Korendijk Uitbreiding Piershil
bestemmingsplan
rboi adviseurs ruimtelijke ordening
© RBOI - Rotterdam/Middelburg bv Niets uit dit drukwerk mag door anderen dan de opdrachtgever worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microlm of op welke andere wijze dan ook zonder voorafgaande toestemming van RBOI - Rotterdam/Middelburg bv, behoudens voorzover dit drukwerk wettelijk een openbaar karakter heeft gekregen. Dit drukwerk mag zonder genoemde toestemming niet worden gebruikt voor enig ander doel dan waarvoor het is vervaardigd.
Korendijk Uitbreiding Piershil
bestemmingsplan
identificatie
planstatus
identificatiecode:
datum:
status:
5 juni 2012 11 september 2012
voorontwerp ontwerp
NL.IMRO.0588.BPPHB13-ON01 projectnummer:
058800.16097.02 projectleider:
%>?
ir. R.A. Sips
&' ' ()* ' +4; <#
& =#
!" # $ %
2
Inhoudsopgave
Toelichting
5
Hoofdstuk 1
Inleiding
7
1.1
Aanleiding en doel
7
1.2
Plangebied
7
1.3
Vigerend plan
9
1.4
Leeswijzer
9
Hoofdstuk 2
Beleidskader
11
2.1
Rijksbeleid
11
2.2
Provinciaal en regionaal beleid
12
2.3
Gemeentelijk beleid
17
2.4
Conclusie
18
Hoofdstuk 3
Planopzet
19
3.1
Planbeschrijving
19
3.2
Beeldkwaliteitsparagraaf
21
3.3
Woningbouwprogramma en fasering
24
3.4
Toepassing SER-ladder woningbouw
25
3.5
Verkeer en parkeren
27
Hoofdstuk 4
Onderzoek
31
4.1
Bedrijven en milieuhinder
31
4.2
Externe veiligheid
32
4.3
Kabels en leidingen
32
4.4
Bodem
32
4.5
Luchtkwaliteit
33
4.6
Wegverkeerslawaai
34
4.7
Ecologie
37
4.8
Water
38
4.9
Archeologie
40
4.10
Onderzoeksplicht vanwege mer-wetgeving
41
Hoofdstuk 5
Juridische planbeschrijving
43
5.1
Algemeen
43
5.2
Inleidende regels
43
5.3
Bestemmingsregels
43
5.4
Algemene regels
44
5.5
Overgangsrecht en slotregels
44
Hoofdstuk 6
Uitvoerbaarheid
45
6.1
Economische uitvoerbaarheid
45
6.2
Maatschappelijke uitvoerbaarheid
45
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
058800.16097.02
3
Bijlagen bij toelichting Bijlage 1
47
Stedenbouwkundige randvoorwaarden en uitgangspunten uitbreiding kernen Korendijk
49
Bijlage 2
Duurzaamheid Piershil
51
Bijlage 3
Verkennend bodemonderzoek
53
Bijlage 4
Nader bodemonderzoek
55
Bijlage 5
Uitvoer geluidsberekeningen
57
Bijlage 6
Quickscan natuurwaarden
59
Bijlage 7
Archeologisch onderzoek
61
Bijlage 8
Eindverslag Inspraak
63
Regels
65
Hoofdstuk 1
Inleidende regels
67
Artikel 1
Begrippen
67
Artikel 2
Wijze van meten
72
Hoofdstuk 2
Bestemmingsregels
73
Artikel 3
Groen
73
Artikel 4
Tuin
74
Artikel 5
Verkeer
75
Artikel 6
Water
76
Artikel 7
Woongebied
77
Hoofdstuk 3
Algemene regels
79
Artikel 8
Antidubbeltelregel
79
Artikel 9
Algemene bouwregels
79
Artikel 10
Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening
79
Artikel 11
Algemene afwijkingsregels
80
Artikel 12
Algemene wijzigingsregels
80
Artikel 13
Algemene procedureregels
80
Hoofdstuk 4
Overgangs- en slotregels
81
Artikel 14
Overgangsrecht
81
Artikel 15
Slotregel
81
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
058800.16097.02
toelichting
6
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
058800.16097.02
7
Hoofdstuk 1
1.1
Inleiding
Aanleiding en doel
Het centrum van de kern Piershil bestaat uit de haven en de Voorstraat. De nieuwe ontsluitingsweg (Buitenom) heeft er voor gezorgd dat de kern niet langer via de Molendijk wordt benaderd, maar vanuit het oosten. De ontsluitingsweg geeft een harde begrenzing van het dorp. Aangezien uit gesprekken met grondeigenaren en (haalbaarheids)studies is gebleken dat de locaties aan de westzijde van de kern niet financieel haalbaar zijn voor woningbouwontwikkeling heeft de gemeente gekozen voor een uitbreidingslocatie (2,85 ha) ten (zuid)oosten van de kern Piershil. Deze locatie ligt ingesloten tussen de Oud Piershilseweg aan de noordzijde, het kerkhof aan de oostzijde, de Buitenom aan de zuidzijde en het Klaasgat aan de westzijde. Op deze locatie wordt de bouw van 14 appartementen, 42 rijwoningen en 4 vrijstaande woningen voorgestaan. Het gebied dient duurzaam te worden vormgegeven. Door RBOI Rotterdam bv is een stedenbouwkundig plan ontwikkeld voor de nieuwe woonwijk. Het onderhavige bestemmingsplan beoogt de nieuwe woonwijk juridisch-planologisch mogelijk te maken. Het bestemmingsplan voorziet in directe bouwtitels voor de woningbouw. Ook voor de kernen Goudswaard, Zuid-Beijerland en Nieuw-Beijerland zijn uitbreidingen voorzien. Voor elke uitbreiding wordt een separaat bestemmingsplan opgesteld. De bestemmingsplannen voor de woninguitbreiding van de kernen zijn opgesteld op basis van afspraken die in regionaal verband zijn gemaakt.
1.2
Plangebied
Het plangebied bevindt zich ten (zuid)oosten van de kern Piershil, ingesloten tussen de Oud Piershilseweg aan de noordzijde, het kerkhof aan de oostzijde, de Buitenom aan de zuidzijde en het Klaasgat aan de westzijde. De binnen het plangebied aanwezige agrarische bedrijven en volkstuinen zijn gesaneerd. De ligging van het plangebied is weergegeven in figuur 1.1.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
058800.16097.02
8
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
058800.16097.02
9
1.3
Vigerend plan
Voor het plangebied vigeert momenteel het bestemmingsplan Buitengebied dat is vastgesteld op 11 mei 1999 door de gemeenteraad en (gedeeltelijk) goedgekeurd door Gedeputeerde Staten bij besluit van 5 januari 2000. Vervolgens is door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State goedkeuring onthouden aan een deel van het plan. Aan het deel van het plan dat betrekking heeft op het onderhavige plangebied is geen goedkeuring onthouden. Op het plangebied rust de bestemming Agrarische doeleinden.
1.4
Leeswijzer
In hoofdstuk 2 komt allereerst het beleidskader aan bod. In hoofdstuk 3 is het stedenbouwkundig plan beschreven en onderbouwd. De sectorale aspecten worden beschreven in hoofdstuk 4. In dit hoofdstuk komen de aspecten verkeer en parkeren, milieu, ecologie, water en archeologie aan bod. In hoofdstuk 5 is de juridische planbeschrijving opgenomen. In dit hoofdstuk is de wijze van bestemmen uiteengezet. Tevens wordt artikelsgewijs een beschrijving gegeven van de planregels en de bestemmingen. Hoofdstuk 6 behandelt tot slot de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
058800.16097.02
10
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
058800.16097.02
11
Hoofdstuk 2
2.1
Beleidskader
Rijksbeleid
Ontwerp Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2011) en Barro Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar & veilig. Daar streeft het Rijk naar met een aanpak die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen scherp prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. Een actualisatie van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid is daarvoor nodig. De verschillende beleidsnota's op het gebied van ruimte en mobiliteit zijn gedateerd door nieuwe politieke accenten en veranderende omstandigheden zoals de economische crisis, klimaatverandering en toenemende regionale verschillen onder andere omdat groei, stagnatie en krimp gelijktijdig plaatsvinden. De ontwerpstructuurvisie Infrastructuur en Ruimte geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. De structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is vertaald in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Het Barro omvat alle ruimtelijke rijksbelangen die juridisch doorwerken op het niveau van bestemmingsplannen. Het gaat om kaders voor onder meer het bundelen van verstedelijking, de bufferzones, nationale landschappen, de Ecologische Hoofdstructuur, de kust, grote rivieren, militaire terreinen, mainportontwikkeling van Rotterdam en de Waddenzee. Met het Barro maakt het Rijk proactief duidelijk waar provinciale verordeningen en gemeentelijke bestemmingsplannen aan moeten voldoen. Uit de regels en kaarten behorende bij het Barro kan worden afgeleid welke aspecten relevant zijn voor het ruimtelijke besluit. Doelen In de structuurvisie Infrastructuur en Ruimte formuleert het Rijk drie hoofddoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar & veilig te houden voor de middellange termijn (2028): y het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland; y het verbeteren, in stand houden en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat; y het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn. Nationale belangen Voorgaande (hoofd)doelstellingen zijn in de structuurvisie vertaald naar nationale belangen. Deze zijn – direct of indirect – ook opgenomen in het Barro, waarmee zij juridisch doorwerken in bestemmingsplannen. De volgende rijksbeleidspunten zijn van toepassing op het plangebied: 1. Een excellent en internationaal bereikbaar vestigingsklimaat in de stedelijke regio's met een concentratie van topsectoren. In dit kader blijft het Rijk gebiedsgerichte afspraken maken met de stedelijke regio's over de programmering van verstedelijking (woningbouw), zowel kwantitatief als kwalitatief. 2. Ruimte voor het hoofdnetwerk voor duurzame energievoorziening en de energietransitie.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
058800.16097.02
12
3. Ruimte voor het hoofdnetwerk voor vervoer van (gevaarlijke) stoffen via buisleidingen. 4. Verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water) en bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico's. 5. Ruimte voor behoud en versterking van (inter) nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten. 6. Ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora- en faunasoorten. 7. Zorgvuldige afwegingen en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke plannen.
2.2
Provinciaal en regionaal beleid
Provinciale Structuurvisie (2010, herziening 2011) De provincie heeft een integrale structuurvisie voor de ruimtelijke ordening in Zuid-Holland vastgesteld. In deze Visie op Zuid-Holland beschrijft de provincie haar doelstellingen en provinciale belangen. De structuurvisie geeft de provincie de visie tot 2020 met bijbehorende uitvoeringsstrategie en een doorkijk naar 2040. De kern van Visie op Zuid-Holland is het versterken van samenhang, herkenbaarheid en diversiteit binnen Zuid-Holland. Dit draagt bij aan een goede kwaliteit van leven en een sterke economische concurrentiepositie. Duurzame ontwikkeling en klimaatbestendigheid zijn belangrijke pijlers. Dit wil Zuid-Holland bereiken door realisering van een samenhangend stedelijk en landschappelijk netwerk. Goede bereikbaarheid, een divers aanbod van woon- en werkmilieus in een aantrekkelijk landschap met ruimte voor water, landbouw en natuur, zijn daarin kenmerkende kwaliteiten. De visie op Zuid-Holland is opgebouwd uit vijf integrale hoofdopgaven, namelijk: y aantrekkelijk en concurrerend internationaal profiel; y duurzame en klimaatbestendige deltaprovincie; y divers en samenhangend stedelijk netwerk; y vitaal, divers en aantrekkelijk landschap; y stad en land verbonden. Intensief benutten, meervoudig ruimtegebruik, herstructurering en transformatie De provincie Zuid-Holland wil dat voor alle stedelijke ontwikkelingen het principe geldt: eerst intensiveren van bestaand gebruik, vervolgens nagaan of door herstructureren de beschikbare ruimte in het bestaand bebouwd gebied beter benut kan worden en pas dan uitbreiden. Intensiveren betekent in de praktijk vaak het combineren van verschillende functies. Dit kan door stapeling of bestaande bebouwing voor meerdere functies geschikt te maken. Gebiedsopgaven Hoeksche Waard De Hoeksche Waard is een nationaal landschap op de overgang van de Randstad naar de Zuid-Hollandse delta. De aanwijzing tot nationaal landschap betekent dat behoud en herstel van de kernkwaliteiten van dit landschap belangrijke beleidsopgaven zijn. De provincie stelt daarin behoud van het open agrarisch landschap centraal, gericht op een duurzame ontwikkeling van de landbouw, met versterking van de gebiedsspecifieke landschapskenmerken zoals de kreken, de dijken en het patroon van verspreide dorpen. Uitbreidingen van kleine kernen zijn in beginsel niet uitgesloten, maar worden in de meest kwetsbare delen van het nationaal landschap terughoudend benaderd. De ligging van de Hoeksche Waard in de delta en nabij de Randstad heeft in het gebied zelf tot verschillen in karakter en dynamiek geleid. In het zuiden en westen staan rust, ruimte en ervaring van de delta centraal, terwijl het noorden en oosten meer onder invloed van het stedelijk gebied staan. De ligging in de delta betekent een opgave voor de versterking van de toeristische kwaliteiten en mogelijkheden voor extensieve en verblijfsrecreatie in het zuiden
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
058800.16097.02
13
van de Hoeksche Waard. Verordening Ruimte (2010, geconsolideerde versie 2011) In samenhang met de structuurvisie is de Verordening Ruimte opgesteld. De regels in deze verordening zijn bindend en werken door in gemeentelijke bestemmingsplannen. Het volgende is relevant voor het bestemmingsplan. Artikel 2 Contouren Om het stedelijk netwerk te versterken kiest de provincie het uitgangspunt om verstedelijking zoveel mogelijk in bestaand bebouwd gebied te concentreren. Hiermee wordt de kwaliteit van het bebouwde gebied behouden en versterkt. Om dit te bereiken zijn het stedelijk netwerk en alle daarbuiten gelegen kernen in Zuid-Holland voorzien van bebouwingscontouren. Deze geven de grens van de bebouwingsmogelijkheden voor wonen en werken weer. De bebouwingscontouren zijn strak getrokken om het bestaand stedelijk gebied en kernen, rekening houdend met de al vastgelegde streekplangrenzen en plannen waar de provincie al mee heeft ingestemd. Verstedelijking buiten de in figuur 2.1 weergegeven bebouwingscontouren is in principe niet toegestaan.
Figuur 2.1
Bebouwingscontouren
Artikel 2 lid 7 Beeldkwaliteitsparagraaf in bestemmingsplan Bestemmingsplannen voor gronden gelegen buiten de bebouwingscontouren of binnen maar aansluitend aan de bebouwingscontouren, die een ontwikkeling mogelijk maken waarbij er ruimtelijke effecten te verwachten zijn die uitstralen naar het buitengebied, bevatten in de toelichting een beeldkwaliteitsparagraaf. In de beeldkwaliteitsparagraaf is aangegeven hoe de ontwikkeling een bijdrage levert aan de ambities die zijn aangeduid op de kwaliteitskaart van de provinciale structuurvisie door de kernkwaliteiten van het gebied te behouden en te versterken. Als sprake is van negatieve effecten op de beschreven kwaliteiten, dan moet in het bestemmingsplan een beschrijving worden opgenomen van de maatregelen die worden
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
058800.16097.02
14
getroffen om de negatieve effecten op te heffen of zoveel mogelijk te beperken. In paragraaf 3.2 is een beeldkwaliteitsparagraaf opgenomen, die op bovenstaande punten ingaat in relatie tot de ontwikkeling die dit bestemmingsplan mogelijk maakt. Artikel 6 Regionale afstemming en toepassing SER-ladder woningbouw In de toelichting bij het bestemmingsplan wordt met het oog op het voorzien in een aantoonbare, regionaal of intergemeentelijk afgestemde behoefte aan woningbouwlocaties beschreven op welke wijze rekening is gehouden met de navolgende voorkeursvolgorde: y het voorzien in de behoefte binnen bestaand stedelijk en dorpsgebied 2010, zoals aangeduid op kaart 4a, door locaties voor herstructurering of transformatie te benutten; y het voorzien in de behoefte direct aansluitend aan bestaand stads- en dorpsgebied 2010, zoals aangeduid op kaart 4a, op locaties die passend, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld. In dit bestemmingsplan is in paragraaf 3.4 een paragraaf opgenomen die voorziet in de toepassing van de SER-ladder woningbouw. Ontwerp Woonvisie 2011-2020 De provincie vindt dat iedereen in Zuid-Holland moet kunnen beschikken over een passende woning in een passend woonmilieu, nu en in de toekomst. Op dit moment staat er in het algemeen druk op de woningmarkt, terwijl er ook gebieden zijn met een ontspannen of zelfs krimpende woningmarkt. De omvang en de kwaliteit van de woningvoorraad is niet in balans. Daarvoor moet de bestaande voorraad kwalitatief verbeteren, vraag en aanbod van woonmilieus beter op elkaar worden afgestemd en meer binnenstedelijk worden gebouwd. Herijking van het nieuwbouw- en herstructureringsprogramma is nodig om in 2020 de gewenste voorraad te hebben. De Woonvisie 2011-2020 is mede gebaseerd op een evaluatie van bestaand beleid en een analyse van de werking van de huidige woningmarkt. De provincie constateert dat: y de crisis de woningmarkt voor een groot gedeelte heeft veranderd van een aanbod naar een vraagmarkt. Dat geldt echter niet voor iedereen. Mensen met een inkomen net boven modaal worden ernstig beperkt in hun mogelijkheden een passende woning te vinden: sociaal huren is niet meer mogelijk en er zijn voor hen geen betaalbare koopwoningen beschikbaar; y het afgesproken woningbouwprogramma niet meer voldoet. Er zijn meer nieuwbouwwoningen gepland dan nodig, onder meer omdat er minder woningen worden gesloopt dan verwacht. Dat vraagt om nieuwe prioriteiten in de uitvoering; y de kwaliteit van de huidige voorraad beter kan. Deze verbetering is gewenst voor de woning zelf (zoals weinig energieverbruik) en voor de woonomgeving (zoals het gewenste woonmilieu); y alle partijen op de woningmarkt terughoudend zijn, waardoor weinig risico's worden genomen en er niet veel van de grond komt. Er is behoefte aan samenwerkingsvormen waarin partijen met elkaar de voorwaarden voor uitvoering scheppen op basis van vertrouwen. Regionale Woonvisie In de regionale woonvisie 'samen voor kwaliteit', welke is vastgesteld in maart 2010, is een uitwerking op kernniveau beschreven. Over de koers voor Piershil is het volgende opgenomen: y De aandacht gaat uit naar de versterking van de bestaande structuur en het voorzieningenniveau in het centrum van het dorp. De recreatieve functie is hierbij van belang. Er is mogelijkheid om in de vorm van inbreiding en/of herstructurering enkele tientallen woningen te bouwen. Daarnaast zijn er uitbreidingsplannen voor de oostzijde. y Aansluiten bij regionale differentiatie, geen sterker accent op bepaalde doelgroepen. y Verdere ontwikkeling van zorgwoningen en seniorenwoningen, mits het van toegevoegde Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
058800.16097.02
15
y y
waarde is in vergelijking met de huidige aanwezige voorzieningen. Onderdeel is een nadere uitwerking van het opplusprogramma van de corporatie. Richtsnoer: 15 woningen per ha bij uitbreiding en daarnaast ook nadruk op wonen in een groene setting.
Binnen de Hoeksche Waard wordt momenteel gewerkt aan woningbouwprogramma en een herziening van de regionale Woonvisie.
een
regionaal
Structuurvisie Hoeksche Waard Met de Structuurvisie Hoeksche Waard laat de regio (bestaande uit vijf gemeenten) zien wat haar visie is op de toekomst. In de Structuurvisie wordt een visie gegeven op de gewenste ruimtelijke ontwikkeling van de regio tot 2030 (figuur 2.2). Doel is de gelijktijdige versterking van de ruimtelijke kwaliteit, de leefbaarheid en de economische vitaliteit van het Nationaal Landschap Hoeksche Waard. Nieuwe ontwikkelingen horen bij een landschap en kunnen bijdragen aan versterking van de ruimtelijke kwaliteit. Het gaat om meer dan de openheid en de kreken en dijken, maar ook om de ruimtelijke kwaliteit van de kernen en feitelijk om de leefomgeving als geheel. De Structuurvisie is in het voorjaar van 2009 definitief vastgesteld door de vijf gemeenteraden.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
058800.16097.02
16
Figuur 2.2
Uitsnede structuurvisiekaart Hoeksche Waard
Uitbreiding Piershil De oostelijke uitbreiding van Piershil is beschreven in de structuurvisie. Dit bestemmingsplan voorziet in een verdere uitwerking van de in de structuurvisie benoemde uitgangspunten ten
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
058800.16097.02
17
aanzien van de inpassing in het landschap en de uitbreidingslocatie. Overig regionaal beleid Voor het overige heeft de toeristisch- recreatieve visie 'De Hoeksche waard om te beleven' betrekking op de kern Piershil. In de toelichting wordt, voor zover relevant, ingegaan op dit beleid.
2.3
Gemeentelijk beleid
Structuurvisie Korendijk Het gemeentelijk beleid komt hoofdzakelijk tot uiting in de 'Structuurvisie Korendijk'. Voor de toekomstige ontwikkelingsrichting van Korendijk 2020 zijn drie thema's leidend: y duurzame omgeving: gericht op het behouden en versterken van waarden en kwaliteiten van de fysieke omgeving, nu en in de toekomst. Onderwerpen die hierbij aan de orde komen, zijn onder andere natuur en landschap, waterkwaliteit en –kwantiteit, cultuurhistorie en milieu. De gemeente Korendijk wil gaan voorzien in een deel van de recreatiebehoefte van de nabijgelegen stedelijke regio's. Een extensieve recreatieve ontwikkeling past bij de aanwijzing van de Hoeksche Waard als nationaal landschap. Daarbij is het belangrijk de dorpen compact te houden en de eigen identiteit te behouden; y leefbaarheid: gericht op een aantrekkelijke leefomgeving, niet alleen ruimtelijk, maar ook sociaal–maatschappelijk. Bijzondere aandacht gaat uit naar beleving (woonmilieus en landschapstypen) en voorzieningen (sport, sociaalmaatschappelijke functies, etc.). De leefbaarheid van Korendijk hangt in grote mate samen met de geringe omvang van de dorpen en de daaruit voortvloeiende sociale samenhang binnen die dorpen. Er is gekozen voor een voortzetting van deze kwaliteit; y vitaliteit: alle kansen voor een economisch gezonde gemeente. Landbouw, bedrijven, infrastructuur en recreatie kunnen hier aan bijdragen. In de landbouw kan dit door ontwikkeling van neven takken in de recreatie, zorg of duurzame energie. Door wering van vervuilende bedrijvigheid en concentratie van bedrijven op een centraal bedrijventerrein, wordt doorstroming bevorderd en herstructurering mogelijk. Het plangebied is in de structuurvisie aangeduid als uitbreidingslocatie wonen met extra waterberging. Overig gemeentelijk beleid Overig gemeentelijk beleid met betrekking op de kernen in de gemeente Korendijk is onder meer: y Gemeentelijk Waterplan Korendijk; y Gemeentelijk Rioleringsplan; y Groenbeleid- en beheerplan gemeente Korendijk 2011-2014; y Recreatienota Korendijk; y Handboek Inrichting Openbare Ruimte. In de toelichting wordt bij de betreffende thema's, voor zover relevant, ingegaan op bovenstaand beleid.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
058800.16097.02
18
2.4 Conclusie Het beleid is gericht op kwaliteitsverbetering en een optimale benutting van het bestaand gebied binnen de bebouwingscontour van de provincie. Tevens richt het beleid zich op de instandhouding van de openheid van het buitengebied. In de nieuwbouwplannen aan de rand van de kern Piershil zal hier rekening mee moeten worden gehouden. Hierbij moeten de internationaal zeldzame/unieke kenmerkende landschapskwaliteiten van de Hoeksche Waard behouden blijven.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
058800.16097.02
19
Hoofdstuk 3
3.1
Planopzet
Planbeschrijving
Ten behoeve van de ontwikkeling van het nieuwe woongebied van Piershil zijn stedenbouwkundige randvoorwaarden en uitgangspunten opgesteld (zie bijlage 1). Ter illustratie van een mogelijk eindbeeld is een verkavelingsschets ontwikkeld (zie figuur 3.1). De uitbreiding zal middels een aanbesteding aan een ontwikkelaar worden gegund. De ontwikkelende partij heeft de mogelijkheid om een eigen verkaveling te ontwikkelen, binnen de kaders van de stedenbouwkundige randvoorwaarden en uitgangspunten (zie bijlage 1).
Figuur 3.1
Verkavelingsschets uitbreiding Piershil
Voor Piershil is een uitbreiding aan de (zuid)oostzijde van het bestaande dorp voorzien. Op de uitbreidingslocatie (circa 2,85 ha) is een woningbouwprogramma van 60 woningen voorzien. De dichtheid voor deze uitbreiding is dan ook 21 woningen per hectare. Deze dichtheid is afwijkend van de dichtheid die in regionaal verband is afgesproken (15 wo/ha). Voor het afwijken van de dichtheid hebben de volgende afwegingen een rol gespeeld:
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
058800.16097.02
20
y y y y y
beschikbaarheid van woningbouwlocaties in Piershil in combinatie met de woningbehoefte (60 woningen); er is in vergelijking met de naastgelegen buurt een lagere dichtheid gehanteerd; er kan een ruim opgezette en kwalitatieve woonbuurt worden gerealiseerd; er zijn voldoende mogelijkheden voor een goede landschappelijke inpassing; doordat de buurt direct wordt begrensd door landelijk gebied (noord- en zuidzijde) en begraafplaats (oostzijde) is er voldoende onbebouwde 'tegen' ruimte.
De begrenzing van de uitbreiding wordt gevormd door het Klaasgat, de Oud Piershilse weg, de begraafplaats en het Buitenom. De bestaande kavel (Oud Piershilse weg 2) wordt richting de begraafplaats uitgebreid tot circa 900 m². Deze kavel valt buiten dit bestemmingsplan. Hoofdplanopzet De dorpsuitbreiding krijgt een herkenbaar eigen karakter. De uitbreiding wordt vormgegeven als een eiland. Langs alle randen is een waterpartij met een breedte van minimaal 10 meter. Langs het Klaasgat wordt een brede groene zone met wandelpad opgenomen. Aan de zuidelijke zone wordt een zitplek aan het water vormgegeven. De zuidelijke rand (langs het Buitenom) wordt duurzaam en zorgvuldig vormgegeven t.b.v. extra waterberging met natuurvriendelijke oevers. Centraal op het eiland wordt een groene openbare ruimte aangelegd die ook de relatie met het water versterkt . Langs de begraafplaats wordt een dijk met een breedte van ten minste 5 m en een hoogte van 1,8 m opgenomen. Aan de oostzijde wordt een waterpartij van ten minste 15 m breed op de waterlijn gemaakt. Aan de westzijde van dit water wordt een strook met zowel grondgebonden levensloopbestendige koopwoningen als vrije sector kavels beoogd. Ten westen van deze strook ligt de centrale ontsluiting, aan de oostrand van de groene (trechtervormige) scheg. De uitbreiding krijgt een centrale kwalitatieve groene openbare ruimte dat onderdeel wordt van een aantrekkelijke wandelroute met parkachtige inrichting (onderdeel van dorpsrondje). Deze ruimte maakt ook de relatie met het water langs de Buitenom. Loodrecht op het Klaasgat staan vier rijen met grondgebonden rijenwoningen. De appartementen zijn geclusterd en direct langs de groen blauwe zone langs het Buitenom gesitueerd. De bouwhoogte van de nieuwe woningen zal aan moeten sluiten bij de bestaande bouwhoogte in het dorp. De grondgebonden woningen worden daarom uitgevoerd in maximaal twee bouwlagen en een kap. De hoogte van een kleinschalig appartementengebouw bestaat uit twee bouwlagen met daarop een iets terug liggende derde bouwlaag. Openbare ruimte Centraal op het nieuwe eiland wordt een groene openbare ruimte aangelegd. Deze ruimte strekt zich uit tot aan het water langs de het Buitenom. Aan het water wordt een ontmoetingsplek met een zitje beoogd. Vanuit het deze openbare ruimte loopt een extra langzaamverkeersontsluiting met een brug over het Klaasgat. Deze route ligt in het verlengde van de Fazantstraat. Speelvoorzieningen Uitgangspunt is om binnen de uitbreiding van Piershil te voorzien in de benodigde speelvoorzieningen. In het uitbreidingsgebied is behoefte aan een sport en ontmoetingsfunctie voor 6 tot 19 jarigen van 500 m². Verder een speelplek voor 2 tot 12 jarigen van 350 m². Deze voorzieningen vullen de in de kern aanwezige speelvoorzieningen aan. Duurzaamheid In 2011 is een notitie opgesteld voor de uitbreidingsgebieden van Korendijk.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
058800.16097.02
21
In deze notitie zijn de aspecten van duurzaamheid opgenomen, waarvan de keuzen met betrekking tot het ambitieniveau in dit stadium van planvorming een verschil kunnen maken in de uitgangspunten die gesteld kunnen worden voor de uitbreiding Piershil (bijlage 2). De onderwerpen met de deelaspecten zijn per kern gerangschikt volgens het gangbare model People Planet Profit (Welzijn Wereld Welvaart).
3.2
Beeldkwaliteitsparagraaf
De uitbreiding van Piershil ligt direct ten oosten van het bestaande dorp grenzend aan het Zeekleipolderlandschap van de Hoekse Waard. Juist deze ligging vraagt erom de uitbreiding dusdanig vorm te geven dat deze op een zorgvuldige wijze inspeelt op de kwaliteiten van dit landschap. Zeekleipolderlandschap Ontwikkelingsgeschiedenis van het landschap Van groot belang voor de vorming van het huidige landschap van de Hoeksche Waard is de ontwikkeling van een schoorwallensysteem langs de kust geweest. Door een aanzienlijke stijging van de zeespiegel verdween de kustvlakte onder water en werden vanuit zee onder invloed van de golfbewegingen en stromingen van het getij, langgerekte barrières opgeworpen. In de lager gelegen gebieden achter deze zogeheten schoorwallen (elders strandwallen genaamd) ontstonden afwisselend onder water en droogstaande wadden en moerasachtige gebieden. Dit leidde uiteindelijk, mede door een stijging van het grondwater en de verdere afname van de invloed van de zee op dit gebied, tot de vorming van een zich tot ver achter de schoorwallen uitstrekkend veengebied. Dit veengebied werd door het schoorwallensysteem beschermd tegen de zee. Toen vervolgens de invloed van de zee echter weer toenam werden de schoorwallen aangetast. Er ontstonden diepe erosiegeulen waardoor de zee het achtergelegen veengebied kon binnendringen. Aanvankelijk trad vooral in de directe omgeving van de grote riviermondingen erosie van het veen op. Gaandeweg drong het door het zeewater ontwikkelende systeem van kreken echter steeds verder het veengebied binnen en ontstonden in het veen geulen, die later met zand en klei werden opgevuld. De hiermee gepaard gaande erosie leidde tot de afbraak van grote delen van het veenlandschap. Als gevolg hiervan ontstonden veel, door getijdengeulen gescheiden en met zavel- en kleilagen bedekte veeneilanden (opwassen). Het toenmalige door vele kreken en andere stromen doorsneden gebied bestond uit een stelsel van zandplaten, slikken, gorzen en schorren. Doordat de diverse stromen zich vaak verlegden was enerzijds sprake van een sterke afbraak, anderzijds van de vorming van nieuwe opwassen en ontstond er een groot estuarium. De in het huidige landschap nog aanwezige resterende opwassen zijn ontstaan als platen te midden van snel stromende getijdengeulen en hebben veelal een zekere ronde vorm. Van een wezenlijke beïnvloeding door de mens was pas sprake aan het einde van de 10e eeuw toen men door het opwerpen van dijken overging tot het stelselmatig beveiligen van de reeds bewoonde eilanden (de zogeheten 'opwassen'). Bewoning vond niet uitsluitend plaats op de bedijkte opwassen maar ook op de onbedijkte platen. In dat geval was echter sprake van een niet-permanente bewoning door vissers, schapenhouders en veendelvers en zocht men bescherming tegen hoog water door het opwerpen van 'stellen' (vluchtheuvels).
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
058800.16097.02
22
Tot de oudste polders (opwassen) behoort onder andere de Polder het Oudeland van Strijen. Door de eb- en vloedbewegingen werden geleidelijk nieuwe platen afgezet, tegen de opwassen aan. Deze meer langgerekte aanwassen werden nadien eveneens ingepolderd en in cultuur gebracht. Aanvankelijk vond de bedijking op kleine schaal plaats. In de loop van de 15 e eeuw vond een meer grootschalige landaanwinning plaats door het systematisch bedijken van de vele nieuwe op- en aanwassen. Bij de inpoldering van de op- en aanwassen werden de 'bovenlopen' van de kreken veelal binnen de dijkringen opgenomen. Ordeningsprincipes en kenmerken Voor het plangebied is van belang dat het is gelegen in het zeekleipolderlandschap, waarvan de kenmerken in de provinciale Structuurvisie worden beschreven: 'Het zeekleipolderlandschap wordt gekenmerkt door een opeenvolgend patroon van (ronde) opwaspolders en (langgerekte) aanwaspolders, met een kleinschalig dijkenpatroon. Kreken en beplante dijken zijn belangrijke structurerende elementen. Er is een grote mate van openheid met contrasten tussen buitendijkse natuur en strak verkavelde agrarische polders met overwegend akkerbouw. Dorpen liggen als compacte kernen in het open landschap, veelal op het kruispunt van een dijk en een kreek.' Kernkwaliteiten Voor het Nationaal landschap Hoeksche Waard zijn drie kernkwaliteiten benoemd: y Het polderpatroon: een mozaïek van polders die vanaf het einde van de Middeleeuwen zijn bedijkt. Per regio is de ontstaansgeschiedenis van het landschap afleesbaar. y Het reliëf van kreken en dijken: het dijken- en krekenpatroon is in zijn geheel waardevol. Daarbinnen zijn er gave en minder gave delen, maar juist de samenhang is kenmerkend voor het landschap. y De openheid: de open ruimten vormen de tegenhanger van de dijklinten en dorpen en zijn daar onlosmakelijk mee verbonden. Piershil Ontstaansgeschiedenis van Piershil De kern Piershil is direct na de omdijking van de polder Oud-Piershil (1524) ontstaan. Bij de keuze van de vestigingsplaats vormde de nabijheid van open water (het Spui) een belangrijk motief. Het dorp werd daarom ter hoogte van de toenmalige monding van de Oud-Piershilse Wetering in het Spui gesitueerd. Hoewel Piershil geen echt dijkdorp is, heeft de dijk een belangrijke rol gespeeld bij het ontstaan en vormgeving van het dorp. De eerste bebouwing van Piershil werd voornamelijk in de flauwe taluds van de dijk geplaatst. Over het algemeen zijn de dijktaluds in de Hoeksche Waard aan de zeezijde flauwer dan aan de ingepolderde zijde. Dit geldt ook voor de Molendijk in Piershil. De oudste (aaneengesloten) bebouwing is hier aan de westzijde tegen de weg aan gesitueerd. De bebouwing aan de oostzijde van de Molendijk is van latere datum en staat op enige afstand van de dijk. De in het verlengde van de Molendijk gelegen Sluisjesdijk heeft ook aan de oostzijde een relatief flauw talud. Het gevolg is dat hier aan beide zijden van de dijk woningen tegen de weg aan staan. De kerk van Piershil ligt op enige afstand van de dijk aan de Voorstraat, vanouds de belangrijkste straat van het dorp. De Voorstraat ligt parallel aan de Piershilse Wetering en staat loodrecht op de dijk. Langs deze straat bevinden zich naast de kerk met een begraafplaats en de tegenovergelegen (voormalige) pastorie, enkele boerderijen, woningen en winkels, alsmede het verzorgingshuis en het gemeentehuis. In het voormalige buitendijke gebied werd een kade aangelegd langs het afgedamde deel van de Piershilse Wetering dat als haven fungeerde. Door het inpolderen van het water tussen de polders Oude-Korendijk en Oud-Piershil is het dorp sinds de 17e eeuw geheel omsloten door agrarisch gebied.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
058800.16097.02
23
Ruimtelijke opbouw van Piershil De ruimtelijke opbouw van het dorp hangt sterk samen met de ontstaansgeschiedenis. Binnen het dorp kunnen twee deelgebieden worden onderscheiden met eigen specifieke ruimtelijke kenmerken, te weten het dorpscentrum en de dorpsuitbreidingen. A. Het Dorpscentrum Het dorpscentrum met de oudste bebouwing is geconcentreerd rond de kruising Molendijk-Sluisjesdijk/Voorstraat-Kade. Het gebied wordt gekarakteriseerd door de verscheidenheid aan functies en de veelal aaneengesloten bebouwing. Bijzondere bebouwing, zoals de kerk en het gemeentehuis, vormen accenten in het gebied. B. De woonbuurten en overige delen De meeste woonbebouwing is in het noordoostelijke kwadrant gelegen. Door de ruime opzet heeft dit gebied een overwegend groen karakter. Het wegpatroon is regelmatig. Een enkele bedrijfsvestiging of andere niet-woonfunctie leidt tot afwijking van schaal en ritme. Aan de westzijde van het dorp liggen enkele (grote) bedrijven en de sportvelden. Dit westelijk gebied ligt ingesloten tussen de Molendijk en het Piershilsche Gat. De uitstraling van het gebied wordt met name bepaald door de volumineuze bedrijfsbebouwing. In de zuidoostelijke kwadrant liggen de Heemtuin, het verzorgingshuis en woningbouw (Piershil-Zuid). Landschappelijke inpassing Beschrijving inpassing Bij de totstandkoming van deze uitbreiding wordt veel aandacht besteed aan de landschappelijke inpassing ervan. Door de aanleg van het Buitenom (ligt hoger) is deze locatie afgesneden van het omliggende landschap. De locatie wordt begrensd door het Buitenom, (de bouwing langs) de Oud Piershilseweg, de begraafplaats en de huidige kern. Door de uitbreiding vorm te geven als eiland ontstaat een eigen eenheid die rekening houdt en inspeelt op omliggende elementen. Langs alle randen is een waterpartij met een breedte van minimaal 10 m voorzien. Langs het Klaasgat wordt een brede groene zone met wandelpad opgenomen. Hier ontstaat een nieuwe groene schakel die de doorloop van de kreek door Piershil markeert. De zuidelijke rand (langs het Buitenom) wordt duurzaam en zorgvuldig vormgegeven ten behoeve van extra waterberging. Langs de oostelijke rand wordt naast het water een brede groene strook (onderhoud) en een dijkje, ten behoeve van de afscherming van de begraafplaats, voorzien. Centraal in de uitbreiding ligt een groene scheg die wordt gevormd door verschillende richtingen van het onderliggend landschap, namelijk door een lijn evenwijdig aan het Klaasgat en de oorspronkelijke verkavelingsrichting van de polder. Toetsing kernkwaliteiten De uitbreiding van Piershil wordt beoogd in een overhoek in het landschap tussen de kern en de begraafplaats die door de aanleg van Buitenom een zelfstandig ruimtelijke eenheid is. De begrenzingen van de driehoek zijn wel duidelijke landschappelijke lijnen die veel grotere structuren in het polderlandschap benadrukken, de kreek en een lange polderlijn aan de oostzijde tot aan de Zuidzijdsedijk. Door in de opzet van de uitbreiding in te spelen op onderliggende landschappelijke structuren wordt de kleinschalige verkaveling van het landschap ter plaatse weer zichtbaar gemaakt. Het reliëf van het dijken- en krekenpatroon wordt door de uitbreiding versterkt. Het deel van het Klaasgat aan de rand van de kern wordt verbreed en krijgt een meer natuurlijke inrichting. De rommelige rand met volkstuintjes wordt getransformeerd naar een fraaie oeverzone waar ook een pad langs ligt. De Kreekzone wordt hiermee een sterker element, beleefbaar gemaakt en onderdeel van het dorpsrondje voor bewoners. Het plangebied ligt binnen de contour aan de oostzijde van Piershil die in de Structuurvisie Hoeksche Waard is aangemerkt als 'harde bebouwingsranden'. Invulling van de locatie met woningbouw heeft geen invloed op belangrijke doorzichten of vergezichten en heeft geen
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
058800.16097.02
24
invloed op de beleving van het omliggende zeer open landschap. Concluderend kan worden gesteld dat de ontwikkeling gericht is op het behoud en versterking van de kernkwaliteiten van het Hoeks Waards landschap. Uitgangspunten bebouwing en beplanting De beleving van het aanliggende landschap wordt mede bepaald door de uitstraling van bebouwing en beplanting van de uitbreiding. Een belangrijk uitgangspunt is een relatief lage bebouwingsdichtheid. Hiermee speelt de uitbreiding in op het dorpse karakter van Piershil. Ook de bebouwing dient in zijn vormgeving aan te sluiten op het dorpse karakter van de kern. De woningen en appartementengebouwen worden vormgegeven binnen één architectonische 'familie' met een dorpse uitstraling met traditionele stijlkenmerken zonder een al te historiserende vormgeving. De beplanting in de openbare ruimte dient te passen in de landschappelijke structuur, waarbij nadrukkelijk gebruik zal worden gemaakt van gebiedseigen soorten. De overgangen van kavels (achtertuinen) en het aanliggende landschap zullen zorgvuldig moeten worden vormgegeven door gebruik van groen zoals struiken, hagen of begroeide hekwerken en zijn onderdeel van de (architectonische) uitwerking van de kavel.
3.3
Woningbouwprogramma en fasering
In het plangebied zijn 60 woningen voorzien. Dit aantal komt overeen met het aantal genoemd in de Algemene Notitie Uitgangspunten en Randvoorwaarden Uitbreidingsgebieden Korendijk en valt binnen de afspraken van de Regionale Woonvisie 'Samen voor kwaliteit'. Woningbehoefteonderzoek USP Marketing Consultancy bv heeft in opdracht van het Samenwerkingsorgaan Hoeksche Waard een woningbehoefte onderzoek uitgevoerd in de Hoeksche waard. In november 2010 is over dit onderzoek gerapporteerd in het rapport Woningbehoeftenonderzoek Hoeksche Waard 'woonwensen in beeld'. Aan de hand van extra onderzoeksgegevens uit de database van USP en rekening houdend met de woningbouwverdeling over de kernen in de Hoeksche Waard (Regionale Woonvisie Samen voor kwaliteit) is een woningbouwprogramma verder verfijnd. Hierbij zijn tevens de reacties van de inloopavond van 11 april 2011, het overleg met HW Wonen (woningcorporatie) en de regionale projectgroep wonen betrokken. Woningbouwprogramma In het plangebied zijn 60 woningen voorzien. Van het totaal aantal woningen is 30% (18 woningen) sociaal. De woningen moeten gefaseerd worden gemaakt (zie tabel 3.1) in de volgende categorieën: y 14 appartementen met een grootte van ongeveer 105 m²; y 10 starterswoningen voor jonge gezinnen met een bebouwd oppervlakte van 55 m²; y 16 levensloopbestendige woningen huur met een bebouwd oppervlakte van circa 65 m²; y 16 levensloopbestendige woningen koop met een bebouwd oppervlakte van circa 65 m²; y 4 vrije sector kavels met een kaveloppervlakte van circa 550 m². Fasering De beoogde fasering van het programma in de uitbreiding van Piershil is in onderstaande tabel opgenomen. De uiteindelijke fasering zal worden afgestemd op de marktbehoefte.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
058800.16097.02
25
Tabel 3.1
3.4
Fasering uitbreiding Piershil
Toepassing SER-ladder woningbouw
De provincie Zuid-Holland wil de kwaliteit van de woonomgeving en woonmilieu waarborgen, daarom moet bij bestemmingsplannen die voorzien in de bouw van nieuwe woningen een zorgvuldige afweging worden gemaakt volgens de zogenaamde SER-ladder (artikel 6 van de provinciale Ruimtelijke Verordening). Afweging De afweging verloopt volgens drie stappen (stap 1: behoefte en stap 2 & 3: locatieafweging): 1. Regionale vraag: De nieuwe ontwikkeling moet aantoonbaar voorzien in een regionale of intergemeentelijke vraag. De behoefte aan nieuwe woningen moet blijken uit een actuele regionale woonvisie. 2. Mogelijkheden bestaand gebied: Er moet worden gekeken of de woningbouwopgave binnen het bestaand stads- en dorpsgebied 2010 kan worden gerealiseerd, door middel van transformatie of herstructurering van locaties en/of gebouwen. 3. Locatiekeuze en inpassing: Indien het transformeren of herstructureren geen of onvoldoende soelaas biedt, wordt de woningbouwopgave direct aansluitend aan het bestaand stads- en dorpsgebied 2010 – binnen de rode contour – gerealiseerd. Voor deze locaties geldt dat ze goed (reeds) ontsloten moeten zijn, waarbij gebruik kan worden gemaakt van verschillende middelen van vervoer. Daarbij dient de uitbreiding zorg te dragen voor een zorgvuldige locatiekeuze en inpassing. Toepassing Trede 1: Regionale vraag De inzet van de provincie is dat regionale woonvisies een minimale looptijd van 10 jaar hebben en eens in de vijf jaar worden geactualiseerd. De woonvisie van het samenwerkingsorgaan Hoeksche Waard is in maart 2010 vastgesteld en voldoet in beginsel aan dit criterium. Uit deze woonvisie blijkt de totale woningcapaciteit per gemeente. Voor de gemeente Korendijk is de totale capaciteit van 545 woningen voorzien. Deze capaciteit wordt vervolgens uitgesplitst in 65 woningen voor inbreiding en afronding binnen bestaande contouren en 480 woningen binnen de nieuwe contouren. Deze capaciteit is berekend door de totaal benodigde woningen voor de regio de Hoekse Waard (3.250 woningen) op grond van migratiesaldo 0 te verdelen over de gemeentes naar rato van het inwonerstal. Voorts is er rekening gehouden met een marge van 30% vanwege planuitval, flexibiliteit en dergelijke. In het kader van een herijking van het regionaal woningbouwprogramma, de actualisering van de regionale woonvisie en goed risicomanagement zijn alle plannen in de regio die in uitvoering of voorbereiding zijn beoordeeld op risico's. De vier uitbreidingsplannen van de kernen in Korendijk zijn beoordeeld als kansrijke plannen die goed aansluiten bij de actuele markt. Belangrijke overweging daarbij is de opname van een evenwichtige mix van koop en huur, betaalbaar, middelduur en duur in de verschillende plannen. De woonkwaliteiten in de plannen
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
058800.16097.02
26
sluiten goed aan bij de conclusies van de regionaal vastgestelde Woonmonitor Hoeksche Waard 2011, die de basis vormt voor de geplande actualisering van de regionale woonvisie. Het woningbouwprogramma voor de uitbreiding van Piershil is voorgelegd aan het samenwerkingsorgaan Hoekse Waard. In afwachting van de formele bestuurlijke reactie zijn de ambtelijk gemaakte opmerkingen zoveel mogelijk verwerkt. De woningaantallen van de gemeente Korendijk sluiten aan bij de WBR-prognose van de provincie. Trede 2: Mogelijkheden bestaand gebied Binnen de gemeente Korendijk worden in reeds gebouwde, in aanbouw zijnde en in planning zijnde bouwprojecten binnen de bestaande kernen 245 (45%) nieuwe woningen gerealiseerd. In de regionale woonvisie werd uitgegaan van een capaciteit van 65 woningen voor inbreidingsplannen. Met 245 woningen ten gunste van inbreidingsplannen zijn de mogelijkheden voor herstructurering, transformatie of verdichting binnen de kernen dan ook ten volle benut. Ter volledigheid moet melding worden gemaakt van 4 woningen die per saldo zullen verdwijnen uit het buitengebied. Tabel 3.2
Inbreiding kernen Korendijk (per 1 januari 2012)
Goudswaard
reeds gebouwd
in aanbouw in planning
totaal
2
21
22
45
Nieuw-Beijerland 74
0
1
75
Piershil
21
12
44
77
Zuid-Beijerland
14
12
15
41
Totaal
111
45
122
238
Voor de kern Piershil bevatten de inbreidingsplannen in totaal 75 woningen, waarvan 33 woningen in aanbouw of gerealiseerd zijn en nog 44 gepland zijn. Van de 44 geplande woningen houden 37 verband met het accomodatiebeleid van de gemeente Korendijk en zijn nog eens 7 woningen gereserveerd ter vervanging van bestaande bebouwing. Binnen de kern Piershil zijn verder geen mogelijkheden meer om in te breiden. Bij het opstellen van de provinciale structuurvisie was al bekend dat de inbreidingscapaciteit van de kernen onvoldoende ruimte biedt om de totale woningbouwbehoefte te realiseren. De rode bebouwingscontour van Piershil is daarom aan de zuidoostzijde verruimd. Trede 3: Locatiekeuze en inpassing Voor de kern Piershil als ook voor de andere kernen binnen de gemeente Korendijk geldt dat transformeren of herstructureren binnen bestaand stedelijk gebied onvoldoende soulaas biedt om aan de woonbehoefte te voorzien. De gemeente voorziet dan ook in de uitbreiding van vier van zijn kernen, te weten Goudswaard, Nieuw-Beijerland, Piershil en Zuid-Beijerland. De uitbreiding bestaat in totaal (voor de vier kernen samen) uit 304 woningen. Aan de hand van de onderzoeksgegevens uit de database van USP (woningbehoefteonderzoek) is het woningbouwprogramma verder verfijnd per uitbreiding. De verdeling voor de uitbreiding van de kernen van de gemeente Korendijk is als volgt verdeeld: Tabel 3.3
Uitbreiding kernen Korendijk
Goudswaard
46
Nieuw-Beijerland
124
Piershil
60
Zuid-Beijerland
74
Totaal
304
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
058800.16097.02
27
De uitbreiding met 60 woningen is voor Piershil voorzien aan de zuidoostzijde, binnen de zogenaamde rode contour. Voor de uitbreiding zijn de 60 woningen verder onderverdeelt in een aantal woningbouwcategorieën (zie paragraaf 3.3) op basis van het woonbehoefteonderzoek, de ambtelijke reacties vanuit de regio, van externe deskundigen en van de inwoners. De uitbreidingslocatie wordt via de Oud Piershilseweg direct aangesloten op de Buitenom. Er is dan ook sprake van een goede ontsluiting via de weg. Bovendien ligt de halte van het openbaar vervoer op korte afstand (zie paragraaf 3.5). De uitbreiding ligt strategisch ten opzichte van de aanwezige voorzieningen. Een uitbreiding aan een andere zijde van Piershil is vanwege het ontbreken aan een goede ontsluiting niet gewenst. Aan de landschappelijke inpassing van de uitbreiding van Piershil is veel aandacht besteed (zie paragraaf 3.2). Uit onderhavig bestemmingsplan blijkt dat wordt voldaan aan een goede ruimtelijke ordening. Conclusie Hierboven zijn de treden van de SER-ladder woningbouw doorlopen. Hierin wordt onderbouwd dat er 60 woningen kunnen worden gerealiseerd in een uitbreiding aan de zuidoostzijde van Piershil.
3.5
Verkeer en parkeren
De nieuwe woonbuurt wordt vanuit het noorden ontsloten. Dit is de enige entree naar woongebied voor autoverkeer. De brug in het verlengde van de Fazantstraat dient ook bij calamiteiten ingezet te kunnen worden ten behoeve van de wijkontsluiting. Verkeer Ontsluiting gemotoriseerd verkeer Het plangebied is gelegen in Piershil en wordt ontsloten via één weg welke aansluit op de Oud Piershilseweg. De Oud Piershilseweg is een erftoegangsweg, deels buiten de bebouwde kom (maximumsnelheid 60 km/h) en deels binnen de bebouwde kom (maximumsnelheid 30 km/h). In oostelijke richting is deze weg aangesloten op de Buitenom en in westelijke richting op de Voorstraat. De Buitenom ontsluit in oostelijke richting naar Nieuw-Beijerland en Oud-Beijerland en in westelijke richting naar Goudswaard. Via de Voorstraat wordt het centrum van Piershil bereikt. De ontsluiting voor het autoverkeer is derhalve goed. Langzaam verkeer Het fietsverkeer wordt in het plangebied gemengd afgewikkeld met het overige verkeer en wordt via de Oud Piershilseweg ontsloten. Tevens zal aan de zuidwestzijde van het plangebied de beschikking zijn over een vrijliggend fietspad wat aansluit op de Fazantstraat. Het fietsverkeer wordt hierdoor middels twee routes aangesloten op het centrum van Piershil. Zowel de Fazantstraat, de Oud Piershilseweg als de Voorstraat zijn erftoegangswegen, waar het fietsverkeer conform de richtlijnen van Duurzaam Veilig gemengd met het gemotoriseerde verkeer wordt afgewikkeld. Derhalve is de ontsluiting voor het fietsverkeer goed. Ontsluiting openbaar vervoer Er is een bushalte gesitueerd aan de Voorstraat en de Buitenom. Beide liggen op circa 350 m afstand van de locatie. De halte aan de Voorstraat wordt bediend door een buurtbus in de richtingen Zuid-Beijerland en Oud-Beijerland met een frequentie van circa 1 keer per uur. De bushalte aan de Buitenom wordt bediend door bussen in de richtingen Goudswaard en Rotterdam Zuidplein, met een frequentie van circa 2 keer per uur per richting. De ontsluiting per openbaar vervoer is redelijk.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
058800.16097.02
28
Parkeren Het parkeren wordt opgelost langs de straten. Voor het appartementengebouw wordt een aparte geclusterde parkeerplaats aangelegd. In onderstaande tabel zijn de parkeernormen voor de verschillende woningtypen opgenomen. Tabel 3.4
Parkeernormen
De normen in deze tabel zijn gebaseerd op de kentallen uit publicatie 182 (CROW, 2008). De gebruikte getallen gaan uit van niet stedelijk gebied op basis van de adressendichtheid in de omgeving. Er is daarbij uitgegaan van de hoge norm in verband met de afwezigheid van enige overloopcapaciteit in de directe omgeving. * Binnen deze norm is 0.3 parkeerplaats per woning opgenomen voor bezoekersparkeren. ** Voor het parkeren op eigen terrein gelden de volgende berekeningsaantallen: 1. een enkele oprit (al dan niet met garage) geldt als 1 parkeerplaats bij een lengte van minimaal 5 m; 2. een dubbele oprit (al dan niet met garage) geldt als 2 parkeerplaatsen bij een lengte van minimaal 5 m en een breedte van ten minste 4,5 m. Verkeersgeneratie en verkeersafwikkeling Op basis van kengetallen uit publicatie 256 (CROW, 2007) heeft de ontwikkeling een verkeersaantrekkende werking van circa 378 mvt/etmaal. Hierbij is uitgegaan van 6,3 mvt/etmaal per woning. Het verkeer verdeelt zich voor 50% in oostelijke richting als 50% in westelijke richting via de Oud Piershilseweg. Op de Oud Piershilseweg neemt de verkeersintensiteit derhalve toe met 189 mvt/etmaal. Hierdoor zal de intensiteit op deze weg toenemen tot circa 3.270 mvt/etmaal en blijft onder de maximale wenselijke intensiteit voor erftoegangswegen van 6.000 mvt/etmaal. Voor de Buitenom is de verkeerstoename van 189 mvt/etmaal vanuit een worstcasebenadering op beide wegvakken toegepast. De verkeersintensiteit op de buitenom bedraagt circa 4.470 mvt/etmaal in zowel de richting Nieuw-Beijerland (oostelijk) alsmede in de richting Goudswaard (westelijk). De verkeersintensiteiten overschrijden de maximaal wenselijke intensiteiten niet.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
058800.16097.02
29
Verkeersgegevens De verkeersgegevens in mvt/etmaal die ten grondslag liggen aan de onderzoeken m.b.t. wegverkeerslawaai staan vermeld in tabel 3.5 en 3.6. De verkeersgegevens en de voertuigverdeling van de Buitenom zijn gebaseerd op telgegevens uit het jaar 2010 en zijn afkomstig van Grontmij. De gegevens van de Oud Piershilseweg komen uit het jaar 2005 en zijn verstrekt door de gemeente Korendijk. Voor de voertuigverdeling van deze weg is gebruikgemaakt van de standaardvoertuigverdeling van een wijkverzamelweg. Voor de extrapolatie naar het maatgevende jaar (2023) is uitgegaan van een autonome groei van 1,4% per jaar. Tabel 3.5
Verkeersintensiteiten
Tabel 3.6
Voertuigverdeling
Conclusie De ontsluiting van de verschillende vervoerswijzen is goed. Als gevolg van de ontwikkeling zal de verkeersintensiteit op de wegen rondom het plangebied beperkt toenemen. Verwacht wordt echter dat er geen problemen op zullen treden bij de afwikkeling van het verkeer. Het aspect verkeer zal daarom de ontwikkeling niet in de weg staan.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
058800.16097.02
30
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
058800.16097.02
31
Hoofdstuk 4
4.1
Onderzoek
Bedrijven en milieuhinder
Beleid en Normstelling In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen: y ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd; y rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven. Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en nieuwe woningen in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit plan gebruikgemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). Onderzoek en conclusies Ten westen van het plangebied zijn geen hinderlijke functies gelegen. Ten oosten van het plangebied is een kerk met begraafplaats gelegen. Voor een kerk geldt op basis van de VNG-uitgave Bedrijven en milieuzonering een richtafstand van 30 m tot een rustige woonwijk i.v.m. het aspect geluid (en 10 m in een gemengd gebied) en voor een begraafplaats geldt een richtafstand van 10 m tot een rustige woonwijk i.v.m. het aspect geluid (en 0 m in een gemengd gebied). De afstand van het plangebied tot de begraafplaats is ruim 10 m en de afstand tot de kerk is ruim 30 m. De kerk en begraafplaats zijn dan ook niet van invloed op het woon- en leefklimaat ter plaatse van het plangebied. Ten noorden en ten zuiden van het plangebied zijn verschillende bedrijven gelegen. Aan de Oud Piershilseweg 3 is het akkerbouwbedrijf met schapenstal P. Verhulp gelegen. Aan de Oud Piershilseweg 5 is het akkerbouwbedrijf met vee- en paardenstalling Maatschap Buitendijk gelegen. Aan de Buitenom 7 is het akkerbouwbedrijf met melkveehouderij Fa Zevenbergen gelegen. Het Besluit Landbouw is op deze bedrijven van toepassing waarbij een afstand geldt van 50 m tot verspreid liggende woningen en 100 m tot een woon gebied. In het onderhavige geval moet dus 100 m aangehouden worden. De bedrijven zijn respectievelijk op circa 50, 60 en 50 m van de planlocaties gelegen waardoor deze bedrijven mogelijk een aandachtspunt zijn. Met deze bedrijven dient bij de ontwikkeling rekening gehouden te worden.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
058800.16097.02
32
4.2
Externe veiligheid
Beleid en normstelling Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk: y bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid; y vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door buisleidingen. Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt. Onderzoek Uit de provinciale risicokaart (www.risicokaart.nl) blijkt dat in het plangebied geen risicovolle inrichtingen aanwezig zijn. Deze worden in het bestemmingsplan ook niet mogelijk gemaakt. Ook in de omgeving van het plangebied komen geen risicovolle inrichtingen voor die mogelijk relevant zijn voor de risicosituatie in het plangebied. Daarnaast vindt er in (de omgeving van) het plangebied geen vervoer van gevaarlijke stoffen plaats over de weg, het spoor, het water of door buisleidingen. Conclusie Geconcludeerd wordt dat het plan voldoet aan het beleid en de normstelling ten aanzien van externe veiligheid. Het aspect externe veiligheid staat de uitvoering van het plan niet in de weg.
4.3
Kabels en leidingen
Er zijn geen planologisch relevante buisleidingen, hoogspanningsverbindingen of straalpaden aanwezig. Er wordt geconcludeerd dat het aspect kabels en leidingen de uitvoering van het plan niet in de weg staat.
4.4
Bodem
Beleid en Normstelling Op grond van het Bro dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Voor een nieuw geval van bodemverontreiniging geldt, in tegenstelling tot oude gevallen (voor 1987), dat niet functiegericht maar in beginsel volledig moet worden gesaneerd. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur te worden gerealiseerd op bodem die geschikt is voor het beoogde gebruik.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
058800.16097.02
33
Onderzoek en conclusie De voorgestelde ontwikkeling past niet in het vigerende bestemmingsplan, er is sprake van een functiewijziging. Uit het Bodemloket (www.bodemloket.nl) blijkt dat ter plaatse van het plangebied een historische activiteit bekend is die mogelijk heeft geleid tot bodemvervuiling. In mei 2011 is een vooronderzoek uitgevoerd naar de bodemkwaliteit in het plangebied (Vooronderzoek bodemkwaliteit, Koenders Partners, 110347-B, d.d. 5 mei 2011, zie bijlage 3) en in oktober 2011 is een nader bodemonderzoek uitgevoerd naar asbest en lood ter plaatse van het plangebied (Nader bodemonderzoek, Koenders Partners, 110816, d.d. 10 oktober 2011, zie bijlage 4). Op basis van de onderzoeken kunnen de volgende conclusies getrokken worden: y De bij het verkennend onderzoek aangetoonde bodemlaag met een sterk verhoogd asbestgehalte op deellocatie A (voormalige stal) is zowel horizontaal als verticaal volledig afgeperkt. In de omliggende bodem is geen asbest aangetoond. De totale omvang van de verontreinigingskern wordt geschat op 21 m³ (circa 40 ton). Deze verontreiniging betreft een geval van ernstige bodemverontreiniging. y Ter plaatse van deellocatie E (voormalige weg) is een sterk verhoogd asbestgehalte aangetoond. De aangetoonde sterke bodemverontreiniging is voldoende afgeperkt. De totale omvang van de verontreinigingskern wordt geschat op 69 m³ (circa 130 ton). y De bij het verkennend onderzoek aangetoonde matige verontreiniging met lood ter plaatse (deellocatie E) is voldoende afgeperkt. Vastgesteld is dat de matige loodverontreiniging slechts een incidentele spot betreft, vermoedelijk gerelateerd aan de waargenomen puinbijmenging. Nader onderzoek en/of sanerende maatregelen zijn niet noodzakelijk. y Bij het verkennend onderzoek zijn in de halfverhardingslaag ter plaatse deelgebied G (volkstuinen) sterk verhoogde asbestgehaltes aangetoond. Deze verontreinigingskern is zowel horizontaal als verticaal volledig afgeperkt. In de omliggende halfverhardingslaag danwel bodem is geen asbest aangetoond. De totale omvang van de verontreinigingskern wordt geschat op 10 m³ (circa 20 ton). Omdat sterk verhoogde asbestgehaltes zijn aangetroffen, geldt formeel gezien een saneringsplicht. De sanering zal ten behoeve van het plan worden uitgevoerd.
4.5
Luchtkwaliteit
Beleid en normstelling Bij ruimtelijke plannen moet de luchtkwaliteit worden onderzocht. Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door de Wet milieubeheer, hoofdstuk 5, titel 5.2 luchtkwaliteitseisen (ook wel Wet luchtkwaliteit genoemd). De Wm bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Bij ruimtelijke ontwikkelingen zijn vooral de jaargemiddelde grenswaarden voor stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10) van belang. Besluit niet in betekenende mate (nibm) In het Besluit nibm, en de bijbehorende regeling, is exact bepaald in welke gevallen een project vanwege de beperkte gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Dit kan onder meer het geval zijn wanneer een project een bijdrage heeft van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarden. Onderzoek
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
058800.16097.02
34
De ontwikkeling in het plangebied is met de realisatie van maximaal 60 woningen dusdanig klein dat dit ten opzichte van de huidige situatie voor een beperkte verkeersaantrekkende werking zorgt. Het effect op de luchtkwaliteit bedraagt in geen geval meer dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarden voor PM10 en NO2. Op het plan is daarom het besluit nibm van toepassing. Een toetsing aan de grenswaarden kan achterwege blijven. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied gegeven. Dit is gedaan aan de hand van de monitoringstool (www.nsl-monitoring.nl) die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. Hieruit blijkt dat in 2011 de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijn stof direct langs de N217 (als maatgevende doorgaande weg langs het plangebied) ruimschoots onder de grenswaarden uit de Wet milieubeheer zijn gelegen. Omdat direct langs deze weg aan de grenswaarden wordt voldaan, zal dit ook ter plaatse van het plangebied het geval zijn. Concentraties luchtverontreinigende stoffen nemen immers af naarmate een locatie verder van de weg ligt. Daarom is ter plaatse van het hele plangebied sprake van een aanvaardbaar woonen leefklimaat. Conclusie Er wordt geconcludeerd dat het aspect luchtkwaliteit de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Uit het oogpunt van luchtkwaliteit is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefmilieu ter plaatse.
4.6
Wegverkeerslawaai
Beoogde ontwikkeling In het plangebied worden woningen mogelijk gemaakt. Woningen zijn volgens de Wet geluidhinder geluidsgevoelige functies waarvoor akoestisch onderzoek uitgevoerd dient te worden. Toetsingskader Normstelling Langs alle wegen - met uitzondering van 30 km/h-wegen en woonerven - bevinden zich op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) geluidszones waarbinnen de geluidshinder vanwege de weg moet worden getoetst. De breedte van de geluidszone is afhankelijk van het aantal rijstroken en van binnen- of buitenstedelijke ligging. Op basis van jurisprudentie dient in het kader van een goede ruimtelijke ordening ook bij 30 km/h-wegen de aanvaardbaarheid van de geluidsbelasting te worden onderbouwd. De geluidshinder wordt berekend aan de hand van de Europese dosismaat L den (L day-evening-night). Deze dosismaat wordt weergegeven in dB. Deze waarde vertegenwoordigt het gemiddelde geluidsniveau over een etmaal. Nieuwe situaties Voor de geluidsbelasting aan de buitengevels van woningen binnen de wettelijke geluidszone van een weg geldt een voorkeursgrenswaarde van 48 dB. In bepaalde gevallen is vaststelling van een hogere waarde mogelijk. Hogere grenswaarden kunnen alleen worden verleend nadat is onderbouwd dat maatregelen om de geluidsbelasting aan de gevel van geluidsgevoelige bestemmingen terug te dringen onvoldoende doeltreffend zijn, dan wel overwegende bezwaren ontmoeten van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard. Deze hogere grenswaarde mag de uiterste grenswaarde niet te boven gaan. Voor de beoogde binnenstedelijke ontwikkeling geldt een uiterste grenswaarde van 63 dB. De geluidswaarde binnen de geluidsgevoelige bestemming (binnenwaarde) dient in alle gevallen te voldoen aan de in het Bouwbesluit neergelegde norm van 33 dB.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
058800.16097.02
35
Reconstructies: voorkeursgrenswaarde en plafondwaarden Volgens de Wet geluidhinder is er sprake van een reconstructie indien als gevolg van fysieke wijzigingen aan een weg de geluidsbelasting aan de gevels van geluidsgevoelige bestemmingen met 1,5 dB of meer toeneemt (afgerond 2 dB). Daarbij geldt dat, wanneer de feitelijke heersende geluidsbelasting voor reconstructie lager is dan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB, de verhoging moet worden berekend vanaf 48 dB. Onder een fysieke wijziging aan of op de weg wordt onder meer verstaan een wijziging van het profiel of het wegdek, wijziging van de maximumsnelheid of verschuiving van de wegas waarbij de bestaande weg wordt opgeheven. Ook een nieuwe aansluiting op een bestaande weg wordt als reconstructie van die bestaande weg gezien. Een wijziging van alleen de verkeersintensiteiten of de samenstelling van het verkeer is niet aan te merken als reconstructie. De periode waarover de geluidsbelasting moet worden berekend, is die tussen het jaar vóór de reconstructie en 10 jaar na reconstructie. Het gaat dus niet per definitie om iedere weg waar een aanpassing plaatsvindt. Alleen indien in deze periode de geluidsbelasting met meer dan 2 dB is toegenomen én indien de geluidsbelasting na reconstructie 48 dB of meer bedraagt, is er sprake van een reconstructiesituatie in de zin van de Wet geluidhinder. De geluidsbelasting aan de gevels van bestaande woningen mag in principe niet met meer dan maximaal 5 dB toenemen. Ook hierbij geldt dat, wanneer de feitelijke heersende geluidsbelasting voor reconstructie lager is dan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB, de verhoging berekend moet worden vanaf 48 dB. Een toename met meer dan 5 dB is in uitzonderingsgevallen mogelijk, onder meer in de situatie wanneer als gevolg van de reconstructie de geluidsbelasting van een ten minste gelijk aantal woningen langs andere wegen met een ten minste gelijke waarde daalt. De voorwaarden die verder aan de hogere waarde is verbonden, is dat de vast te stellen hogere waarde niet hoger zijn dan bepaalde plafondwaarden. Reconstructieonderzoek is noodzakelijk naar de effecten van de nieuwe aansluiting van het woongebied op de Oud-Piershilseweg op de omliggende woningen. 30 km/h-wegen Zoals gesteld zijn wegen met een maximumsnelheid van 30 km/h of lager op basis van de Wgh niet-gezoneerd. Akoestisch onderzoek zou achterwege kunnen blijven. Op basis van jurisprudentie dient in het kader van een goede ruimtelijke ordening inzichtelijk te worden gemaakt of er sprake is van een aanvaardbaar akoestisch klimaat. Indien dit niet het geval is, dient te worden onderbouwd of maatregelen ter beheersing van de geluidsbelasting aan de gevels noodzakelijk, mogelijk en /of doelmatig zijn. Ter onderbouwing van de aanvaardbaarheid van de geluidsbelasting wordt bij gebrek aan wettelijke normen aangesloten bij de benaderingswijze die de Wgh hanteert voor gezoneerde wegen. Vanuit dat oogpunt wordt de voorkeursgrenswaarde en de uiterste grenswaarde als referentiekader gehanteerd. De voorkeursgrenswaarde geldt hierbij als richtwaarde en de uiterste grenswaarde als maximaal aanvaardbare waarde. Aangetoond moet worden of ten gevolge van de interne 30 km/h-wegen sprake is van een aanvaardbaar akoestisch klimaat. Aftrek ex artikel 3.6 RMG Krachtens artikel 110g van de Wet geluidhinder mag het berekende geluidsniveau van het wegverkeer worden gecorrigeerd in verband met de verwachting dat motorvoertuigen in de toekomst stiller zullen worden. Van de aftrek conform artikel 3.6 uit het Reken- en Meetvoorschrift 2006 is gebruikgemaakt.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
058800.16097.02
36
Onderzoek Het plangebied is gelegen binnen de geluidszone van de Buitenom en de Oud Piershilseweg. Deze wegen hebben een geluidszone van 250 m uitgaande van 1-2 rijstroken en een buitenstedelijke ligging. Rekenmethodiek en invoergegevens Het akoestisch onderzoek is uitgevoerd volgens Standaard Rekenmethode I (SRM I) conform het Reken- en Meetvoorschrift Geluidhinder 2006. De berekeningen zijn opgenomen in Bijlage 5. Voor de verkeersgegevens wordt aangesloten bij tabel 3.3 en 3.4 uit de verkeersparagraaf. Resultaten gezoneerde weg Ten behoeve van nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen binnen het plangebied zijn de geluidscontouren van de bestaande wegen van belang, waarvan de geluidszone over het plangebied heen ligt. Indien een dergelijke nieuwe situatie binnen de geluidszone van een weg ligt, dient te worden getoetst aan de normen die de Wet geluidhinder stelt. In tabel 4.1 zijn de geluidscontouren weergegeven van de 48 dB- en 63 dB-contour, de voorkeursgrenswaarde, respectievelijk de uiterste grenswaarde. Tevens zijn de tussenliggende 53 en 58 dB-contouren weergegeven. Voor de 48 dB-contour is gerekend op een waarneemhoogte van 1,5 m, 4,5 m en 7,5 m. Voor de overige contouren is alleen de maatgevende waarneemhoogte berekend. Deze contouren kunnen, bij grondgebonden woningen, worden gehanteerd voor de toetsing van de locaties aan de Wet geluidhinder. De rekenbladen met de gegevens van het akoestisch onderzoek zijn weergegeven in Bijlage 5. Tabel 4.1
Contourafstanden (m) tot wegas
wegen
snelheid 48 dB (in km/h)
maatgevende 53 dB 58 dB 63 dB waarneemhoogt e
1,5 m 4,5 m 7,5 m Buitenom ten 60 westen van Klaasgat
31
38
43
7,5 m
19
8
--
ten 80 oosten van Klaasgat
55
75
88
7,5 m
40
16
7
30
17
19
19
4,5 m
8
--
--
50
23
27
27
4,5 m
12
5
--
60
26
31
31
4,5 m
14
6
--
Oud Piershilse weg
-- = contour ligt binnen wegdekverharding Resultaten niet-gezoneerde wegen Ten gevolge van de niet-gezoneerde weg binnen het plangebied ligt de contour van de richtwaarde van 48 dB op maximaal 6 m uit de wegas, uitgaande van een maximale intensiteit van 378 mvt/etmaal. Aan de gevels van de nieuwe woningen is ten gevolge van de interne weg sprake van een acceptabel akoestisch klimaat.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
058800.16097.02
37
Resultaten reconstructieonderzoek De kortste afstand tussen de bestaande woningen langs de Oud Piershilseweg en de wegas bedraagt 13,5 m. Ten gevolge van het verkeer op de Oud Piershilseweg neemt de geluidsbelasting met maximaal 0,92 dB toe ten opzichte van de huidige situatie. Er is geen sprake van reconstructie ingevolge de Wgh. Conclusie Bij de realisatie van de nieuwe woningen dient voldaan te worden aan de contour van de voorkeursgrenswaarde van 48 dB, zoals vermeld in tabel 4.1. Indien binnen deze geluidscontour geluidsgevoelige functies mogelijk worden gemaakt, dient het college van burgemeester en wethouders hogere waarden vast te stellen. Ter plaatse van de gevels van de bestaande woningen is geen sprake van reconstructie en zijn geen vervolgprocedures inzake de Wgh noodzakelijk. Ten gevolge van de interne 30 km/h-weg is sprake een acceptabel akoestisch klimaat. Wanneer aan de gevels van de woningen sprake is van overschrijding van de voorkeursgrenswaarde dient onderbouwd te worden of maatregelen ter reductie van de geluidsbelasting mogelijk of doelmatig zijn. Als dit niet het geval is kan een hogere waarde worden vastgesteld tot maximaal 63 dB.
4.7
Ecologie
Bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan dient onderzocht te worden of de Flora- en faunawet (Ffw), de Natuurbeschermingswet 1998 (Nb-wet) en het beleid van de provincie ten aanzien van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) de uitvoering van het plan niet in de weg staan. Onderzoek en conclusies y In het plangebied is in 2011 een quick scan natuurwaarden uitgevoerd (bijlage 6). In het plangebied zijn algemeen voorkomende licht beschermde (tabel 1) soorten amfibieën en zoogdieren aanwezig. Er is geen ontheffing nodig voor de tabel 1-soorten van de Ffw omdat hiervoor een vrijstelling geldt van de verbodsbepalingen van de Ffw. Uiteraard geldt wel de algemene zorgplicht. Dat betekent dat iedereen voldoende zorg in acht moet nemen voor alle in het wild voorkomende planten en dieren en hun leefomgeving. y In het plangebied zijn geen vaste verblijfplaatsen van vleermuizen en broedvogels aanwezig, wel kan het plangebied dienen als foerageergebied voor deze soorten. y Indien het oppervlak water in het plangebied gelijk blijft, wordt het foerageergebied gehandhaafd en hoeft dit niet te leiden tot negatieve effecten op vleermuizen. Ook groene (openbare) ruimten en groenstructuren kunnen foerageergebied vormen. In de omgeving is ook voldoende alternatief foerageergebied aanwezig. y Voor vogels blijft voldoende geschikt leefgebied in de omgeving aanwezig, negatieve effecten treden niet op. y In de watergangen komt de beschermde bittervoorn voor. Voor het dempen en/of vergraven van watergangen dienen maatregelen getroffen te worden om de aanwezige vissen, maar ook amfibieën en andere organismen te beschermen. De aanwezige vissen en amfibieën kunnen daartoe voorafgaand aan de werkzaamheden worden weggevangen en uitgezet in de directe omgeving in een soortgelijke watergang. In de omgeving is voldoende alternatief leefgebied aanwezig. Voor deze werkzaamheden dient ontheffing van de Ffw te worden aangevraagd. y Bij de uitvoering van de werkzaamheden dient rekening te worden gehouden met voortplantings-, rust- en broedperioden. In de quick scan zijn deze perioden benoemd en worden maatregelen voorgesteld.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
058800.16097.02
38
y
De beoogde bouwwerkzaamheden leveren geen of nauwelijks een negatief effect op voor de habitattypen en –soorten die volgens de Nb-wet zijn beschermd binnen het Natura 2000-gebied Haringvliet. Het plangebied maakt geen deel uit van de EHS.
4.8
Water
Waterbeheer en watertoets De initiatiefnemer dient in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over een ruimtelijke planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het waterschap Hollandse Delta, verantwoordelijk voor het waterkwantiteitsen waterkwaliteitsbeheer. Bij het tot stand komen van dit bestemmingsplan wordt overleg gevoerd met de waterbeheerder over deze waterparagraaf. De opmerkingen van de waterbeheerder worden vervolgens verwerkt in deze waterparagraaf.
Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het waterschap nader wordt behandeld. Europa: y Kaderrichtlijn Water (KRW). Nationaal: y Nationaal Waterplan (NW); y Waterbeleid voor de 21ste eeuw (WB21); y Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW); y Waterwet. Provinciaal: y Provinciaal Waterplan; y Provinciale Structuurvisie; y Verordening Ruimte. Waterschapsbeleid/Gemeentelijk Waterplan Korendijk In het Waterbeheerplan 2009-2015 staat hoe Hollandse Delta het waterbeheer in het werkgebied in de komende jaren wil uitvoeren. Daarbij gaat het om betaalbaar waterbeheer met evenwichtige aandacht voor veiligheid, waterkwaliteit, waterkwantiteit, duurzaamheid en om het watersysteem als onderdeel van de ruimtelijke inrichting van ons land. Het Waterbeheerplan beschrijft de uitgangspunten voor het beheer, de ontwikkelingen die de komende jaren verwacht worden en de belangrijkste keuzen die het waterschap moet maken. Daarnaast geeft het Waterbeheerplan een overzicht van maatregelen en kosten. De maatregelen voor de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) zijn onderdeel van het plan. Uit het oogpunt van waterkwaliteit moet schoon hemelwater bij voorkeur worden afgekoppeld en direct worden geloosd op oppervlaktewater. Dit vermindert de vuiluitworp uit het gemengde rioolstelsel en verlaagt de belasting van de afvalwaterzuivering. Bij een toename van aaneengesloten verhard oppervlak van 250 m² of meer moet voor de versnelde afstroom van hemelwater een vergunning worden aangevraagd in het kader van de Keur. Voor een toename aan verhard oppervlak moet 10% van deze toename worden gecompenseerd in de vorm van open water binnen het peilgebied waarin de verharding toeneemt.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
058800.16097.02
39
Huidige situatie Het plangebied bestaat uit het perceel ten oosten van de Reigerstraat. De bodem in het plangebied bestaat uit zeekleigrond. In het plangebied is er sprake van grondwatertrap V. Dat wil zegen dat de gemiddelde hoogste grondwaterstand op minder dan 0,40 m beneden maaiveld ligt en de gemiddelde laagste grondwatertrap ligt op meer dan 1,20 m beneden maaiveld. De maaiveldhoogte in het plangebied is circa NAP -0,80 m. Waterkwantiteit en -kwaliteit Het plangebied wordt aan de westzijde omsloten door een sloot. In het plangebied zijn geen KRW-waterlichamen gelegen. Veiligheid en waterkeringen Het plangebied ligt niet in de kern-/beschermingszone van een waterkering. Afvalwaterketen en riolering Het plangebied is aangesloten op een gemengd rioolstelsel. Toekomstige situatie De ontwikkeling bestaat uit de realisatie van 60 woningen. Waterkwantiteit Het plangebied is grotendeels onverhard. Door de realisatie van de woningen neemt de verharding toe. Bij een toename aan verhard oppervlak van meer dan 250 m² dient er volgens het beleid van waterschap Hollandse Delta 10% van de toename aan functioneel open water gerealiseerd worden. De toename in verharding door de ontwikkeling is circa 10.472 m². Hiervoor dient circa 1.047 m² watercompensatie plaats te vinden. Bij de ontwikkeling wordt 5.997 m² nieuw oppervlaktewater aangelegd. Dit is dus ruim voldoende om de toename in verharding mee te compenseren. Afvalwaterketen en riolering Conform het Gemeentelijk Rioleringsplan en het vigerend waterschapsbeleid is het voor nieuwbouw verplicht een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden: y hemelwater vasthouden voor benutting, y (in-) filtratie van afstromend hemelwater, y afstromend hemelwater afvoeren naar oppervlaktewater, y afstromend hemelwater afvoeren naar RWZI. Watersysteemkwaliteit en ecologie Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem is het van belang om duurzame, niet-uitloogbare materialen te gebruiken, zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase. Veiligheid en waterkeringen De ontwikkeling heeft geen invloed op de waterveiligheid in de omgeving. Waterbeheer Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het waterschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de 'Keur'. Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het graven van
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
058800.16097.02
40
nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het waterschap gebouwd, geplant of opgeslagen mag worden. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast, de aan- of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd. Ook voor het onderhoud gelden bepalingen uit de 'Keur'. Het onderhoud en de toestand van de (hoofd)watergangen worden tijdens de jaarlijkse schouw gecontroleerd en gehandhaafd. Water en Waterstaat in het bestemmingsplan In het bestemmingsplan wordt het oppervlaktewater in het plangebied bestemd als 'Water'. Conclusie De ontwikkeling heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse.
4.9
Archeologie
Regelgeving en beleid Monumentenwet De Monumentenwet regelt de bescherming van archeologisch erfgoed in de bodem, de inpassing ervan in de ruimtelijke ontwikkeling en de financiering van opgravingen: 'de veroorzaker betaalt'. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient door de initiatiefnemer voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken. Het belangrijkste doel is de bescherming van het archeologische in de bodem (in situ) omdat de bodem doorgaans de beste garantie biedt voor een goede conservering. Er wordt uitgegaan van het basisprincipe de 'verstoorder' betaalt voor het opgraven en het documenteren van de aangetroffen waarden als behoud in de bodem niet tot de mogelijkheden behoort. Archeologiebeleid Hoeksche Waard Op 19 januari 2010 stelde de Commissie Hoeksche Waard de archeologische verwachtingskaart voor de Hoeksche Waard vast. Ook het college van B en W van Korendijk hebben in hun vergadering van 23 februari 2010 deze archeologische verwachtingskaart vastgesteld. Een archeologische verwachtingskaart kan als leidraad worden gebruikt voor de bescherming van archeologische waarden. Ook kan de kaart gebruikt worden om vast te stellen welk archeologisch onderzoek nodig is bij de voorbereiding van ruimtelijke plannen. Het plangebied heeft volgens de archeologische verwachtingskaart deels een lage en deels een middelhoge verwachtingswaarde. Toetsing In 2011 heeft Synthegra een archeologisch bureauonderzoek in combinatie met een verkennend booronderzoek uitgevoerd (zie bijlage 7). Op grond van de resultaten van het onderzoek wordt voor het plangebied geen vervolgonderzoek geadviseerd.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
058800.16097.02
41
Conclusie Het aspect archeologie vormt dan ook geen belemmering bij de uitvoering van dit bestemmingsplan. Eventuele vondsten gedaan tijdens de bouwwerkzaamheden, vallen wel onder de meldingsplicht zoals vastgelegd in artikel 53 van de Monumentenwet 1988.
4.10 Onderzoeksplicht vanwege mer-wetgeving Beleid en Normstelling In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast dient het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen: y de kenmerken van de projecten; y de plaats van de projecten; y de kenmerken van de potentiële effecten. Onderzoek en conclusies Gelet op de kenmerken van het project (zoals het kleinschalige karakter in vergelijking met de drempelwaarden uit het Besluit m.e.r.), de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële effecten zullen geen belangrijke negatieve milieugevolgen optreden. Dit blijkt ook uit de onderzoeken van de verschillende milieuaspecten zoals deze in de vorige paragrafen zijn opgenomen. Voor dit bestemmingsplan is dan ook geen mer-procedure of mer-beoordelingsprocedure noodzakelijk conform het Besluit m.e.r.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
058800.16097.02
42
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
058800.16097.02
43
Hoofdstuk 5
5.1
Juridische planbeschrijving
Algemeen
Het hoofdstuk Juridische planbeschrijving is onderdeel plantoelichting. Dit hoofdstuk geeft uitleg aan opzet en inhoud van de juridische bestemmingsregeling.
5.2
Inleidende regels
Conform SVBP bevatten de inleidende regels artikelen met de begripsbepalingen en de wijze van meten.
5.3
Bestemmingsregels
In het hoofdstuk Bestemmingsregels zijn alle bestemmingen opgenomen met de daarbij behorende bestemmingsomschrijving. Waar noodzakelijk is gebruikgemaakt van aanduidingen om toegestaan gebruik nader te specificeren. Artikel 3 Groen De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor groen, water, speelvoorzieningen, voet– en fietspaden en bij deze bestemming horende nutsvoorzieningen. Ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting' zijn tevens wegen met ten hoogste 2 x 1 doorgaande rijstrook toegestaan. Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd. Artikel 4 Tuin De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen. Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, worden gebouwd. Artikel 5 Verkeer De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor wegen met ten hoogste 2x1 doorgaande rijstrook, fiets– en voetpaden en bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals geluidswerende voorzieningen, nutsvoorzieningen, duikers, bruggen, straatmeubilair, groen, water, reclame–uitingen en parkeervoorzieningen. Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd. Artikel 6 Water De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor water ten behoeve van de waterhuishouding. Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals keermuren voor de waterbeheersing, oeverbeschoeiingen, duikers, bruggen en aanlegsteigers worden gebouwd.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
058800.16097.02
44
Artikel 7 Woongebied De voor 'Woongebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor het wonen, met daaronder begrepen aan–huis–gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten en bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, tuinen, water, nutsvoorzieningen, voet en fietspaden en parkeervoorzieningen. Appartementen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' worden gebouwd en ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen' mogen uitsluitend twee-aaneen en vrijstaande woningen worden gebouwd. Op deze gronden mogen ten hoogste 46 grondgebonden woningen en 14 appartementen worden gebouwd. De gooten bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt voor grondgebonden woningen ten hoogste 6 m en 11 m en voor appartementen 12 m.
5.4
Algemene regels
In de algemene regels zijn de antidubbeltelregel, de algemene bouwregels, de uitsluiting aanvullende werking bouwverordening, de algemene afwijkingsregels, de algemene wijzigingsregels en de algemene procedureregels opgenomen.
5.5
Overgangsrecht en slotregels
In artikel 3.2.1 van het Bro zijn standaardregels opgenomen met betrekking tot het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik. Deze maken onderdeel uit van dit bestemmingsplan. In de slotregel is aangegeven onder welke naam de regels kunnen worden aangeduid.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
058800.16097.02
45
Hoofdstuk 6
6.1
Uitvoerbaarheid
Economische uitvoerbaarheid
Inzicht in de financieel-economische haalbaarheid is nodig om uitspraken te kunnen doen of onderhavige bestemmingsplan vanuit planeconomisch perspectief uitvoerbaar is. De gronden zijn in eigendom bij de gemeente Korendijk. Het kostenverhaal is hierdoor verzekerd. De gemeente heeft een Europese -niet openbare- aanbesteding uitgeschreven met als doel een partij te selecteren die de uitbreiding op eigen risico en voor eigen rekening zal ontwikkelen. Onderdeel van de selectie-procedure is een bieding op de gronden. Het voornemen is om met één van deze biedende partijen een overeenkomst te sluiten, waarmee - zoals aangegeven - invulling wordt gegeven aan het kostenverhaal.
6.2
Maatschappelijke uitvoerbaarheid
Voortraject Het woningbehoefteonderzoek, de Structuurvisie HW en de Regionale Woonvisie zijn gebruikt bij het opstellen van het woningbouwprogramma en de eerste stedenbouwkundige schetsen. Deze schetsen zijn met het woningbouwprogramma tijdens een inloopavond gepresenteerd aan de inwoners van Korendijk. Verder zijn gesprekken gevoerd met HW Wonen, de projectgroep Wonen en het maatschappelijk middenveld. Op basis van de gemaakte opmerkingen zijn de plannen voor de uitbreiding aangepast en wederom getoond tijdens een informatieavond. De woningbouwaantallen blijven binnen de toegewezen aantallen uit de structuurvisie HW en de regionale woonvisie. Inspraak en overleg Het voorontwerpbestemmingsplan Uitbreiding Piershil heeft in het kader van de gemeentelijke inspraakverordening vanaf 18 juni tot en met 31 juli 2012 ter inzage gelegen op het gemeentehuis van de gemeente Korendijk. In deze periode is een ieder in de gelegenheid gesteld een reactie in te dienen. Naar aanleiding van de terinzagelegging is er 1 schriftelijke inspraakreacties ingediend. De schriftelijke reactie is opgenomen in een aparte nota Eindverslag Inspraak (zie bijlage 8). Hierin wordt ook een samenvatting gegeven van de ingekomen inspraakreactie en is de beantwoording hierop weergegeven. Daarnaast is aangegeven of ingekomen inspraakreactie leidt tot aanpassing van het voorontwerpbestemmingsplan. Voorts is het voorontwerpbestemmingsplan toegezonden aan diverse overleginstanties in het kader van het vooroverleg. In totaal hebben 5 instanties gereageerd op het voorontwerpbestemmingsplan. In een aparte nota Eindverslag Inspraak (zie bijlage 8) is een samenvatting gegeven van de ingekomen vooroverlegreacties en is de beantwoording hierop weergegeven. Tevens is per reactie aangegeven of de reactie leidt tot aanpassingen van het voorontwerpbestemmingsplan. Alle schriftelijke overlegreacties zijn hierin opgenomen.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
058800.16097.02
46
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
058800.16097.02
bijlagen bij de toelichting
48
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
058800.16097.02
49
Bijlage 1
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Stedenbouwkundige randvoorwaarden en uitgangspunten uitbreiding kernen Korendijk
058800.16097.02
Uitbreiding kernen Korendijk Stedenbouwkundige randvoorwaarden en uitgangspunten ontwerpcompetitie Ten behoeve van de ontwerpcompetitie zijn voor de drie uitbreidingen stedenbouwkundige randvoorwaarden, uitgangspunten en ambities opgesteld. De ingediende stedenbouwkundige verkavelingsplannen dienen in ieder geval aan de gestelde randvoorwaarden te voldoen. Van uitgangspunten kan gemotiveerd worden afgeweken.
A. Algemeen (voor alle drie locaties) 1.
Ten aanzien van het parkeren gelden de volgende randvoorwaarden: a. Volgens de normen die zijn opgenomen in tabel 1; b. Vrijstaande woningen krijgen minimaal 1 parkeerplaats op eigen terrein; c. Twee-onder-één-kapwoningen krijgen 1 parkeerplaats op eigen terrein; d. Afmetingen van parkeerplaatsen dienen te voldoen aan de normen gesteld in het ASVV.
2.
Ten aanzien van de weginrichting gelden de volgende randvoorwaarden: Het ASVV is leidend voor de weginrichting. Alle (nieuwe aan te leggen) wegen in de uitbreidingsgebieden worden worden vormgegeven als erftoegangsweg.
3.
Ten aanzien van het aspect water gelden de volgende randvoorwaarden: 10 % van verhard oppervlak terugbrengen als oppervlaktewater waarbij de bestaande waterstructuur kan worden verbreed. Meer dan 60 % van de totale nieuwe oeverlengte wordt natuurvriendelijk ingericht.
4.
Ten aanzien van de verkavelingsopzet gelden de volgende uitgangspunten: a. Rooilijnen mogen licht verspringen; b. Erfscheidingen grenzend aan de openbare ruimte worden mee-ontworpen en zijn onderdeel van de architectuur van de kavel (d.m.v. bijvoorbeeld groene hagen en/of begroeid gaashekwerk met als plint een laag muurtje); c. Alle woningen liggen aan een kwalitatief ingerichte openbare ruimte (straat, plein of woonerf); d. De woningen en appartementengebouwen worden per kern vormgegeven binnen één architectonische ‘familie’ met een dorpse uitstraling met traditionele stijlkenmerken zonder historiserende vormgeving;
5.
Ten aanzien van de woningen gelden de volgende uitgangspunten: a. De grondgebonden woningen hebben 1 ½ a 2 woonlagen en een heldere karakteristieke dakvorm (niet plat); b. Bij hoeksituatie dienen grondgebonden woningen met een twee-zijdige oriëntatie te zijn vormgegeven; c. Randvoorwaarde: De hoogte van het gebouw bestaat uit 2 bouwlagen met eventueel een derde terugliggende laag;
d. De hoofdvorm van het appartementengebouw wordt mede bepaald door de ontsluitingstypologie van de appartementen (is vrij); e. Geen achtertuinen aan de noordzijde; f. Gevelopbouw is traditioneel met plasticiteit en het gebruik van (eigentijdse) accenten; g. Materiaalgebruik van het dak bestaat uit keramische pannen; h. Kleurgebruik is vrij maar ingetogen; 6.
Uitgangspunt is om te voorzien in de benodigde speelvoorzieningen zoals opgenomen in tabel 2.
7.
Ten aanzien van duurzame stedenbouw gelden de volgende ambities: a. Woningen en bouwblokken worden primair georiënteerd op zuid en secundair op west en oost; b. Windsingels zijn primair gesitueerd op noord en secundair op west en oost c. Multifunctioneel en flexibel gebruik van bebouwing en openbare ruimte (bijvoorbeeld inrichting voor oud en jong); d. Beperking van het ruimtebeslag voor verharding (efficiënte ontsluitingsstructuur); e. Toepassing van duurzame energie-oplossingen; f. Energie neutraal bouwen; g. Gesloten grondbalans; h. Toepassing van FSC gecertificeerde materialen;
B. Specifiek voor Goudswaard Voor Goudswaard is een uitbreiding aan de oostzijde van het bestaande dorp voorzien in een lage dichtheid. De ruimte binnen de bebouwingscontour loopt tot de bestaande poldersloot. Hiervan wordt maar een deel van gebruikt voor deze uitbreiding. Randvoorwaarden: 1. De uitbreiding wordt voorzien in de strook direct grenzend aan de bestaande dorpsrand (zie begrenzing plangebied). Het midden en zuidelijk deel (zie punt 8) wordt begrenst door een nieuwe poldersloot van ten minste 5 meter breed op de waterlijn. Deze watergang dient voor waterberging en is voorzien van een natuurvriendelijke oever (westzijde van de watergang). 2. De vuilwaterriolering van het aan te leggen verbeterd gescheiden stelsel dient onder vrij verval aangesloten te worden op de vuilwaterriolering van het plan Oost-1 (in de Polderboom). 3. De bestaande watergang langs het noordelijk plandeel (dus achterlangs de woningen aan de Slikslee) dient verbreed te worden met minimaal 5 meter. 4. In het plangebied zijn een Multifunctionele accommodatie (MFA) met een terreinoppervlak van 5.700 m2 (geen onderdeel van de aanbesteding) en 46 woningen voorzien. Van het totaal aantal woningen is 30% (14 woningen) sociaal. De woningen moeten gefaseerd worden gemaakt (zie tabel 3) in de volgende categorieën: a. 14 appartementen met een grootte van ongeveer 105 m2; b. 6 starterswoningen voor jonge gezinnen met een kaveloppervlakte van circa 135 m2; c. 12 levensloopbestendige woningen met een kaveloppervlakte van circa 150 m2; d. 10 vrije sector kavels met een kaveloppervlakte van circa 550 m2;
e. 4 twee-onder-één-kapwoningen met een kaveloppervlakte van circa 275 m2. 5. Het zuidelijke deel van de uitbreiding wordt ontsloten op de Vaartweg, hierdoor zal het wegdeel tussen deze aansluiting en de Dorsvlegel (incl. kruispunten) als herkenbaar binnen de bebouwde kom heringericht moeten worden. 6.
Rekening dient gehouden te worden met de 48 dB contour (vrij van woonbebouwing) van de Vaartweg van 20 meter uit de wegas;
Uitgangspunten: 7. Voor de gehele uitbreiding is een dichtheid van circa 15 woningen per hectare voorzien. Het noordelijk deel is deels niet te bebouwen vanwege de geluidscontour van de Molendijk en deels gereserveerd voor de MFA. Deze gronden vallen buiten de aanbesteding. Voor de gronden waar het progamma (zie punt 2) moet worden gerealiseerd is circa 2,4 hectare. Hier voor wordt uitgegaan van circa 19 wo/ha. 8. De uitbreiding valt in drie delen uiteen: a. Zuidelijk deel met vrije sector woningen en twee-onder-één-kapwoningen ontsloten op de Vaartweg, door middel van één doodlopende weg. Deze weg kent wel een langzaamverkeers- /calamiteitenontsluiting naar het Midden deel. Langs de bestaande vrijstaande woning (Vaartweg 7) en de westzijde van dit deel loopt een wandelpad welke onderdeel is van een dorpsrondje; b. Midden deel met de levensloopbestendige woningen en de starterswoningen. Dit deel ligt ten zuiden van de doorgetrokken lijn vanuit de Polderboom; c. Noordelijk deel (kleinste deel) met het appartementengebouw. Dit gebouw staat evenwijdig aan de doorgetrokken lijn vanuit de Polderboom. Aan de westzijde van dit deel moet rekening worden gehouden met een bomenrij langs de bestaande watergang en een ontsluiting ten behoeve van de MFA (deze wordt ten noorden van het appartementengebouw opgericht). 9. Het woongebied krijgt vensters op het landschap zodat het woongebied en het aanliggende landschap ruimtelijk met elkaar worden verbonden en een al te harde overgang wordt voorkomen. Tussen de delen worden twee groen ingerichte stroken opgenomen. In deze stroken mogen ook woonstraten worden opgenomen. Bij eventuele uitbreidingen in de toekomst zullen deze in de ontsluiting voorzien. In de strook tussen het noordelijk en het midden deel wordt een nieuwe watergang van ten minste 5 meter breed op de waterlijn opgenomen. 10. De Polderboom wordt doorgetrokken als centrale as van het dorp, zowel in de vorm van een groene as als ontsluiting van het noordelijk en midden deel.
C. Specifiek voor Piershil Voor Piershil is een uitbreiding aan de oost(zuid)zijde van het bestaande dorp voorzien in een lage dichtheid. De begrenzing van de uitbreiding wordt gevormd door het Klaasgat, de Oud Piershilse weg, de begraafplaats en het Buitenom. De bestaande kavel (Oud Piershilse weg 2) wordt richting de begraafplaats uitgebreid tot circa 900 m2. Deze kavel valt buiten de aanbesteding. Randvoorwaarden 1. De ontsluiting van deze uitbreiding is voorzien op de Oud Piershilse weg. Het wegdeel tussen deze aansluiting en het begin van de Voorstraat dient als herkenbaar binnen de bebouwde kom heringericht te worden.
2.
Een extra calamiteiten- en langzaamverkeersontsluiting ligt in het verlengde van (inclusief brug over het Klaasgat) de Fazantstraat. Deze brug dient onderdeel te zijn van de architectuur van de uitbreiding. Deze brug dient bij calamiteiten ingezet te kunnen worden ten behoeve van de wijkontsluiting.
3.
Langs de begraafplaats wordt een dijk met een breedte van ten minste 5 m en een hoogte van 1,8 m opgenomen. Aan de oostzijde wordt een waterpartij van ten minste 15 meter breed op de waterlijn opgericht. Daar weer ten westen van ligt een strook met zowel grondgebonden levensloopbestendige koopwoningen als vrije sector kavels. Ten westen van deze strook ligt de centrale ontsluiting, aan de oostrand van de groene (trechtervormige) scheg. De uitbreiding krijgt een centrale kwalitatieve groene openbare ruimte dat onderdeel wordt van een aantrekkelijke wandelroute met parkachtige inrichting (onderdeel van dorpsrondje).
4.
In het plangebied zijn 60 woningen voorzien. Van het totaal aantal woningen is 30% (18 woningen) sociaal. De woningen moeten gefaseerd worden gemaakt (zie tabel 4) in de volgende categorieën: a. 14 appartementen met een grootte van ongeveer 105 m2; b. 10 starterswoningen voor jonge gezinnen met een bebouwd oppervlakte van 55 m2; c. 16 levensloopbestendige woningen huur met een bebouwd oppervlakte van circa 65 m2; d. 16 levensloopbestendige woningen koop met een bebouwd oppervlakte van circa 65 m2; e. 4 vrije sector kavels met een kaveloppervlakte van circa 550 m2.
5.
Rekening dient gehouden te worden met de volgende milieu- en geluidszones (vrij van woonbebouwing): a. De 48 dB contour van het Buitenom van 38 meter uit de wegas. Deze zone wordt met water en groen ingericht; b. De 48 dB contour van de Oud Piershilse weg van 27 meter uit de wegas; c. 100 meter van Voorstraat 45 (paardenstal); d. 100 meter van Oud Piershilseweg 5 (staldeuren); e. 100 meter van Buitenom 7 (melkrundveehouderij);
Uitgangspunten: 6. Loodrecht op het Klaasgat staan de vier rijen met grondgebonden rijenwoningen. 7.
Voor de gehele uitbreiding is een dichtheid van circa 21,5 woningen per hectare voorzien. Voor de gronden waar het progamma (zie punt 6) moet worden gerealiseerd is circa 2,8 hectare.
8.
De uitbreiding wordt vormgegeven als een eiland. Langs alle randen is een waterpartij met een breedte van minimaal 10 meter (op de waterlijn) aanwezig. Langs het Klaasgat wordt een brede groene zone met wandelpad opgenomen. Aan de zuidelijke zone wordt een zitplek aan het water vormgegeven. De zuidelijke rand (langs het Buitenom) wordt duurzaam en zorgvuldig vormgegeven t.b.v. extra waterberging met natuurvriendelijke oevers.
9.
De appartementen zijn direct langs de groen blauwe zone langs het Buitenom gesitueerd.
D. Specifiek voor Zuid Beijerland
Voor Zuid Beijerland is een uitbreiding aan de oostzijde van het bestaande dorp voorzien in een lage dichtheid. De ruimte binnen de bebouwingscontour loopt tot de bestaande poldersloot. Hiervan wordt maar een deel van gebruikt voor deze uitbreiding. Randvoorwaarden 1. De uitbreiding wordt voorzien in de strook direct grenzend aan de bestaande dorpsrand (zie kaartje begrenzing plangebied). De uitbreiding wordt aan de noordzijde begrensd door de Noord Achterweg aan de zuidzijde door (het verlengde van de) Marijkelaan. De uitbreiding wordt aan de oostzijde begrenst door een nieuwe poldersloot van ten minste 5 meter breed op de waterlijn. Deze watergang dient voor waterberging en is voorzien van natuurvriendelijke oevers. 2. Langs de zuid, oost en noordzijde van het plangebied wordt een nieuwe watergang van ten minste 5 meter breed op de waterlijn aangelegd. 3. In het plangebied zijn 74 woningen voorzien. Van het totaal aantal woningen is 30% (22 woningen) sociaal. De woningen moeten gefaseerd worden gemaakt (zie tabel 5) in de volgende categorieën: a. 30 appartementen in 3 gebouwen in 2 bouwlagen met een grootte van 105 tot 125 m2; b. 10 starterswoningen voor jonge gezinnen met een kaveloppervlakte van circa 135 m2; c. 14 levensloopbestendige woningen met een kaveloppervlakte van circa 150 m2; d. 10 vrije sector kavels met een kaveloppervlakte van circa 550 m2; e. 10 twee-onder-één-kapwoningen met een kaveloppervlakte van circa 275 m2. 4. De nieuwe uitbreiding wordt ontsloten via de Marijkelaan en de Noord Achterweg. Via de Ericalaan wordt een langzaamverkeersontsluiting opgenomen. Het wegdeel tussen de aansluiting op de Noord Achterweg en de huidige komgrens dient als herkenbaar binnen de bebouwde kom heringericht te worden. De twee bruggen dienen als onderdeel van de architectuur van de uitbreiding. 5. De Kreekzone (Domineesvliet) wordt onderdeel een groene verbinding en vormt groen binnenmilieu van minimaal 25 m breed langs de (bestaande) dorpsrand. Door deze zone wordt een aantrekkelijke langzaamverkeersroute opgenomen. 6. Rekening dient gehouden te worden met de 48 dB contour van de Noord Achterweg van 40 meter uit de wegas. Uitgangspunten: 7. Voor de gehele uitbreiding is een dichtheid van circa 16,5 woningen per hectare voorzien. Voor de gronden waar het progamma (zie punt 3) moet worden gerealiseerd is circa 4,5 hectare. 8. Centraal in de uitbreiding loopt een brede groen ingerichte laan. Deze laan kent geen rechtstanden, maar meandert door de uitbreiding. 9. Het woongebied krijgt vensters op het landschap zodat het woongebied en het aanliggende landschap ruimtelijk met elkaar worden verbonden en een al te harde overgang wordt voorkomen;
10. Rijtjeswoningen en appartementen gebouwen worden evenwijdig aan de Noordachterweg georiënteerd. De vrije sector woningen en twee-onder-één-kap woningen oriënteren zich op de groene laan. 11. Voorzien wordt in een aantal doodlopende woonstraten, in een ruim groen profiel, aan de oostzijde van de groene laan evenwijdig aan de Noord Achterweg. Indien in de toekomst verder uitbreidingen gewenst zijn kan op deze straten worden aangesloten. 12. De appartementengebouwen staan aan de oostrand in haakse richting op de Kreek.
Tabel 1 parkeernormen Korendijk. Type woning
Norm (pp/w)
Grondgebonden woningen voor 55+/levensloopbestendig huur Middelduur Duur
1,9 1,9
1,9 1,9
Grondgebonden woningen voor 55+/levensloopbestendig koop Goedkope Middeldure Duur
1,7 1,9 2,2
1,7 1,9 2,2
1,9 1,9
1,9 1,9
1,7 1,9 2,2 1,7 2,2 2,2
1,7 1,9 2,2 1,7 ≤ 1,2 ≤ 1,2
Appartementen voor 55+ levensloopbestendig huur Middelduur Duur Appartementen voor 55+ levensloopbestendig koop Goedkoop Middelduur Duur Starterswoningen (Semi)-vrijstaande woningen - tweekap Vrije Kavels particulier opdrachtgeverschap
Eigen terrein*
Minimaal 1 Minimaal 1
Openbaar gebied *
De normen in deze tabel zijn gebaseerd op de kentallen uit publicatie 182 (CROW, 2008). De gebruikte getallen gaan uit van niet stedelijk gebied op basis van de adressendichtheid in de omgeving. Er is daarbij uitgegaan van de hoge norm in verband met de afwezigheid van enige overloopcapaciteit in de directe omgeving. * Binnen deze norm is 0.3 parkeerplaats per woning opgenomen voor bezoekersparkeren. ** Voor het parkeren op eigen terrein gelden de volgende berekeningsaantallen: -
een enkele oprit (al dan niet met garage) geldt als 1 parkeerplaats bij een lengte van minimaal 5 m; een dubbele oprit (al dan niet met garage) geldt als 2 parkeerplaatsen bij een lengte van minimaal 5 m en een breedte van ten minste 4,5 m.
Tabel 2 Benodigde speelvoorzieningen uitbreidingsgebieden Korendijk Kern Goudswaard Goudswaard Piershil Piershil Zuid-Beijerland Zuid-Beijerland Zuid-Beijerland
Leeftijdsgroep 12-18 jaar 2-12 jaar 6-18 jaar 2-12 jaar 6/12-18 jaar 2-6 jaar 6-12 jaar
Omvang 700 m² (sport en ontmoeting) 400 m² 500 m² (sport en ontmoeting) 350 m² 700 m² (sport en hangplek) 50 m² 500 m²
Tabel 3 Fasering Goudswaard
Type woning Oplevering:
2014
Appartementen middeldure tot dure huurwoningen levensloopbestendig Vrije kavels particulier opdrachtgeverschap Starterswoningen voor jonge gezinnen Levensloopbestendige woningen huur in alle prijscategorieën/accent 55+ Twee-onder-één-kap-woningen met garage levensloopbestendig
2015
2016
14 4
2
2
6 2
16
20
10
2014
2015
2016
4 6 6
Totaal
Tabel 4 Fasering Piershil
Type woning Oplevering: Appartementen middeldure tot dure huurwoningen levensloopbestendig Vrije kavels particulier opdrachtgeverschap Starterswoningen voor jonge gezinnen Levensloopbestendige woningen huur in alle prijscategorieën/accent 55+ Levensloopbestendige woningen koop in alle prijscategorieën
14 2 5
Totaal
21
2 8 8
5 8 8
18
21
Tabel 5 Fasering Zuid-Beijerland
Type woning Oplevering:
2014
Appartementen levensloopbestendig (huur in alle prijscategorieën) Appartementen levensloopbestendig (duurdere koop) Vrije kavels particulier opdrachtgeverschap Starterswoningen voor jonge gezinnen Woningen voor 55+/levensloopbestendige(huur in alle prijscategorieën) Twee-onder-één-kap-woningen met garage levensloopbestendig
10
Totaal
4
2015
2016
2017 2018 10
2
2 5 4
4
20
10 2 2
2 5 4
2
2
2
13
16
13
2
12
51
Bijlage 2
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Duurzaamheid Piershil
058800.16097.02
Korendijk Uitbreiding kernen - Notitie Duurzaamheid RBOI, 211011
Duurzaamheid is een ruim begrip. In deze beknopte notitie wordt een aantal aspecten van duurzaamheid onderscheiden, die relevant kunnen zijn om het ambitieniveau van de uitbreiding van de Korendijkse kernen te bepalen. Elk van de aspecten leidt tot keuzen: op welke wijze geeft de gemeente invulling aan haar duurzaamheidsambities? Niet alle keuzen echter zijn in dit stadium van planvorming aan de orde. Dat geldt bijvoorbeeld voor aspecten als afvalinzameling of duurzaam bouwen (EPC-normen en dergelijke). In deze notitie zijn de aspecten van duurzaamheid opgenomen, waarvan de keuzen met betrekking tot het ambitieniveau in dit stadium van planvorming een verschil kunnen maken in de uitgangspunten die gesteld kunnen worden voor de uitbreiding van de Korendijkse kernen. De onderwerpen met de deelaspecten zijn gerangschikt volgens het gangbare model People Planet Profit (Welzijn Wereld Welvaart).
Hoe werkt de tabel? Per duurzaamheidsthema en de daaruit voortvloeiende deelaspecten wordt aangegeven op welk onderwerp keuzen aan de orde zijn, die bepalen welke op ambitie met betrekking tot duurzaamheid de gemeente zich richt. In de vierde kolom verschijnen de keuzen; in de kolom daarachter de concrete uitgangspunten voor verdere planontwikkeling, die uit de keuzen voorvloeien.
Kern Piershil People Duurzaamheidsthema
Deelaspect
Keuzeonderwerp
Keuze
Uitgangspunt
Leefbaarheid
Sociale veiligheid
Zichtbaarheid van de openbare ruimte
√
Inrichting openbare ruimte Groen
Menging van doelgroepen
√
Norm oppervlakte per inwoner
√
Sociale cohesie
Menging van leeftijdsgroepen
Woningbouwprogramma
√
Culturele waarde
Aanwezige waarden
Opnemen, transformeren dan wel verwijderen van historische structuren
√
Bestaand beleid: zoveel mogelijk zicht op de OR Voldoende ruimte inbrengen 2 Streven is 75 m per woning (hieronder vallen ook water en bermen) Uitgangspunt is vraag uit de markt, levensloopbestendig Versterken kreekzone
Kwaliteit gebouwen
woningen utiliteitsgebouwen
Gezondheid
lucht geluid geur externe veiligheid
Maatregelen aan de bron of aanpassen ontwerp
x x √
Afstand houden in het ontwerp
Planet Duurzaamheidsthema
Deelaspect
Keuzeonderwerp
Keuze
Uitgangspunt
Ruimte
Gebruik
Intensiteit ruimtegebruik
15 w – 25 / ha
Water
Hemelwater
Afkoppelen, bergen
√ √
Oppervlaktewater
Natuurvriendelijke oevers
√
Waterkwaliteit
√
Oriëntatie op de zon
√
Energie
Gebouwen
Natuur
Energieprestatie op locatie Aanwezige natuur
√ Behoud Nieuwe natuur
Verkeer
Afval
Materiaal
√ x x √
Openbare ruimte
Autoluw
Wegen
Snelheidsregime
Openbaar vervoer Langzaam verkeer
Remmende maatregelen Locatie haltes Scheiding van verkeerssoorten
x x
Oversteekplaatsen Norm
x
Parkeren
x
Inzameling
Gebouwde parkeervoorzieningen Gescheiden inzameling Inzamelpunten (situering, ondergronds)
√
Gesloten grondbalans
√
Hergebruik
x
x
√
10% (watertoets), geen bovengronds Bij grotere pp onderzoek naar bovengrondse aftopping Overig water minimaal 50% oeverlengte natuurvriendelijk inrichten (één zijde per watergang) Norm volgens gemeentelijk waterplan (referentie omliggende gebiedswater) Beperking noordtuinen Minimaal conform bouwbesluit Kreek
30 km/u
Extra langzaam verkeerroute (tevens calamiteitenontsluiting.) Bovengrens van de normen uit het ASVV
Conform beleid gemeente Conform bestaande inzamelmethode Streven naar gesloten grondbalans. Ophogen gebied en maken van wal zoveel mogelijk
Milieubelasting
Uitsluiten gebruik van belastende materialen
√
met uitgegraven grond Minimaal conform bouwbesluit en beleid uitloogbare materialen waterschap
Profit Duurzaamheidsthema
Deelaspect
Keuzeonderwerp
Keuze
Uitgangspunt
Omgeving
Continuïteit
Voortzettingsmogelijkheden agrarisch bedrijf
v
Levensloopbestendigheid
Voorzieningen
Programma
x
Differentiatie
Programma
V
Ongehinderde voortgang is streven Betrokkenheid WMO adviesraad Betrokkenheid WMO adviesraad
Openbare ruimte Wonen en werken
Routing en berijdbaarheid Menging
v
Functiemenging
Flexibiliteit
Gebouwen
x
Imago
Architectonische en ruimtelijke uitstraling
Meervoudig bruikbaar/aanpasbaar Beeldkwaliteit
√
√
Beroepen aan huis mogelijk conform beleid / bestemmingsplan gemeente
Beeldkwaliteitkader opstellen
53
Bijlage 3
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Verkennend bodemonderzoek
058800.16097.02
RAPPORT VOORONDERZOEK BODEMKWALITEIT Locatie:
Uitbreidingsgebied woonkern Piershil binnen gemeente Korendijk
Opdrachtgever:
Gemeente Korendijk Postbus 3708 3265 ZG PIERSHIL
Contactpersoon:
De heer A.W. Brand
Telefoonnummer:
+31 (0) 18 669 77 77
Uitgevoerd door:
Koenders & Partners adviseurs en procesmanagers bv
Telefoonnummer:
+31 (0)348 47 80 50
Projectnummer:
110347-B
Projectleider:
De heer drs. W.A.J. van Linschooten
Paraaf:
Versie rapportage:
Definitief
Datum:
5 mei 2011
Vrijgave rapportage:
De heer drs. G.W. Hameetman
Paraaf:
Postbus 59 3410 CB LOPIK
Lekdijk Oost 12 3413 MS JAARSVELD
T +31 (0)348 47 80 50 F +31 (0)348 47 80 51
[email protected] www.koenders-partners.nl
FOTO’S ONDERZOEKSLOCATIE
Klik hier voor invoegen hoofdfoto (landscape)
Klik hier voor invoegen foto
Rapport vooronderzoek bodemkwaliteit Projectnummer 110347-B
Klik hier voor invoegen foto
29 april 2011 foto’s onderzoekslocatie
INHOUDSOPGAVE FOTO’S ONDERZOEKSLOCATIE 1
INLEIDING...........................................................................................................................................................1 1.1 1.2 1.3
2
VOORONDERZOEK..........................................................................................................................................2 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6 2.7 2.8 2.9 2.10 2.11 2.12 2.13 2.14 2.15
3
Inleiding...................................................................................................................................................1 Doel ..........................................................................................................................................................1 Uitgangspunten vooronderzoek..........................................................................................................1 Locatiebeschrijving ................................................................................................................................2 Locatie-inspectie ....................................................................................................................................2 Algemeen / basisinformatie Piershil..................................................................................................3 Voormalig bodemgebruik....................................................................................................................3 Huidig bodemgebruik...........................................................................................................................4 Toekomstig bodemgebruik ..................................................................................................................5 Watergangen ........................................................................................................................................5 Bodemopbouw en geohydrologie......................................................................................................5 (Financieel-)juridische aspecten ..........................................................................................................6 Informatie gemeente/milieudienst .....................................................................................................6 Bodembeheernota Zuid-Holland Zuid ...............................................................................................7 Luchtfoto’s................................................................................................................................................7 Bodemonderzoeken ..............................................................................................................................7 Kabels en leidingen ..............................................................................................................................9 Conclusie vooronderzoek.....................................................................................................................9
CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN ...........................................................................................................10 3.1 3.2 3.3
Conclusies .............................................................................................................................................10 Hypotheses...........................................................................................................................................10 Aanbevelingen ....................................................................................................................................11
4
VERANTWOORDING....................................................................................................................................12
5
LITERATUUROPGAVE.....................................................................................................................................13
BIJLAGEN 1. 2. 3. 4. 5. 6.
Regionale ligging onderzoekslocatie inclusief informatie kadaster Locale situatie met verdachte locaties + tekeningen hinderwetarchief en eerder onderzoek Luchtfoto Milieurapportage Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid Gebiedsinformatie KLIC Fotorapportage
Rapport vooronderzoek bodemkwaliteit Projectnummer 110347-B
29 april 20115 mei 2011 Inhoudsopgave
1
INLEIDING
1.1
Inleiding Op verzoek van de gemeente Korendijk is door Koenders & Partners adviseurs en procesmanagers bv een vooronderzoek naar de bodemkwaliteit uitgevoerd ter plaatse van het potentiële uitbreidingsgebied van de woonkern Piershil gelegen binnen de gemeente Korendijk.
1.2
Doel Het doel van het vooronderzoek is het verzamelen van relevante informatie over de locatie, door het opvragen van informatie bij de opdrachtgever, de eigenaar en de gemeente, het houden van interviews, uitvoeren van terreininspectie en archiefonderzoek. De te verzamelen informatie heeft betrekking op het voormalige gebruik, het huidige gebruik, het toekomstige gebruik, de bodemopbouw, de geohydrologische situatie en financieel-juridische aspecten.
1.3
Uitgangspunten vooronderzoek Navolgend zijn de uitgangspunten van het vooronderzoek omschreven: Het vooronderzoek is gebaseerd op de Nederlandse norm NEN 5725 Bodem - Landbodem Strategie voor het uitvoeren van vooronderzoek bij verkennend en nader onderzoek (NEN 5725 uit januari 2009). Het vooronderzoek naar de kwaliteit van aanwezige waterbodems is gebaseerd op de Nederlandse norm NEN 5717 Bodem - Waterbodem – Strategie voor het uitvoeren van vooronderzoek bij verkennend en nader onderzoek, Nederlands Normalisatie Instituut (november 2009). Koenders & Partners adviseurs en procesmanagers bv verklaart hierbij dat zij geheel onafhankelijk opereert van de opdrachtgever.
Rapport vooronderzoek bodemkwaliteit Projectnummer 110347-B
29 april 2011 pagina 1 van 13
2
VOORONDERZOEK Het vooronderzoek heeft zich gericht op de onderzoekslocatie en de direct hieraan grenzende terreindelen. Het totaal vormt het onderzoeksgebied van het vooronderzoek. Het vooronderzoek is uitgevoerd volgens de NEN 5725 en de NEN 5717. De gegevens van het vooronderzoek zijn afkomstig van onder andere de volgende bronnen:
2.1
Verstrekte informatie gemeente Korendijk; Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid ( www.ozhz.nl); Interactieve bodemkwaliteitskaart ( www.ozhz.nl); Digitale Bodemfunctieklassekaart ( www.ozhz.nl); Bodembeheernota Zuid-Holland Zuid Locatie-inspectie; Recente luchtfoto / topografische kaart; Bodemloket ( www.bodemloket.nl); Kennisinfrastructuur Cultuurhistorie ( www.kich.nl); Historische topografische atlas; Wat was waar ( www.watwaswaar.nl); Grondwaterkaart Nederland ( www.dinoloket.nl); Bodemkaart Nederland ( www.bodemdata.nl); Kadaster.
Locatiebeschrijving Onderhavig vooronderzoek bodemkwaliteit heeft betrekking op potentiële uitbreidingsgebied van de woonkern Piershil gelegen binnen de gemeente Korendijk. De locatie bevindt zich ten zuidoosten van de dorpskern van Piershil. Het plangebied heeft een oppervlakte van 2,27 ha en wordt globaal begrensd door het Klaasgat ten westen van de locatie, het Buitenom ten zuiden van de locatie en de Oude Piershilseweg ten noorden van de locatie. Het oostelijke gedeelte van het onderzoeksterrein is in agrarisch gebruik. Het westelijke gedeelte van de onderzoekslocatie is in gebruik door een volkstuindersvereniging en op het noordelijke terreingedeelte zijn een aantal loodsen aanwezig. Het perceel Oud Piershilsweg 2 (woonhuis) behoort niet tot het onderzoeksterrein. Ten oosten van de onderzoekslocatie ligt een begraafplaats. Ten westen en noorden van de onderzoekslocatie zijn woningen aanwezig. Ten zuiden van de onderzoekslocatie bevindt zich agrarisch gebied. De regionale ligging en kadastrale gegevens van de locatie zijn opgenomen onder bijlage 1.
2.2
Locatie-inspectie Op 20 april 2011 heeft een locatie-inspectie plaatsgevonden. Tijdens de locatie-inspectie zijn geen verdachte activiteiten, brandplekken, verzakkingen, ophogingen en vul- en ontluchtingspunten op het maaiveld waargenomen. Op het zuidoostelijke terreingedeelte is een halfverharding (voortzetting van een met beton verharde weg) aanwezig. Ter plaatse van het volkstuinenterrein is pad met een halfverhardingslaag aanwezig. Ter plaatse van tuin 21 is langs de halfverharding een asbeststort aanwezig waarin eveneens stukjes asbestverdacht plaatmateriaal zijn waargenomen Nabij het huisje van de volkstuindersvereniging is naast de halfverharding een stukje asbestverdacht materiaal waargenomen. Op het dak van een tuinhuisje op het zuidelijke terreingedeelte zijn enkele asbestverdachte golfplaten waargenomen.
Rapport vooronderzoek bodemkwaliteit Projectnummer 110347-B
29 april 2011 pagina 2 van 13
Langs de oostelijke grens van de volkstuinen is een sloot aanwezig. Daarnaast is langs de zuidelijke grens van het onderzoeksterrein een sloot aanwezig. 2.3
2.4
Algemeen / basisinformatie Piershil Adres onderzoekslocatie:
Perceel omsloten door de Oud Piershilseweg, de Buitenom en het Klaasgat (beek).
Oppervlakte onderzoekslocatie (m2):
Totaal 2,26827 ha
Kadastrale aanduiding:
Piershil, sectie C, perce(e)l(en) 1355 en 1416 (gedeeltelijk)
Aanleiding bodemonderzoek:
Voorgenomen herontwikkeling: stedelijke uitbreidingskern
Bodemfunctieklasse obv bodemfunctieklassekaart:
Landbouw (akkerbouw), noordelijk deel wonen
Voormalig bodemgebruik Voormalig bodemgebruik
Op de website watwaswaar zijn historische topografische kaarten geraadpleegd. Navolgend zijn de belangrijkste gebiedskenmerken weergegeven voor een aantal periodes: 1830-1904 - het onderzoeksterrein is in agrarisch gebruik. Op de locatie zijn een aantal sloten aanwezig. Op de locatie zijn geen gebouwen aanwezig. 1940-1959 - het onderzoeksterrein is in agrarisch gebruik. Er zijn sloten aanwezig en op het oostelijke terreingedeelte (ongeveer op de huidige terreingrens) bevindt zich een weg. Er is geen bebouwing aanwezig. Ten zuiden van het westelijke gedeelte van de onderzoekslocatie is een boomgaard aanwezig. Op de kaart van 1959 is een weg (naar de boomgaard) op het westelijke deel van het onderzoeksterrein (ter plaatse van de huidige halfverharding op het westelijke terreingedeelte) aanwezig. 1968-2004 - het onderzoeksterrein is in agrarisch gebruik. Centraal op het terrein is een weg aanwezig. Er is een kleine sloot (tussen Klaasgat en centrale weg) aanwezig. Vanaf ca. 1989 zijn op de locatie gebouwen aanwezig. Ten oosten van de locatie is vanaf ca. 1980 een begraafplaats aanwezig. Vanaf ongeveer de jaren ’80 zijn op het westelijke terreingedeelte volkstuinen aanwezig. Het Buitenom, gelegen juist ten zuiden van de onderzoekslocatie, is na 2004 aangelegd. Bronnen: Topografische Militaire kaart uit 1830-1850 (kaartnummer 43-2rd) Topografische kaart 1: 25.000 blad 43E: jaargangen 1904, 1940, 1959, 1968, 1980, 1989, 2004.
Rapport vooronderzoek bodemkwaliteit Projectnummer 110347-B
29 april 2011 pagina 3 van 13
Aanwezigheid tanks (incl. ligging, inhoud, wel/niet verwijderd)
Op de locatie is een bovengrondse dieselolietank (1.000 l) aanwezig geweest ten oosten van de landbouwschuur.
Kans op aantreffen asbestresten a.g.v. bedrijfsactiviteiten, toepassen bouwstoffen, stortingen, enz.)
Op de locatie zijn bij herverkavelingen sloten gedempt. Het is onbekend waarmee de sloten zijn gedempt. Vermoedelijk betreft het gebiedseigen grond. De voormalige sloten zijn wel verdacht op stortingen. Ter plaatse van de erven van agrarische bedrijven en landbouwpaden zijn in het verleden vaak asbesthoudende materialen toegepast en/of verwerkt.
Voormalige bodembedreigende activiteiten (incl. periode)
Agrarische activiteiten: gebruik van bestrijdingsmiddelen. Bodemloket: op de locatie en rondom de locatie zijn enkele dempingen (niet gespecificeerd) geregistreerd. Oud Piershilseweg 2 In 1980 is een hinderwetvergunning verleend voor de bouw van een woonhuis en de uitbreiding van de bestaande landbouwschuur. Er wordt hierbij een bovengrondse dieselolietank (1.000 l) in gebruik genomen. De tank ligt aan de oostzijde van de landbouwschuur. De hinderwettekening met de ligging van de tank is opgenomen in bijlage 2. Op 8 juni 1995 is een melding geregistreerd voor het Besluit melding akkerbouwbedrijven milieubeheer.
2.5
Verwachting archeologische waarden
Middelhoge verwachting archeologische waarden (volgens de archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart voor de Hoeksche Waard, ADC Heritage, 3-11-2009).
Verwachting niet gesprongen explosieven
Geen relevante informatie bekend
Informatie verrichtte handelingen met grond, verhardingsmateriaal of afval
Geen relevante informatie bekend
Informatie (resten) van voormalige kelders, funderingen, rioolsystemen, enz.
Voor kabels en leidingen: zie bijlage 5. Overige zaken geen relevante informatie bekend.
Huidig bodemgebruik Huidig bodemgebruik
Volkstuinen en agrarisch gebruik. De loodsen op het terrein zijn in gebruik voor opslag.
Gebouwen of objecten aanwezig (kelders, fundering, kunstwerken, enz.)
Op het noordelijke terreingedeelte zijn loodsen aanwezig. Ter plaatse van de volkstuinen staan enkele kleine kassen en tuinhuisjes.
Eventuele (zichtbare) resten van asbest op/in bodem
Ja, ter plaatse van de halfverharding van de volkstuinen.
Gegevens over ligging tanks, kabels, slootdempingen, stortplekken, andere verdachte activiteiten
Zie paragrafen 2.4 en 2.10.
(Niet-doordringbare) verhardingslagen aanwezig op de locatie
Ja. Er is een betonnen weg langs de oostzijde van de loodsen aanwezig.
Rapport vooronderzoek bodemkwaliteit Projectnummer 110347-B
29 april 2011 pagina 4 van 13
2.6
Toekomstig bodemgebruik Informatie geplande herinrichting en/of bouwplannen
De gemeente Korendijk is druk bezig met de planvorming voor de uitbreidingsgebieden. Bij het vaststellen van de Provinciale Structuurvisie d.d. 2 juli 2010 door de Provinciale Staten is het mogelijk geworden de vier dorpen in Korendijk, nl. Goudswaard, Nieuw-Beijerland, Piershil en Zuid-Beijerland, uit te breiden met o.a. woningbouw. Ten tijde van de uitvoering van onderhavig onderzoek was uitwerking de planvorming nog niet definitief vastgesteld.
2.7
2.8
Informatie geplande bedrijfsactiviteiten
Geen relevante informatie bekend
Informatie (voorgenomen) grondwateronttrekkingen
Geen relevante informatie bekend
Grootte en diepte evt geplande watergangen
Geen relevante informatie bekend
Planning ondergrondse infrastructuur (tunnels, parkeerkelders, funderingen, riolen ed.)
Geen relevante informatie bekend
Voorgenomen potentieel bodembedreigende activiteiten
Geen relevante informatie bekend
Voorgenomen specifiek (zeer) gevoelig gebruik (volks(moes)tuinen, kinderspeelplaatsen, land- en/of tuinbouwgewassen)
Geen relevante informatie bekend
Watergangen Omschrijving watergangen
Op de locatie zijn twee sloten (lengte ca. 200 m en ca. 220 m; breedte ca. 1 m) aanwezig. Ten westen van de locatie ligt het Klaasgat, dat ten noorden van de Oud-Piershilseweg overgaat in de Oud-Piershilse wetering. Deze sloot maakt geen onderdeel uit van de ontwikkelingslocatie.
Beschoeiing
Nee.
Bekende kwaliteit slib
Onbekend.
Bodemopbouw en geohydrologie Ophooggeschiedenis en wijze bouwrijp maken van de locatie
Geomorfologisch gezien bevindt de onderzoekslocatie zich in het zuidwestelijk zeekleigebied. Geologisch gezien bevindt zich aan het oppervlak de holocene afzetting ‘Laagpakket van Walcheren’ bestaande uit zeeklei en zand. Plaatselijk zijn er inschakelingen met veen (formatie van Nieuwkoop) of inschakelingen van rivierklei en –zand (formatie van Echteld). De holocene afzettingen hebben een dikte van ongeveer 12 tot 18 meter. Hieronder bevindt zich het eerste watervoerend pakket dat voornamelijk uit grindhoudend zand bestaat en een dikte heeft van ongeveer 10 meter. Ter plaatse van de (voormalig) bebouwde of verharde deelgebieden bevindt zich mogelijk een antropogene
Rapport vooronderzoek bodemkwaliteit Projectnummer 110347-B
29 april 2011 pagina 5 van 13
ophooglaag. Ter plaatse van de agrarische deelgebieden is de bovenste laag beïnvloed door de agrarische activiteiten (bouwvoor).
2.9
Globale bodemopbouw tot 10 m-mv
Klei met inschakelingen van zand en veen.
Verwachte grondwaterstand
Circa 1 m-mv
Richting stroming grondwater 1e watervoerend pakket
Uit de grondwaterkaarten (grensgebied nr. 14 Brabant west; nr.35 Rotterdam en nr. 36, Goedereede – Zierikzee Willemstad) komt globaal een noordelijke grondwaterstromingsrichting in het 1e watervoerend pakket naar voren.
Locatie gelegen nabij oppervlaktewater
Nee.
Ligging binnen beschermde zone
De onderzoekslocatie bevindt zich niet ter plaatse van een waterwingebied, grondwaterbeschermingsgebied of boringsvrije zone.
(Financieel-)juridische aspecten Overige belanghebbenden aanwezig
Zie kadastrale berichten
Sprake van calamiteit en/of overtreding i.k.v. WM of Wbb
Geen relevante informatie bekend
Periode waarin verontreiniging mogelijk is ontstaan
Geen relevante informatie bekend
2.10 Informatie gemeente/milieudienst Milieurapportage Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid Bij de Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid (OZHZ) is nagevraagd of er informatie beschikbaar is van de bodemkwaliteit en/of ondergrondse tanks ter plaatse van de onderzoekslocatie. Door OZHZ is een milieurapportage opgesteld welke is opgenomen onder bijlage 4. Deze informatie uit het milieurapport is verwerkt in onderhavige rapportage. Bodemkwaliteitskaart Digitale bodemkwaliteitskaart geraadpleegd op website van OZHZ Uit de bodemkwaliteitskaart van de gemeente Korendijk blijkt dat de onderzoekslocatie voor wat betreft de bovengrond van het zuidelijke terreingedeelte is gelegen in de zone achtergrondwaarde. Dit houdt in dat de bovengrond van de onderzoekslocatie onverdacht is op het voorkomen van bodemverontreiniging. De bovengrond van het noordelijke terreingedeelte is gelegen in de zone wonen heterogeen. Dit houdt in dat in de bovengrond plaatselijk lichte verontreinigingen kunnen voorkomen. De onderzoekslocatie is voor wat betreft de ondergrond gelegen in de zone achtergrondwaarde. Dit houdt in dat de ondergrond van de locatie onverdacht is op het voorkomen van bodemverontreiniging. Verdachte activiteiten Op de locatie zijn onder meer volkstuinen aanwezig. In het verleden is juist ten zuiden van het westelijke gedeelte van het onderzoeksterrein een boomgaard aanwezig (geweest). Het gehele
Rapport vooronderzoek bodemkwaliteit Projectnummer 110347-B
29 april 2011 pagina 6 van 13
onderzoeksterrein is in het verleden in agrarisch gebruik geweest. Ter plaatse van het erf zijn loodsen aanwezig. Er waren een bovengrondse tank, een olievatenopslag en een werkplaats aanwezig. Al deze activiteiten zijn opgenomen in de UBI-lijst. De uniforme bron indeling potentieel bodemvervuilende activiteiten (UBI) geeft aan elke activiteit die mogelijk bodemverontreiniging kan veroorzaken een unieke code. De UBI-code is geënt op de Bedrijfsindeling Kamers van Koophandel 1995 en komt daar in grote lijnen ook mee overeen. Op basis van de UBI-lijst blijken bovengenoemde activiteiten verdacht op het voorkomen van bodemverontreiniging met bestrijdingsmiddelen en minerale olie. 2.11 Bodembeheernota Zuid-Holland Zuid Binnen de subregio Hoeksche Waard geldt, voor toekomstige woongebieden met een minimale omvang van 2 hectare (20.000 m2), een ontheffing van de kwaliteitstoets van de ontvangende bodem. Op deze terreinen mag derhalve, ongeacht de kwaliteit van de ontvangende bodem, grond of baggerspecie worden toegepast van maximaal de generieke kwaliteitsklasse wonen. Voorwaarde is wel dat de grond of baggerspecie die wordt toegepast afkomstig is uit de subregio Hoeksche Waard. Wordt voor de aanleg van het woongebied grond of baggerspecie van buiten de subregio aangevoerd, dan dient van de generieke toepassingseisen te worden uitgegaan. 2.12 Luchtfoto’s Informatie geraadpleegde luchtfoto’s:
Door de opdrachtgever is een recente luchtfoto aangeleverd. Deze is opgenomen onder bijlage 3. Daarnaast zijn oude luchtfoto’s (jaren ’60 – ’80) uit het archief van de gemeente Korendijk geraadpleegd. Op deze luchtfoto’s zijn geen bijzonderheden waargenomen.
2.13 Bodemonderzoeken Ter plaatse van de onderzoekslocatie en in de directe omgeving daarvan zijn in het verleden de volgende bodemonderzoeken uitgevoerd: Indicatief bodemonderzoek Buitenom fase 2 te Korendijk (wegtracé, fase 2), Oranjewoud, kenmerk: 9254-113639, maart 2002 (wbb-code: ZH058809044) Deze locatie is gelegen ten zuiden van de huidige onderzoekslocatie. In de bovengrond is een lichte verontreiniging met EOX en PAK aangetoond en in de ondergrond is geen verontreiniging gemeten. Het onderzochte slib uit enkele watergangen betreft klasse 0 en klasse 2. De vervolgstatus is: voldoende onderzocht/gesaneerd, geen vervolg. Oud Piershilseweg 2, Dordrecht Research, kenmerk: 020231, april 2002 (wbb-code: ZH058809115) Deze locatie is gelegen op het oostelijke terreingedeelte van het huidige onderzoeksterrein. Ter plaatse is een bovengrondse stookolietank (geplaatst in een lekbak) aanwezig geweest en in een loods bevond zich opslag van bovengrondse olievaten. De situatietekening met de ligging van de tank en de olievatenopslag is opgenomen in bijlage 2. De bovengrond (boring 22) in de loods (opslag olievaten) is matig verontreinigd met minerale olie. In de onderliggende grond is geen verontreiniging met minerale olie meer aangetoond. De bovengrond op het overige terrein is licht verontreinigd met PAK. De ondergrond is niet verontreinigd. Het grondwater is licht verontreinigd met cadmium en minerale olie (boring 17, bij de tank). Op het zuidoostelijke terreingedeelte is een gronddepot met asbesthoudend materiaal aanwezig. Geadviseerd is dit
Rapport vooronderzoek bodemkwaliteit Projectnummer 110347-B
29 april 2011 pagina 7 van 13
depot onder milieukundige begeleiding af te voeren. Dit gronddepot is bij de terreininspectie op 20 april 2011 niet meer aangetroffen. De vervolgstatus is: uitvoeren aanvullend oriënterend onderzoek. Loods achter Oud Piershilseweg 2, CBB, 2002 (wbb-code: ZH058809115) Nabij de loods is de boven- en ondergrond niet verontreinigd. Het grondwater is licht verontreinigd. Er zijn geen belemmeringen voor de bouwplannen. Oud Piershilseweg ong. (volkstuinen), ATKB, kenmerk: 20081576/rap1, 24 maart 2009 De locatie betreft het westelijke terreingedeelte van het huidige onderzoeksterrein. Op het centrale terreingedeelte is een gedempte sloot aanwezig. De halfverharding bestaat uit een toplaag van grind/grond en daaronder een laag AVI-slakken. Er zijn geen asbestverdachte materialen aangetroffen en geen analyses op asbest uitgevoerd. De slakkenlaag van de halfverharding (geen bodem) is licht tot sterk verontreinigd met zware metalen. In de kleilaag direct onder de slakkenlaag is een lichte verontreiniging met koper gemeten. In de gedempte sloot zijn geen verontreinigingen vastgesteld. De bovengrond op het noordelijke terreingedeelte is licht verontreinigd met cadmium, koper en zink. De bovengrond op het zuidelijke terreingedeelte en de ondergrond op het gehele terrein is niet verontreinigd. In het grondwater zijn lichte verontreinigingen met xylenen, naftaleen, barium, zink, cadmium, koper, lood, molybdeen en nikkel gemeten. In de grond en in het grondwater zijn geen verhoogde gehalten aan organochloorbestrijdingsmiddelen aangetoond. De vervolgstatus is: uitvoeren nader onderzoek (waarschijnlijk vanwege de verhoogde gehalten in de halfverharding). In de boorbeschrijvingen van dit onderzoek zijn geen aanwijzingen naar voren gekomen voor de aanwezigheid van verontreinigd dempingsmateriaal ter plaatse van de gedempte sloten (naast de in het onderzoek onderzochte gedempte sloot). Oud Piershilseweg 1a, Inpijn-Blokpoel, kenmerk: MA-2282, 10 juni 2002 (wbb-code: ZH058809122) De locatie is gelegen ten noorden van de huidige onderzoekslocatie. In de bovengrond zijn lichte verontreinigingen met koper, kwik, lood en PAK gemeten. In de ondergrond en in het grondwater zijn geen verontreinigingen aangetoond. Voorstraat 45, UDM, kenmerk: 08.01.0462, 17 september 2008 (wbb-code: ZH058809192) De locatie is gelegen ten noorden van de huidige onderzoekslocatie. De grond is sterk verontreinigd met PAK en licht verontreinigd met kwik, lood, zink en minerale olie. Het grondwater is licht verontreinigd met kwik. De vervolgstatus is: opstellen saneringsplan. Waterbodem Voorstraat 0, RPSBCC, kenmerk: FMN/2008/NC8260100/497, 18 februari 2008 (wbb-code: ZH058809203) De locatie betreft de waterbodem ten westen en oosten van het huidige onderzoeksterrein. Het slib valt in klasse 1. Tijdens een onderzoek door AT Milieu Advies in 2004 is klasse 2 en klasse 3 slib aangetoond. Sluisjesdijk , 31 december 1997 (wbb-code: ZH058800017) De locatie is gelegen ten zuidwesten van het huidige onderzoeksterrein. Er is sprake van een demping en een voormalig tramemplacement. De grond is plaatselijk matig verontreinigd en het grondwater is sterk verontreinigd. Het betreft geen geval van ernstige bodemverontreiniging. De vervolgstatus is: voldoende onderzocht.
Rapport vooronderzoek bodemkwaliteit Projectnummer 110347-B
29 april 2011 pagina 8 van 13
2.14 Kabels en leidingen Bij klic-online van het Kadasters is een oriëntatieverzoek ingediend om informatie te verkrijgen omtrent de ligging van kabels en leidingen in het gebied. In bijlage 5 is de overzichtstekening opgenomen met de ligging van de kabels en leidingen (exclusief huisaansluitingen). De aanwezige ondergrondse infrastructuur bevindt zich langs de oostelijke zijde van de betonnen weg en nabij de noordoostelijke hoek van de loods nabij het woonhuis van Oud Piershilseweg 2. 2.15 Conclusie vooronderzoek Bodem Op basis van het uitgevoerde vooronderzoek wordt de locatie vanwege het agrarische gebruik (akkerbouw) en gebruik als volkstuin (westelijke terreingedeelte) aangemerkt als verdacht op het voorkomen van bodemverontreiniging met bestrijdingsmiddelen. Het terrein van de volkstuinen is recent (maart 2009) onderzocht. Aangezien tijdens dit onderzoek, met uitzondering van de halfverharding, maximaal lichte verontreinigingen in de grond en in het grondwater zijn aangetoond, is geen actualisatie bodemonderzoek noodzakelijk. Het bodemonderzoek (2002) dat op het oostelijke terreingedeelte is uitgevoerd is verouderd en dient geactualiseerd te worden. Een bodemonderzoek kan normaal circa 2 tot 5 jaar worden gebruikt (richtlijn Vereniging van Nederlandse Gemeenten). Het terreingedeelte (erf) rondom de bebouwingen op het oostelijke terreingedeelte wordt vanwege een intensief antropogeen gebruik als verdacht beschouwd op het voorkomen van bodemverontreiniging met asbest en de parameters uit het standaardpakket bodem. Op dit terreingedeelte waren een werkplaats, een olievatenopslag en een bovengrondse dieselolietank (1.000 l) aanwezig. Ter plaatse van de olievatenopslag is in het verleden een matige verontreiniging met minerale olie in de grond aangetoond. Deze locaties worden als aparte deellocaties beschouwd (puntbronnen). De bovengrondse dieseltank kan volgens tekeningen (vergunning Wet milieubeheer en bodemonderzoek april 2002) op twee locaties nabij de opslagloods aanwezig zijn geweest. Onder de betonnen weg is waarschijnlijk een puinfunderingslaag aanwezig. Dit dient tijdens het uitvoeren van het bodemonderzoek geverifieerd te worden. Indien een puinlaag aanwezig is, dient deze op het voorkomen van asbest te worden onderzocht. Tevens wordt geadviseerd om direct indicatief bouwstoffen onderzoek uit te voeren om de eventuele hergebruiksmogelijkheden te kunnen vaststellen. De gedempte sloot, gelegen op het westelijke en oostelijke terreingedeelte, is verdacht op het voorkomen van bodemverontreiniging. Tijdens vorige onderzoeken is deze gedempte sloot niet onderzocht. Op het westelijke terreingedeelte is een andere gedempte sloot onderzocht. De halfverhardingen (westelijke en oostelijke terreingedeelte) en de asbeststort tegen de halfverharding (westelijke terreingedeelte) zijn verdacht op het voorkomen van asbest. Waterbodem Op basis van het uitgevoerde vooronderzoek worden de sloten (2 stuks) op de onderzoekslocatie als verdacht aangemerkt op het voorkomen van waterbodemverontreiniging met bestrijdingsmiddelen. Uit het vooronderzoek volgens NEN 5717 zijn geen argumenten naar voren gekomen die een verzwarende of verlichtende onderzoeksinspanning motiveren. Derhalve dient het onderzoek te worden uitgevoerd conform normale onderzoeksinspanning (NEN 5720). Vanwege het langdurig agrarisch gebruik wordt het standaardpakket waterbodem aangevuld met bestrijdingsmiddelen.
Rapport vooronderzoek bodemkwaliteit Projectnummer 110347-B
29 april 2011 pagina 9 van 13
3
CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN
3.1
Conclusies Op basis van de onderzoeksresultaten worden de volgende conclusies getrokken: Op basis van het uitgevoerde vooronderzoek wordt de gehele onderzoekslocatie vanwege het agrarische gebruik (akkerbouw) als verdacht op het voorkomen van bodemverontreiniging met bestrijdingsmiddelen beschouwd; Er zijn de volgende verdachte deellocaties onderscheiden, te weten: het erf, een voormalige werkplaats, een voormalige bovengrondse dieselolietank, een voormalige vatenopslag, een asbeststort en twee halfverhardingen. De dieselolietank kan volgens tekeningen op twee locaties nabij de opslagloods aanwezig zijn geweest; De gedempte sloot, gelegen op het oostelijke en westelijke terrreingedeelte, is verdacht op het voorkomen van bodemverontreiniging. De voormalige sloot is vermoedelijk gedempt met gebiedseigen grond. Dit dient te worden bevestigd, omdat ter plaatse van oude sloten regelmatig stortingen/dempingen worden aangetroffen; Op en direct rondom het onderzoeksterrein zijn twee sloten aanwezig. In de waterbodems kunnen verontreinigingen met bestrijdingsmiddelen voorkomen; Op het westelijke terreingedeelte (volkstuinen) is recent een bodemonderzoek uitgevoerd en dit terreingedeelte behoeft (met uitzondering van de aanwezige halfverharding en asbeststort tegen de halfverharding) niet opnieuw te worden onderzocht; Onder de betonnen weg is waarschijnlijk een puinfunderingslaag aanwezig. Dit dient tijdens het uitvoeren van het bodemonderzoek geverifieerd te worden. Indien een puinlaag aanwezig is dient deze op het voorkomen van asbest te worden onderzocht. Tevens wordt geadviseerd om direct indicatief bouwstoffen onderzoek uit te voeren om de eventuele hergebruiksmogelijkheden te kunnen vaststellen; Het overige terrein (oostelijke terreingedeelte) wordt als onverdachte locatie beschouwd. Ter plaatse van dit terreingedeelte is een bodemonderzoek uitgevoerd dat echter verouderd is. Derhalve dient het onderzoek te worden geactualiseerd.
3.2
Hypotheses In de hier navolgende tabel zijn de verdachte deellocaties met de daar aan gekoppelde hypotheses en verdachte stoffen weergegeven. Deellocatie
Motivatie
Hypothese NEN 5740/5707/5897
Verwachte parameters
Erf (ca. 3.000 m2)
Langdurig antropogeen gebruik
VED-HE, Asbestverdacht
Voormalige werkplaats (ca. 200 m2) Voormalige bovengrondse dieselolietank (ca. 10 m2)
VEP VEP-OO
Minerale olie, vluchtige aromaten
VEP
Minerale olie
Betonnen weg (1.000 m2)
Gebruik smeermiddelen e.d. Twee mogelijke locaties ten oosten van de opslagloods. Matige verontreiniging met minerale olie bovengrond. Mogelijk puinlaag onder beton aanwezig.
Stoffen uit het standaardpakket¹² Asbest Organochloorbestrijdingsmiddelen Stoffen uit het standaardpakket¹²
VED-HE asbestverdacht
Stoffen uit het standaardpakket¹² Asbest
Agrarisch gebied overig oostelijke terreingedeelte (ca. 9.000 m2)
Gebruik bestrijdingsmiddelen en actualisatie onderzoek.
ONV
Stoffen uit het standaardpakket¹² Organochloorbestrijdingsmiddelen
Voormalige vatenopslag loods (ca. 10 m2)
Rapport vooronderzoek bodemkwaliteit Projectnummer 110347-B
29 april 2011 pagina 10 van 13
Gedempte sloot (lengte ca. 230 meter) Halfverharding westelijke terrein (460 m2)
Halfverharding oostelijke terrein (60 m2) Sloten (2, totale lengte ca. 420 meter)
Mogelijke bodemverontreiniging met dempingsmateriaal Heterogeen gebroken puin. Asbeststort tegen de halfverharding (10 m2) op westelijke terrein Gebroken puin.
VED-HE; deels combinatie met ONV asbest, NO NEN 5897
Sliblaag is mogelijk verontreinigd met bestrijdingsmiddelen.
OLN (NEN 5720)
asbest, NO NEN 5897
Stoffen uit het standaardpakket¹² Organochloorbestrijdingsmiddelen Asbest (reeds indicatief bouwstoffenonderzoek uitgevoerd tijdens eerder onderzoek) Asbest Bouwstoffenpakket (samenstelling + uitloging) Stoffen uit het standaardpakket waterbodem3 Organochloorbestrijdingsmiddelen
1 Standaardpakket
-
grond: Zware metalen: barium, kobalt, molybdeen, cadmium, koper, lood, nikkel, zink en kwik Minerale olie Polycyclische aromatische koolwaterstoffen (10 van VROM) Polychloorbifenylen
2 Standaardpakket
-
grondwater: Zware metalen: barium, kobalt, molybdeen, cadmium, koper, lood, nikkel, zink en kwik Vluchtige aromatische koolwaterstoffen Vluchtige gehalogeneerde koolwaterstoffen Minerale olie
3 Standaardpakket
-
3.3
waterbodem regionale wateren: Zware metalen: barium, kobalt, molybdeen, cadmium, koper, lood, nikkel, zink en kwik Minerale olie Polycyclische aromatische koolwaterstoffen (10 van VROM) Polychloorbifenylen Lutum- en organisch stofgehalte droge stof
Aanbevelingen Op basis van bovenstaande conclusies worden de volgende aanbevelingen gedaan: Tijdens uitvoering van de veldwerkzaamheden wordt geadviseerd om alert te zijn op eventuele onvoorziene bodemverontreiniging. In dergelijke situaties dient de onderzoeksstrategie te worden aangepast.
Rapport vooronderzoek bodemkwaliteit Projectnummer 110347-B
29 april 2011 pagina 11 van 13
4
VERANTWOORDING Koenders & Partners adviseurs en procesmanagers bv is een onafhankelijk adviesbureau en verklaart hierbij geen financiële of juridische belangen te hebben bij de uitkomst van het uitgevoerde onderzoek. De werkzaamheden zijn met een grote mate van zorgvuldigheid uitgevoerd waarbij is gestreefd naar een zo groot mogelijke representativiteit van het onderzoek. Desondanks kan niet worden uitgesloten dat plaatselijke afwijkingen in het bodemmateriaal voor kunnen komen. Tevens wordt er op gewezen dat het uitgevoerde onderzoek een momentopname betreft. Voor eventuele plaatselijke afwijkingen in het bodemmateriaal en de gevolgen daarvan kan Koenders & Partners adviseurs en procesmanagers bv geen enkele verantwoordelijkheid dragen. Het is niet toegestaan, dit rapport zonder schriftelijke toestemming van Koenders & Partners adviseurs en procesmanagers bv anders dan in zijn geheel (met inbegrip van bijlagen) te reproduceren. Dit om te voorkomen dat een onjuist beeld van de onderzoeksresultaten wordt verkregen als alleen delen van het rapport in omloop worden gebracht.
Rapport vooronderzoek bodemkwaliteit Projectnummer 110347-B
29 april 2011 pagina 12 van 13
5
LITERATUUROPGAVE 1.
Wet bodembescherming (Wet van 3 juli 1986), houdende regels inzake bescherming van de bodem, identificatienummer BWBR0003994.
2.
Circulaire bodemsanering 2009, Staatscourant 2009, nr. 67, 7 april 2009.
3.
Besluit bodemkwaliteit (Besluit van 22 november 2007), houdende regels inzake de kwaliteit van de bodem, identificatienummer BWBR0022929.
4.
Regeling bodemkwaliteit (Regeling van 13 december 2007), houdende regels voor de uitvoering van de kwaliteit van de bodem, identificatienummer BWBR0023085.
5.
NEN 5717. Bodem - Waterbodem – Strategie voor het uitvoeren van vooronderzoek bij verkennend en nader onderzoek, Nederlands Normalisatie Instituut (november 2009).
6.
NEN 5725. Bodem – Landbodem – Strategie voor het uitvoeren van vooronderzoek bij verkennend en nader bodemonderzoek, Nederlands Normalisatie Instituut (januari 2009).
7.
NEN 5740. Bodem – Landbodem – Strategie voor het uitvoeren van verkennend bodemonderzoek – Onderzoek naar de milieuhygiënische kwaliteit van bodem en grond, Nederlands Normalisatie Instituut (januari 2009).
8.
NEN 5720. Bodem – Waterbodem – Strategie voor het uitvoeren van verkennend onderzoek – Onderzoek naar de milieuhygiënische kwaliteit van waterbodem en baggergrond, Nederlands Normalisatie Instituut (november 2009).
9.
BRL SIKB 2000 – Richtlijnen voor het veldwerk bij milieuhygiënisch bodemonderzoek.
10.
Bodembeheernota Zuid-Holland Zuid, 1 juli 2010.
Rapport vooronderzoek bodemkwaliteit Projectnummer 110347-B
29 april 2011 pagina 13 van 13
BIJLAGE 1
REGIONALE LIGGING ONDERZOEKSLOCATIE INCLUSIEF INFORMATIE KADASTER
Omgevingskaart
Klantreferentie: 110347
0m
125 m
Deze kaart is noordgericht.
625 m
Schaal 1: 12500
Hier bevindt zich Kadastraal object PIERSHIL C 1416 Oud Piershilseweg , PIERSHIL © De auteursrechten en databankenrechten zijn voorbehouden aan de Topografische Dienst Kadaster.
Uittreksel Kadastrale Kaart
Uw referentie: 110347
839
2b
643
9
2a
162
t traa njes Ora
37
433
641 41 39
158
642
159
432
434
436
5
45
7
4351a
43
3
1
Oud Pierschilseweg
4
6 8
208
5
16
Heullaan
204 203
18 20
202 5
1
1415
2 4
1407
200
1414 1261 64 1262 1220 1263 1219 1264 1265 1310 1266 1 267 14 1268 50 9
1141 t
121311
48
10
1312
om
en
it Bu
1416
Reige
Fazantstraat
3
199
7
14
05
198
gat
12
1140
Klaas
206
30
3
rstraa
07
10
758
1
Kla asg at
1128
1269
18
1270 1271 14571272 1456 455 1273 1317 1274 4
8
6
1275
4
16
1358 1355 7
6
1357
0m
12345 25
Deze kaart is noordgericht Perceelnummer Huisnummer Kadastrale grens Voorlopige grens Bebouwing Overige topografie
Voor een eensluidend uittreksel, Apeldoorn, 11 april 2011 De bewaarder van het kadaster en de openbare registers
20 m
100 m
Schaal 1:2000 Kadastrale gemeente Sectie Perceel
PIERSHIL C 1416
Aan dit uittreksel kunnen geen betrouwbare maten worden ontleend. De Dienst voor het kadaster en de openbare registers behoudt zich de intellectuele eigendomsrechten voor, waaronder het auteursrecht en het databankenrecht.
Kadastraal bericht object
Page 1 of 2
Kadastraal bericht object Dienst voor het kadaster en de openbare registers in Nederland Gegevens over de rechtstoestand van kadastrale objecten, met uitzondering van de gegevens inzake hypotheken en beslagen Betreft:
18-42011 10:21:13
PIERSHIL C 1416
Oud Piershilseweg PIERSHIL Uw referentie: 110347 Toestandsdatum: 15-4-2011
Kadastraal object Kadastrale aanduiding: Grootte: Coördinaten: Omschrijving kadastraal object: Locatie:
PIERSHIL C 1416 3 ha 26 a 85 ca 81350-423206 UITVAART ERF - TUIN
Ontstaan op:
Oud Piershilseweg PIERSHIL Oud Piershilseweg 4 3265 LG PIERSHIL 10-5-2005
Ontstaan uit:
PIERSHIL C 1356 gedeeltelijk
Publiekrechtelijke beperkingen Er zijn geen beperkingen bekend in de gemeentelijke beperkingenregistratie en de kadastrale registratie.
Gerechtigde EIGENDOM De Gemeente Korendijk Voorstraat 31 3265 BT PIERSHIL Postadres: Postbus: 3708 3265 ZG PIERSHIL Zetel: KORENDIJK (Gerechtigde is betrokken als gerechtigde bij andere objecten) Recht ontleend aan: Eerst genoemde object in brondocument: Recht ontleend aan: Eerst genoemde object in brondocument: Recht ontleend aan: Eerst genoemde object in brondocument: Recht ontleend aan: Eerst genoemde object in brondocument:
HYP4 ROTTERDAM 22245/40 PIERSHIL C 509 gedeeltelijk
HYP4 ROTTERDAM 5331/1 PIERSHIL C 511
d.d. 2-12-1976
Brondocumenten
HYP4 ROTTERDAM 9599/8
d.d. 26-6-1987
HYP4 ROTTERDAM 21347/7 PIERSHIL C 1143 gedeeltelijk HYP4 ROTTERDAM 22513/21 PIERSHIL C 512 gedeeltelijk
https://kadaster-on-line.kadaster.nl/objprod.asp
d.d. 3-6-2002
d.d. 23-7-2001
d.d. 2-9-2002
18-4-2011
Kadastraal bericht object
Page 2 of 2
mogelijk van belang: HYP4 ROTTERDAM 9371/22
d.d. 24-12-1986
Nog niet (volledig) verwerkte brondocumenten: HYP4 59827/184 d.d. 15-4-2011 HYP4 ROTTERDAM 9008/8 d.d. 12-3-1986 AKTE VAN ALGEMENE VOORWAARDEN
Einde overzicht De Dienst voor het kadaster en de openbare registers behoudt ten aanzien van de kadastrale gegevens zich het recht voor als bedoeld in artikel 2 lid 1 juncto artikel 6 lid 3 van de Databankenwet.
https://kadaster-on-line.kadaster.nl/objprod.asp
18-4-2011
Kadastraal bericht object
Page 1 of 2
Kadastraal bericht object Dienst voor het kadaster en de openbare registers in Nederland Gegevens over de rechtstoestand van kadastrale objecten, met uitzondering van de gegevens inzake hypotheken en beslagen Betreft:
18-42011 10:22:33
PIERSHIL C 1355
Oud Piershilseweg PIERSHIL Uw referentie: 110347 Toestandsdatum: 15-4-2011
Kadastraal object Kadastrale aanduiding: Grootte: Coördinaten: Omschrijving kadastraal object: Locatie:
PIERSHIL C 1355 1 ha 10 a 65 ca 81264-423116 TERREIN (AKKERBOUW)
Koopsom: Ontstaan op:
Oud Piershilseweg PIERSHIL € 335.000 23-12-2003
Ontstaan uit:
PIERSHIL C 1143 gedeeltelijk
Jaar: 2010
Publiekrechtelijke beperkingen Er zijn geen beperkingen bekend in de gemeentelijke beperkingenregistratie en de kadastrale registratie.
Gerechtigde EIGENDOM De Gemeente Korendijk Voorstraat 31 3265 BT PIERSHIL Postadres: Postbus: 3708 3265 ZG PIERSHIL Zetel: KORENDIJK (Gerechtigde is betrokken als gerechtigde bij andere objecten) Recht ontleend aan: HYP4 59268/179 Eerst genoemde object PIERSHIL C 1355 in brondocument:
d.d. 20-12-2010
Nog niet (volledig) verwerkte brondocumenten: HYP4 59827/184 d.d. 15-4-2011 HYP4 ROTTERDAM 9008/8 d.d. 12-3-1986 AKTE VAN ALGEMENE VOORWAARDEN
Einde overzicht De Dienst voor het kadaster en de openbare registers behoudt ten aanzien van de kadastrale gegevens zich het recht voor als bedoeld in artikel 2 lid 1 juncto artikel 6 lid 3
https://kadaster-on-line.kadaster.nl/objprod.asp
18-4-2011
Kadastraal bericht object
Page 2 of 2
van de Databankenwet.
https://kadaster-on-line.kadaster.nl/objprod.asp
18-4-2011
BIJLAGE 2
LOCALE SITUATIE MET VERDACHTE LOCATIES
BIJLAGE 3
LUCHTFOTO
BIJLAGE 4
MILIEURAPPORTAGE OMGEVINGSDIENST ZUID-HOLLAND ZUID
1OIGXKPIUTCRRQTVCIGDQFGO RGTEGGN2*.%VG2KGTUJKN Aanvrager Telefoonnummer E-mail adres Projectnummer Uw opdrachtnummer- en datum Zaaknummer Reactie op Ons kenmerk Behandeld door
Koenders & Partners, t.a.v. de heer G.W. Hameetman 0348-478050
[email protected] AD 06.0111 110347 - 12-04-2011 0061333 2011007995, d.d. 13-04-2011 Roland Boomgaard, d.d. 18-04-2011 e-mail:
[email protected] telefoon: 078-7703117
+PNGKFKPI 8QQTWNKIVGGPTCRRQTVCIGXCPFG/KNKGWFKGPUV<WKF*QNNCPF<WKFQXGTFGOKNKGWJ[IKGPKUEJG MYCNKVGKVXCPITQPFGPITQPFYCVGTXCPJGVFQQTWQRIGXTCCIFGRGTEGGN&CCTPCCUV\KLPIGIGXGPU QXGTDGFTKLXGPOGVGGPOKNKGWXGTIWPPKPIQRIGPQOGPKPFKVTCRRQTV&KVTCRRQTVKUGGP UCOGPXCVVKPIXCPIGIGXGPUCHMQOUVKIWKVJGVDQFGOGPDGFTKLHUKPHQTOCVKGU[UVGGOXCPFG /KNKGWFKGPUV<WKF*QNNCPF<WKF*GVKPHQTOCVKGU[UVGGODGXCVIGIGXGPUOGVDGVTGMMKPIVQV WKVIGXQGTFGDQFGOQPFGT\QGMGPCCPYG\KIGIGUCPGGTFGGPDWKVGPIGDTWKMIGUVGNFGQPFGTITQPFUG DTCPFUVQHVCPMUJKUVQTKUEJGDQFGODGFTGKIGPFGCEVKXKVGKVGPGPCEVWGNGDQFGODGFTGKIGPFG CEVKXKVGKVGP /GVPCFTWMYQTFVIGUVGNFFCVFKVTCRRQTVGGPIGCWVQOCVKUGGTFGUCOGPXCVVKPIKUXCPFGKPFG KPHQTOCVKGU[UVGOGPXCPFG/KNKGWFKGPUV<WKF*QNNCPF<WKFCCPYG\KIGIGIGXGPU'TMCPPKGV YQTFGPWKVIGUNQVGPFCVGNFGTUTGNGXCPVGKPHQTOCVKGCCPYG\KIKUFKGPKGVKPFGKPHQTOCVKGU[UVGOGP XCPFG/KNKGWFKGPUV<WKF*QNNCPF<WKFGPFWUKPFG\GUCOGPXCVVKPIKUQRIGPQOGP &KVOKNKGWTCRRQTVDGUVCCVWKVJQQHFUVWMMGPGPDKLNCIGP *QQHFUVWM#NIGOGPGKPHQTOCVKGQXGTFGNQECVKG &KVJQQHFUVWMDGXCVGGPCNIGOGPGDGUEJTKLXKPIXCPFGNQECVKGMGPOGTMGP CFTGUMCFCUVTCCN PWOOGTQRRGTXNCMVGGPGGPQXGT\KEJVUMCCTVXCPJGVRGTEGGN&GMCCTVIGGHVFGNKIIKPIXCPFG NQECVKGGXGPVWGNGDQFGOQPFGT\QGMGPVCPMUJKUVQTKUEJGGPCEVWGNGKPHQTOCVKGYGGT *QQHFUVWM+PHQTOCVKGQXGTFGOKNKGWMYCNKVGKVQRFGNQECVKG +PFKVJQQHFUVWMYQTFVGGPDGUEJTKLXKPIIGIGXGPXCPDQFGOIGTGNCVGGTFGCEVKXKVGKVGPQRFG QPFGT\QGMUNQECVKGDGUVCCPFGWKVJKUVQTKUEJGCEVKXKVGKVGPWKVIGXQGTFGDQFGOQPFGT\QGMGP QPFGTITQPFUGDTCPFUVQHVCPMUGPIGIGXGPUQXGTFGCCPYG\KIGDGFTKLXGPOGVGGPXGTIWPPKPIU OGNFKPIURNKEJVXCPWKVFG9GVOKNKGWDGJGGT1QMTCRRQTVGPFKGUNGEJVUGGPIGFGGNVGNKLMGQXGTNCR OGVFGQPFGT\QGMUNQECVKGJGDDGPUVCCPKPFKVJQQHFUVWMXGTOGNF *QQHFUVWM+PHQTOCVKGQXGTFGOKNKGWMYCNKVGKVKPFGFKTGEVGQOIGXKPIXCPFGNQECVKG &KVJQQHFUVWMIGGHVGGPDGUEJTKLXKPIXCPCNNGDQFGOIGTGNCVGGTFGCEVKXKVGKVGPKPGGPUVTCCNXCP OGVGTTQPFQOFGQPFGT\QGMUNQECVKG IGTGMGPFXCPWKVJGVOKFFGNRWPVXCPFGNQECVKG &G\GYQTFGPOGGIGPQOGPQOFCVDQFGOXGTQPVTGKPKIKPIGGPRGTEGGNITGPUQXGTUEJTKLFGPF RTQDNGGOMCP\KLP'GPXGTQPVTGKPKIKPIQRJGVGPGRGTEGGNMCPXCPKPXNQGF\KLPQRFGMYCNKVGKVXCP FGDQFGOXCPGGPCCPITGP\GPFRGTEGGN $KLNCIG#NIGOGPGWKVNGIDKLFG\GTCRRQTVCIG &KVJQQHFUVWMIGGHVKP\KEJVKPFGIGDTWKMVGVGTOKPQNQIKGGPIGGHVWKVNGIDKLFGKPHQTOCVKGWKVFG JQQHFUVWMMGPGP $KLNCIG&KUENCKOGT &KVJQQHFUVWMDGXCVKPHQTOCVKGQXGTJQGFGIGIGXGPUOQGVGPYQTFGPIGKPVGTRTGVGGTFGP YCCTXQQTFGTCRRQTVCIGYGNGPPKGVMCPYQTFGPIGDTWKMV
#NIGOGPGKPHQTOCVKGRGTEGGN2*.% 'GPQXGT\KEJVXCPFGQPFGT\QGMUNQECVKGKUJKGTQPFGTYGGTIGIGXGP
1XGTJGVCFTGU\KLPFGXQNIGPFGCNIGOGPGIGIGXGPUDGMGPF #FTGU
-CFCUVTCNGIGIGXGPU )GOGGPVG
2*.
5GEVKG
%
0WOOGT
)GIGXGPUQRRGTEGGN2*.%
1XGT\KEJVJKUVQTKUEJGDQFGODGFTGKIGPFGCEVKXKVGKVGP 1OUEJTKLXKPIDGFTKLH
#FTGU
$GFTKLHUPCCO
FGORKPI PKGVIGURGEKHKEGGTF
2GTKQFG
FGORKPI PKGVIGURGEKHKEGGTF
FGORKPI PKGVIGURGEKHKEGGTF
1XGT\KEJVDQFGOQPFGT\QGMNQECVKGU 1PFGT\QGMUNQECVKG $WKVGPQO YGIVTCElHCUG &GQPFGT\QGMUNQECVKGKUDGMGPFQPFGTFGPCCO
$WKVGPQO YGIVTCElHCUG ##
&GNQECVKGUVCCVIGTGIKUVTGGTFQRJGVXQNIGPFGCFTGU
$7+6'01/
1RDCUKUXCPFGDGUEJKMDCTGKPHQTOCVKGJGGHVFGNQECVKGFGXQNIGPFG DGQQTFGNKPIIGMTGIGP
0KGVXGTQPVTGKPKIF
1RFGNQECVKGKUFGXQNIGPFGDGUEJKMMKPICHIGIGXGP
1RDCUKUXCPFGDGUEJKMDCTGKPHQTOCVKGJGGHVFGNQECVKGFGXQNIGPFG XGTXQNIUVCVWUIGMTGIGP
8QNFQGPFGQPFGT\QEJV
9DDEQFG
<*
6[RGQPFGT\QGM
&CVWO
+PFKECVKGHQPFGT\QGM
4GUWNVCCVQPFGT\QGMVQX9GV$QFGODGUEJGTOKPI )TQPF
1PDGMGPF
)TQPFYCVGT 1PDGMGPF
1PFGT\QGMUNQECVKG 1WF2KGTJKNUGYGI DGVTGHVJGVIGGNIGMNGWTFGIGDKGF &GQPFGT\QGMUNQECVKGKUDGMGPFQPFGTFGPCCO
1WF2KGTJKNUGYGI ##
&GNQECVKGUVCCVIGTGIKUVTGGTFQRJGVXQNIGPFGCFTGU
17&2+'45*+.5'9')
1RDCUKUXCPFGDGUEJKMDCTGKPHQTOCVKGJGGHVFGNQECVKGFGXQNIGPFG DGQQTFGNKPIIGMTGIGP
2QVGTPUVKI
1RFGNQECVKGKUFGXQNIGPFGDGUEJKMMKPICHIGIGXGP
1RDCUKUXCPFGDGUEJKMDCTGKPHQTOCVKGJGGHVFGNQECVKGFGXQNIGPFG XGTXQNIUVCVWUIGMTGIGP
7KVXQGTGPCCPXWNNGPF11
9DDEQFG
<* 4GUWNVCCVQPFGT\QGMVQX9GV$QFGODGUEJGTOKPI
6[RGQPFGT\QGM
&CVWO
8GTMGPPGPFQPFGT\QGM0'0
1PDGMGPF
1PDGMGPF
1PDGMGPF
1PDGMGPF
)TQPF
8GTMGPPGPFQPFGT\QGM0'0
)TQPFYCVGT
UVGTCRRQTV
FGGPNCCVUVGTCRRQTV
1PFGT\QGMUNQECVKG 1WF2KGTUJKNUGYGIQPI XQNMUVWKPGP &GQPFGT\QGMUNQECVKGKUDGMGPFQPFGTFGPCCO
1WF2KGTUJKNUGYGIQPI XQNMUVWKPGP ##
&GNQECVKGUVCCVIGTGIKUVTGGTFQRJGVXQNIGPFGCFTGU
1WF2KGTUJKNUGYGI
1RDCUKUXCPFGDGUEJKMDCTGKPHQTOCVKGJGGHVFGNQECVKGFGXQNIGPFG DGQQTFGNKPIIGMTGIGP
2QVGTPUVKI
1RFGNQECVKGKUFGXQNIGPFGDGUEJKMMKPICHIGIGXGP
1RDCUKUXCPFGDGUEJKMDCTGKPHQTOCVKGJGGHVFGNQECVKGFGXQNIGPFG
7KVXQGTGP01
XGTXQNIUVCVWUIGMTGIGP 9DDEQFG
6[RGQPFGT\QGM
&CVWO
8GTMGPPGPFQPFGT\QGM0'0
4GUWNVCCVQPFGT\QGMVQX9GV$QFGODGUEJGTOKPI )TQPF
)TQPFYCVGT
+
5
.GIGPFC UF
)GGPXGTJQQIFGIGJCNVGPIGOGVGP
5
.KEJVXGTQPVTGKPKIF UVTGGHYCCTFG
6
/CVKIXGTQPVTGKPKIF
VWUUGPYCCTFG
5VGTMXGTQPVTGKPKIF
KPVGTXGPVKGYCCTFG
+ 1PDGMGPF
)GGPKPHQTOCVKGXQQTJCPFGP
1XGT\KEJVCCPYG\KIGQPFGTITQPFUGVCPMU 'T\KLPXQQT\QXGTDGMGPFIGGPQPFGTITQPFUGDTCPFUVQHVCPMUCCPYG\KI
1XGT\KEJVIGTGIKUVTGGTFGDGFTKLXGPOGVXGTIWPPKPIUOGNFKPIURNKEJVKPJGVMCFGT XCPFG9GV/KNKGWDGJGGT 'T\KLPIGGPIGTGIKUVTGGTFGDGFTKLXGPDGMGPF
#NIGOGPGKPHQTOCVKG $QFGOMYCNKVGKVUMCCTV 6GPCCP\KGPXCPKPHQTOCVKGQXGTFGCNIGOGPGDQFGOMYCNKVGKV IGOKFFGNFGYCCTFGPGP CEJVGTITQPFYCCTFGXCPFG\QPGYCCTKPFGNQECVKGKUIGNGIGPYQTFVXGTYG\GPPCCTFG DQFGOMYCNKVGKVUMCCTVXCPFGTGIKQ<WKF*QNNCPF<WKF&G\GKUDGTGKMDCCTXKCYYYO\J\PN DQFGODQFGOMYCNKVGKV 8QQTOCNKIGDQQOICCTFGPGPMCUUGP 1RXGGNNQECVKGUKPFGTGIKQ<WKF*QNNCPF<WKFYCTGPKPFGRGTKQFGDQQOICCTFGPGP MCUUGPCCPYG\KI GP\KLPYGNNKEJVPQIUVGGFUCCPYG\KI&G\GNQECVKGU\KLPXGTFCEJVXQQTJGV XQQTMQOGPXCPXGTJQQIFGIGJCNVGPCCPDGUVTKLFKPIUOKFFGNGPKPFGDQFGO+PFKGPQRGGPRGTEGGN KPFGIGPQGOFGRGTKQFGGGPDQQOICCTFQHGGPMCUCCPYG\KIKUIGYGGUVFKGPVFGTJCNXGDKL DQFGOQPFGT\QGMCCPXWNNGPFGCCPFCEJVVGYQTFGPDGUVGGFCCPJGVXQQTMQOGPXCPQTICPQEJNQQT DGUVTKLFKPIUOKFFGNGPKPFGDQXGPITQPF&GCCPYG\KIJGKFXCPXQQTOCNKIGDQQOICCTFGPGPMCUUGP KUJGNCCUPKGVIGCWVQOCVKUGGTFCHVGNGKFGPWKVFGIGIGXGPUDGUVCPFGPXCPFGOKNKGWFKGPUV &CCTQOYQTFVXGTYG\GPPCCTFGKPVGTPGVUKVGYYYYCVYCUYCCTPN*KGTQR\KLPQPFGTCPFGTGFG VQRQITCHKUEJGMCCTVGPXCPGPDGUEJKMDCCT1RFG\GMCCTVGP\KLPDQQOICCTFGP JGTMGPDCCTCNUIGUVKRRGNFGITQGPGGPQHYKVVGRGTEGNGPGPMCUUGPCNUTQQFIGCTEGGTFGRGTEGNGP
)GIGXGPUKPGGPUVTCCNXCPOGVGTTQPFRGTEGGN2*.%
1XGT\KEJVJKUVQTKUEJGDQFGODGFTGKIGPFGCEVKXKVGKVGP 'T\KLPXQQT\QXGTDGMGPFIGGPJKUVQTKUEJGDQFGODGFTGKIGPFGCEVKXKVGKVGPWKVIGXQGTF
1XGT\KEJVDQFGOQPFGT\QGMNQECVKGU
1PFGT\QGMUNQECVKG 1WF2KGTJKNUGYGI# &GQPFGT\QGMUNQECVKGKUDGMGPFQPFGTFGPCCO
1WF2KGTJKNUGYGI# ##
&GNQECVKGUVCCVIGTGIKUVTGGTFQRJGVXQNIGPFGCFTGU
17&2+'45*+.5'9')
1RDCUKUXCPFGDGUEJKMDCTGKPHQTOCVKGJGGHVFGNQECVKGFGXQNIGPFG DGQQTFGNKPIIGMTGIGP
0KGVXGTQPVTGKPKIF
1RFGNQECVKGKUFGXQNIGPFGDGUEJKMMKPICHIGIGXGP
1RDCUKUXCPFGDGUEJKMDCTGKPHQTOCVKGJGGHVFGNQECVKGFGXQNIGPFG XGTXQNIUVCVWUIGMTGIGP
8QNFQGPFGQPFGT\QEJV
9DDEQFG
<*
6[RGQPFGT\QGM
&CVWO
4GUWNVCCVQPFGT\QGMVQX9GV$QFGODGUEJGTOKPI )TQPF
8GTMGPPGPFQPFGT\QGM0'0
1PDGMGPF
)TQPFYCVGT
1PFGT\QGMUNQECVKG 8QQTUVTCCV &GQPFGT\QGMUNQECVKGKUDGMGPFQPFGTFGPCCO
8QQTUVTCCV ##
&GNQECVKGUVCCVIGTGIKUVTGGTFQRJGVXQNIGPFGCFTGU
8114564##6
1RDCUKUXCPFGDGUEJKMDCTGKPHQTOCVKGJGGHVFGNQECVKGFGXQNIGPFG DGQQTFGNKPIIGMTGIGP
'TPUVKIWTIGPVKGPKGVDGRCCNF
1RFGNQECVKGKUFGXQNIGPFGDGUEJKMMKPICHIGIGXGP
1RDCUKUXCPFGDGUEJKMDCTGKPHQTOCVKGJGGHVFGNQECVKGFGXQNIGPFG
1RUVGNNGP52
XGTXQNIUVCVWUIGMTGIGP 9DDEQFG
<* 4GUWNVCCVQPFGT\QGMVQX9GV$QFGODGUEJGTOKPI
6[RGQPFGT\QGM
&CVWO
8GTMGPPGPFQPFGT\QGM0'0
+
+
)TQPF
0CFGTQPFGT\QGM
)TQPFYCVGT 6 1PDGMGPF
UVGTCRRQTV
FGGPNCCVUVGTCRRQTV
1PFGT\QGMUNQECVKG 9CVGTDQFGO PCDKL8QQTUVTCCV &GQPFGT\QGMUNQECVKGKUDGMGPFQPFGTFGPCCO
9CVGTDQFGO PCDKL8QQTUVTCCV ##
&GNQECVKGUVCCVIGTGIKUVTGGTFQRJGVXQNIGPFGCFTGU
8114564##6
1RDCUKUXCPFGDGUEJKMDCTGKPHQTOCVKGJGGHVFGNQECVKGFGXQNIGPFG DGQQTFGNKPIIGMTGIGP
1RFGNQECVKGKUFGXQNIGPFGDGUEJKMMKPICHIGIGXGP
1RDCUKUXCPFGDGUEJKMDCTGKPHQTOCVKGJGGHVFGNQECVKGFGXQNIGPFG
XGTXQNIUVCVWUIGMTGIGP 9DDEQFG
<* 4GUWNVCCVQPFGT\QGMVQX9GV$QFGODGUEJGTOKPI
6[RGQPFGT\QGM
&CVWO
1TKGPVGTGPFQPFGT\QGM
1PDGMGPF
1PDGMGPF
1PDGMGPF
1PDGMGPF
)TQPF
1TKGPVGTGPFQPFGT\QGM
)TQPFYCVGT
UVGTCRRQTV
FGGPNCCVUVGTCRRQTV
1PFGT\QGMUNQECVKG 5NWKULGUFKLMVG2KGTUJKN &GQPFGT\QGMUNQECVKGKUDGMGPFQPFGTFGPCCO
5NWKULGUFKLMVG2KGTUJKN ##
&GNQECVKGUVCCVIGTGIKUVTGGTFQRJGVXQNIGPFGCFTGU
5.7+5,'5&+,-
1RDCUKUXCPFGDGUEJKMDCTGKPHQTOCVKGJGGHVFGNQECVKGFGXQNIGPFG DGQQTFGNKPIIGMTGIGP
0KGVGTPUVKI
1RFGNQECVKGKUFGXQNIGPFGDGUEJKMMKPICHIGIGXGP
PKGVGTPUVKI
1RDCUKUXCPFGDGUEJKMDCTGKPHQTOCVKGJGGHVFGNQECVKGFGXQNIGPFG
8QNFQGPFGQPFGT\QEJV
XGTXQNIUVCVWUIGMTGIGP
9DDEQFG
<* 4GUWNVCCVQPFGT\QGMVQX9GV$QFGODGUEJGTOKPI
6[RGQPFGT\QGM
&CVWO
1TKGPVGTGPFQPFGT\QGM
1PDGMGPF
1PDGMGPF
1TKGPVGTGPFQPFGT\QGM
1PDGMGPF
1PDGMGPF
+PFKECVKGHQPFGT\QGM
1PDGMGPF
1PDGMGPF
)TQPF
)TQPFYCVGT
.GIGPFC UF
)GGPXGTJQQIFGIGJCNVGPIGOGVGP
5
.KEJVXGTQPVTGKPKIF UVTGGHYCCTFG
6
/CVKIXGTQPVTGKPKIF
VWUUGPYCCTFG
5VGTMXGTQPVTGKPKIF
KPVGTXGPVKGYCCTFG
+ 1PDGMGPF
)GGPKPHQTOCVKGXQQTJCPFGP
1XGT\KEJVCCPYG\KIGQPFGTITQPFUGVCPMU 'T\KLPXQQT\QXGTDGMGPFIGGPQPFGTITQPFUGDTCPFUVQHVCPMUCCPYG\KI
1XGT\KEJVIGTGIKUVTGGTFGDGFTKLXGPOGVXGTIWPPKPIUOGNFKPIURNKEJVKPJGVMCFGT XCPFG9GV/KNKGWDGJGGT 'T\KLPIGGPIGTGIKUVTGGTFGDGFTKLXGPDGMGPF
#NIGOGPGKPHQTOCVKG $QFGOMYCNKVGKVUMCCTV 6GPCCP\KGPXCPKPHQTOCVKGQXGTFGCNIGOGPGDQFGOMYCNKVGKV IGOKFFGNFGYCCTFGPGP CEJVGTITQPFYCCTFGXCPFG\QPGYCCTKPFGNQECVKGKUIGNGIGPYQTFVXGTYG\GPPCCTFG DQFGOMYCNKVGKVUMCCTVXCPFGTGIKQ<WKF*QNNCPF<WKF&G\GKUDGTGKMDCCTXKCYYYO\J\PN DQFGODQFGOMYCNKVGKV 8QQTOCNKIGDQQOICCTFGPGPMCUUGP 1RXGGNNQECVKGUKPFGTGIKQ<WKF*QNNCPF<WKFYCTGPKPFGRGTKQFGDQQOICCTFGPGP MCUUGPCCPYG\KI GP\KLPYGNNKEJVPQIUVGGFUCCPYG\KI&G\GNQECVKGU\KLPXGTFCEJVXQQTJGV XQQTMQOGPXCPXGTJQQIFGIGJCNVGPCCPDGUVTKLFKPIUOKFFGNGPKPFGDQFGO+PFKGPQRGGPRGTEGGN KPFGIGPQGOFGRGTKQFGGGPDQQOICCTFQHGGPMCUCCPYG\KIKUIGYGGUVFKGPVFGTJCNXGDKL DQFGOQPFGT\QGMCCPXWNNGPFGCCPFCEJVVGYQTFGPDGUVGGFCCPJGVXQQTMQOGPXCPQTICPQEJNQQT DGUVTKLFKPIUOKFFGNGPKPFGDQXGPITQPF&GCCPYG\KIJGKFXCPXQQTOCNKIGDQQOICCTFGPGPMCUUGP KUJGNCCUPKGVIGCWVQOCVKUGGTFCHVGNGKFGPWKVFGIGIGXGPUDGUVCPFGPXCPFGOKNKGWFKGPUV &CCTQOYQTFVXGTYG\GPPCCTFGKPVGTPGVUKVGYYYYCVYCUYCCTPN*KGTQR\KLPQPFGTCPFGTGFG VQRQITCHKUEJGMCCTVGPXCPGPDGUEJKMDCCT1RFG\GMCCTVGP\KLPDQQOICCTFGP JGTMGPDCCTCNUIGUVKRRGNFGITQGPGGPQHYKVVGRGTEGNGPGPMCUUGPCNUTQQFIGCTEGGTFGRGTEGNGP