Klantonderzoek Wmo over 2013 Ervaringen van vrijwilligers Gemeente Noordoostpolder
augustus 2014 Anja van Lonkhuijzen Anouk Olsthoorn Projectnummer: 107559 Correspondentienummer: DH-2907-3976
KLANTONDERZOEK WMO OVER 2013 – ERVARINGEN VAN VRIJWILLIGERS
INHOUD INLEIDING
1
SAMENVATTING
3
HOOFDSTUK 1
HOOFDSTUK 2
HOOFDSTUK 3
HOOFDSTUK 4
VERANTWOORDING EN ACHTERGRONDGEGEVENS 1.1
Achtergrond onderzoek
6
1.2
Achtergrond respondenten
7
HET VRIJWILLIGERSWERK
HOOFDSTUK 6
HOOFDSTUK 7
10
2.1
Kenmerken van de vrijwilliger
10
2.2
Kenmerken van het vrijwilligerswerk
11
MOTIEVEN
15
3.1
VMI schalen
15
3.2
Belangrijkste motief
16
ONDERSTEUNING
18
4.1
Begeleiding, aansturing en waardering
18
4.2
Opleidings- en scholingsmogelijkheden, (onkosten)vergoeding en verzekering
19
Vragen en ondersteuning bij vrijwilligerswerk
20
4.3 HOOFDSTUK 5
6
ONDERSTEUNING DOOR VRIJWILLIGERSORGANISATIE/ STEUNPUNT
23
5.1
Bekendheid vrijwilligerspunt
23
5.2
Diensten van vrijwilligerspunt
24
5.3
Eindoordeel vrijwilligerspunt
25
VERWACHTINGEN TEN AANZIEN VAN VRIJWILLIGERSWERK
27
6.1
Volgend jaar vrijwilligerswerk?
27
6.2
Niet-vrijwilligers
27
OPMERKINGEN VANUIT RESPONDENTEN
29
KLANTONDERZOEK WMO OVER 2013 – ERVARINGEN VAN VRIJWILLIGERS
Inleiding Voor u ligt het rapport met de uitkomsten van het tevredenheidsonderzoek over 2013 in uw gemeente. Hierin staat wat de vrijwilligers vinden van de ondersteuning die zij in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) ontvangen bij het uitvoeren van hun vrijwilligerswerk in uw gemeente of een andere gemeente. Burgers staan centraal in de Wmo en daarom wordt veel belang gehecht aan hun oordeel over de ontvangen ondersteuning en de geleverde prestaties van gemeenten op dit gebied. Zo moeten gemeenten jaarlijks een tevredenheidsonderzoek houden onder vragers van maatschappelijke ondersteuning. Gemeenten zijn vrij in hun keuze bij welke doelgroep ze de tevredenheid willen onderzoeken en op welke wijze. De vrijwillige inzet van burgers vormt een onmisbaar deel van de ‘civil society’. De civil society draait om vrijwillige inzet, die niet voortvloeit uit gezin, familie, vrienden, overheid of het bedrijfsleven. Het verwijst naar een deel van de samenleving waarin burgers voor elkaar klaarstaan en zich organiseren. De burger doet op deze manier zelf mee, maar draagt ook bij aan het ‘meedoen’ van kwetsbare groepen. Het gaat hierbij niet alleen om vrijwillige inzet in de zorg, maar ook om vrijwillige inzet op alle terreinen van de samenleving. De Wmo leunt sterk op het idee van de civil society en probeert deze wettelijk inhoud te geven. Burgers zijn in eerste instantie zelf, samen met hun netwerk, verantwoordelijk voor het ‘meedoen’ aan de samenleving alvorens zich tot de overheid te wenden. De gemeente is geen onderdeel van deze civil society, maar kan wel een grote rol spelen bij de opbouw en het onderhouden van de civil society, bijvoorbeeld door de juiste voorwaarden te scheppen en de partijen (individuen en organisaties) samen te brengen. Voor de Wmo is een nieuw wetsvoorstel gemaakt (Wmo 2015). Deze conceptwettekst geeft op een nieuwe manier invulling aan de maatschappelijke ondersteuning omdat deze toegesneden moet zijn op de aanstaande decentralisaties in het sociale domein. De rol van de gemeente op het gebied van vrijwilligerswerk wordt wederom expliciet als een belangrijke taak voor gemeenten beschreven. De regering probeert aan te sturen op een situatie waarin het vrijwilligerswerk wordt ondersteund en de positie van vrijwilligers wordt verstevigd, dat (vrijwilligers)organisaties worden betrokken bij de beleidsplannen rondom de nieuwe invulling van de Wmo en dat vrijwilligerswerk ondersteuning kan bieden aan mantelzorgers. Aan de andere kant kan, zoals omschreven in de memorie van toelichting, vrijwilligerswerk ook worden gezien als een middel voor kwetsbare burgers om hen een daginvulling te bieden en zodoende de ervaren kwaliteit van leven te verbeteren. Het vrijwilligerswerk is in dat opzicht tweeledig. Het dient een doel voor
1/30
KLANTONDERZOEK WMO OVER 2013 – ERVARINGEN VAN VRIJWILLIGERS
de maatschappij, maar het kan ook een doel dienen voor diegene die het vrijwilligerswerk uitvoert. Met de invoering van de Participatiewet en de Wmo 2015 wordt de gemeente verantwoordelijk voor de dagbesteding van een aantal nieuwe doelgroepen. Voor een deel van deze doelgroepen kan het doen van vrijwilligerswerk een mogelijkheid zijn. Begeleiding is hierbij een belangrijke voorwaarde. Deze begeleiding is nodig bij de bemiddeling, maar vervolgens ook structureel bij de uitvoering van het vrijwilligerswerk, bijvoorbeeld voor het bieden van structuur. De intensiteit van de begeleiding zal per persoon variëren. Bovendien kan deze relatief lichte vorm van begeleiding er voor zorgen dat duurdere ondersteuning niet nodig is of in ieder geval tijdig gesignaleerd wordt. Het vrijwilligerswerk is een terrein dat (juist) zonder de overheid floreert en waar spontane en autonome initiatieven ontstaan. Het is echter wel een taak van de overheid om het vrijwilligerswerk te (onder)steunen en te waarderen. Sommige gemeenten waren al lang voor de invoering van de Wmo actief in het ondersteunen van vrijwilligers. Voor andere gemeenten is de Wmo een aanleiding om zich hier actiever mee bezig te gaan houden. In dit rapport gaat het over het oordeel van vrijwilligers (onderdeel van prestatieveld 4) en daarmee wordt aan de wettelijke verplichting van het jaarlijkse tevredenheidsonderzoek voldaan. Het rapport geeft inzicht in wat de sterke en/of minder sterke punten binnen uw gemeente zijn als het gaat om ondersteuning aan vrijwilligers. Leeswijzer
Het rapport begint met een inleiding en vervolgens met een samenvatting van de belangrijkste resultaten op hoofdlijnen. Hoofdstuk 1 bevat de verantwoording en de achtergrondgegevens over het onderzoek. Hoofdstuk 2 gaat over het vrijwilligerswerk. De motieven om vrijwilligerswerk te doen komen aan bod in hoofdstuk 3. In hoofdstuk 4 staat de ondersteuning centraal. Hoofdstuk 5 staat in het teken van de ondersteuning vanuit het vrijwilligerspunt en hoofdstuk 6 bevat informatie over de verwachtingen ten aanzien van vrijwilligerswerk. In het laatste hoofdstuk, hoofdstuk 7, worden open antwoorden van de vrijwilligers weergeven.
2/30
KLANTONDERZOEK WMO OVER 2013 – ERVARINGEN VAN VRIJWILLIGERS
Samenvatting Het onderzoek ‘Ervaringen van vrijwilligers’ biedt een goede gelegenheid om zicht te krijgen op de vrijwilliger, het vrijwilligerswerk, de motieven en de ondersteuning van vrijwilligers. Kenmerken van de vrijwilliger De meerderheid van de respondenten is vrouw (61%). De leeftijd van de respondenten varieert over de verschillende categorieën, maar de categorie 55 tot en met 64 jaar is de grootste. Het opleidingsniveau van de respondenten laat een grote spreiding zien tussen de mogelijke opleidingen. Respondenten is gevraagd naar hun werksituatie naast het vrijwilligerswerk. De twee grootste groepen zijn als volgt: 31% van de respondenten is met (vervroegd) pensioen en 31% van de vrijwilligers verricht betaalde arbeid. Vrijwilligerswerk kan gezien worden als onderdeel van de participatiemaatschappij. Dit is ook het geval voor burenhulp. Respondenten is hier een aantal vragen over gesteld. Van de vrijwilligers geeft 69% aan dat zij hun buren wel eens helpen. 30% doet dit momenteel niet, maar zou het wel doen als het hun gevraagd wordt. Respondenten zijn bereid om onder andere hun buren te helpen met de planten water geven, post bewaren en huisdieren verzorgen (74%), klusjes in en om het huis of de tuin (51%) en boodschappen doen of het eten verzorgen (24%). Het vrijwilligerswerk De meeste vrijwilligers verrichten 2 tot 4 uur vrijwilligerswerk (30%). Een vijfde van de vrijwilligers verricht incidenteel vrijwilligerswerk. Een iets kleiner deel (18%) verricht 4 tot 8 uur in de week vrijwilligerswerk. Van de vrijwilligers geeft 30% aan dat zij actief zijn als zorgvrijwilliger. Het merendeel van de vrijwilligers is langer dan 10 jaar actief als vrijwilliger, dit is 49% van de vrijwilligers. Ook bijna de helft van de vrijwilligers (48%) geeft aan voor meerdere organisaties vrijwilligerswerk te doen. De meeste vrijwilligers zijn actief op de terreinen ‘zorg- en hulpverlening’ (30%), ‘welzijn en sociaal cultureel werk’ (20%) en ‘ideële activiteiten’ (15%). 97% van de respondenten zal anderen aanraden om vrijwilligerswerk te doen. Er is een tendens naar flexibilisering van vrijwilligerswerk. Daarnaast komt er meer nadruk te liggen op ander type vrijwilligerswerk, zoals korte termijn projecten met duidelijke taak en doelstellingen. Respondenten is gevraagd naar het karakter van het vrijwilligerswerk. 39% van de respondenten verricht activiteiten of werkzaamheden, met een vast aantal uren per week of per maand, of op vaste dagen. 29% van de respondenten verricht vaste activiteiten waarvan zij zelf kunnen bepalen wanneer deze worden uitgevoerd. De meeste vrijwilligers geven aan vrijwilligerswerk te doen vanuit eigen overwegingen (95%). Enkele respondenten verrichten vrijwilligerswerk vanwege het contact met een uitkeringsinstantie of verrichten werknemersvrijwilligerswerk.
3/30
KLANTONDERZOEK WMO OVER 2013 – ERVARINGEN VAN VRIJWILLIGERS
Respondenten is gevraagd met welke motieven zij vrijwilligerswerk verrichten1. De waarden, op volgorde van belangrijkheid, zien er als volgt uit: ‘waarden’, ‘voldoening’, ‘afspiegeling’, ‘zelfbeeld’, ‘erkenning’ en ‘sociale contacten’. Meerdere motieven kunnen een rol spelen bij het doen van vrijwilligerswerk; vrijwilligerswerk kan op meerdere behoeften inspelen. Ondersteuning Vrijwilligers kunnen behoefte hebben aan verschillende vormen van ondersteuning, het kan bijvoorbeeld gaan om ‘begeleiden’, ‘aansturen’ en waarderen. Respondenten is gevraagd hoe tevreden zij hierover zijn. In het algemeen kan worden gezegd dat de vrijwilligers over de begeleiding, de aansturing en de waardering door de vrijwilligersorganisatie zelf zeer tevreden of tevreden zijn. Over deze drie aspecten is ruim 95% (zeer) tevreden. Binnen het vrijwilligerswerk kunnen vrijwilligers soms ook rekenen op mogelijkheden voor opleiding of scholing, een (onkosten)vergoeding of een verzekering. Respondenten is gevraagd of zij bekend zijn met deze mogelijkheden of zij er behoefte aan hebben en of ze er gebruik van maken. Een meerderheid van de respondenten (gemiddeld 66%) is bekend met deze mogelijkheden. Het meest bekend zijn de verzekeringsmogelijkheden met 73%. Hier is ook de meeste behoefte aan (58%) en wordt het meest gebruik van gemaakt (47%). Ook is het onderzoek ingegaan op de tevredenheid over deze aspecten. Het meest tevreden zijn de vrijwilligers over de verzekering, hier is 95% (zeer) tevreden over. Over de (onkosten)vergoeding zijn de minste vrijwilligers (zeer) tevreden, maar ook hier is 89% (zeer) tevreden over. Het is belangrijk om te weten of vrijwilligers hun vragen kwijt kunnen en of zij ook weten waar zij hun behoefte aan ondersteuning kunnen uiten. Inhoudelijke vragen over vrijwilligerswerk stellen de vrijwilligers bijna allemaal bij de organisatie waar zij vrijwilligerswerk verrichten (91%). Andere mogelijkheden voor vragen zijn bij het vrijwilligerspunt (1%), bij het loket van de gemeente (1%) of anders (4%). 3% van de vrijwilligers weet niet waar zij terechtkunnen met (inhoudelijke) vragen over vrijwilligerswerk. Het onderzoek is ingegaan op de ervaren belasting van het vrijwilligerswerk. Het overgrote deel van de vrijwilligers ervaart het vrijwilligerswerk als niet zwaar. Toch geeft 13% van de vrijwilligers aan het ‘soms’ lichamelijk zwaar te vinden, voor geestelijk is dit zelfs 40%. Ongeveer 17% vrijwilligers geeft aan zich soms overbelast te voelen door het vrijwilligerswerk. Het merendeel van de vrijwilligers verwacht steun bij hun taak als vrijwilliger. Ongeveer 57% geeft dit aan. De respondenten konden hierbij open antwoorden invullen. Zij noemden verschillende vormen als steun, waaronder: ‘overleg en 1
Hiervoor is gebruikgemaakt van de De Volunteer Motivation Inventory, ofwel VMI-schalen, ontwikkeld door McEwin en Jacobsen-D’Arcy (2002).
4/30
KLANTONDERZOEK WMO OVER 2013 – ERVARINGEN VAN VRIJWILLIGERS
besprekingen, ‘voorlichting en bijscholing’, ‘feedback en een luisterend oor’, ‘waardering’ en ‘collegialiteit’. 86% van de respondenten verwacht deze steun van de vrijwilligersorganisatie, 11% verwacht deze steun van anderen in de werkomgeving en 3% verwacht deze steun van het vrijwilligerspunt. De drie vormen van ondersteuning waar het meeste behoefte aan is, zijn op de eerste plaats ‘informatie’ met 60%, op de tweede plaats ‘advies’ met 56% en op de derde plaats is begeleiding (42%) terug te vinden. Vrijwilligerscentrale Een kleine meerderheid van de vrijwilligers (52%) is bekend met de vrijwilligerscentrale. De meeste vrijwilligers zijn achter het bestaan van dit steunpunt gekomen door radio, tv of krant (32%), door de vrijwilligerscentrale zelf (27%) en door de gemeente (13%). Via bekenden en internet zijn respondenten ook achter het bestaan van de vrijwilligerscentrale gekomen (beiden 10% van de respondenten). De meerderheid van de vrijwilligers geeft aan in de afgelopen twee jaar geen gebruik te hebben gemaakt van het vrijwilligerspunt. Uit de resultaten is al eerder gebleken dat de vrijwilligers meer georiënteerd zijn op de vrijwilligersorganisatie bij (inhoudelijke) vragen. Respondenten die de afgelopen twee jaar contact hebben gehad met de vrijwilligerscentrale is gevraagd hoe tevreden zij zijn over verscheidene aspecten van ondersteuning. De tevredenheid over de ondersteuning is hoog. Met name over de website en de vacaturebank zijn respondenten (zeer) tevreden, respectievelijk 100% en 96%. Over het cursusaanbod en de begeleiding zijn respondenten iets minder tevreden, respectievelijk is 80% en 81% hier (zeer) tevreden over. Gemiddeld krijgt de ondersteuning een 7,3. Verwachtingen ten aanzien van het vrijwilligerswerk Aan de vrijwilligers is gevraagd of zij verwachten vrijwilligerswerk te blijven doen. Een ruime meerderheid (66%) geeft aan dit zeker wel te doen. Ongeveer 32% blijft waarschijnlijk vrijwilligerswerk doen. Respondenten die geen vrijwilligerswerk meer verlenen, is gevraagd welke eisen zij stellen aan het vrijwilligerswerk en aan welk karakter het vrijwilligerswerk moet voldoen. De respondenten noemden met name dat het vrijwilligerswerk sociale contacten, kennis en ervaring moet opleveren. Ook zou het vrijwilligerswerk ondersteund moeten worden door de uitkeringsinstantie. De meeste respondenten spreken de wens uit voor activiteiten of werkzaamheden, met een vast aantal uren per week of per maand, of op vaste dagen. Ook is er een aantal respondenten meer voorstander van de flexibilisering van vrijwilligerswerk.
5/30
KLANTONDERZOEK WMO OVER 2013 – ERVARINGEN VAN VRIJWILLIGERS
Hoofdstuk 1 Verantwoording en achtergrondgegevens Het onderzoek ‘Ervaringen van vrijwilligers’ biedt een goede gelegenheid om zicht te krijgen op de vrijwilliger, het vrijwilligerswerk en de motieven. Daarnaast wordt in de online vragenlijst aandacht besteed aan verschillende aspecten rondom de ondersteuning voor vrijwilligers, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen ondersteuning in het algemeen en ondersteuning vanuit een vrijwilligerscentrale/ -steunpunt. In dit onderzoek wordt de volgende definitie gebruikt voor vrijwilligerswerk: ‘Werk dat onbetaald en vrijwillig wordt gedaan ten behoeve van anderen of voor de samenleving in het algemeen.’ In dit hoofdstuk wordt de achtergrond van het onderzoek toegelicht en de achtergrond van de respondenten beschreven. 1.1
Achtergrond onderzoek
Om de ervaringen van een doelgroep te achterhalen, is het noodzakelijk om de doelgroep te kunnen bereiken. Vrijwilligers zijn vaak niet bekend bij de gemeente, maar eerder bij een ondersteuningsorganisatie of de vrijwilligersorganisaties zelf. Aanschrijven van vrijwilligers kan daarom het beste plaatsvinden via het inschakelen van één van deze organisaties. Er zijn meerdere manieren om vrijwilligers te benaderen. Onderstaand wordt een drietal mogelijkheden beschreven. 1. Geregistreerde vrijwilligers. Van deze vrijwilligers zijn de contactgegevens bekend bij de gemeente en/of de ondersteuningsorganisatie en de uitnodigingsbrieven kunnen direct naar de vrijwilligers worden gestuurd. 2. Vrijwilligers van een vrijwilligersorganisatie. Van deze vrijwilligers zijn de contactgegevens bekend bij de vrijwilligersorganisatie. 3. Vrijwilligers onder inwoners. Uit de gemeentelijke basisadministratie kan een steekproef worden getrokken uit inwoners van 18 jaar en ouder. Landelijke cijfers geven aan dat ongeveer 30% van de inwoners vrijwilligerswerk verricht. Met het aanschrijven van vrijwilligers via de eerste twee genoemde opties gaat het om een selectieve groep vrijwilligers, namelijk de vrijwilligers die bekend zijn bij gemeenten en/of een ondersteuningsorganisatie of vrijwilligers in een georganiseerd verband. Dit kan gevolgen hebben voor de resultaten van bepaalde vragen. Bijvoorbeeld bij vragen over de bekendheid met de ondersteuningsorganisatie.
6/30
KLANTONDERZOEK WMO OVER 2013 – ERVARINGEN VAN VRIJWILLIGERS
De gemeente heeft ervoor gekozen om vrijwilligers van vrijwilligersorganisaties aan te schrijven. Een online vragenlijst is opengezet en de link hiervan is onder de vrijwilligersorganisaties verspreid. In totaal zijn 1.089 vrijwilligers benaderd om de vragenlijst in te vullen. Hiervan hebben 217 vrijwilligers de vragenlijst ingevuld. Hiermee is een respons bereikt van 20%. Bij het bepalen van de omvang van de steekproef is uitgegaan van een bepaalde betrouwbaarheid, nauwkeurigheid en respons om uitspraken te kunnen doen. Bij uitsplitsingen van de resultaten kan het zijn dat, bij kleine aantallen respondenten, de resultaten indicatief zijn. Voor dit onderzoek is gebruikgemaakt van een standaard online vragenlijst voor vrijwilligers om zicht te krijgen op de vrijwilliger, het vrijwilligerswerk, de motieven en (ondersteunings)behoeften. 1.2
Achtergrond respondenten
In deze tweede paragraaf wordt naar respondenten gekeken die hebben aangegeven vrijwilligerswerk te doen. Er wordt bij de respondenten gekeken naar de resultaten van vragen als: Wat is het geslacht en de leeftijd? Welk opleidingsniveau heeft de respondent? Verricht de respondent ook betaalde arbeid? En als laatste: verleent de respondent hulp aan zijn of haar buren? En zo ja, wat voor hulp? De meerderheid van de respondenten is vrouw (61%). De leeftijd van de respondenten varieert over de verschillende categorieën, maar de categorie 55 tot en met 64 jaar is de grootste. In onderstaande tabel wordt de verdeling van het geslacht en de leeftijd van de vrijwilligers getoond. Tabel 1
Geslacht en leeftijd van de respondenten Uw gemeente
Geslacht Man
39%
Vrouw
61%
Leeftijd 17 jaar of jonger
1%
18 t/m 26 jaar
1%
27 t/m 34 jaar
3%
35 t/m 44 jaar
7%
45 t/m 54 jaar
19%
55 t/m 64 jaar
37%
65 t/m 74 jaar
27%
75 jaar of ouder
6%
Het opleidingsniveau van de respondenten laat een grote spreiding zien tussen de mogelijke opleidingen. Ruim een derde (37%) van de respondenten heeft als hoogst afgeronde opleiding een mbo-opleiding genoteerd. Ook het aandeel respondenten met een hbo-opleiding is aanzienlijk (24%).
7/30
KLANTONDERZOEK WMO OVER 2013 – ERVARINGEN VAN VRIJWILLIGERS
De verdeling naar opleiding is in onderstaande tabel terug te vinden. Tabel 2
Wat is uw hoogst afgeronde opleiding? %
Basisonderwijs
4%
Mavo/vmbo
18%
Mbo
37%
Havo
9%
Vwo
3%
Hbo
24%
Wo/universiteit
4%
Naast het vrijwilligerswerk verricht 31% ook betaald werk. De grootste groep vrijwilligers geeft aan met (vervroegd) pensioen te zijn (31%). Dit is in lijn met de verwachtingen op basis van de leeftijdsverdeling. Tabel 3
Hoe kunt u uw dagindeling het best omschrijven? %
Betaalde arbeid (36 uur of meer)
11%
Betaalde arbeid deeltijd tussen de 24 en 36 uur per week
8%
Betaalde arbeid deeltijd minder dan 24 uur per week
12%
(Vervroegd) gepensioneerd
31%
(Gedeeltelijk) arbeidsongeschikt
7%
Vrijwillig thuis
16%
Werkloos
12%
Schoolgaand/Studerend
2%
Respondenten is gevraagd of zij hun buren wel eens helpen. Uit onderzoek2 blijkt dat buren van belang zijn binnen persoonlijke netwerken, maar dat buren selectief omgaan met de hulp die ze vragen. Vaak wordt aan buren hulp gevraagd die aan iedereen gevraagd kan worden, waarvoor geen specifieke kennis nodig is en waarmee weinig verantwoordelijkheden samenhangen. In de regel zijn buurtgenoten bereid en geneigd om laagdrempelige burenhulp te verlenen op vrijblijvende basis. Als het echter gaat om structurelere veeleisende vormen van burenhulp, zoals mantelzorg, dan zijn mensen eerder wat terughoudender. Deze terughoudendheid vloeit vaak voort uit de behoefte aan privacy. Daarbij speelt ook de wederkerigheid een rol. Want wie geholpen wordt, kan
2
Völker, Beate (1999). 15 miljoen buren. De rol van buren in persoonlijke netwerken in Nederland. In: Beate Völker en René Verhoeff (red.), Buren en buurten.
8/30
KLANTONDERZOEK WMO OVER 2013 – ERVARINGEN VAN VRIJWILLIGERS
gevraagd worden om hulp te geven of op een andere manier dienst te bewijzen3. Ook aarzelen mensen om elkaar ongevraagd hulp te bieden. Buren willen niet het gevoel hebben zich op te dringen aan anderen. In plaats daarvan wachten ze af totdat er een beroep op hen wordt gedaan. Van de vrijwilligers geeft 69% aan dat zij hun buren wel eens helpen. 30% doet dit momenteel niet, maar zou het wel doen als het hun gevraagd wordt. Het merendeel geeft aan dat zij bereid zijn om hun buren te helpen met bijvoorbeeld de planten water geven, post bewaren en huisdieren verzorgen (74%). Iets meer dan de helft (51%) geeft aan klusjes in of rond het huis of de tuin te willen doen. Een kwart van de respondenten geeft aan een boodschap te (willen) doen of voor het eten te zorgen. De aandelen tellen op tot meer dan 100%, aangezien het mogelijk is geweest om meerdere antwoorden te geven. Tabel 4
Hoe helpt u uw buren dan?/Hoe zou u uw buren helpen? Uw gemeente
Door planten water geven, post bewaren en/of huisdieren verzorgen als zij afwezig zijn
74%
Door boodschappen doen, eten koken en brengen
24%
Door helpen met administratie, een aanvraag, belastingen en/of het invullen van formulieren
15%
Met klusjes in of rond het huis of de tuin
51%
Op de kinderen passen
19%
Door het huis helpen schoonmaken, medicijnen halen en/of toedienen, persoonlijke verzorging, helpen bij vervoer en/of bezoekjes
22%
In de volgende hoofdstukken wordt nader ingegaan op de resultaten van het onderzoek. Hierbij zijn alleen de respondenten meegenomen die aangegeven hebben actief te zijn als vrijwilliger.
3
Thomese, Fleur (1998). Buurtnetwerken van ouderen, Een sociaal-wetenschappelijk onderzoek onder zelfstandig wonende ouderen in Nederland (proefschrift).
9/30
KLANTONDERZOEK WMO OVER 2013 – ERVARINGEN VAN VRIJWILLIGERS
Hoofdstuk 2 Het vrijwilligerswerk In dit hoofdstuk wordt het vrijwilligerswerk nader bestudeerd. Zowel de vrijwilliger zelf komt aan bod alsook het vrijwilligerswerk. Aan het eind van dit hoofdstuk wordt gekeken of de vrijwilliger anderen aanraadt om vrijwilligerswerk te gaan doen. 2.1
Kenmerken van de vrijwilliger
De meeste vrijwilligers verrichten 2 tot 4 uur vrijwilligerswerk (30%). Een vijfde van de vrijwilligers verricht incidenteel vrijwilligerswerk. Een iets kleiner deel (18%) verricht 4 tot 8 uur in de week vrijwilligerswerk. Tabel 5
Bent u momenteel actief als vrijwilliger? Uw gemeente
Ja, incidenteel
21%
Ja, tot 2 uur in de week
13%
Ja, 2 tot 4 uur in de week
30%
Ja, 4 tot 8 uur in de week
18%
Ja, 8 uur of meer in de week
15%
Uit de analyse van eerder uitgevoerde tevredenheidsonderzoeken onder vrijwilligers blijkt dat mannen vaker aangeven vrijwilligerswerk te verrichten dan vrouwen en ook meer uren vrijwilligerswerk per week. Van de vrijwilligers geeft 30% aan dat zij actief zijn als zorgvrijwilliger. Een zorgvrijwilliger wordt gevraagd voor allerlei taken die te maken hebben met de zorg voor en rondom de patiënt en zijn naasten. Voorbeelden van deze taken zijn: helpen met eten of drinken, ondersteuning geven bij lichamelijke verzorging, wandelen, voorlezen. 20% geeft aan momenteel geen zorgvrijwilliger te zijn, maar wil dit wel als het hem of haar gevraagd wordt. Het merendeel van de vrijwilligers is langer dan 10 jaar actief als vrijwilliger, dit is 49% van de vrijwilligers. Tabel 6
Hoe lang doet u al vrijwilligerswerk? Uw gemeente
Minder dan een jaar
10%
Tussen de 1 en 5 jaar
32%
Tussen de 5 en 10 jaar
20%
Tussen de 10 en 20 jaar
20%
Langer dan 20 jaar
19%
10/30
KLANTONDERZOEK WMO OVER 2013 – ERVARINGEN VAN VRIJWILLIGERS
Sommige vrijwilligers vinden vrijwilligerswerk zo leuk en inspirerend dat zij dit een aanzienlijk aantal uur per week doen of inmiddels al veel jaar. Het is echter niet zo dat vrijwilligers zich binden aan een organisatie waar zij vrijwilligerswerk voor doen. Soms zijn vrijwilligers voor meerdere organisaties actief. Wat ook gebeurt, is dat een vrijwilliger door zijn of haar vrijwilligersorganisatie als vrijwilliger bij een andere organisatie wordt ingezet. Daarnaast zijn er vrijwilligers die zich niet hebben aangesloten bij een vrijwilligersorganisatie, dit is de zogenoemde ongeorganiseerde vrijwilliger. Dit onderzoek is gehouden onder vrijwilligers die actief zijn via een vrijwilligersorganisatie, maar toch geeft 5% aan niet voor of via een organisatie te werken. De respondenten is gevraagd of zij voor één of meerdere organisaties werken. Bijna de helft geeft aan actief te zijn voor meerdere organisaties (48%). Tabel 7
Bent u actief voor één of meerdere vrijwilligersorganisaties? Uw gemeente
Ik werk voor één organisatie
46%
Ik werk voor meerdere organisaties
48%
De meeste vrijwilligers zijn via familie, vrienden en bekenden (voor het eerst) aan hun vrijwilligerswerk gekomen, dit geldt voor 21% van de vrijwilligers. Onderstaand kunt u de resultaten voor alle antwoorden van deze vraag terugvinden. Tabel 8
Hoe bent u (voor het eerst) geïnformeerd over de mogelijkheid om vrijwilligerswerk te gaan doen? Uw gemeente
Via familie, vrienden en bekenden
21%
Via de (online) vacaturebank
6%
Via vrijwilligers van de organisatie
20%
Via een advertentie in blad/krant/tijdschrift of op internet
20%
Via medewerkers van de vrijwilligersorganisatie
10%
Anders
22%
Veelal speelt het informele netwerk een rol bij het vinden van vrijwilligerswerk. Bij de gemeente Noordoostpolder zijn vrijwilligers ook veel via vrijwilligers van een (vrijwilligers)organisatie of een advertentie in aanraking gekomen met vrijwilligerswerk. Gezien de bijdrage van de vrijwilligers en medewerkers van de vrijwilligersorganisatie, is het van belang om de huidige vrijwilligers en medewerkers tevreden te hebben en houden. Op deze manier blijven de vrijwilligers en medewerkers actief en zijn zij een levend visitekaartje voor de vrijwilligers van de toekomst. 2.2
Kenmerken van het vrijwilligerswerk
Vrijwilligerswerk kan heel divers zijn, zowel qua terreinen waarop het vrijwilligerswerk wordt gedaan als ook het type vrijwilligerswerk. Het kan bijvoorbeeld
11/30
KLANTONDERZOEK WMO OVER 2013 – ERVARINGEN VAN VRIJWILLIGERS
gaan om hand- en spandiensten bij de sportclub, een bestuursfunctie binnen een vereniging of meer zorggerelateerd vrijwilligerswerk. In de praktijk blijkt dat sommige vrijwilligers zichzelf niet zien als vrijwilliger. In onderstaande tabel is terug te vinden op welk terrein de vrijwilliger actief is. Aan vrijwilligers die voor meer dan één organisatie actief zijn, is gevraagd om de volgende vragen in te vullen voor de organisatie waarvoor zij de meeste uren actief zijn als vrijwilliger. De resultaten moeten dan ook worden gezien als een minimum. Het merendeel van de vrijwilligers is actief op het terrein van zorg- en hulpverlening, dit is verreweg het grootste terrein met 30%. Op de tweede en derde plaats staan vervolgens welzijn en sociaal cultureel werk (20%) en ideële activiteiten (15%). Tabel 9
Op welk terrein verricht u vrijwilligerswerk? Uw gemeente
Belangenbehartiging en politiek
2%
Godsdienst of levensbeschouwing
5%
Ideële activiteiten; belangeloze inzet voor een bepaald doel
15%
(Na)schoolse activiteiten en kinderopvang
1%
Sport, recreatie en vrije tijd
9%
Welzijn en sociaal cultureel werk
20%
Wijk, buurt en bewonerszaken
6%
Zorg en hulpverlening
30%
Anders
14%
Het merendeel van de vrijwilligers binnen uw gemeente voert voornamelijk uitvoerende taken uit. Dit wordt door 72% van de vrijwilligers gedaan. Ter verduidelijking is in de vragenlijst aangegeven dat onder bestuurlijke taken wordt verstaan het actief zijn als een bestuurder van een organisatie of vereniging. Uit de analyses van voorgaande jaren bij onderzoeken onder vrijwilligers blijkt dat vrijwilligers met voornamelijk bestuurstaken meer uur vrijwilligerswerk per week verrichten en daarnaast ook vaak langer actief zijn als vrijwilliger. Individualisering en een hogere arbeidsparticipatie hebben gezorgd voor andere eisen aan het vrijwilligerswerk. Er is een tendens naar flexibilisering van vrijwilligerswerk. Vrijwilligers willen niet langer jarenlang verbonden zijn aan dezelfde organisatie. Dit is ook al terug te zien in het aandeel vrijwilligers dat actief is voor meer dan één vrijwilligersorganisatie. Daarnaast komt er meer nadruk te liggen op ander type vrijwilligerswerk, zoals korte termijn projecten met duidelijke taak en doelstellingen. In de tabel op de volgende pagina is terug te zien hoe de vrijwilligers het karakter van hun vrijwilligerswerk beschrijven.
12/30
KLANTONDERZOEK WMO OVER 2013 – ERVARINGEN VAN VRIJWILLIGERS
Tabel 10
Op welke wijze kunt u het karakter van uw vrijwilligerswerk het beste omschrijven? Uw gemeente
Vaste activiteiten of werkzaamheden, waarvan ik zelf kan bepalen wanneer ik ze uitvoer
29%
Vaste activiteiten of werkzaamheden op oproepbasis
9%
Activiteiten of werkzaamheden, met een vast aantal uren per week of per maand, of op vaste dagen
39%
Activiteiten of werkzaamheden op vaste momenten in het jaar
6%
Korte, eenmalige activiteiten of werkzaamheden
7%
Anders, namelijk
11%
Onder de “Anders” categorie is onder andere genoemd dat vrijwilligers op vaste tijden vrijwilligerswerk doen en daarbuiten invallen waar nodig. Ook werd genoemd dat vrijwilligers op oproepbasis soms eenmalig en soms voor langere tijd vrijwilligerswerk doen. Twee vrijwilligers gaven aan dat zij invallen bij bezettingsproblemen bij een zorgorganisatie. Redenen om vrijwilligerswerk te gaan doen kunnen uiteenlopen van een keuze tot een verplichting. Ook al lijkt de verplichting recht tegenover de vrijwilligheid van vrijwilligerswerk te staan. De meeste vrijwilligers geven aan vrijwilligerswerk te doen vanuit eigen overwegingen (95%). De andere ‘vrijwilligers’ zijn (indien van toepassing) actief vanwege: • een maatschappelijke stage (0%); • werknemersvrijwilligerswerk (1%); • een studie (0%); • de uitkeringsinstantie, zoals bijvoorbeeld werkleeraanbod of re-integratie (3%). Een aantal jaar is de maatschappelijke stage voor middelbare scholieren verplicht geweest met als doel dat alle jongeren tijdens hun middelbare schooltijd kennismaken met een onbetaalde bijdrage leveren aan de samenleving. De verwachting was dat op deze wijze de basis wordt gelegd voor de vrijwilliger van de toekomst4. Het verplichtende karakter is echter verdwenen. Bij werknemersvrijwilligerswerk biedt een werkgever de mogelijkheid om vrijwilligerswerk uit te voeren, zowel binnen als buiten de officiële werktijd. Ook wordt soms vrijwilligerswerk gedaan als een vorm van teambuilding. Van de vrijwilligers raadt het merendeel anderen aan om vrijwilligerswerk te doen. Voor uw gemeente is dit 97%. Redenen om vrijwilligerswerk aan te raden zijn in volgorde van meest genoemde redenen: • Voldoening: “Omdat het zo mooi is iets voor anderen te doen en het geeft een goed gevoel.”
4
Indien de vrijwilligers zijn benaderd via een steekproef uit de GBA, dan is het aandeel vrijwilligers dat aangeeft een maatschappelijke stage te doen laag. Immers alleen inwoners van 18 jaar of ouder zijn aangeschreven en een maatschappelijke stage wordt vervuld door scholieren.
13/30
KLANTONDERZOEK WMO OVER 2013 – ERVARINGEN VAN VRIJWILLIGERS
•
•
• •
•
Waarden: nuttig voor de samenleving. “Ik zou dit aanraden omdat je voor een ander iets kunt betekenen. Maar ook voor je eigen ontwikkeling is het waardevol. Je leert ook heel veel over jezelf en kunt voor die ander net dat stukje ontlasting betekenen waardoor bijvoorbeeld een mantelzorger het langer vol kan houden.” Noodzaak van vrijwilligerswerk: “Omdat in deze tijd er steeds minder tijd en geld is om betaalde krachten in te zetten en je je medemens niet in de kou moet laten staan. Het geeft je ook heel veel voldoening als je een blij gezicht ziet van de mensen die je geholpen hebt.” Zelfbeeld: “Mensen zijn erg veel met zichzelf bezig, het is ook waardevol om je voor anderen in te zetten. Voor jezelf en voor de ander.” Erkenning: “Omdat het hard nodig is en omdat het mooi werk is en een voldaan gevoel geeft als je je belangeloos inzet voor anderen zonder wat terug te verwachten. Als je dan waardering ontvangt, kan mijn dag niet meer stuk.” Sociale contacten: “Het is dankbaar werk en je leert veel mensen kennen.”
Veel van deze redenen komen in het volgende hoofdstuk aan de orde bij de motieven om actief te zijn als vrijwilliger. Echter, door een aantal vrijwilligers wordt aangegeven dat zij vrijwilligerswerk afraden. Dit wordt door 3% van de respondenten aangegeven. De gemeenschappelijke deler van de opmerkingen is dat het vrijwilligerswerk geen vervanging mag zijn/worden van betaalde banen.
14/30
KLANTONDERZOEK WMO OVER 2013 – ERVARINGEN VAN VRIJWILLIGERS
Hoofdstuk 3 Motieven Vrijwillige inzet vormt zoals eerder gezegd een onmisbaar deel in onze samenleving, de motieven om vrijwilligerswerk te doen zijn echter van diverse aard. Mensen kunnen vrijwilligerswerk doen omdat het voldoening geeft, omdat het moet (scholieren in het kader van maatschappelijke stages) en niet in de laatste plaats vanuit eigenbelang (het opbouwen van een curriculum vitae). Niettemin gaat vrijwilligerswerk steeds om ‘werk dat in enig georganiseerd verband vrijwillig en onbetaald wordt verricht ten behoeve van anderen of de samenleving5’. In dit hoofdstuk wordt nader ingegaan op motieven. Als inzichtelijk is wat vrijwilligers motiveert dan kunnen de vrijwilligers beter worden begeleid en aangestuurd, zodat ze tevreden zijn en blijven. 3.1
VMI-schalen
De Volunteer Motivation Inventory ofwel VMI-schalen zijn ontwikkeld door McEwin en Jacobsen-D’Arcy (2002). De VMI-schalen zijn gebaseerd op 44 korte stellingen, waarvan vrijwilligers middels een vijfpuntschaal moeten aangeven of zij het zeer met de stelling eens of oneens zijn. Deze stellingen leiden tot tien verschillende motivaties, waarvan er zes reeds eerder zijn vastgesteld door Clary, Snyder, en Ridge (1992). In dit onderzoek zijn vijf van de tien motieven meegenomen op basis van de relevantie met de Wmo. Deze vijf motieven zijn van invloed op het meedoen van de vrijwilligers zelf aan de maatschappij. Motieven voor vrijwilligerswerk: • Waarden, waarbij de vrijwilliger actief is als vrijwilliger vanuit het idee dat het belangrijk is om elkaar te helpen. • Erkenning, waarbij de vrijwilliger gemotiveerd wordt vanwege de erkenning vanwege zijn of haar kennis, vaardigheden en bijdrage. • Sociale contacten, waarbij de vrijwilliger een sociaal netwerk belangrijk vindt en geniet van het samenzijn met anderen. • Zelfbeeld, waarbij het vrijwilligerswerk bijdraagt aan de eigenwaarde en het zelfvertrouwen van de vrijwilliger. • Afspiegeling, waarbij de vrijwilliger gelooft in het principe ‘wie goed doet, goed ontmoet’. Aan de VMI-schalen hebben Karr en Bosch (2008) een extra motief toegevoegd: het pleziergerichte motief middels een aantal stellingen. Dit motief hebben wij ook toegevoegd aan de vragenlijst onder de noemer: • Voldoening
5
Definitie SCP, Dekker 1994
15/30
KLANTONDERZOEK WMO OVER 2013 – ERVARINGEN VAN VRIJWILLIGERS
Door voor ieder motief een score te berekenen kan een ranking worden geconstrueerd op basis waarvan een profiel kan worden geschetst van de gemiddelde motivaties voor de vrijwilligers. Uit literatuur blijkt “waarden” de belangrijkste motivatie te zijn, gevolgd door “afspiegeling” en als derde “erkenning”6. Per motief is een aantal stellingen aan de vrijwilligers voorgelegd. Het aantal stellingen is vier of vijf, afhankelijk van het motief. Per stelling is gevraagd in hoeverre de vrijwilliger het met die betreffende stelling eens is. Voor de antwoordcategorieën is een score van 1 tot 5 toegekend per stelling en dit is vervolgens per motief gemiddeld tot een score. Een motief kan dus een score hebben tussen de 1 en 5. Hoe hoger de score, hoe meer het motief een rol speelt bij het actief zijn als vrijwilliger. 3.2
Belangrijkste motief
Voor uw gemeente zijn de motieven op volgorde van belangrijkheid gezet: 1. Waarden 2. Voldoening 3. Afspiegeling 4. Zelfbeeld 5. Erkenning 6. Sociale contacten Deze ranking stemt niet overeen met wat er in de literatuur is gevonden. In de volgende figuur zijn de scores voor de motieven terug te vinden. Figuur 1
6
Motieven van vrijwilligers
Het motief Voldoening maakte geen deel uit van deze literatuur.
16/30
KLANTONDERZOEK WMO OVER 2013 – ERVARINGEN VAN VRIJWILLIGERS
Vrijwilligerswerk is vrijwillig. Als de vrijwilliger het vrijwilligerswerk niet meer leuk vindt, dan stoppen ze er mee. Om het vrijwilligerswerk leuk te houden, is het belangrijk om te weten waarom vrijwilligerswerk wordt gedaan. Door inzicht te hebben in de motieven en behoeften kan hierop worden ingespeeld om vrijwilligers te behouden, maar ook om te werven. Uit de motieven blijkt dat ‘Waarden’ als meest belangrijke motief naar voren komt. In de communicatie richting de (toekomstige) vrijwilligers kan dit worden meegenomen. Geef aan dat vrijwilligerswerk een belangrijke rol vervult. Dankzij vrijwilligers kunnen meer mensen meedoen. Vrijwilligerswerk voorziet niet alleen in de behoefte van de vrijwilliger, maar ook in de behoefte waarvoor het vrijwilligerswerk is. De huidige vrijwilliger ervaart dit als bevestiging voor zijn of haar eigen reden om vrijwilligerswerk te doen en de toekomstige vrijwilliger ziet ruimte om invulling te geven aan zijn of haar behoeften. Het motief ‘Voldoening’ wordt als tweede genoemd. Vertel dat vrijwilligerswerk leuk is om te doen. Of misschien zelfs beter: laat het de vrijwilliger doen. De vrijwilliger vindt het vaak leuk om zijn of haar verhaal te vertellen in bijvoorbeeld een lokale krant. Dit verhaal wordt vervolgens gelezen en levert misschien weer een nieuwe vrijwilliger op. Meerdere motieven kunnen een rol spelen bij het doen van vrijwilligerswerk; vrijwilligerswerk kan op meerdere behoeften inspelen. Deze motieven kunnen individueel bepaald zijn, maar ook de omgeving speelt een rol. Het ene motief kan door de vrijwilliger als belangrijker worden ervaren dan het andere motief.
17/30
KLANTONDERZOEK WMO OVER 2013 – ERVARINGEN VAN VRIJWILLIGERS
Hoofdstuk 4 Ondersteuning Vrijwilligers kunnen bij het verrichten van vrijwilligerswerk behoefte hebben aan ondersteuning. Deze ondersteuning kan worden geboden vanuit verschillende kanten. In dit hoofdstuk gaan we in op de ondersteuning vanuit de vrijwilligersorganisatie. Aan bod komt de tevredenheid over de geboden ondersteuning door de vrijwilligersorganisaties voor een zestal aspecten. Ook wordt ingegaan op de verwachtingen ten aanzien van ondersteuning voor de vrijwilliger. 4.1
Begeleiding, aansturing en waardering
De organisaties, waarvoor de vrijwilligers actief zijn, kunnen op verschillende wijzen de vrijwilliger ondersteunen. Het gaat bijvoorbeeld om: • het begeleiden • het aansturen • het waarderen Voor deze verschillende vormen van ondersteuning is aan de vrijwilligers gevraagd om aan te geven hoe tevreden of ontevreden zij zijn. Vrijwilligers die actief zijn voor meerdere organisaties is gevraagd of zij de vragen kunnen beantwoorden voor de organisatie waarvoor zij de meeste uren per week werken. De mate van tevredenheid is terug te vinden in onderstaande figuur. Bij deze figuur is het antwoord ‘Niet van toepassing’ buiten beschouwing gelaten. Figuur 2
18/30
Hoe tevreden/ontevreden bent u over de volgende aspecten van uw vrijwilligerswerk, die gericht zijn op u als vrijwilliger?
KLANTONDERZOEK WMO OVER 2013 – ERVARINGEN VAN VRIJWILLIGERS
In het algemeen kan worden gezegd dat de vrijwilligers over de begeleiding, de aansturing en de waardering door de vrijwilligersorganisatie zelf zeer tevreden of tevreden zijn. Over deze drie aspecten is ruim 95% (zeer) tevreden. Voor vrijwilligers is het prettig om begeleiding en aansturing te krijgen bij het vrijwilligerswerk. Op deze manier weten de vrijwilligers wat van hen verwacht wordt, wat hun taken/werkzaamheden zijn en ook bij wie ze terechtkunnen voor vragen of advies. Het is van groot belang om vrijwilligers te werven en te behouden. Dat kan door ze te inspireren, verleiden en waarderen. Om vrijwilligers te kunnen waarderen, zijn de volgende stappen van belang: • Herkennen is de voorwaarde om te waarderen: de inzet van vrijwilligers wordt gezien door de organisatie en gemeente: ze is op de hoogte van wie de vrijwilligers zijn en wat ze doen. • Erkennen: het belang van vrijwilligerswerk wordt ingezien en vrijwilligers worden serieus genomen. • Waarderen: de organisatie en gemeente laten zien dat ze waarde hechten aan concreet engagement. Waarderen kan materieel in de vorm van een cadeaubon, vergoeding, vrijwilligerskaart, kortingsbon en dergelijke, maar het kan ook immaterieel via een schouderklopje, vrijwilligersdag/uitstapje of een onderscheiding. 4.2
Opleidings- en scholingsmogelijkheden, (onkosten)vergoeding en verzekering
Binnen het vrijwilligerswerk kunnen vrijwilligers soms ook rekenen op mogelijkheden voor opleiding of scholing, een (onkosten)vergoeding of een verzekering. Voorbeelden hiervan zijn: cursussen voor medewerkers van vrijwilligersorganisaties, of cursussen voor vrijwilligers zelf, compensatie door middel van reiskostenvergoeding, faciliteiten (parkeerkaarten, kortingspassen) of een verzekering. Veel gemeenten hebben voor al hun vrijwilligers een verzekering afgesloten bij de Vereniging van Nederlandse Gemeenten. Deze verzekering is bedoeld voor vrijwilligers en is een soort vangnet voor onverhoopte schade van/door/voor vrijwilligers en organisaties die werken met vrijwilligers. Ook de gemeente Noordoostpolder heeft een collectieve verzekering ten behoeve van de vrijwilligers. Deze verzekering bestaat uit een aanvullende (bestuurders-) aansprakelijkheidsverzekering, ongevallenverzekering en eigendommenverzekering. Aan de vrijwilligers is gevraagd of zij bekend zijn met, behoefte hebben aan en of zij gebruikmaken van de drie bovengenoemde aspecten. De resultaten hiervan zijn terug te vinden in de tabel op de volgende pagina.
19/30
KLANTONDERZOEK WMO OVER 2013 – ERVARINGEN VAN VRIJWILLIGERS
Tabel 11
Bekendheid/Behoefte/Gebruik (%ja) Bekend
Behoefte
Gebruik
met
aan
van
Opleidings- en scholingsmogelijkheden
58%
32%
29%
(Onkosten)vergoeding
68%
34%
39%
Verzekering
73%
58%
47%
Het meest bekend zijn de verzekeringsmogelijkheden met 73%. Hier is ook de meeste behoefte aan. Hoe tevreden de vrijwilligers zijn over de drie aspecten is ook uitgevraagd en de resultaten zijn in onderstaande figuur terug te vinden. Bij deze figuur is het antwoord ‘Niet van toepassing’ buiten beschouwing gelaten. Dit zijn vrijwilligers die geen gebruik hebben gemaakt van het aspect. Figuur 3
Hoe tevreden/ontevreden bent u over de volgende aspecten van uw vrijwilligerswerk? 7
Het meest tevreden zijn de vrijwilligers over de verzekering, hier is 95% (zeer) tevreden over. Over de (onkosten)vergoeding zijn de minste vrijwilligers (zeer) tevreden, maar ook hier is 89% (zeer) tevreden over. 4.3
Vragen en ondersteuning bij vrijwilligerswerk
Bij het actief zijn als vrijwilliger kan het zijn dat je vragen krijgt of ondersteuning nodig hebt. Het is belangrijk om te weten of vrijwilligers hun vragen kwijt kunnen en of zij ook weten waar zij hun behoefte aan ondersteuning kunnen uiten. Inhoudelijke vragen over vrijwilligerswerk stellen de vrijwilligers bijna allemaal bij de organisatie waar zij vrijwilligerswerk verrichten, dit doet 91%. Andere mogelijkheden voor vragen zijn bij het vrijwilligerspunt (1%), bij het loket van de gemeente (1%) of
7
Opleidings- en scholingsmogelijkheden – n=X, (Onkosten)vergoeding – n=Y en Verzekering – n=Z.
20/30
KLANTONDERZOEK WMO OVER 2013 – ERVARINGEN VAN VRIJWILLIGERS
anders (4%). 3% van de vrijwilligers weet niet waar zij terechtkunnen met (inhoudelijke) vragen over vrijwilligerswerk. Vrijwilligerswerk kan soms belastend zijn voor de vrijwilliger op het fysieke vlak, maar soms ook op het mentale vlak. Uit de resultaten blijkt dat het overgrote deel van de vrijwilligers uit uw gemeente het vrijwilligerswerk niet als zwaar ervaart. Dit geldt voor zowel het lichamelijke als het geestelijke vlak. Toch geeft 13% van de vrijwilligers aan het ‘soms’ lichamelijk zwaar te vinden, voor geestelijk is dit zelfs 40%. De resultaten zijn in onderstaande tabel terug te vinden. Tabel 12
Hoe ervaart u het vrijwilligerswerk? Vaak als
Soms als
Niet als
zwaar
zwaar
zwaar
Lichamelijk
0%
13%
87%
Geestelijk
0%
40%
60%
Voor het ervaren van de geestelijke belasting door vrijwilligerswerk blijkt uit de resultaten van afgelopen jaren van het vrijwilligersonderzoek dat er geen verschil wordt gevonden tussen mannelijke en vrouwelijke vrijwilligers, in tegenstelling tot de lichamelijke belasting. Vrouwen geven vaker aan het vrijwilligerswerk ‘soms’ als lichamelijk zwaar te ervaren dan mannen. Vrijwilligers met bestuurstaken lijken op basis van de onderzoeksresultaten van afgelopen jaren het vrijwilligerswerk minder vaak lichamelijk zwaar te vinden dan vrijwilligers met uitvoerende taken. Voor de geestelijke belasting is geen verschil gevonden. Ongeveer 17% van de vrijwilligers geeft aan zich soms overbelast te voelen door het vrijwilligerswerk. 1% geeft aan dit vaak te ervaren en 82% (bijna) nooit. Er lijkt geen verschil te zijn tussen mannelijke en vrouwelijke vrijwilligers op basis van de resultaten uit voorgaande jaren. Bestuurlijke vrijwilligers lijken minder vaak aan te geven dat zij zich door het vrijwilligerswerk (bijna) nooit overbelast voelen. Het merendeel van de vrijwilligers verwacht steun bij hun taak als vrijwilliger. Ongeveer 57% geeft dit aan. Door de vrijwilligers die aangeven steun te verwachten worden de volgende vormen van steun genoemd: • Overleg en besprekingen • Voorlichting en bijscholing • Feedback en luisterend oor • Waardering • Collegialiteit De meeste vrijwilligers verwachten deze steun in de eerste plaats van de vrijwilligersorganisatie waarvoor zij vrijwilligerswerk verrichten, dit geeft 86% aan. Een klein gedeelte van de vrijwilligers (3%) verwacht deze steun van het vrijwilligerspunt. 11% verwacht deze steun van anderen. Voorbeelden die meerdere
21/30
KLANTONDERZOEK WMO OVER 2013 – ERVARINGEN VAN VRIJWILLIGERS
keren genoemd zijn, zijn medevrijwilligers of betaalde krachten waar vrijwilligers mee samenwerken. Om de behoeften aan ondersteuning te peilen is een aantal mogelijke vormen van ondersteuning voorgelegd. In onderstaande tabel is terug te vinden welk aandeel van de vrijwilligers behoefte heeft aan de genoemde vorm. Tabel 13
Heeft u behoefte aan de volgende vormen van ondersteuning voor vrijwilligerswerk? (% ja) Uw gemeente
Informatie
60%
Advies
56%
Begeleiding
42%
Bekijken van de (online) vacaturebank voor vrijwilligerswerk
12%
Raadplegen van internet
27%
Het volgen van een cursus
35%
Het bezoeken van spreekuur/inloopuur
14%
De drie vormen van ondersteuning waar het meeste behoefte aan is, zijn op de eerste plaats ‘informatie’ met 60%, op de tweede plaats ‘advies’ met 56% en op de derde plaats is ‘begeleiding’ (42%) terug te vinden. Dit is consistent met de open antwoorden uit de eerdere vraag ten aanzien van wat voor ondersteuning de vrijwilliger verwacht.
22/30
KLANTONDERZOEK WMO OVER 2013 – ERVARINGEN VAN VRIJWILLIGERS
Hoofdstuk 5 Ondersteuning door vrijwilligersorganisatie/ -steunpunt De gemeente werkt bij het ondersteunen van de vrijwilligers vaak samen met een vrijwilligerssteunpunt of een -centrale, het Wmo-loket, een maatschappelijk makelaar en een welzijnsstichting. In de meeste gemeenten hebben vooral de gemeente zelf en het steunpunt of de centrale een rol bij de uitvoering van de ondersteuning. Elke gemeente moet een loket hebben waar vrijwilligers(organisaties) met hun vragen kunnen komen. Dit kan ingericht worden via een speciaal vrijwilligerssteunpunt, via het Wmo-loket of een ander loket bij de gemeente of het is een onderdeel van een welzijnsorganisatie. Binnen zo’n loket kunnen verschillende vormen van ondersteuning worden geboden. Vrijwilligerswerk is niets nieuws en wordt al sinds jaar en dag door mensen gedaan. Sinds de invoering van de Wmo is de gemeente echter verantwoordelijk voor het ondersteunen van vrijwilligers in hun werkzaamheden, zodat zij dit nog lang en met plezier kunnen volhouden. Het opzetten van steunpunten vrijwilligerswerk of vrijwilligerscentrales waar vrijwilligers naar toe kunnen voor ondersteuning is zo’n taak van de gemeente. Binnen uw gemeente is het vrijwilligerssteunpunt ondergebracht bij het Vrijwilligerspunt van Carrefour, Welzijnsgroep Noordoostpolder. In deze paragraaf gaan we nader in op (de geboden ondersteuning vanuit) het vrijwilligerspunt. 5.1
Bekendheid vrijwilligerspunt
Een kleine meerderheid van de vrijwilligers (52%) is bekend met het vrijwilligerspunt. De onderstaande resultaten zijn gebaseerd op deze vrijwilligers, aangezien zij ervaringen hebben met het vrijwilligerspunt. De resultaten van hoe de vrijwilligers bij het vrijwilligerspunt terechtkomen laten een divers beeld zien. In de tabel op de volgende pagina zijn de resultaten terug te vinden.
23/30
KLANTONDERZOEK WMO OVER 2013 – ERVARINGEN VAN VRIJWILLIGERS
Tabel 14
Hoe wist u van het bestaan van het vrijwilligerspunt? Uw gemeente
Via bekenden
10%
Via internet
10%
Via de krant/radio/tv
32%
Via posters/folders of flyers
2%
Via de gemeente
13%
Via de vrijwilligersorganisatie
27%
Via school
2%
Via re-integratietrajecten/Sociale Dienst
1%
Anders
4%
De meest genoemde manier is via krant, radio of tv (32%). De vrijwilligersorganisatie (27%) en de gemeente (13%) spelen ook een grote rol in het attenderen op het vrijwilligerspunt. 5.2
Diensten van vrijwilligerspunt
Voor de diensten informatie, advies, begeleiding, bekijken van de vacaturebank, raadplegen van de website, cursusaanbod ingekeken en bezoeken van spreekuur/inloopuur van het vrijwilligerspunt zullen achtereenvolgens worden besproken: het gebruik en de tevredenheid. De meerderheid van de vrijwilligers geeft aan in de afgelopen twee jaar geen gebruik te hebben gemaakt van het vrijwilligerspunt. Uit de resultaten is al eerder gebleken dat de vrijwilligers meer georiënteerd zijn op de vrijwilligersorganisatie bij (inhoudelijke) vragen. Mogelijk geldt dit ook voor de ondersteuning. Daarnaast is een aantal van de genoemde diensten meer relevant voor zoekende en/of nieuwe vrijwilligers.
24/30
KLANTONDERZOEK WMO OVER 2013 – ERVARINGEN VAN VRIJWILLIGERS
Figuur 4
Hoe vaak heeft u in de afgelopen twee jaar gebruikgemaakt van de diensten van het vrijwilligerspunt?
De tevredenheid over de diensten wordt alleen meegenomen voor vrijwilligers die in de afgelopen twee jaar gebruik hebben gemaakt van één of meer diensten. De resultaten zijn in onderstaande figuur terug te vinden. Bij deze figuur is het antwoord ‘Niet van toepassing’ buiten beschouwing gelaten. Dit zijn namelijk de vrijwilligers die de afgelopen twee jaar geen gebruik hebben gemaakt van de dienst. De resultaten in onderstaande figuur zijn indicatief. Figuur 5
5.3
Hoe tevreden of ontevreden bent u over de diensten van het vrijwilligerspunt?
Eindoordeel vrijwilligerspunt
Tot slot is gevraagd naar een rapportcijfer als eindoordeel voor de ondersteuning van het vrijwilligerspunt. Gemiddeld krijgt de ondersteuning met een 7,3 een dikke voldoende. De spreiding van de gegeven rapportcijfers is in figuur 6 weergegeven. Een 1 is slecht en een 10 is uitstekend. 25/30
KLANTONDERZOEK WMO OVER 2013 – ERVARINGEN VAN VRIJWILLIGERS
Het laagste rapportcijfer is een 1 en het hoogste een 10. De meeste vrijwilligers (57%) hebben een 7 gegeven. Figuur 6
Spreiding rapportcijfers voor eindoordeel vrijwilligerspunt
Ongeveer 42% van de vrijwilligers ervaart geen belasting door het vrijwilligerswerk. Ook geeft 41% aan dat zij dit niet kunnen aangeven omdat zij geen ondersteuning ontvangen van de (vrijwilligers)organisaties en/of het vrijwilligerspunt. Van de overige vrijwilligers geeft 10% aan dat zij veel het gevoel hebben dat de belasting door het vrijwilligerswerk minder is geworden door de ontvangen ondersteuning. Ongeveer 6% voelt dit niet. Het is belangrijk om vrijwilligers te (onder)steunen bij het uitvoeren van hun vrijwilligerswerk. Het is voor hen veelal een keuze om vrijwilligerswerk te doen en als het vrijwilligerswerk voor een (over)belasting zorgt, kan dit hun laten stoppen met het vrijwilligerswerk.
26/30
KLANTONDERZOEK WMO OVER 2013 – ERVARINGEN VAN VRIJWILLIGERS
Hoofdstuk 6 Verwachtingen ten aanzien van vrijwilligerswerk In het laatste hoofdstuk wordt gekeken naar de toekomst van het vrijwilligerswerk. Verwacht de huidige vrijwilliger actief te blijven? Is de niet-vrijwilliger een oudvrijwilliger? Wat zijn redenen om te stoppen met vrijwilligerswerk? Maar ook de vraag: Welke eisen en welk karakter vindt de niet-vrijwilliger noodzakelijk om vrijwilligerswerk te gaan doen? Gegeven tijd en gelegenheid. 6.1
Volgend jaar vrijwilligerswerk?
Aan de vrijwilligers is gevraagd of zij verwachten vrijwilligerswerk te blijven doen. Een ruime meerderheid (66%) geeft aan dit zeker wel te doen. Ongeveer 32% blijft waarschijnlijk vrijwilligerswerk doen. Kortom een ruime 98% van de vrijwilligers verwacht volgend jaar weer vrijwilligerswerk te doen. Slechts 2% van de vrijwilligers geeft aan dit niet te doen. 6.2
Niet-vrijwilligers
Aan de respondenten die bij vraag 1 hebben aangegeven momenteel geen vrijwilligerswerk te doen, is gevraagd of zij mogelijk het afgelopen jaar actief zijn geweest als vrijwilliger of mogelijk eerder. Ongeveer 75% geeft hier een positief antwoord op en is dus een oud-vrijwilliger. De redenen waarom vrijwilligers zijn gestopt met het vrijwilligerswerk lopen uiteen.. Genoemd zijn lichamelijke beperkingen (leeftijd, ziekte, operatie) en het vinden van werk en zodoende minder tijd over hebben. Eén respondent is gestopt vanwege zeer beperkte begeleiding en ondersteuning vanuit de organisatie. Een andere respondent is gestopt omdat het gebied tussen vrijwilligerswerk en betaald werk sterk was vervaagd. Aan de niet vrijwilligers is de volgende situatie voorgelegd. Stel: U heeft (weer) de tijd en gelegenheid om vrijwilligerswerk te gaan doen. Vervolgens zijn een tweetal deelvragen gesteld: • Welke eisen zou u dan stellen aan de werkzaamheden? • Aan welk karakter moet het vrijwilligerswerk voldoen? De resultaten van deze vragen geven inzicht in mogelijke verbeterpunten ten aanzien van het vrijwilligerswerk om in de toekomst (meer) vrijwilligers te werven, binden en boeien. De respondenten noemden met name dat het vrijwilligerswerk sociale contacten, kennis en ervaring moet opleveren. Ook zou het vrijwilligerswerk ondersteund moeten worden door de uitkeringsinstantie. Een respondent noemt ook dat het vrijwilligerswerk dan een opstap zou moeten betekenen naar een betaalde baan. Respondenten is ook gevraagd, wanneer zij weer in de gelegenheid zijn om vrijwilligerswerk te doen, aan welk karakter het vrijwilligerswerk moet voldoen. De meeste respondenten spreken de wens uit voor activiteiten of werkzaamheden, met 27/30
KLANTONDERZOEK WMO OVER 2013 – ERVARINGEN VAN VRIJWILLIGERS
een vast aantal uren per week of per maand, of op vaste dagen. Ook is er een aantal respondenten meer voorstander van de flexibilisering van vrijwilligerswerk. Zij zijn voorstander van activiteiten of werkzaamheden, waarvan zij zelf kunnen bepalen wanneer deze taken uitgevoerd worden. Een respondent voegt daar aan toe: “Het moet mij uitdaging bieden, leuke collega's en stof tot nadenken”.
28/30
KLANTONDERZOEK WMO OVER 2013 – ERVARINGEN VAN VRIJWILLIGERS
Hoofdstuk 7 Opmerkingen vanuit respondenten Aan het eind van de vragenlijst hebben respondenten de mogelijkheid gehad om opmerkingen toe te voegen. Onderstaand volgt een selectie van deze opmerkingen. • • • •
•
• • • •
•
• •
•
29/30
Je mag het bijzonder vinden klaar te kunnen staan om een ander te mogen helpen. Omdat ik christen ben, vind ik vrijwilligerswerk een bijbelse opdracht. Bovendien geeft het mij een mooie dagvulling. Vrijwilligerswerk: doen! Ik doe ook nog drie keer per week mantelzorg voor een hoogbejaard familielid. Dit is in het totaal minimaal 15 uur. Dit is buiten de polder. Als dit weg valt, ga ik op den duur meer vrijwilligers werk doen en dan ook in de zorg en in de kerk. Ik werk in de zorg en heb empathie met mensen die zorg nodig hebben of eenzaam zijn. Ik hoop gezien mijn leeftijd nog lang vrijwilliger te zijn, hoewel ik inmiddels wel moet doseren en grenzen stellen in de hulp die ik kan bieden. Ik heb nooit gekeken naar Vrijwilligerssteunpunt, omdat ik tevreden ben met mijn werk als ondersteuning. Vanuit deze organisatie krijg ik voldoende informatie. Het is fijn om 1x per jaar als vrijwilligers bij elkaar te komen en samen iets te doen voor het onderlinge contact. Ik denk dat vrijwilligerswerk in de gemeente Noordoostpolder al aardig goed geregeld is. De beste manier om als gemeente alle verenigingen te ondersteunen, is de boekhouding (liefst met contributie-inning) over te nemen van de verenigingen. Dat is de bottleneck van de verenigingen. Penningmeesters zijn wel te vinden, maar geen goede boekhouders voor langere termijn. Dit is een functie die niet elk jaar moet wisselen. Met een fte bij de gemeente kun je alle administraties van de verenigingen overnemen en ze financieel adviseren. De gemeente heeft inzicht in alle administraties en het geeft de verenigingen stabiliteit, financiële rust en minder fraudegevallen. Win-win-situatie. Ik krijg een WW-uitkering en moet daarom wekelijks solliciteren; op mijn leeftijd (tussen de 60 – 65) tamelijk nutteloos. Door het doen van vrijwilligerswerk zou deze verplichting opgeheven moeten worden. Ik ben tussen de 60 en de 65 en wil af van de sollicitatieplicht! Ik zou graag zien dat het vrijwilligerswerk wat deels het betaalde werk heeft overgenomen ook een ruimhartiger vergoeding kent. Ook een punt van aandacht: de gemeente zou een voorrangs-/actiever beleid moeten voeren ten aanzien van vrijwilligers met ambitie naar betaalde arbeid. Het UVW heeft hiervoor geen belangstelling, ziet ook geen taak in deze. Als je als vrijwilliger inspanningen verricht en je doet dat met plezier en straal je dat ook nog uit, dan hebben meer mensen dan jij alleen er "baat" bij. Zorg wel dat het vrijwilligerswerk niet door "papierarbeid" het leuke er af gaat, daar zit je als "minder jonge" helemaal niet om verlegen. Tevens vind ik dat wanneer je
KLANTONDERZOEK WMO OVER 2013 – ERVARINGEN VAN VRIJWILLIGERS
• •
•
•
•
30/30
arbeid verricht, die voorheen betaalde arbeid heette, je jezelf wel af moet gaan vragen wie je er mee dient. Geef een vrijwilliger ruimte om vrij te nemen. De druk uit de samenleving neemt toe. Laten we geen werk overnemen van betaalde krachten. Behoud van tegemoetkoming kinderopvang bij het doen van vrijwilligerswerk als dit niet onder schooltijd kan plaatsvinden. Meer controle op vrijwilligersvacatures, aangezien deze steeds vaker een betaalde baan vervangen. Duidelijk beleid vanuit de gemeente (overheid) voor organisaties die vrijwilligers inzetten aan welke criteria een vrijwilligersbaan moet voldoen. Taken van beroepskrachten in de sector zorg en welzijn worden door vrijwilligers gedaan, dit kan niet de bedoeling van vrijwilligerswerk zijn. Organisaties die gebruikmaken van vrijwilligers weten vaak niet dat je vrijwilligers kunt onderscheiden in verschillende categorieën. Dit kan leiden tot enorme frustratie bij de vrijwilliger omdat zij zich niet gehoord, gezien en gewaardeerd voelen. Wees kritisch en geef duidelijk de grenzen aan wat vrijwilligerswerk is en waar het stopt. Ik help bij drie organisaties, bij alle drie de organisaties is de gemiddelde leeftijd van de vrijwilliger tegen de 70 jaar. Binnen een jaar of tien zal een groot deel van deze vrijwilligers niet meer vrijwilligerswerk kunnen doen. Hoe kan dat tekort aangevuld worden? Ik zou graag aandacht vragen voor de ongerijmdheid in de manier waarop de overheid kijkt naar vrijwilligerswerk. Aan de ene kant wordt vrijwilligerswerk gepromoot en als noodzakelijk gezien, aan de andere kant doen uitkeringsinstanties heel moeilijk als het om het doen van vrijwilligerswerk gaat. Ik ben op een leeftijd dat werk vinden heel moeilijk is, maar als ik zinvol bezig wil zijn en deel wil blijven nemen aan de maatschappij, dan mag dat niet. Vreemde zaak. Ook zou ik een pleidooi willen houden voor het basisinkomen. Ik ben best tevreden met een laag inkomen als ik vervolgens mijn bijdrage aan de maatschappij kan leveren door vrijwillig allerlei werkzaamheden op te pakken die nu blijven liggen omdat het niet meer betaald kan worden. Waarom kan iedereen die wel wil werken, maar geen werk heeft/kan vinden en in plaats daarvan vrijwilligerswerk geen minimum loon krijgen (dus geen bijstand) en vrijgesteld worden van zinloos solliciteren wat alleen maar afwijzingen tot gevolg heeft wat vervolgens je zelfvertrouwen ondermijnd en zorgt voor depressies et cetera.
TELEFOON
070 - 310 3800 E-MAIL
[email protected] WEBSITE
www.bmconderzoek.nl