V E R W A R M E N / KO E L E N T E C H N I S C H E I N F O R M AT I E
Droogbouwsysteem Siccus
Uponor – de doordachte keuze Uponor biedt oplossingen die op doordachte producten zijn gebaseerd, wat de reden is dat wij momenteel wereldwijd tot de belangrijkste leveranciers behoren op het gebied van woning, milieu- en gemeentelijke techniek. Met het samenbrengen tot een sterk, globaal merk, stroomlijnen wij arbeidsprocessen, werken nog efficiënter en vereenvoudigen ons aanbod. Dat wil zeggen: alleen uitstekende producten verlaten ons bedrijf. Producten die reeds nu voldoen aan de eisen van morgen, gecombineerd met een voortreffelijke service voor onze klanten uit de sectoren verwarmen/koelen, installatie- en leidingsystemen.
Uponor maakt het verschil
Onderneming
De onderneming Uponor staat voor kwaliteit en knowhow, voor een groot scala aan individuele oplossingen in combinatie met een service van topklasse.
Bedrijfssectoren
Voor de toekomst bundelen wij onze deskundigheid in de drie bedrijfssectoren verwarmen/koelen, installatiesystemen en infrastructuur.
Toepassingsgebied
Ieder toepassingsgebied vraagt naar zijn eigen, individuele uitgangspunten voor probleemoplossingen. Wij leveren deze!
Systemen
Ten minste twee componenten verbinden zich tot een systeem. Wij bieden zorgvuldig uitgewerkte en aan de praktijk beproefde oplossingen voor onze klanten en partners.
Componenten
De basis van onze systemen vormen afzonderlijke op elkaar afgestemde componenten, die in onze prijslijsten eenvoudig te vinden zijn.
Eén merk – één belofte Wij voelen ons verplicht ten opzichte van onze klanten en partners. Met verantwoordelijkheidsgevoel, betrouwbaarheid en duidelijkheid maken wij iedere belofte waar. Samen met de vakmensen in de markt staan wij voor levenslange behaaglijkheid, zodat u met ons aan de toekomst bouwt. Vandaag en in de toekomst. Technische wijzigingen, druk- en zetfouten voorbehouden. Meer informatie onder www.uponor.nl
2
TI DROOGBOUWSYSTEEM SICCUS 03/2007
Inhoudsopgave: 1
Systeembeschrijving/uitgangspunten ••••••••••••••••••••••••••••••••••••• 4
2
Toepassingsgebied 2.1 Algemeen •••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••• 7 2.2 Gebouwrenovatie •••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••• 7 2.3 Nieuwbouw ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••• 7 2.4 Lastverdeellagen ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••• 7
3
Montage 3.1 Algemeen •••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••• 8 3.2 Overzicht van de montagestappen ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••• 8
4
Ontwerpaanwijzingen voor de verwarmingsinstallatie 4.1 Wetten, bepalingen, richtlijnen, normen en VOB (Duitsland: toewijzing en contractregeling voor bouwprojecten) •••••••••••••••• 10 4.2 Compact verdeler, nismaten voor standaardaansluiting en aansluitvarianten ••••••• 10 4.3 Uponor verdeler toebehoren ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••• 11 4.4 Selectie/maattabellen verdelerkasten •••••••••••••••••••••••••••••••••••• 13 4.5 Regeling •••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••• 15
5
Ontwerpaanwijzingen voor de vloeropbouw 5.1 Algemeen ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••• 16 5.2 Inbouwvoorwaarden ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••• 16 5.3 Componenten voor de vloerconstructie ••••••••••••••••••••••••••••••••••• 19 5.4 Lastverdeellagen •••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••• 20 5.5 Voegtechniek •••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••• 22 5.6 Opwarmen ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••• 23 5.7 Vloerbedekkingen ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••• 23 5.8 Vloeropbouw in de gebouwrenovatie •••••••••••••••••••••••••••••••••••• 24 5.9 Vloeropbouw in de nieuwbouw ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••• 25
6
Ontwerp 6.1 Temperaturen •••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••• 26 6.2 Belastingsfactor Vz •••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••• 27 6.3 Berekeningsgrondslag •••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••• 27 6.4 Siccus ontwerptabellen voor lastverdeellaag ••••••••••••••••••••••••••••••• 30 6.5 Ontwerpschema’s ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••• 32 6.6 Drukverliesdiagrammen ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••• 34
7
Technische gegevens ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••• 38
8
Aanbestedingsteksten ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••• 40
TI DROOGBOUWSYSTEEM SICCUS 03/2007
3
1 Systeembeschrijving / uitgangspunten Drie geraffineerde componenten Het Uponor droogbouwsysteem Siccus omvat een gering aantal componenten: montage element, warmtegeleidingslamel, verwarmingsleiding. Wij raden droge dekvloerplaten aan, waardoor u uitkomt op een licht gewicht van slechts ca. 25 kg/m². Dit is vooral een statisch voordeel bij een houten vloerconstructie. De gewichtsarme vloerconstructie biedt gunstige voorwaarden voor een snelle temperatuurregeling. Vanzelfsprekend wordt ook bij Uponor Siccus de veelvoudig beproefde Uponor Velta PE-Xa vloerverwarmingsleiding volgens procédé Engel toegepast. De leiding is zuurstofdiffusiedicht volgens DIN 4726 en bereikt met de afmeting 14 x 2 mm een optimum aan omvang van het verwarmingscircuit, opbouwhoogte en flexibiliteit.
Uw voordeel Lagere vloeropbouw: vanaf 50 mm
7F 009 Droge dekvloer
7F 008 Natte dekvloer
7F 148 Sportvloer 7F 199 Siccus ST
Zo werkt renovatie vandaag Met de vloerverwarming Uponor Siccus hebben wij voor u een optimale oplossing bedacht voor de modernisering van oude gebouwen. Met droge dekvloerplaten (constructiehoogte ca. 50 mm) kan Uponor Siccus snel en keurig worden geïnstalleerd en is al direct na het inbouwen begaanbaar.
4
Alle gebruikelijke vloerbedekkingen zijn geschikt, zoals tegels, parket, tapijt of kunststof met maximaal Rλ, B = 0,15 m2 K/W. De kleinste opbouwhoogte bedraagt 55 mm.
Korte bouwtijd en met droge dekvloer onmiddellijk begaanbaar Gering statisch gewicht: vanaf 25 kg/m2 belasting bij droge dekvloerplaten dan wel 61 kg/m2 bij cementdekvloer met KB 650 Universeel toepasbaar door montage element Snelle temperatuurregeling door gewichtsarme lastverdeellagen
TI DROOGBOUWSYSTEEM SICCUS 03/2007
Een plaat voor iedere ondergrond – passend bij uw wooncomfort Flexibel toepasbaar en eenvoudig te snijden In de geïntegreerde leiding geleidesleuven van het Uponor montage element worden de warmtegeleidelamellen en de Uponor Velta PE-Xa verwarmingsleidingen opgenomen. Het montage element kan flexibel worden gebruikt, is gemakkelijk te snijden en is reeds aan de „kopse“ kant voor eventuele doorlopende leidingen voorzien van sleuven.
Vervolgens legt u de warmtegeleidelamellen van aluminium erin. Deze dienen tevens als houder voor de Uponor Velta PE-Xa verwarmingsleiding. De leidingafstand richt zich naar de warmtevraag: 15 cm, 22,5 cm of 30 cm. Een PE-folie type 200 scheidt het verwarmingssysteem van de de lastverdeellaag.
De montage elementen zijn zonder verbinding verwerkbaar en passen zich gemakkelijk aan elke ondergrond aan. Mocht een sleuf nodig zijn, dan is een elektrisch PS gereedschap al voldoende om de leidingsleuf eruit te snijden. Direct aanbrengen op vlakke vloer Leg het montage element eenvoudig direct op de vlakke ruwe vloer uit. Indien nodig met een extra isolatie. De maattoleranties van de ruwe vloer moeten voldoen aan DIN 18202, 5/86 tabel 3 – regel 4 voor droge dekvloerplaten, regel 3 bij cement dekvloer met KB 650.
TI DROOGBOUWSYSTEEM SICCUS 03/2007
5
Voor u geconstrueerd – zo vlak en zo stabiel als u hem nodig heeft Dempt het geluid Bij de modernisering van oude gebouwen, maar ook in de nieuwbouw – bij een beslissing voor een vloerverwarming achteraf – komt het op de constructiehoogte aan. Vlakker dan met Uponor Siccus gaat nauwelijks. Bij 50 mm hoogte gebeurt het. In de nieuwbouw kan de vloeropbouw, naar gelang van de eisen ten aanzien van contactgeluid, tot 56 mm dan wel 65 mm verhoogd worden, waarbij vlakke en belastbare oude bedekkingen in de regel kunnen blijven liggen. Uponor Siccus kan op alle ondergronden worden aangebracht.
Vloeren tegen verwarmde ruimten (Rλ, Dä , min. = 0,75 m2 K/W).
2 kN/m2
Upon
or ran
disola
25kg/m2 Upon
2 kN/m2
tie
m TE 30m
or ran
disola
tie
m TE 30m h ≈ 50
mm
h ≈ 50
mm
m
ZE 45m
mm03 eleiD
Uponor Siccus omvat weinig componenten
Ook met lastverdeellaag een lichtgewicht: 25 kg/m2
Ontworpen voor de praktijk – met betrouwbare en gekeurde materialen Montage element Voor mensen van de praktijk gewoonweg onmisbaar: het montage element met leiding geleidesleuven bestaat uit polystyreen en kan met een polystyreenmes eenvoudig op de gewenste maat worden gebracht. Tijdens het installeren zijn drie leidingafstanden mogelijk: 15 cm, 22,5 cm en 30 cm. Extra kopstukken of leiding geleidesleuven zijn overbodig, omdat in het kopgebied twee doorlopende leidingen opgenomen kunnen worden.
Warmtegeleidingslamel De aluminium warmtegeleidingslamel garandeert enerzijds een correcte installatie van de verwarmingsleidingen en zorgt anderzijds voor een gelijkmatige warmteverspreiding over het gehele vloeroppervlak. De warmtegeleidingslamel kan gemakkelijk aan de bouwlengtes worden aangepast: twee voorgestanste breuklijnen maken vakkundig afkorten zonder speciaal gereedschap mogelijk.
Uponor Velta PE-Xa verwarmingsleiding De PE-Xa verwarmingsleiding van hoge druk vernet polyethyleen volgens procédé Engel, zuurstofdiffusiedicht volgens DIN 4726, is DIN-geregistreerd onder nummer 3V210 PE-X. Deze extreem flexibele leiding in de afmeting 14 x 2 mm kan snel in het reeds aanwezige leidingsleuf worden gemonteerd. Onze aansprakelijkheidsverklaring gedurende 10 jaar vanaf de inbedrijfname van de installatie onderstreept blijvend de kwaliteitsborging.
6
TI DROOGBOUWSYSTEEM SICCUS 03/2007
2 Toepassingsgebied 2.1 Algemeen De Uponor wandverwarming is een lagetemperatuur warmteverdeelsysteem voor de verwarming van gebouwen bestemd voor bewoning en voor gebouwen die niet voor bewoning zijn bestemd. De inbouw vindt plaats in de vloerconstructie onder een lastverdeellaag van droge dekvloerplaten of verwarmde afdeklaag. De warmteverzorging kan door iedere warmwaterverwarmingsinstallatie plaatsvinden. 2.2 Gebouwrenovatie Met name voor de renovatie van bestaande bouw is Siccus als universeel systeem ontwikkeld, omdat het hier vooral aankomt op de constructiehoogte en het geringe gewicht. De voordelen van de vloerverwarming – thermisch comfort, optimale hygiëne, lage watertemperaturen – kunnen
Upon
or ran
disola
tie
1
met dit droogbouwsysteem ook daar gebruikt worden. In de gebouwrenovatie dient op grond van de bouwkundige omstandigheden bijzondere waarde te worden gehecht aan de vlakheid van de dragende ondergrond. De installatie op houten vloerconstructies of oude bedekkingen vraagt vooral bij droge dekvloerplaten om een vlakke ondergrond. Anders is een egalisatielaag noodzakelijk. Ingeval van twijfel moet met de fabrikanten van de droge dekvloerplaten worden afgestemd. Met de gestelde eisen aan de noodzakelijke warmte- en contactgeluidisolaties moet bij de vloerconstructie rekening worden gehouden. 2.3 Nieuwbouw Door de variabele constructie opbouwmethoden kan Uponor Siccus ook in de nieuwbouw worden toegepast. Gewoonlijk worden hier massieve gewapende betonvloeren in combinatie met kunsthars gemodificeerde cementdekvloer of gietvloer als lastverdeellaag ingezet. De keuze van de extra isolatie is afhankelijk van de gestelde eisen: DIN EN 1264 T 4 DIN 4108/9 EnEV In plaats van cementdekvloer kunnen ook droge dekvloerplaten worden gebruikt. Daardoor is een verkorting van de bouwtijd van meer dan 3 weken
2
Siccus op een vlakke houten vloer zonder contactgeluideisen 1 Fabrikantinformatie van de droge dekvloerplaat inachtnemen! 2 Houten vloeren tegen verwarmde ruimten met ≥ 10 mm steenwolisolatie WLG 040 tussen de balken
TI DROOGBOUWSYSTEEM SICCUS 03/2007
mogelijk. Voor de dragende ondergrond moeten echter de verhoogde eisen in acht worden genomen. 2.4 Lastverdeellagen In principe kan voor Uponor Siccus zowel droge dekvloer als ook kunsthars gemodificeerde cement dekvloer als lastverdeellaag in aanmerking komen. Ook standaard cementdekvloeren en gietvloeren volgens DIN 18560 kunnen bij een adequate dekvloerdikte worden gebruikt. Welke lastverdeellaag wordt toegepast, hangt af van de bouwkundige omstandigheden. Siccus sluit steeds af met de afdekfolie PE type 200 en is daardoor niet afhankelijk van de geselecteerde lastverdeellaag. Bij het ontwerp dient rekening gehouden te worden met de maximale temperatuurbelasting van de geselecteerde vloer. In het standaard geval bedraagt de maximale verkeersbelasting 2,0 kN/m². Het Siccus montage element is van PS 30 materiaal en kan daarom ook voor hogere verkeersbelasting tot 7,5 kN/m² worden ingezet, voorzover de lastverdeellaag, de extra isolatie en de dragende ondergrond daarop zijn afgestemd.
Technische basisgegevens bij verschillende lastverdeellagen
2,0 kN/m2
Lastverdeel- Nom. laag dikte
Min. statisch gewicht
Max. aanvoertemperatuur
Min. bindingsen opwarmtijd
Droge dekvloerplaten CT + KB 650 N CT (DIN 18560) CAF (DIN 18560)
25 mm
ca. 25 kg/m2
3 dagen
30 mm 45 mm
ca. 61 kg/m2 ca. 91 kg/m2
45 tot 55 °C (afh. van fabrikant) 55 °C 55 °C
28 dagen 28 dagen
45 mm
ca. 91 kg/m2
55 °C (afk. van fabrikant)
14 dagen (afh. van fabrikant)
7
3 Montage 3.1 Algemeen De brochure “Siccus montagehandleiding” geeft de geïnteresseerde verwarmingstechnicus en
de adviseur omvangrijke informatie over de montageprocedures. Het volgende hoofdstuk 3.2 geeft de Siccus montagehandleiding slechts gedeeltelijk weer.
3.2 Overzicht van de montagestappen 1
2
1 2
Randisolatiestrook monteren
3
Warmtegeleidingslamellen monteren
8
Montage elementen monteren
≈ 9 cm
4
Verwarmingsleiding monteren
TI DROOGBOUWSYSTEEM SICCUS 03/2007
5
6
SW
* TE + CT ≥ 80 cm CAF ≥ 100 cm
30
50
mm
* r ≥ 70 mm
Verwarmingsleiding aan Compact verdeler monteren
TI DROOGBOUWSYSTEEM SICCUS 03/2007
Afdekfolie PE type 200 aanbrengen
9
4 Ontwerpaanwijzingen voor de verwarmingsinstallatie 4.1 Wetten, bepalingen, richtlijnen, normen en VOB (Duitsland: toewijzing en contractregeling voor bouwprojecten) Bij de planning en vervaardiging van een verwarmingsinstallatie moeten
Normen, richtlijnen en VOB DIN EN 1991-1-1 Inwerkingen op draagconstructies DIN 1055 Deel 3 Ontwerpbelasting voor bouwwerken DIN 1961 VOB Deel B DIN 18299 VOB Deel C DIN 4102 Brandbeveiliging DIN 4108 Warmte-isolatie DIN 4109 Geluidsisolatie DIN EN 12831 voor de berekening van de standaard verwarmingsbelasting van gebouwen DIN EN 1264 T 1-4 Vloerverwarmingssystemen en componenten DIN 4726 Leidingen van kunststof voor warmwatervloerverwarmingen 4.2 Compact verdeler, nismaten voor standaard aansluiting en aansluitvarianten De Uponor Compact verdeler wordt vervaardigd van zwart, glasvezel versterkt polyamide als verdeler/ verzamelaar in een compacte eenheid voor 3 tot 10 verwarmingcircuitaansluitingen. Deze bevat alle componenten, waardoor een afgestemde eenheid en de volgende voordelen ontstaan: snelle montage exacte afstelling door fijninregelafsluiters directe instelling van de temperatuurregeling voor individuele ruimten door ingebouwde retourafsluiters optische temperatuurweergave door ingebouwde thermometer variabele aansluiting corrosieveilige uitvoering geïntegreerde geluidsontkoppeling 10
de volgende wetten, bepalingen, richtlijnen, normen en VOB (Duitsland: toewijzing en contractregeling voor bouwprojecten) in acht genomen worden: Wet op de Energiebesparing (EnEG)
DIN EN ISO 15875 Kunststofleidingsystemen voor de warm- en koudwaterinstallatie – vernet polyethyleen (PE-X) DIN 4751 Waterverwarmingsinstallaties DIN EN 13162 tot DIN EN 13171 in de fabriek vervaardigde warmte-isolatiematerialen voor gebouwen DIN 4807 Expansievaten DIN 18195 Gebouwafdichtingen DIN 18202 Toleranties in de bouwtechniek DIN 18336 Afdichtingswerkzaamheden DIN 18352 Tegel- en plaatwerkzaamheden eenvoudige verwarmingcircuitaanduiding eenvoudige ventilatie Bij behoefte aan meer dan 10 verwarmingcircuits moet in principe worden overgegaan op 2 verdelers, die zoveel mogelijk ruimtelijk gescheiden moeten worden geplaatst. Op die manier worden te lange en
Energiebesparingsbesluit (EnEV) Verwarmingskostenbesluit (HeizkostenV) Wet op de bouwproducten De afzonderlijke overheidsaanwijzingen van de deelstaten met betrekking tot de EnEG
DIN 18353 Dekvloerwerkzaamheden DIN 18356 Parketwerkzaamheden DIN 18365 Vloerbedekkingswerkzaamheden DIN 18380 Verwarmingsinstallaties en centrale waterverwarmingsinstallaties DIN 18560 Dekvloeren in de bouw VDI 2035 Deel 2 Voorkoming van schade in warmwaterverwarmingsinstallaties, corrosie aan de waterzijde Techn. informatieblad aansluitingencoördinatie bij verwarmde vloerconstructies februari 2005
te sterk gebundelde aansluitleidingen voorkomen. Wanneer een verwarmingcircuitverdeler onder het verwarmingsniveau op de kop wordt ingebouwd, moet in de aanvoerleiding een luchtcollector met automatische ontluchting worden geplaatst. Voor de verwarmingcircuitberekening staan speciale Uponor benamingsplaten ter beschikking.
Standaard aansluiting Eenzijdige of beurtelings verplaatste aansluiting van links of rechts
Eenzijdige aansluiting van links of rechts
Aansluitvarianten voor de praktijk – technische gegevens in hoofdstuk 7
TI DROOGBOUWSYSTEEM SICCUS 03/2007
112
270
B = l + 100
320/340
580
135
75
110/ 130
Aantal groepen 3 4 5 6 7 8 9 10
Lengte verdeler l [mm] 420 520 620 720 820 920 1020 1120
OK FFB
Wanneer van de standaard aansluiting wordt afgeweken, moeten de nismaten dienovereenkomstig worden gewijzigd. Nismaten bij de Uponor verdelerkast in hoofdstuk 4.3
4.3 Uponor verdeler toebehoren Zoals reeds te zien is op de overzichtsbladzijde van de Uponor Pro-
vario verdeler, kan het overige verdeler toebehoren direct uit de Uponor systeemcomponent worden geselecteerd.
Uponor koppelingen Bij de Uponor Compact verdeler zonder koppelingen moeten de betreffende koppelingen worden ge-
pland. Het voordeel: naar gelang van de aanwezige leidingafmetingen kunnen de Uponor koppelingen worden geselecteerd.
Uponor aansluitset/verloopstuk De Uponor Compact verdeler wordt standaard van onderen aangesloten. Voor de aansluiting aan de zijkant moet de Uponor aansluitset R1 ¼ x R1 worden gebruikt. Ten be-
hoeve van het vullen en aftappen staan verloopstukken ter beschikking voor de aansluiting van onderen met R1 en aan de zijkant met R1 ¼. Hierdoor ontstaat een veilig verloop.
Uponor verdeler afsluiters Als verder toebehoor staan de verdeler afsluiters G1-RP1 ter beschikking. De aanvoerinregelafsluiter voor de hydraulische afstelling en voor de onafhankelijke afsluiting van de verdeler/verzamelaar, incl. handregelknop en indicatie van
voorinstelling/afsluiting. De retourafsluiter voor de afsluiting van de verdeler/verzamelaar, inclusief handregelknop, indicatie en instelbaarheid van de thermische aandrijvingen TA 230 typ2 , TR-D 12, TA 24 en DCC. De toepassing voor de zoneregeling is mogelijk.
TI DROOGBOUWSYSTEEM SICCUS 03/2007
11
12
Uponor warmtemeter Voor de warmtemeting staat de Uponor warmtemeter type PolluCom E/S ter beschikking. Deze beschikt over een microrekenprocessor, die zonder probleem gescheiden kan worden van de hydraulische detector. Dat vergemakkelijkt de inbouw en de betere uitlezing in verdeelkasten. In combinatie met de Uponor dubbele draadverbinding, de Uponor meetnippels en het Uponor passtuk is de directe inbouw in de Uponor Compact verdeler (mantelbuiscompensator) mogelijk. Voor een vuilopvanger moet ter plaatse op de bouw worden gezorgd.
De inbouw is uit functietechnische overwegingen slechts toegestaan in de retour en voor de warmtemeting.
Uponor dubbele draadverbinding De Uponor dubbele draadverbinding is vlakdichtend en vergemakkelijkt daardoor de in-/ en uitbouw van een warmtemeter met aansluiting G1A. Door boringen in de wartel kan een loodverzegeling worden aangebracht. De Uponor dubbele
draadverbinding moet worden ingezet tussen de warmtemeter en de kogelkraan. Voordelen van de Uponor dubbele draadverbinding: gemakkelijke in-/uitbouw van de warmtemeter mogelijkheid tot verzegeling gebruikelijke aansluitafmeting 1”
Uponor meetnippels De Uponor meetnippel dient voor de opname van de aanvoertemperatuuropnemer van de Uponor Pollux warmtemeter en kan met vlakke afdichtingen direct tussen de mantelbuiscompensator en de kogelkraan worden ingebouwd. Deze is voor-
zien van een loodverzegeling en stelschroef voor mogelijke beveiliging. Voordelen van de Uponor meetnippel: mogelijkheid tot verzegeling gebruikelijke aansluitafmeting 1” korte bouwmaat z = 15 mm opnemer ø max. 5,3 mm
Uponor passtuk Het Uponor passtuk dient voor de voormontage voor de spoeling en druktest tijdens de ruwbouwfase. Aansluitend volgt de vervanging door de warmtemeter. Deze is afgestemd op de bouwlengte van de Uponor Pollux warmtemeter en
maakt eveneens de vlakdichtende inbouw mogelijk. Voordelen Uponor passtuk: gebruikelijke aansluitafmeting 1” met een bouwlengte van 130 mm gemakkelijke in-/en uitbouw door vlakdichtende montage
Kenmerken Uponor warmtemeter type PolluCom E/S: microprocessortechniek draaibare en afneembare rekeneenheid LC-display met 4 indicatieniveaus indicatie van warmtehoeveelheid, waterhoeveelheid, temperaturen, bedrijfsuren etc. geheugen van 16 maandwaarden
TI DROOGBOUWSYSTEEM SICCUS 03/2007
4.4 Selectie/maattabellen verdelerkasten b1 b b2
T
T75 1–4 e
702
H combi 1–5 OK FFB
102
c
f
d
Uponor Combi inbouwverdelerkast KV/PV / Combi inbouwverdelerkast geschikt voor:
Uponor draadloze ruimtetemperatuurregeling
Kastmaten Type
Uponor Compact ruimtetemperatuurregeling KR-D
Uponor Combi KV/PV 1 KV/PV 2
KV/PV 3
Uponor ruimtetemperatuurregeling 230/Uponor ruimtetemperatuurregeling 24
KV/PV 4
KV/PV 5
Aansluitsituatie inclusief verdeler afsluiters – geschikt voor aantal verwarmingcircuits: Compact verdeler onder zonder WM onder zonder WM met drukverschilregelaar onder met WM aan de zijkant zonder WM aan de zijkant zonder WM met drukverschilregelaar aan de zijkant met warmtemeter aan de zijkant met WM met drukverschilregelaar met etage-regelstation ERS Maten [mm] nisbreedte nishoogte T b (breedte van de kastachterwand) b1 b2 (breedte van de deur) c d e f H
3–4 3 3 –
5 – 6* 4–5 4–5 3–4
7–8 6–7 6–7 5–6
9 – 10 8–9 8–9 7–8
– 10 10 9 – 10
– –
– –
3–4 3–4
5–6 5–6
7 – 10 7 – 10
– –
– –
– 3–4
3–5 5 – 6*
6–8 7 – 10
590 840 – 1030 115–160 550 605 543 0 – 12 40 – 230 642 96–108 825 – 1015
790
990
1190
1590
115–160 750 805 743 0 – 12 40 – 230 642 96–108
115–160 950 1005 943 0 – 12 40 – 230 642 96–108
115–160 1150 1205 1143 0 – 12 40 – 230 642 96–108
115–160 1550 1600 1543 0 – 12 40 – 230 642 96–108
TI DROOGBOUWSYSTEEM SICCUS 03/2007
*KV/PV 2/T75-2 = max. 1 KR-D basiseenheid bij 5 verwarmingcircuits KV/PV 3/T75-3 = max. 2 KR-D basiseenheid bij 10 verwarmingcircuits KV/PV 4/T75-4 = max. 1 KR-D basiseenheid bij etageregelstation
WM = Uponor warmtemeter
13
b b2
156
771
642 835
b1
Combi opbouwverdelerkast geschikt voor:
Uponor draadloze ruimtetemperatuurregeling
Uponor ruimtetemperatuurregeling 230/Uponor ruimtetemperatuurregeling 24
Uponor Compact ruimtetemperatuurregeling KR-D
s
velta
ge
niu
Kastmaten Type
Uponor Combi opbouw KV/PV 1 2
3
4
5
Aansluitsituatie inclusief verdeler afsluiters – geschikt voor aantal verwarmingcircuits Compact verdelers
14
Compact verdeler onder zonder WM onder zonder WM met drukverschilregelaar onder met WM met etage-regelstation ERS
3–4 3 3 –
5 – 6* 4–5 4–5 –
7–8 6–7 6–7 3–4
9 – 10 8–9 8–9 5 – 6*
– 10 10 7 – 10
Maten [mm] b b1 b2
600 532 543
800 732 743
1000 932 943
1200 1132 1143
1600 1532 1543
*Combi opbouw 2 = max. 1 KR-D basiseenheid bij 5 verwarmingcircuits Combi opbouw 3 = max. 2 KR-D basiseenheid bij 10 verwarmingcircuits Combi opbouw 4 = max. 1 KR-D basiseenheid bij etage-regelstation
WM = Uponor warmtemeter
TI DROOGBOUWSYSTEEM SICCUS 03/2007
4.5 Regeling De speciale Technische Informatie „Uponor regelingen“ informeert de geïnteresseerde adviseur en verwarmingstechnicus omvangrijk over het thema regeling. Daartoe behoren de algemene voorschriften, de regelingschema’s met betrekking tot de verschillende warmte-opwekkers, de centrale regeling met de regelsta-
TI DROOGBOUWSYSTEEM SICCUS 03/2007
tions. De componenten voor de ruimtetemperatuurregeling en hun toepassing, zoals Uponor draadloze ruimtetemperatuurregelaar of de Uponor ruimtetemperatuurregeling 230 worden uitvoerig gedocumenteerd. Ook het thema vloer- en wandkoeling en de regeling daarvan evenals de toepassingsmogelijkheden van de Uponor producten worden uitvoerig behandeld.
15
5 Ontwerpaanwijzingen voor de vloeropbouw 5.1 Algemeen
5.2 Inbouwvoorwaarden
Bij het ontwerp van de vloeropbouw van een vloerverwarmingsinstallatie moeten de daarop betrekking hebbende wetten, besluiten, richtlijnen, VOB en normen in acht worden genomen.
Bouwsituatie Vóór het inbouwen van de vloerconstructie moeten vensters en buitendeuren zijn ingebouwd, pleisterwerken en montagewerkzaamheden van woningtechnische installaties evenals de inbouw van deurkozijnen en de bepleistering van leidingsleuven zijn afgesloten. Alle aan de vloer aangrenzende bouwdelen moeten aanwezig zijn. De gestelde eisen van de DIN 18560, Deel 2, punt 4 „Bouwkundige eisen“ moeten in acht genomen worden. Met name: omhooggaande bouwdelen, waarvoor pleisterwerk is gepland, moeten ten behoeve van het aanbrengen van isolatielagen van zwevende dekvloeren zijn gepleisterd. Bouwvoegen in de dragende ondergrond mogen niet door verwarmingselementen worden gekruist. Bij de lastverdeellaag droge dekvloer moet bovendien de fabrikantendocumentatie in acht genomen worden.
Het technisch informatieblad „Aansluitingscoördinatie bij verwarmde vloerconstructies“ is van groot belang bij de coördinatie van de werkzaamheden en biedt diverse protocol voorschriften aan.
Bundesverband Flächenheizungen e.V., (Bond van vloer- en wandverwarmingen in de Bondsrepubliek Duitsland) Hochstraße 113, 58095 Hagen www.flaechenheizung.de
16
De maattoleranties van de leidingbodem moeten overeenkomen met de DIN 18202, tabel 2 en 3. Tabel 3 min. regel 4 bij droge dekvloerplaten, regel 3 bij cementdekvloer met KB 650 N dan wel standaardcement-/anhydrietdekvloer. Indien leidingen op de dragende ondergrond zijn geïnstalleerd, moeten zij gefixeerd zijn. Door een egalisatie dient weer een vlakke ondergrond te worden gevormd voor de opname van de isolatielaag (zeker belangrijk ten behoeve van de contactgeluidisolatie). De daartoe noodzakelijke constructiehoogte moet ingepland zijn. Losse stortingen van natuurlijk- of breekzand mogen niet voor egalisatie worden gebruikt. Via het door de bouw aan te geven hoogtereferentiepunt per verdieping moet worden gecontroleerd of de geplande constructiehoogte in het algemeen is gewaarborgd.
Dragende ondergrond De dragende ondergrond moet voor de opname van de lastverdeellaag voldoende droog zijn en een egaal oppervlak vertonen. Er mogen geen puntvormige verhogingen, leidingen of iets dergelijks te zien zijn, die zouden kunnen leiden tot geluidsbruggen en/of schommelingen in de dikte van de dekvloer.
TI DROOGBOUWSYSTEEM SICCUS 03/2007
Egalisatielagen Wanneer de dragende ondergrond niet aan de vereiste vlakheidstoleranties voldoet, dan is egalisatie van het niveau door middel van een geschikte egalisatielaag noodzakelijk. Deze eis geldt voor houten vloeren en betonvloeren in de nieuwbouw en in de bestaande bouw. Zo zijn bijvoorbeeld beschadigde houten vloer-
delen in de bestaande bouw geen zeldzaamheid en moeten afhankelijk van de toestand in orde worden gemaakt. Voorwaarde voor alle maatregelen is dat de houten vloerdelen „gezond“ zijn, vastliggen en in staat zijn om te dragen. Door de schroeven van de houten vloerdelen aan te draaien, kan een deel van de oneffenheden al worden verholpen.
Houten vloer met vloerdelen, droge storting en afdekplaat
5
1. Gebonden droge storting met afdekplaat Op de in orde gemaakte plankenvloer zou naar gelang van de eis een doorsijpelbescherming, bijvoorbeeld van natron- of bitumenpapier moeten worden uitgelegd en tegen de wanden omhoog getrokken moeten worden. Bij een niet geïsoleerde keldervloer of niet droge betonvloer moet als regel een folie tegen opstijgend vocht worden aangebracht. De egalisatiedikte moet met de fabrikant worden afgesproken en bedraagt in het standaardgeval 1060 mm. Aansluitend wordt een afdekking met platen aangebracht, zodat de begaanbaarheid voor de montage van de vloerverwarming en lastverdeellaag is gewaarborgd.
4
2. Egalisatieplamuur Vóór verwerking van de egalisatieplamuur moet doorgaans de in orde gemaakte plankenvloer worden geschuurd en met een grondverf worden behandeld. Egalisatiediktes van 3-15 mm zijn mogelijk. Om de houten vloer in de eerder genoemde gevallen te laten “werken”, moet erop worden toegezien dat onderventilatie plaatsvindt, bijvoorbeeld door luchtspleten bij de plinten.
1 Lastverdeellaag 2 Afdekking 3 Siccus 4 Afdekplaat
TE
1
2 3
5 Droge storting
4
6 Doorsijpelbescherming
6
Scheuren en knoestgaten moeten worden gedicht. Pas dan kan met het aanbrengen van de isolatielaag dan wel met de vloerverwarming worden begonnen. „Doorzakken“ van de houten vloer kan door egalisatielagen dan wel droge lastverdeellagen niet worden opgeheven. Naar gelang van de egalisatiehoogte zijn onder andere de volgende egalisatielagen mogelijk:
7
7 Houten vloerdelen in orde maken
Houten vloer met vloerdelen en egalisatieplamuur 1 Lastverdeellaag 2 Afdekking 3 Siccus 4 Egalisatieplamuur
1
TE
5 Houten vloerdelen in orde maken
2 3
5
Ruwbetonvloer met egalisatiedekvloer 1 Lastverdeellaag 2 Afdekfolie 3 Siccus 4 Egalisatiedekvloer 5 Ruwbetonvloer
1 2 3 4 5
TI DROOGBOUWSYSTEEM SICCUS 03/2007
3. Ruwbetonvloer met egalisatiedekvloer Hiervoor zijn onder andere anhydriet gietvloeren of kunstharsveredelde sneldekvloeren geschikt. Er dient rekening gehouden te worden met de fabrikanteninformatie met betrekking tot de installatierijpheid, restvochtigheid in de betreffende egalisatielaag en aanwijzingen over de gronderingen dan wel hechtlagen op de ruwe vloer. Er dient rekening te worden gehouden met de extra gewichtbelasting bij lichte vloerconstructies.
17
Bouwafdichting Bouwdelen, die aan de aardbodem grenzen, dus vloeren op de begane grond van niet onderkelderde gebouwen of vloeren van kelderverdiepingen, moeten naar gelang van de mate van belasting volgens DIN 18195 afgedicht zijn. De noodzaak en aard van deze werkzaamheden ligt op het beslissingsterrein van de bouwtechniek en is in het toepassingsgeval een bouwkundige voorwaarde vóór het binnenhalen van de vloerbedekking. Omdat deze bouwwerkafdichtingen overwegend worden uitgevoerd met bitumineuze materialen of weekmakers dan wel met stoffen die oplosmiddelen afscheiden, moet vóór het aanbrengen van de polystyreen isolatie een laag Uponor tussenfolie PE type 100 worden aangebracht.
Bouwafdichting bij aan de aardbodem grenzende ruwbetonvloeren 1
1 Lastverdeellaag
2
2 Afdekfolie
3
3 Siccus 4 Isolatie 4
6
5 Tussenfolie 6 Vochtscherm
5
7 Betonvloer 7
Afdichting tegen oppervlaktewater in natte ruimten 1 Tegelvloer 2 Afdichting 3 Lastverdeellaag 1
4 Afdekfolie
2
5 Siccus
3
Wanneer door de bouw in natte ruimten (badkamers, douches etc.) een afdichting tegen oppervlaktewater is gepland, moet deze afdichting steeds boven de lastverdeellaag door een afdichtend lijmsysteem of afdichtende verflaag worden uitgevoerd.
18
4
6 Isolatie
5 6
Info:
Info:
voor ruimten, met name badkamers, waarvan de vloeren direct aan de buitenlucht of ondergrondse garages grenzen, moet een waterdampdiffusieberekening worden uitgevoerd om, indien nodig, beschadiging van de bouwconstructie door adequate beschermende maatregelen te voorkomen.
DIN 18195 Gebouwafdichtingen DIN 18336 Afdichtingswerkzaamheden inachtnemen!
TI DROOGBOUWSYSTEEM SICCUS 03/2007
5.3 Componenten voor de vloerconstructie Folies De op het gebied van de vloerverwarming voorkomende folies zijn onderverdeeld in: Uponor afdekfolie Polyethyleenfolie PE type 200 en Beschermlagen Uponor tussenfolie PE type 100. Voor de scheiding van de isolatielaag van bouwafdichtingen moet de Uponor tussenfolie PE type 100 worden gebruikt. Zij vormt daarmee een beschermlaag voor de isolatie. Randisolatiestroken Randisolatiestroken vervullen een belangrijke functie tussen de lastverdeellaag en de omhooggaande bouwdelen voor de vorming van de randvoeg:
Upono
r rand
Scheidingslaag als contactgeluidisolatie Opname van de warmte-uitzetting van de lastverdeellaag Warmte-isolatielaag tussen lastverdeellaag en koudere bouwdelen De volgens DIN 18560 voorgeschreven randvoeg moet een bewegingsruimte van 5 mm garanderen voor de lastverdeellaag. De gebruikte materialen moeten aan deze eis voldoen. De Uponor randisolatiestrook van PELD, 8 mm dik, 150 mm hoog, met gelamineerde folie voor de afdekking van de voeg tussen Siccus en de randisolatiestrook, voldoet aan deze voorwaarde, voor gietvloeren moet de strook 10 mm dik worden uitgevoerd en met zelfklevende strips op de achterkant. Uitstekende resten van de randisolatiestrook mogen pas na het installeren van de vloerbedekkingen worden verwijderd. Hierbij gaat het om een “bijzondere prestatie” volgens VOB, Deel C DIN 18200, punt 0.4.2 en moet in de prestatiebeschrijving worden vermeld. Bij een extra isolatielaag kan de randisolatiestrook op de ondergrond of ook op de extra isolatielaag worden geplaatst. Bij de planning moet daarom de betreffende randisolatiestrook worden ingepland.
isolatie
Door de gelamineerde PE-folie wordt de afdekfolie over de isolatielaag in de randzone overlapt, zodat ook bij iedere toegestane plaatsing van de randisolatiestrook de voeg tussen randisolatiestrook veilig wordt afgedekt. Warmte- en contactgeluidisolatie Isolatiematerialen moeten voldoen aan de DIN RN 13163 dan wel DIN EN 13165 en gekeurd zijn. De Uponor warmte- en contactgeluidisolaties alsmede de Siccus elementen en egalisatie elementen beantwoorden aan de DIN EN 13163 en worden productietechnisch extern gecontroleerd. Het bepalen van de isolatie eis en isolatiedikte moet door de adviseur volgens EN 1264 T4 “Warmwatervloerverwarmingen”, DIN 4108 “Warmteisolatie in de bouwtechniek”, DIN 4109 “Geluidsisolatie in de bouwtechniek” het geldende warmte-isolatiebesluit worden uitgevoerd. Hier moeten vooral de contactgeluideisen voor het betreffende bouwplan in acht genomen worden. Uponor isolatiematerialen zijn FCKW-vrij! (FCKW = fluorchloorkoolwaterstof)
Plaatsing randisolatiestroken
Technische gegevens Uponor warmte- en contactgeluidisolaties en Siccus montage element.
Benaming
Siccus montage element PRO 20 PRO 30 PRO 50 PUR 60 EPS-DEO 60 1)
Max. verkeersbelasting
DIN 4102
Warmtegeleid- Warmtegeleibaarheidsgroep dingsweerstand Rλ,ins [m2K/W]
VMR1) Dynamische stijfheid DIN EN 1316-3 [dB] [MN/m3]
B1
035
0,622
/
/
7,5
B1 B1 B1 B2 B1
040 040 035 0,25 040
0,5 0,750 1,429 2,4 1,5
30 20 20 / /
26 28 28 / /
5,0 5,0 5,0 5,0 5,0
Bouwmaterialenklasse
[kN/m2]
VM = mate van contactgeluidverbetering volgens DIN 4109 bij dekvloeren met een oppervlakgerelateerd gewicht ≥ 70 kg/m2 op massieve gewapende betonvloeren.
TI DROOGBOUWSYSTEEM SICCUS 03/2007
19
Samendrukbaarheid/sterkte De samendrukbaarheid van de contactgeluidisolatie (dikteverschil) mag volgens DIN 1856 Deel 2 bij verwarmde afwerklagen maximaal 5 mm bedragen. Met een maximale nominale samendrukbaarheid van 1 mm bij de Uponor PRO isolaties dan wel 2 mm bij de Uponor FB isolaties wordt hiermee op bijzondere wijze rekening gehouden. Wegens de bijzondere sterkte van de Uponor PRO isolaties bedraagt de toelaatbare verkeersbelasting 5 kN/m². Daardoor kunnen de PRO isolaties ook voor kantoorruimten, behandelingsruimten, klaslokalen, expositie- en verkoopruimten, horecabedrijven en kerken worden ingezet.
De afzonderlijke banen moeten elkaar op de stootranden tenminste 80 mm, bij gietvloer 100 mm overlappen. De afdekking hoeft bij toepassing van de Uponor randisolatiestrook niet aan de randen omhoog te worden getrokken, omdat de Uponor randisolatiestrook is voorzien van een gelamineerde folie die de op de rand tegelijk afgesneden afdekfolie Uponor PE type 200 voldoende overlapt. Ook bij droge dekvloerplaten moet worden gezorgd voor een afdekking, Uponor PE type 200, op het montage element. Deze dient als bescherming voor de droge dekvloerplaten en het Siccus systeem. 5.4 Lastverdeellagen
Bovendien is de Siccus montage element geschikt voor 7,5 kN/m2. Daarmee is de toepassing voor de meest uiteenlopende gebruiksdoeleinden volgens DIN EN 1991-1-1 gewaarborgd. Alleen de lastverdeellaag moet qua dikte en sterkte op de vereiste nuttige belasting worden afgestemd. Plaatsing van de isolatielagen Afhankelijk van het systeem worden extra warmte- en contactgeluidisolaties in principe onder de Siccus montage element en dus op de dragende ondergrond aangebracht. Wanneer kabels of leidingen op de dragende ondergrond liggen, dan moet de contactgeluidisolatie volgens DIN 18560 Deel 2 boven de egalisatielaag doorlopend over het gehele oppervlak worden aangebracht. Afdekkingen Vóór het opbrengen van de verwarmde afwerklaag dienen isolatielagen volgens DIN 18560 Deel 2 te worden voorzien van een afdekking van 0,15 mm dik polyethyleenfolie of met een andere qua functie gelijkwaardig aangetoond materiaal.
20
Droge dekvloer Als droge dekvloer worden vloerelementplaten voor de „droge uitbouw“ aangeduid. De platen moeten tenminste aan de volgende eisen voldoen: geschikt voor vloerverwarming warmtegeleidbaarheid λ ≥ 0,21 W/mK minimale dikte 25 mm goede verbindingsmogelijkheid (messing en groef verbinding). Wanneer voor de verbinding van droge dekvloerplaten behalve verlijming nog stalen krammen of schroeven worden gebruikt, moet er zorgvuldig op worden gelet, dat de lengte van deze bevestigingsmiddelen alsmede het gereedschap op de plaatdikte is afgestemd. Bij te lange krammen of schroeven dan wel gereedschap zonder fixeermogelijkheid zouden de verwarmingsleidingen beschadigd kunnen worden. Bij het ontwerp dient rekening gehouden te worden met de maximale temperatuurbelasting van de droge dekvloerplaat. Ter voorkoming van oplegfouten mag een leidingafstand van 50 mm bij ingesneden aansluitleidingen niet worden onderschreden.
Cementdekvloer met KB 650 N Met de Uponor kunstharsemulsie KB 650 N is het mogelijk de cement dekvloer zodanig te verstevigen dat de dekvloerdikte tot minimaal 30 mm kan worden gereduceerd. Door de samenstelling uit verschillende gemodificeerde harssoorten brengt de KB 650 N een enorme stijging van de buigtrek- en druksterkte teweeg. De reducering van de dekvloerdikte tot 30 mm is volgens DIN 18560 Deel 2 punt 3.2.2 toegestaan. De vervaardiging en installatie van de dekvloer vindt op de beproefde wijze plaats. De verwarmde afwerklaag is naar gelang van de weersgesteldheid en temperatuur na circa 36 uur begaanbaar. De bindingstijd bedraagt ca. 21 dagen. Daarna kan de opwarmprocedure plaatsvinden.
Siccus vloeropbouw voldoet aan bouwmethode B volgens DIN 18560 Deel 2.
Belangrijke ontwerpaanwijzingen Verbruik KB 650 N circa 1,5 l/m2 bij 30 mm dekvloerdikte Bindtijd circa 21 dagen inplannen Maximale verkeersbelasting 2 kN/m2
TI DROOGBOUWSYSTEEM SICCUS 03/2007
Anhydriet gietvloer Anhydriet gietvloeren zijn dekvloeren die worden gemaakt van anhydrietbindmiddel en water, met toepassing van toeslagen en eventueel met toevoeging van additieven, volgens de eisen van de DIN 18560. Anhydriet gietvloeren worden zowel in de woningbouw als bij de bouw van bedrijven gebruikt. Deze gietvloeren zijn onder andere niet geschikt voor toepassing in de buitenlucht.
De montage van de vloerverwarming moet zorgvuldig worden uitgevoerd omdat ook kleine voegen het doorsijpelen van de dekvloer mogelijk maken en het daardoor tot geluidsbruggen komen kan. Zie hoofdstuk 5.3.
Anhydriet gietvloeren hebben het voordeel van een snelle en gemakkelijke verwerking alsmede de zelfnivellering door de hoge vervloeibaarheid. Hierbij wordt de gietvloer vanuit de dekvloersilo via een slang direct in het dekvloerveld getransporteerd. Om de vereiste dekvloerhoogte te maken, wordt met de slangwaterpas of met de laser genivelleerd. Na de verwerking wordt de gietvloer met een lappenstang bewerkt om een egaal oppervlak en een homogene dekvloer te bereiken. Uponor dekvloercomponenten niet gebruiken voor anhydriet gietvloeren! De verdere verwerkingsrichtlijnen van de betreffende fabrikant moeten in acht genomen worden. Dat geldt met name voor het ontwerp van de voegenveldafmetingen, het gebruik in vochtige en natte ruimten alsmede de temperatuurbestendigheid. Volgens EN 1264-4 dient het opwar-
TI DROOGBOUWSYSTEEM SICCUS 03/2007
men op zijn vroegst na 7 dagen te gebeuren. Er zijn echter al gietvloeren, die tijdens het aanbrengen van de dekvloer onmiddellijk worden verwarmd. De bindperioden, droogtijden en opwarmvoorschriften vinden om die reden plaats volgens de informatie van de fabrikant. De nominale dikte van de dekvloer voor een maximale verkeersbelasting van 2,0 kN/m² bedraagt volgens tabel 2 van de DIN 18560, 45 mm. Veel fabrikanten wijzen echter op een leidingbedekking van 35 mm bij 2,0 kN/m² verkeersbelasting. Bij 5 kN/m2 wordt in het algemeen een leidingbedekking van 65 mm aangegeven. Naargelang van de sterktekwaliteit zijn geringere dekvloerdikten mogelijk, die echter met de fabrikant moeten worden afgestemd. Belangrijke ontwerpaanwijzingen Geen Uponor dekvloercomponenten gebruiken. Bindings- en opwarmtijd, dekvloerdikte, maximale verkeersbelasting en voegenschema bij de fabrikant opvragen.
Cementgebonden gietvloer Cementgebonden gietvloeren zijn op cementbasis opgebouwd. Zij worden met toevoeging van water gemaakt volgens de eisen van de DIN 18580. Cementgebonden gietvloer worden zowel in de woningbouw als bij de bouw van bedrijven gebruikt. Door het bindmiddel cement zijn zij zowel buiten als ook in een permanent natte omgeving te gebruiken. Op dezelfde wijze als bij de anhydriet gietvloeren hebben de cementgebonden gietvloeren het voordeel van de snelle en gemakkelijke verwerking alsmede de zelfnivellering. Zij worden vanuit de dekvloersilo via een slang direct in het dekvloerveld getransporteerd. Om de vereiste dekvloerhoogte te maken, wordt
met de slangwaterpas of met de laser genivelleerd. Na de verwerking wordt de gietvloer met een lappenstang bewerkt om een egaal oppervlak en een homogene dekvloer te bereiken. De overige verwerkingsrichtlijnen van de betreffende fabrikanten moeten in acht worden genomen, dat geldt vooral voor het ontwerpen van de voegenveldafmetingen en de temperatuurbestendigheid. Het opwarmen begint op zijn vroegst na 7 dagen (volgens EN 1264-4). De nominale dikte van de dekvloer voor een maximale verkeersbelasting van 2 kN/m² bedraagt volgens tabel 2 van de DIN 18560, 45 mm. Andere dekvloerdikten moeten met de betreffende fabrikant van de cementgebonden gietvloer worden afgestemd. De montage van de vloerverwarming moet zorgvuldig worden uitgevoerd omdat ook kleine voegen een doorsijpelen van de dekvloer mogelijk maken en het daardoor tot geluidsbruggen komen kan. Zie hoofdstuk 5.3.
Uponor dekvloercomponenten niet gebruiken voor cementgebonden gietvloeren!
21
5.5 Voegtechniek De DIN 18560 “Dekvloeren in de bouw” onderscheidt: dilatatievoegen zijn voegen in de dekvloer die deze helemaal tot aan de isolatielaag scheiden. Bij het Siccus systeem vindt de scheiding dus plaats tot aan de afdekfolie. Daardoor lopen de Uponor verwarmingsleidingen onder de dilatatievoeg, waardoor geen bijzondere bescher-
mende maatregelen voor de Uponor verwarmingsleidingen noodzakeljk zijn. De voegbreedte moet samen met het voegenschema, volgens DIN 18560 Deel 2, met de bouwadviseur worden vastgesteld en dient als bestanddeel van de prestatiebeschrijving aan de uitvoerenden te worden verstrekt. In deuropeningen en doorgangen moeten bij verwarmde dekvloeren schijn- of dilatatievoegen aangebracht worden. Bij keramische bedekkingen krijgen de dilatatievoegen een bijzondere betekenis. Doorslaggevend is dat in alle lagen boven de afdekking de dilatatievoegen gelijk en gelijkvormig verlopen. Bij droge dekvloerplaten en gietvloeren moet het schema van de dilatatievoegen met de fabrikant worden besproken.
Breu
k
Vorming van een dilatievoeg.
22
Randvoegen zijn voegen die de dekvloer van de wanden, kolommen, trappen etcetera scheiden. De randisolatiestook moet een bewegingsruimte van 5 mm toelaten! Alle dilatatie- en randvoegen moeten na beëindiging van de vloerbedekkingswerkzaamheden met daarvoor geschikt, elastisch materiaal worden gesloten.
De indeling gebeurt in de regel overal daar, waar dilatatievoegen niet nodig zijn, maar mogelijke ontspanningen in de dekvloerplaat in deze breukplekken afgeleid moeten worden. Deze voegen en andere eventuele scheuren worden na de uithardingsfase en de eerste verwarming van de dekvloer verstevigd, bijvoorbeeld door gieten met kunsthars. Uit DIN 18 560-2 5.3.3 Dekvloervoegen Van de indeling van de voegen dient een voegenschema te worden gemaakt waaruit de aard en de indeling van de voegen kan worden afgelezen. Het voegenschema moet door de bouwadviseur worden gemaakt en als bestanddeel van de prestatiebeschrijving aan de uitvoerenden te worden verstrekt. Bij de indeling van de voegen moeten de algemene regels van de techniek, de technische informatie en gegevensbladen van de vakverenigingen in acht worden genomen.
Schijnvoegen (zaagsneden) voor natte dekvloeren kunnen voor de extra onderverdeling van de door de dilatatievoegen verdeelde dekvloervelden worden aangebracht. Zij mogen ten hoogste tot eenderde van de dekvloerdikte, zonder de verwarmingsleidingen te beschadigen, worden ingesneden.
TI DROOGBOUWSYSTEEM SICCUS 03/2007
5.6 Opwarmen Anhydriet en cementdekvloeren moeten volgens EN 1264, Deel 4, vóór het aanleggen van de vloerbedekkingen worden opgewarmd. Zoals ook bij onverwarmde dekvloeren is het de taak van de vloerbedekkingsfirma, de deklaagrijpheid in het kader van hun controle volgens VOB Deel C, DIN 18365 “Vloerbe-
5.7 Vloerbedekkingen De volgende soorten vloerbedekking kunnen bij inachtneming van een warmtegeleidingsweerstand van Rλ, Β ≤ 0,15 m2K/W en de vrijgave door de fabrikant (daarop betrekking hebbende aanduiding) op de Uponor Siccus vloerverwarming worden aangebracht: bekledingen met textiel (vloertapijt) elastische bekledingen (PVC vloer) parket en laminaat keramische tegels en platen natuursteen in muurverband betonsteen Vooral bij droge dekvloerplaten kan het voor bepaalde vloerbedekkingen nodig zijn vooraf te plamuren. Daarom moet vóór het leggen van
TI DROOGBOUWSYSTEEM SICCUS 03/2007
dekkingswerkzaamheden” cijfer 3.1.1 vóór aanvang van de werkzaamheden te controleren. Ook bij droge dekvloerplaten moet een functiecontrole worden uitgevoerd.
Het doel van de opwarmprocedure is het opwarmproces volgens VOB DIN 18380 en niet het drogen van de dekvloer ten behoeve van de deklaagrijpheid.
Bij hoge temperatuurverschillen kunnen tijdens de opwarmprocedure dilatatiegeluiden optreden.
de vloerbedekking de fabrikantendocumentatie in acht worden genomen. De tegellijm voor steen- en keramische bekledingen, die met tegellijm worden gezet, moeten voor vloerverwarmingen en voor de geselecteerde lastverdeellaag geschikt
zijn. Bij zwevend gelegde parket- en laminaatbekledingen moet voor de maximale warmtegeleidingsweerstand de onderlaag, eventueel luchtlagen en extra tapijten worden meegerekend.
TE
Droge dekvloerplaten met tegelbekleding.
23
5.8 Vloeropbouw in de gebouwrenovatie Door de combinatie van de isolaties voldoen de volgende opbouwconstructies aan de Europese minimum
isolatie eisen volgens EN 1264-4 en de minimum warmte-isolatie volgens EnEV in de gebouwrenovatie. Verder zijn combinaties met hogere warmte-isolatie (U = 0,35 W/m2K) afgebeeld.
Op grond van diverse contactgeluideisen en uiteenlopende vloeren moet de constructie worden gecontroleerd om te voldoen aan de DIN 4109.
2,0 kN/m2
Warmteisolatie
Isolatiecombinatie
Warmtegeleidingsweerstand isolatie Rλ, ins [m2 K/W]
Opbouwhoogte A4) TE7) CT + VD 450/ KB 650 N1) VD 550N N ≥ 30 mm N ≥ 30 mm [mm] [mm]
Siccus 25 = 25 + EPS-DEO/Min6) 10 = 10 = 35
0,87
≥ 50
≥ 55
≥ 60
Siccus 25 = 25 + contactgeluid = 6 = 31
0,75
≥ 56
≥ 61
≥ 66
Dikte isolatielaag h = h1 + h2 h [mm]
CAF5)
N ≥ 35 mm [mm]
Woningscheidingsvloer tegen verwarmde ruimte N h1 A EN 1264-4
h2
N A h
Keldervloeren, vloeren tegen onverwarmde of in afstanden verwarmde ruimten alsmede vloeren tegen de aardbodem3) N h1 A EN 1264-4 EnEV 12/04 U = 0,50 W/m2K
h2
N h
A
Siccus 25 = 25 + EPS-DEO/Min6) 50 = 50 = 75
1,87
≥ 50
≥ 55
≥ 60
Siccus 25 + PRO 505)
2,05
≥ 100
≥ 105
≥ 110
2,05
≥ 100
≥ 105
≥ 110
= 25 = 50 = 75
Vloeren tegen buitenlucht (- 5°C > Td ≥ - 15°C) Siccus 25 + PRO 505)
N EN 1264-4 EnEV 12/04 U = 0,50 W/m2K TE = Droge dekvloer CT = Cementdekvloer CAF = Anhydriet gietvloer N = Minimale dekvloerdikte Td = Ontwerpbuitentemperatuur
3)
1)
4)
2)
24
h
A
Verbruik KB 650 N ca. 1,5 l/m2 bij N = 30 mm. Bij vloeren niet tegen aardbodem is een PRO 46 met een ruwbetonvloer
= 25 = 50 = 75
≥ 130 mm (Rλ= 0,06 m2K/W) voldoende. Bouwafdichting volgens DIN 18195 inclusief extra constructiehoogte inachtnemen. Grondwaterspiegel ≥ 5 m. Maattoleranties volgens DIN 18202 Uitgave 4/97 Tab. 3 bij CT + KB 650 N en CAF volgens regel 3 en bij TE min. volgens regel 4 inachtnemen.
5) 6)
7)
Dekvloerdikte afhankelijk van fabrikant. Met aanwezige isolatie EPSDEO/Min. WLG 040 tussen de balken zonder contactgeluideisen. Bij gebruik van contactgeluidisolatie dient de geschiktheid met de fabrikant van de droge dekvloer te worden afgestemd.
TI DROOGBOUWSYSTEEM SICCUS 03/2007
5.9 Vloeropbouw in de nieuwbouw Door combinatie van de isolaties voldoen de volgende opbouwconstructies aan de Europese minimum isolatie eisen volgens EN 1264-4 en aan de minimum warmte-isolatie
volgens EnEV in de nieuwbouw. Verder zijn combinaties met hogere warmte-isolatie (U = 0,35 W/m2K) afgebeeld. Op grond van diverse contactgeluideisen en uiteenlopende vloeren moet de constructie worden gecontroleerd om te voldoen aan de DIN 4109.
Wanneer de warmte-isolatie beter uitgevoerd moet worden, dan moet deze bij het uitvoeringsontwerp van de vloerconstructie worden toegepast. De warmtedoorgangscoëfficiënt van deze vloeren moet dan aan de verwarmingsontwerper worden medegedeeld.
2,0 kN/m2
Warmteisolatie
Isolatiecombinatie
Dikte isolatielaag
h [mm]
Warmtegeleidingsweerstand isolatie Rλ, ins [m2 K/W]
Opbouwhoogte A4) TE7) CT + KB 650 N1)
CAF5)
N ≥ 25 mm [mm]
N ≥ 30 mm [mm]
N ≥ 35 mm [mm]
1,12
≥ 70
≥ 75
≥ 80
Woningscheidingsvloer tegen verwarmde ruimte Siccus 25 + PRO 20
N EN 1264-4
h
A
= 25 = 20 = 45
Keldervloeren, vloeren tegen onverwarmde of in afstanden verwarmde ruimten alsmede vloeren tegen de aardbodem3)
EN 1264-4 EnEV 12/04
h
A
h
≥ 80
≥ 85
≥ 90
3,02
≥ 110
≥ 115
≥ 120
Siccus 25 = 25 + EPS-DEO 60 = 60 = 85
2,12
≥ 110
≥ 115
≥ 120
Siccus 25 + PUR 60
3,02
≥ 110
≥ 115
≥ 120
Siccus 25 + PUR 605)
N Hogere warmteisolatie U = 0,35 W/m2K
1,37
Siccus 25 + PRO 30
N
A
= 25 = 30 = 55 = 25 = 60 = 85
Vloeren tegen buitenlucht (- 5°C > Td ≥ - 15°C) N h
A
EN 1264-4 EnEV 12/04
N Hogere warmteisolatie U = 0,35 W/m2K
h
A
TE = Droge dekvloer CT = Cementdekvloer CAF = Anhydriet gietvloer N = Minimale dekvloerdikte Td = Ontwerpbuitentemperatuur
3)
1)
4)
2)
Verbruik KB 650 N ca. 1,5 l/m2 bij N = 30 mm. Bij vloeren niet tegen aardbodem is een PRO 46 met een ruwbetonvloer
= 25 = 60 = 85
≥ 130 mm (Rλ= 0,06 m2K/W) voldoende. Bouwafdichting volgens DIN 18195 inclusief extra constructiehoogte inachtnemen. Grondwaterspiegel ≥ 5 m. Maattoleranties volgens DIN 18202 Uitgave 4/97 Tab. 3 bij CT + KB 650 N en CAF volgens regel 3 en bij TE min. volgens regel 4 inachtnemen.
TI DROOGBOUWSYSTEEM SICCUS 03/2007
5) 6)
7)
Dekvloerdikte afhankelijk van fabrikant. Met aanwezige isolatie EPSDEO/Min. WLG 040 tussen de balken zonder contactgeluideisen. Bij gebruik van contactgeluidisolatie dient de geschiktheid met de fabrikant van de droge dekvloer te worden afgestemd.
25
6 Ontwerp 6.1 Temperaturen Vloeroppervlaktetemperatuur Bijzondere aandacht moet worden besteed aan de temperatuur van het vloeroppervlak, waarbij rekening moet worden gehouden met de grenzen van de medisch en fysiologisch verantwoorde vloeroppervlaktetemperatuur. Het verschil tussen de gemiddelde oppervlaktetemperatuur van de vloer en de standaard binnentemperatuur vormt samen met de basiskarakteristiek de grondslag voor de vermogensgrootte van het verwarmende vloeroppervlak. De maximale oppervlaktemperaturen worden bepaald door de in de DIN EN 1264 vastgelegde „Grenswarmtestroomdichtheid“, die als theoretische ontwerpgrens in de ontwerptabellen en- diagrammen in aanmerking is genomen. Maximale oppervlaktetemperaturen volgens DIN EN 1264:
Ruimtetemperatuur, gevoelstemperatuur en gemiddelde stralingstemperatuur Bij een stralingsverwarming zoals de Uponor vloer- en wandverwarming kan ten opzichte van andere meer ongunstige verwarmingssystemen een aanzienlijke energiebesparing worden aangenomen. Het energiebesparingseffect ligt in feite in de gunstigere ruimteluchttemperatuur en het verticale temperatuurprofiel. Voor de mensen is behalve de ruimteluchttemperatuur θL ook de gemiddelde stralingstemperatuur θS van de ruimte omringende oppervlakken van belang. Hieruit vloeien zeer positieve gevoelstemperaturen voort. De “gevoelstemperatuur” moet worden gelijkgesteld aan de normale binnentemperatuur θi uit de DIN EN 4701 en ontstaat uit de gemiddelde stralingstemperatuur en de ruimteluchttemperatuur.
Verwarmingsmiddelovertemperatuur De verwarmingsmiddelovertemperatuur ΔθH wordt als logaritmisch gemiddelde uit de aanvoertemperatuur, de retourtemperatuur en de binnentemperatuur van de ruimte volgens DIN EN 1264 berekend. Deze bepaalt bij constante opbouw de warmtestroomdichtheid. Vergelijking (1) volgens DIN EN 1264 Deel 3: θV – θR ΔθH = ln
θV – θi θR – θi
Bij hoge temperatuurschommelingen kunnen dilatatiegeluiden niet worden uitgesloten.
29 °C in de verblijfszone 35 °C in de randzone 33 °C in badkamers
26
TI DROOGBOUWSYSTEEM SICCUS 03/2007
6.2 Belastingsfactor Vz De grootte van het verwarmingcircuit bij normale of gecombineerde verwarmingcircuits is begrensd door het totale drukverlies, dat ontstaat
uit de warmtestroomdichtheid dan wel massastromende leidinglengte. Naar gelang van de ontwerpsituatie zijn daarom verschillende belastingsfactoren noodzakelijk.
VL RL
Belastingsfactor Vz voor verblijfszones of voor afzonderlijke randzones, die zich in het algemeen vóór buitenmuren van een ruimte met een maximale breedte van 1 m bevinden.
VL RL
6.3 Berekeningsgrondslag Ontwerp De berekening van de Uponor vloerverwarming vindt plaats op grond van de basiskarakteristiek van de DIN EN 1264 Deel 2 en de procedure voor de berekening van de standaard verwarmingslast DIN EN 12831. Voor het ontwerp dienen de wettelijke isolatievoorschriften volgens het Energiebesparingsbesluit en EN 1264 in acht te worden genomen. Bij keldervloeren, vloeren tegen onverwarmde of in afstanden verwarmde ruimten alsmede vloeren tegen de aardbodem bedraagt de minimum warmte-isolatie van de isolatie Rλ = 1,25 m2K/ W. Bij woningscheidingsvloeren tegen verwarmde ruimten bedraagt de minimum warmtedoorlaatweerstand van de warmte-isolatie naar beneden 0,75 m2K/W. De Uponor wandverwarming wordt bij woongebouwen ontworpen voor de meest ongunstige, maar nog toelaatbare wandbekleding. Wij kunnen er niet van uitgaan, dat een ruimte met een stenen topvloer ook na jaren nog zodanig wordt benut. Zou deze later plaats moeten maken voor vloertapijt of parket, dan zou een voldoende verwarming alleen nog kunnen worden bereikt door verhoging van de warmwatertemperatuur, wat qua rendement een ongunstige invloed heeft op de verbrandingswaarde apparaten en de warmtepompen. Om die reden moet het ontwerp worden uitgevoerd met een warmtegeleidingsweerstand van Rλ,B = 0,15 m2K/W
Belastingsfactor Vz gecombineerd (1 verwarmingscircuit met 2 Vz-oppervlakken) voor gecombineerde verblijfs- en randzondes.
TI DROOGBOUWSYSTEEM SICCUS 03/2007
27
Gebruik van de ontwerptabellen De gegevens in de ontwerptabellen bij θi = 20°C gelden voor topvloerbekledingen met een warmtegeleidingsweerstand van maximaal Rλ,B = 0,15 m2K/W.
Gebruik van de ontwerpdiagrammen Het ontwerpdiagram maakt een compleet overzicht van de volgende invloedsgrootheden en de onderlinge relaties mogelijk:
De ontwerptabellen maken een snelle globale bepaling van de installatie afstanden en de maximale verwarmingcircuitgrootte mogelijk, maar vervangen echter geen ontwerp en berekening. De toepassing van de ontwerptabellen is als volgt:
1. warmtestroomdichtheid van de vloerverwarming q in [W/m2] 2. warmtegeleidingsweerstand van de vloerbedekking Rλ,B in [m2K/W] 3. installatie afstand Vz in [cm] 4. verwarmingsmiddelovertemperatuur ΔθH = θH – θi in [K] 5. grenswarmtestroomdichtheid door weergave van de grenscurve 6. vloerovertemperatuur θF,m – θi in [K]
1. kies de ontwerptabel voor de gestelde lastverdeellaag 2. kies de ontwerptabel voor i = 20°C 3. kies de regel met de opgegeven maximale ontwerpwarmtestroomdichtheid qdes van uw project (geen badkamers!) 4. ga in deze regel naar rechts en kies een ontwerpaanvoertemperatuur υV,des 5. vervolgens kan op het snijpunt de benodigde installatieafstand Vz en de maximale verwarmingcircuitgrootte AFmax. direct worden afgelezen 6. daarna voor badkamers de ontwerptabel i = 24°C gebruiken Bij andere ontwerpcriteria moeten de ontwerp- en drukverliesdiagrammen in combinatie met de berekeningsvergelijkingen of het Uponor softwareprogramma worden gebruikt.
Ontwerpcriteria Vloerbekleding Rλ, B = 0,15 m2K/W Ruimtetemperatuur θi = 20 °C Lastverdeellaag
Bij bepaling van telkens drie invloedsgrootheden kunnen met slechts één diagram alle anderen worden vastgesteld. Het gebruik wordt in het berekeningsvoorbeeld weergegeven. Het Uponor ontwerpdiagram wordt vooral gebruikt voor het ontwerp met de hand met behulp van de berekeningsmodellen 1+2. Hiermee is ook de snelle vaststelling van warmtestroomdichtheden bij verschillende vloerbedekkingen of overtemperaturen van verwarmingsmiddelen gegeven.
randzone en vooral bij de vensters rekening gehouden en daardoor stijgt het comfort. Het ontwerp van de randzone vindt steeds plaats met Vz 15. De breedte (diepte van de ruimte) van de randzone mag maximaal 1,0 m bedragen. Maximale vloeroppervlaktemperatuur in de randzone θF, max = 35 °C Verdeleraansluitbereik Vóór de verwarmingcircuitverdeler/ verzamelaar worden de leidingen in zeer dichte afstanden gelegd. Ook deze aansluitleidingen geven warmte af! Ontstaat er op basis van de aansluitleidingen een te hoge wamte-afgifte of oppervlaktetemperatuur voor de betreffende ruimte, dan moet een daarmee in overeenstemming zijnde aandeel van de leidingen met isolatiemateriaal worden afgedekt. Als regel moet de leidinginstallatie binnen de kortste keren in de aangrenzende ruimten worden gepland.
Ontwerpaanwijzing: Grenscurven inachtnemen Maximale temperatuurbelasting van de lastverdeellaag inachtnemen
Randzones In zelden begane randgebieden kunnen door middel van de Vz belastingsfactoren randzones met een dichtere leidingafstand en daardoor hogere vloeroppervlaktemperaturen worden gepland. Met deze randzones worden met de grotere warmteverliezen in de
28
TI DROOGBOUWSYSTEEM SICCUS 03/2007
Leiding afstanden Uit behaaglijkheidsoverwegingen moet de leiding afstand voor woonen kantoorruimten op maximaal 30 cm worden begrensd. Bij de planning van grotere hallen en dergelijke projecten dient men steeds objectgerelateerde ruggespraak te houden. Zwembaden Een direct voetcontact met de topvloerbekleding komt in zwembaden en in sanitaire ruimten het meeste voor. Om fysiologische redenen dient daarom in de badkamer- en WC-zone evenals in het omgevingsgebied van zwembaden minimaal Vz 15 te worden ontworpen. Keuken Bij het ontwerp is het met inbouwmeubelen bedekte oppervlak niet altijd bekend, zodat in het keukengebied minimaal Vz 15 moet worden gepland. Uitsparingen van de vloerverwarming onder inbouwobjecten moet zoveel mogelijk worden vermeden (behalve onder schoorsteenmantels) om een constante warmteverdeling te waarborgen.
Overeenkomstig de EN 1264 T4 moeten de leidingen meer dan 50 mm van verticale bouwdelen en 200 mm van schoorstenen en open haarden open of gemetselde schachten zoals afvoersleuven verwijderd worden gelegd.
Warmtegeleidingsweerstand van de vloerbedekking De warmtegeleidingsweerstand van de vloerbedekking is afhankelijk van de aard van het gekozen materiaal en kan worden afgeleid uit de documentatie van de fabrikant. Richtwaarden van enkele warmtegeleidingsweerstanden Tapijt ca. 0,06 - 0,15 m2K/W Parket ca. 0,04 - 0,11 m2K/W PVC ca. 0,025 m2K/W Tegels, marmer ca. 0,01 - 0,02 m2K/W
Ontwerpaanwijzing: badkamers Vz 15 keukens Vz 15 woon-/kantoorruimten max. Vz 30
Wanneer parket, PVC- of stenen vloeren gedeeltelijk worden bedekt met tapijten, dan moet de gemiddelde warmtegeleidingsweerstand RÐ, B in overeenkomst met de oppervlaktegedeelten worden bepaald. Rλ,B = [(AGes - AB) · Rλ,Ο + AB · (Rλ,O + Rλ,T)] / AGes Rλ,O Rλ,T Rλ,B AB AGes
= warmtegeleidingsweerstand zonder tapijt = warmtegeleidingsweerstand tapijt = gemiddelde warmtegeleidingsweerstand = behaaglijkheidsoppervlak = totale oppervlak
Voorbeeld: 25 m2 tegels Rλ,O = 0,02 m2K/W bedekt met 8 m 2 tapijt Rλ,T = 0,15 m2K/W. Rλ,B Rλ,B
TI DROOGBOUWSYSTEEM SICCUS 03/2007
= [(25 - 8) · 0,02 + 8 · (0,02 + 0,15)] / 25 = 0,07 m2K/W
29
6.4 Siccus ontwerptabellen voor lastverdeellaag droge dekvloer: nominale dikte 25 mm, warmtegeleidbaarheid 0,28 W/mK Ontwerptabel, θi = 20 °C , Rλ,B = 0,15 m2K/W
θF,m [°C]
qdes [W/m ]
θV,des = 56 °C1) Vz [cm]
27,5 27,3 26,9 26,5 26,1 25,7 25,2 24,8 24,4 ≤ 23,9
82,5 80 75 70 65 60 55 50 45 ≤ 40
15 15 15 15 22,5 22,5 22,5 30 30 30
2
AFmax. [m2]
θV,des = 50 °C Vz [cm]
AFmax. [m2]
θV,des = 45 °C Vz [cm]
AFmax. [m2]
7,5 8,0 13,0 17,0 12,5 19,5 26,0 16,0 27,5 38,0
15 15 15 22,5 22,5 22,5
9,0 13,0 17,5 16,5 23,0 29,5
15 15 15 15
8,0 13,0 18,0 21,0
Ontwerptabel voor badkamers, θi = 24 °C , Rλ,B = 0,02 m2K/W
θF,m [°C]
qdes [W/m ]
θV,des = 56 °C1) Vz [cm]
33,0 32,6 32,2 31,8 31,3 30,9 30,5 ≤ 30,1
100 95 90 85 80 75 70 ≤ 65
15 15 15 15 15 15
2
AFmax. [m2]
θV,des = 50 °C Vz [cm]
AFmax. [m2]
θV,des = 45 °C Vz [cm]
AFmax. [m2]
16,5 19,0 21,0 21,0 21,0 21,0
15 15 15 15 15 15
6,0 8,5 11,0 13,5 16,0 18,0
15 15
8,0 11,0
De opgaven in deze ontwerptabellen zijn gebaseerd op de volgende basisgegevens: Rλ, ins = 0,75 m2K/W, θu = 20 °C, betonvloer 130 mm, spreiding = 3-30 K, max. verwarmingcircuitlengte = 150 m max. drukverlies per verwarmingcircuit inclusief 2 x 5 m aansluitleiding Δp max = 250 mbar Bij andere aanvoertemperaturen, warmtegeleidingsweerstanden of basisgegevens dienen de ontwerptabellen te worden gebruikt. 1 ) Max. temperatuurbelasting van de droge dekvloerplaten inachtnemen. Zie fabrikantendocumentatie.
30
TI DROOGBOUWSYSTEEM SICCUS 03/2007
Siccus ontwerptabellen voor lastverdeellaag cementdekvloer met KB 650 N: nominale dikte 30 mm, warmtegeleidbaarheid 1,2 W/mK Ontwerptabel, θi = 20 °C , Rλ,B = 0,15 m2K/W
θF,m [°C]
qdes [W/m ]
θV,des = 53,9 °C1) Vz [cm] AFmax. [m2]
29,0 28,6 28,2 27,8 27,3 26,9 26,5 26,1 25,7 25,2 24,8 24,4 ≤ 23,9
100 95 90 85 80 75 70 65 60 55 50 45 ≤ 40
15 15 15 15 22,5 22,5 22,5 30 30 30 30 30
2
6,0 9,0 11,5 14,5 13,0 17,0 21,0 14,5 21,0 28,0 34,5 42,0
θV,des = 50 °C Vz [cm]
AFmax. [m2]
θV,des = 45 °C Vz [cm]
AFmax. [m2]
15 15 15 15 22,5 22,5 22,5 30 30 30
5,5 8,5 12,0 15,0 14,0 18,5 23,0 19,0 26,5 34,0
15 15 15 15 22,5 22,5 30
6,0 10,0 14,0 17,0 18,5 24,0 22,0
Ontwerptabel voor badkamers, θi = 24 °C , Rλ,B = 0,02 m2K/W
θF,m [°C]
qdes [W/m2]
θV,des = 53,9 °C1) Vz [cm] AFmax. [m2]
θV,des = 50 °C Vz [cm]
AFmax. [m2]
θV,des = 45 °C Vz [cm]
AFmax. [m2]
33,0 32,6 32,2 31,8 31,3 30,9 30,5 ≤ 30,1
100 95 90 85 80 75 70 ≤ 65
15 15 15 15 15 15 15
15 15 15 15 15 15 15
15,0 16,5 18,0 19,5 21,0 21,0 21,0
15 15 15 15 15 15 15
9,0 11,0 12,5 14,0 15,5 17,0 19,0
18,5 20,0 21,0 21,0 21,0 21,0 21,0
De opgaven in deze ontwerptabellen zijn gebaseerd op de volgende basisgegevens: Rλ, ins = 0,75 m2K/W, θu = 20 °C, betonvloer 130 mm, spreiding = 3-30 K, max. verwarmingcircuitlengte = 150 m max. drukverlies per verwarmingcircuit inclusief 2 x 5 m aansluitleiding Δp max = 250 mbar Bij andere aanvoertemperaturen, warmtegeleidingsweerstanden of basisgegevens dienen de ontwerptabellen te worden gebruikt. 1) Bij θV, des > 53,9 °C wordt de grenswarmtestroomdichtheid en dus de vloeroppervlaktemperatuur van 29 °C dan wel voor de ontwerptabelbadkamers 33 °C overschreden.
TI DROOGBOUWSYSTEEM SICCUS 03/2007
31
6.5. Ontwerpdiagrammen Ontwerpdiagrammen voor Uponor Siccus met lastverdeellaag droge dekvloer (sü = 25 mm met λü = 0,28 W/mK)
Grenscurve randzone Va
160
30
35
K 40
14
K
180 15
152)
11
10
9
8 7
6 5 4
25
120
15
K
Grenscurve verblijfszone Va 151)
Va 22,5
80 Va 30Ł
60
10 K
40
ΔθH = θH
20
– θi = 5
K
15 Va
22 Va
0,05
,5
30
0
Va
0
0,10
Vz cm 15 22,5 30
q˙ N W/m2 90,8 81,1 70,1
ΔθN K 21,7 25,0 30,9
0,15 1) 2)
32
K
1
Warmtegeleidingsweerstand R,B in [m2 K/W]
Max. temperatuurbelasting van de droge dekvloerplaten inachtnemen.
2
20
100
3 Aanwijzing: volgens DIN EN 1264 zijn bij de bepaling van de ontwerpaanvoertemperatuur badkamers, douches, WC en dergelijke uitgesloten. De grenscurven mogen niet worden overschreden. De ontwerpaanvoertemperatuur mag maximaal de waarde: θV, des = ΔθH, g + θi + 2,5 K aannemen. ΔθH, g ontstaat uit de grenscurve verblijfszone tot de kleinste installatie afstand.
K
140
Warmtestroomdichtheid q in [W/m2]
Vloerovertemperatuur (θF, m – θi) in [K]
13
12
K
Grenscurve geldt voor θi 20 °C en θF, max 29 °C evenals voor θi 24 °C en θF, max 33 °C Grenscurve geldt voor θi 20 °C en θF, max 35 °C
TI DROOGBOUWSYSTEEM SICCUS 03/2007
Ontwerpdiagram voor Uponor Siccus met lastverdeellaag cementdekvloer (sü = 30 mm mit λü = 1,2 W/mK) 180
40
35
K
K
15
14
30
160
11
10
9
8 7
6 5 4
25
120
20
K
15
K
100 Grenscurve verblijfszone Va 151)
Va 22,5
80 Va 30Ł
60
10 K
40
3 2
K
140
Warmtestroomdichtheid q in [W/m2]
Vloerovertemperatuur (θF, m – θi) in [K]
13
12
K
Grenscurve randzone Va 152)
ΔθH = θH
20
– θi = 5
K
1
30
0
Va
0
Warmtegeleidingsweerstand R,B in [m2 K/W]
Aanwijzing: volgens DIN EN 1264 zijn bij de bepaling van de ontwerpaanvoertemperatuur badkamers, douches, WC en dergelijke uitgesloten. De grenscurven mogen niet worden overschreden. De ontwerpaanvoertemperatuur mag maximaal de waarde: θV, des = ΔθH, g + θi + 2,5 K aannemen. ΔθH, g ontstaat uit de grenscurve verblijfszone tot de kleinste installatie afstand.
2,5
Va
2 Va
15
0,05
0,10
Vz cm 15 22,5 30
q˙ N W/m2 93,1 81,8 69,5
ΔθN K 14,3 16,1 19,8
0,15 1) 2)
TI DROOGBOUWSYSTEEM SICCUS 03/2007
Grenscurve geldt voor θi 20 °C en θF, max 29 °C evenals voor θi 24 °C en θF, max 33 °C Grenscurve geldt voor θi 20 °C en θF, max 35 °C
33
6.6 Drukverliesdiagrammen a Rohr 14x2 a PE-X Velt nor Upo
400
Diagram 6A Het drukverschil in de Uponor Velta PE-Xa leiding wordt aan de hand van het diagram bepaald.
mm DIN 4
726
300 200
20
s m/
. Massastroom m in [kg/h]
1
/s
0,
5m
30
s
0,1
m/
40
s
s m/
0,2
50
m/
60
2m
0,3
x 14
0,4
m
80
s m/ s 0,6 m/
0,5
100
Medium: water 10 0,1 0,01
0,2 0,02
0,3 0,03
0,5 0,05
1 0,1
2 0,2
3 0,3
4 5 6 7 8 9 0,4 0,5
[mbar/m] [kPa/m]
Drukverlies R
Diagram 6B Bepaling van de afsluitervoorinstelling (aantal omwentelingen) voor fijninregelafsluiters in de Uponor verdeler.
RL VL
20
60
6 5 4
11
40
7
5O
50
8
6
mw e
80
3
10
30
2
9
20
8
10
1 0,8
8
Medium: water
6
0,6 0,5
5 10
20
30
40 50 60
80 100
200
300 400 500
700
[kPa]
Drukverlies Δp in [mbar]
10
nte l
4
100
ing
3
en
200
1000
Massastroom m in [kg/h]
34
TI DROOGBOUWSYSTEEM SICCUS 03/2007
500
50
400
40
300
30
2,5
2
Diagram 6D Voor de hydraulische afstelling en/of voor de afsluiting van de Uponor verdelers worden de Uponor verdeler afsluiters gebruikt. Met het diagram wordt de afsluitervoorinstelling bepaald en met de indicatiering gemarkeerd.
20
5 6
4
3
200
10
80
8
60
6
7
50
5
40
4
30
3
20
2
Medium: water 1
10 100
200
300
500
1000
2000
[kPa]
Drukverlies Δp in [mbar]
8
100
3000
Massastroom m in [kg/h]
500
50
400
40
300
30
200
20
Ontwerpvoorstel
10
60
6
50
5
40
4
30
2,5
8
1,5
80
QN
3
2
20
Medium: water 1
10 100
200
300
500
1000
2000
3000
[kPa]
Drukverlies Δp in [mbar]
100
QN
Diagram 6E De bepaling van het drukverlies voor de Uponor Pollux warmtemeter Pollucom 1,5 dan wel 2,5 wordt aan de hand van het diagram vastgesteld.
5000
Massastroom m in [kg/h]
TI DROOGBOUWSYSTEEM SICCUS 03/2007
35
kvs 2,5 kvs 4 kvs 6,3 kvs 8
Diagram 6G Drukverlies van de verdelerafsluiter in het ruimteregelstation RS. Bepaling van de afsluitervoorinstelling (aantal omwentelingen) voor de verdelerafsluiter.
15 5/Z
RS -K
25
RS -K
10 20
ER S1
30
ER S1
0/Z
40
ZR S2
50
5/Z
RS 1
60
RS 1
0/Z
80
5/Z
RS -K
100
ER S7
max. drukverschil boven het ventiel ΔpV 1 bar 1 bar 1 bar 1 bar
6,3 8 m3/h
4,0
200
Drukverlies Δp in [mbar]
Typ
kvs = 2,5
300
Medium: water 10 100
200
300
500
1000
2000
3000
5000
10000
Massastroom m in [kg/h]
300
Omwentelingen
0,5
1
1,5
2
3 4
200
Drukverlies Δp in [mbar]
Diagram 6F De drukverliezen van de Uponor 3-wegmengventielen, die zich in de Uponor regelstations ZRS, ZRS-K en ERS bevinden, worden aan de hand van het diagram vastgesteld. De drukverliezen van de in de regelstations ZRS, ZRS-K en ERS gebruikte leidingen zijn te verwaarlozen.
100 80 60 50 40 30
20
Medium: water 10 10
20
30
50
100
200
300
500
1000
Massastroom m in [kg/h]
36
TI DROOGBOUWSYSTEEM SICCUS 03/2007
Opvoerhoogte H in [m]
1,2
0,8
Transportstroom Q in
Medium: water regelstation RS 2
0,4
0 0
0,1
0,2
0,3
0,4
0,5
0,6
0,7
0,8
0,9
[m3/h]
6 5
Medium: water
4
ALPHA + 25-60
3
Transportstroom Q in
2 1 0 0
0,4
0,8
1,2
1,6
2,0
2,4
2,8
3,2
3,6
4,0
[m3/h]
Proportionele druk Opvoerhoogte H in [m]
Diagram 6I De opvoerhoogte van de in de Uponor stations ZRS, ZRS-K 10/15/25 en ERS 7/10/15 ingebouwde circulatiepomp ALPHA + 25-60 dan wel UPE 25-80 wordt voor de proportionele drukinstelling aan de hand van het diagram bepaald. Voor het ontwerp staat het gehele donker gearceerde karakteristiekenveld ter beschikking.
Opvoerhoogte H in [m]
Diagram 6H De opvoerhoogte van de in het ruimteregelstation RS 2 ingebouwde pomp UP 15-14 B wordt aan de hand van het diagram vastgesteld.
7 6
max.
Medium: water
5 4
UPE 25 -60
3
Transportstroom Q in
2 1
min.
0 0
0,5
1,0
1,5
2,0
2,5
3,0
3,5
4,0
4,5
[m3/h]
Opvoerhoogte H in [m]
Proportionele druk 9 8
max.
7
Medium: water
6 5
UPE 25 - 80
4
Transportstroom Q in
3 2 1
min.
0
TI DROOGBOUWSYSTEEM SICCUS 03/2007
0
2
4
6
8
10
12
14
[m3/h]
37
7 Technische gegevens Uponor Velta PE-Xa leiding 14 x 2 mm Leidingafmeting Materiaal Kleur Productie Zuurstofdiffusiedichtheid Dichtheid Warmtegeleidbaarheid Lineaire expansiecoëfficiënt Kristallietsmelttemperatuur Bouwmaterialenklasse Minimale buigradius Leidingruwheid Waterinhoud Leidingaanduiding
Maximale continu bedrijfsdruk (water 20 °C) Maximale continu bedrijfsdruk (water 70 °C) Inzetbereik verwarming Kortstondige bedrijfstemperatuur DIN-registratienummer Leidingverbindingen Optimale montagetemperatuur Vrijgegeven watertoevoeging UV-bescherming
14 x 2 mm PE-Xa natuurkleurig met zwart/rode lengtestrepen volgens DIN 16892/4729 volgens DIN 4726 0,938 g/cm3 0,35 W/mK bij 20 °C 1,4x10-4 1/K, bij 100 °C 2,05x10-4 1/K 133 °C B2 70 mm 0,007 mm 0,079 l/m [Lopende meteropgave] m < Velta PE-Xa 14 x 2.0 Zuurstofdicht volgens DIN 4726 EN ISO 15875 class 4/5 / 10 bar [DIN-gekeurd logo] 3V210 PE-X KOMO vloerverw en KOMO CV 6 bar ATG 2399 ÖNORM B 5153 GEKEURD [Fabriekslogo] [Materiaal/Machine/Productie/Datumcode] 20,4 bar (veiligheidsfactor ≥ 1,5) 11,8 bar (veiligheidsfactor ≥ 1,5) 90 °C/6 bar 110 °C 3V210 PE-X verbindingskoppelingen en klemkoppelingen type Uponor 14 x 2 ≥ 0 °C Uponor antivriesmiddel GNF materiaalklasse 3 volgens. DIN 1988 Deel 4) lichtdicht karton (resterende rol moet in de kartonnen doos worden opgeslagen )
Mechanische en fysische eigenschappen basisleiding PE-Xa Trekvastheid Breukgrens Breukrek E-module (secans) in trekproef bij 100 % minimaal en 1 % rek Slagvastheid Bestendigheid tegen spanningsbreuken Wateropname Vernettingsgraad EAK-afvalsleutel
38
bij 20 °C 19-26 N/mm2 bij 20 °C 25-30 N/mm2 bij 20 °C 350-550 % bij 100 °C 500-700 % bij 0 °C 1000-1400 N/mm2 bij 20 °C 800-900 N/mm2 bij 80 °C 300-350 N/mm2 bij 20 °C zonder breuk bij 100 °C zonder breuk > 20.000 h zonder breuk 0,01 mg(4d) ≥ 70 % 120105
TI DROOGBOUWSYSTEEM SICCUS 03/2007
Uponor Siccus element ND 11 Materiaal (montage element, warmtegeleidingslamel, leiding) Maximale verkeersbelasting Warmtegeleidingsweerstand montage element Installatie afstanden Minimale opbouwhoogte Systeemsoort Lastverdeellaag DIN registernr.
ND 30-2
polystyreen, aluminium, PE-Xa 7,5 kN/m2 0,622 m2K/W Vz 15, Vz 22,5, Vz 30 50 mm droogsysteem droge of natte dekvloer 7F008 natte dekvloer 7F009 droge dekvloer 7F148 sportvloer 7F199 Siccus ST
Uponor Compact verdeler
RL VL
Materiaal Maximale bedrijfsdruk Maximale bedrijfstemperatuur Maximale testdruk Maximale massastroom Kvs-waarde aanvoer- en retourafsluiters Instelbare thermische aandrijvingen Leverbare grootten
TI DROOGBOUWSYSTEEM SICCUS 03/2007
glasvezel versterkt polyamide met messing tussenlagen 6 bar 60 °C 6 bar (10 bar met Uponor steunklemmen) voor mantelbuiscompensatoren 3,5 m3/h 1,2 m3/h TA 230, TA 24, TR-D12, DDC 3 – 10 verwarmingcircuitaansluitingen
39
8 Aanbestedingsteksten Voorafgaande opmerking/ systeembeschrijving Voorafgaande opmerking Het Siccus droogbouwsysteem volgens DIN EN 1264 (vloerverwarming, systemen en componenten) is volgens DIN gekeurd, reg. nr. 7F008 dan wel 7F009, 7F148 dan wel 7F199. De prestatiegegevens zijn met het oog op de variabele topvloerbekledingen gebaseerd op de maximaal toegestane waarde voor vloerbedekkingen van 0,15 m2K/W. De systeemcomponenten van het Siccus systeem voldoen aan de volgende normen: basisleiding VPE-a volgens procédé Engel, hoge druk vernet, DIN-reg. nr. 3V210 PE-X (14 x 2 mm): DIN 16892 en 4729 zuurstofdiffusiedicht volgens DIN 4726 Siccus montage element: DIN EN 13163/64 Uponor afdekfolie, Uponor kunstharsemulsie LB 650 N: DIN 18560 Uponor RG randisolatiestroken: DIN 18560, Deel 2, en 4102 Voorwaarde voor de inbouw van Siccus is, dat de ondergrond voldoet aan de DIN 18207 en - voor zover vereist de maatregelen volgens DIN 18195 zijn uitgevoerd. Systeembeschrijving Warmwatervloerverwarming als drooginstallatiesysteem met verschillende leiding afstanden voor individuele leidingaanpassing, verwarmingsniveau bestaande uit slechts drie componenten: groot 1,25 m2 leidingdraagelement met omega-profielen aluminium geleidelamellen voor de fixatie van de verwarmingsleidingen met breukplekken voor installatie zonder gereedschappen PE-Xa verwarmingsleiding 14 x 2 mm, zuurstofdiffusiedicht volgens DIN 4726, DIN-reg.nr. 3V210 PE-X Voor lastverdeellagen van droge dekvloerplaten of cement / anhydriet dekvloeren. Maattoleranties van de ruwe vloer volgens DIN 18202, tabel 2 en 3. Tabel 3 min. regel 4 voor droge dekvloer, regel 3 voor cement of anhydriet dekvloer. Vloeroppervlaktemperaturen in wamtefysiologisch toegestane zones, voor het aanbrengen van topvloeren met een maximale warmtegeleidingsweerstand van 0,15 m2K/W. Met Uponor aansprakelijkheidsverklaring: 10-jarige, onherroepelijke, uitgebreide productaansprakelijkheid voor materiële- en vervolgschade, onafhankelijk van de looptijd van de verzekeringsovereenkomst, bij gebruik van alle voorgeschreven Uponor systeemcomponenten.
40
TI DROOGBOUWSYSTEEM SICCUS 03/2007
Artikelbenaming
Aantal
Eenheid
Eenheids- Totale prijs ¤ prijs ¤
Vloerverwarmingsoppervlak
m2
Belastingsfactorsysteem Siccus
Fu ßb od en he iz un g
Fu ßb od en he iz un g
Fu ßb od en he iz un g
Siccus voor individuele prestatie aanpassing, vloeroppervlaktemperaturen in warmtefysiologisch toegestane zone, voor het aanbrengen van topvloeren met een maximale warmtegeleidingsweerstand van 0,15 m2K/W, bestaande uit: Uponor leiding PEX 110 PE-Xa, van hoge druk vernet polyethyleen volgens procédé Engel, leiding volgens DIN 16892 en DIN 4729, zuurstofdiffusiedicht volgens DIN 4726, DIN-reg.nr. 3V210 PE-X Siccus montage element PS 30 WD Siccus warmtegeleidingslamel Uponor polyethyleenfolie PE-type 200 Uponor FB-randisolatiestrook 150 mm hoog middenafstand leiding afmeting
: 15 cm : 14 x 2 mm
fabrikant type art. nr.
: Uponor : Siccus : 4170915 m2
Fu ßb od en he iz un g
Belastingsfactorsysteem Vermogen als boven, echter;
Fu ßb od un
iz
he
en g
Fu ßb od en he iz un g
middenafstand leiding afmeting
: 22,5 cm : 14 x 2 mm
fabrikant type art.nr.
: Uponor : Siccus : 4170922 m2
ßb
Fu od en he iz un g
Belastingsfactorsysteem Vermogen als boven, echter;
Fu ßb od en he iz un g
Fu ßb od en un
iz
he g
middenafstand leiding afmeting
: 30 cm : 14 x 2 mm
fabrikant type art.nr.
: Uponor : Siccus : 4170930
TI DROOGBOUWSYSTEEM SICCUS 03/2007
41
Artikelbenaming
Aantal
Aansluitleidingen Fu
ßb
od
en
he
izu
Eenheid
Eenheids- Totale prijs ¤ prijs ¤
m
ng
voor de aansluiting van de verwarmde vloeroppervlakken, bestaande uit: Uponor leiding PEX 110 PE-Xa, van hoge druk vernet polyethyleen volgens procédé Engel, leiding volgens DIN 16892 en DIN 4729, zuurstofdiffusiedicht volgens DIN 4726, DIN-registratienummer 3V210 PE-X Siccus montage element PS 30 WD Siccus warmtegeleidingslamel Uponor polyethyleenfolie PE type 200 Uponor FB-randisolatiestrook 150 mm hoog afmeting
: 14 x 2 mm
fabrikant type art.nr.
: Uponor : Siccus : 4170914 m2
Vulisolatie Fu
ßb
od
en
he
izu
ng
als egalisatie voor oppervlakken zonder vloerverwarming, bestaande uit: Siccus montage element PS 30 WD Uponor polyethyleenfolie PE type 200 Uponor FB-randisolatiestrook 150 mm hoog fabrikant type art.nr.
42
: Uponor : Siccus : 4170913
TI DROOGBOUWSYSTEEM SICCUS 03/2007
Uponor - partner, pionier en marktleider De mogelijkheden van Uponor zijn omvangrijk. Deze reiken van vloerverwarming via drinkwaterinstallaties, radiatoraansluitingen tot aan concepten voor de civiele techniek en de milieu- en gemeentelijke techniek. Sinds de oprichting in Finland in 1965 heeft Uponor met nieuwe ontwikkelingen maatstaven aangelegd en deze voortdurend verder ontwikkeld. Ook u kunt in de toekomst op ons prestatievermogen in de drie bedrijfssectoren verwarmen/koelen, installatiesystemen en infrastructuur rekenen. Een nieuwe structurering, die tegelijk een unieke meerwaarde inhoudt – in het voordeel van onze klanten. Uponor. Simply more.
1022671– 03/07 – Wijzigingen, druk-en zetfouten voorbehouden
uw partner in klimaattechniek
Nathan Import/Export B.V. Postbus 1008 6920 BA Duiven Nederland T +31 (0)26-445 98 45 F +31 (0)26-445 93 73 E
[email protected] W www.nathan.nl Nathan Import/Export N.V.-S.A. Lozenberg 4 1932 Zaventem België T +32 (0)2 721 15 70 F +32 (0)2 725 35 53 E
[email protected] W www.nathan.be
Uponor Central Europe
Uponor GmbH Hans-Böckler-Ring 41 22851 Norderstedt Germany T +49 (0)40 30 986-0 F +49 (0)40 30 986-433 W www.heizen-kuehlen.uponor.de E
[email protected]
www.uponor.nl