107
HOOFDSTUK 9
‘Klein Turkije’ (1944-1945) We verhuizen met het kersverse gezinnetje Mieras mee naar het Krimpen van 1944 en gaan daar een lange geschiedenis tegemoet. De verleiding is groot om naar compleetheid te streven. Maar ongelimiteerde ruimte om er alles van op te schrijven biedt het tweede deel van dit boek niet. Het zullen slechts punten zijn, laten we er herkenningspunten van maken. Krimpense kruimels, die we door de volgende hoofdstukken strooien. De naam Krimpen kan te maken hebben met het ‘krimpen’ (samentrekken) van de rivieren. Of met het ‘krimpen’ van het land: het land wordt smaller op de plaats waar Lek en IJssel samenvloeien. Of het ziet op de zalm- en kabeljauwvangsten in vroeger eeuwen: ‘krimpzalm’ en ‘krimpkabeljauw’ staan bekend als ‘verse’ zalm en ‘verse’ kabeljauw. Zekerheid daarover kan ik u niet geven. Wel dat aan de mond van de IJssel het plekje grond ligt waar de ‘êêrpelkappers’ neerstreken: dat nog vele jaren Krimpen aan den IJssel zal heten. ‘Turken’ Een lintbebouwing langs de dijk, meer was het oude Krimpen niet; een dorp zonder kern. Een land van arbeiders, die werkten van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat, en als ze pech hadden - en dat hadden ze - nog langer. Twee polders: Kortland en Langeland. In 1855 maakte de derde polder Krimpen compleet: de Stormpolder. Toen kon nog niemand vermoeden dat hier ooit zeeschepen zouden worden gebouwd en constructiewerken en bruggen van wereldfaam gefabriceerd. Maar gezien de fantastische bereikbaarheid, de unieke ligging bij het samenstromen van Lek en IJssel, was dat logisch: ideaal voor het vestigen van allerhande industrie. Daar ontstonden scheepswerven en steenfabrieken, touwslagerijen en rietmattenmakerijen.
108
‘Klein Turkije’
De IJsseldijkkerk, die in 1866 in gebruik werd genomen.
De immer groeiende groep arbeiders woonde in de Steenbakkersstraat, de Kortlandstraat, de IJsselstraat, de Tuinstraat en de Waalstraat. Die ploeteraars werden ook wel ‘turken’ genoemd, niet vanwege de massa-emigratie, maar omdat ze op de belangrijke koolteerfabriek werkten en ’s avonds ‘zo zwart als een Turk’ thuiskwamen. Krimpen had voetveren bij het Veerpad en de Stormpolder. De boot naar het naburige Rotterdam heette de Lotus. De scheepswerf Van der Giessen had een eigen veerdienst naar Capelle. Bij het oude centrum voer het pontveer van Van der Ruit, dat door het toenemende verkeer meer een belemmering dan een oplossing was. Concrete plannen voor een nieuwe brug verdwenen na de eerste oorlogsdagen de kast weer in, omdat de materialen moesten worden gebruikt om vernielde bruggen te herstellen. Kerk Wie in Krimpen praat over ‘de kerk’ zonder daar een naam bij te voegen, heeft het over de Hervormde Kerk aan de IJsseldijk. Een Waterstaatskerk, karakteristiek, in 1866 in gebruik genomen en voorzien van een fraaie toren die net boven de bomen uitsteekt. Vóór die tijd behoorden Krimpenaren kerkelijk onder Ouderkerk aan den IJssel; waarheidsgetrouwen moesten zo’n zes kilometer lopen over een met zand en grint verharde dijk.78
1944-1945
109
In de IJsseldijkkerk was in 1890 de Schoonhovense kandidaat Pieter van Willenswaard predikant geworden, die er 37 jaar, tot zijn emeritaat in 1927, zou blijven. Onder diens prediking waren allerlei problemen gerezen, ook en vooral over het Heilig Avondmaal, waardoor voortdurend brandstof werd aangedragen voor conflicten, die bij zijn afscheid in nog meer hevigheid gingen ontvlammen. Gemeente en kerkenraad waren grotelijks verdeeld. Hierbij pakte ongunstig uit dat Krimpen zich steeds verder van het kerkgebouw uitbreidde, richting Stormpolder, Tuinstraat, Steenbakkersstraat en Kortlandstraat. Plannen om daar een wijkgebouw neer te zetten en een degelijke godsdienstonderwijzer te stationeren haalden het niet. Vooral ook omdat daar net een Vrije Evangelisatie was gesticht, die diensten hield in het verenigingsgebouw van de socialisten in de Tuinstraat. Evangelisatie De Vrije Evangelisatie was een interkerkelijk gezelschap, dat jaar na jaar steeds meer Oud Gereformeerd zou gaan kleuren. De vrije dominee van Kralingseveer, Arie van Zon, leidde er op 19 mei 1927 de eerste dienst en was er een halfjaar de grote man. De toeloop bij de diensten, elke zondag en elke dinsdag, was ongekend groot, met als logisch gevolg dat de mensen al vóór de jaarwisseling uitzagen naar een eigen kerkgebouw: het was geen prettig idee om steeds in de handen van de socialisten te moeten vallen. Bestuursleden waren T. Terlouw, Adr. Twigt, J. van Houselt en A. Prins. Deze mannen kochten voor 950 gulden een kavel grond aan de Noorderstraat, gaven architect D. Burger opdracht om een bouwplan te maken en zetten de kerkbouw in februari 1928 in gang. De kosten waren aanvankelijk boven de begroting, maar door de kerk in te korten van 20 naar 17 meter daalden die tot 10.250 gulden, wat toen overigens nog heel veel geld was. Op 12 juli namen de sprekers Vroegindeweij en Van ’t Hoog het nieuwe gebouw in gebruik. Ds. Boone bediende er op Het Verenigingsgebouw van de 20 november voor het eerst de Doop. SDAP (1927). De Vrije Evangelisatie Een oog- en oorgetuige rapporteerde: gebruikte het als kerkruimte van ‘Jongeren en ouderen werden niet 19 mei 1927 tot 12 juli 1928. meer op de plaatsen der ijdelheid
110
‘Klein Turkije’
Fijne Ik zat eens in de trein en toen zat daar een meneer voor me, die zijn tas opendeed, er een pakje boterhammen uithaalde en ging eten. Hij was even bezig en ik zei: ‘Meneer, bent u niets vergeten?’ Hij vroeg: ‘Wat bedoelt u?’ Ik zei: ‘Ik zat u zo te bekijken en dacht: die meneer vergeet om een gebedje te doen voor z’n eten.’ Hij zei: ‘Welnee, dat ben ik niet vergeten, dat doe ik nooit, want dat brood daar heb ik toch voor gewerkt, dat is het mijne.’ Ik zei: ‘Is ’t waar, man? Maar waar hebt u dan de kracht vandaan gehaald, dat u ervoor hebt kunnen werken? Want er zijn er honderdduizenden in het land die er graag voor willen werken, maar die dat niet kunnen omdat hun de kracht wordt onthouden. En waar hebt u dan de kracht vandaan?’ Hij zei: ‘U bent zeker een fijne?’ Ik zei: ‘Welnee man, ik ben zo grof, dat ik dat de meeste tijd niet eens kan uitdrukken, maar ik hoop toch te weten, dat het God van de hemel is, in Christus, Welke spijzigt en verzadigt. En als we nu de hand van God eens in onze bete brood mogen proeven, dan kunnen we proeven dat God goed is voor een slecht mens.’ Hij zei: ‘Ik zit om jouw preek helemaal niet verlegen.’
Paradox Ze kunnen me in het holst van de nacht wel wakker roepen en zeggen: ‘Mieras, vertel je bekering eens.’ Daar heb ik helemaal geen moeite mee. Maar dan gebeurt dat uit een geheiligde wetenschap. Pleun Kleijn - ik heb hem zeer goed gekend - zat eens op een gezelschap in Rotterdam en de gesprekken vlotten niet zo. Toen zei iemand tegen Pleun Kleijn: ‘Pleun, vertel je bekering eens, dan horen we tenminste nog wát.’’ Toen zei Pleun en hij was eerlijk: ‘Dat kan ik wel doen, en als ik dat doe dan lieg ik niet, maar ik zeg ook geen waarheid.’ U zult zeggen: dat is een paradox. Maar toch is dat zo niet. Uit een geheiligde wetenschap kon hij gerust zijn bekering vertellen, dan kwam hij niet te liegen, maar hij zei alleen de waarheid als hij God bedoelde. Nu kan een mens uit een geheiligde wetenschap God niet bedoelen en de ere Gods niet bedoelen; dat kan alleen uit een dadelijk beoefend geloof. Daar moet God Zelf in mee- en overkomen. Daarom heb ik zo menig keer gezegd: ‘Bekeerd worden is een doorgaand werk, tot den einde toe.
1944-1945
111
gezien, maar onder de waarheid. Steeds zag men nieuwe gezichten. Ja, de kerkdiensten kwamen tegemoet aan de grote behoeften. Het was aangrijpend als men zag hoe het rijk des satans van voetbal en dans werd verstoord. God sprak in het midden van het zogenaamde ‘‘Klein Turkije’’. Er woei een onweerstaanbare wind des Geestes, welke grote dingen kwam te doen.’79 Voorgangers De voorgangers: enkele namen heb ik al genoemd. Laat ik eens wat andere predikers opsommen en gerubriceerd in hokjes plaatsen. Uit de Hervormde Kerk spraken er de godsdienstonderwijzers J. Vroegindeweij uit Middelharnis, H.J. Schoonderbeek uit Ermelo en H. Brink uit Vriezenveen. En niet te vergeten de befaamde dominee J.H. Koster te Montfoort. Uit de Boone-gemeenten beklommen alle sprekers de stoel: W.H. Blaak uit Sint-Philipsland, J. Vijverberg uit Rhenen, P. Beekman uit Ederveen, E.J. Ariesen uit Overberg en P. Kolijn uit Oostburg. Ook preekten er de federatiemannen C. den Hertog uit Ter Aa, J. van ’t Hoog uit Papendrecht, N. van de Kraats uit Den Helder, C. Zwaan van Opperdoes en A. Spijkhoven uit Driebergen. En ook enkele zelfstandige en vrije voorgangers: J. Bisschop uit Rouveen, E. Wijnne te Oldebroek, W. Baaij uit Tholen, C. Spreeuwenberg en last-butnot-least ds. B. Toes uit IJsselmonde. Een gemêleerd gezelschap uit diverse geloofsgemeenschappen: een ongekende en aanhoudende weelde.80 Zo ging het jaar na jaar, waarbij het aantal diensten van Ariesen er ruim uitsprong; hij leidde aanvankelijk ook de catechisaties. En ds. Boone bleef als enige de sacramenten bedienen. Op 13 mei 1931 preekte ds. G.H. Kersten er een keer. Dat optreden was een eenmalig gebeuren, misschien een verkenning, hoewel hij en zijn ambtgenoten steeds hartelijk werden uitgenodigd. Maar die gingen niet voor buiten het eigen kerkverband.81
Bestuurslid T. Terlouw.
Instituering Eind 1932 overleed bestuurslid Terlouw. ‘De algemeen geziene en beminde, zowel in de gemeenschap als daarbuiten. Er heerste grote verslagenheid. De man die in leer en leven een toonbeeld was van godsvreze. Als hij uit de consistorie kwam om een preek voor te
112
‘Klein Turkije’
lezen, ging er een ontroering door de kerk. O, dat opdragen in zijn gebed; zijn bedelend, kinderlijk maar toch doordringend gebed. Onder grote belangstelling werd hij ter aarde besteld.’82 Kort erna, oudejaarsavond, stond opvolger Arie J. Luyt voor het eerst voor de lessenaar. Een halfjaar later kreeg M. van der Blom zitting in het bestuur. Helaas moesten drie andere bestuursleden hun functie neerleggen, zodat Luyt en Van der Blom jarenlang, tot 1939, samen als bestuursleden overbleven. Een nieuw probleem was dat Van der Scriba Van der Blom onder de Blom tijdens de mobilisatie ’s lands wapenen. wapenrok moest dragen, zodat Luyt er toen alléén voor stond. Na een opmerkelijke gebedsverhoring werd het hart van Leendert Kreuk geneigd om hem te helpen de Evangelisatie te dienen. De vrije dominee Toes leidde sinds 1941 de catechisaties, ging elke maand voor in een weekdienst, deed er huis- en ziekenbezoek en leidde de begrafenissen. En ds. Blaak had eind 1934 het werk van ds. Boone overgenomen. In het voorjaar van 1943 gaf die aan dat hij zich vanwege zijn leeftijd en drukke werkzaamheden meer en meer tot de eigen gemeenten moest gaan beperken. ‘Blom, ik preek hier vanavond afscheid.’ Zijn boodschap was duidelijk: het werd tijd voor aansluiting. Het voordeel: ‘Wanneer Krimpen tot het kerkverband zou toetreden, gaf dit voor Krimpen plichten maar ook rechten. In de eerste plaats naast ds. Blaak op ds. Mieras en ds. Van de Gruiter, en ook op de voorgangers de heren Vijverberg en Kolijn.’ Ander voordeel was dat ds. Toes zijn consulentenwerk mocht blijven doen. En trouwens, aansluiten bij ds. Boone was altijd al de bedoeling geweest. Vooral ook omdat Terlouw en diens vrouw al lidmaten waren van een van diens gemeenten. ‘Zij hadden steeds voor ogen gehad, als ze nog eens met de gemeente aansloten, dit te doen in het verband van ds. Boone, zijnde daar de waarheid bovenal.’83 Maar door Terlouws plotselinge overlijden was het er gewoon niet eerder van gekomen. Het huidige bestuur vond aansluiten een goed plan en op 14 mei gingen ook de leden akkoord. De drie bestuursleden, Luyt, Kreuk en Van der Blom werden tot ouderling gekozen en de vrienden A.N. Buijs en
1944-1945
113
C. Heuvelman tot diaken. Ds. Toes, die ook aanwezig was, eindigde met dankgebed. Bewonderenswaardig is de plaats van deze opzettelijk vrije dominee, die het vrije Krimpen altijd trouw geholpen heeft, die zelf vrij wilde blijven, maar Krimpen met alle beleefdheid, achting en overige egards begeleidde naar het kerkverband. Kerkverband Ds. Blaak institueerde de gemeente en bevestigde de kerkenraadsleden in hun bediening. Luyt werd voorzitter en Van der Blom scriba. En op de Echtpaar Kreuk. classisvergadering van 1 september, gehouden te Nieuw-Beijerland, kreeg Krimpen aan den IJssel een plaats in het kerkverband. Die toetreding was alleen een mededeling; er werd niet gestemd, niet gefeliciteerd, niet toegezongen, maar ze waren er welkom en de scriba legde dat vast: ‘Krimpen aan den IJssel is overgekomen tot onze gemeenten, heeft al jaren met ons meegeleefd, doch is nu aangesloten en overgenomen, waar door Ds. Blaak meer dan honderd leden bevestigd zijn.’ En iedereen vond het goed.84 Groot voordeel van de aansluiting was dat Krimpen kon gaan beroepen en dat deden de mensen dan ook maar direct. De kerkenraad zette ds. Blaak en ds. Mieras op een tweetal en de leden kozen op 1 april 1944 voor de jongste: de beroepsbrief ging naar Axel.85 U kunt de inhoud van de brief wel een beetje raden: om de andere zondag thuis, alle feestdagen ook, catechiseren en alle mogelijke pastorale bezoeken afleggen. En de andere kant: vrije overkomst, vrije woning en preken op het zakje. Bevestiging en intree Hier komen de lijntjes weer een beetje bij elkaar: het afscheid van Terneuzen en de komst naar Krimpen. Het gebeurde allemaal in dezelfde week. Het pasgetrouwde stel kwam zo goed als zonder bezittingen, zonder pastorie en zonder spulletjes: een huis was nergens beschikbaar. Zes wittebroodsweken? Ongestoord en zorgeloos genieten om aan een gezamenlijk leven te wennen? Huwelijksreis? Marinus en Marie waren er heel blij mee dat de familie De Bode uit de IJsselstraat twee kamers voor hen had willen afstaan. En ook dat de kerkenraad die had laten meubileren.
114
‘Klein Turkije’
Die dinsdag, 6 juni, werd voor kerkelijk Krimpen een wat verlate D-Day of Disembarkation Day (dag van de landing). In de loop van de middag kwamen de twee Mierassen, hartelijk welkom geheten door de voltallige kerkenraad. In een van de tassen zaten hun beider attestaties en ‘een getuigschrift voor zijn bewezen diensten onder dankbetuiging als hun Herder en Leeraar.’ Ondertekend door de ouderlingen De Groen en Pijpeling. En kort erna landde de bevestiger: ds. Willem Blaak! Het verslag van beide diensten hebben we niet uit de krant, niet uit De nieuwe kerk kostte de notulen, maar uit een brief van ruim 10.000 gulden. de Krimpense ‘vrouw Aalbers’ aan haar Amersfoortse zielsvriendin Jannetje van Dijkhuizen. Haar zoon, Jan Aalbers, was sinds 1928 burgemeester van Krimpen en daardoor kreeg ook zijn moeder, de weduwe Machteldje Aalbers-Koerhuis, een gereserveerde zitplaats. Vrouw Aalbers liet het Jannetje precies weten: ‘Donderdagmiddag is ds. Mieras bevestigd door ds. Blaak. Hij had als tekst Joh. 21:15,16 en 17. Hij heeft daar aangenaam uit gesproken. Er was veel volk, propvol. Jan was uitgenodigd en kreeg van het bestuur, en ik ook, een beste zitplaats, zodat ik Ds. goed kon horen. Van wijd en zijd waren ze opgekomen. Ds. Toes ook. Ds. Blaak sprak na het bevestigen ds. Mieras aan en ook heel aardig sprak hij ds. Toes aan. Ook nog een woordje tot Jan. Ds. Blaak had ds. Mieras uit Ps. 134 laten toezingen en ds. Toes had ds. Mieras heel zakelijk toegesproken. ’s Avonds was het zo vol dat de kinderen in de ramen zaten. Het is alles heel stichtelijk gegaan. Ik heb niet ongemakkelijk mogen luisteren: het gaf mij nog aanslag.’ De intreetekst was, net als destijds in Terneuzen, gekozen uit Amos 1:1a. Weer over Amos, de man die onder de veeherders was van Thekóa. Toeloop Ds. Mieras was na zijn intree een paar dagen thuis, maar begon de volgende dinsdag met zijn preektochten, al waren die nu door de centrale ligging van Krimpen wel wat comfortabeler. Dinsdag 13 juni was hij in Den Haag, woensdag in Barneveld en donderdag in Bergambacht. Wel is duidelijk
1944-1945
Ds. B. Toes deed veel consulentenwerk.
115
dat zijn vrouw dan alleen thuis was. Alleen, lang en bijna altijd alleen op haar twee bovenkamers. Zijn komst zorgde voor een aardverschuiving in kerkelijk Krimpen: vreemden uit de hele buurt stonden een uur voor de dienst al voor de deuren en pikten de beste zitplaatsen in. De kerkenraad zorgde er daarom voor dat leden en gezinsleden vaste plaatsen kregen. Ieder moest proberen wat op te schuiven en door enkele creatieve maatregelen kwamen er 42 zitplaatsen bij. Maar dat hielp maar even. Zijn preken waren ordelijk, boeiend, kort en zakelijk, en in herhaling vallen deed hij niet, terwijl hij zonder aantekeningen sprak. Zijn soms wat populaire uitdrukkingen
trokken ook randkerkelijken aan. Op 29 juni was hij in Flipland om ds. Blaak te feliciteren met zijn 50-jarig huwelijk. ’s Middags sprak hij in de kerk de schoolkinderen toe. ‘Hij vertelde hoe hij, lang voordat deze gedenkwaardige dag was aangebroken, werkzaamheden had om hierbij tegenwoordig te zijn. Daar was wel strijd op gevolgd, maar de betekenisvolle woorden ‘Ziet, Mijn knecht’ hadden alle twijfel doen verdwijnen. Hij benadrukte de banden met de jubilaris en sprak diens kinderen ernstig toe. Hij wees hen niet alleen op de hoge ouderdom, maar ook hoeveel hun vader al voor hen gezucht en gebeden had en dat zijn mond, ziende op zijn hoge leeftijd, toch al spoedig gesloten zou kunnen worden. Hij prees Sint-Philipsland gelukkig om zo’n dominee te hebben en spoorde de kerkenraad aan om in liefde met elkaar te leven.’86 Hongerwinter En het was ook nog oorlog! In Krimpen met toentertijd ruim zesduizend mensen, waren de ontberingen net zo groot als in Terneuzen. Onvergetelijk was de oproep voor jonge mannen van 18 tot 40 jaar voor de arbeidsinzet in Duitsland. De zondag ervoor preekte ds. Mieras uit Jeremía 15:2: ‘En het zal geschieden wanneer zij tot u zullen zeggen: Waarheen zullen wij uitgaan? dat gij tot hen zult zeggen: Zo zegt de Heere: Wie ter dood, ter dood; en wie ten zwaarde, ten zwaarde; en wie ten honger, ten honger; en wie ter gevangenis, ter gevangenis.’ Van deze preek ging zoveel uit, dat dominee mocht
116
‘Klein Turkije’
Waardevast Deze week zei iemand: ‘Het is toch zo’n onzekere tijd, dominee. De jeugd is van haar ankers losgeslagen, ze weten niet meer her- of derwaarts te gaan, je kunt niet eens meer een regering krijgen, de gulden devalueert tot en met, kortom, er is niets meer waardevast.’ Ik zei: ‘Nu moet je ophouden, hoor. Ik heb een artikel en dat is waardevast. Onder alle schijn en onder alles wat voor ogen is, heb je hier een waarheid, daar kun je bij leven, daar kun je de maatschappij mee in, maar als de dood ons grijpt kunnen we daar ook God mee ontmoeten. Het ene jaar is het dit en het andere jaar weer dat, net als de mode, die net zo vaak verandert als het weer. Maar hier heb je de onwrikbare grondstukken van de waarheid en daar kun je gewis je kostelijke ziel voor tijd en eeuwigheid aan toevertrouwen. Onze gulden is niet meer waardevast; hij vermindert steeds en je kunt steeds minder voor die gulden kopen, dat weet iedereen. De huisvrouwen wel in het bijzonder. Maar hier, kijk, in die kostelijke Bijbel, wat hierin staat is waardevast. Die devalueert niet. Dat hééft z’n kracht, dat houdt z’n kracht en dat blijft z’n kracht behouden. Broer Ik heb een broer gehad in Nederlands-Indië, die van honger gestorven is, in de tijd van de Japanners. En ik hoorde mijn moeder vroeger wel eens zeggen: ‘Als ik nou het plekje maar eens weten mocht, waar zijn ontzielde lichaam begraven ligt.’ Maar wat gebeurde er? In de tijd van de zogenaamde politionele actie gingen er wel eens Axelaars naar Indonesië. Die kwamen in Atjeh, in noordelijk Sumatra. Iemand uit Axel ging naar de militaire begraafplaats en zag daar een steentje staan met daarop de naam van mijn broer. Daarvan hebben ze toen foto’s gemaakt en die opgestuurd naar mijn moeder. Ik zie het nog voor me. Mijn moeder zat hard te huilen met de foto’s in haar hand: o God, nu weet ik waar hij begraven ligt, maar het gemis blijft.
geloven dat de Heere uitkomst zou geven. En dat was ook zo: alle mannen mochten veilig naar huis terugkeren. September 1944. Het zuiden was grotendeels bevrijd en de NSB’ers elders in het land sloegen massaal op de vlucht. Het front schoof op naar de grote rivieren. Op 5 september, ‘dolle dinsdag’, pakten ook in Krimpen veel Duitsers en NSB’ers hun biezen, want het stond voor ieder vast dat Duitsland de strijd verloren had. Maar het lukte de geallieerden niet om in één keer
1944-1945
117
Vernielingscommando’s sloegen toe op de werf van Van der Giessen.
door te stoten naar het noorden en daardoor herstelden de Duitsers zich. Ze roofden het land leeg en maakten de haveninstallaties van Rotterdam en Amsterdam onklaar. Ook in Krimpen sloegen vernielingscommando’s toe: binnen enkele uren waren havens vernield en scheepswerven beschadigd of opgeblazen. Tussen de bedrijven door werd nog even op toekijkende burgers geschoten. Op 17 september begon een spoorwegstaking om vijandelijk troepenvervoer te beletten, maar toen de overwinning uitbleef, keerde die staking zich tegen de eigen bevolking. Alles wat nog reed, werd door de Duitsers meegenomen. De voedselvoorziening holde achteruit en moest nu grotendeels per schip plaatsvinden. Maar veel schepen waren al gevorderd door de Wehrmacht, of vroren vast, want in december zette een vorstperiode in die zes weken zou duren. Met als gevolg dat de hongerwinter de moeilijkste episode uit de oorlog werd en de meeste mensen waren aangewezen op gaarkeukens. Krimpenaren kregen soep uit de kantine van scheepswerf Van der Giessen: wie distributiebonnen had kon er met zijn pannetje naartoe. Soep met vooral veel water en soms was er een onduidelijk prutje dat stamppot moest heten. Sommige Krimpenaren hadden daarom in de bloementuin een volkstuintje gecreëerd en anderen mestten stiekem konijnen op een balkonnetje. Alleen schippers wisten op hun reizen nog aan eten te komen: die gingen de boeren langs en kochten alles wat eetbaar was. En als ze weer in Krimpen lagen, kwam de bevolking met tasjes langs om er wat graantjes van mee te pikken. Vele Krimpenaren gingen op hongertocht, sommigen zelfs naar de Achter-
118
‘Klein Turkije’
hoek; meestal vrouwen, want de mannen waren tewerkgesteld of ondergedoken. De gewone rantsoenen stelden steeds minder voor en de mensen probeerden uit alle hoeken en gaten voedsel te halen.87 Voedselcommissie Maar hoeken en gaten waren er niet zoveel, en voedsel zat er ook niet in, en daarom richtte de kerkenraad in januari een voedselcommissie op. Die commissie van zeven zat elke week om de tafel en wist te bereiken dat 165 gezinnen extra eten kregen. Kinderen mochten elke week in de kerk komen eten en ook ouderen kregen regelmatig wat thuisbezorgd. Ouderling Van der Blom had in Ridderkerk 800 kg witlof op de kop getikt en een ander had daar volop spruiten ingeslagen. Voor de meest schrijnende gevallen kondigde ds. Mieras ’s zondags af dat ‘degenen die direct verlegen zijn een briefje moeten inleveren met naam, adres en aantal gezinsleden.’ Vrijwilligers kookten grote pannen soep, die dominee in de consistorie aan de kleine catechisanten mocht uitdelen. En een gulle hand had het brood ook nog eens met wat spek belegd. Een schipper zorgde voor 25 zakken aardappels en een zak rogge; de commissie gaf hem 1500 gulden mee om in Drenthe levensmiddelen in te slaan. Het werd echt nijpend: ‘Door enkelen werd de vraag gedaan om wat eten, omdat zij zeer dringend verlegen waren.’ Op 26 maart hadden enthousiaste commissieleden zakken (te) dure tarwe gekocht, maar ‘door den Dominé werd een groot bedrag aan geld toegezegd, dat met veel dankbaarheid aanvaard werd.’ En zo ging het door, week in week uit, elke maandag vergaderen, allemaal onder leiding van ‘de koopman van Krimpen’. De bevrijding kwam maar net op tijd: op 5 mei was alles voorbij. Burgemeester Aalbers sprak de mensen toe, verzetsmensen trokken door de straten met een oranje band om de arm en wapens, stenguns, in de handen. Overal waren straatfeesten en vermagerde mensen dansten met hun laatste krachten hun vreugderondjes. En ze hoefden niet meer om 8 uur binnen te zijn. Op 15 mei kwam de voedselcommissie voor het laatst bijeen. De secretaris legde die slotminuten een voor een vast: ‘Toen verhief zich onze leeraar van zijn zitplaats, om staande de aanwezigen toe te spreken. Hij memoreerde de vele werkzaamheden die door de commissieleden, en ook door de slagers, gedaan zijn om de nood van de achter ons liggende maanden voor onze medemensen wat te helpen lenigen. In het bijzonder herinnerde dominee eraan dat aan een einde bijkans altijd een tragisch gedeelte zit. Maar in dit geval is het anders, omdat verwacht wordt dat het hoogtepunt van onze voedselnood wel bereikt zal zijn.’ De commissie had 1685 maaltijden verzorgd voor jongeren, 401 voor
1944-1945
119
Bevrijdingsoptocht over een Krimpense dijk.
ouderen, 6943 kg aardappels geschonken, 3846 kg groente, 80 kg zout en 1248 rantsoenen brood.88 Element U hebt het al een beetje gezien. Hier, in zijn nieuwe gemeente die hem zo veel mogelijkheden bood, waar de nood zo groot was, waar de opbouw nog helemaal moest beginnen, was hij in zijn element. Leider was hij, harde werker, en van een stil en gerust leven was geen sprake. Hij werkte tot in de kleine uurtjes en ook nog daarna. Hij hielp allerlei soorten mensen die de oorlogsherinneringen parten speelden: die trilden als ze aan Duitsland dachten. Dwangarbeiders, die hun ontberingen niet konden vergeten. Hij moet onder hoogspanning hebben geleefd, jarenlang, door zijn pastorale zorg voor ontspoorden die zich tot het laatst toe aan hem vastklampten. Daarnaast had hij een groeiende gemeente met veel ‘ups’ en vooral veel ‘downs’. Ondertussen druppelden nog steeds berichten binnen over de naweeën van de oorlog. Het is nauwelijks te vatten wat dit voor hem en zijn gezin betekend heeft. Het hoorde allemaal bij zijn werk, hij deed het zoals hij dacht dat hij het moest doen, want deskundige hulp was nog totaal onbekend. Het was een leven met heel veel verdriet, rouw en onzekerheden. Bij dit alles was er ook reden tot dankbaarheid. De scriba wees in het jaarverslag van juni 1945 op het wonder dat ze nog een plekje op aarde mochten
120
‘Klein Turkije’
hebben ‘en zelfs onder al het oorlogsgebeuren was er nog geen pan van het dak.’ Ds. Mieras herinnerde eraan dat geen der leden door de dood was weggerukt en ook ‘de zonen en jongemannen weer tot de hunnen uit den vreemde mochten wederkeeren.’ Hij had veel huisbeDe pastorie op Noorderstraat 20. zoeken afgelegd en wilde op termijn ook het Heilig Avondmaal bedienen, wat nog niet eerder gebeurde ‘ziende op de jonkheid der gemeente’. En de kerk was weer te klein geworden. Dominee gaf aan ‘dat we in de knel gekomen zijn wegens te weinig plaatsruimte, die alweer tot het uiterste benut is, maar dat er een grens is.’ Twee opties stonden open: uitbreiding of nieuwbouw. De nood der tijden dwong tot uitbreiding. Op 11 juni verhuisden de Mierassen van hun tijdelijke woning naar Noorderstraat 20. Kerkbode Net die week verscheen ook de eerste Kerkbode. Het was bij de Oud Gereformeerden uniek om een Kerkbode te hebben. Maar in Krimpen gebeurde het. Het was een eenvoudig blad, één A4’tje, de voorzijde met een meditatie en de achterkant met kerkelijk nieuws gevuld. Die Kerkbode was hard nodig. Hoofdredacteur Mieras schreef: ‘Het is mij als leeraar onmogelijk om steeds Ulieden te bezoeken, daar ik ruim 30 gemeenten moet bedienen en op drie plaatsen catechiseren en verder het ziekenbezoek, wat toch voor moet gaan. Ik spreek de hoop uit dat de gemeente zich er iets van kan indenken dat ik weleens met de handen in de haren zit, wat ik het eerst zal aanvangen. Door middel van deze Kerkbode kom ik dan toch elke maand bij u allen in huis met een stichtelijk woord, wat u op de voorpagina kunt vinden. Mocht de Heere bij dit alles Zijnen Geest nog eens willen uitstorten en nog eens leven blazen in de dorre doodsbeenderen en de hof onzer kerk eens doorwaaien met den noorden- en zuidenwind des Geestes, tot uitbreiding van Zijn Koninkrijk. Met heilbede, Ds. Mieras.’ In de eerste Kerkbode maakte hij melding van twee sterfgevallen uit eigen familie: broer Bram en zwager Jan. ‘Uit Ned. Oost-Indië is de droeve tijding bij mijn moeder binnengekomen, dat mijn broer en mijn zwager beiden in gevangenkampen om het leven zijn gekomen.’89
1944-1945
121
Broer Bram met vrouw en kind en drie schattige huisdiertjes.
Jongelingsvereniging Op 8 oktober (1945) hadden enkele jongeren zich beziggehouden met de oprichting van de ‘Jongelingsvereeniging Onderzoekt de Schriften’. Ze vroegen een week later keurig of ze zich mochten stellen onder ‘het Kerkelijk Verband der Oud Ger. Gem. te dezer plaatse.’ Ze vroegen ook om een plekje om te vergaderen en om een ouderling die de wekelijkse vergaderingen wilde openen en sluiten. Daar kon de kerkenraad niets op tegen hebben. Ergens in hoofdstuk 3 is dezelfde paragraaftitel opgenomen: ‘De jongelingsvereeniging’. De geschiedenis schreef toen 1934. Marinus’ aangeraakte hart bruiste dat jaar van de mooie plannen, maar na de valse start van die vereniging moest hij de hamer inleveren. Waardoor vader Willem een arm om hem heensloeg en een poos niet meer in de kerk wilde komen. Begin 1934: het lijkt zo lang geleden, maar dat was het niet. Twaalf jaar is niet zo lang, maar er was wél geweldig veel gebeurd: meer dan in vaders hele leven. Opa gestorven, afgewezen, oorlog, oefenaar, ouderling, lerend-ouderling, dominee, vader weg, getrouwd, verhuisd, vrede. En nu ook nog een jongelingsvereniging opgericht. Drie dagen later, op 11 oktober, doopte ds. Blaak in Krimpen de jongste Mieras: Willem. Het was allemaal nog maar net begonnen. Eén groot wonder.