KENMERKEN KE NMERKEN EN RISICO’S VAN BELEGGINGEN
INHOUDSOPGAVE 1. 2. 3. 4.
1.
Kenmerken en risico’s in het algemeen Belangrijke risico’s Kenmerken en risico’s per belegging Overig
Kenmerken en risico’s in het algemeen
Beleggen brengt risico’s met zich mee. Vaak geldt: hoe hoger het verwachte rendement, hoe meer risico’s. Ook geldt dat meer rendement met minder risico niet bestaat. In dit document leggen wij de risico’s uit. Dat doen we door de risico’s van verschillende beleggingen te vermelden. Met welke risico’s u te maken kunt krijgen als belegger, hangt af van het soort belegging. Dus van waarin u belegt. Zo gelden er andere risico’s als u belegt in bijvoorbeeld aandelen, obligaties, converteerbare obligaties, trackers, turbo’s, bonds, beleggingsinstellingen of opties. Het is niet mogelijk om alle risico’s van alle soorten beleggingen te vermelden. Daarom raden wij u aan eerst het prospectus te lezen van een belegging en pas dan te besluiten om te beleggen (of niet). Is er over een belegging geen informatie? Beleg dan niet in die belegging.
2.
Belangrijke risico’s
Belangrijke risico’s van beleggen zijn: • • • • •
Koersrisico Debiteurenrisico (kredietrisico) Valutarisico Marktrisico Renterisico
Koersrisico Het koersrisico is het risico dat uw beleggingen minder waard worden. U koopt een belegging voor een bepaalde prijs (koers). Het kan zijn dat uw belegging minder waard wordt. Bijvoorbeeld als de vraag naar uw belegging verandert. Of het aanbod. Dit heet het koersrisico. Het koersrisico kan soms niets te maken hebben met het bedrijf waarin u belegt. Er is dus niet altijd een goede verklaring waarom koersen dalen of stijgen. Dat kan ook te maken hebben met het marktrisico (waarover later meer).
Debiteurenrisico (kredietrisico) Het debiteurenrisico is het risico dat de debiteur u niet terug kan betalen. U kunt (uit hoofde van uw belegging) een vordering hebben op een bedrijf of land. Bijvoorbeeld als u geld uitleent aan dat bedrijf of land (zoals bij obligaties). Het is mogelijk dat het bedrijf of land onvoldoende geld heeft om u terug te betalen of zelfs failliet gaat. Dit heet het debiteurenrisico (of kredietrisico).
1
Wilt u weten hoe groot het debiteurenrisico is? Dan moet u weten hoe het bedrijf of land er financieel voor staat. Dit heet de kredietwaardigheid van een bedrijf of land. Rating agencies (kredietbeoordelaars) kijken naar de kredietwaardigheid van bedrijven en landen. Hoe beter een bedrijf ervoor staat, hoe beter de beoordeling is die het bedrijf krijgt. Maar let op: het biedt geen garantie.
Valutarisico Het valutarisico is het risico dat u verlies lijdt doordat de waarde van een andere valuta verandert. Uw belegging kan in euro’s of in andere valuta luiden. Bijvoorbeeld Amerikaanse dollars. Indien uw belegging in vreemde valuta (dus niet in euro’s) luidt, hangt de waarde van uw belegging ook af van de waarde (wisselkoers) van die andere valuta. Neemt de waarde van de andere valuta af? Dan neemt ook de waarde van uw belegging af. Immers, uw belegging is dan minder euro’s waard. Dit noemen wij valutarisico. Ook als uw belegging in euro’s luidt, kunt u (indirect) te maken krijgen met het valutarisico. Bijvoorbeeld als u belegt in aandelen die in euro’s luiden terwijl het bedrijf haar activiteiten (of een deel daarvan) uitvoert in landen buiten de eurozone. Zoals inkoop. Stijgt de waarde van de andere valuta? Dan wordt de inkoop duurder. Dit kan van invloed zijn op de resultaten van de uitgevende instelling en daarmee op de prijs (koers) van het aandeel.
Marktrisico Het marktrisico is het risico dat de gehele beleggingsmarkt slechter gaat presteren. De beleggingsmarkt is gevoelig voor emoties van beleggers (en het vertrouwen dat zij hebben in de beleggingsmarkt). De beleggingsmarkt is niet precies te voorspellen. Als beleggers pessimistisch zijn, dan kunnen de koersen dalen.
Renterisico Het renterisico is het risico dat marktrente verandert. Wie geld leent, moet rente betalen. Dit geldt ook voor bedrijven of landen. Leent u bijvoorbeeld geld uit aan een bedrijf of land (bijvoorbeeld door een obligatie), dan kunt u met het bedrijf of land afspreken dat u voor een bepaalde periode (bijvoorbeeld een paar jaar) jaarlijks een vaste rente krijgt. Stijgt de marktrente ten opzichte van deze vaste rente? Dan kan dit ongunstig voor u zijn. U kunt het geleende geld op dat moment niet tegen een hogere rente uitlenen en daardoor zal de koers van de obligatie dalen. Dit heet het renterisico. Andersom kan natuurlijk ook. Als de marktrente daalt ten opzichte van de vaste rente die u met het bedrijf hebt afgesproken, dan is dat juist gunstig voor u. U kunt ook indirect te maken krijgen met het renterisico. Bijvoorbeeld als u belegt in aandelen. Leent het bedrijf geld om te kunnen investeren? En stijgt de marktrente? Dan wordt het duurder voor dat bedrijf om te lenen. Dit kan van invloed zijn op de resultaten van het bedrijf en daarmee op de prijs (koers) van het aandeel.
3.
Kenmerken en risico’s per belegging
Hieronder staan belangrijke kenmerken van veel voorkomende beleggingen vermeld. Staat uw belegging er niet tussen? Vraag dan naar de kenmerken en risico’s. Aandelen en certificaten van aandelen Als u belegt in aandelen, betaalt u voor (een gedeelte) mee aan het eigen vermogen van het bedrijf. Hiervoor in de plaats krijgt u bepaalde rechten. Als aandeelhouder hebt u zeggenschap (stemrecht) en hebt u recht op winst (dividend). Hoeveel dividend u krijgt, hangt af van het feit of het bedrijf winst heeft gemaakt. Maar ook als winst is gemaakt, kan besloten worden dat geen dividend wordt uitgekeerd. Ieder bedrijf heeft zijn eigen dividendbeleid. Het zijn vaak de aandeelhouders zelf die beslissen of en hoeveel dividend wordt uitgekeerd.
2
U hebt geen recht op rente. U hebtook geen recht op aflossing van het bedrag dat u hebt betaald om het aandeel te kopen. U weet dus nooit van tevoren hoeveel u krijgt bij verkoop. Als het bedrijf failliet gaat, dan ontvangt u meestal niets. Eerst moeten alle crediteuren worden betaald. Meestal is daar geen of onvoldoende geld voor. Een aandeelhouder is geen crediteur. Ook bestaan er certificaten van aandelen. Als certificaathouder hebt u niet dezelfde rechten als een aandeelhouder. U hebt wel recht op dividend, maar geen zeggenschap. U kunt dus niet stemmen en dus geen invloed uitoefenen op het bedrijf. U hebt wel dezelfde risico’s als bij aandelen. De waarde van aandelen of certificaten van aandelen hangt af van twee elementen. Allereerst elementen die objectief zijn. Zoals de behaalde winst of het uitgekeerde dividend. Maar de waarde is ook afhankelijk van emoties. Hoe kijken beleggers aan tegen het bedrijf? Wat zijn de verwachtingen voor de toekomst? Het kan dus gebeuren dat de prijs (koers) van een aandeel daalt terwijl het bedrijf meer winst heeft gehaald dan in het vorige jaar. Obligaties Een obligatie is een lening. De meeste leningen kennen vaste kenmerken. Kijk altijd naar deze kenmerken. Kijk in ieder geval naar de looptijd. Dat is de duur van de lening. Het bedrijf waarin u belegt is verplicht om u pas aan het eind van de looptijd het geld terug te betalen. Het is meestal niet verstandig om te beleggen in een obligatie die een langere looptijd heeft dan de periode waarvoor u het geld kunt missen. Een ander belangrijk kenmerk is de rente. Wanneer krijgt u hoeveel rente? U kunt de rente ieder kwartaal of jaarlijks ontvangen. Maar ook kunnen andere afspraken gelden. Bijvoorbeeld dat u nooit rente krijgt of alle rente pas aan het eind van de looptijd. Of dat de rente variabel is. Een obligatie is een soort contract. Ieder bedrijf dat geld wil lenen, kan zelf bepalen wat in dat contract staat. U moet beoordelen of u dat contract aantrekkelijk genoeg vindt. En anders leent u uw geld niet. Obligatiehouders hebben nooit zeggenschap over het bedrijf. U bent wel een crediteur. De meeste leningen (obligaties) kennen geen zekerheden. Bijvoorbeeld een pandrecht of een hypotheek. Een belangrijk onderscheid dat gemaakt kan worden, is tussen obligaties van overheden en bedrijven. Bij overheidsobligaties kan vervolgens weer onderscheid worden gemaakt in overheidsobligaties van overheden in ontwikkelde landen en in opkomende landen. Onder de ontwikkelde landen wordt in de regel verstaan de eurolanden, Engeland, Australië, Canada, Denemarken, Japan, Zweden, Zwitserland en de Verenigde Staten. In zijn algemeenheid wordt verondersteld dat staatsobligaties van opkomende landen een hoger kredietrisico hebben vanwege een mindere financiële positie van de overheden; bovendien hebben deze obligaties veelal een groter valutarisico. Bij de bedrijfsobligaties wordt in de regel onderscheid gemaakt tussen obligaties met een hoge kredietkwaliteit (investment grade) en met een lage kredietkwaliteit (high yield). In termen van de credit rating van Standard & Poor’s hebben investment grade obligaties een credit rating AAA, AA, A of BBB. Terwijl high yield obligaties een credit rating BB, B, CCC, CC of C hebben. Bij obligaties moet u rekening houden met het debiteurenrisico. Is het mogelijk dat het bedrijf u het geld niet meer terugbetaalt. Vaak geldt dat de rente hoger is als het risico dat het geld niet wordt terugbetaald ook hoger is. Er zijn verschillende manieren om dit risico in kaart te brengen. De bekendste manier is de credit rating. Partijen als Moody’s, Standard & Poor’s en Fitch geven aan obligaties en leningen credit ratings een soort rapportcijfer maar dan in de vorm van letters die uitdrukking geven aan het kredietrisico. Bij Standard & Poor’s is de hoogste credit rating AAA; deze wordt bijvoorbeeld verstrekt aan overheden met een solide financiële positie. De laagste rating is C en deze wordt bijvoorbeeld verstrekt aan bedrijven die een groot risico lopen om in financiële moeilijkheden te geraken. Daarnaast moet u rekening houden met het renterisico.
3
Converteerbare obligaties (convertibles) Een converteerbare obligatie is een speciale obligatie. Als u belegt in converteerbare obligaties, dan kunt u de obligatie omwisselen voor aandelen tijdens een bepaalde periode (conversieperiode) tegen een bepaalde prijs (conversieprijs) en onder bepaalde voorwaarden (conversievoorwaarden). U bent hiertoe niet verplicht. Een converteerbare obligatie heeft zowel kenmerken (en risico’s) van een obligatie als kenmerken van aandelen. Lees daarom ook de kenmerken en risico’s van obligaties en aandelen (zie hierboven). ETF’s/Trackers? Exchange Traded Funds (ETF’s) volgen (in het Engels ‘track’, vandaar de naam Trackers) een index. Ze worden zodanig beheerd dat ze de performance van een index weerspiegelen. Zoals bijvoorbeeld de AEXindex, voor de 25 grootste in Nederland aan de beurs genoteerde bedrijven. Een ETF/Tracker heeft als doel om beleggers hetzelfde rendement te bieden als de onderliggende markt (de index). Stijgt de AEX-index in een jaar met bijvoorbeeld 7%, dan zou een ETF/Tracker die deze index volgt beleggers min of meer hetzelfde rendement moeten opleveren voor aftrek van kosten. Hetzelfde geldt in het geval van een daling van de AEXindex. Met een ETF/Tracker kunt u, net als met beleggingsfondsen, eenvoudig toegang krijgen tot markten die normaal gesproken moeilijk bereikbaar zijn. Het is bijvoorbeeld niet eenvoudig om zelf aandelen in 50 van de grootste bedrijven van Europa aan te kopen. Met een ETF/Tracker op de MSCI Europe-index belegt u met één transactie eenvoudig in de hele index. Er zijn ETF’s/Trackers op veel verschillende indices op het gebied van aandelen, obligaties, grondstoffen en andere asset categorieën.
Verschillen met beleggingsfondsen Beleggingsfondsen streven ernaar de markt, of beter gezegd de index die als benchmark voor het betreffende fonds dient, te verslaan qua beleggingsresultaat. Een beleggingsfonds kan dit bijvoorbeeld doen door bepaalde componenten van de index te over- of te onderwegen op basis van de visie van de fondsmanager. Dit wordt bedoeld wanneer gesproken wordt over ‘actief beleggen’. ETF’s/Trackers willen juist het resultaat van de markt evenaren. Niet meer en niet minder. Vandaar de omschrijving ‘passief beleggen’. Beleggingsfondsen worden een keer per dag verhandeld tegen de intrinsieke waarde. Deze wordt de volgende beursochtend vastgesteld. ETF’s/Trackers zijn continu verhandelbaar; aan- en verkopen kunnen meteen op de beurs worden uitgevoerd. De beheerkosten van ETF’s/Trackers zijn over het algemeen lager dan de kosten van beleggingsfondsen. Omdat er geen actief beheer plaatsvindt, hoeft u hiervoor niet te betalen.
Koersrisico Het risico op koersschommelingen is bij ETF’s/Trackers groot. De waarde kan dalen als de waarde van de beleggingen in de ETF/Tracker daalt of als de directe opbrengst van de beleggingen daalt. Het is daarom mogelijk dat beleggers verlies realiseren bij verkoop van een ETF/Tracker.
Geografisch en sectorrisico Belegt u met een ETF/Tracker met beleggingen in een specifieke regio (bijvoorbeeld Nederland) of in een sector (bijvoorbeeld energie)? Dan is de waarde gevoelig voor de ontwikkelingen in die regio of sector.
Valutarisico Kijk goed of uw ETF/Tracker valutarisico wel of niet afdekt. Valuta-effecten kunnen namelijk een positieve, maar ook een negatieve invloed hebben.
Afwijking van de index (Grote) afwijkingen van de index zijn mogelijk door bijvoorbeeld liquiditeitsgebrek, optimalisatie of volatiliteit. U hebt geen garantie dat de koers van de ETF/Tracker de index exact volgt. U kunt bij de aanbieder van de ETF/Tracker navraag doen over de historische prestaties van de ETF/Tracker ten opzichte van de index. Dit kan inzichtelijk maken in hoeverre de ETF/Tracker er in het verleden in is geslaagd om de index goed te volgen.
4
Tegenpartijrisico Wanneer ETF’s/Trackers derivaten mogen kopen, effecten mogen uitlenen en swapovereenkomsten mogen aangaan, is er altijd een tegenpartij bij betrokken. Tegenpartijrisico is het risico dat deze partij niet aan zijn verplichtingen voldoet (bijvoorbeeld het niet terug leveren van uitgeleende effecten).
Liquiditeitsrisico & bied-laat-spread De liquiditeit van een ETF/Tracker kan van grote invloed zijn op de totale kosten en daarmee op het totale rendement. Een lage liquiditeit kan resulteren in problemen bij in- en uitstappen en hogere transactiekosten (een hogere bied-laat-spread). Dit principe geldt voor alle via de beurs verhandelde producten. De bied-laat-spread (het verschil tussen koop- en verkoopprijs op de beurs) is vaak lager voor ETF’s/Trackers met meer beheerd vermogen en ETF’s/Trackers met grote dagelijkse handelsvolumes (liquiditeit). De bied/laat prijzen kunnen afwijken van de intrinsieke waarde van de beleggingen waardoor, zeker bij beperkte liquiditeit in de markt, de performance van de ETF/Tracker significant anders kan zijn dan die van de onderliggende index.
Fiscaal risico Dividenden worden soms slechts gedeeltelijk door de ETF/Tracker doorgegeven aan beleggers doordat buitenlandse belastingdiensten (een deel van) het dividend belasten en dit niet kan worden teruggevorderd. Turbo’s Een turbo (ook bekend als speeder of sprinter) is een beleggingsproduct dat beleggers de mogelijkheid geeft met een hefboom te beleggen in verschillende onderliggende waarden zoals aandelen, beursindices, valuta, obligaties, grondstoffen (commodities) en beleggingsfondsen. Een turbo is gebaseerd op een onderliggende waarde. Dit kan een aandeel zijn maar ook grondstoffen, valuta, obligaties of indices. Men kan met een turbo speculeren op stijgingen en dalingen. Een turbo long stijgt als de onderliggende waarde stijgt; bij een turbo short is het omgekeerde het geval. Bij aankoop van een turbo long koopt de bank doorgaans de onderliggende waarde aan. Een deel van de kosten voor de onderliggende waarde wordt gefinancierd door de bank; het overblijvende deel betaalt de belegger in de vorm van de waarde van de turbo long. Over het deel dat de bank financiert, betaalt de belegger rente. Dit maakt uitgeven van turbo's interessant voor de bank. Stijgt de onderliggende waarde, dan zal de waarde van de turbo long sneller stijgen dan het aandeel; daalt de onderliggende waarde, dan zal de waarde van de turbo long sneller dalen. Het kan dus ook zijn dat de investering van de bank in gevaar komt. Daarom heeft de bank in de turbo/speeder/sprinter een veiligheidsmaatregel ingebouwd. Dit heet de stoploss. Een stoploss (voluit stoploss-order) is een order om een belegging te verkopen (of kopen ingeval van een turbo short) op het moment dat de koers van de onderliggende waarde is gedaald (resp. gestegen) onder (resp. boven) een bepaalde prijs. Op het moment dat de belegging wordt verkocht, gebeurt dat bestens ('wat de markt ervoor geeft'). Deze maatregel is ook in het voordeel van de belegger: de belegger kan immers door de stoploss nooit meer verliezen dan zijn investering. Als de koersbeweging van de onderliggende waarde dermate abrupt is, bijvoorbeeld bij een flink lagere opening door een winstwaarschuwing, worden de verliezen beneden het financieringsniveau door de bank genomen. De belegger krijgt dus nimmer te maken met een restschuld. Is de verkoop van een turbo long gerealiseerd tegen een prijs boven het financieringsniveau, dan keert de bank na enkele dagen het restant aan de belegger uit (= restwaarde). Opties Er zijn verschillende soorten opties. Opties zijn contracten. Ieder optiecontract kan dus verschillend zijn. Wij hebben de uitleg die u hierna leest ook in een schema opgenomen. Dit schema zit aan het eind van dit document. Pakt u dit schema erbij als u onze uitleg leest. Een optie geeft een belegger een recht. Dat kan het recht zijn om een belegging te kopen of het recht om een belegging te verkopen. Bijvoorbeeld het recht om een aandeel te kopen of om een aandeel te verkopen. Er bestaan opties Amerikaanse stijl en opties Europese stijl. Let daarop. Bij een optie Amerikaanse stijl kunt u tot een bepaald moment (dus gedurende een bepaalde periode) gebruikmaken van uw optierecht. Bij een optie met Europese stijl kan dit slechts op een bepaald moment (op de einddatum).
5
Opties kopen Als u het recht wilt hebben een aandeel te kopen, dan koopt u een calloptie. U kunt dan het aandeel kopen. U spreekt meestal van tevoren af tegen welke prijs u het aandeel mag kopen. U kunt een calloptie kopen als u denkt dat het aandeel gaat stijgen. Is de koers van het aandeel dan ook echt gestegen, dan kunt u het aandeel goedkoper kopen dan de koers van dat moment. Maar als u denkt dat het aandeel gaat dalen, dan kunt u ook het recht kopen om de aandelen te verkopen. Dat heet het kopen van een putoptie. U kunt dan de aandelen verkopen tegen een van tevoren afgesproken prijs. Opties kopen kost geld. Het bedrag dat u betaalt, heet premie.
Opties verkopen U kunt ook opties verkopen. Verkopen wordt ook wel schrijven genoemd. Als u een putoptie verkoopt, dan geeft u iemand anders het recht om bepaalde aandelen aan u te verkopen. U moet dan deze aandelen kopen tegen een van tevoren afgesproken prijs. Ook kunt u een calloptie verkopen. U geeft dan iemand anders het recht om aandelen van u te kopen tegen een van tevoren vastgestelde prijs. Als u opties verkoopt, dan wordt u daarvoor betaald. Het bedrag dat u ontvangt heet premie.
Ongedekt schrijven: groot risico! Opties hebben verschillende risico’s. Het grootste risico wordt gevormd door opties waarbij van tevoren niet duidelijk is hoe groot dat risico precies is. Dat risico loopt u als u callopties verkoopt terwijl u niet de aandelen hebt. Dit heet ongedekt schrijven. Ongedekt, want u hebt de aandelen niet die de koper van de calloptie kan opvragen. U moet dan op de beurs of op een andere wijze die aandelen kopen. De prijs daarvan kan hoog zijn. Hoe hoog weet u nooit van tevoren. Die prijs kan zelfs zo hoog zijn, dat u niet aan de koper van de calloptie zijn aandelen kunt geven. In het ergste geval bent u failliet.
Beleggingsinstellingen Beleggingsinstellingen worden ook wel beleggingsfondsen genoemd. Het is eigenlijk een manier van collectief beleggen. U deelt met andere beleggers in de winst of het verlies van het fonds. U hoeft niet bij te betalen als verlies wordt geleden maar uw belegging wordt wel minder waard. Een belegging in een fonds wordt ook wel een participatie genoemd. Een beleggingsinstelling verzamelt geld en belegt dit vervolgens namens alle deelnemers. Bijvoorbeeld in aandelen, obligaties of vastgoed. De risico’s van een beleggingsinstelling lopen uiteen en hangen af van het beleggingsbeleid. Maar ook van datgene waarin de beleggingsinstelling belegt. Deze informatie kunt u vinden in het prospectus van de beleggingsinstelling. Lees het prospectus dus goed. Hedge funds Een hedge fund is een specifieke beleggingsinstelling. Hedge funds proberen vaak een bovengemiddeld rendement te behalen in vergelijking met andere beleggingsinstellingen. Om dit te bereiken, worden vaak grotere risico’s genomen. Bijvoorbeeld door te beleggen met geleend geld. Leverage wordt dat genoemd. Hoe groter de leverage, hoe groter de risico’s. Gestructureerde producten Gestructureerde producten is een verzamelnaam. De meeste gestructureerde producten zijn een soort lening. Alleen hebben deze leningen geen vaste rente en soms geen vaste looptijd. Ook kan de waarde van de lening afhangen van diverse factoren die niets te maken hebben met het bedrijf of de bank die u het product aanbiedt. Zo kan een bank een gestructureerd product aanbieden waarvan de waarde afhankelijk is van andere bedrijven of van andere beurzen of van een mix van dit alles. Dit geldt zowel voor de tussentijdse waarde als voor de eindwaarde. De kenmerken van een gestructureerd product kunnen dus zeer verschillend zijn. Die verschillen zitten in de vraag of er garanties zijn, de duur van het product, de eventuele rente of dividend en de vraag of u het product kunt verkopen.
6
Gestructureerde producten kunnen (omdat zij zijn samengesteld) kenmerken (en risico’s) hebben van obligaties, aandelen en opties. Lees daarom altijd het prospectus van het product. Begrijpt u het prospectus niet? Beleg dan niet of win advies in. Let op: ook al is de waarde afhankelijk van andere aandelen of beurzen, u loopt net als bij obligaties een debiteurenrisico op het bedrijf dat het product heeft aangeboden.
4.
NietNiet- beursgenoteerde beleggingen
Sommige beleggingen worden niet op de beurs verhandeld. We noemen dit ook wel ‘over the counter’ of kortweg ‘OTC’. Bij beleggingen die niet-beursgenoteerd zijn, kan zich het volgende voordoen: Vraag en aanbod kunnen bij niet-beursgenoteerde beleggingen beperkt zijn en sterk uiteenlopen. Hierdoor kunnen grote verschillen ontstaan tussen de biedprijs (de prijs die men bereid is te betalen) en de laatprijs (de prijs waarvoor men bereid is te verkopen). Het is niet altijd duidelijk wat de prijs is. Soms wordt nooit een koers vastgesteld. Er kan geen handel dus geen interesse zijn. U kunt uw belegging dan niet verkopen als u zelf geen koper vindt. Dit risico is bij niet-beursgenoteerde beleggingen vaak groter dan bij beursgenoteerde beleggingen. Ook kan het zijn dat een belegging minder goed te verkopen is omdat specifieke beperkingen gelden. Bijvoorbeeld omdat u niet aan beleggers in het buitenland mag verkopen. Of omdat een beleggingsfonds uw participaties niet langer kan of wil inkopen. Er kan sprake zijn van een tegenpartijrisico. Dit is het risico dat degene die beleggingen aan u verkoopt, de beleggingen niet aan u levert terwijl u wel hebt betaald. Of andersom. Dat degene die de beleggingen van u koopt de beleggingen niet aan u betaalt.
5..
Overig
Er zijn verschillende andere beleggingen die niet in dit document staan. En er zijn risico’s die niet in dit document staan. Om verstandig te beleggen, is het goed u te laten adviseren. Leest u ook onze ervaringsregels. Dit is een overzicht van lessen en tips uit de praktijk. Dit overzicht sturen wij u graag toe en het staat ook op onze website. Maar ook is het belangrijk dat u weet dat wat goed is voor de een niet goed hoeft te zijn voor de ander. Neem daarom altijd uw eigen beslissingen. Neem nooit risico’s die u niet wilt of kunt dragen. Ambitie is goed, hebzucht niet.
7