Onderzoeksrapport
KWALITATIEF HAALBAARHEIDSONDERZOEK ONDER EXTERNE STAKEHOLDERS t.b.v. Masteropleiding Duurzaam Innovatiemanagement
5 Juni 2010
Opdrachtgever Avans:
Liz Chermin
Stuurgroep Avans:
Cally Bruschinski, Harrie de Werd, Peter Hollants, Liz Chermin
Advies:
Arthur Leijtens, Bicore
Onderzoekers:
Clemens van den Broek, Avans Hogeschool Gerard Blom, Susanne Koster, Bicore
1
Voorwoord Dit rapport beschrijft het door Avans en Bicore uitgevoerd exploratief onderzoek naar de haalbaarheid van een HBO-Masteropleiding Duurzaam Innovatie Management (DIM). Avans overweegt sterk deze opleiding te gaan ontwikkelen, ingegeven door de over een breed front nog immer groeiende aandacht voor duurzaamheid. Op de golven van deze trend ontstaan steeds meer initiatieven op het gebied van duurzaam innovatie, waaronder programma's op het gebied van elektrisch rijden, bioraffinage, waterstof en zonne-energie. Bij deze initiatieven zijn naast overheden en kennisinstellingen in toenemende mate ook bedrijven actief betrokken, zowel grote als MKB. Zij zien naast de maatschappelijke waarde ook steeds meer de bedrijfseconomische waarde van duurzame producten, diensten en processen en zijn daardoor meer dan ooit bereid hierin te investeren. Duurzame innovatie valt dus niet meer weg te denken uit onze economie en samenleving. Uit studies en eerdere projecten blijkt dat qua duurzaamheid de meeste winst gerealiseerd wordt met innovaties die verder gaan dan het toepassen van andere materialen, het elimineren van bepaalde onderdelen of het slimmer verpakken en vervoeren van producten. Om de noodzakelijke duurzaamheiddoelstellingen te kunnen realiseren, zijn innovaties op systeemniveau nodig die op termijn ook economisch rendabel zijn. Innovaties zullen in toekomst derhalve steeds meer een ketenbreed of zelfs sectoroverstijgend karakter hebben. Organisaties hebben daardoor in toenemende mate behoefte aan breed opgeleide beleidsmakers, managers, intrapreneurs, ondernemers en ontwikkelaars, die in staat zijn sector- en disciplineoverstijgend te denken en te handelen, zo is de verwachting.
Bias onderzoekers Bij de onderzoekers heerst onontkoombaar een bepaalde vooringenomenheid (bias) ten aanzien van het onderzoek. Deze heeft vooral betrekking op de wens tot het ontwerpen van een masteropleiding in duurzaam innovatie management en de verwachting dat dit relevant zou zijn voor de regio. De aanwezige bias binnen het onderzoeksteam heeft echter geen invloed gehad op de toegepaste onderzoeksmethodiek evenals de algemene opvattingen ten aanzien van de probleemstelling. Met de uitkomsten van verkregen onderzoek naar de opzet van deze Masteropleiding Duurzaam Innovatie Management, kan Avans voorzien in de hierboven geschetste groeiende behoefte. De inhoud is aan continue review onderhevig en de hierin vermelde informatie geldt vooralsnog niet als absoluut. De inhoud van dit rapport is vooralsnog bedoeld om bruikbare generalisatie en voorbeelden te verschaffen; het is duidelijk niet bedoeld als stereotypering van de ideale opleiding “Master in Duurzaamheid en Innovatie Management”.
2
Inhoud Voorwoord .................................................................................................................. 2
Bias onderzoekers ......................................................................................................... 2
Inhoud......................................................................................................................... 3 Management samenvatting ........................................................................................ 4 1. Aanleiding ............................................................................................................... 7 2. Aanpak ................................................................................................................... 8 Onderzoeksvraag .......................................................................................................... 8 Scope en relevantie van het onderzoek ............................................................................. 8 Onderzoeksopzet........................................................................................................... 8 Respondenten............................................................................................................... 9
3. Uitkomsten van het onderzoek ............................................................................. 10 Geleverde input per onderzoeksvraag ............................................................................. 10 Input van overheden.................................................................................................... 15
4. Conclusies ............................................................................................................ 17
Draagvlak onder externe stakeholders ............................................................................ 17 Inhoudelijke input ....................................................................................................... 17 Concurrentieanalyse .................................................................................................... 18 Toetsing aan Key Performance Indicatoren (KPI’s) ............................................................ 19 Next steps ................................................................................................................. 19
5. Conceptontwerp Masteropleiding DIM .................................................................. 20 Insteek van de opleiding............................................................................................... 20 Inhoudelijkheid van de opleiding .................................................................................... 20 Ambitieniveau............................................................................................................. 21 Adressering van doelstellingen Avans.............................................................................. 23 Filosofie van het leerproces ........................................................................................... 23 Kennis van samenwerkende coalities .............................................................................. 24 Onderscheidend vermogen............................................................................................ 24
6. Eindkwalificaties ................................................................................................... 26
Masterniveau .............................................................................................................. 26 Dublin Descriptoren ..................................................................................................... 27
BIJLAGE A: Geleverde input door elk van de respondenten .................................... 28 BIJLAGE A: Vergelijkbare opleidingen ..................................................................... 42
3
Management samenvatting Aanleiding en doel Voorliggend document doet verslag van het kwalitatief haalbaarheidsonderzoek voor de beoogde Masteropleiding Duurzaam Innovatie Management (DIM) dat door Avans en Bicore is uitgevoerd in de periode februari - mei 2010. Doel van het onderzoek was enerzijds het verwerven van input voor de uitwerking van de plannen voor de masteropleiding en anderzijds om het draagvlak voor de opleiding te peilen bij externe potentiële stakeholders. Opzet van het onderzoek Centrale onderzoeksvraag was in hoeverre Avans kan inspelen op de toenemende aandacht voor duurzaamheid en innovatie in de regio door het aanbieden van een Masteropleiding. Het onderzoek is uitgevoerd via interviews met respondenten die zijn bevraagd over zowel hun opvattingen over duurzaamheid en innovatie als over belangen, behoeften, activiteiten, ervaringen, business drivers en ideeën. De respondenten zijn zorgvuldig geselecteerd en afkomstig uit het bedrijfsleven, overheden, intermediairs en kennisinstellingen. Uitkomsten van de interviews Belang van duurzame innovatie Uit de interviews bleek dat het belang van duurzaamheid en duurzame innovatie breed wordt onderschreven. Maar niet alle partijen zijn al even intensief en met dezelfde motieven hiermee bezig: er zijn koplopers, volgers en achterblijvers. Bovendien acteren de partijen veelal vanuit verschillende rollen: overheden acteren vooral vanuit hun publieke rol, bedrijven handelen hoofdzakelijk vanuit bedrijfsmatige achtergrond. Drivers Ruwweg kan onderscheid worden gemaakt tussen de volgende drivers: wet- en regelgeving, imago, eisen vanuit klant of markt, innerlijke drive, business kansen. De eerstgenoemde drivers gelden vooral voor de volgers, de andere met name voor de koplopers, die behalve naar laaghangend fruit ook kijken naar de ‘big wins’ op langere termijn. Allen geven aan dat de noodzaak van duurzame innovatie zich zal doen laten gelden voor alle organisaties. Activiteiten op gebied van duurzaamheid Volgers handelen vooral reactief en richten zich op energiebesparing, schonere producten en processen en een groen imago. Koplopers zijn ook zo begonnen met het “plukken van laaghangend fruit”, maar richten zich inmiddels op 2e generatie duurzame innovatie op ketenen/of systeemniveau. Bij hen krijgt dit steeds meer een interdisciplinair en crosssectoraal karakter, waarbij de effecten op de hele levenscyclus worden beschouwd. Competenties De meeste respondenten geven aan dat voor 2e generatie duurzame innovatie competenties binnen de organisatie nodig zijn die nu veelal nog niet of te weinig aanwezig zijn. Koplopers zijn hier stelliger in dan volgers en hechten belang aan breed onderlegde mensen die niet alleen over technische kennis beschikken, maar juist ook over brede “zachte” competenties. Volgers vinden specialistische technische kennis vaak het belangrijkst. Doelgroep en opzet van de opleiding Professionals ziet men als voornaamste doelgroep voor de masteropleiding. Een praktische insteek van de opleiding alsmede een brede uitwisseling met andere organisaties en 4
sectoren ziet men als waardevol. Tevens moet de opleiding voldoende raakvlak hebben met de eigen sector en ruime gelegenheid tot specialisatie bieden. Met een multidisciplinair curriculum kan de opleiding zich onderscheiden van andere. Maar een te brede en daardoor algemene opleiding dient te worden vermeden, bijvoorbeeld door de opleiding via profielen toe te spitsen op enkele sectoren. Voldoende diepgang en een onderscheidende reputatie kan worden gecreëerd door samen te werken met andere opleidingen of kenniscentra. Attitude De meeste respondenten staan positief tegenover de beoogde masteropleiding en zijn graag bereid mee te werken aan de ontwikkeling van de opleiding, zoals via meedenken, gastcolleges en praktijkopdrachten. Dit omdat zij zo kunnen meesturen aan de opleiding en kennis en ervaring kunnen uitwisselen met andere partijen. Voor toezeggingen van financiële bijdragen en deelnemers vindt men het nog te vroeg. Conclusies Draagvlak De uitkomsten van de interviews wijzen op een gezond draagvlak in Zuid-Nederland. Breed wordt het belang van duurzame innovatie onderkend, alsmede de meerwaarde van ketenbrede en/of crosssectorale innovatie op systeemniveau. Veel partijen beschikken (nog) niet over de benodigde competenties en zijn bereid daarin te investeren. De voorkeur gaat uit naar een opleiding die is toegespitst op de praktijk en ervaring van hun eigen werknemers. Men ziet een duidelijke toegevoegde waarde van een Masteropleiding DIM en is bereid ‘in kind’ bij te dragen aan de ontwikkeling van de opleiding. Inhoudelijke input Er is waardevolle en breed gedragen inhoudelijke input geleverd. Men prefereert een multidisciplinaire en crosssectorale opzet van de opleiding. De uitwisseling van kennis en ervaring onder deelnemers vindt men erg belangrijk. Tevens dient de opleiding voldoende raakvlak met de eigen sector, rol en activiteiten te bieden, inclusief ruimte voor verdieping en specialisatie. Het zwaartepunt moet liggen op sectorspecifieke (technologische) kennis en competenties. De opleiding moet worden toegespitst op professionals met 5-10 jaar werkervaring, omwille van maximale impact in de eigen werkzaamheden na de opleiding. Bij voldoende meerwaarde doen de deelnamekosten (tot zekere hoogte) nauwelijks ter zake. Concurrentieanalyse De meest kansrijke positionering is die voor een opleiding met het zwaartepunt in het private domein en met een curriculum dat zowel een sectorspecifiek deel omvat alsook sectoroverschrijdende elementen, maar tevens met verbindingen met het publieke domein. Toetsing aan Key Performance Indicatoren (KPI’s) De uitkomsten van het onderzoek scoren overwegend positief op de key performance indicatoren (KPI’s) die hiervoor zijn opgesteld. Positionering van de opleiding De opleidingen zullen worden gepositioneerd vanuit het expertise centrum duurzame innovatie. De daaraan gekoppelde thematische oriëntatie zal betrekking hebben op: energie, bouw en industrie. De strategie is te starten met een onbekostigde opleiding, gericht op professionals met 5 tot 10 jaar werkervaring. Het draagvlak onder externe stakeholders is aanwezig. Met de ontwikkeling van deze opleiding kan nu al worden aangevangen. Parallel kan een macrodoelmatigheidsonderzoek worden uitgevoerd met als doel om accreditatie en bekostiging van een deeltijdopleiding te bewerkstelligen. We richten ons dus op het ontwerp van een masterclass en een deeltijd Masteropleiding ( optie 1 en 2 van dit rapport). 5
Indien en zodra dat met succes is gebeurd kan ook een bekostigde opleidingsvariant in de markt worden gezet. De zogenaamde doorstroom master Deze variant( optie 3) zal pas worden ontwikkeld als de hiervoor genoemde opleidingen zich sterk hebben gepositioneerd en voldoende ervaring is opgebouwd. Eerste contouren van de opleiding. Bij de vraag hoe de inhoud van de opleiding er uit zou moeten zien, ontstaat een combinatie tussen technisch bedrijfskundige inhoud en een politicologische oriëntatie. Enerzijds zal de afgestudeerde in staat moeten zijn om inzicht te hebben in de innovatie agenda’s van deelnemende organisaties. Sociale vraagstukken en economische modellen moeten hem helpen de juiste keuzes te kunnen maken. Kennis van de politiek en EU wet- en regelgeving is daarbij van groot belang. De opleiding dient dan ook strategisch gepositioneerd moeten worden op de scheidslijnen tussen enerzijds het publieke en private domein en anderzijds tussen sectorgenerieke en sectorspecifieke opleidingen. Deelnemende respondenten hechten veel waarde aan uitwisseling van visies, kennis en ervaring met andere partijen, zowel uit de eigen sector als daarbuiten. Dit biedt kansen om de opleiding te gaan aanbieden in vorm van sectorgerichte profielen, met crosssectorale dwarsverbanden (bijvoorbeeld studiereizen) ten behoeve van uitwisseling tussen deelnemers. Te denken valt aan profielen op het gebied van Bouw, gezondheidszorg, energie, transport en industrie. we streven naar een co-financiering van het bedrijfsleven. Met name vanuit de deelnemende organisaties. Deze organisaties zullen ook gevraagd worden voor de werkveld adviesraad en het leveren van input aan de programma's in ontwerp en uitvoering. Het zwaartepunt in de opleiding komt te liggen op duurzame innovatie en technologie met een dominante oriëntatie naar publiek beleid en duurzame sociale ontwikkeling als verbindend element tussen overheden en organisaties. Dit stelt niet alleen hogere eisen aan het technisch inzicht, maar vooral ook aan het organisatie-psychologisch en sociologisch inzicht waar het interne en externe functioneren van bedrijven betreft en de toenemende complexiteit waarin geopereerd moet worden. Next steps Concluderend kan op basis van het kwalitatief haalbaarheidsonderzoek onder externe stakeholders worden gesteld dat er een goed draagvlak en momentum aanwezig is om: • een masteropleiding DIM te gaan ontwikkelen; • hiervoor aansluiting te zoeken bij bestaande innovatieplatforms en –programma’s; • eventueel kandidaat partnerinstellingen te benaderen met het oog op samenwerking; • de opleiding te introduceren omstreeks augustus/september 2011. Naast de uitvoering van een macrodoelmatigheidsonderzoek (MDO) zal de uitwerking in gang worden gezet van een (vooralsnog) onbekostigde variant van de masteropleiding. Te beginnen zal een Meeting of the Minds met zowel interne als extrene stakeholders worden georganiseerd ter toetsing en utwerking van het conceptontwerp van de opleiding. voor de Macrodoelmatigheid zal een projectaanvraag worden uitgewerkt. Het onderzoek zal worden uitgevoerd door het kenniscentrum beroepsonderwijs arbeidsmarkt ( KBA) te Nijmegen, na verkregen toestemming van de RvB. Parallel zal worden gestart met de beschrijving van de deeltijd Master, overeenkomstig het NVAO kader.
6
1. Aanleiding Avans overweegt sterk een Masteropleiding Duurzaam Innovatiemanagement te gaan ontwikkelen. De motieven van Avans hiervoor zijn helder omschreven in het Visiedocument Masteropleiding Duurzaam Innovatiemanagement, dat Bicore heeft opgesteld en op 3 februari 2010 aan de stuurgroep heeft gepresenteerd. Genoemd visiedocument is tot stand gekomen na afstemming van de wenselijkheid en mogelijke opzet van een dergelijke opleiding met de belangrijkste interne stakeholders. Door de stuurgroep is op 3 februari vastgesteld dat de inhoud van het visiedocument weliswaar veelbelovend en zeer bruikbaar is, maar nu ook zou moeten worden getoetst in het werkveld. Voorliggend document doet verslag van deze toetsing, die door de projectleider van Avans en door Bicore in de maanden maart, april en mei is uitgevoerd in de vorm van een kwalitatief haalbaarheidsonderzoek. Doel van dit onderzoek was enerzijds het verwerven van input voor de uitwerking van de plannen voor de beoogde masteropleiding, en anderzijds om het draagvlak voor deze opleiding te peilen bij externe potentiële stakeholders. In dit verslag wordt eerst de gevolgde aanpak van het haalbaarheidsonderzoek beschreven. Daarna volgen de uitkomsten van het onderzoek en de daaruit opgemaakte conclusies. Vervolgens wordt een mogelijke opzet van de opleiding uit de doeken gedaan, die is gebaseerd op de tot nu toe verkregen input vanuit de interne en externe stakeholders. Volgende stap in het haalbaarheidsonderzoek die moet worden gezet, is de toetsing en verdere uitwerking van deze opleidingsopzet met interne en externe stakeholders.
7
2. Aanpak Onderzoeksvraag Centrale onderzoeksvraag: In hoeverre kan Avans inspelen op de toenemende aandacht voor duurzaamheid en innovatie in de regio door het aanbieden van een Masteropleiding. Deelvragen horende bij de onderzoeksvraag: 1. Welk belang hechten organisaties in de regio aan duurzame innovatie en waaruit blijkt dat? 2. Met welke projecten en vraagstukken op het gebied van duurzame innovatie houden deze organisaties zich bezig? 3. Wat verstaat men onder duurzaam innovatie management? 4. Welke competenties acht men hiervoor nodig, in hoeverre zijn die al binnen de aan het onderzoek deelnemende organisaties aanwezig en welke ontbreken nog? 5. Hoe zou de masteropleiding Duurzaam Innovatie Management moeten worden opgezet, qua inhoud, vorm en randvoorwaarden? 6. Op welke aspecten zou de masteropleiding zich moeten onderscheiden van andere, reeds bestaande opleidingen? 7. Hoe zouden de aan het onderzoek deelnemende organisaties inhoudelijk en/of organisatorisch kunnen en willen bijdragen aan de ontwikkeling van de masteropleiding?
Scope en relevantie van het onderzoek De onderzoekers verwachten dat het onderzoek zowel academisch als praktisch relevant kan zijn. Wel verwachten zij dat de nadruk primair ligt op de praktische relevantie. De resultaten van het onderzoek richt zich enerzijds op het verwerven van input voor het inrichten van een curriculum of minor op het gebied van innovatie en duurzaamheid. Tot deze input behoort ook informatie over eventuele overeenkomsten of verschillen qua opleidingsbelangen en -behoeften van verschillende doelgroepen, zoals beleidsbepalende organisaties (gemeenten) en op winst en productie gerichte organisaties (bedrijven). Anderzijds heeft het onderzoek tot doel inzichtelijk te maken of en welke interesse bestaat voor het ontwerpen en aanbieden van een Masteropleiding DIM in de regio Zuid-Nederland Het onderzoek is kwalitatief van opzet en beperkt qua aantal respondenten, die bovendien onderling sterk verschillend zijn. De onderzoeksbevindingen zijn dan ook niet zonder meer generaliseerbaar voor alle potentiële externe stakeholders in de regio Zuid-Nederland.. Hiervoor is een nader op te zetten macrodoelmatigheidsonderzoek noodzakelijk. De uitkomsten van dit onderzoek kunnen echter wel een richting aangeven waarmee in het ontwerp van de opleiding vanuit het marktperspectief rekening gehouden dient te worden..
Onderzoeksopzet Het onderzoek is uitgevoerd vanuit een naturalistische gedachte, in het bijzonder vanuit het constructivistische paradigma. Uitgangspunt volgens deze methodiek is dat het onderzoek in een natuurlijke setting plaatsvindt en is uitgevoerd door middel van het afnemen van interviews bij respondenten die hiervoor zijn geselecteerd middels purposive sampling. Hieronder wordt verstaan: “Selecting individuals on the basis of what they can contribute to 8
the understanding of the phenomenon under study”. Deze manier van informatie verzameling heeft als doel een totaalbeeld te krijgen van de meningen en visies over het onderwerp. Bij de interviews is geen gebruik gemaakt van vooraf uitgebreid opgestelde vragenlijsten, maar zijn er met name een aantal ´gouden vragen´ gesteld. Dit om een dialoog te stimuleren zodat de respondent het gevoel krijgt dat hij zijn verhaal kan vertellen en niet een vragenlijst afwerkt. Wel zijn er een aantal vragen op voorhand opgesteld als leidraad voor het gesprek en die alsnog konden worden gebruikt indien de dialoog niet goed op gang kwam. De respondenten zijn in de interviews zowel bevraagd over hun opvattingen over duurzaamheid en innovatie als over hun belangen, behoeften, business drivers en ideeën.
Respondenten Het Visiedocument Masteropleiding geeft aan dat tot de doelgroepen van de beoogde opleiding bedrijfsleven, overheden, intermediairs en kennisinstellingen worden gerekend. Voor elk van deze categorieën zijn respondenten geselecteerd. Onder het bedrijfsleven is bovendien gekeken naar marktsectoren en deelname aan innovatieplatforms en –initiatieven, Dit selectieproces heeft ertoe geleid dat leidinggevende personen vanuit de volgende organisaties zijn geïnterviewd: Bedrijfsleven Ahrend Essent Wooninc. Dow Chemical Stork Ericsson Fuji Sabic Strukton Philips Lighting Vanderlande
Intermediairs Point One FME Zuid Rabobank
Kennisinstellingen TU Eindhoven Universiteit van Tilburg ICSE
Overheden Gem. Breda Gem. Den Bosch Gem. Tilburg Min.v.EZ (Zuid-Ned.) Provincie N-Brabant
9
3. Uitkomsten van het onderzoek Geleverde input per onderzoeksvraag Hieronder volgt een geïntegreerde beschrijving van de belangrijkste geleverde input aan de hand van de deelvragen van de onderzoeksvraag. In bijlage A is de input opgenomen die door de afzonderlijke respondenten is geleverd. 1. Belang van duurzame innovatie Vrijwel alle bedrijven geven aan dat duurzaamheid en duurzame innovatie een onvermijdelijk onderwerp is. Geen van de geïnterviewden geeft aan duurzaamheid vooral te zien als kostenpost. Wat duurzaamheid en duurzame innovatie inhoudt is een discussie die binnen veel bedrijven leeft. Meestal geeft men aan dat het gaat om het behoeden van de aarde en de samenleving voor schadelijke effecten ten gevolge van menselijk handelen. Peope, planet, profit wordt veel genoemd. Enkele bedrijven, de koplopers, zijn actief bezig volgens het C2C concept. Drivers voor de bedrijven om substantiële inspanningen m.b.t. duurzaamheid te doen hebben deels een eigen innerlijke oorsprong, ingegeven door de beleefde eigen maatschappelijke verantwoordelijkheid. De opinie van werknemers, van werkvloer tot management niveau, speelt daarbij een niet onbelangrijke rol. Anderzijds vinden bedrijven duurzaamheid ook vanuit bedrijfskundig opzicht belangrijk. Sommige bedrijven geven aan dat hun klanten van hen verlangen dat zij aan bepaalde duurzaamheidcriteria voldoen. Imago is het meest gehoorde argument, mede doordat op dit gebied op relatief korte termijn en met behapbare inspanningen al goede resultaten te boeken zijn. Maar bedrijven die, vanwege de sector waarin zij actief zijn of de rol die zij daarbinnen hebben, meer in de maatschappelijke aandacht staan, moeten meer moeite doen voor een beter imago. Zij worden namelijk gevolgd door NGO’s als Greenpeace. In een aantal gevallen is genoemd dat bedrijven duurzaamheid zien als een veiligheidsaspect. Een niet onbelangrijk argument voor bedrijven is de druk van de overheid, via regelgeving en stimuleringsmaatregelen. De bedrijven geven hierbij aan de rol van de overheid ook belangrijk te vinden, mede omdat er in veel gevallen nog geen sprake is van marktwerking. De trade-off van duurzaamheidinspanningen, in de vorm van beter imago, meer omzet of groter marktaandeel, is voor veel bedrijven nog niet evident. Stimulering door de overheid is dan een goede katalysator. Alle gegeven antwoorden wekken mogelijk de indruk dat veel bedrijven al heel intensief met duurzaamheid bezig zijn. Echter, meermalen is aangegeven dat dit bij veel bedrijven nog in de kinderschoenen staat. Je kunt stellen dat hier sprake is van koplopers, die al zeer actief zijn en de voordelen er duidelijk van inzien, en volgers, die als motief hebben dat ze wel mee moeten doen. Bij veel innovatieprogramma’s en –platforms is toenemende aandacht voor duurzaamheid en is bovendien sprake van een Human Capital component. Dit biedt kansen voor een opleiding. Wel moet deze goed aansluiten op de thema’s en “pieken” 10
van deze programma’s. Duurzaamheid in het algemeen is voor deze programma’s namelijk geen issue. 2. Projecten en vraagstukken op het gebied van duurzame innovatie De projecten en vraagstukken waarmee bedrijven zich op gebied van duurzaamheid en duurzame innovatie bezighouden lopen qua karakter strek uiteen. Sommige hangen nauw samen met opgelegde regelgeving of de ervaren noodzaak te voldoen aan bepaalde, met certificering samenhangende criteria. In andere gevallen komen ze voort uit eisen en wensen van klanten of door druk van de overheid en/of NGO’s. Veel projecten ontstaan bottom-up en is er op management niveau nog geen uitgesproken visie of strategie. Dit hangt mede samen met het gegeven dat bedrijfsrendement altijd voorop staat. Dit neemt niet weg dat bedrijven in toenemende mate ook bedrijfsdoelstellingen formuleren die op tactisch en operationeel niveau dan moeten worden ingevuld middels operationele doelstellingen en projecten. Een en ander wordt afwisselend, of in combinatie, ingegeven door drivers als imago, klantenwensen of maatschappelijke betrokkenheid. In slechts enkele gevallen handelt een bedrijf echt vanuit commerciële kansen die men ziet. Maar dit neemt wel toe. Veelal ziet men nog geen concrete kwantificeerbare benefits, maar is men wel overtuigd van de commerciële waarde. Interessant om te zien is dat een aantal bedrijven zich aansluit bij collectieve initiatieven op gebied van duurzaamheid, zoals De Groene Zaak. Bovendien is er sprake van dat binnen innovatieprogramma’s en –platforms discussies op gang komen over het nut en/of de noodzaak om actief iets met duurzaamheid te gaan doen. Sterker nog: er komen op platform- en sectorniveau ook al gezamenlijke initiatieven van de grond. Tegelijkertijd geeft men meermalen aan dat duurzaamheid een integraal onderdeel van de bedrijfsvoering behoort te worden en dat goede innovatie ook duurzame innovatie in zich behoort te dragen. De geïnterviewde personen hebben vrijwel allen een leidinggevende positie binnen hun bedrijf op gebied van innovatie. Vanuit die positie zijn zij vaak actief betrokken, of zij zelfs de trekker c.q. initiatiefnemer van duurzaamheidinitiatieven. Samenwerking met andere partijen zien zij vaak als een belangrijke katalysator of randvoorwaarde voor duurzame innovatie. 3. Duurzaam innovatie management Sec ziet men DIM als innovatiemanagement met focus op duurzaamheidaspecten van producten, diensten en processen die men ontwikkelt. De vraag “Wat is duurzame innovatie?” bracht interessantere, zij het uiteenlopende antwoorden. De aard van de antwoorden hing veelal samen met de tijd en intensiteit waarmee bedrijven al met duurzaamheid bezig zijn. Bedrijven die nog niet zo lang en intensief met DI bezig zijn, zien DI vooral als het beperken van energie- en materiaalgebruik en emissies bij de productie en het gebruik van producten en systemen. Hun beweegredenen houden meestal verband met wet- en regelgeving en met wensen van de klant of gebruiker. Vaak was er een link met het begrip veiligheid, waarbij men het als een plicht voor de organisatie ziet om zorg te dragen voor de veiligheid van achtereenvolgens de eigen werknemers, de directe omgeving van het bedrijf en de wijde omgeving. 11
Wat verder gevorderde bedrijven kijken verder en nemen ook business modellen in hun beschouwing mee. Hieronder gaat het besef schuil dat op product- of productieniveau de verbetermogelijkheden tegen hun beperkingen aanlopen en dat een meer integrale benadering nodig is, ketenbreed of zelfs crosssectoraal, om tot substantiële resultaten te kunnen komen. Interessante opmerking was dat ook klanten en gebruikers hun eisen, wensen en verwachtingen dienen aan te passen, omdat hun huidige niet houdbaar zijn als de producten en diensten die zij aanschaffen en gebruiken aanzienlijk minder milieueffecten met zich mee moeten brengen. Partijen die nog verder zijn, de koplopers, zien DI als een innovatiebenadering vanuit de kringloopgedachte, zoals C2C. Zij nemen de verschillende schakels in de lifecycle in ogenschouw bij hun zoektocht naar manieren waarop men de footprint van hun producten, diensten en processen kan verbeteren. Slechts enkele koplopers gaan daar al heel ver in en gebruiken dit ook als marketing argument, hoewel ook zij (naar eigen zeggen) meestal beseffen dat zij nog een lange weg te gaan hebben en nog veel kennis missen. Dit laatste is voor hen vaak reden zich aan te sluiten bij collectieve duurzaamheidplatforms en –initiatieven. Ook bij deze vraag werd vaak de opmerking gemaakt dat duurzaamheid een integraal aspect van excellente innovatie en bedrijfsvoering hoort te worden, net als inmiddels het geval is bij kwaliteit. Vrijwel alle partijen erkennen dat innovatie op systeemniveau aanzienlijk meer zoden aan de dijk zet dan via ´gewone” productinnovatie. Maar tevens geeft men aan dat er nog veel laaghangend fruit kan worden geoogst. 4. Benodigde competenties; welke zijn aanwezig en welke ontbreken nog Hierin kwamen de meningen en antwoorden in hoge mate overeen met de competenties zoals genoemd in het visiedocument van Avans m.b.t. de Masteropleiding DIM. Veel genoemd zijn: • High level kunnen denken en handelen, maar ook de link naar de operatie kunnen leggen. • Onconventioneel en buiten de gebaande paden kunnen denken en dit kunnen overbrengen op anderen. Ook over de grenzen van het eigen bedrijf en vakgebied kunnen kijken. • In het verlengde hiervan: kunnen systeemdenken, nieuwe businessmodellen ontwikkelen • Bruggen kunnen slaan intern, maar ook naar buiten, vanwege de gevoelde noodzaak om samen te werken met andere partijen in de keten of in andere sectoren. • Mensen goed kunnen inspireren, motiveren en aansturen. • Goed netwerk en dito netwerkcompetenties. • In de basis van vele markten thuis zijn v.w.b. techniek, materialen, energie, bedrijfskunde, juridische aspecten, IPR, duurzaamheidaspecten en criteria, business modellen, samenwerking; daarbinnen één of enkele specialisaties. • Projecten en samenwerking kunnen organiseren. Genoemde competenties zijn binnen de bedrijven nodig zowel op hoog managementniveau als op het managementniveau daaronder. Personen uit deze beide niveaus bij elkaar in één opleiding plaatsen ziet men echter als niet reëel. Men ziet dat als afzonderlijke doelgroepen, waarvoor apart aanbod ontwikkeld dient te worden. Veel genoemd is de noodzaak dat men zich in de opleiding moet kunnen specialiseren, dus dat de opleiding niet een generiek karakter moet hebben. Specifieke technische kennis wordt daarbij vaak als zeer belangrijk genoemd. Daarbij hecht men aan kennis en 12
competenties m.b.t. de eigen sector waarbinnen de organisatie opereert. Een opleiding waarbij men kan kiezen voor een profiel dat goed aansluit bij de eigen praktijk en wensen heeft bij velen de voorkeur. De meeste bedrijven geven aan mensen met bovengenoemde competenties in toenemende mate nodig te hebben. Op dit moment ervaart men al dat men deze personen nog te weinig in huis heeft en men verwacht dat dat in de komende jaren zal toenemen. Wel vermelden zij daarbij dat het niet om grote aantallen personen zal gaan. Dus dat Avans een brede groep van bedrijven zal moeten aanspreken om voldoende kritische massa te creëren qua deelnemers aan de opleiding. Belangrijk is het grote verschil dat de meesten onderscheiden tussen koplopers en volgers. Koplopers erkennen dat zij mensen nodig hebben met competentieprofielen die men nu niet in huis heeft. Volgers denken dat zij de eventueel benodigde nieuwe/extra competenties zelf al doende kunnen opdoen. Volgers hechten ook meer belang aan het technische karakter van de opleiding, hoewel ook koplopers technische competenties belangrijk vinden. 5. Opzet van de masteropleiding Duurzaam Innovatie Management De meeste geïnterviewde personen waren van mening dat de opleiding vooral moet worden toegespitst op personen die al enige jaren werkzaam zijn in het bedrijfsleven (of bij overheden). Jonge bachelors hebben nog te weinig werk- en levenservaring die nodig zijn om de essentie van duurzaam innovatie management te kunnen begrijpen, te kunnen toepassen en te kunnen overbrengen op andere mensen en partijen. Daarbij werd opgemerkt dat het goed is dat jonge mensen met een specifiek bachelordiploma instromen bij werkgevers en na enige jaren werkervaring zich verder ontwikkelen via bijvoorbeeld een masteropleiding DIM. De uitwisseling met personen in andere organisaties en/of sectoren wordt als zeer waardevol ervaren; maar wel met de kanttekening dat er duidelijke raakvlakken tussen de uitwisselende organisaties moeten zijn om iets relevants van elkaar te kunnen leren. In het verlengde hiervan wordt ook praktijkgerichtheid als zeer belangrijk genoemd; niet alleen door bij elkaar in de keuken te kijken, maar ook door veel praktijkopdrachten in de opleiding in te bouwen. Om de opleiding goed te laten aansluiten op de specifieke praktijk van de werkgevers van de (deeltijd)studenten, is het hanteren van sectorspecifieke profielen aan te raden. Hierin zal Avans voor haar masteropleiding keuzes moeten maken. Ook zal Avans om dezelfde reden met haar opleiding mogelijkheden tot specialisatie moeten bieden. Deels generieke kennis aanbieden in de opleiding is op zich prima, mits ook aan bovenstaande criteria wordt voldaan. Een veelgehoord advies was om niet per se een heel breed curriculum met zeer specialistische onderdelen te ontwikkelen! Voor specialistische kennis (bijv. juridisch) huurt men toch wel experts in, meenden velen. Maar een discipline als marketing hoort zeer zeker thuis in de opleiding. Enerzijds om nieuwe businessmodellen te kunnen begrijpen, bedenken en ontwikkelen. Anderzijds om je duurzaamheidprestaties te kunnen claimen en verzilveren Om de opleiding inhoudelijk en kwalitatief onderscheidend en aantrekkelijk te maken, doet Avans er verstandig aan om samenwerking met andere opleidingen te zoeken, zoals een universiteit. Ook grensoverschrijdende samenwerking is het overwegen waard, mede om een internationale profilering te realiseren. Samenwerking met en/of aansluiting op bestaande programma’s is evenzeer een aanrader, maar de opleiding moet inhoudelijk dan wel worden toegespitst op de thema’s en pieken van deze programma’s. 13
6. Onderscheid van de Masteropleiding DIM met andere, reeds bestaande opleidingen Vrijwel alle geïnterviewden gaven te kennen dat zij veel waarde hechten aan een praktische opzet van de opleiding, ofwel dat de deelnemers kennis en competenties ontwikkelen via praktijkgerichte opdrachten en projecten, zowel binnen opleidingsomgeving als bij bedrijven. Natuurlijk zal er ook theoretische kennis moeten worden overgebracht, maar het zwaartepunt moet liggen op praktijkgerichtheid. Het feit dat Avans een HBO-instelling is, ziet men vanuit dit licht bezien juist als positief. Hoe Avans zich kan onderscheiden van vergelijkbare HBO-opleidingen wist men niet goed, omdat men onvoldoende zicht heeft op dergelijke opleidingen. Wel gaf men aan dat Avans ervoor moet waken een te algemene opleiding te ontwikkelen. Door de opleiding toe te spitsen op sectoren, bijvoorbeeld door de opleiding via enkele specifieke profielen aan te bieden, kan Avans deze opleiding onderscheidend positioneren, is de veelgehoorde verwachting. Niettemin werd ook multi-disciplinariteit genoemd als belangrijk vereiste aan de opleiding. Vaak genoemd als zijnde belangrijke onderwerpen binnen de opleiding zijn entrepreneurship en andere bedrijfskundige aspecten. Er zijn meerdere HBO-instellingen die op gebied van duurzaamheid (deel)opleidingen ontwikkelen of reeds aanbieden. Avans moet deze opleidingen niet kopiëren, maar juist een onderscheidende positionering kiezen. Samenwerking met een andere HBOinstelling met een eigen opleiding op gebied van duurzame innovatie kan ook een interessante optie zijn. Grensoverschrijdende samenwerking is ook enkele keren genoemd als manier om een sterke onderscheidende opleiding met internationale uitstraling te creëren. Groot onderscheid met universiteiten kan Avans maken door naast specialistische diepgang ook een breed, goed samenhangend curriculum te gaan aanbieden. Binnen universiteiten is veelal sprake van een versnipperd aanbod van duurzaamheidopleidingen. Met een overkoepelende masteropleiding kan Avans ook deelnemers aantrekken die anders mogelijk naar een universitaire variant zouden gaan. Behalve zich te onderscheiden van universiteiten, doet Avans er ook verstandig aan om samenwerking te zoeken met een universiteit of een daarvan deel uitmakend expertiseinstituut, zoals het Centrum voor Duurzaamheidvraagstukken van de UvT.
7. Bijdragen van respondenten aan de ontwikkeling van de masteropleiding De meeste partijen die zijn geïnterviewd zijn bereid, of zelfs graag bereid, om op enigerlei wijze mee te werken aan de ontwikkeling van de opleiding. Vrijwel iedereen wil graag meepraten over de inhoud en opzet van opleiding. Hetzij omdat men het als morele verantwoordelijkheid beschouwt om m.b.t. dit onderwerp een steentje bij te dragen aan de ontwikkeling van een dergelijke opleiding. Hetzij omdat men graag invloed heeft op de opzet van een opleiding waaraan mogelijk straks ook eigen collega’s zullen gaan deelnemen. Een ander veel genoemd motief is dat men het interessant vindt om samen met verschillende partijen visie en kennis uit te wisselen m.b.t. duurzame innovatie en een opleiding op dat vlak. Ook ziet men mogelijkheden om Avans in contact te brengen met belangrijke partijen en initiatieven. Een andere wijze waarop ben bereid is bij te dragen aan de ontwikkeling en uitvoering van de opleiding is het verzorgen van een onderdeel van de opleiding, bijvoorbeeld via gastcolleges. Ook het aandragen van studieprojecten, zowel praktijkgerichte probleemstellingen en opdrachten als ‘in-company’ bedrijfsopdrachten, is door meerdere personen genoemd als mogelijke bijdrage. Achterliggende motieven hiervoor zijn het 14
versterken van het praktijkgerichte karakter van de opleiding, alsook het verzekeren van contacten tijdens de opleiding van eigen werknemers met andere partijen. Aan praktijkgerichtheid en ‘bij elkaar in de keuken kijken’ hecht men veel waarde. Voor toezeggingen of intentieverklaringen betreffende financiële en ‘in kind’ bijdragen, alsmede het toezeggen van deelnemers, vonden de meeste partijen het nog te vroeg.
Input van overheden Duurzaam innovatie management is een proces en geen einddoel. De maatschappij is in beweging. De verwachtingen van de stakeholders worden mede bepaald door hun eigen omstandigheden, die ook aan verandering onderhevig zijn. Welke onderwerpen krijgen aandacht in de media? Waar maakt de consument zich zorgen om? Welke eisen worden er nu en in de toekomst vanuit de maatschappij gesteld? Dit alles heeft invloed op de accenten die gelegd kunnen worden bij het invulling geven aan duurzaam ondernemen. De discussie in de maatschappij concentreert zich tot nu toe voornamelijk op maatschappelijk verantwoord of duurzaam ondernemen bij bedrijven. Bij duurzaam ondernemen zoekt een bedrijf naar het evenwicht tussen zakelijke prestaties, sociale en milieuaspecten. Doorgaans blijkt dat deze belangen niet contrasteren, maar elkaar juist kunnen versterken. Zeker als je naar de langere termijn kijkt. Duurzaam ondernemen heeft alles te maken met het benutten van marktkansen. Maar bedrijven opereren niet alleen in de maatschappij en kunnen daarom ook niet alleen zorg dragen voor duurzame ontwikkelingen. Vanuit een gemeentelijk of rijksoverheidperspectief zien we een iets concreter beeld. Veel gemeenten willen uitblinken als stad en geven het duurzaamheidbegrip dan ook een strek sociaal belang. Immers, vanuit sociale planvorming wordt direct invulling gegeven aan de sociale pijler van duurzaamheidvraagstukken. De afdelingen milieubeheer en milieuplanvorming houden zich dagelijks bezig met de milieupijler. En het beleidsveld economische zaken is extern gericht op het stimuleren en versterken van de duurzame financieel-economisch positie van de bedrijvigheid binnen de gemeente. De aanknopingspunten voor een overheidsorganisatie volgen uit de specifieke rollen die de organisatie vervult en het primaire proces waar zij zich op richten, namelijk beleid maken en (laten) uitvoeren, al dan niet vanuit een wettelijke verplichting of bevoegdheid. Duurzaamheid gaat ondermeer over energiebesparing, duurzaam bouwen, externe veiligheid, afvalpreventie en nuttige toepassingen, biodiversiteit en natuur en milieu educatie. Kennis van bestuurlijke afstemming is daarbij noodzakelijk om een krachtigere onderhandelingspositie te geven als het gaat om toekomstige regionale ontwikkelingen. De gemeenten willen nadrukkelijk een rol spelen als regisseur. Het imago als groene en leefbare stad zien zij als een maatschappelijke verplichting. Regie voering en initiatieven ontwikkelen op een duurzame samenleving is volgens de gemeenten dan ook de enige manier om bestendig de economie te stimuleren. We vinden dan ook in veel beleidsnota’s de middelen en activiteiten benoemd om initiatieven te coördineren en duurzame organisaties te betrekken in de uitvoering van dit beleid. Winstmaximalisatie is voor bedrijven niet (meer) het enige doel, het creëren van waarde staat centraal. Waarde voor de klanten, de werknemers, de aandeelhouders en de maatschappij. Dit wordt ook wel een stakeholder-benadering genoemd waarbij People, Plannet, Profit, het leidend beginsel is. Afwegingen van gemeenten en regionale samenwerking worden vanuit dit beginsel gemaakt. Belangrijke sectoren zoals: Agro, food, 15
zorg, logistiek, energie en ICT zijn benoemd als speerpunten van beleid en dienen gezien te worden als drivers die sturing geven aan innovatieve en duurzame vernieuwing. De overheid vervult hierbij ten eerste een voorbeeldfunctie door haar centrale bestuurlijke en ambtelijke positie. De gemeenten streven naar het verbinden van netwerken op gebied van duurzaamheid. Het samenbrengen van bedrijfsleven, overheden, kennisinstellingen en maatschappelijke organisaties moet leiden tot het overbruggen van de kloof tussen innovatie en commercialisering. Ten tweede kan de overheid in haar rol als aanbesteder of inkoper ook directe invloed uitoefenen op samenwerkingspartners en bedrijven door eisen te stellen aan de geleverde diensten op het gebied van duurzaam ondernemen. Samenwerking met gemeenten vindt plaats op basis van het voldoen aan selectie criteria zoals: het opnemen van een duurzaamheidverslag, inkoop condities afstemmen op duurzaamheid, aandacht voor gewicht, verbruik, levensduur, emissie reducties, omgang met personeel en toeleveringsbedrijven. Ook wordt gekeken naar de mate hoe de deelnemers de cradle to cradle filosofie opnemen in het ontwerp van nieuwe producten en diensten. Er zijn nogal wat actuele projecten waarbij de gemeenten een duidelijke rol spelen. Denk hierbij aan; windenergie, water, gebiedsontwikkeling, energieopslag, elektrisch rijden, energie neutraal bouwen, decentrale energievoorziening en groene daken.
16
4. Conclusies Draagvlak onder externe stakeholders De uitkomsten van de interviews wijzen vooralsnog op een gezond draagvlak onder regionale organisaties die Avans rekent tot de potentiële externe stakeholders van de beoogde masteropleiding: • • • • • • •
Breed wordt het belang van duurzaamheid en duurzame innovatie onderkend; Daarbij erkent men de meerwaarde van ketenbrede en/of crosssectorale innovatie op systeemniveau; Men geeft aan niet over de benodigde competenties te beschikken en, met het oog op een duurzame en kansrijke toekomst, bereid te zijn daarin te investeren; De voorkeur wordt gegeven aan een opleiding die is toegespitst op de praktijk en ervaring van hun eigen werknemers; De meeste respondenten zien een duidelijke toegevoegde waarde van een Masteropleiding DIM en vinden het een goede zaak dat Avans daaraan werkt; In meerderheid is men bereid ‘in kind’ bij te dragen aan de ontwikkeling en implementatie van de opleiding, o.a. via gastcolleges en praktijkopdrachten. Voor toezeggingen betreffende financiële bijdragen en deelnemers is de opleidingsopzet echter nog niet ver genoeg uitgewerkt.
Inhoudelijke input Er is waardevolle en breed gedragen inhoudelijke input geleverd, die voor de inhoudelijke uitwerking van de beoogde opleiding zeer bruikbaar en richtinggevend kan zijn: • • • • •
• • •
De meeste respondenten prefereren een multidisciplinaire en crosssectorale opzet van de opleiding, met het oog op de noodzaak van en kansen voor ketenbrede en crosssectorale innovatie op systeemniveau; Vooral kennis en competenties op gebied van business development, ketenmanagement, samenwerking, entrepreneurship en andere bedrijfskundige aspecten werden genoemd; Deze brede opzet vindt men mede belangrijk vanuit het oogpunt van kennis en ervaring kunnen uitwisselen tussen de deelnemers onderling en het bij elkaar in de keuken kunnen kijken; Tegelijk dient de opleiding voldoende raakvlak met de eigen sector, rol en activiteiten te bieden in plaats van een generiek karakter te hebben, om voor deelnemers en hun werkgevers voldoende relevant te zijn; De opleiding moet bovendien voldoende ruimte bieden voor verdieping en specialisatie, zodat deelnemers een duidelijke meerwaarde ervaren qua kennis die zij kunnen opdoen; echter te specialistische verdieping (bijvoorbeeld op juridisch vlak) is niet wenselijk, omdat men voor specialistische kwesties doorgaans toch specialisten inschakelt; Het zwaartepunt in de opleiding moet voor de meeste respondenten, met name de bedrijven, liggen op sectorspecifieke (technologische) kennis en competenties; De opleiding moet bij voorkeur worden toegespitst op professionals met 5 tot 10 jaar werkervaring, omwille van maximale impact in de eigen werkzaamheden na de opleiding; Indien de masteropleiding voldoende meerwaarde biedt aan de deelnemers en hun werkgevers, dan doen de deelnamekosten (tot zekere hoogte) nauwelijks ter zake. 17
Concurrentieanalyse De interviews leverden relatief weinig informatie op over vergelijkbare, mogelijk concurrerende opleidingen, omdat de respondenten op dit vlak niet over relevante kennis beschikten. Om dit informatiehiaat op te vullen is naast de interviews een analyse uitgevoerd van vergelijkbare masteropleidingen in (vooralsnog) Nederland. Figuur 1 geeft weer welke opleidingen in de analyse zijn meegenomen en hoe zij ten opzichte van elkaar kunnen worden gepositioneerd. Hierbij is enerzijds gekeken in welke mate zij op een specifieke sector zijn gericht. Anderzijds is onderscheid gemaakt naar de mate waarin de opleidingen focussen op het publieke domein en/of het private domein. Aldus vormen zich 4 kwadranten waarin de opleidingen konden worden ingedeeld. In de figuur valt op dat vrij veel opleidingen zich richten op niet-sectorspecifieke duurzame ontwikkeling in het publieke algemeen. De meeste bevraagde respondenten hebben laten blijken dat een Masteropleiding DIM met zo’n profiel voor hen geen meerwaarde heeft. Eveneens in het publieke domein, maar dan sectorgericht, bestaan ook enkele opleidingen. Ook voor dergelijke opleidingen bestaat onder de bevraagde respondenten geen draagvlak. Dit draagvlak is er wel voor een opleiding met het zwaartepunt in het private domein en met een curriculum dat zowel een sectorspecifiek deel omvat alsook sectoroverschrijdende elementen. In het niet-sectorspecifieke private kwadrant betreft het overigens opleidingen die zich richten op innovatiemanagement in brede zin, d.w.z. zonder focus op duurzaamheid. Een zwaartepunt in het private domein pleit voor een opleiding met een positionering á lá optie 1 of 2. Men hecht echter ook waarde aan verbindingen met het publieke domein. Vanuit dat licht bezien zou optie 3 een unieke en de meest voor de hand liggende positionering zijn, met het zwaartepunt in het kwadrant voor duurzame innovatie en technologie, maar tevens met raakvlakken met de andere kwadranten. Inhoudelijk vormt optie 3 een sterke en onderscheidende positionering, maar kan makkelijk worden opgevat als krachteloos compromis. In de profilering en vermarkting van de opleiding zal hieraan scherpe aandacht moeten worden besteed. Figuur 1: Masteropleidingen in Nederland (volledige opleidingsnamen: zie bijlage B) Duurzame ontwikkeling
IDS
SD
EIP
ES RU M
Sector generiek
Alg. innovatiemanagement
ME CS NR M
Sector specifiiek
Positie DIM Optie3
IM*
SIM *
Duurzaam sector- & technologiebeleid PP HD
UE M ES WU
T&P *
Publieke focus: beleid & ontwikkeling
Positie DIM Optie2
SET
ES UU
Private focus: Innovatie, R&D
Positie DIM Optie1
Duurzame innovatie & technologie
18
Toetsing aan Key Performance Indicatoren (KPI’s) In het “Visiedocument Masteropleiding Duurzaam Innovatiemanagement” zijn door de stuurgroep voor het haalbaarheidsonderzoek key performance indicatoren (KPI’s) opgesteld. Deze hebben als doel om te kunnen toetsen of het onderzoek de informatie heeft opgeleverd die Avans nodig heeft om te kunnen beslissen over de aanpak van de volgende fasen van het haalbaarheidsonderzoek. De KPI’s met de scores van de onderzoeksuitkomsten zijn: 1. Input van externe stakeholders betreffende de competenties die zij nodig hebben op het vlak van Duurzaam Innovatie Management: • Zeer bruikbare input verkregen: ++. 2. Bijdragen van externe stakeholders aan de ontwikkeling van de opleiding, zowel inhoudelijk als organisatorisch: • Veel bereidheid uitgesproken, maar nog niet SMART vastgelegd: + 3. Getoonde bereidheid en commitment van externe stakeholders om deelnemers aan de Masteropleiding DIM te leveren gedurende de eerste jaren: • Waarde en intenties zijn uitgesproken, maar nog geen toezeggingen: +/4. Competitieve positionering van de Masteropleiding DIM ten opzichte van concurrerende opleidingen van bijvoorbeeld TU/e, UvT en RSM: • Verbindende positionering met zwaartepunt op duurzame innovatie: ++
Next steps Concluderend kan op basis van het kwalitatief haalbaarheidsonderzoek onder externe stakeholders worden gesteld dat er een goed draagvlak en momentum aanwezig is om: • een masteropleiding DIM te gaan ontwikkelen; • hiervoor aansluiting te zoeken bij bestaande innovatieplatforms en –programma’s; • eventueel kandidaat partnerinstellingen te benaderen met het oog op samenwerking; • de opleiding te introduceren omstreeks augustus/september 2011. Omdat de uitkomsten, vanwege de beperkte omvang van het onderzoek, niet als representatief voor het gehele werkveld kunnen worden beschouwd, is nader breedschaliger onderzoek nodig middels een macrodoelmatigheidsonderzoek (MDO). Parallel aan dit MDO kan tevens de business case en de opzet van de opleiding worden uitgewerkt, mede omdat de geïnterviewde partijen te kennen hebben gegeven de kosten van de opleiding minder belangrijk te vinden naarmate de opleiding een duidelijker en relevanter meerwaarde biedt. Dit biedt kansen versneld te starten met de ontwikkeling van een onbekostigde variant van een hoogwaardige en onderscheidende masteropleiding en hierbij externe (markt)partijen te betrekken, zowel financieel als inhoudelijk. Deze opleidingsvariant zal vooral zijn gericht op professionals met 5-10 jaar werkervaring. Zodra het MDO op later moment (mogelijk) heeft geleid tot accreditatie en bekostiging van de opleiding, kan ook een bekostigde opleidingsvariant in de markt worden gezet, die als doelgroep afgestudeerde bachelors heeft uit binnen-, maar beslist ook buitenland. Om zowel het MDO alsook de uitwerking van de business case en opzet van de opleiding doeltreffend te kunnen doen, moeten eerst de contouren van de opleiding verder worden uitgewerkt. Bij voorkeur dient dit te gebeuren met betrokkenheid van zowel interne als externe stakeholders. Aan beide zijden hebben personen en partijen hun medewerking toegezegd. In een Meeting of the Minds met vertegenwoordigers van de genoemde stakeholders zal een conceptontwerp van de opleiding worden getoetst en uitgewerkt. Dit conceptontwerp is hiertoe vooraf opgesteld door de projectleiders van Avans en Bicore op basis van de uitkomsten van de interviews (zie volgend hoofdstuk). 19
5. Conceptontwerp Masteropleiding DIM Insteek van de opleiding De opleiding dient een academische onderwijsomgeving te bieden waar studenten, medewerkers en alumni worden uitgedaagd en geïnspireerd. Zij is authentiek, heeft de onderwijskundige visie op het leren hoog in het vaandel en streeft voortdurend naar vernieuwing. De nadruk ligt op innovatiemanagement en richt zich daarbij specifiek op het managen van processen, systemen en structuren, maar ook op de cultuur, uitvoering, meting, benchmarking en onderzoek in de organisaties waar onze studenten straks gaan werken. Kennis en vaardigheden worden daarbij ontwikkeld die een oplossing moeten bieden voor het behoud en het beheer van innovatie in een duurzame werkomgeving. Door middel van workshops, gastsprekers en locatiebezoeken ter plaatse, alsmede lateraal denken en gedachtentechnieken wordt innovatie gedefinieerd en begrepen. Belangrijke academische waarden daarbij zijn: grotere zelfverantwoordelijkheid van studenten, impact van informatietechnologie, toegankelijkheid van onderwijs, internationalisering en veranderingen in profiel van student en docent. Academische waarden als flexibel kennis verwerven, multi-inzetbaar zijn, kritisch nadenken zijn daarbij noodzakelijk. Waarden als integriteit, zoeken naar de waarheid, reflectief zijn, kritische houding, marktrelevant, pragmatische, efficiënt, interdisciplinair en sociale verantwoordelijkheid spelen daarbij een grote rol. Projectmatig werken in multidisciplinaire projectteams is een noodzaak om deze complexiteit te ontrafelen en de basis te leggen voor versterking van de waardeketen. Business cases uit de beroepspraktijk staan centraal voor innovatievraagstukken en de opleiding ondersteunt dit door het kwantificeren van de bijdrage die innovatie kan maken, door het aantonen van de impact, groei of kostenbesparende mogelijkheden. Een innovatieenquête cultuur wordt gecreëerd als basis voor innovatie-impact en mogelijkheden.
Inhoudelijkheid van de opleiding Bij de vraag hoe de inhoud van de opleiding er uit zou moeten zien, ontstaat een combinatie tussen technisch bedrijfskundige inhoud en een politicologische oriëntatie. Enerzijds zal de afgestudeerde in staat moeten zijn om inzicht te hebben in de innovatie agenda’s van deelnemende organisaties. Sociale vraagstukken en economische modellen moeten hem helpen de juiste keuzes te kunnen maken Kennis van de politiek en EU wet- en regelgeving is daarbij van groot belang. Voor het netwerk is kennis van de keten onontbeerlijk en moet de afgestudeerde in staat moeten zijn om te kunnen denken in toegevoegde waarde begrippen. Ook spelen analytische vaardigheden een grote rol. Het kunnen uitwerken van de financierbaarheid van projecten en internationaal kunnen benchmarken voor het mede bepalen van de duurzaamheidagenda. Anderzijds moet de afgestudeerde kennis hebben van de keiharde techniek. Denk hierbij aan materialenkennis, energiebalansen en productontwerp.
20
Kansen voor de Master DIM liggen er m.n. door die te positioneren als een opleiding die: • het zwaartepunt legt op sectorgerichtheid in het private domein • het publieke en private veld met elkaar verbindt • zowel sectorgenerieke als sectorspecifieke aspecten in zich heeft Hiermee biedt de opleiding deelnemers de unieke gelegenheid voor zowel veel uitwisseling met andere partijen alsook specialisering binnen een bepaalde sector.
Ambitieniveau Tijdpad De strategie is eerst een onbekostigde opleiding ontwikkelen en introduceren gericht op professionals met 5 tot 10 jaar werkervaring. Het draagvlak onder externe stakeholders is aanwezig. Bovendien geven zij aan dat voor hen niet het prijskaartje maar de meerwaarde van de opleiding bepalend is. Met de ontwikkeling van deze opleiding kan nu al worden aangevangen. Parallel kan een macrodoelmatigheidsonderzoek worden uitgevoerd met als doel om accreditatie en bekostiging van de opleiding te bewerkstelligen. Indien en zodra dat met succes is gebeurd kan ook een bekostigde opleidingsvariant in de markt worden gezet. De ontwikkeling van de (vooralsnog) onbekostigde masteropleiding DIM zal plaatsvinden in de periode najaar 2010 – voorjaar 2011, met als doel marktintroductie in augustus 2011. Positionering De opleiding zal strategisch worden gepositioneerd op de scheidslijnen tussen enerzijds het publieke en private domein en anderzijds tussen sectorgenerieke en sectorspecifieke opleidingen (zie figuur 2). Het zwaartepunt in de opleiding komt te liggen op duurzame innovatie en technologie met een dominante oriëntatie naar publiek beleid en duurzame ontwikkeling als verbindend element tussen overheden en organisaties. Een belangrijke toegevoegde waarde van de opleiding schuilt in de verbinding met de andere kwadranten. Uit de interviews en concurrentieanalyse komt deze positionering naar voren als de meest onderscheidende en daarmee kansrijke. Figuur 2: Strategische positionering Duurzame ontwikkeling
IDS
SD
EIP
ES RU M
Sector generiek
Alg. innovatiemanagement
ME CS NR M
Sector specifiiek
Positie DIM Optie1
IM*
SIM *
Duurzaam sector- & technologiebeleid PP HD
UE M ES WU
T&P *
Publieke focus: beleid & ontwikkeling
Positie DIM Optie 2
SET
ES UU
Private focus: Innovatie, R&D
Positie DIM Optie3
Duurzame innovatie & technologie
21
Alternatieve positioneringen zijn hoofdzakelijk gericht zijn op óf algemeen innovatiemanagement met duurzaamheid als alom aanwezig onderliggend thema, óf duurzame innovatie en technologie, zonder sterke verbindingen met het publieke domein. De voorkeur gaat vooralsnog echter uit naar de eerder geschetste positionering. Om te voorkomen dat deze in het werkveld wordt ervaren als compromis of onduidelijk, moet deze positionering goed en zorgvuldig onderbouwd moeten worden gecommuniceerd. Opzet van de opleiding Een nadrukkelijk en veel geuite behoefte is een brede opleiding die tevens de mogelijkheid biedt tot verdieping in relatie tot het eigen werkveld. Tevens geeft men aan veel waarde te hechten aan uitwisseling van visies, kennis en ervaring met andere partijen, zowel uit de eigen sector als daarbuiten. Dit biedt kansen om de opleiding te gaan aanbieden in vorm van sectorgerichte profielen, met crosssectorale dwarsverbanden (bijvoorbeeld studiereizen) ten behoeve van uitwisseling tussen deelnemers (zie figuur 3). Figuur 3: Opleidingsopzet via sectorgerichte profielen met crosssectorale dwarsverbanden
Samenwerking Het vakgebied Duurzame Innovatie is zeer breed en bovendien voortdurend en snel in beweging. Op dit gebied een onderscheidende kennispositie opbouwen is niet eenvoudig. Dat weten ook de partijen in het werkveld, dus zal het straks moeite kosten naar hen geloofwaardig te maken dat Avans een onderscheidende kennispositie heeft ontwikkeld en deze gebruikt in haar opleidingen op het gebied van duurzame innovatie. Daarom verdient het aanbeveling samenwerking te zoeken met een Nederlandse of buitenlandse vooraanstaande instelling. Zo kan Avans in relatief korte tijd, zowel binnen Nederland als ook in het buitenland, een sterke en internationale reputatie opbouwen op het gebied van duurzame innovatie en een wervende uitstraling geven aan de masteropleiding DIM. Hiermee vergroot de aantrekkingskracht op deelnemers in binnen- en buitenland.
22
Adressering van doelstellingen Avans Avans heeft bij haar beleidsontwikkeling omtrent het speerpunt Duurzaamheid enkele doelstellingen geformuleerd. Het omschreven ambitieniveau komt op de volgende wijze hieraan tegemoet: • Masteropleiding DIM met meerdere profielen vormt aansprekende invulling van speerpunt Duurzame Innovatie over de academiegrenzen heen; • Positionering en diepgang van de masteropleiding DIM bevordert de profilering, kennisontwikkeling en professionalisering van Avans; • Door samenwerking met Nederlandse of buitenlandse toppartner kan Avans in relatief korte tijd hoogwaardige opleiding opzetten met grote (internationale) aantrekkingskracht • Grote behoefte van marktpartijen aan sterk praktijkgerichte opleiding plus hun bereidheid hieraan mee te werken, versterkt toegepast onderzoek i.s.m. marktpartijen.
Filosofie van het leerproces Op het gebied van de bedrijfswetenschappen is sprake van een snelle evolutie van het bedrijfskundig instrumentarium. Aan de ene kant is sprake van een voortdurende innovatie m.b.t. modellen, zienswijzen, checklists, organisatievormen etc. Aan de andere kant blijven oude interne problemen m.b.t. sociale tegenstellingen, aansturing, binding en beloning en externe problemen m.b.t. de markt, vernieuwing van producten en diensten en concurrentie bestaan. Heel in het algemeen kan worden geconstateerd dat hiërarchie in organisaties voor een deel plaatsmaakt voor zelforganisatie en zelfsturing met een zekere nadruk op persoonlijke ontwikkeling, dat massaproductie met proces en lijnfabricage tendele wordt verruild voor batchgewijs of projectmatig werken om flexibel op segmenterende en veranderende markten en doelgroepen te kunnen inspelen. We zien zowel tendenties naar kleinschaligheid als naar grootschaligheid (of combinaties in verschillende vormen: in- en externe netwerken binnen bedrijven). Belangrijke aspecten zijn hierbij globalisering en europaïsering en grotere sociaal-culturele differentiatie (de “multiculturele samenleving”). Dit betekent voor opleidingen dat studenten geschoold moeten worden in de oude paradigma’s die nog steeds hun structurerende werking (in nieuwe vormen hebben behouden), maar anderzijds oog moeten hebben voor netwerkachtige en socio-technische organisatiestructuren. Studenten worden geacht op dit vlak te kunnen adviseren op basis van onderzoek maar ook managementposities te kunnen innemen. Deze veranderingen stellen niet alleen hogere eisen aan het bedrijfskundig inzicht, maar vooral ook aan het organisatie-psychologisch en sociologisch inzicht waar het het interne en externe functioneren van bedrijven betreft en de toenemende complexiteit waarin geopereerd moet worden. Sociale en communicatie vaardigheden moeten duidelijk aanwezig zijn. Vernieuwingen zijn heel duidelijk gericht op het uitrusten van de student voor het functioneren in veranderende beroepenvelden. Vakinhouden worden geacht snel te verouderen, en het is dan belangrijker dat beroepsbeoefenaren zich nieuwe inhouden en vaardigheden snel eigen kunnen maken dan dat ze over basiskennis en vaardigheden beschikken die geacht worden een beroepslevenlang mee te gaan. Samenwerken in projecten is een ander kenmerk, en hiermee komt het sociaalorganisatorische functioneren sterk aan de orde, waarbij communicatiecapaciteit op verschillende niveaus en organisatie/planningsvaardigheden, gekoppeld aan een open en flexibele houding van groot belang zijn. Landelijk heeft dit geleid tot nadere invulling van het 23
begrip competentie, waarbij integratie van kennis en vaardigheden gericht op het kunnen uitvoeren van bepaalde complexe taken die behoren bij een bepaald beroep centraal staat. Ook voor de masteropleidingen zijn (en worden) dergelijke competenties ontwikkeld. Het is duidelijk dat in een nieuw curriculum deze competenties belangrijke uitgangspunten zijn. Hierbij passen ook nieuwe onderwijsvormen, waarbij gedacht kan worden aan verbeteren van de studie en leerhouding (leren-leren), training in onderzoeksmatig en projectmatig werken en nieuwe begeleidings- en beoordelingsinstrumenten (assesments), werken met persoonlijke ontwikkelingsplannen en het bijhouden van een eigen port-folio.
Kennis van samenwerkende coalities Bedrijven zijn niet alleen technische systemen, het zijn vooral menselijke systemen waarbij externe en interne sociale processen een grote rol spelen… Naast de traditionele organisatiekunde dienen studenten meer inzicht te krijgen in de verschillende groeperingen die deel uitmaken van een bedrijf, hun onderlinge relaties (maar ook de externe inbedding van groeperingen in maatschappelijke groeperingen) verdienen meer aandacht. Dit impliceert naast de traditionele klassieke organisatiekunde het verschaffen van inzicht in organisatie- en arbeidssociologische vraagstukken. In dit kader verschijnt de organisatie niet alleen als een systeem, maar ook als een coalitie van mensen en groeperingen met slecht ten dele gemeenschappelijke belangen. Echter structuren en processen zijn niet los van elkaar te denken. Structuren worden dagelijks in de werkzaamheden van mensen (in de processen die plaatsvinden) vormgegeven (en bevestigd) soms ook (bedoeld of ongemerkt) veranderd. Voor het goed begrijpen van bedrijven is kennis en inzicht in de algemene en bedrijfsmatige relaties met de omgevingsniveaus van groot belang. Waar de omgevingsrelaties veranderen en vaak complexer worden (meer interdependenties) , waar de eisen die aan bedrijven gesteld worden steeds hoger komen te liggen, is een overzicht over het geheel van de veranderende relaties en de cumulatieve doorwerking in het bedrijf van groot belang. Dit impliceert dat studenten in vergelijking met de huidige opleidingen meer oog dienen te krijgen voor de meer algemenere en sociologische aspecten van de omgevingsrelaties. En daardoor wellicht in staat moeten zijn meer verantwoord te kunnen ondernemen.
Onderscheidend vermogen De opleiding moet zich onderscheiden van het huidig aanbod. Nadruk moet gegeven worden op action learning. In Action Learning wordt in groepsverband aan de hand van opdrachten en de ervaringen daarmee van de deelnemers, praktijkvraagstukken verkend. Deelnemers aan Action Learning werken, ieder voor zich, aan een reëel probleem. Het gaat om een opdracht die door een deelnemer geworven wordt bij een opdrachtgever in de organisatie waar hij werkt. De opleiding dient dan wel het werken aan deze opdracht als een bijdrage aan de competentieontwikkeling te erkennen. De deelnemer neemt deel aan een Action Learning groep en levert daar zijn bijdrage. Deelnemers kunnen afkomstig zijn uit verschillende bedrijven of hetzelfde bedrijf, verschillende sectoren of dezelfde sector. De groep bestaat bij voorkeur uit 5 of 6 deelnemers. De opdracht kunnen gelijksoortig zijn maar dat hoeft niet. De omvang van de opdrachten is wel vergelijkbaar.
24
Kenmerk van action learning: • De feitelijke beroepssituatie is bij Action Learning het uitgangspunt en niet een gesimuleerde situatie. Er is sprake van co-creatie met de eigen organisatie. • De projecten bij Action Learning zijn in principe individueel. • Studenten brengen bij Action Learning hun eigen problematiek in en deze kan verschillen van die van andere studenten. • Bij Action Learning is taakverdeling met andere studenten binnen een zelfde project niet mogelijk. Studenten hebben te maken met alle aspecten van het project. • Bij Action Learning wordt gereflecteerd op de aanpak van het probleem. Die wordt vergeleken met die van medestudenten met hetzelfde soort probleem. De reflectie levert iets op voor de aanpak in de toekomst. • De student verplicht zich om de context van het probleem te verduidelijken voor anderen zodat zij goed kunnen meedenken over de aanpak en de oplossingen. • Action Learning volgt niet het rooster en de fasering van de opleiding. Een opbouw in complexiteit (bijvoorbeeld operationeel, tactisch of strategisch) kan niet gevolgd worden want problemen komen in dit assortiment en in deze volgorde niet vanzelf langs. Er wordt een eigen opleidingsarrangement geconstrueerd. • Implementatie van oplossingen in de werksituatie vormt bij Action Learning een noodzakelijk onderdeel. Werkervaring van studenten is daarbij gewenst.
25
6. Eindkwalificaties Vanuit het voorgaande zijn de eindkwalificaties van de studenten van de opleiding samengesteld: •
De afgestudeerde heeft de theoretische basis op het gebied van (internationaal) innovatiemanagement, aangevuld met de specifieke vakkennis die aansluit bij zijn of haar geambieerde carrière pad;
•
De afgestudeerde heeft in een contextuele omgeving de vaardigheden en attitudes ontwikkeld die nodig zijn voor de door hem of haar beklede of voor de binnen de realiteit geambieerde functie;
•
De afgestudeerde is door de theoretische kennis, de ontwikkelde competenties en de praktijkervaring breed inzetbaar en kan en wil deze inzetbaarheid toepassen in: -
de (toekomstige) werkgeversorganisatie en in (de verdere ontwikkeling van) zijn of haar vakgebied;
•
De afgestudeerde heeft een onderscheidend vermogen opgebouwd ten opzichte van zijn of haar concurrenten op de (internationale) arbeidsmarkt en kan door zijn of haar adaptief vermogen snel doorstromen naar een hogere functie;
•
Door de programmaduur van 1 jaar kan de afgestudeerde relatief snel doorgroeien naar hogere functies en relatief snel zijn of haar investering in tijd, geld en energie terugverdienen;
•
De afgestudeerde is in staat verantwoordelijkheden te dragen en (samen) te werken met mensen afkomstig vanuit verschillende culturen en/of verschillende niveaus binnen de organisatie waarin hij of zij werkt;
•
De afgestudeerde is in staat zijn of haar academische capaciteiten en persoonlijke vaardigheden effectief in te zetten voor doel van de werkgevende organisatie.
Masterniveau Alle afgestudeerde studenten van de opleiding dienen te voldoen aan de volgende eisen, die behoren bij het karakter van de opleiding: • De student geeft er blijk van in staat te zijn om geheel zelfstandig een probleemstelling te formuleren die getuigt van inzicht in de methodologische uitgangspunten, de centrale vragen en de stand van de wetenschappelijke kennis binnen het betreffende vakgebied; •
De student geeft er blijk van in staat te zijn om een onderzoeksplan op te stellen volgens de eisen die daaraan in het vakgebied worden gesteld. De gehele onderzoekscyclus van probleemformulering tot rapportage dient hierbij te worden beheerst. De nadruk ligt daarbij op de individuele verantwoording van de student ten aanzien van de gekozen modellering, een kritische en analytische beoordeling van de onderzoeksgegevens, de conclusies en aanbevelingen;
•
De student geeft er blijk van de primaire wetenschappelijke literatuur binnen het vakgebied (dat wil zeggen, die literatuur die direct op het desbetreffende vakgebied van toepassing is) op een zodanige manier te beheersen dat hij of zij in staat is:
26
-
op een analytische en kritische manier verslag te doen van bestaande analyses en openstaande problemen binnen het eigen vakgebied; voor openstaande problemen nieuwe en creatieve oplossingen aan te dragen; aan een corpus van – bestaand of al dan niet tijdens veldonderzoek vergaard nieuw – materiaal nieuwe onderzoeksvragen te stellen.
•
De student geeft er blijk van over een zodanige ‘helikopterview’ te beschikken dat hij de wetenschappelijke ontwikkelingen binnen het eigen vakgebied kan bezien binnen de context van aanverwante theorieën (secundaire literatuur) op het gebied van internationaal management;
•
De student geeft er blijk van inzicht te hebben in de implicaties die wetenschappelijke ontwikkelingen binnen het eigen vakgebied (kunnen) hebben voor aanverwante disciplines en vice versa;
•
De student geeft er blijk van in staat te zijn om een studie te schrijven die wat betreft het taalgebruik en de vormgeving voldoet aan de eisen die daaraan in het vakgebied verondersteld mogen worden.
Dublin Descriptoren Om het niveau van de eindtermen van de Mastergraad te bepalen, worden de Dublindescriptoren ( 2nd cycle) als uitgangspunt genomen. Het gaat daarbij om kennis en inzicht, het toepassen van kennis en inzicht, oordeelsvorming, communicatie en leervaardigheden. Kennis en inzicht Heeft aantoonbare kennis en inzicht, gebaseerd op de kennis en het inzicht op het niveau van Bachelor en die deze overtreffen en/of verdiepen, alsmede een basis of een kans bieden om een originele bijdrage te leveren aan het ontwikkelen en/of toepassen van ideeën, vaak in onderzoeksverband. Toepassen kennis en inzicht Is in staat om kennis en inzicht en probleemoplossende vermogens toe te passen in nieuwe of onbekende omstandigheden binnen een bredere (of multidisciplinaire) context die gerelateerd is aan het vakgebied; is in staat om kennis te integreren en met complexe materie om te gaan. Oordeelsvorming Is in staat om oordelen te formuleren op grond van onvolledige of beperkte informatie en daarbij rekening te houden met sociaal-maatschappelijke en ethische verantwoordelijkheden, die zijn verbonden aan het toepassen van de eigen kennis en oordelen. Communicatie Is in staat om conclusies, alsmede de kennis, motieven en overwegingen die hieraan ten grondslag liggen, duidelijk en ondubbelzinnig over te brengen op een publiek van specialisten of niet-specialisten. Leervaardigheden Bezit de leervaardigheden die hem of haar in staat stellen een vervolgstudie aan te gaan met een grotendeels zelfgestuurd of autonoom karakter. 27
BIJLAGE A: Geleverde input door elk van de respondenten 1. Welk belang hecht uw organisatie aan duurzame innovatie? Waaruit blijkt dat? Wooninc • Duurzaamheid steeds belangrijker maatschappelijk thema. Voor organisatie als Wooninc daardoor ook belangrijk, vanwege maatschappelijke rol. • Drivers voor Wooninc zijn maatschappelijke betrokkenheid en competitief voordeel (beter verkoopbare huizen). • Financieel is het nog een moeilijk verhaal: de investeringen in duurzaamheid van woningen zijn vooralsnog aanzienlijk groter dan de revenuen. • Nog weinig marktwerking; daarom stimulering door overheid nog belangrijk. PointOne • Duurzaamheid leeft wel bij de leden, maar heeft binnen PointOne nog weinig aandacht gekregen. Waarschijnlijk wordt het de komende tijd belangrijker. • Duurzaamheid moet nu nog gesuggereerd worden naar de leden en dan maar hopen dat het opgepikt worden • Tijdens PointOne congres is duurzaamheid en sluiten van ketens een thema geweest Dow • Dow heeft corporate duurzaamheiddoelstellingen, echter m.n. m.b.t. eigen operations: energieverbruik, biomaterialen, afval en emissies • Drivers voor Dow qua duurzaamheid: publieke opinie, imago, wet- en regelgeving, corporate doelstellingen, vraag van klant; Dow ligt voorop, geeft competitief voordeel • Duurzaamheidsdoelen: o Human Aspects: safety o Geen milieugerelateerde incidenten o Reduceren emissies naar de lucht: o.a. CO2 o Community: verbeteren samenleving, e.g. lichtere materialen, sustainable chemical production, stoffen hergebruiken Sabiq • Hete adem van NGO’s als Greenpeace. Wie is de Judge. • Drivers: imago, innerlijke overtuiging • Business case / trade off (market share) van sustainability nog niet duidelijk; vooral voor glazen huis toepassingen • Oude eisen aanpassen aan nieuwe situatie • Omschakeling heeft veel voeten in aarde • Demonstrators nodig die vraag triggeren Fuji • Verandering ingezet met bottom-up initiatieven (ideeën funnel) Vanderlande • Zeer relevant thema voor Vanderlande en zijn klanten, mede door druk overheid • Andere driver: labiele/stijgende materiaalprijzen, labiele beschikbaarheid Ericsson • Uitdaging: CO2 reductie • ICT industrie is voor 2% verantwoordelijk voor de CO2 uitstoot • Belangrijk: hoe kan de ICT industrie bijdragen om de overige 98% te verminderen potentie is 15-20% energiebesparing 28
Stork • Stork mikt op de markt van zware industrie, die niet energie-efficiënt is. Essent • Duurzaamheid is de core business van Essent. • Processen zijn 9001 gecertificeerd. • De innovatiedynamiek is minder sterk vergeleken met de high tech industrie, maar de impact is hoog. Strukton • Strukton denkt na over het vraagstuk in hoeverre zij een innovatieve speler zullen zijn op het gebied van duurzaamheid. Ahrend • Ahrend is koploper op het gebied van duurzaamheid. • 1992: eerste bedrijf met duurzaamheidverslag. • Ecodesign: Ahrend is de eerste in zijn branche. EZ • Vanuit EZ wordt vooral gekeken naar het economisch perspectief • Duurzaamheid ziet EZ wel als belangrijk, maar niet als háár prioriteit (meer van VROM) • Duurzaamheid en 3P’s door steeds meer bedrijven en innovatieprogramma’s omarmd • Veel innovatieprogramma’s kennen Human Capital component FME • Duurzaamheid staat nadrukkelijk op het netvlies van de hightech industrie; m.b.t. schaarste materialen, strategische aspecten, energie- en CO2-vraagstuk, etc. • Visie FME en haar leden: oplossingen voor duurzaamheidproblematiek vinden in techniek, gericht op energiereductie en footprint reductie • Leden FME geven aan dat ze qua duurzaamheid een (grotere) rol moeten gaan spelen, er is een andere houding t.o. duurzaamheid aan het ontstaan; maar commerciële motieven zijn doorslaggevend; duurzaamheid wordt steeds meer als concurrentiefactor gezien • Onderscheid NL: focus op slimme oplossingen o.b.v. techniek en met marktrelevantie (onomstreden claims) Gemeente den Bosch • De gemeente wil uitblinken in het markten van de stad, waarbij bepaalde thema’s centraal staan zoals: Gezondheid – kwaliteit van zorg- ,energieneutraal bouwen en wonen maar ook agro, food, zorg, logistiek en ict. Deze sectoren moeten de vernieuwingslag ondersteunen. •
International Centre For Sustainable Excellence Het verbinden van netwerken op het gebied van duurzaamheid. Het introduceren van duurzaamheid in het onderwijs en het betrekken van de samenleving waarbij een duurzame creatie van de kenniseconomie, de kloof tussen innovatie en commercialisatie moet verminderen
Gemeente Breda • Breda wil zich verbinden aan duurzame vraagstukken op het gebied van energie, bio centrales, mobiliteit, en energie conventie. Breda is al 4 achtereenvolgende jaren de duurzaamste stad van Nederland en wil deze positie graag behouden. Daarnaast vraagt men aandacht voor de sociale duurzaamheid. Hierbij valt te denken aan stad 29
van de beeldcultuur, zorg, breedband toepassingen. De rol die de gemeente wil oppakken is het samenbrengen en het stimuleren van initiatieven op duurzame ontwikkelingsprojecten, waarbij de samenleving van de stad voorop staat. Gemeente Tilburg • Tilburg hecht groot belang aan duurzaamheid. Dit is terug te vinden in de vele beleidsnota’s en heeft personeel vrijgemaakt voor uitvoering van duurzaamheidsprogramma’s, middelen en concrete activiteiten. Belangrijke punten zijn oa: isolatie, verduurzamen van samenwerkende organisaties en het betrekken van derden voor het vormen van coalities. Rabobank Breda • Duurzaamheid is de enige manier om bestendig de economie te stimuleren. Het huidig welvaartsniveau staat dit momenteel toe. Rabobank is van mening dat zij verplicht zijn hier een bijdrage aan te leveren. Dit komt tot uitdrukking in haar actieve rol als bankier voor projecten op het gebied van water en fossiele brandstoffen. Philips Lighting Roosendaal • Philips heeft al jaren een duurzaamheidverslag en stuurt op duurzame ontwikkeling van producten. Het betrekt expliciet inkoopcontracten met aandacht voor duurzaam inkopen. Dit is een intern Philips criterium zoals gewicht, verbruik, levensduur en haar producten moeten t.o.v. de concurrent altijd 10 % beter zijn. Dit stimuleert de continue ontwikkeling en innoverend denken.
2. Met welke projecten en vraagstukken op het gebied van duurzame innovatie houdt uw organisatie zich bezig? Wat is uw rol daarin?
Wooninc • Stagiair die het vraagstuk “Wat is duurzaamheid” in kaart brengt. • Duurzaam bouwen op wijkniveau: woning+ gebouwen • Aan EPC (Energie Prestatie Coëfficiënt) voldoen • Toepassen van wind- en zonne-energie, warmte-kou opslag in/op/rondom huizen • Barrières o veel administratieve en legislatieve rompslomp rondom energieopwekking o klant is niet bereid om extra te betalen voor duurzaamheid • Rol Wooninc: Overheid heeft belangrijke regisserende rol d.m.v. wet- en regelgeving en stimuleringsmaatregelen; architecten nemen duurzaamheidaspecten in hun werk mee vanuit eigen beroepsethiek en –overtuiging of vanwege wet-/regelgeving of klantvraag. Wooninc is nog tamelijk volgend maar heeft in aantal projecten wel voortouw genomen. PointOne • Tijdens PointOne congres is duurzaamheid en sluiten van ketens een thema geweest • Nog geen projecten, onderwerp stijgt wel op de agenda Dow • Afdeling Responsible Care, gericht op veiligheid, duurzaamheid e.d.; vertaalt corporate doelstellingen (bijv. 20% energieverbruik uit groene energie) naar doelen voor eigen site • Duurzaamheid in haar producten in mindere mate, en dan nog m.n. op verzoek van klant, bijv. m.b.t. gewichtsbesparing (automotive) 30
• • •
Bezig met projecten: e.g. automotive groep, ontwikkeling van materialen die sterk en licht zijn, waardoor voor auto’s minder uitstoot hebben voorbeeld gericht op product Project smeerolie: voorheen gebaseerd op normale grondstoffen (aardolie) naar biomateriaal casterolie (non food gerelateerd uit India) Eigen rol: coördinatie van duurzaamheidactiviteiten op site Terneuzen
Fuji • Bottom-up ideeën • Nieuw: membranen voor energy & environment t.b.v. waterzuivering, blue energy Vanderlande • Beperking energieverbruik van systemen • Reviseren en recycleren van oude systemen; o.m. slijtdelen vervangen • Transportbanden van PVC: slijtvastheid, grip, aan kunnen drijven • 2-3 projectteams (+/- 15 medewerkers) Ericsson • Flexibel werken • Telecom de auto laten vervangen • Healthcare op afstand • Masten, mobiel netwerk energiezuiniger: bijv. ’s nachts uitzetten • Kabels vervangen met Main Remote Units • Hardware compacter en energiezuiniger • Apparatuur warmtebestendig: geen airco nodig • Alternatieve energiebronnen: windmolen op zendmasten Stork • Stork doet mee aan het groennet project als systeembouwer, waarin restwarmte wordt omgezet in elektriciteit. Essent • Bijv. bouwen van een windmolenpark • CO2-reductie: Carbon Capture and Storage Strukton • Strukton is een speler in een consortium, die meebouwt aan een duurzame wijk. Ahrend • 3 certificaten voor Cradle-2-Cradle producten • Tips en posters in de fabriek • De Groene Zaak: belangenorganisatie, tegenhanger van VNO-NCF • Leercommunity: netwerk met onderwerpverdieping op het gebied van duurzaamheid • Samenwerking met o.a. DSM en AkzoNobel voor ontwikkeling materialen EZ • Diverse subsidieprogramma’s die (duurzame) innovatieondersteunen; maar deze zijn “piek” of thema gebonden; dus algemene opleiding maakt hierin geen kans; daarom aansluiten bij bestaande innovatieprogramma’s met elk hun eigen piek / thema FME • Expliciet bezig met activiteiten m.b.t. duurzame innovatie: boekje “1001 Klimaatoplossingen”, opstart programma “Routekaart naar duurzame hightech keten” 31
Gemeente den Bosch • Bij de gemeente spelen projecten zoals city change centre, stedelijke vernieuwing, energie en water reductie maar ook solar, waterstof en windenergie. Belangrijke partners daarbij zijn het Jeroen Bosch Ziekenhuis, Enexis, Kennispartijen zijn daarbij de HAS op het gebied van agro food en Avans voor veiligheid, duurzaamheid, ICT en gezondheidszorg. De gemeente wil daarbinnen een regisseursrol vervullen ter ondersteuning van de belangrijke spelers in de regio. International Centre For Sustainable Excellence • Het versnellen van de time to market. Belangrijke ontwikkelingen en innovaties dienen sneller toegang te krijgen op de markten. Duurzaamheid mag ook sneller winstgevend gemaakt worden waardoor meerdere bedrijven gestimuleerd kunnen worden door het innoveren van hun producten of diensten. Aandacht wordt gegeven aan collectief maatschappelijk bewustzijn bij de jongere generaties, de samenleving en bedrijven. Gemeente Breda • Duurzaamste stad van Nederland is het uitgangspunt. Projecten op het gebied van elektrisch rijden en het inrichten van 12 oplaadpunten voor elektrische auto’s. Het inrichten en hergebruik van terreinen en gebouwen. 15% van de te leveren energie zal moeten bestaan uit duurzame opwekking. Ook staan projecten op stapel met duurzame mobiliteit. Gemeente Tilburg • Samenwerken met het centre for economic sustainability, en UVT Rabobank Breda • Elke belangrijke aanvraag voor financiering, zal moeten worden vergezeld van een verplichte paragraaf waarin uiteengezet wordt wat het bedrijf aan duurzaamheiddoet. Er is een kortingsregeling voor aantoonbare duurzaamheidsprojecten. Gradle to gradle als leasing van objecten. Grip krijgen op financiering mbt windmolenparken en alternatieve energieprojecten. Philips lighting Roosendaal • TL starters zonder lood of radioactiviteit, verlichting mbv LED als core business, spaarlampen energie efficiency van alle producten en toenemende intelligentie in de techniek. Alle toeleveranciers dienen te beschikken over een duurzaamheidsverklaring waarin hun rol en activiteiten in de keten worden benoemd op dit gebied. Philiips heeft ook een eigen interne duurzaamheidsaudit.
3. Wat verstaat u onder duurzaam innovatie management?
Wooninc • Duurzaamheid en DIM binnen Wooninc nog onbekend terrein • Binnen Wooninc vooral in verband gebracht met energiebesparing • Andere onderwerpen dan energiebesparing: - Duurzaamheid op wijkniveau: woning+ gebouwen, doelgroepen doorstromen in plaats van huizen verbouwen - Stedenbouwkundig: bijv. tuin op zuiden - Architectonisch: duurzame materialen vanzelfsprekend dat men dit doet
laten
32
PointOne • Verschillende soorten aspecten kunnen overzien en afwegen, ook m.b.t. business modellen. Voorbeeld: Océ levert printoplossing duurzaamheid niet alleen energiezuinige machine, maar papier reduceren, want papier is grootste vervuilende factor bijv dubbelzijdig afdrukken als default setting daarvoor moet nieuw business model gebouwd worden, bijv. papier meeleveren regelgeving is daarin echter barrière Dow • Duurzaamheid moet breed gedefinieerd worden = advies • Wat is duurzame innovatie voor Dow: - Ontwikkelen van nieuwe grondstoffen - Meer efficiënte processen - Lichtere en minder milieubelastende materialen en producten Vanderlande • LCM, C2C • Innovatie gericht op energiebesparing, materiaalreductie en schonere materialen Stork • Duurzaamheid en energie-efficiënt worden door elkaar heen gebruikt. Essent • Twee aparte woorden: duurzaamheid en innovatie • Het accent van innoveren ligt op het vraagstuk dat je moet oplossen in plaats van het uitvoeren van proefjes. • Strategische noodzaak van duurzaamheid gaat vooraf aan innovatiemanagement. • Er is geen onderscheid tussen duurzaam en niet duurzaam innoveren. Strukton • Duurzaamheid is een overtuiging, die andere drijfveren heeft dan de gebruikelijke financiële drijfveren Ahrend • Cyclische manier van werken • Parameters om door te ontwikkelen • Niet alleen product, maar ook dienstinnovatie • Niet alleen keten, maar ook kolominnovatie (partners in dezelfde bedrijfkolom) EZ • Duurzaamheid moet integraal onderdeel van bedrijfsvoering worden FME • Managen van technische innovatie gericht op realiseren duurzaamheiddoelstellingen • Techniek belangrijk, maar marktrelevantie net zo • DIM omvat ook PPP/MVO • Loopt uiteen: koplopers vinden systeembenadering, lifecycle denken en TCO belangrijk in DIM; volgers richten zich meer eigen producten en ketenrol/positie • 4 stappen naar duurzaamheid: en nieuwe business concepten: 1. communicatie, 2. productinnovatie, 3. werken aan functionaliteit, 4. veranderingen op systeemniveau • Uitgangspunt: kansen voor nieuwe duurzame businessconcepten • Behoefte aan tools: database, LCA open source, uniforme duurzaamheidmeetlat, audit, traceability/certificering van recyclaten 33
Gemeente den Bosch • Creatieve constructies bedenken voor samenwerking. Het afstemmen van de innovatieagenda’s van de deelnemende partijen. Er moet een goede visie zijn op toekomstige ambities en de innovatieagenda’s kunnen daar leidend in zijn. Foodmarket en electrische voertuigen staan hierin centraal. International Centre For Sustainable Excellence • Kennis,kunde en duurzaamheid gericht op de toekomst. Producten moeten maximaal functioneren binnen de gestelde levenscyclus. Gemeente Breda • Ondergrondse infrastructuur, onderhoudsongevoelig, recyclen van asfalt. Innovatie is hierbij het middel. Duurzaam het doel. Denk aan het hergebruik van gebouwen, certificering van duurzaamheidsprojecten, milieu ontlastend materiaal gebruik, beperking van het gebruik van natuurlijke grondstoffen Gemeente Tilburg • Het gaat ons niet alleen om fysieke maar ook om sociale duurzaamheid. Afwegingen dienen hierop te worden gemaakt. Dit moet integraal zijn en heeft n leidend beginsel. Rabobank Breda • De ondernemer moet niet de les worden gelezen, maar invloed proberen uit te oefenen in de ketenbeheer. Aandacht moet worden gegeven aan het laakbaarheidprincipe naar bedrijf, omgeving en overheid. Energiezuinig produceren en het benutten en delen van branche specifieke data. Het aantonen van de toegevoegde waarde en analytisch vermogen. Philips lighting Roosendaal • Duurzaamheid gaat veel verder dan energiebesparende stoffen. In het ontwerp moet de cradle tot cradle gedachte worden meegenomen. Integer omgaan met personeel en toeleveranciers
4. Welke competenties acht u hiervoor nodig? In hoeverre zijn die al binnen uw organisatie aanwezig? Welke ontbreken nog?
Wooninc • Verder kunnen denken dan voor de hand liggende onderwerpen van duurzaamheid, zoals een zuinige keten of een zonnepaneel • Op meerdere niveaus kunnen denken: - Stedenbouwkundig: bijv. tuin op zuiden - Materialen: ander niveau dan prijs - Volkshuisvestelijk: juiste partijen bij elkaar in de wijk - Financieel, economisch, juridisch • Combinatie theorie en praktijk: nu zijn opleidingen/studenten vaak te theoretisch • Mensen die vanuit een breder perspectief oplossingen kunnen bedenken PointOne • Mensen nodig die high level lijnen kunnen uitzetten, alsook mensen die deze lijnen kunnen uitvoeren • Verschillende soorten aspecten kunnen overzien en afwegen, ook m.b.t. business modellen. Voorbeeld: Océ levert printoplossing duurzaamheid niet alleen 34
energiezuinige machine, maar papier reduceren, want papier is grootste vervuilende factor bijv dubbelzijdig afdrukken als default setting daarvoor moet nieuw business model gebouwd worden, bijv. papier meeleveren regelgeving is daarin echter barrière Dow • Mensen die hele scala kunnen overzien • Zeker in management sfeer Fuji Mensen nodig met: • Goed netwerk en netwerkcompetenties • Bruggen kunnen slaan, intern maar ook naar buiten • Weten wat nodig is (behoeften aanvoelen, kunnen achterhalen), business realisme • Techniek en bedrijfskunde in 1 persoon verenigd (meeste business developers komen voort uit 1 richting/discipline) • Alle facetten kennen Eigen mensen: • Breder laten kijken, buiten eigen gebied/domein Vanderlande • Energiebesparing en materiaalreducties realiseren Ericsson • Duurzaamheid is zeer technische en specialistisch. • Ericsson denkt eerder aan samenwerken, dan competenties in huis te halen. • Snelheid en flexibiliteit wordt belangrijker. Stork • Grootste probleem is niet de technologie, maar de organisatie van duurzaamheidsprojecten. De combinatie techniek en bedrijfseconomie is de gezochte competentie. • Kennis van werktuigbouwkunde, procestechnologie, chemische procestechnologie, financiën, externe partnerships, marktdynamiek, subsidieaanvragen, vergunningen. Essent • Er bestaat binnen Essent een toenemende vraag naar mensen die op strategisch niveau kunnen denken over innovatie. • Techniek, geen design en geen gebruikersgemak innovators • Mensen met vakkennis: bijv. energietechnologen, geen bedrijfskundigen • Brede algemene ontwikkeling Ahrend • Alle disciplines hebben baat bij duurzaamheid, maar vooral productie en productontwikkeling EZ • Ook overheden behoefte aan medewerkers met DIM-competenties • Competenties op het snijvlak van verschillende sectoren en progamma’s FME • Koplopers zien nieuwe competentiebehoeften, m.n. m.b.t. systeemdenken, bruggen bouwen, multi-disciplinariteit; volgers denken DIM vanuit eigen mensen en competenties aan te kunnen 35
Gemeente den Bosch • Het kunnen coachen van de spelers in de markt. Kennis hebben van markt en toepassingen. Initiërende opstelling,markt bestuderend, stimulerende persoonlijkheid. Het kunnen inrichten van ronde tafel gesprekken, gericht op vernieuwing. De voorzittersrol en verbanden kunnen leggen. International Centre For Sustainable Excellence • Openstaan voor anderen, bijeen kunnen brengen van diverse groepen. Relaties opbouwen met Brussel, rijk, provincie en gemeente. Kunnen denken vanuit een thematische orientatie.. Gemeente Breda • Sence of urgency. Wat zijn de belangrijkste agenda’s. Het aan elkaar kunnen koppelen van initiatieven en het kunnen verkopen van de latente behoefte. Sterke financiele orientatie en kennis van milieu. Inzicht in trends en marktvraag en het doorontwikkelen daarop. Gemeente Tilburg • Competenties van kennis en productie. Politiek draagvlak kunnen verkrijgen en bestuurs- akkoord. Expertise hebben ter bepaling van intern projectmanagement of extern uitbesteden. Kunnen denken in beleidskaders en heel bewust zijn van eigen kennis en tekortkomingen Rabobank Breda • De klant in de circel van duurzaamheid zien te krijgen. Modeleren van duurzaamheidsvraagstukken, empatisch vermogen. Kennis van benchmarking en cijfermatig goed onderlegd. Inlevend vermogen. Communicatief en metacognitieve vaardigheden bezitten. Philips lighting Roosendaal • Kennis van productontwerp, energiebalansen kunnen opstellen, tabel van mendeljev en keiharde techniek beheersen. Aan de andere kant in staat zijn tot vaardig zijn in netwerken, zelfkennis, talenten kunnen ontwikkelen en het primaire productieproces tot in de kern begrijpen.
5. Hoe zou volgens u de masteropleiding Duurzaam Innovatie Management moeten worden opgezet qua inhoud, vorm en randvoorwaarden?
Wooninc • Essentie van de master: naast de specialisatie een extra dimensie toevoegen. • Verschillende niveaus: gebouw, materiaal, stedenbouwkundig, juridisch, regels en wetten, lobby bij instanties, energiebedrijven • Basis vanuit opleiding en/of praktijk met aanvulling, bijv. o Bouwkundige met aanvulling regelgeving o Economie/Recht met specialisatie bouw • Lastig om aan te geven welke modules in de opleiding moeten • In 1e instantie huidige werknemers naar de opleiding sturen, later master studenten aannemen; leeftijd niet relevant (nu jong team) PointOne • Duurzaamheid is niet iets typisch voor HBO of typisch iets voor universiteit. Het is een mooie aanvulling op meerdere niveaus. 36
•
Doelgroep: Zowel managers en specialisten op het hoogste niveau die de lijnen uitzetten (20 jaar ervaring), om hun kennis hoog en hun werk aantrekkelijk te houden, als mensen daaronder die de uitgezette lijnen kunnen uitvoeren
Dow • Voorkeur: mensen die al een tijdje in de industrie werken en die zich specialiseren in DIM • Niet direct iets voor studenten die net van school komen • Kosten geen issue indien de opleiding de visie van Dow ondersteunt: waarde van de opleiding voor wat we er mee willen en kunnen is voornaamste • Aantal potentiële studenten: 2-3 bij Dow Fuji • Brede kennis, maar ook voldoende diepgang geven aan opleiding Vanderlande • Specialisaties • Technische basis • Kennis van reversed logistics Ericsson • De opleiding kan sectoren bij elkaar brengen en nieuwe werkmethoden ontwikkelen. • Doelgroep: werkenden • Geen mening wat betreft samenwerken met andere universiteiten en hbo’s Stork • Case study opzet met technische, organisatorische en financiële cases Essent • We willen studenten het innovatieproces leren, waarbij ze een inschatting kunnen maken van de gevolgen voor duurzaamheid. • Doelgroep: mensen die werken bij Essent met werkervaring Ahrend • Vooral geschikt voor koplopende bedrijven • Avans moet samenwerken met een universiteit. EZ • Waarom geen onderdeel van bestaande opleiding? • Aansluiten bij bestaande innovatieprogramma’s met elk hun eigen piek / thema o HTAS: automotive o PointOne: high tech industrie o Chemie o Life Sciences: LifeTecZONe o Materialen: Crossroads o Food & Nutrition o Water & maritiem o Logistiek: Dynalog FME • Veel focus op techniek • Niet veel generieke en bedrijfskundige kennis • Aansluiting bieden op sectorspecifieke praktijk (profielen) 37
• • •
Marketingaspecten belangrijk, juridische minder (vraag je expert voor) Bij elkaar in de keuken kijken is belangrijk, maar moet wel bij elkaar in de buurt liggen (dus bijv. geen overheden en industrie bij elkaar zetten) Meeste behoefte aan deeltijdopleiding voor practitioners
Gemeente den Bosch • Gemeenschappelijkheden bij elkaar brengen voor duurzame vernieuwing. Omgaan en delen van elkaars innovatie agenda.. Sterk analytisch, inzage in marktontwikkelingen, economie en maatschappij. International Centre For Sustainable Excellence • Zien, voelen en ervaren. Netwerkbijeenkomsten als communities voor leren. Wereldwijde orientatie op ontwikkelingen. Producten en processen van deelnemende kandidaten benutten voor het leerproces. Gemeente Breda • Strategisch niveau aanspreken, trends en toepassingen uitwerken. Experimenteel karakter en netwerken. Gemeente Tilburg • Multidisciplinair. Duurzaamheid is geen enkelvoudig technisch vraagstuk. Implementeren van technologie en procesintegratie van mensen en middelen. Bedrijfsmatige modellen beheersen. Brede opleiding met Internationale orientatie. Gedegen kennis van techniek. Rabobank Breda • Vanuit een ondernemersperspectief naar de werkelijkheid kunnen kijken. Etische afwegingen, wijsbegeerte en changemanagement. Het kunnen faciliteren van duurzaamheidspricipes en financierbaarheid van projecten kunnen uitwerken en motiveren. Philips lighting Roosendaal • Affiniteit met het werkveld. Sturen op verantwoorde keuzes. EU wetgeving en final performance management. Tijdens de opleiding direct met de praktijk beginnen en inbrengen. Eigen interne bedrijfsvoering en begrippen als winstgevendheid en duurzaamheid als complexe factor uitwerken in eigen bedrijfsituatie. 6. Op welke aspecten zou de masteropleiding zich moeten onderscheiden van andere, reeds bestaande opleidingen? Wooninc • Geen theoretische opleiding; veel praktijk en uitwisseling • Geen kennis van vergelijkbare opleidingen PointOne • Kansen t.o.v. universitaire masters, want: o duurzaamheidinitiatieven op universiteiten op dit moment versnipperd. o multidisciplinaire thema’s moeilijk voor een universiteit: er bestaat geen goede samenwerking en het is een meerjarenplan • Mogelijk past duurzaamheid binnen de vakgroep van Industrial Design (Arnout Brombacher) 38
Dow • Denken in duurzaamheid cultuuromschakeling o Nu incidenteel denken aan duurzaamheid, maar niet structureel • Ervaren hoe mensen uit andere werelden het doen Fuji • • • •
HBO is goed, want praktijkgericht, voor aanpakkers, niet té academisch; met entrepreneurship aandacht heeft voor Fuji beslist ook business belang board van Fuji vooral focus op business efficiency, weinig visie; daarom eigenlijk adviesraad nodig
Vanderlande • Onderwijs m.b.t. energie- en materiaalreductie niet op Ned. Universiteiten, wel in Duitsland (Fraunhofer) Stork • Duurzaamheidmasters aan de TU Eindhoven, In Holland Amsterdam, UT zijn te soft. • Postacademische opleiding Energie-efficiëntie is te technisch. • Universiteit van Tilburg heeft een centrum voor duurzaamheidvraagstukken. Avans moet hier geen kopie van maken. Eerder mee samenwerken. Essent • Concurrentie: IBO (postacademisch bedrijfskundig opleidingsinstituut), Delft TopTech MBE (energieopleiding), EnergieDelta (gasschool) • Avans kan concurreren als het een specialistische opleiding aanbiedt op het gebied van energie. Strukton • Neyenrode heeft een sustainability instituut • In Engeland is er een Schumacher geloofsovertuiging uiteen wordt gezet.
college,
waarin
duurzaamheid
als
Ahrend • Technische Bedrijfskunde, maar een nieuwe route inslaan met duurzaamheid • Men moet aan cherry picking doen qua partners, niet te grote groepen EZ Aansluiten op behoeften bij bedrijfsleven: • Internationaal aansprekende opleiding • Aantrekken en behouden van kenniswerkers • Betere afstemming op arbeidsmarkt en scholing • Grensoverschrijdende samenwerking met bijv. Aken / Leuven (ELAT, Brainport) of Gent (Interreg Zuid Nederland – Vlaanderen)
Gemeente den Bosch • Beleidswetenschappen, brede opleiding, inzicht in de economie, wisselwerking bedrijf en kennisinstelling. Relatie overheid en bedrijven. Spanningsveld economie of winst maximalisatie en groen gebruik. Dualiteit economie en duurzaamheid International Centre For Sustainable Excellence • Ecologie, humanitair handelen, cultuur, natuur, industrie en employability.. 39
Gemeente Breda • Ecologisch opzicht, duurzame productie, cradle to economie,milieu en recyclen van producten en gebouwen.
cradle,
scheikunde,
Gemeente Tilburg • Integrale benadering van techniek, alpha en gamma wetenschappen. Internationale orientatie. Rabobank Breda • Arbeidsmarktproblematiek, MVO, transportvraagstukken, personele beschikbaarheid. Philips lighting Roosendaal • EU wetgeving, rol van Brussel, kwaliteitszorg, technisch goed inhoudelijk en bekwaam. • Kennis van ethiek, politicologie en econometrie. • Het kunnen bouwen op employee strenghts als diversiteitsbeleid.
7. Hoe zou u inhoudelijk en/of organisatorisch kunnen en willen bijdragen aan de ontwikkeling van deze masteropleiding?
Wooninc • Interesse mee te praten met Avans en andere partijen over opzet/invulling van opleiding • Onzeker of hij in de opleiding iets nieuws of interessants te vertellen heeft • Evt. inbreng bij ontwikkeling van opleiding mag niet ten koste gaan van eigen werk PointOne • Hangt van de wensen en doelen van de leden af; als zij iets met duurzaamheid willen, dan gaat dat gebeuren; dan ook mogelijkheden voor samenwerking Dow • Meedenken kan altijd • Gastcolleges geven: Dow heeft mensen beschikbaar gesteld voor cursussen en opleidingen, om maatschappelijke betrokkenheid te laten zien • Betrokkenheid in discussiesessies met andere partijen: interessant voor Dow, kijken hoe anderen denken en doen • Dow heeft deel van site Terneuzen verkocht, nieuwe eigenaar op site dit gebeurt ook bij DSM Chemelot, mensen van DSM gesproken hoe zij dit aanpakken Fuji • Betrokkenheid bij opzet opleiding OK, maar dan wel graag buiten kantoortijden Ericsson • Meedenken met de inhoud van de opleiding • Ziet een expertiserol voor zichzelf in het onderwijs Stork • Stork wil graag meepraten, Revor of iemand anders. Essent • Bereid om mee te praten met een kritische blik op het idee. 40
Strukton • Bereid om mee te werken Ahrend • Interessant om te kijken hoe aantrekkelijk de opleiding wordt en voelt zich als bedrijf ook verantwoordelijk. FME • Graag bereid om deel te nemen aan overleg over opzet van de opleiding Gemeente den Bosch • Brede bereidheid tot deelname. Denk hierbij aan pilotprojecten, samenwerken, ondersteuning bij business cases, gastprekers en samen ontwikkelen. International Centre For Sustainable Excellence • Beschikbaarheid van lokatie en werkplekken, intermediair naar overige belangengroeperingen, stamtafels organiseren waarbij onderwijs, lectoraat en universiteiten kunnen samenkomen Gemeente Breda • Gezamenlijk werken aan herkenbaar landelijk instituut op het gebied van duurzaamheid. Geld, uren, middelen, kennis en experimentele projecten beschikbaar stellen. De verkenning van duurzame stad gezamenlijk doorzetten. Gemeente Tilburg • Ondersteuning op alle niveaus van beleid. Duurzaamheid staat prominent op de agenda. • Deelnemen als raad van advies, beleidscoalities met gemeenten en derden. Rabobank Breda • Rabobank Nederland zal ondersteunen vanuit het directoraat duurzaamheid Rabobank. • Pilots en projecten. Philips lighting Roosendaal • Incidenteel of structureel colleges verzorgen, onderzoek aanbieden, gezamenlijk business creation ontwikkelen. .
41
BIJLAGE A: Vergelijkbare opleidingen Nederland
International Development Studies Netherlands
(MSc.) Wageningen University - Wageningen,
Deals with social transformation processes in rural areas, agro-food chains and the management of the natural environment with a focus on Europe and developing countries within a dynamic international context. MID approaches the study of social, economic, political, technological and environmental change from local and global perspectives. Natural Resources Management (MSc.) Utrecht University - Utrecht, Netherlands The programme aims to prepare the student for a career as a researcher, regulator, manager and/or teacher in the field of or sub-fields of applied science with an emphasis on natural resources and management. Sustainable Development (MSc.) Utrecht University - Utrecht, Netherlands This is a Research Master's Programme. It focuses on the analysis of changes needed to achieve an environmentally and socially accountable society. You will learn how such changes can be analysed and managed, locally and globally, in both the short and the long term. Sustainable Energy Technology (MSc.) Delft University of Technology - Delft, Netherlands The general objective of the SET MSc programme is to give engineers broad knowledge in the field of energy technology and to provide the skills necessary to play a leading role and contribute to real progress. Energy Science (MSc.) Utrecht University - Utrecht, Netherlands The Master's programme in Energy Science studies the sustainability of the production, treatment and use of energy and materials. International Development Studies (MSc.) Utrecht University - Utrecht, Netherlands What are the consequences of increased globalisation for the economies and societies of developing countries? How can we fight poverty and stimulate good governance, participation and sustainable development? International Development Studies focuses on these issues. Management Economics and Consumer Studies Wageningen, Netherlands
(MSc.) Wageningen University -
The focus of the MSc Management, Economics and Consumer Studies programme is on the managerial, economic, environmental and sociological aspects of the production and consumption of food within households and businesses in a sustainable and dynamic environment. 42
Public Policy and Human Development Netherlands
(MSc.) Maastricht University - Maastricht,
This programme from the Maastricht Graduate School of Governance prepares you to pave the road for innovative policy developments in Europe and the world. It emphasises the connection between public policy and decision-making processes: more specifically, the effectiveness and efficiency of governance. You are equipped with a variety of skills, tools and knowledge which you need to work as a policy designer and analyst in public and private institutions at local, national and international level. The specialisations are Food, Health and Development; Globalisation, Trade and Development; Migration Studies; Sustainable Development; Social Policy Financing; Social Policy Design. Sustainable Energy Technology Eindhoven, Netherlands
(MSc.) Eindhoven University of Technology (TU/e) -
Social demand for sustainable energy supplies is growing. The generation and use of energy are becoming more efficient and clean all the time, with increasing use of renewable energy sources such as biomass. The energy market is also changing as a result of internationalization and liberalization. The multidisciplinary character of the Sustainable Energy Technology program helps to anticipate these change processes. Sustainable Energy Technology (MSc.) University of Twente (UT) - Enschede, Netherlands The master programme Sustainable Energy Technology (SET) offers a multidisciplinary technical programme with additional subjects from social sciences, that anticipates the sketched innovations. Environmental and Infrastructure Planning Netherlands
(MSc.) University of Groningen - Groningen,
Environmental and Infrastructure Planning (EIP) focuses on the sustainable planning of infrastructure. Part of the programme is followed in Groningen, the Netherlands and the other part in Bandung, Indonesia. Innovation Management Netherlands
(MSc.) Eindhoven University of Technology (TU/e) - Eindhoven,
The program conveys scientific theories, tools and techniques to manage innovations both within and across companies. You will learn how to apply the knowledge that you gain in carrying out research into innovation management and in industrial applications. Science and Innovation Management (MSc.) Utrecht University - Utrecht, Netherlands You will learn about technology and applications as well as about people and organisations, in order to gain a broad view of all policy, management and strategy aspects involved in realising an innovation. Technology and Policy (Innovation Sciences) (TU/e) - Eindhoven, Netherlands
(MSc.) Eindhoven University of Technology
The courses that you will follow during this internship study will enable you to deepen the knowledge you have already gained, or to supplement it with subjects that are not taught at the TU/e. 43
Environmental Sciences (MSc.) Radboud University Nijmegen - Nijmegen, Netherlands The Radboud University Nijmegen Master´s programme in Environmental Sciences takes an integrated multidisciplinary approach. Biologists, ecologists, environmental specialists and members of the medical profession work together on environmental issues at the Institute of Water and Wetland Research. Nijmegen scientists have an international reputation for their work on poisonous materials, pollution, ecology, nature management and water management. This expertise is reflected in our unique Master´s specializations: Human and Environmental Risk Assessment, Nature & Water Management, and Transnational Ecosystem-based Water Management (TWM). Environmental Sciences (MSc.) Wageningen University - Wageningen, Netherlands The MSc programme Environmental Sciences (MES) is designed for students who want to take up the challenge of finding innovative methods to improve the state of the environment, and sustainable solutions to the threats facing it. Urban Environmental Management Netherlands
(MSc.)
Wageningen University - Wageningen,
Addresses impacts of urbanization such as growing traffic congestion, increasing waste emissions, deteriorating air and water quality, and the unsustainable consumption of energy resources.
België Environmental Management and Sciences (MSc.) Université Libre de Bruxelles - Brussels, Belgium Concilier un environnement sain et durable avec des objectifs d'amélioration du développement humain et de la qualité de vie représente indéniablement l'un des plus vastes chantiers de nos sociétés. Celui-ci engendre aujourd'hui de nombreuses activités reflétant l'hétérogénéité des problématiques environnementales. Le Master en sciences et gestion de l'environnement est organisé avec deux finalités. La finalité spécialisée est particulièrement axée sur la protection du milieu et l'amélioration de la qualité de vie et s'inscrit dans une optique de gestion de l'environnement et de développement durable. Elle apporte aux étudiants, aux origines et motivations variées, le savoir-faire analytique et de synthèse indispensable à une approche académique rigoureuse, mais aussi pratique, des questions environnementales. La finalité Urban Studies est un programme interdisciplinaire en études urbaines, donné entièrement en anglais.
AVANS masters Masterclass ICT & strategisch management van technologie en innovatie De Masterclass ICT & strategisch management van technologie en innovatie maakt deel uit van de opleiding Master of ICT & business innovation. Alle masterclasses zijn onderdeel van één strategische benadering van business innovatie: het raakvlak tussen organisatiepositionering, bedrijfsprocessen en ICT. Elke masterclass behandelt de onderwerpen vanuit strategisch oogpunt. Het strategisch (leren) inzetten van ICT is het primaire doel van de opleiding. Om tot dat strategische inzicht te komen is verankering van kennis en inzicht (zowel ICT als bedrijfskundig) op operationeel en tactisch niveau wenselijk 44
en soms zelfs noodzakelijk. Tijdens deze masterclass komen de onderdelen Persoonlijke Effectiviteit en Methoden en Technieken ook aan de orde. In deze masterclass komen de volgende onderwerpen aan bod: - Technologie Management en Innovatie - Innovatie in de praktijk - Open innovatie - Innovatie en IT-Gouvernance - TRIZ - Innovatie en bedrijfsstrategie - Duurzaam innoveren - FOCISS Matrix Masterclass Technology & Management In ontwikkeling
Lectoraten Lectoraat Duurzame Bedrijfsvoering Hogeschool Avans Hogeschool Lector dr. ir. Jan Venselaar Beschrijving ‘De strategie van op duurzaamheid gerichte innovatie' De kenniskring ontwikkelt kennis ten behoeve van bedrijven, overheden en het onderwijs. Het onderzoek wordt geïnitieerd vanuit de vragen die bedrijven, lokale overheden en anderen hebben ‘op hun weg naar een duurzamere bedrijfsvoering'. Er worden daarvoor methoden en praktisch bruikbare ‘instrumenten' ontwikkeld. Uitgangspunt daarbij is steeds vanzelfsprekend dat een gezond bedrijf uiteindelijk een duurzaam bedrijf is: ‘we zoeken de winst van duurzaamheid'. De kenniskring wil in samenwerking met (MKB) bedrijven proberen te komen tot een praktische aanpak die tot een goede combinatie leidt van bedrijfseconomische resultaten, investeren in de toekomst, inspelen op maatschappelijke randvoorwaarden en voldoen aan wet en regelgeving op divers terrein. Een goede balans tussen korte en lange termijn doelen is daarvoor nodig. Lectoraat Duurzaam Ondernemen Lector dr. Hans van Weenen Hogeschool Christelijke Hogeschool Windesheim Definitie Zijn definitie van duurzaam ondernemen die hij tijdens de introductiebijeenkomts lanceerde, luidt: "Duurzaam ondernemen behelst de structurele verandering van bestaande en de ontwikkeling van nieuwe systemen van productie en consumptie. Uitgaande van een significant lager niveau van gebruik en verbruik van grondstoffen en energie. Gebaseerd op hernieuwbare materialen en stromingsbronnen. Gericht op de markten van de toekomst. Samenwerkend met ontwikkelingslanden voor het opheffen van armoede en het tot stand brengen van bedrijfspraktijken voor eerlijke verdeling en gelijkwaardigheid. Met bescherming en ontwikkeling van de natuur voor een bewuste overdracht aan volgende generaties. Beschrijving Het lectoraat Duurzaam Ondernemen denkt mee met bestuurders en ondernemers over strategisch beleid, duurzame bedrijfsvoering en netwerken van bedrijven. Duurzaam Ondernemen richt zich op de toekomst: in wat voor samenleving willen wij leven, in welke relatie met elkaar, met mensen in ontwikkelingslanden en met de natuur? En hoe willen we dat toekomstige generaties op ons terug kijken? Wat zijn de grote uitdagingen die 45
om toekomstgericht ondernemerschap vragen? Hoe zullen we die met elkaar, lokaal en regionaal aanpakken? Denk aan onderwerpen als de kwaliteit van het leven, van de woonen werkomgeving, de sociale omgeving en stedelijke vernieuwing. Het gebruik van grondstoffen, energie, water, natuur en ruimte. Maar ook de rol van de landbouw, internationale ketens van producten, nieuwe systemen van produceren en consumeren. De vervulling van de levensbehoeften van de sterk toenemende wereldbevolking. Doelstelling Het lectoraat wil de dialoog over duurzame innovatie op gang brengen en actief participeren in lokale, regionale, nationale en internationale netwerken. De kennis die wordt ontwikkeld, komt enerzijds ten goede van de kenniscirculatie, de ontwikkeling van onderzoek en de vernieuwing van de curricula van de verschillende opleidingen van Hogeschool Windesheim. Anderzijds wil het lectoraat een platform bieden voor kennisdeling en kenniscreatie in de regio.
46