bekende 1e-lijns en 2e-lijns zorg komen te vervallen. Voortaan wordt zorg verdeeld over drie echelons: a. POH GGZ: Praktijkondersteuning huisarts b. GBGGZ: Generalistische Basis GGZ (of Basis-GGZ) c. GGGZ: Gespecialiseerde GGZ De huisarts blijft voor iedere patiënt de regie voeren. De huisarts maakt een eerste inschatting van de problematiek en op basis daarvan wordt de patiënt doorverwezen: Naar de praktijkondersteuner voor lichte problematiek, als er geen DSM-5 diagnose wordt verwacht; Naar de Basis-GGZ als er wel een DSM-5 diagnose wordt verwacht en het problematiek betreft met weinig risico’s of die goed te behandelen is in de Basis-GGZ; Naar de Gespecialiseerde GGZ bij zwaardere problematiek.
*****
1
Bron: NZa, CI/13/34C, 9 september 2013, Wijzigingen in regeling POH GGZ
Stuurgroep GGZ Ketenzorg ZHN Kwaliteitskader POH GGZ
versie 1.0 - 8 mei 2014
7
8. Bijlagen
Stuurgroep GGZ Ketenzorg ZHN Kwaliteitskader POH GGZ
versie 1.0 - 8 mei 2014
8
Bijlage 1: Prestatiebeschrijving en zorgactiviteiten POH GGZ2 Onderstaande prestatiebeschrijving van de functie POH GGZ en lijst met zorgactiviteiten is onderdeel van de tariefbeschikking Huisartsenzorg. Vanaf 2014 kan de functie worden ingevuld door (een combinatie van) personele inzet, e-health, en consultatieve raadpleging van gespecialiseerde zorgaanbieders. Prestatiebeschrijving De functie POH GGZ is zorginhoudelijke ondersteuning van de huisartsenzorg aan alle patiënten met klachten van (mogelijk) psychische, psychosociale of psychosomatische aard. Onder de functie POH GGZ worden de volgende zorgactiviteiten begrepen: •
Probleemverheldering en uitvoeren van screeningsdiagnostiek: Probleemverheldering betreft nader analyseren en uitdiepen van psychische, (psycho)sociale en (psycho)somatische klachten en de oorzaken van die klachten, door een of meer gesprekken met de patie)nt. Vaak gaat het hier om patiënten die zich recent hebben gemeld met nieuwe klachten. Hierbij kan ook screeningsdiagnostiek (bijv. gestructureerde interviews of vragenlijsten) ingezet.
•
Opstellen en bespreken van een vervolgstappenplan: Vervolgstappen kunnen betrekking hebben op verwijzing voor diagnostiek of behandeling buiten de huisartsenzorg, waarover de verantwoordelijk (huis)arts uiteindelijk moet beslissen.
•
Geven van psycho-educatie: Psycho-educatie bestaat uit het geven van voorlichting en het verstrekken van informatie aan de patie)nt over klachten of een stoornis, de oorzaken ervan, en mogelijke oplossingen.
•
Begeleiden / ondersteunen van zelfmanagement: Als met de patiënt overeengekomen wordt dat zelfmanagement een afdoende c.q. de beste aanpak is van de psychische klachten, kunnen contacten tussen GGZ-ondersteuner en patiënt nodig zijn voor begeleiding of ondersteuning van het zelfmanagement programma. Bijvoorbeeld om vragen te beantwoorden of vorderingen en mogelijke aanpassingen van het programma te bespreken. Hieronder valt ook de begeleiding van E-health trajecten.
•
Interventies gericht op verbetering in functioneren van de patiënt met psychische klachten: Bij patiënten met psychische klachten is vaak geen sprake van een psychische ziekte maar wel van een vastlopen in het functioneren als gevolg van de problematiek. Kortdurende behandeling binnen de huisartsenzorg kan dan aangewezen zijn. Uitvoeren van interventies binnen dergelijke behandeling behoort tot de functie POH GGZ. Deze interventies richten zich meestal op gedragsverandering en (begeleide) zelfhulp.
•
Geïndiceerde preventie: Interventies van geïndiceerde preventie hebben tot doel het ontstaan van een psychische ziekte of verdere gezondheidsschade te voorkomen. Alleen geïndiceerde preventie bij een individu met een hoog risico op een depressie, paniekstoornis of bij problematisch alcoholgebruik valt onder de Zvw.
•
Zorggerelateerde preventie: Richt zich op individuen met een (chronische) psychische ziekte op een of meerdere gezondheidsproblemen. Deze preventie heeft tot doel het individu te begeleiden en ondersteunen bij zelfredzaamheid, ziektelast te reduceren en verergering op tijd te signaleren c.q. voorkomen. Dit kan ook betrekking hebben op somatische co- morbiditeit. Zorggerelateerde preventie kan ook de vorm van casemanagement aannemen. Het gaat hierbij om casemanagement voor zover dit valt onder de verzekerde zorg.
•
Terugvalpreventie: Terugvalpreventie betreft een of enkele handelingen / gesprekken met individuen die samenhangen met een behandeling die zij hebben ondergaan voor een psychische ziekte, gericht op het voorkomen en/of vroeg herkennen door het individu zelf van terugkeer van de klachten. Terugvalpreventie vormt vaak de laatste fase van de behandeling.
2
Bron: NZa, CI/13/34C, 9 september 2013, Wijzigingen in regeling POH GGZ
Stuurgroep GGZ Ketenzorg ZHN Kwaliteitskader POH GGZ
versie 1.0 - 8 mei 2014
9
Bij de lijst met zorgactiviteiten moet het volgende te worden opgemerkt: De lijst zorgactiviteiten bestaat uit zo goed mogelijk afgebakende direct patiëntgebonden zorgactiviteiten. Dit betekent niet dat zorgaanbieders zich moeten beperken tot die activiteiten. Ook indirect patiëntgebonden activiteiten (bijv. overleg met een school) en niet-patiëntgebonden activiteiten (bijv. het onderhouden van een netwerk) kunnen onderdeel zijn.
Stuurgroep GGZ Ketenzorg ZHN Kwaliteitskader POH GGZ
versie 1.0 - 8 mei 2014
10
Bijlage 2: Zorgpad signaleren en screenen Inleiding Als bij een patiënt psychische klachten gesignaleerd worden bieden huisarts en POH GGZ in samenspraak een passende screening aan. Deze screening bestaat uit probleemverheldering en gerichte diagnostiek, verwijzing (indien noodzakelijk), en behandeling. De screening wordt gedaan bij presentatie van psychische problemen of (lichamelijke) klachten, waarbij de huisarts of de POH GGZ het vermoeden heeft dat er psychische problemen spelen. Uitgangspunten bij screening Het doel van de screening is het verkrijgen van een zo gedetailleerd mogelijk beeld van de klachten en van verwachting over de hulpverlening. De POH GGZ vervult een centrale rol bij de afname van gevalideerde screening- en meetinstrumenten. Op basis van de uitkomsten van de screening wordt in samenspraak tussen de patiënt en de POH GGZ & huisarts een behandeltraject bepaald. Zo nodig dient de informatie als input bij de doorverwijzing. Voor de screening wordt de volgende standaard gehanteerd: 1. Snelle en eenvoudige screening door de POH GGZ 2. Het afnemen van de vragenlijsten gebeurt flexibel (thuis of in de praktijk; digitaal of schriftelijk) 3. De meetresultaten worden overzichtelijke gepresenteerd 4. De screeningsresultaten zijn beschikbaar voor de ketenpartners Zorgpad signaleren en screenen
Aanmelding Patiënten voelen zich beter begrepen als de huisarts of POH GGZ doorvraagt op verschillende levensgebieden en daarna specifieker ingaat op klachten over bijvoorbeeld angst, somberheid, alcoholgebruik. Daarom begint de screening met het actief vragen naar / bespreken van de klacht vanuit vijf invalshoeken: sociaal, cognitief, emotioneel, gedrag en sociaal ('SCEGS'). De volgorde waarin de vijf aspecten van de klacht aan de orde komen, is niet belangrijk. Alleen naar het somatische aspect kan de arts het best vroeg in het consult doorvragen, omdat dit aansluit bij de verwachtingen waarmee de patie)nt het spreekuur bezoekt. De SCEGS methode: S: Somatisch: Het uitdiepen van de klachten: anamnese gericht op lichamelijk onderzoek. Pas als de patiënt ervan overtuigd is, dat de huisarts zijn klachten goed begrepen heeft, ontstaat er ruimte om ook andere aspecten van de klachten, zoals cognities, te bespreken.
Stuurgroep GGZ Ketenzorg ZHN Kwaliteitskader POH GGZ
versie 1.0 - 8 mei 2014
11
C: Cognitief: Een beeld krijgen van de verklaring van de patie)nt voor zijn klachten, oorzaak beloop en verwachtingen van de arts of POH GGZ E: Emotioneel: Helder krijgen wat de klacht met iemand doet (wordt hij er wanhopig, moedeloos of juist opstandig van?) door het bespreken van de emoties rond de klachten. G: Gedragsmatig: Inzicht krijgen in het gedrag dat iemand vertoont door zijn klachten. Zijn er activiteiten die achterwege gelaten worden sinds er klachten zijn of toen de klachten toenamen? Welke activiteiten? Wat is de reden om ze achterwege te laten? S: Sociaal: Bespreken van de gevolgen die de klachten hebben op het gebied van de sociale interactie (thuis en op het werk / school), vermijdingsgedrag • Aanvulling: Het advies is om na het uitvragen met de “SCEGS methode” de vragenlijsten de 4DKL3 of de AUDIT-C af te (laten) nemen (bijlagen). Zo nodig wordt advies ingewonnen bij de gespecialiseerde GGZ. Vervolg • Op basis van de screening wordt informatie aan de patiënt gegeven over mogelijke oorzaken, beloop, symptomen en oplossingsmogelijkheden. • Samen met de patiënt wordt tot afspraken gekomen over de manier waarop tot een specifieke aanpak overgegaan wordt voor nadere diagnostiek en behandeling. Doorverwijzing • Bij (vermoeden van) ernstige psychische klachten of suïcidale gedachten: direct doorverwijzen naar de gespecialiseerde GGZ. • Verwijs naar de Basis GGZ / ELP wanneer gericht psychische diagnostiek nodig lijkt en/of sprake is van milde tot matige klachten. • Bij psychosociale problemen die een luxerende dan wel onderhoudende rol spelen bij de problematiek verwijs dan door naar AMW. Het gaat vaak om financiële problemen, opvoedingsproblemen, gezinsproblemen. Monitoring In alle gevallen is het aan te bevelen het klachtenbeloop periodiek – afhankelijk van problematiek eenmaal in de zes weken-drie maanden – te monitoren met behulp van een vragenlijst (4DKL, BDI). Samenwerken Goed op elkaar afgestemde, integrale zorgverlening, vereist dat disciplines goed met elkaar Samenwerken, een KetenInformatieSysteem (KIS) kan daarbij een goed hulpmiddel zijn.
3
Alternatief voor de 4DKL is de Web Screening Questionnaire (WSQ). De WSQ is geschikt voor het screenen van
veelvoorkomende psychische stoornissen.
Stuurgroep GGZ Ketenzorg ZHN Kwaliteitskader POH GGZ
versie 1.0 - 8 mei 2014
12
Bijlage 3: Zorgpad depressieve stoornissen Inleiding Lichte en matige vormen van depressie zijn goed te screenen en behandelen in de eerste lijn. De stepped care methode staat centraal: lichte interventies waar het kan, intensievere behandeling waar het moet, gevolgd door periodieke evaluatie. Lichte interventies zijn begeleide (E-health) zelfhulp, kortdurende behandeling en basisinterventies, zoals running therapie en leefstijladvies. Bij matige en ernstige depressies is psychotherapie de voorkeursbehandeling, zo nodig gecombineerd met medicatie. Vroege herkenning en aanpak van depressieve klachten is essentieel om verergering van depressie te voorkomen. Hiervoor is een alerte houding op signalen en het screenen van cliënten op symptomen van een depressie noodzakelijk. Screening Bij het vermoeden van een depressieve stemming volgt normaal gesproken afname van een screening vragenlijst. De werkgroep “Zorgpaden Basis GGZ” kiest voor het gebruik van de 4DKL (Vier Dimensionale Klachtenlijst) en een gesprek over de klachten en de situatie van de cliënt. 1. Volwassenen 4DKL: zelfinvullijst die distress, depressieve klachten, angst en somatisatie meet en waarmee gemonitord kan worden hoe deze klachten zich over de tijd ontwikkelen. De verkorte 4DKL meet de mate van distress. Deze bestaat uit vragen over piekeren (19), gespannenheid (25) en lusteloosheid (22). Deze worden gescoord met nee (nul punten), soms (één punt) of vaak/heel vaak/voortdurend (twee punten). Bij vier of meer punten wijst dit op matig verhoogde distress. 2. Ouderen GDS 15 en GDS 30 (Geriatrische Depressie Schaal); Zelfinvullijst voor ouderen. Bestaat uit verschillende versies; de dertig-vragen versie en de vijftien-vragen versie zijn beide valide en betrouwbaar. Diagnostiek De diagnose wordt bij voorkeur gesteld door de huisarts of psycholoog. Voorafgaand aan de diagnose vindt een screening gesprek plaats. Eventueel kan, bij ernstige klachten, de gespecialiseerde GGZ geconsulteerd worden. De diagnostiek wordt uitgevoerd volgens de NHG standaard / DSM IV (identieke criteria). In het diagnostisch gesprek wordt naar het voorkomen van de symptomen gevraagd. Op basis van de volgende symptomen wordt de mate en ernst van de depressie bepaald (zie ook bijlage 6): • • • • • • • •
algemeen sociaal en maatschappelijk functioneren en beperkingen daarin; mate van subjectief lijden; aantal symptomen; psychotische kenmerken, suïcidaliteit; duur van de depressie, stagnatie in herstel/recidivering; comorbiditeit; opsporen van luxerende en in stand houdende psychosociale factoren.
Er wordt onderscheid gemaakt tussen vier vormen van depressiviteit: 1. lichte depressie, eerste episode korter dan drie maanden; 2. lichte depressie, langer dan drie maanden (vijf symptomen); 3. matig/ernstige depressie, eerste episode (zes-negen symptomen); 4. matige/ernstige depressie, recidief (zes-negen symptomen). Behandeling Afhankelijk van de ernst van de depressieve klachten worden interventies ingezet. Deze wordt op hoofdlijnen beschreven in het onderstaande zorgpad. Voor verdere uitwerking van de behandelinterventies wordt naar de bijlagen 2 t/m/ x verwezen. De voortgang tijdens behandeling wordt gemonitord door eens in de zes weken de Beck Depression Inventory (BDI) af te nemen.
Stuurgroep GGZ Ketenzorg ZHN Kwaliteitskader POH GGZ
versie 1.0 - 8 mei 2014
13
Zorgpad depressie
E-Health: Kleurjeleven.nl Kleurjeleven.nl rjeleven.nl is een internetcursus voor mensen met depressieve klachten. De cursus bestaat uit 8 lessen met bijbehorende oefeningen en huiswerk. Daarnaast houdt de cliënt een stemmingsdagboek bij. De cursus is gebaseerd op de cognitieve gedragstherapie. De cursus wordt zelfstandig via internet doorlopen. Benadrukt wordt het belang van de betrokkenheid van huisarts en praktijkondersteuner.
Stuurgroep GGZ Ketenzorg ZHN Kwaliteitskader POH GGZ
versie 1.0 - 8 mei 2014
14
Bijlage 4: Zorgpad angststoornissen Inleiding De term angststoornis is een verzamelnaam voor verschillende stoornissen waarbij sprake is van buitensporige of onevenredig lang aanhoudende angst (abnormale of pathologische angst). Deze angst geeft aanleiding tot aanhoudend subjectief lijden of tot een belemmering van het dagelijks functioneren. Er zijn zeven angststoornissen te onderscheiden. Een korte beschrijving per stoornis vindt u in bijlage x. Symptomen van een angststoornis zijn in de eerste lijn lastig te onderkennen, er is sprake van onderdiagnostiek. Bij ernstige angstklachten is sprake van ernstige interferentie met het sociale en/of beroepsmatig functioneren. Vroegsignalering en screening zijn van grote waarde om passende behandeling te kunnen bieden en verergering van de klachten te voorkomen. De stepped care methode staat centraal: lichte interventies waar het kan, intensievere behandeling waar het moet, gevolgd door periodieke evaluatie. Wanneer er sprake is van (vermoeden van) ernstige angststoornissen – en in ieder geval bij posttraumatische stressstoornis en obsessieve-compulsieve stoornis – is behandeling bij gespecialiseerde GGZ aangewezen. Screening Bij het vermoeden van een angststoornis wordt een aantal vragen gesteld en wordt daarnaast gebruikgemaakt van een screeningsinstrument om het vermoeden te toetsen. De screening wordt uitgevoerd door huisarts, POH GGZ of eerstelijnspsycholoog (ELP). Bij angstklachten met ‘normale’ angst (als gevolg van een als dreigend ervaren probleem) is voorlichting, met uitleg over ontstaan van klachten veelal voldoende. Eventueel kan de patiënt een advies krijgen voor zelfhulp of een E-healthinterventie. Bij het vermoeden van abnormale angst of een angststoornis volgt afname van de 4DKL en een gesprek over de klachten en de situatie van de patiënt. Om een inschatting te maken van de complexiteit van de angstklachten raadpleegt u de criteria uit de standaard Angst of de DSM-IV-TR. Diagnostiek Bij een nader vermoeden van een angststoornis informeert de huisarts of POH GGZ naar de volgende aspecten: • duur en beloop van de klachten (continu of in aanvallen); • duur en frequentie van eventuele aanvallen; • gebruik van alcohol of drugs; • ernst van de klachten, mate van lijdensdruk; • situaties waarin de angst optreedt; • mogelijke aanleiding van de angststoornis: bij een vermoeden van een posttraumatische stressstoornis wordt specifiek gevraagd naar traumatische ervaringen; • begeleidende symptomen: hartkloppingen, transpireren, duizeligheid, trillen, benauwdheid, pijnklachten, maagklachten, tintelingen, dove gevoelens, warmte- of koudesensaties, derealisatie- of depersonalisatiegevoelens, rusteloosheid, snel vermoeid zijn, concentratieproblemen, prikkelbaarheid, slaapproblemen; • waarvoor de patiënt precies bang is: controleverlies, krankzinnig worden of doodgaan (paniekstoornis), angstig worden in grote openbare ruimtes (agorafobie), specifieke objecten of situaties (specifieke fobie), negatieve beoordeling door anderen (sociale fobie), alle mogelijke narigheid die het leven kan vergezellen (gegeneraliseerde angststoornis), herbeleving van een traumatische gebeurtenis (posttraumatische stressstoornis), ernstige lichamelijke ziekte (hypochondrie), dwanggedachten (obsessieve compulsieve stoornis); • dwanghandelingen (bijvoorbeeld voortdurend handen wassen of dingen controleren) en de tijd die daaraan dagelijks wordt besteed (bij een obsessieve compulsieve stoornis); • invloed van de klachten op het sociaal functioneren, zoals het vermijden van bepaalde situaties of activiteiten; • relatie met stress, overbelasting, relatie- of werkproblemen; • bij specifieke lichamelijke klachten (buikklachten) wordt met een gerichte anamnese nagegaan • of een somatische aandoening waarschijnlijk is; • lichamelijke comorbiditeit (bijvoorbeeld cardiale problematiek, kanker): de grens tussen reële
Stuurgroep GGZ Ketenzorg ZHN Kwaliteitskader POH GGZ
versie 1.0 - 8 mei 2014
15
angst en een angststoornis is soms moeilijk aan te geven. Gelet moet worden op anticipatieangst, vermijdingsgedrag en neutraliserend gedrag omdat die op een angststoornis duiden. De huisarts of de ELP zijn verantwoordelijk voor het stellen van de diagnose. De huisarts betrekt hierbij in de regel de POH GGZ. Bij twijfel wordt aangeraden de gespecialiseerde GGZ in te schakelen. Behandeling Lichte interventies zijn begeleide zelfhulp, kortdurende behandeling en applied relaxation. Bij ernstige vormen van angst zijn cognitieve gedragstherapie of antidepressie medicatie aangewezen behandelvormen. De screening en behandeling van lichte tot matige angststoornissen kunnen goed plaatsvinden in de eerste lijn. Dit wordt beschreven in het onderstaande zorgpad. Voor verdere uitwerking van de behandelinterventies wordt naar de bijlagen 2 t/m/ x verwezen. Afhankelijk van de ernst van de angstklachten worden interventies ingezet. Het beloop wordt gevolgd met een vragenlijst (4DKL). Wanneer de klachten erger worden en de eerste staps interventies geen effect hebben (acht-twaalf weken) is verwijzing te overwegen naar ELP/GZ-pso, voor cliënten die naar verwachting baat hebben bij (C)GT en/of EMDR; in andere gevallen is het raadzaam te verwijzen naar de gespecialiseerde GGZ. Enkele • • •
vuistregels voor wie welke behandeling van angstklachten in de eerste lijn uitvoert. lichte angststoornis: huisarts of POH GGZ; milde tot matige angststoornis: POH GGZ, ELP, GZ-pso, fysiotherapeut; huisarts bewaakt; ernstige angststoornis: gerichte verwijzing ELP, GZ-pso, gespecialiseerde GGZ; huisarts bewaakt.
Posttraumatische stressstoornis en obsessieve-compulsieve stoornis bij voorkeur verwijzen naar ELP (bijvoorbeeld voor EMDR) of de gespecialiseerde GGZ.
Stuurgroep GGZ Ketenzorg ZHN Kwaliteitskader POH GGZ
versie 1.0 - 8 mei 2014
16
Zorgpad angststoornissen
Stuurgroep GGZ Ketenzorg ZHN Kwaliteitskader POH GGZ
versie 1.0 - 8 mei 2014
17
Bijlage 5: Zorgpad problematisch Alcoholgebruik Inleiding Problematisch alcoholgebruik is een drinkpatroon dat leidt tot lichamelijke klachten, psychische of sociale problemen en verhindert dat bestaande problemen adequaat worden aangepakt. Problematisch of schadelijk gebruik kunnen in de regel goed behandeld worden in de eerste lijn. Wanneer sprake is van alcoholafhankelijkheid wordt aanbevolen te verwijzen naar gespecialiseerde behandeling. Iemand met problematisch alcoholgebruik presenteert dit meestal niet als probleem. Bij een vermoeden van problematisch alcoholgebruik kan bij onbegrepen klachten van de patiënt een leefstijlanamnese afgenomen worden met vragen naar werk en vrijetijdsbesteding, omgaan met ziekte en stress, lichaamsbeweging, roken, eetgewoonten, alcohol- en ander genotmiddelengebruik. Wanneer een patiënt één of meer van de volgende signalen laat zien, wordt doorvragen naar het alcoholgebruik aanbevolen: Psychische of sociale problemen, gecombineerd met slaapproblemen. Aanwezigheid van alcoholgeur of sterke geuren ter maskering. Frequent gebruik van en verzoek om tranquillizers en hypnotica. Klachten over moeheid, malaise, tremoren, palpitaties of overmatig transpireren, maag- en darmklachten, zoals refluxklachten en diarree. Frequente spreekuurbezoeken of frequente bezoeken aan eerste hulp van een ziekenhuis. Screening Als de patiënt bevestigt alcohol te gebruiken, worden de drinkgewoonten en de functie van het alcoholgebruik in het dagelijks leven besproken. Als de patiënt zegt geen alcohol te gebruiken worden de volgende vijf vragen gesteld (laat bij twijfel over de anamnese een alcoholdagboek bijhouden): 1. wat de reden hiervan is 2. de hoeveelheid alcoholgebruik van de voorafgaande week. 3. op het werk, 4. bij het eten, 5. en 's avonds. Aangeraden wordt om naast deze vijf vragen ook een uitgebreider screening- of diagnostisch instrument te gebruiken (AUDIT) om vermoedens op schadelijk alcoholgebruik te staven en na te gaan en een inschatting te kunnen maken of er sprake is van alcoholafhankelijkheid. Om alcoholafhankelijkheid in kaart te brengen wordt de ICD-10 gebruikt. Diagnostiek Er wordt verschil gemaakt tussen problematisch gebruik van alcohol en alcoholafhankelijkheid. Wanneer er sprake is van problematisch gebruik van alcohol kan dit behandeld worden in de huisartspraktijk. Wanneer alcoholafhankelijkheid gediagnosticeerd is, wordt doorverwezen naar de gespecialiseerde tweede lijn. Het stellen van de diagnose wordt bij voorkeur gedaan door de huisarts of de psycholoog. Eventueel kan bij ernstige klachten direct contact worden opgenomen met de verslavingsconsulent. Problematisch alcoholgebruik wordt in de ICD-10 beschreven als alcoholgebruik dat actuele psychische of lichamelijke schade tot gevolg heeft. Daarbij is geen sprake van afhankelijkheid, maar wel van duidelijke psychische en/of lichamelijke problemen als gevolg van excessief of overmatig alcoholgebruik. De diagnostiek leidt tot bepaling van schadelijkheid van het alcoholgebruik of alcoholafhankelijkheid. Hierin worden de duur en de mate van het alcoholgebruik meegenomen. Behandeling Afhankelijk van de diagnose en de duur van het problematisch alcoholgebruik worden interventies ingezet volgens het stepped care principe met periodieke monitoring. Motiverende gespreksvoering dient te worden ingezet bij alle psychosociale behandelingen van problematisch alcoholgebruik en alcoholafhankelijkheid, ongeacht de ernst van de afhankelijkheid. Eenmalige kortdurende interventies van vijf tot dertig minuten gedurende enkele maanden gebaseerd op motiverende gespreksvoering worden ingezet bij vermoeden van excessief drinken of vermoeden van problematisch gebruik van alcohol of alcoholafhankelijkheid.
Stuurgroep GGZ Ketenzorg ZHN Kwaliteitskader POH GGZ
versie 1.0 - 8 mei 2014
18
Geadviseerd wordt om de partner of andere gezinsleden bij de behandeling te betrekken. Bij comorbiditeit met angststoornis of depressie wordt geadviseerd geadviseerd het alcoholgebruik in combinatie met de angststoornis of depressie aan te pakken. Zorgpad
E-Health: Drinktest.nl Drinktest.nl is ontwikkeld om mensen die alcohol drinken te voorzien van informatie en advies. De adviezen worden op basis van de antwoorden antwoorden die op de vragenlijst gegeven worden met een speciaal daarvoor ontwikkeld computerprogramma geformuleerd.
Stuurgroep GGZ Ketenzorg ZHN Kwaliteitskader POH GGZ
versie 1.0 - 8 mei 2014
19
Bijlage 6: Zorgpad slaapproblemen Inleiding Slapeloosheid wordt gekenmerkt door slaaptekort en slecht slapen, zoals vaak wakker worden of onrustig dromen. Slapeloosheid gaat gepaard met functioneringsklachten overdag: moeheid, slaperigheid, prikkelbaarheid, verminderde concentratie en prestatie. Naarmate slaperigheid overdag meer een probleem is, is de kans groter dat er een specifieke slaapstoornis is. Het zorgpad Slaapstoornissen is gericht op de behandeling van slapeloosheid bij volwassenen van achttien jaar en ouder. De behandeling van slapeloosheid is goed mogelijk in de eerste lijn. Er zijn vier verschillende diagnosen mogelijk: kortdurende slapeloosheid (minder dan drie weken), langer durende slapeloosheid, chronisch gebruik van slaapmiddelen en specifieke slaapstoornissen. De POH GGZ geeft in veel gevallen de behandeling in overleg met de huisarts. Wanneer er sprake is van ernstige vormen van langer durende slapeloosheid (vaak door gebruik van alcohol of drugs) is verwijzing naar eerstelijnspsycholoog of verslavingsconsulent aangewezen. Cognitieve gedragstherapie is een effectieve interventie bij langer durende slapeloosheid. Deze bestaat ook in de vorm van een groepscursus. Er zijn gespecialiseerde instituten voor de behandeling van slaapproblemen. Als er problemen met het slapen zijn, zullen de meeste patiënten daar zelf mee komen. Vroeg herkennen van klachten op dit gebied is daarom meestal niet nodig. Diagnostiek De huisarts en POH GGZ zijn in staat slaapproblemen te inventariseren. De diagnostiek bestaat uit: • anamnese met als doel vaststellen van de duur en ernst van de slaapklachten • vervolganamnese bij klachten langer dan drie weken of bij patiënten die niet zelf een oorzaak kunnen aangeven met als doel beïnvloedende factoren en/of oorzaken vast te stellen • vervolganamnese bij chronisch slaapmiddelengebruik • vervolganamnese met als doel het uitsluiten van specifieke slaapstoornissen • diagnosestelling en indicatiestelling voor behandelbeleid Behandeling Afhankelijk van de duur en ernst van de slapeloosheid worden behandelinterventies ingezet volgens het stepped care principe. Bij onvoldoende respons wordt een meer intensieve behandeling geadviseerd.
Stuurgroep GGZ Ketenzorg ZHN Kwaliteitskader POH GGZ
versie 1.0 - 8 mei 2014
20
Zorgpad slaapproblemen
Stuurgroep GGZ Ketenzorg ZHN Kwaliteitskader POH GGZ
versie 1.0 - 8 mei 2014
21
Bijlage 7: Symptomen en ernstbepaling Depressieve stoornissen SYMPTOMEN EN ERNST KERNSYMPTOMEN: ZEKER TWEE AANEENGESLOTEN WEKEN, HET GROOTSTE DEEL VAN DE DAG AANWEZIG • Depressieve stemming. • Duidelijk vermindering van plezier.
ANDERE SYMPTOMEN • Gewichtsverandering. • Slapeloosheid of overmatig slapen. • Agitatie of remming. • Moeheid of verlies van energie. • Besluiteloosheid of concentratieproblemen. • Gevoelens van waardeloosheid. • Buitensporige of onterechte schuldgevoelens. • Terugkerende gedachten aan de dood, suïcide of suïcidepoging. • Verminderde interesse.
Wanneer één of beide kernsymptomen aanwezig zijn en in totaal minimaal vijf van de negen andere symptomen, is verder onderzoek op depressie met gebruik van de Bdi voor bepaling van ernst aangewezen.
ERNSTMETING Beck Depression Inventory (BDI), bestaat uit 21 vragen en meet de ernst van een depressie. De Beck Depression Inventory (BDI I of II) geeft een eindscore voor de mogelijke aanwezigheid van depressie, oftewel een schatting van de ernst van depressie. Ook wordt een score gegeven op drie dimensies van depressie: affectief, cognitief en somatisch. De BDI II is niet gratis te downloaden, de BDI I is wel gratis te gebruiken. De volledige BDI I is opgenomen in de sectie met meetinstrumenten.
Stuurgroep GGZ Ketenzorg ZHN Kwaliteitskader POH GGZ
versie 1.0 - 8 mei 2014
22
Bijlage 8: Preventieactiviteiten De invulling in de praktijk Zelfhulp op het gebied van angst, depressie en stress: Zelfhulpcursus “Op verhaal komen” ‘Uw autobiografie als bron van wijsheid’. In deze zelfhulpcursus helpen de herinneringen u om uw leven (weer) richting te geven. Aan de hand van het werkboek en coaching ontdekt u niet alleen de rode draad in uw levensloop, maar leert u ook negatieve gebeurtenissen te verwerken. Zelfhulpcursus “Negatief zelfbeeld” Deze cursus is bestemd voor mensen die van hun negatieve zelfbeeld af willen. Men leert een stevig en genuanceerd beeld van zichzelf op te bouwen. Met behulp van oefeningen en coaching gaat men geleidelijk anders naar zichzelf kijken en ook anders gedragen. Zelfhulpcursus “Omgaan met Stress” en “Stress op het werk” Wanneer u last heeft van stress (op het werk) heeft u blijvende klachten zoals: onrust, piekeren, moeilijk nee kunnen zeggen, geen overzicht meer hebben, slecht concentreren, niet kunnen ontspannen en tegen dingen opzien. Zelfhulpcursus “Depressieve naaste” Deze cursus is bedoeld ter ondersteuning van mensen die een familielid, partner of andere naaste hebben met depressieve klachten. Zelfhulpcursus Angst ‘Omgaan met angstige gevoelens’ Angst is heel normaal en gezond. Angst waarschuwt voor gevaar en zorg ervoor dat de mens in actie komt. Sommige mensen zijn ook zonder gevaar angstig en hebben klachten zoals: piekeren, nerveus voelen of angstig zijn, hartkloppingen, drukkend gevoel op de borst, controleverlies of vermijden van sociale contacten.
Empowermenttraining “Met alle geweld een relatie” Training voor vrouwen die te maken hebben (gehad) met verbaal of fysiek geweld in hun relatie. Of daarmee worden/zijn bedreigd. Geen Paniek Cursus voor volwassenen die last hebben van paniekklachten en daar meer grip op willen krijgen. Kan ook als begeleide zelfhulp worden aangeboden. In de put, uit de put Cursus voor volwassenen die hun somberheid willen overwinnen, inzicht willen krijgen en praktische vaardigheden willen leren om meer grip te krijgen op depressieve gevoelens. Kan ook als begeleide zelfhulp worden aangeboden. Aan de slag met angst en piekeren Cursus voor volwassenen met angstklachten zoals overmatig zorgen maken, piekeren en dwangklachten.
Individuele gesprekken rouwverwerking Mindfulnesstraining Mindfulnesstraining voor volwassenen die last hebben van stress, angst of somberheid. Er wordt gewerkt met meditatieoefeningen. Voorlichtingsavonden van Preventie Maandelijks zijn er voorlichtingsavonden met verschillende thema’s.
Doorverwijzen naar aanbod van Preventie, groepscursussen: Slapen doe je zo! Cursus voor volwassenen die regelmatig slecht slapen en daar verbetering in aan willen brengen. Kan ook als begeleide zelfhulp worden aangeboden.
Met Lef Cursus voor volwassenen die zich verlegen, angstig en gespannen voelen in het contact met anderen. Voluit Leven Cursus in levenskunst voor volwassenen die last hebben van gespannenheid, somberheid, angst, vermoeidheid, pijn, verslavingsgedrag, gevoel van leegte of zelfkritiek.
Stuurgroep GGZ Ketenzorg ZHN Kwaliteitskader POH GGZ
versie 1.0 - 8 mei 2014
23
Bijlage 9: Aansprakelijkheid praktijkondersteuner - huisarts4 In het kader van de aansprakelijkheid zijn enkele algemene opmerkingen te maken, waarbij ervan wordt uitgegaan dat de POH GGZ geen voorbehouden handelingen uitvoert en niet valt onder de Wet BIG. Verhouding praktijkondersteuner - huisarts Over het algemeen gesproken is de huisarts verantwoordelijk voor de kwaliteit en de veiligheid van het handelen van de praktijkondersteuners en is het voorts de verantwoordelijkheid van de huisarts om een goede werkverdeling met de ondersteuner af te spreken. Het is de huisarts die een geneeskundige behandelingsovereenkomst met de patiënt aangaat en niet de POH GGZ. De POH GGZ verricht zijn werkzaamheden in het kader van de geneeskundige behandelingsovereenkomst dan ook namens de huisarts. De huisarts valt onder het tuchtrecht, in tegenstelling tot de POH GGZ. Waar de huisarts dus tuchtrechtelijk aansprakelijk kan worden gesteld, kan een POH niet tuchtrechtelijk aansprakelijk worden gesteld. Volledigheidshalve dient hierbij te worden opgemerkt dat op 7 november 2011 een wettelijke regeling in werking is getreden die de Wet BIG bij wijze van experiment heeft aangepast. Door deze aanpassing wordt het mogelijk om bepaalde categorieën beroepsbeoefenaren bij algemene maatregel van bestuur (AMvB) voor een bepaalde periode zelfstandig bevoegd te verklaren tot het indiceren en verrichten van in de desbetreffende maatregel aangewezen handelingen. Deze beroepsbeoefenaren zijn dan vervolgens eveneens onderworpen aan het tuchtrecht. Tot op heden geldt het voorgaande slechts voor de ‘nurse practitioner’ en de ‘physician assistant’. Het zou overigens zo maar kunnen dat praktijkondersteuners in de toekomst wel onder de werking van het tuchtrecht komen te vallen. Dat een POH GGZ tot op heden niet tuchtrechtelijk aansprakelijk kan worden gesteld betekent niet dat de POH GGZ helemaal niet aansprakelijk kan worden gesteld voor zijn handelen. Een POH GGZ kan bijvoorbeeld civielrechtelijk aansprakelijk worden gesteld. Wanneer dit kan is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Bij de beoordeling hiervan is onder meer van belang: de rechtsrelatie op grond waarvan de POH GGZ voor de huisarts werkzaam is, de specifieke invulling van de overeenkomst op grond waarvan de POH GGZ werkzaamheden voor de huisarts verricht, de door de huisarts gegeven instructies, het toezicht, de mogelijkheid tot overleg en de kwaliteit van de aantekeningen in het patiëntendossier. Rechtsrelatie POH GGZ - Huisarts In veel gevallen is een POH GGZ in dienst van de huisarts. De POH GGZ kan echter ook als gedetacheerde werkzaamheden verrichten voor de huisarts. Achtereenvolgens kan de POH GGZ aldus op grond van een arbeidsovereenkomst of een detacheringovereenkomst werkzaam zijn voor de huisarts. Hieronder worden beide rechtsrelaties nader uiteengezet en wordt eveneens ingegaan op de bij deze relaties behorende regeling van aansprakelijkheid. a. Arbeidsovereenkomst •
De POH GGZ kan op grond van een arbeidsovereenkomst als werknemer van de huisarts werkzaamheden verrichten. Wanneer een POH GGZ als werknemer van de huisarts door zijn doen of laten schade toebrengt aan een patiënt, zal de patiënt doorgaans niet de POH GGZ, maar de huisarts in zijn hoedanigheid van werkgever aanspreken. Zodra de huisarts voor de uitvoering van de geneeskundige behandelingsovereenkomst met de patiënt gebruik maakt van de hulp van andere personen zoals de POH GGZ - de zogenaamde hulppersonen - dan is de huisarts op grond van artikel 6:76 BW voor het gedrag van deze hulppersonen aansprakelijk op gelijke wijze als dat hij voor eigen gedragingen aansprakelijk is.
•
Eveneens is de huisarts als werkgever op grond van artikel 6:170 BW tegenover derden (de patiënten) aansprakelijk voor fouten van zijn ondergeschikten wanneer een verband bestaat tussen de daad en de taak van die werknemer. Voor deze aansprakelijkheid dient wel te worden aangetoond dat de kans op de fout is vergroot door de taak van de werknemer en dat de werkgever zeggenschap had over de gedragingen waarbij die fout werd gemaakt.
4
Bron: Aansprakelijkheid POH GGZ, ROS-netwerk, april 2012
Stuurgroep GGZ Ketenzorg ZHN Kwaliteitskader POH GGZ
versie 1.0 - 8 mei 2014
24
•
Na de vraag wie door de patiënt voor de schade kan worden aangesproken, kan de vraag worden gesteld wie deze schade uiteindelijk dient te dragen. In beginsel komt de schadevergoeding volledig voor rekening van de werkgever, tenzij de werknemer de schade door opzet of bewuste roekeloosheid heeft veroorzaakt, zie artikel 7:661 BW.
b. Detacheringovereenkomst De POH GGZ kan ook op grond van een detacheringovereenkomst werkzaam zijn voor de huisarts. Een detacheringovereenkomst is een bijzondere vorm van de arbeidsovereenkomst. Ook voor een gedetacheerde POH GGZ geldt dat deze als hulppersoon werkzaamheden voor de huisarts verricht waardoor het gestelde in de artikelen 6:76 en 6:170 BW van toepassing is ten aanzien van de aansprakelijkheid voor schade. Eigen schuld Wanneer de derde, de patiënt, zelf ook schuld heeft ten aanzien van het ontstaan van de schade, dan kan deze eigen schuld ertoe leiden dat de schadevergoeding niet of slechts gedeeltelijk wordt toegewezen. Dit zou bijvoorbeeld het geval kunnen zijn wanneer een patiënt nalaat geneesmiddelen (op tijd) in te nemen ten gevolge waarvan gezondheidsschade ontstaat. Slot Op voorhand is dus moeilijk te zeggen wanneer een POH GGZ wel of niet aansprakelijk is voor schade bij een derde. Allereerst hangt het antwoord op deze vraag af van de rechtsrelatie tussen de huisarts en de POH GGZ. Voorts is de aansprakelijkheid eveneens afhankelijk van de specifieke inhoud van de desbetreffende overeenkomst tussen POH GGZ en huisarts en zijn tevens individuele afspraken tussen huisarts en POH GGZ van belang.
Tips Om desalniettemin een aantal handvatten te kunnen bieden voor de praktijk, staan hieronder een aantal tips. Het is raadzaam deze op te volgen. Weliswaar sluit opvolging van deze tips aansprakelijkheid van zowel de huisarts als de POH GGZ niet uit, maar opvolging kan wel bijdragen aan meer duidelijkheid omtrent de taakverdeling en wederzijdse verwachtingen. Wanneer deze tips in de praktijk worden opgevolgd is het voor zowel de huisarts als de POH GGZ duidelijker wat nu precies van beide partijen wordt verwacht. Wanneer deze verwachtingen op voorhand helder zijn is het vervolgens in de praktijk achteraf een stuk makkelijker om vast te stellen wie op welk moment anders had dienen te handelen. Desalniettemin hangt het van de concrete omstandigheden af wie daadwerkelijk aansprakelijk kan worden gesteld wanneer schade bij de derde is ontstaan.
Tips5: 1. Stem de taak af op de bekwaamheid Dit houdt in dat de taken en de verantwoordelijkheden van een ondersteuner moeten overeenkomen met de opleiding en ondersteuning van de ondersteuner. Hierin hebben ondersteuners ook een verantwoordelijkheid om eventuele grenzen aan te geven. 2. Maak goede afspraken over de taakverdeling Het maken van duidelijke afspraken over de verantwoordelijkheid van de ondersteuner en de omvang en de grenzen van de taken. Duidelijk moet worden wat wel en niet tot de taken van de ondersteuner behoort.
5
Legemaate, J, Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde 7 juni 2008 (152(23)), Ondersteuning in de
huisartspraktijk: juridische aspecten,
Stuurgroep GGZ Ketenzorg ZHN Kwaliteitskader POH GGZ
versie 1.0 - 8 mei 2014
25
3. Mogelijkheden tot raadpleging huisarts Maak ook duidelijk afspraken over het kunnen raadplegen van de huisarts en wanneer de huisarts dient te worden geraadpleegd. 4. Garandeer dossiervorming Er moeten goede afspraken worden gemaakt over de dossiervoering binnen een praktijk zodat een ieder op de hoogte is van elkaars bevindingen en activiteiten. 5. De huisarts houdt regie De huisarts dient de praktijkvoering zodanig in te richten dat er sprake is van een goede regie en een goed overzicht over het zorgproces.
Stuurgroep GGZ Ketenzorg ZHN Kwaliteitskader POH GGZ
versie 1.0 - 8 mei 2014
26
Bijlage 10:
Opleiding POH GGZ
Een vervolgopleiding is niet in alle gevallen noodzakelijk. De instroomeisen voor de functie zijn per Hogeschool verschillend.. Een specifieke POH GGZ vervolgopleiding is echter wel ondersteunend en goed te combineren met een werkplek als POH GGZ. Er is een wisselend aanbod, sommige jaren wel, of niet, of één of twee keer per jaar. Dit hangt onder meer samen met het aantal studenten dat zich aanmeldt. Tussen de Hogescholen wordt momenteel Landelijk Overleg gevoerd om tot eensluidend functieprofiel en programma te komen. De POH GGZ wordt opgeleid tot praktijkondersteuner in de huisartspraktijk. Daartoe ontwikkelt de praktijkondersteuner zijn professionele rol in de zorgverlening en praktijkvoering van de huisartsen GGZ-zorg. Competentieontwikkeling op het gebied van vraagverheldering, signaleren en screenen, begeleiding en advisering staat daarbij centraal, uiteraard in relatie tot de diversiteit aan problematiek en doelgroepen waar de POH GGZ in de praktijk mee te maken krijgt. De praktijkondersteuner heeft ten minste een vooropleiding op het niveau van de Hbo-Verpleegkunde, zoals: OGGV, SPV, Verpleegkundig Specialist GGZ, Maatschappelijk Werk en Dienstverlening (Bachelor Social Work) met differentiatie GGZ, psychologen met ruime ervaring binnen de eerste- of tweedelijns ggz.
Stuurgroep GGZ Ketenzorg ZHN Kwaliteitskader POH GGZ
versie 1.0 - 8 mei 2014
27