KSO DERDE GRAAD Studierichtingen:
Ballet Dans Vak: TOEGEPASTE BIOLOGIE Aantal lesuren per week: 1/1
WW-l
(Vervangt leerplan 93150)
1
LESSENTABEL KUNSTSECUNDAIR ONDERWIJS
Derde graad - KSO
Studierichtingen: Ballet Dans
Wekelijkse lessentabel: 36 u. Basisvorming: 17 u. Godsdienst / Niet-confessionele zedenleer Nederlands Frans Engels Wiskunde Geschiedenis Aardrijkskunde Lichamelijke opvoeding
2 4 3 2 2 2 1 1
2 4 3 2 2 2 1 1
AV AV AV AV AV AV AV AV
Optioneel gedeelte: 19 u. Toegepaste biologie
1
1
TV
Algemene muziekleer
1
1
KV
Muziekesthetica
1
1
KV
Kunstgeschiedenis
1
1
KV
Klassieke dans
15
15
KV
Klassieke dans Hedendaagse dans Toneel
10 4 1
10 4 1
KV KV KV
Ballet
Dans
2
INHOUD
Bepaling van de leerlingengroep en beginsituatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3
Algemene doelstellingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3
Leerplandoelstellingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4
Leerinhouden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7
Pedagogisch-didactische wenken en didactische middelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12
Minimale materiële vereisten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 13
Bibliografie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 13
Evaluatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 16
3
BEPALING VAN DE LEERLINGENGROEP BEGINSITUATIE Dit leerplan is van toepassing op de leerlingengroep die in de derde graad KSO de studierichtingen Ballet of Dans volgt. Omdat dit leerplan specifiek is afgestemd op de groep leerlingen van deze studierichtingen, is het samenzetten met leerlingen van andere studierichtingen niet toegelaten. De basisbeginselen van de biologie, de chemie en de fysica, zoals die in de tweede graad onderwezen worden (tenminste project wetenschappen) zijn door de leerlingen gekend. Van deze leerlingen wordt verwacht dat zij de volgende items van de biologie beheersen: bacteriën en virussen als ziekteverwekkers, betekenis van bacteriën, seksueel overdraagbare aandoeningen, gezondheidszorg in verband met stofwisseling en prikkelbaarheid, doping. De leerlingen kunnen een microscoop hanteren. Een beknopte herhaling van sommige basisbegrippen kan noodzakelijk zijn, zeker voor leerlingen die uit studierichtingen komen met minder uren Biologie of Toegepaste biologie.
ALGEMENE DOELSTELLINGEN In de derde graad van deze studierichtingen bezit het leervak Toegepaste biologie een dubbele doelstelling: het moet in de eerste plaats bijdragen tot de algemene vorming van de leerlingen, door hen nauwkeurig te laten observeren, en hun waarnemingen in een eenvoudige schets en/of in een korte, overzichtelijke tekst te laten vastleggen. Zij zullen verder eenvoudige proeven of onderzoekingen uitvoeren en hiervan een beknopt, duidelijk verslag maken. In de tweede plaats dient de Toegepaste biologie een steunvak te zijn voor hun meer beroepsgerichte vakken. In het eerste leerjaar wordt de wekelijkse lestijd gewijd aan de celleer, de weefsels van het menselijk lichaam, het skelet en de stofwisseling. In het tweede leerjaar worden de wekelijkse lestijd besteed aan het spierstelsel, het endocriene stelsel, de zintuigen, evolutie en keuze-onderwerpen.
4
LEERPLANDOELSTELLINGEN De hiernavolgende leerplandoelstellingen worden opgesplitst in: - basisdoelstellingen (minimumdoelstellingen): aangeduid met een streepje (-); ze moeten voor 90% door alle leerlingen bereikt worden; - uitbreidingsdoelstellingen (maximumdoelstellingen): voorafgegaan door "U"; ze leiden tot gedifferentieerd werken. Ze kunnen niet verplicht worden voor alle leerlingen. Na een les of een lessenreeks moeten de leerlingen kunnen: Eerste leerjaar 1. De cel: basiseenheid van leven - de microscopische bouw van enkele celpreparaten weergeven; - de submicroscopische bouw van de cel weergeven; - de structuur en de functie van de celorganellen beschrijven; - de indeling van de organellen (met of zonder membraan) geven; - de structuur en de functie van het cytoplasma en het plasmamembraan beschrijven; - de verschillen tussen een plantaardige en een dierlijke cel aangeven; - de begrippen "autotroof" en "heterotroof" uitleggen; - de fotosynthese en de ademhaling beschrijven; - met voorbeelden de differentiatie van de cel illustreren; (U) uitleggen hoe de groei van een organisme gebeurt; - de verschillende organisatieniveaus van een menselijk organisme (cel - weefsel -orgaan orgaanstelsel - organisme) uitleggen; (U) de veel gebruikte statische richtingaanduidingen uit de anatomie gebruiken; 2. De weefsels van het menselijk lichaam - uitleggen wat een weefsel is en een overzicht van de verschillende soorten weefsels geven; - de microscopische bouw van epitheelweefsel beschrijven; - aangeven waar epitheelweefsel in het menselijk lichaam voorkomt; - de functie van epitheelweefsel uitleggen; - de microscopische bouw van bindweefsel beschrijven; - aangeven waar bindweefsel in het menselijk lichaam voorkomt; - de functie van bindweefsel uitleggen; - pezen en banden beschrijven en vergelijken; - de bouw van kraakbeenweefsel en van beenweefsel beschrijven en vergelijken; - de verschillende soorten kraakbeen opsommen; - hyalien of glasachtig kraakbeen beschrijven; - elastisch kraakbeen beschrijven; - vezelig kraakbeen beschrijven; - aangeven waar men kraakbeen vindt; - een dwars micropreparaat van een been beschrijven; - de verschillende beentypes van het menselijk lichaam opsommen; - lange beenderen, platte beenderen en korte beenderen beschrijven en vergelijken; - de beenvorming uitleggen; (U) het groeiproces van de lange beenderen uitleggen; - de microscopische bouw van bloedcellen beschrijven; - de samenstelling van bloedplasma geven; - de verschillende soorten spierweefsel opsommen; - de bouw en de functie van glad spierweefsel beschrijven; - de bouw en de functie van dwarsgestreept spierweefsel beschrijven; - de bouw en de functie van hartspierweefsel beschrijven; - de microscopische bouw van zenuwcellen en zenuwvezels geven; - de werking van zenuwcellen en zenuwvezels uitleggen; - de indeling van de zenuwvezels geven; - aangeven waar zenuwvezels voorkomen; (U) sensibele of gevoelszenuwen en motorische zenuwvezels vergelijken; 3. Het skelet - de functies van het skelet beschrijven; - de belangrijkste delen van het skelet geven en de bouw ervan beschrijven; - de verschillende soorten verbindingen tussen de beenderen opsommen; - verbindingen die geen beweging toelaten beschrijven; - verbindingen die een beperkte beweging toelaten beschrijven;
5 - verbindingen die een min of meer grote beweging toelaten (gewrichten) beschrijven; - de soorten gewrichten opsommen en met voorbeelden illustreren; - de bouw van de verschillende soorten gewrichten uitleggen; - gewrichtsletsels beschrijven; - afwijkingen aan de wervelkolom (lordose, kyfose en scoliose) beschrijven; - afwijkingen aan de benen (o-benen, x-benen) beschrijven; - afwijkingen aan de tenen beschrijven; 4. De stofwisseling - de samenstelling van levende wezens aangeven; - diffusie, osmose en actief transportuitleggen en vergelijken; - een overzicht van het spijsverteringsstelsel geven; - uitleggen wat een enzym is; - de enzymen in het maagsap, alvleessap en darmsap aangeven; - de enzymwerking in het spijsverteringsstelsel beschrijven; (U) de functie van de gal beschrijven; - de resorptie van de verteringsproducten doorheen de dunnedarmwand beschrijven; - uitleggen wat gezonde voeding is; (U) indeling, voorkomen en werking van vitaminen beschrijven; (U) ziekten van het spijsverteringsstelsel beschrijven; - de samenstelling van bloed geven; - de functies van bloed opsommen; - de bloedstolling (eenvoudig) uitleggen; (U) hemofilie beschrijven; - de bouw en de werking van het hart beschrijven; - het begrip bloeddruk uitleggen; (U) mechanismen van transport van deeltjes doorheen de bloedvatenwand beschrijven; - de grote en de kleine bloedsomloop beschrijven; - de samenstelling van lymfe geven; - de functie van het lymfvatenstelsel uitleggen; (U) ziekten van hart en bloedvaten beschrijven; - de microscopische bouw en de fysiologie van de nier beschrijven; - de uitscheiding door het nierstelsel uitleggen; (U) aandoeningen van het nierstelsel beschrijven; (U) de werking van een kunstnier geven; - de uitscheiding door de huid (bondig) uitleggen; (U) de verschillende soorten zweetklieren vergelijken; - de gaswisseling in de longen beschrijven; - het transport van zuurstofgas naar de weefsels uitleggen; - de gaswisseling in de weefsels beschrijven; - het transport van koolstofdioxide naar de longen beschrijven; (U) aandoeningen van de ademhalingsorganen beschrijven; - bouw en functies van de lever beschrijven; (U) leveraandoeningen beschrijven;
6 Tweede leerjaar 1. Het spierstelsel - de functies van het spierstelsel geven; - de verschillende spiertypen opsommen; - de microscopische beelden (in de microscoop, eventueel op foto of tekening) van glad en dwarsgestreept spierweefsel herkennen, de delen met de juiste terminologische benamingen beschrijven en kort hun belang aangeven; - van dwarsgestreept spierweefsel tevens de submicroscopische structuur beschrijven; - de dwarse doorsnede van een skeletspier (macroscopisch en microscopisch) beschrijven; - de specifieke terminologie om een spier te beschrijven, gebruiken; - de energievoorziening van een spier op een schematische manier weergeven; - uitleggen dat elke skeletspier geïnnerveerd wordt; - enkele belangrijke termen (drempelwaarde, latente periode, contractie, relaxatie, tetanus, tonus, wet alles of niets) gebruiken om de werking van een spier te beschrijven; (U) de werking van gladde spieren en van de hartspier beschrijven; - met voorbeelden de werking van antagonistische spieren illustreren; - aangeven welke spieren (wetenschappelijke namen) betrokken zijn bij de beweging en deze spieren herkennen op model en/of op figuur aanduiden; (U) de oorsprong en aanhechting van de belangrijkste spieren van het menselijk lichaam met de juiste anatomische termen beschrijven en de functie van deze spieren uitleggen; - de belangrijkste kringspieren beschrijven; (U) de oorsprong en aanhechting van de belangrijkste mimische spieren met de juiste anatomische termen beschrijven en de functie van deze spieren uitleggen; - spiervermoeienis uitleggen; - letsels en hygiëne van het spierstelsel beschrijven; (U) ziekten van het spierstelsel beschrijven; 2. Het endocriene stelsel - de belangrijkste fysiologische functies van het endocriene stelsel beschrijven; - de bouw en de werking van het endocriene stelsel geven; - uitleggen wat een hormoon is; - de ligging van de voornaamste endocriene klieren bij de mens aangeven; - de belangrijke hormonen in ons lichaam met hun werking beschrijven; - de regeling van de hormonenproductie uitleggen; - de regeling van de glucosespiegel in het bloed uitleggen; - de schildklierwerking uitleggen; - de regeling van de gametenvorming bij de man en bij de vrouw beschrijven; - de ovulatie- en menstruatiecyclus beschrijven; - hormonale niet-hormonale contraceptiemiddelen geven en hun werking uitleggen; 3. De zintuigen - de anatomie en de werking van de zintuigen uitleggen (m.b.t. het gezicht, het gehoor, de smaakgewaarwording, de geurgewaarwording, tast en temperatuurgewaarwording, pijn en jeuk); - de belangrijkste aspecten van gezondheidszorg voor de zintuigen geven; (U) ziekten van de zintuigen beschrijven; 4. Evolutie - de principes van de evolutie geven; (U) de geologische tijdsschaal beschrijven; (U) een kort overzicht van de geschiedenis van het leven op aarde geven; - argumenten voor evolutie geven en met voorbeelden illustreren; - de evolutietheorieën (lamarckisme, darwinisme, synthetische theorie) uitleggen; - de afstamming en de evolutie van de mens beschrijven;
7
LEERINHOUDEN Eerste leerjaar 1. De cel: basiseenheid van leven 1.1. Microscopische studie van enkele celpreparaten 1.2. Submicroscopische studie van de cel 1.2.1. Structuur en functie van de celorganellen. * Organellen zonder membraan - ribosomen - centriolen * Organellen met een enkelvoudige membraan - endoplasmatisch reticulum - golgi-apparaat - lysosomen - vacuolen * Organellen met een dubbele membraan - celkern - mitochondriën - plastiden 1.2.2. Structuur en functie van het cytoplasma en het plasmamembraan. 1.3. Verschillen tussen een plantaardige en een dierlijke cel - begrippen "autotroof" en "heterotroof" - fotosynthese en ademhaling 1.4. Differentiatie van de cel 2. De weefsels van het menselijk lichaam 2.1. Wat is een weefsel ? 2.2. Verschillende soorten weefsels * Epitheelweefsel - microscopische studie van de bouw - waar? - functie * Bindweefsel - microscopische studie van de bouw. - waar? - functie - speciale aandacht voor pezen en banden * Kraakbeenweefsel en beenweefsel - microscopische studie en vergelijking van de bouw tussen kraakbeen en been - indeling van kraakbeen - hyalien of glasachtig kraakbeen - elastisch kraakbeen - vezelig kraakbeen - waar vindt men kraakbeen? - wat toont een dwars micropreparaat van een been? - beentypes van het menselijk lichaam - lange beenderen - platte beenderen - korte beenderen - beenvorming - uit bindweefsel - uit kraakbeen * Bloed - bloedcellen (bekijken onder microscoop) - bloedplasma (bondig; men komt hier later nog op terug) * Spierweefsel (bondig; komt uitgebreid aan bod in het tweede leerjaar) - bouw - functie
8 - indeling - glad spierweefsel - dwarsgestreept spierweefsel - hartspierweefsel * Zenuwweefsel - bouw en werking van zenuwcellen en zenuwvezels (microscopisch) - waar? - indeling zenuwvezels * sensibele of gevoelszenuwen * motorische zenuwvezels 3. Het skelet 3.1. Functies 3.2. Delen van het skelet - Bouw - de schedel - de borstkas - het bekken - de schoudergordel en arm - het been - de wervelkolom - verbindingen tussen de beenderen - verbindingen die geen beweging toelaten - verbindingen die een beperkte beweging toelaten - verbindingen die een min of meer grote beweging toelaten: de gewrichten - de gewrichten - bouw - soorten en voorbeelden - gewrichtsletsels 3.3. Afwijkingen aan het skelet - aan de wervelkolom: lordose, kyfose en scoliose - aan de benen: o-benen, x-benen, overstrekte knie - aan de tenen 4. De stofwisseling 4.1. Celstofwisseling - samenstelling van levende wezens - transport in cellen - diffusie - osmose - actief transport 4.2. Voeding en vertering - overzicht van het spijsverteringsstelsel aan de hand van een model - enzymwerking in het spijsverteringsstelsel - wat is een enzym? - enzymen in het maagsap, alvleessap en darmsap - functie van de gal - resorptie van de verteringsproducten doorheen de dunnedarmwand - gezond door evenwichtige voeding - vitaminen 4.3. Transport van stoffen - samenstelling van bloed - functies van bloed - bloedstolling / bloederziekte of hemofilie - bouw en werking van het hart (bondig; reeds gezien in de eerste graad) - bloeddruk / mechanismen van transport van deeltjes doorheen de bloedvatenwand - grote en kleine bloedsomloop - weefselvloeistof, lymfe , lymfvatenstelsel 4.4. Uitscheiding - door het nierstelsel
9 - bouw (en dissectie) van een nier - fysiologie van de nier - aandoeningen van het nierstelsel - kunstnier - door de huid (bondig) - door de longen - gaswisseling in de longen - transport van zuurstofgas naar de weefsels - gaswisseling in de weefsels - transport van koolstofdioxide naar de longen - aandoeningen van de ademhalingsorganen - door de lever - bouw - functies van de lever - leveraandoeningen Tweede leerjaar 1. Het spierstelsel 1.1. Functies 1.2. Bouw - spiertypen: willekeurige spieren onwillekeurige spieren - bouw van een skeletspier - dissectie van de tweehoofdige kuitspier en de voorste scheenbeenspier bij een konijn onderzoek van een dwarse doorsnede van een skeletspier (macroscopisch en microscopisch) - vorm van de skeletspieren - begrip: spierbuik - kringspieren - microscopische bouw van een skeletspier - begrippen: sarcolemma, sarcoplasma, myoglobine, spierfibrillen - submicroscopische bouw van dwarsgestreept spierweefsel - begrippen: actine- en myosinefilamenten, sarcomeren - bouw van een gladde spier (microscopisch) - voornaamste spieren van het menselijk lichaam (figuren van buikzijde en rugzijde) ( voorzicht en zijzicht van het hoofd) 1.3. Werking van de spieren - bewegingen van dwarsgestreepte spier - prikkelbaarheid en spiersamentrekking - bezenuwing van de spieren - begrip "motorische plaat" - wet van alles of niets - impulsoverdracht van zenuw op spier - antagonistische spieren - buig- en strekspieren - het mechanisme van de spiersamentrekking - enkelvoudige en tetanische spiercontractie - begrippen: latente periode, contractieperiode, relaxatieperiode, refractaire periode, tetanus, kramp, tonus, vermoeidheid - bewegingen van gladde spieren - bewegingen van de hartspier 1.4. Letsels en hygiëne van het spierstelsel - spierverrekking en spierscheur - spierreuma, spit, lumbago - spieratrofie en spierhypertrofie 2. Het endocriene stelsel 2.1. Functies 2.2. Bouw van het endocriene stelsel - Werking - Toepassingen
10 - begrippen: endocriene klier, hormoon - ligging van de voornaamste endocriene klieren bij de mens - belangrijke hormonen in ons lichaam met hun werking - regeling van de hormonenproductie - regeling van de glucosespiegel in het bloed - schildklierwerking - regeling van de gametenvorming bij de man - regeling van de gametenvorming bij de vrouw: de ovulatie- en menstruatiecyclus - contraceptie -hormonale middelen - niet-hormonale middelen 3. De zintuigen 3.1. Het gehoor- en evenwichtszintuig (uitbreiding: werd al behandeld in de tweede graad)
11 3.2. Het gezichtszintuig - beschermende organen - bouw van het oog ( dissectie van een runderoog) - werking van het oog - oogafwijkingen - zien met twee ogen - positieve en negatieve nawerking - gezichtsbedrog 3.3. Het reukzintuig 3.4. Het smaakzintuig 3.5. De huidzintuigen 3.6. Gezondheidszorg voor de zintuigen 4. Evolutie 4.1. De evolutiegedachte 4.2. De geologische tijdschaal 4.3. Kort overzicht van de geschiedenis van het leven op aarde 4.4. Argumenten voor de evolutiegedachte - aanwijzingen uit de paleontologie - aanwijzingen uit de vergelijkende anatomie - aanwijzingen uit de embryologie - aanwijzingen uit de serologie 4.5. Evolutietheorieën - de theorie van Lamarck - de theorie van Darwin - de synthetische evolutietheorie 4.6. De evolutie van de mens - mensapen en mensen: verschilpunten - Lucy, voormensen en echte mensen - Neanderthalers en huidige mensen - overzicht van veel geciteerde namen in de afstammingsgeschiedenis van de mens 5. Keuze-onderwerpen 5.1. AIDS - werd reeds behandeld in de tweede graad - nu dieper op ingaan en de werking van het afweersysteem van de mens erbij betrekken 5.2. Bloedgroepen
12
PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKEN DIDACTISCHE MIDDELEN Om een optimaal rendement te bekomen is het noodzakelijk dat de cursus Toegepaste biologie aansluit met de vroegere lessen biologie. Een goede jaarplanning is belangrijk. Het leerplan is uitgewerkt op basis van minimaal 25 effectieve lesweken per schooljaar. De resterende weken worden gebruikt voor uitdieping en/of verbreding van de leerstof, in functie van de specifieke klassituatie. De leerkracht beschikt over de nodige didactische hulpmiddelen: vers (of geconserveerd) materiaal, micropreparaten, modellen, organen, transparanten, dia's, wandplaten, videofilms, tijdschriften enz. Experimenten spelen een belangrijke rol bij het verwezenlijken van de cognitieve, affectieve en psychomotorische doelstellingen van deze cursus, omdat ze bijdragen tot de ontwikkeling van een groot aantal attitudes. Een groot deel van de beschikbare tijd dient daarom te worden voorbehouden voor demonstratieproeven en voor experimenteel werk door de leerlingen. Voorstel jaarplan 1ste leerjaar Toegepaste Biologie ( 1 lesuur/ week) 1. De cel (ca. 4 lesuren) 2. De weefsels van het menselijk lichaam (ca. 6 lesuren) 3. Het skelet (ca. 7 lesuren) 4. De stofwisseling (ca. 8 lesuren) Voorstel jaarplan 2de leerjaar Toegepaste Biologie ( 1 lesuur/ week) 1. Het spierstelsel (ca. 8 lesuren) 2. Het endocriene stelsel (ca. 4 lesuren) 3. De zintuigen (ca. 7 lesuren) 4. Evolutie (ca. 4 lesuren) 5. Keuze-onderwerp (ca. 2 lesuren)
13
MINIMALE MATERIËLE VEREISTEN De theorielessen moeten steeds gegeven worden in het daartoe bestemde biologielokaal, voorzien van een goed uitgeruste leraarstafel met water, gas en elektriciteit: - dat de demonstratieproeven toelaat; - dat uitgerust is voor projecties (bv. transparanten, videofilms, CD-i en/of CD-rom, dia's). Voor het uitvoeren van de proeven dient het nodige glaswerk aanwezig te zijn. In een goed uitgerust biologielokaal heeft men uiteraard de beschikking over microscopen, handloepen en /of loepen op voet, binoculairs, het nodige dissectiemateriaal, een droogstoof, verwarmingstoestellen (bunsenbranders en/of elektrische verwarmingsplaten), centrifuge. Om de doelstellingen te bereiken is het volgende onontbeerlijk: microscopische preparaten weefselleer, modellen anatomie (schedel, skelet, wervel, pop met spieren van romp en ledematen).
BIBLIOGRAFIE Naslagwerken en handboeken - ANDERSON, J., Grant's Atlas of Anatomy, Willams & Wilkins, Baltimore (USA) - ASPERGES, M., e.a., Didactiek van de biologie, De Sikkel, Oostmalle - COKELAERE, M., Functionele anatomie, Aurelia Books, Gent - COKELAERE, M., Menselijke biologie, Aureliae Paramedica, Aurelia Books, Gent - DECONINCK, W. en VANHAVERBEKE, L., De levende materie, De Sikkel, Oostmalle - DEGADT, D., en DE FACQ, F., Natuurwetenschappen 5 en 6, module biologie, De Sikkel, Oostmalle - DOBZHANSKY, T., De biologische en culturele evolutie van de mens, Aula nr. 217, Antwerpen - DUVE, C (de): De levende cel - rondreis in een microscopische wereld, deel 1 en 2, Wetenschappelijke Bibliotheek Natuur & Techniek, Beek - GIEBENS, e.a., Cytologie en voortplanting, CBL-UIA-Wilrijk, 1988. - GOULD, J.L., GOULD, C.G., Seksuele selectie - Een proces van tegenstrijdige belangen, Wetenschappelijke bibliotheek van Natuur en Techniek - JUNQUEIRA, L.C. e.a., Functionele histologie, Wetenschappelijke uitg., Bunge, Utrecht - KESSEL R.G., KARDON R.H., Cellen, weefsels en organen - een scanningelektronenmicroscopische studie-atlas, Natuur & Techniek, Beek
14 - KIRSCHMAN, L.-L., Anatomie, fysiologie en enige pathologie, De tijdstroom, Lochem - LEWONTIN, R.C., Menselijke verscheidenheid - Het spel van erfelijkheid, milieu en toeval, Wetenschappelijke bibliotheek van Natuur en Techniek - NILSSON, L., Het grote wonder, Uitgeverij Ploegsma, Amsterdam, 1978 - VERMEERSCH, R., Leerboek over biologie, anatomie, fysiologie van de mens, Uitgeverij Plantijn, Antwerpen
Tijdschriften en brochures Cahiers Bio-wetenschappen en Maatschappij, Postbus 617, 2300 Leiden (NL) - AIDS-virus - Bio-maatschappij: manipuleren is menselijk - Geslachtshormonen - Geslachtsziekten - Nieuwe hormonen Natuur & Techniek - natuurwetenschappelijk en technisch maandblad Centrale Uitgeverij en Adviesbureau B.V., Maastricht (Ned.). Natuur en Wetenschap. Zuidstraat 211, 3581 Beverlo (011/401354). Tijdschrift van JNM Kortrijksepoortstraat 14, 9000 Gent (09/2234781). VOB - Vereniging voor leerkrachten biologie, gezondheidszorg en milieu-educatie, tijdschrift biologie plus jaarboek, J. Van Rijswijcklaan 227, 2020 Antwerpen VELEWE - Vereniging voor leerkrachten wetenschappen, tijdschrift, Mollenveldwijk 30, 3271 Zichem
NUTTIGE ADRESSEN Belgisch Werk Tegen Kanker Tweekerkenstraat 21 1040 Brussel BRTN-Educatieve Uitgaven Reyerslaan 52 Kamer 3N7 1043 Brussel Het Vlaamse Kruis vzw Kronenburgstraat 41D 2000 Antwerpen IPAC vzw, Vlaams Aidscoördinaat Marnixplaats 16-17 2000 Antwerpen Jeugd en Seksualiteit Florent Van Cauwenberghstraat 13 2500 Lier Koning Boudewijnstichting Brederodestraat 10 1000 Brussel Ministerie Vlaamse Gemeenschap Administratie Volksgezondheid Markiesstraat 1 1000 Brussel Natuur en Techniek
15 Antwoordnummer 1 NL-6160 VK Beek Omtrent Gezondheid vzw Sans Soucistraat 65 1050 Brussel PIH, Provinciaal Instituut voor Hygiëne Kronenburgstraat 45 2000 Antwerpen PROGES vzw Vereniging voor Promotie van Gezondheid op School G. Schildknechtstraat 9 1020 Brussel RKV, Rode Kruis Vlaanderen Dienst Gezondheidspromotie Vleurgatsesteenweg 98 1050 Brussel SOCRATES Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap RAC-Arcadengebouw 1010 Brussel VELEWE Vereniging van leraars in de wetenschappen Mollenveldwijk 30 3271 Zichem VOB vzw Vereniging voor het Onderwijs in de Biologie, de Milieuleer en de Gezondheidseducatie Hoge weg 234 8200 Brugge Voeding & Gezondheid Vlaams Centrum voor Coördinatie, Voeding en Advies De Pintelaan 185 9000 Gent VRGT Vlaamse Vereniging voor Respiratoire Gezondheidszorg & Tuberculosebestrijding Eendrachtstraat 56 1050 Brussel
16
EVALUATIE Evaluatie kan beschouwd worden als een bespreking van het werk waarmee leraren en leerlingen samen bezig zijn. Steeds zal (moet) de leerling er iets uit leren (bv. "Ken ik mijn leerstof voldoende?"). Ook de leraar kan er zijn besluiten uit trekken (bv. "Volg ik de goede methode?"). Telkens weer is de evaluatie een uiting van wederzijdse interesse en vertrouwen, waarbij kwaliteitszorg wordt nagestreefd. Eigenschappen van een goede evaluatie Door te evalueren wil men bij de leerlingen nagaan in hoeverre de doelstellingen die men met het leerproces wilde bereiken, bereikt zijn. De evaluatie moet daarom volgende kenmerken bezitten. Ze moet doeltreffend, betrouwbaar en efficiënt zijn. Doeltreffendheid: de mate waarin de toets of eindproef beantwoordt aan het doel waarvoor hij gebruikt wordt. Betrouwbaarheid: het uitschakelen van toevalsinvloeden en het aanwenden van objectieve meetmethoden. Efficiëntie: de tijd nodig voor het voorbereiden en het afnemen van de toets moet in verhouding staan tot het bekomen van relevante informatie, liefst in een minimum van tijd. Onvoldoende resultaten bij individuele leerlingen of bij gedeelten van de klasgroep, zullen de leerkracht ertoe aanzetten om remediërend in te grijpen. Een evaluatie kan een signaal geven om de lesdoelstellingen bij te sturen. Verder is de evaluatie een belangrijk gegeven bij de pedagogische begeleiding en bij de controle door de inspectie. Voor de leerling is het van belang om door de evaluatie te weten te komen hoe zijn evolutie is binnen het leerproces. Een evaluatiecijfer voor dagelijks werk zal dus noodzakelijker wijze gesteund zijn op veelvuldige evaluatiemomenten en op zowel kennis, vaardigheden als attitudevorming. Dagelijks werk Het dagelijkse werk, een procesevaluatie, wordt permanent geëvalueerd. De leraar laat hierbij niet alleen cognitieve, maar ook affectieve en psychomotorische doelstellingen aan bod komen. De quotering voor "dagelijks werk" is gesteund op : - notities van observaties in de klas; - klasgesprekken; - medewerking in de klas; - gedrag in schoolsituaties; - korte mondelinge of schriftelijke beurten (5-10 min.); - langere beurten, bv. bij het afsluiten van een hoofdstuk; - prestaties aangaande laboratorium werk, praktische oefeningen, opdrachten; - mate van het beheersen van de vaardigheden. Mondelinge beurten en korte schriftelijke toetsen dienen niet vooraf te worden aangekondigd. Herhalingstoetsen worden best een week vooraf in de agenda van de leerling ingeschreven. Een herhalingstoets zal niet langer dan één lestijd duren. De leerkracht houdt de diverse evaluatiegegevens bij in een evaluatieschrift. Hij doet ze noteren in de agenda van de leerlingen. Een rapportcijfer voor dagelijks werk mag niet uitsluitend gesteund zijn op één enkel evaluatiegegeven. Het moet een evaluatie inhouden van prestaties en attituden van de leerling over de gehele evaluatieperiode.
17 Examens Examens houden een productevaluatie in. Na analyse van de resultaten wordt ook hier door de leraar een diagnose opgesteld. Tevens kunnen remediërende maatregelen voor individuele leerlingen hier weer uit voortspruiten. Schriftelijke examens De duur van de schriftelijke examens komt ten hoogste overeen met het aantal wekelijkse lesuren voor het vak, met een minimum van twee lesuren. Het is vanzelfsprekend dat vooral de basisdoelstellingen van het leerplan geëvalueerd worden. Een exemplaar van de gestelde vragen met aanduiding van de puntenverdeling worden samen met de verbeterde examenkopijen in het archief bewaard. Dit exemplaar wordt tevens aangevuld met een nietabsolute modeloplossing (de leerling kan terecht een andere oplossingsmethode gebruiken) of met een opsomming van de aandachtspunten die aanwezig moeten zijn voor oplossingen op open vragen en taken. Na de proeven hebben de leerlingen het recht de modeloplossing in te zien. Ook hebben zij het recht, op hun vraag, om hun gecorrigeerd examen in te zien. Voor de examens worden met de leerlingen duidelijke afspraken gemaakt over het verloop van de examens. Om achteraf discussies te vermijden is men verplicht ervoor te zorgen dat de leerlingen beschikken over: - een duidelijk beeld van wat van hen verwacht wordt (het is aan te bevelen dat de leerlingen de doelstellingen kennen die nagestreefd worden); - de vragen en opdrachten die reeds zijn voorgekomen gedurende het didactisch proces; - een schriftelijk overzicht van de voor het examen te kennen leerstof; - een geschreven mededeling waarin staat welke informatiebronnen en welk materiaal zij mogen/moeten meebrengen op het examen; - een blad met vragen om overschrijffouten te vermijden. Mondelinge examens Het is belangrijk mondelinge examens te organiseren, waardoor de leerlingen voorbereid worden op evaluatievormen in het hoger onderwijs en op de vaardigheid van het mondeling rapporteren in de nijverheid. Alle vakken kunnen ten minste éénmaal mondeling afgenomen worden, verspreid over de eerste en de tweede proef van het eerste en tweede leerjaar van de derde graad. Er worden duidelijke, voorafgaande afspraken met de leerlingen gemaakt over de leerstof, het verwachtingspatroon en het verloop van de mondelinge examens. Na het trekken van de vragen krijgen de leerlingen steeds een voorbereidingstijd. Het examen wordt bij voorkeur afgenomen in de aanwezigheid van een collega met een overeenstemmende discipline. Er wordt een verslag opgemaakt over het verloop van het examen. Daarin wordt voor iedere leerling vermeld: - de vragenlijst waaruit gekozen kan worden; - de getrokken vragen; - het behaalde resultaat per vraag; - de beoordelingscriteria en een korte motivering voor de toegekende punten, indien het resultaat minder dan 50% bedraagt; - de handtekening(en) van de examinator(en).
leerplan: lptbi3ba.tso