Klantonderzoek Wmo over 2012 Ervaringen van Mantelzorgers Meppel
Klantonderzoek Wmo over 2012 Ervaringen van Mantelzorgers Meppel
COLOFON Samenstelling Volkan Atalay Anja van Lonkhuijzen SGBO Benchmarking Postbus 10242 2501 HE Den Haag SGBO 107401 Niets uit deze publicatie mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie of op welke andere wijze dan ook, zonder de voorafgaande schriftelijke toestemming van SGBO.
Aan de totstandkoming van deze publicatie is de grootst mogelijke zorg besteed. SGBO kan echter niet aansprakelijk worden gesteld voor eventuele onjuistheden, noch kunnen aan de inhoud rechten worden ontleend.
Meppel
INHOUDSOPGAVE Inleiding
2
Samenvatting
4
1
Verantwoording en achtergrondgegevens
6
1.1
Achtergrond onderzoek
6
1.2
Achtergrond mantelzorgers
7
2
Algemene kenmerken van het mantelzorgen
10
2.1
Duur van de hulp of zorg in maanden en uren per week
10
2.2
Zorg of hulp delen met anderen
11
2.3
Terugvallen op een ander
11
2.4
Zich beschouwen als mantelzorger
13
2.5
Begrip uit omgeving
13
3
Relatie tot zorgvrager inclusief zorgsituatie
15
3.1
Sociale relatie tot zorgvrager en woonsituatie
15
3.2
Zorgsituatie en vormen van hulp
16
4
Motieven
18
5
Participatie en eenzaamheid
19
5.1
Participatie
19
5.2
Eenzaamheid
20
6
Mate van overbelasting
21
7
Ondersteuning
23
7.1
Registratie van mantelzorgers
23
7.2
Ervaren ondersteuning
24
7.3
Ondersteuningsorganisaties
25
7.4
Ondersteuningsvormen: bekendheid, behoefte en gebruik
25
7.5
Tevredenheid ondersteuning en effect
26
Bijlagen
28
Bijlage 1 Resultaten tevredenheidsonderzoek mantelzorgers
30
Meppel
Meppel
Inleiding Het is voor een gemeente nuttig te weten wat de ervaringen van mantelzorgers zijn met de geboden ondersteuning en diensten in het kader van de Wmo. De gemeente is verantwoordelijk voor die ondersteuning en middelen moeten zo goed mogelijk aangewend worden. Dit rapport gaat over de ervaringen en tevredenheid van mantelzorgers. Het tevredenheidsonderzoek laat de gemeente zien of de inspanningen om de ondersteuning te verbeteren effect sorteren. De ervaringen van de eigen mantelzorgers worden vergeleken met die van mantelzorgers in andere gemeenten. Die vergelijking plaatst de resultaten in perspectief. De gemeente krijgt daarnaast inzicht in de achtergrond van de mantelzorgers, de algemene kenmerken van het mantelzorgen, de relatie tot de zorgvrager en de woonsituatie, de motieven om te zorgen, de participatie en eenzaamheid van de mantelzorger, de mate van overbelasting en de ondersteuning. De informatie over de tevredenheid van de ontvangen ondersteuning en het effect ervan geeft zowel de gemeente als betrokken organisaties, zoals een Wmo-(advies)raad, een instrument in handen om de uitvoering en effecten van het beleid te monitoren en daar waar nodig bij te sturen of aan te passen. Leeswijzer Het rapport begint met een samenvatting met daarin de resultaten op hoofdlijnen. Hoofdstuk 1 bevat de verantwoording en de achtergrondgegevens over het onderzoek. In hoofdstuk 2 komen de algemene kenmerken van de mantelzorgers aan bod en in hoofdstuk 3 de relatie tot de zorgvrager. Motieven en participatie worden respectievelijk in hoofdstuk 4 en 5 nader bekeken. In hoofdstuk 6 staat de mate van overbelasting centraal. De ondersteuning wordt in het afsluitende hoofdstuk weergegeven. In het rapport wordt met regelmaat verwezen naar de resultaten uit eerdere tevredenheidsonderzoeken Wmo en de Benchmark Wmo. Voor gemeenten die eerder hebben deelgenomen aan een standaard onderzoek onder mantelzorgers zijn in de bijlage de resultaten van vergelijkbare vragen weergegeven. Figuren In het rapport zijn zowel de resultaten van de respondenten in uw gemeente als het gemiddelde resultaat van de respondenten van de andere deelnemende gemeenten weergegeven. In een aantal figuren zijn rode streepjes geplaatst. Deze rode streepjes geven de score van de referentiegroep weer. Dit is een optelling van de categorieën ‘tevreden’ en ‘zeer tevreden’.
SGBO TEVREDENHEIDSONDERZOEK WMO OVER 2012
2
Meppel
De cijfers van de figuren kunnen door afronding afwijken van de cijfers in de tekst. De cijfers in de tekst liggen het dichtst bij de berekende waarde. In sommige gevallen tellen antwoorden van een vraag niet op tot 100%, dit komt door afrondingsverschillen.
SGBO TEVREDENHEIDSONDERZOEK WMO OVER 2012
3
Meppel
Samenvatting In uw gemeente is een tevredenheidsonderzoek gehouden onder mantelzorgers. In de vragenlijst komen verschillende aspecten rondom het verlenen van mantelzorg aan de orde. In deze samenvatting worden de resultaten op hoofdlijnen weergegeven. Er zijn 272 bekende, geregistreerde mantelzorgers aangeschreven en daarnaast zijn er nog 150 vragenlijsten verspreid neergelegd in de gemeente op plekken waar mantelzorgers komen. Dit maakt een totaal van 422 uitgezette vragenlijsten. Er zijn 168 vragenlijsten geretourneerd. Dit is een respons van 40% (in de referentiegroep is dit 36%). Van de ontvangen reacties waren er 156 mantelzorgers. Voor de analyses van dit onderzoek zijn deze 156 vragenlijsten verwerkt. De resultaten in het rapport worden soms uitgesplitst en geven bij een klein aantal respondenten alleen een indicatie van de tevredenheid van de mantelzorgers in uw gemeente. De aantallen zijn veelal te klein om harde uitspraken te kunnen doen. Algemene kenmerken van de mantelzorger In uw gemeente is 58% van de respondenten vrouw. In de referentiegroep gaat het om 66%. Voor 95% van de mantelzorgers geldt dat zij in dezelfde gemeente als de zorgvrager wonen. In de referentiegroep is dit 86%. Van de mantelzorgers geeft 29% aan dat zij betaalde arbeid verricht. Vrijwilligerswerk wordt door 36% van de mantelzorgers gedaan. 45% van de mantelzorgers doet geen van beide. In de referentiegroep is dit respectievelijk 39%, 36% en 40%. Van de mantelzorgers verleent 18% aan meer dan één persoon hulp (mantelzorg). In de referentiegroep is dit 21%. Algemene kenmerken van het mantelzorgen De grootste groep mantelzorgers geeft langer dan 5 jaar hulp of zorg aan een naaste. Dit wordt door ongeveer 67% van de respondenten gedaan. De meeste mantelzorgers (34%) in uw gemeente geven gemiddeld 25 uur of meer zorg of hulp per week. Van de mantelzorgers geeft 22% aan dat zij de zorg voor hun zorgvrager delen met een andere mantelzorger. Ook ontvangt 55% van de zorgvragers zorg of hulp van een zorg-of hulpverlener. In de referentiegroep is dit respectievelijk 32% en 63%. Het overgrote deel van de mantelzorgers geeft aan dat zij (71%) kunnen terugvallen op een ander. Voor de referentiegroep is dit 74%. Op de vraag: “Beschouwt u zichzelf als mantelzorger?” geeft 88% een positief antwoord, zij beschouwen zichzelf als mantelzorger. In de referentiegroep is dit 80%. Mantelzorgers ervaren in 77% begrip van hun omgeving. Voor de referentiegroep is dit 76%.
SGBO TEVREDENHEIDSONDERZOEK WMO OVER 2012
4
Meppel
Relatie tot zorgvrager inclusief zorgsituatie Uit de resultaten blijkt dat de grootste groep mantelzorgers zorg geeft aan de echtgeno(o)t(e) of partner, dit is 63%. De meest voorkomende woonsituatie van degene voor wie gezorgd wordt, is ‘woont bij mij in huis’. Voor uw gemeente is dit bij 66% van de mantelzorgers het geval. De meest voorkomende zorgsituatie komt voort uit lichamelijke beperkingen (handicap). De meest voorkomende vorm van hulp is vervoer en begeleiden bij bezoeken. Motieven, participatie en eenzaamheid 93% van de mantelzorgers verleent de zorg vooral vanuit liefde en genegenheid. Voor de referentiegroep is dit 89%. Van de respondenten ervaart 22% ‘vaak’ beperkingen bij het ontmoeten van vrienden, familie en kennissen. 51% van de mantelzorgers ervaart dit ‘soms’. Voor de mantelzorgers in de referentiegroep is dit 20% en 48%. Ongeveer 11% van de mantelzorgers in uw gemeente geeft aan zich ‘vaak’ eenzaam te voelen, voor 31% is dit ‘soms’ het geval. In de referentiegroep is dit respectievelijk 8% en 30%. Mate van overbelasting Op basis van een negental stellingen is een mate van overbelasting berekend met een score tussen de 0 en 9, waarbij geldt hoe hoger de score, hoe hoger de mate van overbelasting. De mate van overbelasting voor de mantelzorgers in uw gemeente is 5,8 en voor de referentiegroep is dit 5,0. Ondersteuning De meest bekende vorm van ondersteuning is: informatie met 83%. De ondersteuning ‘financiële tegemoetkoming’ is door de meeste mantelzorgers genoemd als behoefte (58%). Het gebruik is het hoogst voor de functie materiële hulp (39%). Onder materiële hulp valt bijvoorbeeld de tegemoetkoming voor gemaakte kosten. Van de mantelzorgers geeft 4% aan dat zij het gevoel hebben dat de last van het mantelzorgen veel minder is geworden door de ontvangen ondersteuning. Voor 43% geldt dat dit ‘enigszins’ is en voor 52% ‘niet’. De aandelen voor de referentiegroep zijn respectievelijk 12%, 47% en 41%.
SGBO TEVREDENHEIDSONDERZOEK WMO OVER 2012
5
Meppel
1
Verantwoording en achtergrondgegevens De vragen aan mantelzorgers bieden een goede gelegenheid om zicht te krijgen op de motieven, de mogelijke beperkingen in participatie en de mate van (over)belasting. Daarnaast wordt in deze vragenlijst aandacht besteed aan verschillende aspecten rondom de ondersteuning voor mantelzorgers: de bekendheid, de behoeften, het gebruik en de tevredenheid. Dit rapport presenteert de resultaten van deze vragen aan mantelzorgers. De resultaten van uw gemeente worden vergeleken met die van gemeenten die ook een vragenlijst aan mantelzorgers hebben voorgelegd. Dit zijn 13 gemeenten op het moment van uitbrengen van dit rapport.
1.1
Achtergrond onderzoek
Om de ervaringen van een doelgroep te achterhalen, is het noodzakelijk om de doelgroep te kunnen bereiken. Het bereiken van mantelzorgers is vaak lastig. Niet alle mantelzorgers zijn bekend bij gemeenten en/of een Steunpunt Mantelzorg. Daarnaast herkennen veel mantelzorgers zichzelf niet in de term ‘mantelzorg’. De gebruikte definitie is: “Mantelzorgers zorgen voor een chronisch zieke, gehandicapte of hulpbehoevende partner, ouder, kind of ander familielid, vriend of kennis. Mantelzorg is anders dan de gebruikelijke (alledaagse) zorg, zoals de zorg voor een gezond kind. Daarnaast geldt dat mantelzorg geen vrijwilligerswerk is.” Om mantelzorgers aan te schrijven zijn verschillende mogelijkheden: •
•
• •
Geregistreerde mantelzorgers. Van deze mantelzorgers zijn de contactgegevens bekend bij gemeenten en/of een Steunpunt Mantelzorg en de vragenlijsten kunnen direct naar de mantelzorger worden gestuurd. Mantelzorgers van cliënten met een individuele voorziening. Insteek bij deze benadering is dat achter vrijwel iedere cliënt met een individuele voorziening een mantelzorger staat. De uitnodigingsbrief voor het onderzoek wordt verzonden naar de cliënt en er wordt gevraagd of er iemand in de omgeving is die de cliënt regelmatig vrijwillig hulp of zorg geeft. Vervolgens is hen verzocht de vragenlijst aan die persoon voor te leggen met de vraag deze in te vullen. Mantelzorgers van bewoners van (zorg)instellingen. De contactpersonen van de bewoners van een (zorg)instelling zijn veelal mantelzorgers voor de bewoners. Mantelzorgers onder inwoners. Uit de gemeentelijke basisadministratie wordt een steekproef getrokken uit inwoners van 18 jaar en ouder. Landelijke cijfers geven aan dat één op de vijf volwassen inwoners mantelzorger is. Dit is op basis van de ruime definitie van mantelzorg.
SGBO TEVREDENHEIDSONDERZOEK WMO OVER 2012
6
Meppel
Met het aanschrijven van mantelzorgers via de eerste drie genoemde opties gaat het om een selectieve groep mantelzorgers, namelijk de mantelzorgers die bekend zijn bij gemeenten en/of een Steunpunt Mantelzorg, of mantelzorgers voor cliënten met individuele voorzieningen of mantelzorgers van bewoners van (zorg)instellingen. Dit kan gevolgen hebben voor de resultaten van bepaalde vragen. Mantelzorgers van cliënten met een individuele voorziening kennen bijvoorbeeld veelal het Wmo-loket en zijn mogelijk beter op de hoogte van de mogelijkheden om ondersteuning vanuit gemeente en/of een Steunpunt Mantelzorg te ontvangen bij het geven van mantelzorg. Ook zal de bekendheid van het Steunpunt Mantelzorg bijvoorbeeld hoger zijn onder mantelzorgers die geregistreerd staan bij een Steunpunt Mantelzorg. In de referentiegroep worden de resultaten van alle mantelzorgers samengenomen, ongeacht de wijze van aanschrijven. De referentiegroep bevat dus geregistreerde mantelzorgers, mantelzorgers van cliënten met een individuele voorziening, mantelzorgers van bewoners van (zorg)instellingen en mantelzorgers die benaderd zijn middels een steekproef uit de gemeentelijke basisadministratie. Houd hiermee rekening bij het interpreteren van de resultaten van de referentiegroep. Er zijn 272 bekende, geregistreerde mantelzorgers aangeschreven en daarnaast zijn er nog 150 vragenlijsten verspreid neergelegd in de gemeente op plekken waar mantelzorgers komen. Dit maakt een totaal van 422 uitgezette vragenlijsten. Er zijn 168 vragenlijsten geretourneerd. Dit is een respons van 40% (in de referentiegroep is dit 36%). Van de ontvangen reacties waren er 156 mantelzorgers. Voor de analyses van dit onderzoek zijn deze 156 vragenlijsten verwerkt. Bij het bepalen van de omvang van de steekproef is uitgegaan van een bepaalde betrouwbaarheid, nauwkeurigheid en respons om uitspraken te kunnen doen. Bij uitsplitsingen van de resultaten kan het, bij kleine aantallen respondenten, zijn dat de resultaten indicatief zijn. 1.2
Achtergrond mantelzorgers
Van de respondenten geeft ongeveer 93% aan dat zij momenteel mantelzorg verlenen op basis van de definitie in de voorgaande paragraaf. In de referentiegroep is dit 60%. Respondenten die aangeven geen mantelzorg te bieden, worden doorverwezen naar het einde van de vragenlijst. De gegevens van deze respondenten zijn niet meegenomen in de rapportage. In deze paragraaf worden een aantal persoonlijke kenmerken van de mantelzorgers besproken. Het gaat om de resultaten van de vragen: • Bent u man of vrouw? • Wat is uw leeftijd?
SGBO TEVREDENHEIDSONDERZOEK WMO OVER 2012
7
Meppel
• • • •
Woont u in dezelfde gemeente als degene voor wie u zorgt? Verricht u betaalde arbeid? Heeft u de afgelopen 12 maanden vrijwilligerswerk gedaan? Geeft u hulp (mantelzorg) aan meer dan één persoon?
In uw gemeente is 58% van de respondenten vrouw. In de referentiegroep gaat het om 66%. Uit landelijk onderzoek blijkt dat mantelzorgers veelal vrouw zijn. Dit geldt ook voor uw gemeente. In onderstaande tabel zijn persoonlijke kenmerken van de mantelzorgers terug te vinden voor uw gemeente en de referentiegroep. Tabel 1
Persoonlijke kenmerken mantelzorgers (geslacht, leeftijd, woonplaats) Uw gemeente
Referentiegroep
Man
42 %
34 %
Vrouw
58 %
66 %
17 jaar of jonger
0%
0%
18-34 jaar
1%
3%
35-64 jaar
49 %
57 %
65-74 jaar
27 %
21 %
75 jaar of ouder
23 %
19 %
Zelfde gemeente als zorgvrager
95 %
86 %
Andere gemeente als zorgvrager
5%
14 %
Geslacht
Leeftijd
Woonplaats
Vooral vrouwen en ouderen verlenen mantelzorg. Vrouwen en ouderen zijn niet per se meer bereid om te zorgen, maar de trefkans is voor hen groter. Dat wil zeggen dat voor hen de kans dat er een hulpbehoevende in het sociale netwerk aanwezig is, groter is. Mantelzorgers die in dezelfde gemeente wonen als hun zorgvrager genieten een aantal voordelen. Bijvoorbeeld omdat de afstand tot elkaar relatief klein is, waardoor de belasting en de (on)kosten voor de mantelzorger door deze korte afstand minder kunnen zijn. Ook kunnen beiden voor ondersteuning terecht bij dezelfde gemeente of zelfs bij hetzelfde loket. Voor 95% van de mantelzorgers geldt dat zij in dezelfde gemeente als de zorgvrager wonen. In de referentiegroep is dit 86%. Mantelzorgers met betaalde arbeid hebben te maken met een dubbele belasting omdat zij zowel werken als zorgen. Het merendeel van de mantelzorgers verricht echter geen betaalde arbeid. Het kan zijn dat mantelzorgers stoppen met werken om mantelzorg te verlenen, maar ook is het mogelijk dat ze eerder geneigd zijn om te zorgen, omdat ze niet werken.
SGBO TEVREDENHEIDSONDERZOEK WMO OVER 2012
8
Meppel
Werk kan fungeren als afleiding van de zorg en een uitlaatklep bieden. Soms kan de combinatie voor de mantelzorger zwaar zijn en zetten zij vrije dagen en vakantie in om te kunnen zorgen. Gemeenten hebben een aantal middelen tot hun beschikking om de werkende mantelzorger te ondersteunen, zoals afstemming met re-integratie en vrijstelling van sollicitatieplicht. Daarnaast kan een gemeente werkgevers stimuleren om aandacht te hebben voor mantelzorgers in het bedrijf. Hierbij kan gedacht worden aan specifieke regelingen binnen personeelsbeleid zoals flexibele werktijden en thuiswerken. Van de mantelzorgers geeft 29% aan dat zij betaalde arbeid verricht. Vrijwilligerswerk wordt door 36% van de mantelzorgers gedaan. 45% van de mantelzorgers doet geen van beide. In de referentiegroep is dit respectievelijk 39%, 36% en 40%. In onderstaande tabel wordt nader ingegaan op de combinatie van mantelzorg met betaalde arbeid en/of vrijwilligerswerk. Tabel 2
Participatie door betaalde arbeid en/of vrijwilligerswerk Uw gemeente
Referentiegroep
Betaalde arbeid Nee
71 %
61 %
Ja, 1 t/m 12 uur per week
6%
7%
Ja, 13 t/m 31 uur per week
13%
16%
Ja, 32 uur of meer per week
11 %
16 %
Vrijwilligerswerk Nee
64 %
64 %
Ja, incidenteel
13 %
13 %
Ja, tot 2 uur per week
1%
5%
Ja, 2 tot 4 uur per week
10%
9%
Ja, 4 tot 8 uur per week
8%
5%
Ja, 8 uur of meer per week
5%
3%
Van de mantelzorgers verleent 18% aan meer dan één persoon hulp (mantelzorg). In de referentiegroep is dit 21%. Deze mantelzorgers hebben de vragen beantwoord voor diegene voor wie zij het meeste zorgen. Hierdoor moeten voor een aantal vragen de resultaten in de volgende hoofdstukken als een minimum worden gezien.
SGBO TEVREDENHEIDSONDERZOEK WMO OVER 2012
9
Meppel
2
Algemene kenmerken van het mantelzorgen Om inzicht te krijgen in wie de mantelzorger is, is een aantal algemene kenmerken van de mantelzorger en het mantelzorgen uitgevraagd: • • • • •
Hoe lang en hoeveel uur per week verleent de mantelzorger hulp of zorg? Deelt de mantelzorger de hulp of zorg? Heeft de mantelzorger zelf iemand om op terug te vallen voor hulp of zorg? Beschouwt de mantelzorger zichzelf als mantelzorger? Voelt de mantelzorger zich erkend?
Met de antwoorden op deze vragen wordt in dit hoofdstuk een beeld geschetst van de mantelzorger. Mantelzorgers voldoen niet aan één bepaald profiel. Dé mantelzorger bestaat niet. De verschillende kenmerken geven inzicht in de mantelzorgers in uw gemeente en de mantelzorgers in de referentiegroep. 2.1
Duur van de hulp of zorg in maanden en uren per week
Sommige organisaties zien het verlenen van zorg aan een naaste voor een periode korter dan drie maanden (nog) niet als mantelzorg. Geen van de respondenten verleent minder dan drie maanden hulp of zorg aan een naaste. In de referentiegroep is dit 1%. In onderstaande tabel zijn de resultaten voor de duur van de hulp of zorg terug te vinden. Tabel 3
Duur van hulp of zorg Uw gemeente
Referentiegroep
Minder dan 3 maanden
0%
1%
3 t/m 6 maanden
0%
2%
7 t/m 12 maanden
3%
4%
1 tot 2 jaar
8%
11 %
2 tot 5 jaar
22 %
25 %
Langer dan 5 jaar
67 %
56 %
De grootste groep mantelzorgers geeft langer dan 5 jaar hulp of zorg aan een naaste. Dit wordt door ongeveer 67% van de respondenten gedaan. Het aantal uren zorg dat een mantelzorger verleent per week, verschilt van persoon tot persoon. Van invloed hierop is bijvoorbeeld de zorgsituatie, de woonsituatie en de sociale relatie tot de zorgvrager. Hier wordt in het volgende hoofdstuk verder op ingegaan. De onderstaande figuur toont hoeveel uur hulp een mantelzorger gemiddeld per week geeft aan de zorgvrager voor uw gemeente en de referentiegroep.
SGBO TEVREDENHEIDSONDERZOEK WMO OVER 2012
10
Meppel
Figuur 1
Aantal uren mantelzorg per week
De meeste mantelzorgers (34%) in uw gemeente geven gemiddeld 25 uur of meer zorg of hulp per week. 2.2
Zorg of hulp delen met anderen
Het zorgen voor een zorgvrager vindt in de praktijk vaak plaats door meerdere personen. Dit kunnen naasten van de zorgvrager zijn ofwel mantelzorgers, maar ook formele zorgof hulpverleners of een combinatie hiervan. Een goede afstemming tussen de verschillende verzorgers is van belang, want dit draagt bij aan het plezier van het zorgen, de kwaliteit van de zorg en het leven van de zorgvrager. De zorg- of hulpverlener krijgt door de afstemming met de mantelzorger meer inzicht in het leven van de zorgvrager, zodat maatwerk kan worden geleverd. Daarnaast voorkomt het delen van de zorg of hulp mogelijke overbelasting bij de mantelzorger. De mantelzorger voelt zich erkend, gekend en ondersteund. Van de mantelzorgers geeft 22% aan dat zij de zorg voor hun zorgvrager delen met een andere mantelzorger. Ook ontvangt 55% van de zorgvragers zorg of hulp van een zorg-of hulpverlener. In de referentiegroep is dit respectievelijk 32% en 63%. De meerderheid van de mantelzorgers (73%) geeft aan dat er afspraken zijn gemaakt over de verdeling van de zorgtaken tussen hen en de andere zorg- of hulpverlener(s). In de referentiegroep is dit 63%. 2.3
Terugvallen op een ander
Door het grote aandeel ouderen dat mantelzorg verleent, neemt het aantal mantelzorgers dat zelf problemen met de gezondheid heeft of krijgt toe. Zij kunnen daardoor minder gemakkelijk zorgen voor hun naaste. Daarnaast kan het voor mantelzorgers, ongeacht de leeftijd, soms noodzakelijk zijn om tijdelijk op een ander te kunnen terugvallen,
SGBO TEVREDENHEIDSONDERZOEK WMO OVER 2012
11
Meppel
bijvoorbeeld vanwege ziekte of een operatie. De mantelzorger heeft dan zelf hulp of zorg nodig. Het overgrote deel van de mantelzorgers geeft aan dat zij (71%) kunnen terugvallen op een ander. Voor de referentiegroep is dit 74%. Van de mantelzorgers die ouder zijn dan 65 jaar, geeft 63% aan dat zij op een ander kunnen terugvallen voor hulp of zorg. 79% van de mantelzorgers tot 65 jaar kan bij een ander terecht voor hulp of zorg, indien nodig. Voor de referentiegroep is dit respectievelijk 67% en 79%. Deze resultaten kunnen deels worden verklaard door de toename van de leeftijd van de mantelzorger. Met het ouder worden, wordt immers het sociale netwerk kleiner door het wegvallen van vrienden, buren en familieleden door ziekte en overlijden. De volgende tabel geeft weer op wie de mantelzorger kan terugvallen voor hulp of zorg. Tabel 4
Terugvallen voor hulp of zorg Uw gemeente
Referentiegroep
Familie
87 %
87 %
Buren
25 %
23 %
Vrienden
44 %
41 %
(Zorg)vrijwilligers
2%
2%
Zorg- of hulpverlener
26 %
21 %
Anders
7%
6%
De meeste mantelzorgers kunnen terugvallen op familie voor hulp of zorg als zij deze nodig hebben. Het uitvallen van de mantelzorger door bijvoorbeeld ziekte of een ziekenhuisopname heeft niet alleen gevolgen voor de mantelzorger, maar vaak ook voor de zorgvrager. De mantelzorger verleende immers hulp of zorg, die tijdelijk niet kan worden gegeven. Voor de zorgvrager kunnen de gevolgen wisselend zijn. Van invloed zijn bijvoorbeeld de vormen van hulp die de mantelzorger verleent en of de zorg wordt gedeeld. In de tabel op de volgende pagina is terug te vinden welke gevolgen het plotsteling uitvallen van de mantelzorger door ziekte of een ziekenhuisopname heeft voor de zorgvrager voor zowel uw gemeente als voor de referentiegroep.
SGBO TEVREDENHEIDSONDERZOEK WMO OVER 2012
12
Meppel
Tabel 5
Gevolgen uitval mantelzorger voor zorgvrager Uw gemeente
Referentiegroep
27 %
26 %
18 %
30 %
19 %
16 %
8%
4%
Opname van zorgvrager is nodig
13 %
8%
Anders
14 %
16 %
Zorg of hulp wordt niet gegeven Zorg of hulp wordt gegeven door een andere mantelzorger Zorg of hulp wordt gegeven door een vrijwilliger of professional Zorg of hulp wordt gegeven middels een particuliere hulp
Sommige mantelzorgers zijn de spil in het leven van de zorgvrager en worden spilzorgers genoemd. ‘Spilzorgers zijn de spil zonder welke het bestaan van de cliënt zou instorten’1. Resultaat van het uitvallen van deze spilzorger zal veelal resulteren in een noodzakelijke opname van de zorgvrager. Voor 13% van de mantelzorgers is dit van toepassing. In de referentiegroep is dit 8%. 2.4
Zich beschouwen als mantelzorger
Hoewel hun aantal afneemt, zijn er nog altijd mantelzorgers die zichzelf niet beschouwen als mantelzorger, of die zich niet herkennen in de term. Zij vinden de zorg aan een naaste vaak ‘vanzelfsprekend’. Dit maakt het voor gemeenten extra lastig deze mantelzorgers te bereiken en te registreren. Op de vraag: “Beschouwt u zichzelf als mantelzorger?” geeft 88% een positief antwoord, zij beschouwen zichzelf als mantelzorger. In de referentiegroep is dit 80%. Het ‘vanzelfsprekend’ zijn van mantelzorg maakt dat de mantelzorger veelal persoonlijk moet worden verteld dat zij mantelzorger zijn. Zij verlenen meer dan de alledaagse zorg aan een partner, ouder, kind of ander familielid, vriend of buren dan gebruikelijk is en zijn daarom dus mantelzorger. 2.5
Begrip uit omgeving
Mantelzorgers kunnen niet altijd rekenen op begrip uit hun omgeving. Begrip opbrengen lukt des te beter, wanneer mensen uit de sociale omgeving deze situatie al eens eerder meegemaakt hebben en uit die tijd informatie hebben verkregen over het mantelzorgen en het verloop ervan. Deze ervaring heeft niet iedereen.
1
Tonkens, E., Broecke, J. van den en Hoijtink, M, Op zoek naar weerkaatst plezier. 2009.
SGBO TEVREDENHEIDSONDERZOEK WMO OVER 2012
13
Meppel
Daarnaast geldt dat de aandacht vaak naar de zorgvrager uitgaat. De situatie van de zorgvrager is bekend en onderwerp van gesprek. Aan de zorgvrager wordt gevraagd hoe het met hem of haar gaat (of aan de mantelzorger als de zorgvrager niet in staat is om te communiceren). Lastiger zijn de situaties waarbij aan de buitenkant van de zorgvrager niet is te zien dat hij of zij zorg nodig heeft. Soms ziet de omgeving niet wat er aan de hand is; zij zien de zorgvrager alleen op zijn of haar goede dagen. De vraag “Hoe gaat het met je?” wordt echter minder vaak gesteld aan de mantelzorger. Juist deze interesse is voor mantelzorgers van belang. Het geeft hun ook de kans om hun verhaal te doen en te vertellen over hun ervaringen. Het kunnen doen van je verhaal geeft lucht. Voor mantelzorgers hangt begrip nauw samen met erkenning. Een aantal mantelzorgers wil graag erkenning van de omgeving, zij voelen zich daardoor verplicht om verantwoording af te leggen over de keuzes die zij maken. Dit geldt niet alleen voor familie en vrienden, maar vooral van de instellingen willen zij erkenning. Mantelzorgers ervaren in 77% begrip van hun omgeving. Voor de referentiegroep is dit 76%. Een mantelzorger die zich begrepen voelt, ervaart doorgaans minder overbelasting en voelt zich minder eenzaam.
SGBO TEVREDENHEIDSONDERZOEK WMO OVER 2012
14
Meppel
3
Relatie tot zorgvrager inclusief zorgsituatie In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de woonsituatie van de zorgvrager en op zijn/haar sociale relatie tot de mantelzorger. Daarna komen de zorgsituatie en de verschillende vormen van hulp die de mantelzorger verleent, aan bod.
3.1
Sociale relatie tot zorgvrager en woonsituatie
Naarmate mantelzorgers ouder zijn, verlenen ze vaker zorg aan hun partner en aan hun ouders. Uit onderstaande tabel blijkt dat de grootste groep mantelzorgers zorg geeft aan de echtgeno(o)t(e) of partner, dit is 63%. Tabel 6
Aan wie geeft u mantelzorg? Uw gemeente
Referentiegroep
Echtgeno(o)t(e) of partner
63 %
40 %
(Pleeg- of stief)kind
12 %
12 %
(Schoon)ouder
16 %
33 %
Ander familielid
5%
7%
Buur, vriend of kennis
4%
5%
Anders
1%
2%
De meest voorkomende woonsituatie van degene voor wie gezorgd wordt, is ‘woont bij mij in huis’. Voor uw gemeente is dit bij 66% van de mantelzorgers het geval. Tabel 7
Woonsituatie van de zorgvrager Uw gemeente
Referentiegroep
Woont bij mij in huis
66 %
48 %
Woont elders, in tehuis of zorgvoorziening
14 %
13 %
Woont elders, zelfstandig
18 %
37 %
Anders
1%
2%
Ook indien de zorgvrager elders, in tehuis of zorgvoorziening woont, voelt een deel van de mantelzorgers zich 24 uur per dag verantwoordelijk. De (zorg)voorziening heeft een aanspreekpunt nodig voor vragen, die zowel overdag als ’s nachts kunnen opkomen. Daarnaast worden vaak niet alle zorgtaken door de (zorg)voorziening geleverd, deze blijven liggen voor de mantelzorger.
SGBO TEVREDENHEIDSONDERZOEK WMO OVER 2012
15
Meppel
3.2
Zorgsituatie en vormen van hulp
In onderstaande tabel is de zorgsituatie van de zorgvrager terug te vinden. De aandelen in de tabel kunnen oplopen tot meer dan 100%, aangezien op een zorgvrager meerdere situaties van toepassing kunnen zijn. Tabel 8
Zorgsituatie Uw gemeente
Referentiegroep
Dementerend/ geestelijke achteruitgang
19 %
20 %
Algemene, lichamelijke beperkingen door ouderdom
26 %
42 %
Lichamelijke beperkingen (handicap)
65 %
52 %
Verstandelijke handicap
10 %
9%
Psychische problemen
13 %
12 %
Gedragsproblemen
9%
7%
Niet alleen kunnen zijn
12 %
11 %
Anders
12 %
12 %
De meest voorkomende zorgsituatie komt voort uit lichamelijke beperkingen (handicap). Mantelzorgers verlenen diverse vormen van hulp, die vaak afhankelijk zijn van de situatie van de zorgvrager. De verschillende vormen van hulp zijn in onderstaande tabel terug te vinden. Ook hier kunnen de aandelen in de kolom optellen tot meer dan 100%, aangezien de mantelzorger meerdere vormen van hulp kan verlenen. Voor een aantal vormen van hulp zijn de antwoorden ‘Ja, volledig’ en ‘Ja, samen’ in de tabel samengevoegd (en aangeduid met een *). Tabel 9
Vormen van hulp Uw gemeente
Referentiegroep
Hulp bij het huishouden*
80 %
75 %
Persoonlijke verzorging*
63 %
48 %
Verpleegkundige hulp*
50 %
41 %
Administratieve hulp*
85 %
83 %
Vervoer en begeleiden bij bezoeken*
96 %
91 %
Aanvragen en regelen van voorzieningen*
92 %
87 %
Klaarmaken warme maaltijden*
83 %
65 %
Gezelschap, troost, afleiding
93 %
90 %
Structuur aanbrengen in het dagelijkse leven/dagritme
79 %
65 %
Begeleiden bij het communiceren met anderen
65 %
55 %
Begeleiden bij het omgaan met anderen
56 %
47 %
Anders*
72 %
69 %
SGBO TEVREDENHEIDSONDERZOEK WMO OVER 2012
16
Meppel
De meest voorkomende vorm van hulp is vervoer en begeleiden bij bezoeken. De minst voorkomende vormen van hulp zijn verpleegkundige hulp en begeleiden bij het omgaan met anderen. De woonsituatie van de zorgvrager bepaalt vaak ook welke vormen van hulp verleend worden. Inwonende mantelzorgers bieden vaker hulp in de vorm van hulp bij het huishouden, persoonlijke verzorging, verpleegkundige hulp, het klaarmaken van warme maaltijden en het aanbrengen van structuur in het dagelijks leven (dagritme) dan mantelzorgers waarvan de zorgvrager niet in huis woont.
SGBO TEVREDENHEIDSONDERZOEK WMO OVER 2012
17
Meppel
4
Motieven Mantelzorg is in tegenstelling tot vrijwilligerswerk niet een keuze, mantelzorg overkomt je. Motieven die voor mantelzorgers een rol spelen bij het vervullen van de mantelzorg kunnen uiteenlopen. Aan de mantelzorgers is gevraagd om voor negen stellingen aan te geven of deze meespelen bij het verrichten van de mantelzorg. De stellingen zijn: • Ik doe het uit liefde en genegenheid. • Ik put veel voldoening uit de zorg. • Ik vind het vanzelfsprekend om te doen. • Ik wil niet dat degene voor wie ik zorg in een woonvoorziening of tehuis wordt opgenomen. • Hij/zij wil niet door een vreemde geholpen worden. • Hij/zij wil niet opgenomen worden in een woonvoorziening of tehuis. • Er is geen plaats in een woonvoorziening of tehuis. • Er is niet voldoende thuiszorg beschikbaar. • Er is niemand anders beschikbaar. De resultaten zijn in de volgende figuur weergegeven. De rode streepjes geven de score van de referentiegroep weer. Dit is een optelling van de categorieën ‘speelt zeer sterk mee’ en ‘speelt sterk mee’. Figuur 2
Motieven voor mantelzorgers 89 69
Liefde en genegenheid
24
4
49 18
Voldoening
31
36
62
Vanzelfsprekendheid
15 90 32
59 47
Ik wil geen opname
17
7
29
35 24
Hij/zij wil geen vreemde
12
21
43 52
40
Hij/zij wil geen opname 9 Geen plaats 5 5 4 14 8 Onvoldoende zorg 8
0
9
Speelt niet mee
40
Speelt beetje mee
86 8
75 36 12
30
Niemand anders
11
20
40
13
Speelt sterk mee 45
60
80
Speelt zeer sterk mee 100
93% van de mantelzorgers verleent de zorg vooral vanuit liefde en genegenheid. Voor de referentiegroep is dit 89%.
SGBO TEVREDENHEIDSONDERZOEK WMO OVER 2012
18
Meppel
5
Participatie en eenzaamheid Mantelzorgers maken het voor de zorgvrager mogelijk om mee te doen aan de maatschappij, doordat zij vaak langer zelfstandig kunnen blijven wonen. De zorgrelatie is echter wel kwetsbaar. Van groot belang is dat gemeenten het signaleren van problemen in de zorgrelatie goed op orde hebben en dat zo nodig de mantelzorger ondersteuning geboden wordt in die situaties waarin de last onaanvaardbaar wordt of dreigt te worden. Verschillende vormen zijn daarvoor mogelijk. De mogelijkheden variëren van het inzetten van het bredere sociale netwerk en algemene voorzieningen, alvorens overgegaan wordt tot professionele inzet. Het ‘meedoen’ van mantelzorgers zelf kan onder druk komen te staan door de zorgtaken. Dat kan zich voordoen op de gebieden werk, gezin, opleiding en ontspanning. Het zorgen kost dan dusdanig veel tijd en energie dat eigen activiteiten die zingeving bieden in het gedrang komen. Dit kan tot gevoelens van eenzaamheid bij mantelzorgers leiden
5.1
Participatie
In onderstaande figuur is terug te vinden bij welke activiteiten de mantelzorgers beperkingen ervaren als gevolg van de mantelzorg die zij verlenen. Het rode streepje geeft de waarde ‘vaak’ weer voor de referentiegroep. Figuur 3
Ervaren van beperkingen 25 Vrijetijdsbesteding buitenshuis
30
48
22
23 Huishoudelijk werk
28
40
33
20 Vrienden, familie of kennissen ontmoeten
22
51
26
18 Vrijetijdsbesteding binnenshuis
19
47
34
17 Aandacht en tijd aan gezinsleden
22
Vrijwilligerswerk
20
44
34
14 34
46
34
46
17 Betaald werk
Nooit
20
Soms
24 Aandacht en tijd voor jezelf
30
56
14 Vaak
0
SGBO TEVREDENHEIDSONDERZOEK WMO OVER 2012
20
40
60
80
100
19
Meppel
Van de respondenten ervaart 22% ‘vaak’ beperkingen bij het ontmoeten van vrienden, familie en kennissen. 51% van de mantelzorgers ervaart dit ‘soms’. Voor de mantelzorgers in de referentiegroep is dit 20% en 48%. Bij alle genoemde activiteiten geldt dat mantelzorgers met een inwonende zorgvrager vaker een beperking ervaren dan mantelzorgers waar dit niet het geval voor is. Een risico van mantelzorgen is dat zowel de zorgvrager als de mantelzorger geïsoleerd raken. Hun hele leven bestaat voor de zorgvrager uit het ontvangen van zorg en voor de mantelzorger uit het verlenen van zorg. 5.2
Eenzaamheid
Iedereen heeft wel eens te maken met gevoelens van eenzaamheid, maar vaak nemen die gevoelens na verloop van tijd af of verdwijnen deze eenzaamheidgevoelens helemaal. Mantelzorgers lopen ook een zeker risico om in een isolement terecht te komen en zich eenzaam te gaan voelen. Hun sociale contacten kunnen in gedrang komen door gebrek aan tijd. Ze kunnen in conflict komen met anderen door de grote betrokkenheid bij het zorgen (thuis of op het werk) en soms missen ze de energie om nog andere activiteiten te ondernemen2. Deze risico’s spelen ook een rol bij de mate van overbelasting (volgende hoofdstuk). Niet alle mantelzorgers voelen zich eenzaam. Sommige ervaren juist een hechtere band met de zorgvrager door het zorgen en zien dit als positief. Ongeveer 11% van de mantelzorgers in uw gemeente geeft aan zich ‘vaak’ eenzaam te voelen, voor 31% is dit ‘soms’ het geval. In de referentiegroep is dit respectievelijk 8% en 30%.
2
Timmermans, J. Boer, A. de & Iedema, J. (2005). De mantelval. Over dreigende overbelasting van de mantelzorger. SCP.
SGBO TEVREDENHEIDSONDERZOEK WMO OVER 2012
20
Meppel
6
Mate van overbelasting Mantelzorgers zijn voor de samenleving een belangrijke groep actieve burgers. Door mantelzorgers kunnen burgers met een zorgbehoefte of beperking langer zelfstandig thuis blijven wonen en meedoen aan de maatschappij. Gemeenten kunnen mantelzorgers ondersteunen bij het uitvoeren van hun zorgtaken met als doel om overbelasting te voorkomen. Overbelasting is subjectief en afhankelijk van verschillende factoren. Factoren zijn bijvoorbeeld de eigenschappen van de mantelzorger, de eigenschappen van de zorgvrager, de relatie tussen de mantelzorger en de zorgvrager, de aard en duur van de aandoening of beperking, de woonsituatie, de duur en omvang van mantelzorgtaken en het sociale netwerk. De stellingen in onderstaande tabel zijn afkomstig uit de vragenlijst Ervaren Druk door Informele Zorg (EDIZ) en kunnen worden gebruikt om mogelijke overbelasting van de mantelzorgers inzichtelijk te maken. De referentiegroep is terug te vinden tussen haakjes. Tabel 10
Stellingen voor mate van overbelasting Helemaal mee
Min of meer
Helemaal mee
eens
Mee eens
mee eens
Mee oneens
oneens
60% ( 44%)
25% ( 27%)
10% ( 17%)
4% ( 8%)
1% ( 4%)
33% ( 25%)
30% ( 26%)
24% ( 29%)
10% ( 16%)
3% ( 5%)
34% ( 24%)
27% ( 25%)
25% ( 30%)
11% ( 17%)
2% ( 5%)
13% ( 10%)
19% ( 14%)
34% ( 31%)
27% ( 32%)
7% ( 13%)
12% ( 8%)
18% ( 15%)
34% ( 27%)
27% ( 34%)
9% ( 16%)
14% ( 12%)
16% ( 15%)
33% ( 26%)
22% ( 31%)
15% ( 16%)
De situatie van diegene voor wie ik zorg laat mij nooit los De situatie van diegene voor wie ik zorg eist voortdurend mijn aandacht Ik moet altijd klaarstaan voor diegene voor wie ik zorg Door de situatie van diegene voor wie ik zorg kom ik te weinig aan mijn eigen leven toe Ik voel me over het geheel genomen erg onder druk staan door de situatie voor wie ik zorg Het
combineren
van
verantwoordelijkheid
de voor
diegene voor wie ik zorg en de verantwoordelijkheden
voor
mijn werk en/of gezin valt niet mee
SGBO TEVREDENHEIDSONDERZOEK WMO OVER 2012
21
Meppel
Mijn zelfstandigheid komt in 6% ( 6%)
18% ( 11%)
21% ( 21%)
38% ( 42%)
17% ( 20%)
5% ( 4%)
14% ( 10%)
22% ( 24%)
40% ( 41%)
18% ( 21%)
5% ( 3%)
10% ( 6%)
14% ( 15%)
42% ( 42%)
30% ( 34%)
de knel Door de betrokkenheid bij diegene voor wie ik zorg doe ik anderen tekort Door de betrokkenheid bij diegene voor wie ik zorg krijg ik conflicten thuis en/of op het werk
Op basis van de resultaten is een score berekend om de mate van overbelasting weer te geven tussen de 0 en 9, waarbij geldt hoe hoger de score, hoe hoger de mate van overbelasting3. De mate van overbelasting voor de mantelzorgers in uw gemeente is 5,8 en voor de referentiegroep is dit 5,0. Dit kan te maken hebben met dat uw gemeente meer geregistreerde mantelzorgers heeft aangeschreven ten opzichte van de referentiegroep. Uit analyses van de resultaten voor de referentiegroep blijkt dat mantelzorgers die zichzelf als mantelzorger beschouwen, een druk ervaren die hoger lijkt te zijn dan mantelzorgers die zichzelf niet als mantelzorger beschouwen. Dit geldt ook voor mantelzorgers zonder iemand op wie zij kunnen terugvallen in vergelijking met mantelzorgers die wel kunnen terugvallen op iemand. Daarnaast ervaren mantelzorgers met een inwonende zorgvrager een druk die hoger lijkt te zijn dan de druk van mantelzorgers met een uitwonende mantelzorger. Mantelzorgers die geregistreerd zijn bij een gemeente en/of een Steunpunt Mantelzorg geven meer aan een hoge druk te ervaren. Voor gemeenten en/of een Steunpunt Mantelzorg ligt een taak in het ondersteunen van mantelzorgers. Niet alleen voor mantelzorgers die al overbelast zijn, zij hebben namelijk ook een preventieve taak. Gemeenten en/of een Steunpunt Mantelzorg kunnen bijvoorbeeld de mantelzorgers bijstaan door het bieden van een luisterend oor of handreikingen om met de situatie om te gaan of door andere vormen van ondersteuning aan te bieden. In het volgende hoofdstuk gaan we in op verschillende mogelijkheden van ondersteuning.
3
Per stelling wordt 1 punt toegekend voor de antwoordcategorieën ‘helemaal mee eens’, ‘mee eens’ en ‘min of meer mee eens’. Voor de overige twee antwoorden worden 0 punten gegeven.
SGBO TEVREDENHEIDSONDERZOEK WMO OVER 2012
22
Meppel
7
Ondersteuning Gemeenten zijn sinds 2007 binnen de Wmo expliciet verantwoordelijk voor het ondersteunen van mantelzorgers. Gemeenten hoeven niet alle ondersteuning te organiseren, maar vervullen wel een samenbrengende rol. Op een aantal terreinen is sprake van een gedeelde verantwoordelijkheid met andere financiers en aanbieders. De in dit onderzoek onderzochte groep is echter veelal een selectieve groep van mantelzorgers. Het zijn bijvoorbeeld geregistreerde mantelzorgers of mantelzorgers van cliënten met individuele voorzieningen en zij kennen daardoor veelal het Wmo-loket of het Steunpunt Mantelzorg. Dit kan betekenen dat deze groep mantelzorgers ook beter op de hoogte is van de mogelijke vormen van ondersteuning vanuit de gemeente. Zoals eerder aangegeven beschouwt niet iedere mantelzorger zich als mantelzorger en dit brengt een risico met zich mee. Niet alle mantelzorgers worden daardoor bereikt met informatie die wel voor hen is bedoeld, zoals over de ondersteuningsmogelijkheden. Belangrijk blijft het om de mantelzorger op een laagdrempelige manier aan te spreken: Zorgt u voor een naaste? En niet met: Bent u mantelzorger? Ook al bestaat de Wmo ruim vijf jaar en de term mantelzorg zelfs al langer. Daarnaast geldt dat niet alle mantelzorgers ondersteuning nodig hebben bij het zorgen. Zij beleven plezier aan het zorgen voor hun naaste, halen hier voldoening uit en ondervinden geen problemen. Of een mantelzorger ondersteuning nodig heeft, is afhankelijk van de persoon en de situatie. Dus het doel is niet iedereen te bereiken maar de toegang wanneer nodig helder en laagdrempelig te maken.
7.1
Registratie van mantelzorgers
Uit de resultaten van de Benchmark Wmo 2013 blijkt dat slechts 4,5% van de mantelzorgers geregistreerd staat bij de gemeente of het Steunpunt Mantelzorg. Een deel van de mantelzorgers heeft geen behoefte aan ondersteuning en komt daarom niet in beeld van de gemeente of het Steunpunt Mantelzorg. Ook zijn er mantelzorgers die wel ondersteuning ontvangen van bijvoorbeeld patiëntenorganisaties of vrijwilligers maar onbekend zijn met het Steunpunt Mantelzorg. Dat deze mantelzorgers niet geregistreerd zijn, hoeft geen probleem te zijn, zolang ze maar weten waar ze terechtkunnen als een ondersteuningsbehoefte ontstaat. Ook zijn er mantelzorgers die zich niet willen laten registreren, omdat ze geen etiket opgeplakt willen krijgen. Van de respondenten heeft 62% zich geregistreerd bij de gemeente of het Steunpunt Mantelzorg. Ongeveer 27% van de mantelzorgers geeft aan niet te weten of zij geregistreerd zijn. In de referentiegroep is dit respectievelijk 33% en 27%.
SGBO TEVREDENHEIDSONDERZOEK WMO OVER 2012
23
Meppel
Een Steunpunt Mantelzorg is een belangrijk instrument om de mantelzorger te bereiken, maar mantelzorgers hebben geen specifieke vindplaats. Om mantelzorgers te vinden zal moeten worden samengewerkt met diverse partijen, zoals het welzijnswerk, de eerstelijnszorg, patiëntenorganisaties, CJG’s en scholen. Niet per se om de mantelzorger naar het Steunpunt Mantelzorg te verwijzen, maar om te zorgen dat de mantelzorger de benodigde ondersteuning krijgt ongeacht of hij/zij geregistreerd is. Hiervoor is het belangrijk dat het aanbod aan ondersteuning bekend is bij alle partijen en dat er indien nodig voor een goede doorverwijzing wordt gezorgd. De verwachting is dat meer mantelzorgers in beeld komen bij de gemeente als bij de keukentafelgesprekken in het kader van de gekantelde werkwijze ook nadrukkelijk naar hun aandeel in de zorgverlening wordt gevraagd, alsook naar hun inschatting van wat nodig is voor de cliënt. 7.2
Ervaren ondersteuning
Ondersteuning voor een mantelzorger kan uit verschillende dingen bestaan: dit is ook afhankelijk van de persoon en situatie. Daarnaast geldt dat de ondersteuning vanuit verschillende kanten kan worden geboden. Onderstaand is terug te vinden door wie of wat de mantelzorger zich gesteund voelt. Hierbij kunnen de percentages optellen tot meer dan 100%, want het was mogelijk om meerdere antwoorden te geven. Tabel 11
Gesteund voelen Uw gemeente
Referentiegroep
Familie
63 %
71 %
Buren
21 %
18 %
Vrienden
30 %
31 %
(Zorg)vrijwilligers
3%
4%
Zorg- of hulpverlener
39 %
38 %
Patientenvereniging(en)
3%
1%
Belangenvereniging
1%
2%
Wmo-loket
16 %
9%
Steunpunt mantelzorg
22 %
11 %
Werkgever
5%
6%
Huisarts
29 %
28 %
Anders
13 %
9%
De respondenten voelen zich het meest gesteund door familie (63%) en door de zorg- of hupverlener (39%). Het gesteund worden door familie, buren en vrienden past bij het nieuwe beleid van veel gemeenten waarin voor de ondersteuning een centrale rol is
SGBO TEVREDENHEIDSONDERZOEK WMO OVER 2012
24
Meppel
weggelegd voor de sociale omgeving. Professionals kunnen helpen om de ondersteuning door de directe omgeving op de rails te krijgen. Patiëntenverenigingen, belangenverenigingen en huisartsen hebben een belangrijke informatie- en adviesfunctie. Zij kunnen de mantelzorger ondersteunen bij het omgaan met de beperking van de zorgbehoevende. 7.3
Ondersteuningsorganisaties
Ondersteuning kan rechtstreeks via de gemeente worden geboden, vaak vanuit het Wmoloket, maar kan ook via een steunpunt. Mantelzorgers zijn de volgende vragen over ondersteuning voorgelegd, waarvan de resultaten in onderstaande tabel worden weergegeven: • •
Hebben zij contact gehad met de organisatie? Zijn zij door de organisatie met hun (ondersteunings)vraag geholpen?
Tabel 12
Bekendheid met, contact met en ondersteuning vanuit organisaties Contact bij (ondersteunings) vraag
Hulp bij (onder-steunings)vraag
Wmo-loket
36% ( 28%)
35% ( 32%)
Steunpunt mantelzorg
33% ( 18%)
28% ( 22%)
Het Wmo-loket wordt door de meeste mantelzorgers aangegeven als organisatie waarmee zij bekend zijn, contact mee hebben en van wie zij hulp hebben gehad bij hun (ondersteunings)vraag. Dit kan te maken hebben met de wijze waarop de mantelzorgers zijn aangeschreven. 7.4
Ondersteuningsvormen: bekendheid, behoefte en gebruik
Voor het mantelzorgen zijn een aantal functies benoemd als handvatten voor een kwalitatief goed ondersteuningsaanbod voor mantelzorgers. De functies zijn: Informatie, Advies en begeleiding, Emotionele steun, Educatie, Praktische hulp, Respijtzorg, Financiële tegemoetkoming en Materiële hulp. Deze zijn benoemd in de vragenlijst, waarbij de respijtfunctie is opgedeeld in incidentele respijtzorg en periodieke respijtzorg. Aan de mantelzorgers is een drietal vragen voorgelegd over deze functies: • • •
Kent u deze vorm van ondersteuning? Heeft u behoefte aan deze vorm van ondersteuning? Maakt u gebruik van deze vorm van ondersteuning?
De meest bekende vorm van ondersteuning is: informatie met 83%. De ondersteuning ‘financiële tegemoetkoming’ is door de meeste mantelzorgers genoemd als behoefte
SGBO TEVREDENHEIDSONDERZOEK WMO OVER 2012
25
Meppel
(58%). Het gebruik is het hoogst voor de functie materiële hulp (39%). De overige resultaten zijn terug te vinden in de tabel op de volgende pagina. Tabel 13
Ondersteuning: kennen, behoefte en gebruik (% ja) Kennen
Behoefte
Gebruik
Informatie
83% ( 55%)
26% ( 28%)
28% ( 20%)
Advies en begeleiding
52% ( 38%)
22% ( 24%)
22% ( 19%)
Emotionele steun
49% ( 33%)
17% ( 15%)
13% ( 10%)
Educatie
42% ( 34%)
15% ( 14%)
11% ( 11%)
Praktische hulp
62% ( 53%)
33% ( 31%)
31% ( 26%)
Incidentele respijtzorg
51% ( 43%)
13% ( 13%)
7% ( 8%)
Periodieke respijtzorg
51% ( 47%)
19% ( 21%)
9% ( 14%)
Financiële tegemoetkoming
38% ( 34%)
58% ( 49%)
20% ( 17%)
Materiële hulp
62% ( 51%)
34% ( 36%)
39% ( 30%)
Uit bovenstaande tabel blijkt dat 19% van de respondenten behoefte heeft aan periodieke respijtzorg, terwijl maar 9% daar daadwerkelijk gebruik van maakt. Een mogelijk verklaring hiervoor is dat de zorgbehoevende liever niet wil dat een ander persoon de zorg tijdelijk overneemt. Veel mantelzorgers geven aan baat te hebben bij financiële ondersteuning. Dit maakt veelal geen onderdeel uit van het ondersteuningsaanbod. De organisatie Mezzo trekt hierover aan de bel en noemt voor de zorgvrager de gevolgen van het stijgen van zorgpremies en eigen risico en de beperking van vergoedingsregelingen. Voor de mantelzorger noemt Mezzo de nadelen in de belastingwetgeving en het genoodzaakt zijn om minder te gaan werken. De behoefte van mantelzorgers aan ondersteuning is groter dan het daadwerkelijke gebruik van ondersteuning. Het lijkt erop dat mantelzorgers drempels ervaren om gebruik te maken van ondersteuning. Dit kan enerzijds te maken hebben met de onbekendheid van de ondersteuning en anderzijds door de drempels die de mantelzorgers zelf ervaren. 7.5
Tevredenheid ondersteuning en effect
In de figuur op de volgende pagina wordt ingegaan op de tevredenheid van de mantelzorgers over de ondersteuning. Hierbij zijn alleen de resultaten meegenomen voor de mantelzorgers die gebruikmaken of gebruik hebben gemaakt van de betreffende ondersteuning. De rode streepjes geven de score van de referentiegroep weer. Dit is een optelling van de categorieën ‘zeer tevreden’ en ‘tevreden’. De resultaten hiervan geven bij een klein aantal respondenten alleen een indicatie van de tevredenheid van de
SGBO TEVREDENHEIDSONDERZOEK WMO OVER 2012
26
Meppel
mantelzorgers in uw gemeente. De aantallen zijn veelal te klein om harde uitspraken te kunnen doen. Figuur 4
Tevredenheid ondersteuning 78 Informatie
11
Advies en begeleiding
10
Emotionele steun
12
69
17
3
72 62
20
8
64 56
26
6
72 Educatie 6
60
26
9
79 Praktische hulp
19
62
15
4
47 Financiºle tegemoetkoming 4
38
36
23 71
Materiºle hulp
20
Zeer ontevreden
59
15
7 Ontevreden
66 Incidentele respijtzorg 6
59
18
18 Tevreden
70 Periodieke respijtzorg
14
43
21
21 Zeer tevreden
0
20
40
60
80
100
Het meest tevreden zijn de mantelzorgers over praktische hulp, 81% geeft aan hier (zeer) tevreden over te zijn. Naast de tevredenheid is het zinvol om het effect van de geboden ondersteuning te bekijken. Immers de ondersteuning wordt geboden met als doel om overbelasting van de mantelzorger te voorkomen. Van de mantelzorgers geeft 4% aan dat zij het gevoel hebben dat de last van het mantelzorgen veel minder is geworden door de ontvangen ondersteuning. Voor 43% geldt dat dit ‘enigszins’ is en voor 52% ‘niet’. De aandelen voor de referentiegroep zijn respectievelijk 12%, 47% en 41%.
SGBO TEVREDENHEIDSONDERZOEK WMO OVER 2012
27
Meppel
Bijlagen
SGBO TEVREDENHEIDSONDERZOEK WMO OVER 2012
28
Meppel
Bijlage 1 Resultaten tevredenheidsonderzoek mantelzorgers De eerste kolom geeft de scores van uw gemeente in 2012 weer, tussen haakjes vindt u de gegevens van de referentiegroep. In het geval uw gemeente in 2011, 2010 en/of 2009 ook heeft deelgenomen aan dit aanvullende onderzoek onder mantelzorgers, vindt u hieronder deze gegevens terug. De referentiewaarden over de voorgaande jaren kunnen enigszins afwijken van eerder gepubliceerde waarden, aangezien hoogst waarschijnlijk niet alle onderzoeken van het betreffende jaar waren afgerond bij het uitgeven van uw rapport. Voor een aantal items is geen resultaat beschikbaar voor de voorgaande jaren, in dat geval betreft het een nieuw toegevoegde of aangepaste vraag in 2012. Kenmerken 2012 Geeft u hulp aan meer dan een persoon?
2011
2010
2009
18% ( 21%) Hoeveel uur mantelzorg per week?
0 t/m 4 uur
8% ( 24%)
5 t/m 8 uur
21% ( 24%)
9 t/m 16 uur
26% ( 17%)
17 t/m 24 uur
12% ( 9%)
25 uur of meer
34% ( 26%) Hoe lang geeft u deze zorg?
Minder dan 3 maanden
0% ( 1%)
3 t/m 6 maanden
0% ( 2%)
7 t/m 12 maanden
3% ( 4%)
1 tot 2 jaar
8% ( 11%)
2 tot 5 jaar
22% ( 25%)
Langer dan 5 jaar
67% ( 56%) Aan wie geeft u mantelzorg?
Echtgeno(o)t(e) of partner
63% ( 40%)
(Pleeg- of stief)kind
12% ( 12%)
(Schoon)ouder
16% ( 33%)
Ander familielid
5% ( 7%)
Buur, vriend of kennis
4% ( 5%)
Anders
1% ( 2%) Wat is de woonsituatie van de zorgvrager?
Woont bij mij in huis
66% ( 48%)
Woont elders, in tehuis of zorgvoorziening
14% ( 13%)
Woont elders, zelfstandig
18% ( 37%)
Anders
1% ( 2%)
SGBO TEVREDENHEIDSONDERZOEK WMO OVER 2012
30
Meppel
Kenmerken - vervolg 2012
2011
2010
2009
Wat is de zorgsituatie? Dementerend / geestelijke achteruitgang
19% ( 20%)
Algemene, lichamelijke beperkingen door 26% ( 42%) ouderdom Lichamelijke beperkingen (handicap)
65% ( 52%)
Verstandelijke handicap
10% ( 9%)
Psychische problemen
13% (12%)
Gedragsproblemen
9% (7%)
Niet alleen kunnen zijn
12% (11%)
Anders
12% (12%) Welke vormen van hulp geeft u?
Hulp bij het huishouden
80% ( 75%)
Persoonlijke verzorging
63% ( 48%)
Verpleegkundige hulp
50% ( 41%)
Administratieve hulp
85% ( 83%)
Vervoer en begeleiden bij bezoeken
96% ( 91%)
Aanvragen en regelen van voorzieningen
92% ( 87%)
Klaarmaken warme maaltijden
83% ( 65%)
Gezelschap, troost, afleiding
93% ( 90%)
Structuur aanbrengen in het dagelijks 79% ( 65%) leven/dagritme Begeleiden bij communiceren met anderen
65% ( 55%)
Begeleiden bij omgaan met anderen
56% ( 47%)
Anders
72% ( 69%)
SGBO TEVREDENHEIDSONDERZOEK WMO OVER 2012
31
Meppel
Delen zorg 2012
2011
2010
2009
2010
2009
Deelt u de hulp of zorg met een andere 22% ( 32%) mantelzorger? Ontvangt uw zorgvrager ook hulp van 55% ( 63%) (andere) zorg- of hulpverleners? Afspraken over verdeling zorg met andere 73% ( 63%) zorg- of hulpverleners Stel dat u plotseling uitvalt; welke gevolgen heeft dit? Zorg of hulp wordt niet gegeven
27% ( 26%)
Zorg of hulp wordt gegeven door een 18% ( 30%) andere mantelzorger Zorg of hulp wordt gegeven door een 19% ( 16%) vrijwilliger of professional Zorg of hulp wordt gegeven middels een 8% ( 4%) particuliere hulp Opname van zorgvrager is nodig
13% ( 8%)
Anders
14% ( 16%)
Motieven (speelt zeer sterk mee, speelt sterk mee) 2012 Liefde en genegenheid
93% ( 89%)
Veel voldoening uit de zorg
49% ( 49%)
Vanzelfsprekend om te doen
95% ( 90%)
2011
Voorkomen opname in woonvoorziening of 64% ( 59%) tehuis Zorgvrager wil niet door vreemde worden 36% ( 35%) geholpen Zorgvrager wil niet worden opgenomen in 50% ( 52%) woonvoorziening of tehuis Geen plaats in woonvoorziening of tehuis
10% ( 9%)
Niet voldoende thuiszorg beschikbaar
17% ( 14%)
Er is niemand anders
42% ( 36%)
SGBO TEVREDENHEIDSONDERZOEK WMO OVER 2012
32
Meppel
Beperkingen als gevolg van mantelzorg (nooit, soms) 2012 Vrijetijdsbesteding buitenshuis
70% ( 75%)
Huishoudelijk werk
72% ( 77%)
Vrienden, familie of kennissen ontmoeten
78% ( 80%)
Vrijetijdsbesteding binnenshuis
81% ( 82%)
Aandacht en tijd aan gezinsleden geven
78% ( 83%)
Vrijwilligerswerk doen
80% ( 86%)
Betaald werk verrichten
80% ( 83%)
Aandacht en tijd voor jezelf
70% ( 76%)
2011
2010
2009
2010
2009
Belasting mantelzorg (helemaal mee eens, mee eens, min of meer mee eens) 2012 Situatie laat mij nooit los
95% ( 88%)
Situatie eist voortdurend mijn aandacht
88% ( 79%)
Ik moet altijd klaarstaan
87% ( 79%)
2011
Situatie zorgt dat ik te weinig toekom aan 66% ( 55%) mijn eigen leven Ik voel me over het geheel genomen erg 64% ( 50%) onder druk staan door de situatie Combinatie van de verantwoordelijkheid voor zorgvrager en werk/gezin valt niet
63% ( 53%)
mee Mijn zelfstandigheid komt in de knel
45% ( 38%)
Door de betrokkenheid doe ik anderen 42% ( 37%) tekort Door de betrokkenheid krijg ik conflicten 28% ( 24%) thuis en/of op het werk
SGBO TEVREDENHEIDSONDERZOEK WMO OVER 2012
33
Meppel
Door wie of welke organisatie voelt u zich gesteund 2012 Familie
63% ( 71%)
Buren
21% ( 18%)
Vrienden
30% ( 31%)
(Zorg)vrijwilliger
2011
2010
2009
3% ( 4%)
Zorg- of hulpverleners(s)
39% ( 38%)
Patientenvereniging(en)
3% ( 1%)
Belangenvereniging(en)
1% ( 2%)
Wmo-loket
16% ( 9%)
Steunpunt mantelzorg
22% ( 11%)
Werkgever
5% ( 6%)
Huisarts
29% ( 28%)
Anders
13% ( 9%)
Bekendheid, behoefte en gebruik ondersteuning 2012 Contact
bij
ondersteuningsvraag
2011
2010
2009
met 36% ( 28%)
Wmo-loket Contact
bij
ondersteuningsvraag
met 33% ( 18%)
steunpunt mantelzorg Geholpen met ondersteuningsvraag bij 35% ( 32%) Wmo-loket Geholpen met ondersteuningsvraag bij 28% ( 22%) steunpunt mantelzorg
SGBO TEVREDENHEIDSONDERZOEK WMO OVER 2012
34
Meppel
Bekendheid, behoefte en gebruik ondersteuning - vervolg 2012
2011
2010
2009
Bekendheid ondersteuning Informatie
83% ( 55%)
Advies en begeleiding
52% ( 38%)
Emotionele steun
49% ( 33%)
Educatie
42% ( 34%)
Praktische hulp
62% ( 53%)
Incidentele respijtzorg
51% ( 43%)
Periodieke respijtzorg
51% ( 47%)
Financiele tegemoetkoming
38% ( 34%)
Materiele hulp
62% ( 51%) Behoefte aan ondersteuning
Informatie
26% ( 28%)
Advies en begeleiding
22% ( 24%)
Emotionele steun
17% ( 15%)
Educatie
15% ( 14%)
Praktische hulp
33% ( 31%)
Incidentele respijtzorg
13% ( 13%)
Periodieke respijtzorg
19% ( 21%)
Financiele tegemoetkoming
58% ( 49%)
Materiele hulp
34% ( 36%) Gebruik van ondersteuning
Informatie
28% ( 20%)
Advies en begeleiding
22% ( 19%)
Emotionele steun
13% ( 10%)
Educatie
11% ( 11%)
Praktische hulp
31% ( 26%)
Incidentele respijtzorg
7% ( 8%)
Periodieke respijtzorg
9% ( 14%)
Financiele tegemoetkoming
20% ( 17%)
Materiele hulp
39% ( 30%)
SGBO TEVREDENHEIDSONDERZOEK WMO OVER 2012
35
Meppel
Tevredenheid ondersteuning 2012 Informatie
80% ( 78%)
Advies en begeleiding
72% ( 72%)
Emotionele steun
68% ( 64%)
Educatie
66% ( 72%)
Praktische hulp
81% ( 79%)
Incidentele respijtzorg
65% ( 66%)
Periodieke respijtzorg
57% ( 70%)
Financiele tegemoetkoming
41% ( 47%)
Materiele hulp
79% ( 71%)
Last
van
het
mantelzorgen
2011
2010
2009
minder
geworden door ondersteuning? (Veel,
48% ( 59%)
enigszins)
Registratie, beschouwen als mantelzorger, eenzaamheid en terugvallen van mantelzorger 2012 Registratie als mantelzorger
62% ( 33%)
Beschouwt zichzelf als mantelzorger
88% ( 80%)
Ervaart u als mantelzorger begrip
77% ( 76%)
Mate van eenzaamheid ((bijna) nooit)
58% ( 62%)
Heeft u mensen om op terug te vallen?
71% ( 74%)
Familie
87% ( 87%)
Buren
25% ( 23%)
Vrienden
44% ( 41%)
(Zorg)vrijwilligers Zorg- of hulpverlener Anders
2011
2010
2009
2% ( 2%) 26% ( 21%) 7% ( 6%)
SGBO TEVREDENHEIDSONDERZOEK WMO OVER 2012
36
Meppel
Achtergrondkenmerken 2012
2011
2010
2009
Verricht u betaalde arbeid? Nee
71% ( 61%)
Ja, 1 t/m 12 uur per week
6% ( 7%)
Ja, 13 t/m 31 uur per week
13% ( 16%)
Ja, 32 uur of meer per week
11% ( 16%) Heeft u vrijwilligerswerk gedaan in de afgelopen 12 maanden?
Nee
64% ( 64%)
Ja, incidenteel
13% ( 13%)
Ja, tot 2 uur in de week
1% ( 5%)
Ja, 2 tot 4 uur in de week
10% ( 9%)
Ja, 4 tot 8 uur per week
8% ( 5%)
Ja, 8 uur of meer per week
5% ( 3%)
Woonachtig
in
zelfde
gemeente
als 95% ( 86%)
zorgvrager
Achtergrondkenmerken - vervolg 2012
2011
2010
2009
Geslacht Man
42% ( 34%)
Vrouw
58% ( 66%) Leeftijd
17 jaar of jonger
0% ( 0%)
18-34 jaar
1% ( 3%)
35-64 jaar
49% ( 57%)
65-74 jaar
27% ( 21%)
75 jaar en ouder
23% ( 19%)
SGBO TEVREDENHEIDSONDERZOEK WMO OVER 2012
37
Meppel
SGBO TEVREDENHEIDSONDERZOEK WMO OVER 2012
38