KLACHTSCHRIFT voor de
Raad van Discipline ressort Arnhem-Leeuwarden over
mr. R. Ester advocate te Nijmegen 19 augustus 2013 Emile Gemmeke
De Feiten 2005, december: Mr. Lianne Keus (toendertijd bij Hekkelman Advocaten te Nijmegen) en mr. Reina Ester (eigen praktijk te Lent bij Nijmegen) hierna “beklaagde” hebben een lunchafspraak. Mr. Lianne Keus informeerde beklaagde dat de echtgenoten Patty Broekman, hierna “Patty” en Emile Gemmeke (klager) hierna “ondergetekende” voornemens zijn met beklaagde contact op te nemen om hun scheiding middels medition met haar te regelen. Deze vraag was van ondergetekende (klager) afkomstig. Op dat moment waren er voorlopige voorzieningen toegekend aan Patty1. 2006, 16 januari: Mr. J. Berendsen informeert ondergetekende schriftelijk dat het verzoek tot echtscheiding plus nevenvoorzieningen is ingetrokken. Zijn brief aan de rechtbank Arnhem en de reactie van de rechtbank waren als bijlagen (bewijs) toegevoegd. 2006, 21 maart: Beklaagde wordt door Patty benaderd. In dit gesprek adviseert zij om partijen (dus Patty en ondergetekende) elk een eigen advocaat te laten nemen. Dit advies is afwijkend van de voorgelegde vraag door Patty en informatie die beklaagde in december kreeg.2 2006, 30 maart: start “communicatie-periode (A)” • Beklaagde bericht mij deze dag schriftelijk van haar opdracht. In een uitvoerige brief stelt zijn mij vragen en/of maakt sommerende opmerkingen. Van een deel daarvan kan ik de relevantie en/of het nut niet zien. • 17 april 2006, ik geef op alle punten antwoorden en reacties. Steeds inhoudelijk, soms voorzien van een kritische toonzetting. Deze kritiek heeft dan betrekking op de vele, in mijn ogen onnodige en irrelevante, aanmaningen die contraproductief werken. In mijn antwoord heb ik ook voldaan aan haar “verzoek” naar de testamenten van mijn Begin augustus 2005 hadden wij besloten tot een time-out, echter na een escalatie op zondag 30 oktober heeft Patty contact gezocht met mr. J. Berendsen en voorlopige voorzieningen geëist. Het exclusieve gebruik van de woning is haar begin december 2005 toegekend. Mr. Lianne Keus heeft ondergetekende uitsluitend bijgestaan in reflectiegesprekken en heeft nooit voor en/of namens ondergetekende geacteerd. 2 Korte tijd later begrijpt ondergetekende in een telefoongesprek met Patty dat beklaagde haar verzekerd heeft dat het een moeilijke scheiding lijkt te worden. Geen te bewijzen feit, wel waarheid! Achteraf zie ik hier professionele self fulfilling prophecy. 1
Klachtschrift tegen mr. R. Ester (19 augustus 2013)
1
•
•
•
•
•
• •
•
ouders. Ook stel ik enkele vragen, waaronder naar de testamenten van de ouders van Patty. Verder vermeldt ondergetekende “Nog steeds sta ik voor mediation open en denk dat dit de beste oplossing is.” en wordt er geëindigd met: “Het heeft mijn voorkeur om uw brief en mijn reactie als niet verzonden te beschouwen en een betere start maken.” Nooit antwoord gekregen! 27 april 2006, een nieuwe brief van beklaagde. Ze meldt dat Patty 25.000 euro van ons vermogen eenzijdig tot zich heeft genomen en stelt: Voor het overige verzoek ik u mij te antwoorden (met bijlagen) op mijn schrijven aan u d.d. 30 maart 2006. Bijzonder: (1) ik heb de enveloppe met alle inhoudelijke antwoorden persoonlijk in de brievenbus van haar praktijk gedaan en (2) ondergetekende weet uit email van Patty dat zaken gelezen zijn. Verder “belooft” beklaagde mij dat eerdaags ik door de deurwaarder een verzoek tot echtscheiding overgereikt krijg. De mededeling dat ondergetekende “gerechtigd” was om ook 25.000 euro naar een privérekening over te maken laat ondergetekende voor wat die is en geeft er geen uitvoering aan. 1 mei 2006, ondergetekende reageert. Meld onder meer het feit dat Patty 2.000 euro extra van ons gezamenlijke vermogen tot zich heeft genomen. Maar ook “Het is er mij veel aan gelegen de scheiding snel en netjes te regelen. Netjes heeft onder meer betrekking op de manier waarop wij na de scheiding samen ouders voor onze kinderen kunnen zijn.“. Dit wordt door ondergetekende ook concreet gemaakt! 10 mei 2006, in de brievenbus treft ondergetekende van de deurwaarder het (eenzijdige) verzoek tot echtscheiding. Hierin diverse omissies, waarbij de belangrijkste: o geen woord over de “claim” van Patty op een groot deel van ons vermogen (lijkt me toch een belang van cliënte van beklaagde). o geen ouderschapsplan voor onze minderjarige dochter Marle, terwijl dat toen (en ik veronderstel nu nog steeds) wel toegevoegd behoord te zijn of redelijke argumenten (feiten) waarom zoiets ontbreekt. 14 mei 2006: Ondertekende reageert met een herhaling van de uitnodiging tot overleg. Opnieuw … geen reactie, geen afwijzing, geen ontvangstbevestiging: niets! 22 mei 2006, brief naar Rechtbank Arnhem waarin ondergetekende de omissies in het verzoekschrift meldt en verzoekt het niet-ontvankelijk te verklaren. Hierop komt per ommegaande antwoord.3 1 juni 2006, gedwongen door de situatie neemt ondergetekende contact op met mr. Jan van Halder (Van den Wildenberg & Van Halder) 6 juni 2006, aan oudste dochter Maud (toen 18 jaar) geeft ondergetekende zijn doelstellingen mee: de vele woorden geven gedetailleerd weer wat ook in de brief van 1 mei 2006 (hierboven) verwoord werd.4 8 september 2006 (vrijdag 11:00), na een lange, niet vruchtbare, overlegperiode, waardoor ook mr. Jan van Halder met zijn handen in zijn (sporadische) haren komt te zitten, is er een gesprek op zijn werkkamer (de twee advocaten, Patty en ondergetekende).
Persoonlijk begrijp ik dit niet wanneer de griffier op omissies geattendeerd wordt, hij/zij dat interpreteert als “verweer” en stelt dat uitsluitend via een advocaat verweer gevoerd mag worden. Juiste interpretatie was geweest: alertheid verhogen en mr. R. Ester op de omissies wijzen en herstel van deze omissies eissen. Ik ken de term preliminair verweer, dit lijkt op zoiets, maar civiel recht is anders dan publiek recht. 4 Deze tekst is als bijlage 1 toegevoegd. 3
Klachtschrift tegen mr. R. Ester (19 augustus 2013)
2
•
•
Er is geen uitkomst, maar op het verzoek van Patty voor assistentie met haar computer zegt ondergetekende toe ’s avonds te komen helpen. 10 september 2006 (dus tweede dagen later!): In dit weekend, waarbij ondergetekende daad bij woord kon voegen (scheiding netjes regelen) en Patty niet werd gehinderd door interferenties5 en de goede bedoelingen kon zien, is samen (zonder advocaten) de echtscheiding geregeld in een overeenkomst. Mr. Jan van Halder krijgt van ons de opdracht deze overeenkomst om te zetten in een convenant, beklaagde mag het bij de rechtbank indienen als afronding van haar, op 10 mei 2006, ingediende verzoek tot echtscheiding. Gevraagde datum scheiding is 1 november 2006. 19 oktober 2006, Rechtbank Arnhem, mr. J.G. Luiten beslist conform het ingediende convenant (140914 / ES RK 06-382)
2006, 1 november: scheiding. Volgens het convenant mogen enkele eigendommen van ondergetekende in de woning van Patty blijven totdat zijn (nieuwbouw) woning gereed is. 2007, 4 januari: overdracht woning bij notaris (uitkopen van ondergetekende). Dit gaat niet zo soepel. Ondergetekende heeft de indruk dat Patty de nadelige gevolgen van de scheiding begint te merken en is sterk met schuldvraag bezig. Waar eind september toonzetting vriendelijk was, is die ondertussen verandert naar grimmig. 2007, 19 september: nieuwbouwwoning van ondergetekende wordt opgeleverd: De Geerkamp 1014, 6545 HB Nijmegen. Sinds het transport bij de notaris gaat contact van ondergetekende met Patty steeds slechter. De maanden na oplevering worden door Patty eenzijdige voorwaarden geformuleerd voor het ophalen van mijn spullen, waaronder een sauna. Ondergetekende schakelt mr. Jan van Halder in om haar te overtuigen dat gewoon onze afspraken nakomen het meest verstandige is. Dit levert weinig op en uiteindelijk komt de echte druk van beklaagde met … 2008, 29 januari: start “communicatie-periode (B)” • Via mr. Jan van Halder wordt door beklaagde bericht dat de volgens convenant overeengekomen bezittingen op zaterdag 23 februari 2013 worden afgeleverd en ondergetekende moet maar thuis zijn.6 • Iets later krijg ik een deurwaarder bevel in verband met discussie over enkele bedragen.7 Op mijn klacht dat de vordering onjuist is, is nooit ingegaan. De vordering bevatte twee soorten fouten: a) van een deel waren de vermelde bedragen waren wel overgemaakt; b) over andere bedragen bestond discussie (o.a. watergebruik perceel Patty en ondergetekende had studiebijdrage overgemaakt aan Maud in plaats van Patty). • Nadat uitsluitend (B) betaald werd, stopte de procedure, geconcludeerd mag worden dat de discussie over (A) terecht was. Ik besef het suggestieve woordgebruik, het is een subjectief feit, geen objectief feit. Omschrijvingen in het convenant als “de helft van de boeken, CD en videofilms”, zijn natuurlijk algemeen en hebben in zich besloten dat op een later moment samen de exacte verdeling wordt gemaakt. Eenzijdig keuzes forceren draagt niet bij aan een goed verstandhouding. Een foto van de “aflevering in voortuin” is te leveren. 7 Het is mij duidelijk geworden dat enig rechtsmiddel dat openstaat tegen onjuiste vorderingen een gang naar de rechter is. Een deurwaarder is niet verplicht te controleren of een vordering terecht is, uitsluitend het toevoegen van een convenant en de opmerking dat het niet nageleefd wordt blijkt voldoende. 5 6
Klachtschrift tegen mr. R. Ester (19 augustus 2013)
3
•
•
•
Feitelijk werd ondergetekende gedwongen een bedrag van rond 200 euro als verlies (onrecht) te accepteren omdat de enige optie een gang naar de rechter was. Iets wat de slechte verstandhouding zeker niet zou verbeteren en ondergetekende geen 200 euro waard was. Ondertussen staat ondergetekende in zo’n problematiek principiëler, dergelijke chantage is nu niet meer mogelijk. Beklaagde meldt dat de sauna die volgens het convenant aan ondergetekende toebehoord, door hemzelf een jaar daarvoor geplaatst, aard-en-nagel-vast is en daarom wordt zonder overlegmogelijkheid 400 euro als compensatie overgemaakt. Deze zijn per ommegaande teruggestort, van aard-en-nagel-vast is geen sprake en 400 euro is geen reële compensatie. In de maanden hierna doet ondergetekende diverse pogingen om zijn spullen en naleving van het convenant te regelen. Uiteindelijk, na ruim anderhalf jaar touwtrekken, blijkt een rechtszaak nodig: 14 mei 2009, kortgeding onder zitting van mr. N. Huijgen (183921 / KG ZA 09-259). 8 De uitkomst van het kortgeding is een overeenkomst, waarbij de cliënte van beklaagde geheel heeft moeten toegeven en meer, zie ook hierna “Resultaten (ook feiten)”. Patty en beklaagde hebben het niet op een uitspraak laten aankomen maar uiteindelijk meegewerkt hebben aan een overeenkomst.
2009, enkele weken later, zomer: Oudste dochter Maud gaat met haar moeder (Patty) heimelijk op vakantie en contact met ondergetekende wordt gemeden. Heimelijk omdat dit geheel in tegenspraak is met haar email van een paar weken daarvoor. Toevallig worden ze, op afstand, door een collega van ondergetekende herkend die toevallig ook in Berlijn is. Voor een studente Humanistiek vindt ondergetekende het heimelijke ontoelaatbaar en stelt: voordat ik verder met studiebetalingen ga mag je mij eerst wat zaken uitleggen. 2010, voorjaar: Ondergetekende zag en sprak zijn jongste dochter Marle toen nog regelmatig. Het contact was zonder meer goed. Echter vrij plotseling veranderde dit. Ondergetekende vermoedde als reden dat Maud haar bachelor ging halen en dat mocht ondergetekende niet weten. Dus opnieuw: heimelijk. Iets wat niet bij onze opvoeding past. Meningsverschillen zijn prima; een eigen menig is uitstekend, graag. Maar voor heimelijk en oneerlijkheid is bij ondergetekende geen plaats. Vandaar dat ondergetekende nu ook Marle aangeeft dat ze eerst wat moet uitleggen, voordat betalingen worden gedaan. Mr. Jan van Halder heeft voor een dergelijke situatie een clausule opgenomen in het convenant, onder 2.3 staat: De man verplicht zich aan de kinderen ook vanaf de datum dat zij 21 jaar zijn geworden een bijdrage in de kosten van studie en levensonderhoud te voldoen zo lang de kinderen met hun studies redelijke resultaten behalen en in overleg met hun beide ouders studeren of een beroepsopleiding volgen. 2010, 9 juni 2010 (18:23): Nadat ondergetekende van een ex-zwager een soort van dreigement heeft ontvangen, meldt ondergetekende in een uitvoerige email aan zijn dochters, met kopie aan beklaagde, dat normaal doen het verstandigste is. Motief om beklaagde op dat moment te informeren was een poging haar ethisch bewustzijn aan te spreken. Na vier jaar “ervaring” meent ondergetekende kijk op oorzaken te hebben. Tijdens deze rechtszaak heeft beklaagde aangedragen dat ondergetekende met vele emails Patty niet met rust liet. Deze aantijging was bijzonder omdat beklaagde op 19 april 2006 een enveloppe van mij ontvangen heeft met daarin substantiële grievende spam van Patty. Verder was het onwaar, gelukkig had ik deze zien aankomen en kon ik als ICT-er eenvoudig wat tellingen over de jaren doen en hiermee deze aantijging volledig weerleggen. 8
Klachtschrift tegen mr. R. Ester (19 augustus 2013)
4
2010, 14 juni Omdat op deze manier dochters leiden onder een strijd van Patty en beklaagde tegen ondergetekende heeft ondergetekende een afspraak met mr. Joan van Vliet (van Vliet advocaten te Nijmegen). Zij stelt voor dat zijn als mediator gaat acteren en een brief die daartoe uitnodigt wordt een dag later verstuurd aan zowel Patty als beklaagde. 2010, 24 juni, start “communicatie-periode (C)” • Het antwoord op het voorstel met mr. Joan van Vliet als mediator zaken (opnieuw netjes) te regelen komt met de deurwaarder: een kortgeding van de kinderen Maud en Marle die hun studiebijdrage opeisen. De snelheid van reageren verraadt voor ondergetekende de regisseur. De kinderen zeker niet en ook Patty zou zoiets nooit zo snel voorstellen. Wel beklaagde. Dus de kinderen zijn (indirect, via hun moeder) door beklaagde geronseld voor eigenbelang van beklaagde en/of dat van Patty. • 12 juli 2010, kortgeding te Rechtbank Arnhem (201972 / KG ZA 10-413) Patty vertegenwoordigde dochters Maud en Marle die respectievelijk op 3, 5 juli (!) de machtiging hiervoor getekend hebben. Deze machtigen waren geen onderdeel van het deurwaarderbevel, enkele weken eerder, terwijl toen wel werd aangegeven dat Patty hun vertegenwoordigde. Ondergetekende trekt hier logische (psychologische) conclusies uit: handige regie voering. • 26 juli 2013, rechter mr. Nobert Huijgen formuleert zijn vonnis. Zowel de zitting als de uitspraak bevatten enkele details die interessant zijn, zeker als achtergrond informatie en de effecten op ondergetekende. Deze details zijn interpretaties van ondergetekende en staan onder kopje: Opmerkingen bij de zittingen. • 2 weken later krijgt ondergetekende al een deurwaarderbevel, zonder enig bericht van te voren. Waarbij opnieuw, want dit was bij het vorige deurwaarderbevel ook zo, beklaagde sommeert bedragen naar haar over te maken waarbij ze geen rekeningnummer bekend maakt. • omdat door foutieve voorlichting van mr. Joan van Vliet de beroepstermijn verlopen is, is beroep niet meer mogelijk, maar er wordt door ondergetekende wel aangekondigd dat correctie (of herinterpretatie) van de conclusie van mr. N. Huijgen de rechtbank voorlegt gaat worden. • half jaar later, ondergetekende stopt met betalen en wacht af wat er gebeurd. • 16 januari 2012, zitting te Rechtbank Arnhem (220460 / FA RK 11-12183) mr. C.J.M. Hendriks zit voor en begrijpt de voorliggende vraag niet. Uiteindelijk stellen de kinderen dat ze geen bijdrage hoeven (dus het direct tegenovergesteld van hun eis anderhalf jaar daarvoor) en ondergetekende trekt zijn verzoek in. 2013, heden, start “communicatie-periode” (D) • Patty heeft heden een tweede herinnering gekregen omdat ik haar aanspreek op punt 2.2 uit ons convenant: De ouders spreken af, dat zij bevorderen dat tussen Marle en haar vader, overigens net als tussen Maud en haar vader, goed en regelmatig contact zal bestaan. Verder verwijst ondergetekende naar punt 8.1 van dit convenant, tweede volzin: Nakoming zal steeds kunnen worden gevorderd al dan niet met schadevergoeding.; Dat ik vergaande psychische schade heb, dat kan ik aantonen met conclusies van diverse psychologen. Of er weer een rechtszaak komt is nog niet duidelijk, ondergetekende hoopt van niet. Of bij een eventuele nieuwe zaak beklaagde weer een rol gaat spelen is onzeker, maar ligt wel in de lijn van de verwachting van ondergetekende. Klachtschrift tegen mr. R. Ester (19 augustus 2013)
5
Resultaten (ook feiten) Het resultaat voor de cliënten van beklaagde is bedroevend. Dit wordt inzichtelijk aan de hand van de genoemde “communicatie” periodes. (A) De totstandkoming van de scheiding. De “werkwijze” van beklaagde heeft haar cliënte Patty geen voordeel opgeleverd: • Het oorspronkelijke eenzijdige echtscheidingsverzoek heeft omissies. Ondergetekende heeft met de gedachte rondgelopen om geen verweer te doen, echter dan waren volgens hem de problemen niet te overzien geweest (onduidelijkheid over eigendommen, financiën e.d.). • Patty wilde een snelle scheiding, uiteindelijk is er meer dan een half jaar verloren gegaan door het machtsspel dat beklaagde introduceerde. Immers zonder beklaagde lukte het ons in een weekend (toegegeven: de lange periode ervoor had wel als effect: we willen er uit komen); • Beklaagde (of haar inbreng) heeft geen rol gespeeld bij de uiteindelijke verdeling en uitwerking; dus zeker geen aantoonbare financiële “winst”. (B) De afhandeling boedelscheiding: • Patty heeft uiteindelijk de sauna geheel moeten vergoeden, dus 2000 euro in plaats van het idee van 400: (a) zijnde 1600 euro te betalen door Patty aan ondergetekende. • Patty heeft de verplichting op zich genomen om, net als ondergetekende, onze kinderen per maand, per kind 350 euro (met inachtname van de alimentatie index) te geven als zij studeren (hierbij acht ik ons convenant onverminderd van toepassing, met name punt 2.3). Een reële tevens lage schatting, op dat moment, is voor dochter Maud drie jaar en voor dochter Marle zes jaar. Hiermee komen de minimale bedragen (zonder indexering) op respectievelijk 12.600 euro en 25.200 euro (totale verplichting 37.800 euro) Het bedrag voor Maud is met haar verlaat afstuderen en indexering uiteindelijk 16.963 geworden. Waarmee op moment van dit schrijven 2 x 19.963 + 9.000 (herziende lage schatting voor de rest van Marle) het herziende lage totaal van de “vrijwillige” verplichting is geworden: (b) 48.926 euro verplichte studie bijdrage, te betalen door Patty • Patty heeft goederen moeten naleveren, dus: (c) goederen + transport • Voor ondergetekende is er niets veranderd in het totaalbedrag! Mr. R. Ester heeft ooit bedragen genoemd van 400 (Maud) en 250 (Marle) zonder te beseffen dat Marle ooit zou gaan studeren (vreemd, ze lijkt zelf studerende kinderen te hebben en het is toch niet haar eerste echtscheiding). Ten tijde van het kortgeding was dit door indexering een totaalbedrag van 700 euro geworden. Mijn voorstel, dat toen al een half jaar oud was, was op basis van eerlijk verdelen, Wij (ouders) hadden ongeveer gelijke en voldoende draagkracht, dus voor kinderen in gelijke situaties zijn gelijke bedragen logisch (gelijke monniken gelijke kappen). (C) Studiebijdragen kinderen • Hoewel in eerste instantie de kinderen in gelijk zijn gesteld, geeft ondergetekende dat tegen de uitspraak beroep wordt aangetekend. Door een foutje van mr. Joan van Vliet, ze noemt een termijn van drie maanden is het uiteindelijk te laat. Ondergetekende test de band tussen de kinderen en beklaagde, waarvan zeker lijkt dat deze uitsluitend via Patty bestaat. Onder meer door na een half jaar te Klachtschrift tegen mr. R. Ester (19 augustus 2013)
6
stoppen met betalen. Twee weken na het vonnis was er direct zonder vooraankondiging een deurwaarder bevel … nu blijft het stil, ondertekende trekt conclusies. Uiteindelijk komt er een nieuwe rechtszaak die van alle kanten een “rommeltje” is. De kinderen laten hun claim vallen en ondergetekende trekt de zaak in. Omdat het om principes ging (eerlijkheid en nakomen van afspraken en ondergetekende zich niet laat dwingen of chanteren), maakt ondergetekende direct een deel van de openstaande bedragen over. Per ommegaande worden deze bedragen door Maud en Marle (respectievelijk 4611,05 en 2120,80 euro) teruggestort. Samenvatten is de conclusies dat de door beklaagde bedachte strijd haar eigen geronselde cliënten (de kinderen van ondergetekende) na anderhalf jaar een gezamenlijk bedrag van 19.000 euro (en oplopend) als verlies nemen. (D) Nieuwe zaak • Zeker is dat dit geen rust geeft en in potentie is er een substantiële vordering. Ondergetekende heeft van diverse psychologen te horen gekregen dat de gehele situatie hem in zijn beroepsuitoefening belemmerd en nu ondergetekende in de WW zit wordt zijn op een nieuwe betrekking extra verkleind. De deken formuleerde in een gesprek om beklaagde te vrijwaren: uw ex-partner heeft dit gewild. Ondergetekende denkt daar iets genuanceerde over, Patty heeft dit laten gebeuren, zeker omdat elementen van de pesterijen haar wel aanspraken en/of alternatieve leken te ontbreken. Laten gebeuren is reactief, willen is proactief handelen, het verschil is groot. Op die verantwoordelijk wordt ze in een eventuele nieuwe rechtszaak aangesproken. Een zaak die nooit nodig was geweest als beklaagde zich maar enigszins betamelijk had gedragen.
Opmerkingen bij de zittingen Mr. N. Huijgen zat de zitting van 14 mei 2009 (vader tegen moeder) voor en naar mij oprechte mening heeft hij daar in algemene zin goed werk verricht. Ondergetekende vond zwak: • Net als de twee advocaten en de griffier bleek ook voor hem de rekensom onduidelijk waarom tijdens de zitting beloofde ondergetekende zijn jongste dochter Marle uit eigen wil (eigen voorstel) te compenseren voor het bedrag dat zij minder dan Maud aan studiebijdrage zou krijgen door de naweeën van de naïeve manier waarop beklaagde de oorspronkelijke bijdrage had geformuleerd en wat tot dat moment niet gecorrigeerd was (cumulatief ruim 2000 euro); • Gegeven de emoties bij de Patty (gevoerd door beklaagde) leek hem beter dat er geen direct contact meer tussen ons was. Ondergetekende denkt, zeker achteraf, dat dit een behoorlijke psychologische misser was en het heeft beklaagde redelijk vrij spel gegeven. In de zaal was een ex-zwager aanwezig (enige aanwezige) en mr. N. Huijgen stelde hem als intermediair voor. Ondergetekende wilde niet onwelwillend zijn en accepteerde. Het wordt punt 8 in de overeenkomst. Omdat, de door mr. N. Huijgen voorgestelde intermediair zich tijdens het afleveren van de goederen op zaterdag 6 juni 2009 misdroeg, was ondergetekende van mening dat dit punt van de overeenkomst op het detail aangewezen persoon, herzien moest worden. In email aan mr. Jan van Halder en beklaagde deed ondergetekende verslag van welke goederen en in welke staat aangetroffen zijn en wordt dit punt als afgehandeld beschouwd, echter over punt 8 wordt gesteld:
Klachtschrift tegen mr. R. Ester (19 augustus 2013)
7
Zoals ik eerder vermelde, is punt 8 is voor mij belangrijk geworden. Maar ik wil zeker geen nieuw probleem wil (zie inleiding) en dat lijkt mij ook niet nodig. Een zo soepel mogelijke invulling van de ontstaande "vacature" door iemand, die deze taak wel goed kan invullen, is dus noodzakelijk geworden. Ik zie hierin geen taak voor dhr. van Halder of mij om dit te regelen. De voorgeschiedenis tekent dit mijns inziens eenduidig af. Mijn bijdrage zal vooral bestaan in het geven van opties en ruimte: - mevr. Ester kan een persoon voordragen die Patty voldoende als vertrouwenspersoon ziet (bijvoorbeeld geselecteerd uit haar familie, buren of kennissen) - gezien de vakantieperiode en vooral om nu geen onnodige escalatie te veroorzaken stel ik voor voldoende tijd te nemen; echter dit wel voor 1 augustus te regelen (7 weken) - wel wil ik een “intake”-gesprek met de voorgestelde kandidaat. Hij/zij moet zich bewust zijn van zijn/haar verantwoordelijkheden. Van gedrag op basis van een uitgesproken partijdigheid en/of een invulling als dhr. Poos kan geen sprake zijn. Mij lijkt dat mr. N Huijgen tijdens de zitting het belang van een dergelijke persoon en zijn taak voldoende heeft duidelijk gemaakt. - ik kan niet beoordelen hoeveel en wie Patty de afgelopen jaren zo beïnvloed heeft als dhr. Poos. Door de ervaring op 6 juni schat ik in dat meerdere personen binnen haar familie en kennissen deze taak niet (meer) voldoende goed kunnen invullen, wel verwacht ik dat er nog opties over zijn. Indien er behoefte aan bestaat wil ik wel een lijst met namen en mijn inschatting aan dhr. van Halder of eventueel mevr. Ester overhandigen, het gaat dan om inschattingen, niet meer, niet minder. Ook wil ik zelf wel personen voordragen, als dat gewenst is. - ik vertrouw er op dat niemand een herhaling wil en dat Patty met een geschikte kandidaat komt. - waarschijnlijk is dit nieuwe feit voor Patty net zo’n teleurstelling als voor mij. Dit geeft toch weer onrust die we beiden niet willen. Ik hoop dat de presentatie naar haar op een constructieve en probleemoplossende manier verloopt. Escalaties hebben we mijns inziens voldoende gehad. - ik vertrouw er op dat, nadat overeenstemming over de vervanging is bereik, mevr. Ester eventueel noodzakelijke documenten verzorgd. - graag had ik dat mevr. Ester binnenkort dhr. Poos schriftelijk inlicht en zowel Patty als mij een cc-stuurt.
Omdat hierop geen reactie kwam van beklaagde of Patty heeft ondergetekende 16 augustus 2009 via de rechtbank mr. N. Huijgen benadert voor advies. Immers het was zijn voorstel op basis van zijn psychologische inzichten. U begrijpt … ondergetekende is iets te logisch. In steno gebeurde er het volgende: De griffier stuurde ondergetekende het bos in, de volgende griffier idem-dito, klagen leidt tot een afscheepbriefje, presidente van rechtbank aanspreken lukt ook niet inhoudelijk. Waardoor de Nationale Ombudsman uiteindelijk formuleert: Dat de door de griffiers gestuurd brieven niet helemaal juist waren ben ik met u eens. Dat het bestuur geen oordeel heeft gegeven over uw klacht komt ook niet overeen met wat een burger mag verwachten van een goede klachtbehandeling. In die zin heeft u ook een punt. Dit vormt echter onvoldoende aanleiding voor een onderzoek.
Maar gelukkig weet de Nationale Ombudsman met enige moeite toch nog de juridische grondslag van de weigering om met mr. N. Huijgen in contact te treden. Deze “juridische grondslag” lezende concludeert ondergetekende dat die niet terecht aangemerkt wordt, maar discussie hierover wordt geblokkeerd. ----Stelling Sommige zittingen moeten er gewoon niet zijn. Sommige discussies zijn niet geschikt voor een zitting en een rechter “kan het dan moeilijk goed doen”. ----Een jaar later, in email van ondergetekende op 2010, 9 juni 2010 (18:23), aan jongste dochter Marle (kopie beklaagde), haalt ondergetekende de zitting en zijn waarneming over het volgende aan (letterlijke tekst): Want hoe zit het dan met die overeenkomst die tijdens de zitting is gemaakt? Tja, dat is nogal speciaal. Laat ik beginnen met het feit dat de 4 aanwezige juristen de rekensom niet begrepen. En niet alleen de rekensom, ook niet de achtergrond van de 2077,38 euro. Het is dan ook slecht door de griffier op schrift gesteld. Tja, juristen zijn veelal “alpha’s” en die hebben moeite met abstract en logisch denken. Klachtschrift tegen mr. R. Ester (19 augustus 2013)
8
In de dagvaarding voor de zitting van 12 juli 2012 (dochters tegen vader) neemt beklaagde als punt 5 op: De vader zet de dochters oneigenlijk onder druk om contact met hem te hebben en te houden op zijn voorwaarden. De dochters hebben dit als zeer bedreigend ervaren, mede door hun wetenschap over de opstelling van de man in de vraagstukken in de echtscheidingsprocedure (geestelijk en lichamelijk geweld tegen de moeder en niet-afhoudende procedures.
En besluit als bewijs diverse emails toe te voegen, waaronder die van 9 juni 2010 (18:23). Mr. N. Huijgen zat ook de zitting van 12 juli 2010 (dochters tegen vader, moeder vertegenwoordigd dochters) voor. Het was hem duidelijk dat hij “ons” een jaar eerder had gezien. Ondergetekende had voor deze zitting geen advocaat genomen, ondergetekende meende sterk verweer te hebben. • Een kort geding was niet terecht, van de vorige zitting had ondergetekende geleerd dat mr. N. Huijgen echt een acceptabele spoedeisende reden wilde (terecht). Beklaagde stelde in dagvaarding dat mijn dochters in directe financiële problemen zouden komen. Dat was onjuist, ter zitting kwam ondergetekende met stukken waar uit bleek dat de persoonlijke vermogens van Maud en Marle resp. minimaal 17.000 en 19.000 euro waren, dus voldoende om vier jaar te studeren zonder de geëiste bijdrage. Dit werd niet weerlegd, staat ook in het vonnis vermeld … maar de zitting ging door. Ondergetekende betwijfeld ook of de “geregelde” toevoeging (voor jullie is deze klus “gratis”) terecht is. • Opnieuw is de inzet van beklaagde: karaktermoord. Zie ook punt 5 van de dagvaarding (hierboven). De kinderen zijn behoorlijk gedrogeerd en hebben daarvan psychologische last. Maar niet door ondergetekende. Wel moet ondergetekende in dit kader toegeven dat psychologen verzekerd hebben dat een vader het altijd aflegt in loyaliteit als het dochters betreft en dat werkelijke feiten nauwelijks relevant lijken te zijn. • De niet-afhoudende procedures is een lievelingsuitlating van beklaagde; ondergetekende heeft deze beschuldiging eerder aangetroffen. Elke keer als ondergetekende zich niet als een lam laat offeren heet dat een “procedure” die ondergetekende aanzwengelt. Nuchtere telling van deurwaarderbevelen leert: o november 2005, mr. J. Berendsen namens Patty: voorlopige voorzieningen; o mei 2006, beklaagde namens Patty: eenzijdig verzoek tot echtscheiding; o februari 2008, beklaagde names Patty: enige financiën, waarover discussie bestond, was zeker anders te regelen geweest, bedrag klopte in ieder geval niet; o mei 2009, mr. J. van Halder namens ondergetekende; o juni 2010, beklaagde names mijn kinderen, vertegenwoordig door Patty. De grove aantijging laat ondergetekende perplex staan. • Het bleek een tactische zet van beklaagde om de email van ondergetekende toe te voegen, tijdens de zitting kwam mr. N. Huijgen met de schampere opmerking “ik ben wel niet zo’n abstract denker maar, …”. Wat denkt u dat ondergetekende een logische verklaring vindt voor de vraag waarom beklaagde, een advocate met 20 jaar ervaring een rechter van zijn kritische houding over rechters op de hoogte stelt? • Het vonnis van mr. N. Huijgen stelt ondergetekende teleur: Het verweer, een concrete paragraaf uit de ons convenant vertaalt deze rechter naar eis in reconventie. Door deze vrije vertaalslag wordt het belangrijkste verweerpunt nietig verklaard, immers eisen in reconventie kunnen alleen door advocaten worden ingediend. • Ondergetekende doorziet deze truc te laat (na het vonnis) en dan is wraking niet meer mogelijk (het abstract denken heeft waarschijnlijk meebepaald). Dat het bijna letterlijk in het vonnis staat (dus controleerbaar, ook daar is niets mee te beginnen). De enige Klachtschrift tegen mr. R. Ester (19 augustus 2013)
9
openstaande voorziening is beroep. Daarvoor benaderde ondergetekende mr. Joan van Vliet opnieuw, nu de medition niet meer van toepassing was. Ondergetekende neemt aan dat mr. N. Huijgen serieus getracht heeft een redelijke belangenafweging te maken. Dat onze kinderen inzet van strijd waren, dat was hem wel duidelijk. Voor een groot deel was hij wel in staat door de poging van karaktermoord heen te kijken, maar voor een deel niet. Daarbij is ondergetekende een wijsneus, die voor juristen een doorn in het oog is. Zeker de email heeft daar niet bij geholpen. Hij dacht, denk ik mijn kinderen te helpen …, maar had strakker de regels moeten hanteren (integer, onpartijdig en objectief). ----16 januari 2012, zitting te Rechtbank Arnhem door mr. C.J.M. Hendriks voorgezeten. (het lijkt er op dat mevrouw mr. C.J.M. Hendriks deze functie niet meer heeft. Naar de uiterst bescheiden mening van ondergetekende moet dit een significant gunstige uitwerking hebben op het gemiddelde niveau van de rechters in de Rechtbank Arnhem)
Mijn beoordeling (de klachten) 1. Gedragsregel 3, in de minne schikken waar mogelijk, wordt op de meest extreem mogelijke manier geschonden. a. Beklaagde reageerde nooit. Zelfs een fatsoenshalve ontvangstbevestiging lijkt onmogelijk. Hiermee frustreert zij systematisch (vanaf dag één) elke mogelijkheid tot overleg; b. Toen beklaagde haar werkwijze na een half jaar improductief bleek, hebben de ex-partners samen (dus zonder advocaten) op 10 september 2006 de basis van het convenant opgesteld. Er waren dus mogelijkheden; c. In plaats van adviseren afspraken na te komen, voorstellen deze gewoon bruut te negeren en te acteren (eigenrichting) op een wijze die normaal de tegenpartij wel zal laten afhaken, maar ondergetekende niet. Nadien zijn zaken met een rechtszaak rechtgezet, zoals vergoeding voor een sauna 2000 euro i.p.v. 400 euro evenals het nog moeten leveren van diverse goederen (overigens staat nog e.e.a. open); d. Toen in juni 2010 een discussie tussen de jongste dochter en ondergetekende ontstond, heeft beklaagde proactief geadviseerd een rechtszaak aan te spannen: i. De email van 9 juni 2010 (18:23) gaf duidelijk aan dat zoiets niet nodig was; ii. Mr. Joan van Vliet haar aanbod als mediator (14 juni 2010) wordt twee weken later van tafel geveegd, maar eerst ….; iii. 21 juni 2010: bericht van een rechtszaak (op 12 juli 2010). iv. hiermee heeft zij ook nieuwe cliënten (mijn dochters) geworven en daarbij schending van … 2. Gedragsregel 7, belangenverstrengeling, de kinderen zijn misbruikt door Patty en beklaagde voor een strijd die niet nodig was. Waarom gaf ondergetekende een jaar daarvoor uit vrije wil Marle ruim 2000 euro? Toch niet omdat ondergetekende “op geld uit is”. Uiteindelijk heeft deze onnodige strijd een behoorlijk financieel nadeel opgeleverd, de stand voor de kinderen is nu 19047,10 euro “verlies” en het bedrag loopt elke maand flink op; 3. Gedragsregel 30, eerlijke antwoorden, wordt ook op extreme manier geschonden. Beklaagde fantaseert en liegt waar het haar uitkomt, sterker nog: ondergetekende kan zich geen vraag voor de geest halen waar wel een correct antwoord op gegeven is. Klachtschrift tegen mr. R. Ester (19 augustus 2013)
10
Wanneer tegenpartij gedwongen werd tot eerlijkheid was het Patty en niet beklaagde die de onjuistheid bekende. Concrete voorbeelden zijn haar pogingen tot karaktermoord: a. in stukken aan deurwaarder of rechtbanken: “niet-afhoudende procedures” eerder genoemd; b. tegen mr. N. Huijgen stellen dat er met ondergetekende niet te praten valt. Zonder enige basis, nooit geprobeerd en zelf systematisch uit de weg gegaan. Waarschijnlijk bedoelde beklaagde dat zij met 80% van de medemensen niet kan communiceren en beklaagde in die 80% groep valt. Dat antwoord was waarschijnlijk dichter bij de realiteit; c. En last-but-not-least, weet beklaagde in de fase van “verweer”, tijdens de klacht die ondergetekende ingetrokken heeft, een aanval ingezet die geschiedvervalsing is, ze formuleerde: Bij gelegenheid van de laatste zitting bij de Rechtbank heeft de heer Gemmeke mij fysiek aangevallen. De bewaking van de rechtbank kon voorkomen dat ik hierdoor schade heb ondervonden. Dit is een stellige beschuldiging van poging tot lichamelijk geweld! Ondertekende hoopt, maar verwacht van niet, dat er een video-opname is (graag controleren). Maar ondergetekende durft ook te vertrouwen op het geheugen onder meer van mijn advocate. Wat was het werkelijke voorval? Ja, ondergetekende was ontzet. Door haar opstoken van de kinderen. Hierdoor heeft ondergetekende ze ruim twee jaar niet meer gezien. Natuurlijk is dit subjectief, het is dan ook geen onderdeel van de klacht. Ja, emotie van ondergetekende was zichtbaar en iemand (wie?) heeft de aanwezigheid van een suppoost gevraagd. Ja, na de zitting heb ik haar op de gang aangesproken op een manier die bij PowNews past en de suppoost heeft hier een einde aan gemaakt door zich tussen ons te plaatsen. Afstanden tussen personen zijn niet kleiner geweest dan 20 cm, geen sprake van direct contact, geen seconde. Ook niet van dreiging, mogelijk wel van oncomfortabel voelen (PowNews). Dus van fysiek is nul-komma-nul sprake, evenals van schade. Overigens verbaast het ondergetekende dat beklaagde met 20 jaar ervaring deze techniek gebruikt. Dit duidt er op dat deze techniek vaker tot succes leidde (ervaring). Dat geeft weer ernstige twijfel over de kwaliteit van het toezicht op de advocatuur. Of staat u achter deze techniek, die zich “voor uw ogen afspeelt”? 4. Gedragsregel 19, verplichting tot kennisgeving van voornemen Na de rechtszaak op 12 juli 2010 is er door mr. N. Huijgen op 26 juli 2010 vonnis gesproken. Zonder enige vooraankondiging had ondergetekende op 2 weken later een deurwaarderbevel tot betaling, overigens aan beklaagde en zonder haar rekeningnummer (zorgvuldigheid?) … waarmee ook: 5. Gedragsregel 23, zorgvuldig in financiële handelingen a. hier lijkt ook bedoelt een correct bedrag berekenen bij een deurwaarderbevel (eerder voorval). Zeker omdat, zoals geleerd, de enige mogelijkheid tot verzet is het aangaan van een rechtszaak (met hoge kosten, meer dan foutief “gedeclareerd” en slecht voor de relatie). Vooralsnog is het, door niet te reageren op klacht van ondergetekende hierover, misbruik maken van een bij wet gegeven machtspositie. Dus eigenlijk ook schending van gedragsregel 1; b. is het ook niet normaal dat er naast de betalingsverplichting ook de betalingswijze (rekeningnummer) bekend gemaakt wordt? 6. Gedragsregel 1, vertrouwen in de advocatuur Beklaagde maakt zich schuldig aan machtsmisbruik. Met name het tweede deurwaarder Klachtschrift tegen mr. R. Ester (19 augustus 2013)
11
bevel, zonder toestemming van cliënten, beschouwd ondergetekende als een vermogensdelict, dus behoorlijk extreem. Het OM wil daarin niet meegaan vanwege opportuniteitsredenen. De Nationale Ombudsman accepteert de opportuniteitsredenen van het OM. Artikel 12 procedure bij het Gerechtshof leert ondergetekende dat betreffende rechters niet kunnen lezen en motiveren. Dan staat geen nationaal rechtsmiddel meer open. Het lijkt de ultieme degeneratie van ons rechtssysteem wanneer “technieken” als de ander wurm proberen te maken, tot de standaard uitrusting van advocaten gaan behoren. Te overwegen is weer plaats voor het duel te creëren, een meer eerlijke vorm van eigenrichting.
De klacht & gevolgen Het feiten relaas en de resultaten concentreren zich op de juridisch meest relevante en meetbare zaken. Discussie of een briefje onnodig grievend is, en dergelijke, zijn moeilijk hard te maken. Maar juist in dit grijze gebied is veel meer mis met beklaagde. Ondergetekende weet van navragen bij juristen dat beklaagde ook zo bekend staat. De term “straatvechter” is in zo’n gesprek gevallen en ook “wij weren haar uit ons samenwerkingsverband”. Als ik dan vraag waarom er geen actie wordt ondernomen, dan komt er: Emile dat doen wij niet! Wat echt geen al te moeilijke echtscheiding had hoeven zijn, is een drama geworden omdat beklaagde vanaf het eerste moment machtsmiddelen inzette. Iets wat “toevallig” bij ondergetekende niet werkt. Wel werkt een eerlijke en integere opstelling waarbij natuurlijk de belangen van haar partij (Patty) uitgangspunt zijn. Een advocate hoeft een brief niet te beantwoorden en er is geen Raad van Discipline die maar overweegt daar verandering in aan te brengen …. maar … Wanneer kinderen genegeerd worden door andere kinderen, dan heet dat “pesten” en in Nederland worden op die problematiek regelmatig alert gemaakt. Het wordt als immoreel en onwenselijk gedrag gezien. Het niet beantwoorden van brieven van ondergetekende is een vorm van negeren en dus pesten. Als ervaringsdeskundige weet ondergetekende het psychologisch effect (wanhoop). Door wel mr. Jan van Halder zijn brieven te beantwoorden blijkt de dwang die uitgeoefend is om ondertekende een advocaat te laten nemen, waarmee beklaagde het zelfbeschikkingsrecht van ondergetekende ondergraaf heeft wetende dat het systeem (u) haar steunt. Ondergetekende betwijfeld dat wij ons democratisch Nederland dit zo willen. Wanneer de deken moeite heeft met artikel 46c sub 1 van de Advocatenwet en totale desinteresse toont, dan trekt ondergetekende conclusies en deelt die met personen die kunnen beoordelen of genoemde twijfel terecht is, zie ook de aanbiedingsbrief. Deze zaak loopt lang, zeer lang. Dat is vooral voor de cliënten van beklaagde (Maud, Marle en Patty) erg ongunstig. Steeds opnieuw worden zij geconfronteerd met de strijd voor recht en rechtvaardigheid van ondergetekende. Hun huidige perceptie is dat “alles” de schuld van ondergetekende is. Het is juist die perceptie die emotioneel diep raakt en veroorzaakt dat ondergetekende zo nodig tot zijn dood zal laten vechten voor waarheid. Klachtschrift tegen mr. R. Ester (19 augustus 2013)
12
In die waarheidsvinding hebt u een belangrijke rol, u kunt dit document als uitgangspunt gebruiken om de waarheid te zoeken … maar wie durft te zoeken, moet ook durven te vinden. Daar zit waarschijnlijk uw grootste probleem: Beklaagde is in mijn ogen schuldig, ernstig schuldig aan het misgebruiken van mogelijkheden die een systeem (u) haar biedt, nee … niet bied, zelfs aanbied ! Falend toezicht: het gebrek aan discipline. De staatsecretaris voelt het al tijden aan zijn water …
Aanbiedingsbrieven Dit klachtschrift is met een aanbiedingsbrief per gewone post verzonden aan de Deken van de Orde, mr. Paul Wilmink (bijlage). Ook is er voor de Raad van Discipline een aanbiedingsbrief, die ingaat op de manier waarop dit klachtschrift tot stand is gekomen (ook bijlage). Verzending is ook naar de Raad.
Ter afsluiting Alle genoemde feiten zijn eenvoudig te verifiëren. Omdat de deken weigerde aan deze klacht mee te werken heb ik geen goed beeld kunnen opbouwen welke bewijsstukken en beschrijvingen de Raad van Discipline van belang acht, maar natuurlijk zal ik elke vraag naar stukken direct beantwoorden. Het mag zelfs personen met weinig psychologisch inzicht duidelijk zijn dat naast de financiële schade die beklaagde aantoonbaar eigen cliënten heeft berokken, de psychische schade, vooral van de kinderen zoveel meer is. De uitkomsten van gedegen onderzoek in opdracht van de deken of de Raad van Discipline, bijvoorbeeld door een goed instituut als het GITP, naar de psychologische schade bij alle betrokkenen zullen, naar oprechte verwachting van ondergetekende, alle amices van beklaagde het schaamrood op de kaken laten komen. Natuurlijk kan ondergetekende een dergelijk onderzoek nooit onafhankelijk laten uitvoeren, het is aan u.
Getekend
Emile Gemmeke Nijmegen 19 augustus 2013 (digitale versturing ongetekend)
Emile Gemmeke De Geerkamp 1014 6545 HB Nijmegen 024-3739514
[email protected] Klachtschrift tegen mr. R. Ester (19 augustus 2013)
13