Begaanbaarheid Veel onverharde veldwegen en voetpaden, met hier en daar een helling. Niet geschikt voor kinderwagens (draaihekjes). In de winter modderig, waterdicht schoeisel aan te raden.
Geuldal bij Epen, deEpen Geul en zijn -FHFOEBUFLFOT Waterwandeling #PFLKF/BUVVSLSPFHFOUPDIU vele zijbeekjes
16
Grafisch vormgever | illustrator
Mechelen
Routebeschrijving
7 = Koffie/Café
Vanaf het parkeerterrein rechtsaf en deze weg blijven volgen.
Route
8 = Kapel/Kruis
Fietsrichting
9 = Treinstation
Paulusbron Bij nr. 16 rechts van de weg staat een bakstenen bouwseltje met betonnen puntdak: de Paulusbron. De wateraanvoer van de bron is in zomer en winter vrij constant. Pas in 1954 werd in Epen iedereen op het waterleidingnet aangesloten; tot die tijd moest men drinkwater bij deze bron halen. Het uitstromende beekje verdwijnt helaas bijna direct voor 300 m onder de grond (overkluisd). Daarna stroomt het vrij door de weilanden naar de Geul.
1 = Startpunt
2 = Parkeerplaats 3 = Groen aandachtspunt
>
10 = Steile helling (hellend)
>>
11 = Steile helling (fietsbaar)
Epen
4 = Uitzichtpunt 5 = IVN Home
Negeer de weg naar links. Bij de 3-sprong (na de bocht naar
>>>
12 = Steile helling (afstappen)rechts) rechts aanhouden en dan direct rechtsaf de veldweg op (langs de groene/rode paaltjesroute). Aan het eind van deze weg linksaf het voetpad op. Volg het pad tot de landweg, hier rechtsaf. Het eerste voetpad links door het draaihekje (groene paaltjes) de weilanden in.
88
6 = Bijzonder gebouw
Begin- en eindpunt: Epen; Parkeerterrein schuin tegenover de kerk aan de Kapelaan Houbenstraat Waypoint: 191957 – 309858) Lengte: 12,5 km Duur: 4 uur T ,BSUPPOOM #FDLFS 3JN 1BTUPPS4DIJQQFSTTUSBBU 7-8FFSU Bereikbaarheid JOGP!LBSUPPOOM
N.NL
W.KA WW
(SBmTDIWPSNHFWFS JMMVTUSBUPSDBSUPPOJTU
NS station Maastricht: buslijn 57; NS station Heerlen: buslijnen 40, 41, en 58 naar Gulpen; in Gulpen overstappen op buslijn 57. Uitstaphalte in Epen: Roodweg.
130
RTOO
Weilandpoel Waar het pad naar beneden loopt, ligt links van de weg een fraaie weilandpoel [foto]. De poel is aangelegd als voortplantingswater voor amfibieën, zoals salamanders en kikkers. De betonnen onderlaag dient om water te kunnen vasthouden. De poel is uitgerasterd, om vertrapping van de oevers door vee te voorkomen. Het struweel rechts van de weg is belangrijk als overwinteringsplek voor deze dieren. Neem kort na de poel, na het eerste draaihekje, een graspad linksaf, loop in de richting van het bronbos voor het beekje van de Nutbron. Rechts meandert het bronbeekje door het dal, om-
131
geuldal bij epen
zoomd door bomen. Het paadje gaat het bos in naar beneden, volg dit pad door het bos. Bronbos De Ubden In dit bronbos, ontspringt het beekje van de Nutbron vanuit diverse bronnen. Voorheen was dit waterwingebied, dit is nu nog herkenbaar aan de achtergebleven betonnen bouwwerkjes en buizen. De bronnen ontspringen onder aan de steilrand en kruisen als kleine stroompjes het bospad [foto]. Deze bronnen vormen een heel speciaal leefmilieu voor waterdieren. Het water stroomt er permanent en heeft een constante lage temperatuur. Het water vloeit in een dunne laag over de stenen, grind, zand en takjes. Wie goed kijkt naar de stenen in het water zal minuscule grindstapeltjes zien. Dit zijn de kokers van de kokerjuffer Agapetus fuscipes (foto links), die algen van de stenen afgraast. Ook glijden er
Schweiberg rechtsaf. Loop even later linksaf de verharde weg naar beneden. Ga op de 3-sprong rechtsaf (dan ben je op de Dalbissenweg). Landeus Het hek even voorbij de laatste boerderij links, geeft toegang tot een van de bronnen van het beekje Landeus. Daar staat een voormalig pompstation voor de drinkwatervoorziening. Eigenaar hiervan is het Waterschap Roer en Overmaas, dat nu een geschikte bestemming zoekt voor dit unieke, deels in de helling opgetrokken gebouwtje. In de linker wegberm is hier en daar de zeldzame reuzenpaardenstaart te vinden [foto], die vooral voorkomt in bronbossen. De Landeus stroomt verder evenwijdig aan de weg links en kruist even later via een duiker de weg. Hier staat veel kleine watereppe in de beek. Loop aan het einde van de Dalbissenweg rechtsaf de doorgaande weg (Eperweg) op en sla na ± 50 m linksaf en blijf dan het voetpad langs de rechterzijde van het beekje (Landeus) volgen naar de Geul.
roofzuchtige platwormen over de stenen en het zand, zoals hier de zeer zeldzame Crenobia alpina (foto midden). Dit zijn twee voorbeelden van zeldzame soorten, die alleen kunnen overleven in bronnen. In het vroege voorjaar kleurt het bloeiende goudveil (foto rechts) de randen van de bronloopjes prachtig lichtgeel. Bronnen blijken van groot belang door de kenmerkende flora en fauna die er voorkomt. Maar ze worden ook sterk bedreigd, door verrijking van het water met voedingsstoffen, door verdroging en door vernietiging. Het Waterschap Roer en Overmaas probeert de waardevolle brongebieden in Zuid-Limburg zoveel mogelijk te beschermen, o.a. door brongebieden zoals dit bronbos in eigen beheer te krijgen. Het pad verlaat het bos en loopt door het weiland omhoog. Sla op de veldweg bij een grote knot-es rechtsaf en volg de holle weg omhoog. Ga bovenaan op de grote weg in het dorp
132
Zowel het beekje als de oevers van de Landeus zijn in het bezit van het Waterschap Roer en Overmaas, zoals dit geldt voor vrijwel alle beekjes met hun beekoevers in Zuid-Limburg. Reden daarvan is om de natuurlijke, door het landschap slingerende waterloop te kunnen waarborgen (het zogeheten ‘meanderen’) en om het beheer optimaal af te stemmen op de ecologische en hydrologische randvoorwaarden. Ga via het bruggetje de Geul over en blijf rechtsaf het voetpad langs de Geul volgen. Beekjes Verschillende kleine beekjes snijden het pad. Achtereenvolgens de Spetsensweidebeek, de Theunisbron, de Schaeberggrub en de Hurpeschergrub. Het Geuldal is bijzonder rijk aan derge-
133
geuldal bij epen
lijke stroompjes. Ondanks hun kleine afmetingen zijn die vaak erg waardevol voor flora en fauna, door de snelle stroming, de grindige ondergrond en de meestal goede waterkwaliteit. Ter hoogte van de Hurpeschergrub staat rechts, op de andere oever van de Geul, de graanwatermolen de “Bovenste Molen”. Deze is wegens een defect aan het maalwerk, niet in meer gebruik. De molenstuwen in de Geul vormen echter een barrière voor vissoorten. Daarom is door het Waterschap Roer en Overmaas een vistrap in de Geul aangelegd [foto]. Deze overbrugt geleidelijk, - als een kleine kronkelende beek, - het waterstandsverschil in de Geul voor en na de molen. De vissen kunnen daardoor vrijelijk stroomopwaarts en - afwaarts zwemmen. Dit ‘beekje’ is zichtbaar vanaf het pad en even verder is vanaf de brug over de Geul de instroomopening te zien, afgewerkt met stapelstenen. Ga op de verharde weg linksaf (maar loop eerst even naar rechts voor het uitzicht vanaf de brug over de Geul). Sla na 50 meter rechtsaf het draaihekje door en blijf dan het voetpad door de weilanden volgen. Klitserbeek Even verder passeert men bijna onopgemerkt een prachtig beekje, de Klitserbeek, die hier voor een klein deel overkluisd is. Rechts van het pad is het stroompje zichtbaar, vlak voordat men een draaihekje met meidoornhaag passeert. Een kilometer stroomopwaarts ontspringt de beek in een schitterend bronbos. Loop bij de driesprong van weilandpaadjes met het ijzeren wegkruis rechtsaf, in de richting van de Geul. Blijf het pad langs de Geul volgen. De Geul Deze rivier is hier fraai meanderend (foto’s), er zijn plekken waar bomen in de beek zijn gevallen of waar bomen midden in de beek staan. Er zijn kale erosiewanden aanwezig, waar bij hoge waterstanden oevers zijn weggeslagen. Dit draagt bij aan de natuurlijkheid van het beeksysteem. Het beleid van het Wa-
134
terschap Roer en Overmaas om de Geul in het landelijke gebied vrij te laten meanderen, bestaat al sinds 1984. Eigenaren van gronden in de meanderzone van de Geul kunnen hun grond eventueel aan het Waterschap Roer en Overmaas verkopen. Even verder is rechts – tegenover de monding van de Bommerigerbeek – aan de overkant van de Geul een kunstmatig aangebrachte verhoging te zien die begroeid is met hoge bomen. Dit is het restant van een middeleeuwse kasteelberg of motte; een omgrachte en destijds met palen omrande versterking met daarop een houten gebouw. Iets verder loopt een kleine greppel parallel aan het pad, met sterk roestrood gekleurd, ijzerhoudend water. In het Wingbergbosje op de steile helling links, waar men even later door loopt, werd dan ook in de Romeinse tijd of de Middeleeuwen ijzerhoudend erts ‘kleisideriet‘ gewonnen. Voorbij het bosje is de monding van het beekje de Mässel in de Geul. Men kan daar nog ijzerslakken te vinden, de restanten van deze ertswinning. Ga aan het eind van het voetpad rechtsaf op de verkeerswegrichting Epen. Steek de Geul over, om te kijken bij de Eperof Wingberger molen, aan de linkerkant (loop daarvoor even de weg links naar de molen in). Ga dezelfde weg terug de Geul over en neem dan direct na de brug het pad naar rechts. Loop direct weer naar links het voetpad op, dat langs het parkeerterrein loopt. Graanwatermolen Deze molen werd in 1843 gebouwd en is nu niet meer in gebruik, tegenwoordig is het een café-restaurant. De molentak is heel kort: ca. 20 m vóór de molen begint hij bij een vistrap en nog geen 100 m verder mondt hij weer uit in de Geul, vlak voor de brug. De vistrap is hierdoor behoorlijk steil en minder fraai dan bij de Bovenste Molen.
135
geuldal bij epen
Vanaf de brug over de Geul is - terugkijkend naar de molen - in de linkeroever een omleidingskanaal te zien voor het Geulwater (een betonnen opening). Deze is aangelegd door het Waterschap Roer en Overmaas, omdat bij hoge waterstand de relatief smalle doorlaat onder de brug de grote hoeveelheid water niet aan kan. Ernaast ligt de monding van de Camerigerbeek in een buis. Ga het draaihekje door en neem dan linksaf het weilandpad steil naar boven langs een meidoornhaag (rechts is de Volmolen zichtbaar, die we later nog zullen passeren). Loop weer een draaihekje door en sla na ± 5 m rechtsaf het volgende draaihekje door en neem dan het voetpad door de weiden.. Hier heb je een mooi uitzicht op de Vernelsberghoeve, rechts in het Geuldal [foto]. Het pad verlaat het weiland via een draaihekje. Het smalle paadje, omzoomd door hagen, wordt hier gekruist door een zeer klein bronbeekje, de Klopdriesscherbeek. Loop aan het einde van dit voetpad, na weer een draaihekje, linksaf de holle wegnaar boven. Ca. 200 m verder ziet men aan de rechterhand in het weiland de bron van de Lingbergbeek liggen. Deze bron is vastgelegd in een gemetselde put. Ga bij de driesprong met de vier lindebomen rechtsaf de verharde weg in (Lingbergerweg). Hier zijn we in de buurtschap Camerig, voor het eerst in 1323 vermeld als Caudenberg (= kale berg). Na een scherpe bocht naar links verandert deze weg na de laatste huizen in een onverharde landweg. Loop direct daarna rechtsaf door een draaihekje een voetpad in. Dit pad daalt hier verder via een draaihekje door een weiland met fruitbomen. Neem daarna het onduidelijke (!) pad linksaf tussen de fruitbomen door het dal van de Belleterbeek in (negeer hier het draaihekje naar rechts, waarachter een poel zichtbaar is!). Steek dan de Belleterbeek over, volg het pad door het bos, passeer een draaihekje en steek de zijtak van dezelfde beek over. Volg dan het pad het bos uit en loop door het weiland weer naar boven. Ga op de verharde weg rechtsaf.
Belleterbeek Deze beek is net als de Bervesbergbeek en de Cottesserbeek een uitzonderlijk waardevol bronbeekje. Enerzijds door de ligging van de beken, begeleid door mooie bronbossen. Anderzijds door de goede waterkwaliteit, o.a. dankzij de beschermende werking van het bovengelegen Vijlenerbosch op het grondwater. Dit grondwater is daardoor minder vermest. In deze beekjes komt dan ook een bijzonder bronbeekfauna voor, met kokerjuffers, eendagsvliegen en steenvliegen, waarvan sommige nergens anders in Nederland voorkomen. Spaar deze waardevolle natuur hier, blijf op het pad en loop zo min mogelijk door de beek. In het bos en de aangrenzende weilanden is veel reuzenpaardenstaart te zien. Volg de verharde weg, deze maakt een bocht naar links (hier ligt rechts de Bellethoeve) en maak daarna een duik door het dal van de Bervesbergbeek (het beekje passeert de weg op het laagste punt). Maretak Vooral in de populieren hier in de omgeving zijn tamelijk grote bolvormige verdichtingen van takken te zien. Dit is de maretak of vogellijm, in het Engels mistletoe genoemd. Het is een halfparasiet: hij onttrekt wel sappen aan de gastheer, maar heeft ook eigen bladgroen. Daardoor kan de plant gedeeltelijk voorzien in zijn eigen energievoorziening, door koolstofdioxide uit de lucht met behulp van licht om te zetten in zuurstof. De altijd groen blijvende maretak valt het meest op in de winter, wanneer de bomen hun blad hebben verloren. Ga aan het einde van de weg op de t-splitsing rechtsaf, in het buurtschap Cottessen. Cottessen Deze buurtschap is, evenals Camerig waar we eerder doorheen kwamen, ontstaan als een middeleeuwse ontginning vanuit de Bellethoeve. De naam is van Germaanse oorsprong en de oudste vermelding staat in een akte uit 1325 als Qoidhuizen (Kwaadhuizen). De bebouwing is voor een deel opgetrokken uit natuursteen (breuksteen) dat in een groeve in de beekdalhelling hier vlakbij gewonnen werd. Neem nog geen 100 m verder, tegenover Hoeve Termoer,
136
137
geuldal bij epen
linksaf het voetpad naar beneden (deze afdaling gaat deels met trappen). Ga ongeveer 10 m vóór de beek rechtsaf en loop dan het voetpad in. Cottesserbeek Dit beekje heet in Nederland Cottesserbeek, in België Mergelsbach en door de plaatselijke bevolking wordt het vaak Grenzbach genoemd. Het vormt hier zowel de staatkundige grens met België als de officiële taalgrens met het Frans. De plaatselijke bevolking spreekt echter van huis uit een Duits dialect dat sterk verwant is aan de Zuid-Limburgse dialecten uit deze omgeving. Het beekje zelf herbergt zeer hoge natuurwaarden. De ligging in het bos zorgt, met de inval van blad, voor de aanwezigheid van veel bladpakketten, door de stroming bijeengedreven. Dat levert in de beek een belangrijke voedselbron op voor waterdieren als steenvliegen [foto] en vlokreeften [foto onder]. De sterke beschaduwing houdt het water goed koel, wat essentieel is voor de ontwikkeling van deze steenvliegen, waarvan in Nederland veel soorten ernstig bedreigd zijn. Maar hier komen die dus nog voor. Even verder ligt rechts de Cottessergroeve. In deze groeve is Kwartsietische zandsteen te vinden. Dit gesteente is ± 300 miljoen jaar geleden ontstaan in het geologische tijdperk dat het Boven-Carboon wordt genoemd, een paar miljoen jaar voordat de steenkool in de vroegere Limburgse mijnen ontstond. Het gesteente wordt in de geologie aangeduid als ‘de Formatie van Epen’. Enige boerderijen in de omgeving werden met dit carboongesteente (meestal breuksteen genoemd) gebouwd en het werd ook gebruikt voor de binnen-ommanteling van pottenbakkersovens tot ca. 1950. Loop aan het einde van het pad linksaf de landweg op en ga dan direct na 25 m weer linksaf. Sla 100 m verder rechtsaf, een klein paadje in langs de Geul (net vóór het punt waar deze weg een flauwe bocht naar links maakt).
138
Links van het paadje ziet men het afvoermeetstation Cottessen van het Waterschap Roer en Overmaas. De Geul loopt hier tussen gemetselde muren door over een vernauwde bedding. Hier wordt nauwkeurig en volledig geautomatiseerd gemeten hoeveel water er per tijdseenheid passeert. Kennis van de waterafvoer van de Geul is belangrijk om overstromings gevaar en de bijdrage aan de afvoer van de Maas te kunnen voorspellen. Steek de Cottesserbeek over en ga bij het einde van het paadje links de landweg op, in de richting van de Geul. Drecht Onder aan de weg is rechtdoor een doorwaadbare plaats in de Geul. Vroeger waren er niet zo veel bruggen als nu en als men een rivier of beek over wilde steken, dan deed men dat bij een doorwaadbare plaats zoals hier. Dit wordt een ‘voorde’ of ‘drecht’ genoemd. Plaatsnamen zoals Dordrecht, Papendrecht en Sliedrecht zijn afgeleid van dit woord ‘drecht’. Maar ook de namen Maastricht (Mosa Trajectum) en Utrecht (Trajectum) voeren terug op hun ligging aan een voorde, via een afleiding van het Latijnse ‘trajectio’ dat ‘oversteken’ betekent. In ZuidLimburg komen nog op diverse plaatsen zulke ‘voorden’ voor in de Geul en in de Gulp. Nu ligt achter deze voorde een houten voetgangersbrug. Vanaf de brug heeft men stroomafwaarts een mooi uitzicht over de Geul, met stroomversnellingen en steile kale oeverwanden recht voor de ogen [foto]. In het water wuiven grote bossen waterplanten met fijne sliertige bladeren, die een speciale aanpassing zijn aan de snelle stroming. Dit is de Vlottende waterranonkel, een in Nederland zeldzame plantensoort, die gebonden is aan snelstromende, grindige beken en rivieren. Op deze plek voert het Waterschap Roer en Overmaas jaarlijks metingen uit voor de macrofauna (ongewervelde waterdieren) en de waterchemie. Dit is onderdeel van een routinematig meetnet voor het werkgebied van het waterschap. Met het meetnet wordt de toestand en ontwikkelingen in de waterkwaliteit en de ecologie in beeld gebracht.
139
geuldal bij epen
Hier in de Geul worden vaak bijzondere soorten kokerjuffers, waterkevers en muggenlarven gevonden. Dit is te danken aan het unieke karakter van de Geul, met zijn voor Nederlandse begrippen snelle stroming en fraaie meanderende loop. Volg de landweg (steek de voetgangersbrug niet over). Vóór de voormalige 18e eeuwse vakwerkboerderij Hoeve Birven gaat de Bervesbergbeek onder de weg door. Ga voorbij de hoeve aan het eind van de weg via een draaihekje het voetpad op. Hou vervolgens links aan , volg het beekdal volgen. Geul Ook hier staan weer veel populieren met maretak. Het Waterschap Roer en Overmaas heeft hier langs de Geul diverse oeververstevigingen (van gestort puin) weggehaald zodat het riviertje vrij kan meanderen. Duidelijk is te zien dat de buitenbochten steeds verder worden uitgeschuurd (erosie), terwijl aan de binnenbochten materiaal (zand, slib, grind) wordt afzet (sedimentatie). Zo komt het dat de loop van een beek als de Geul zich langzaam maar zeker verlegt. De buitenbochten worden regelmatig ondermijnd, waardoor bomen die langs de oever staan, in de Geul terecht komen. De boomwortels blijken vaak lang in staat de oever vast te houden [foto]. Maar ook bestaat hier en daar het gevaar dat de oever afbrokkelt wanneer men daar gaat staan [foto]. In deze weilanden die regelmatig overstromen, komt nog op enkele plaatsen het zeer zeldzame gele zinkviooltje voor. Doordat de Geul enige kilometers stroomopwaarts in België door het gebied van lood- en zinkmijnen stroomt, is de bodem verontreinigd met lood en zink, afgezet tijdens overstromingen. Juist daardoor kunnen het zinkviooltje en andere zinkflora - zoals
140
zink-engelsgras en zinkschapengras - hier groeien en bloeien. Voorbij de van rechts komende Belleterbeek - die we al eerder kruisten in de bovenloop - ligt een voormalige steengroeve, de Heimansgroeve. Deze steengroeve werd door de geoloog Prof. Dr. W.J. Jongmans genoemd naar Eli Heimans, die voor het eerst in Nederland zeefossielen uit het Carboon beschreef (die hij in deze groeve gevonden had) in zijn bekende boekje – ‘Uit ons Krijtland’ (1911). In de groeve zijn leiachtige gesteenten en breuksteen te vinden met hier en daar een dun laagje steenkool. Het gesteente is ijzerhoudend. Voorts is aan de rechterkant in de groeve een sterke opwelving van het gesteente te zien (een z.g. anticlinale plooi). Het gesteente dat hier voorkomt is ook weer ‘de Formatie van Epen’ uit het oudste tijdvak van het Boven-Carboon (het Namurien). Boven deze groeve bevindt zich een ondergronds seismologisch station dat gebouwd is op de oude Carboonlagen. Met behulp van geavanceerde instrumenten worden op deze plaats aardbevingen geregistreerd en automatisch doorgegeven aan het KNMI in De Bilt. Blijf het voetpad door de weilanden volgen (ga daarbij enkele draaihekjes door en passeer een klein beekje, de Lousbergbeek). Steek dan links via het ijzeren bruggetje de Geul overen ga het pad omhoog. Neem aan het eind van dit pad de verharde weg naar rechts. Vernelsberghoeve De grote hoeve aan de rechterkant is de Vernelsberghoeve. Deze hoeve is gebouwd op de rotsen van het Carboongesteente dat ook hier aan de oppervlakte komt hetzelfde materiaal waarmee de westelijke vleugel is gebouwd. De oudste vermelding staat in een akte uit 1323. Even voorbij de Hoeve is rechts beneden de stuw te zien, om de watertoevoer naar de molentak van de Volmolen te regelen. De hoogte van deze stuw vormt voor vissen een grote belemmering om bij het bronnengebied te komen, waar de eitjes worden afgezet. Het Waterschap Roer en Overmaas onderzoekt de mogelijkheden voor een verbetering van de vismigratie door middel van een vistrap of een omleidingsbeek. Neem nu de eerste weg naar rechts, naar de Volmolen.
141
Volmolen De eerste vermelding van de Volmolen is van 1807 (het bouwjaar is onbekend). De molen werd gebruikt voor het ‘vollen’. Dat is het door kneden laten krimpen en vervilten van wollen stoffen of garens, om de weerstand tegen slijtage te verbeteren en het warmtehoudend vermogen (bij dekens) te verhogen. Vanaf 1871 is de molen in gebruik als graanmolen. Tegenwoordig worden er nog op 2 zaterdagen in de maand diverse soorten graan gemalen en dan is de molen ook te bezichtigen. Daarnaast is op het molenrad in 2003 een generator aangesloten voor het opwekken van elektriciteit. Loop over de binnenplaats van de Volmolen het voetpad rechts langs, het woonhuis in, ga het betonnen Geulbruggetje over en neem dan rechtsaf het houten bruggetje over de Terzietbeek. Volg het voetpad door de weilanden. Steek aan het eind van dit voetpad de doorgaande weg over en ga rechtdoor de Molenweg op omhoog. In de berm van de grote weg passeren we nu de Dorphoflossing. In 2010 is de Dorphoflossing heringericht met stapelstenen, waardoor het beekje een betere aanblik biedt. Neem even voorbij de bocht (naar rechts) linksaf de holle weg omhoog (tegenover vakwerkhoeve De Luitenhof). Sla aan het eind van de weg in Epen rechtsaf de Wilhelminastraat in en volg deze door het centrum van Epen. Ga bij de scherpe bocht de weg naar rechts, loop linksaf de Kapelaan Houbenstraat in naar het begin van de wandeling.
142
143