VBO-ANALYSE
Focus Conjunctuur
Klaar voor take-off, maar nog wat lood in de vleugels
Morgane Haid – Juni 2015
37,5% || Percentage van de sectoren dat uitgaat van een verbetering van de economische bedrijvigheid in de komende zes maanden, tegenover 0% in november 2014
80,3% || Benuttingsgraad van de industriële-productiecapaciteit, iets hoger dan het langetermijngemiddelde
17,6% || Percentage van de sectoren dat zijn investeringen meer richt op uitbreiding en innovatie in vergelijking met november 2014
56,3% || Percentage van de sectoren dat de komende maanden nog een daling van de werkgelegenheid verwacht
+13 || Saldo van het aantal sectoren dat meent dat de daling van de olieprijs een positieve invloed heeft (14) en het aantal sectoren dat een negatieve invloed ziet (1)
+7 || Saldo van het aantal sectoren dat meent dat de depreciatie van de euro een positieve invloed heeft (11) en het aantal sectoren dat een negatieve invloed ziet (4)
1,3% || Verwachte economische groei in 2015
FOCUS CONJUNCTUUR – KLAAR VOOR TAKE-OFF, MAAR NOG WAT LOOD IN DE VLEUGELS
2
|| GROEIHERSTEL IN BELGIË ZET ZICH DOOR
DE STRUCTURELE HERVORMINGEN (INDEXSPRONG, IPA, COMPETITIVITEITSPACT) DRAGEN BIJ AAN DE OPLEVING ||
|| POSITIEVE INVLOED DALING OLIEPRIJS GROTER DAN DIE VAN ZWAKKE EURO
ONDERNEMINGEN RICHTEN ZICH GELEIDELIJK AAN OP MEER INVESTERINGEN IN INNOVATIE EN UITBREIDING ||
|| WERKGELEGENHEIDSVOORUITZICHTEN BLIJVEN VOORLOPIG VEELEER SOMBER
GRONDIGERE STRUCTURELE HERVORMINGEN BLIJVEN NOODZAKELIJK, VOORAL OP HET VLAK VAN DE LOONKOSTEN || FOCUS CONJUNCTUUR – KLAAR VOOR TAKE-OFF, MAAR NOG WAT LOOD IN DE VLEUGELS
3
1. Internationale context Verschillende groeidynamieken De groeivooruitzichten in de wereld zijn lichtjes neerwaarts herzien t.a.v. de verwachtingen enkele maanden geleden. Volgens het Internationaal Monetair Fonds (IMF) zou de groei in 2015 3,5% bedragen, d.i. iets meer dan in 2014 (3,4%), maar minder dan enkele maanden geleden werd verwacht (3,8%). Die neerwaartse herziening is voornamelijk toe te schrijven aan de groeivertraging in de opkomende landen, met name in verschillende olieproducerende landen (Rusland, Brazilië, Zuid-Afrika) als gevolg van de ingezakte olieprijzen. Bovendien zijn de groeivooruitzichten voor China in 2015 teruggeschroefd tot 6,8% (tegenover 7,4% in 2014). Alleen in India is de groei toegenomen en zijn de vooruitzichten verbeterd (7,5% in 2015). In de geavanceerde landen daarentegen zou dit jaar meer groei moeten worden opgetekend, o.a. dankzij de dalende olieprijs.
Zo zijn in de Verenigde Staten alle voorwaarden vervuld voor een stevige groei in 2015 en 2016 (3,1%), met name lagere energieprijzen, matige inflatie, een minder restrictief budgettair beleid en een aantrekkende vastgoedmarkt. Toch was het eerste kwartaal van 2015 vrij teleurstellend in de Verenigde Staten, met een kwartaalgroei die aanzienlijk lager uitviel dan verwacht en een afname van de industriële productie. Oorzaak zijn de appreciatie van de dollar en de staking van de havens aan de westkust, waardoor de leveringen voor de export tijdelijk werden bemoeilijkt. Ook de investeringen namen af, in het bijzonder in de extractieve industrie, waar de schaliegasactiviteit leed onder de dalende olieprijzen.
Opwaartse herziening voor de eurozone De eurozone profiteert niet alleen van de dalende olieprijs, maar ook van de depreciatie van de euro en lagere rentevoeten als gevolg van de monetaire versoepeling (QE) van de ECB. Bovendien is de economische bedrijvigheid goed hersteld in de landen die sterk hebben geleden onder de crisis (Spanje, Ierland, Portugal). Dit is een goed voorteken voor de landen in de kern van de eurozone waar de groei de afgelopen maanden sowieso al is toegenomen. Zo bedroeg de bbp-groei in Duitsland, Frankrijk en Nederland in het eerste kwartaal van 2015 resp. 0,3%, 0,5% en 0,4%. Het IMF gaat nu voor de hele eurozone uit van een groei van 1,5 en 1,6% in 2015 resp. 2016 (tegenover 0,9% in 2014).
Verloop van het bbp (hoogtepunt vóór de crisis = 100, bron: Eurostat) 105
100
95
90
2008Q1 2008Q2 2008Q3 2008Q4 2009Q1 2009Q2 2009Q3 2009Q4 2010Q1 2010Q2 2010Q3 2010Q4 2011Q1 2011Q2 2011Q3 2011Q4 2012Q1 2012Q2 2012Q3 2012Q4 2013Q1 2013Q2 2013Q3 2013Q4 2014Q1 2014Q2 2014Q3 2014Q4 2015Q1
De groeivooruitzichten in de wereld zijn lichtjes neerwaarts herzien
2014 was een bewogen jaar: er kwamen nieuwe regeringen in België, de olieprijs daalde sterk, de Europese Centrale Bank (ECB) begon met haar beleid van kwantitatieve versoepeling (QE), de euro verzwakte… Hoe hebben die verschillende elementen zich vertaald in de huidige conjunctuur en in de vooruitzichten voor de ondernemingen? Na een kort overzicht van de economische ontwikkelingen wereldwijd, worden in deze analyse van het VBO de resultaten gepresenteerd van de enquête in april en mei 2015 bij de aangesloten federaties over hun inschatting van de conjunctuur en hun verwachtingen voor de toekomst.
BE – KLAAR DEVOOR TAKE-OFF, FR NLNOG WATITLOOD IN DE ESVLEUGELS FOCUS CONJUNCTUUR MAAR
4
2. Belgische economie: huidige toestand en prognoses Herstel van de economische bedrijvigheid in het vooruitzicht
De indicator van het consumentenvertrouwen is sinds eind vorig jaar stelselmatig gestegen.
De gunstige elementen voor de economische ontwikkeling van de landen van de eurozone en onze buurlanden, lieten zich de afgelopen maanden ook in België gevoelen. Na een gematigde, stabiele groei in heel 2014 (0,2% op kwartaalbasis in Q4/2014) is de economische bedrijvigheid in het eerste kwartaal van 2015 met 0,3% toegenomen. Op grond van verschillende elementen lijkt zich voor de nabije toekomst een verdere conjunctuurverbetering af te tekenen. De indicator van het consumentenvertrouwen is sinds eind vorig jaar stelselmatig gestegen. En in mei is hij zelfs aanzienlijk toegenomen. Hij bevindt zich nu op het hoogste peil van de afgelopen vier jaar, boven het langetermijngemiddelde. De conjunctuurindicator van het ondernemersvertrouwen is dan weer voor de vierde keer op rij gestegen.
Er zijn wel nog meer pessimisten dan optimisten, maar het huidige peil ligt boven het langetermijngemiddelde, ver boven het bodempeil dat tijdens de crisis werd genoteerd. Sommige sectorfederaties die tijdens onze halfjaarlijkse enquête werden ondervraagd, bevestigen dat de economische activiteit in de lift zit en zien de komende zes maanden positiever tegemoet. Ongeveer een derde van de sectoren gaat er nu van uit dat de activiteit in de komende zes maanden zal toenemen. Iets meer dan de helft van de sectoren verwacht in die periode echter niet meer dan een status quo van de bedrijvigheid. Het is dus nog niet allemaal rozengeur en maneschijn, maar het is toch al een zekere verbetering t.o.v. de vorige enquête, toen 68,8% van de sectoren een status quo verwachtte en de rest een daling (zie grafieken hieronder). Het verschil tussen sectoren die optimistisch zijn gestemd over de economische activiteit in de komende zes maanden en zij die een achteruitgang verwachten, vertoont daardoor ook een stijgende tendens (zie grafiek p. 6).
Economische activiteit in de komende zes maanden 80%
80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0%
TSS Mat V D Bo Daling
70%
T S Prod G En Ce Ch H ICT I Ah Stabiel November 2014
60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% Stijging
TSS Daling
Gl T S P Mat En Ce H D
Prod Ch V ICT I Bo
Stabiel
Stijging
Mei 2015
Ah: autohandel; Bo: bouw; Ce: cement; Ch: chemie; D: handel; En: energie; Gl: glas; G: grafisch; H: hout; I: interim; ICT: ict; Mat: materials technology; P: papierfabrikanten; Prod: production technology & mechatronics; S: staal; T: textiel; TSS: transport solution systems; V: voeding
FOCUS CONJUNCTUUR – KLAAR VOOR TAKE-OFF, MAAR NOG WAT LOOD IN DE VLEUGELS
5
Economische activiteit in de komende zes maanden (aantal optimistische sectoren - aantal pessimistische sectoren) 15 10 5 0 -5 -10 -15 -20
Rentabiliteit zou lichtjes verbeteren vanop laag niveau Het verwachte herstel van de economische activiteit heeft ook een positieve impact op de verwachte ontwikkeling van de rentabiliteit. Terwijl zes maanden geleden geen enkele sector dacht dat die zou herstellen, verwacht nu 25% van de sectoren dat de rentabiliteit de komende zes maanden zal verbeteren (zie grafiek p. 7). Sommige ondervraagde sectoren wijzen erop dat de indexsprong (die sinds twee maanden van kracht is) wat ademruimte zou kunnen verschaffen.
76,5% van de sectoren bestempelt de ontwikkeling van de loonkosten als de factor met de grootste invloed op hun economische bedrijvigheid
Er moet ook op worden gewezen dat 76,5% van de sectoren de ontwikkeling van de loonkosten bestempelt als de factor met de grootste invloed op hun economische bedrijvigheid. Dat toont aan hoe hard de concurrentie op het vlak van de kosten blijft. Het is dan ook absoluut noodzakelijk om het concurrentievermogen van België te blijven versterken t.o.v. zijn concurrenten door de lasten op arbeid te verlichten. Verschillende sectoren hebben ook kunnen profiteren van de daling van de olieprijs, waardoor hun productiekosten afnamen, terwijl andere de daling van de euro hebben aangegrepen om hun winstmarge op export buiten de eurozone op te trekken.
De rentabiliteit vandaag ligt echter nog ver onder haar normale peil. Ruim de helft van de sectoren geeft aan dat het huidige peil onder het langetermijngemiddelde ligt. Niet alle sectoren hebben immers op dezelfde manier van de gunstige ontwikkeling van de macroeconomische randvoorwaarden kunnen genieten. Voor sommige sectoren, die het hoofd moeten bieden aan hevige internationale concurrentie, is de depreciatie van de euro niet tot uiting kunnen komen in de rentabiliteit, maar werd dit aangegrepen om concurrerender prijzen te hanteren en het verlies aan marktaandeel een halt toe te roepen (bv. in de textiel- of de voedingsindustrie). Andere sectoren, die producten verkopen van leveranciers uit de dollarzone, vrezen daarentegen dat ze hun verkoopprijzen aan klanten zullen moeten verhogen, wat gevolgen zal hebben voor het verkoopvolume (bv. de kledingindustrie). De depreciatie van de euro komt dus niet noodzakelijk tot uiting in een verbetering van de rentabiliteit van alle bedrijven en sectoren (zie box 1). Samengevat, verschillende elementen maken het de bedrijven momenteel mogelijk om hun uiterst lage winstmarges geleidelijk aan achter zich te laten, maar vanuit historisch standpunt blift het rentabiliteitspeil nog altijd erg laag.
FOCUS CONJUNCTUUR – KLAAR VOOR TAKE-OFF, MAAR NOG WAT LOOD IN DE VLEUGELS
6
Rentabiliteit t.o.v het langetermijngemiddelde
Rentabiliteit in de komende 6 maanden 90%
90%
80%
80%
70%
70%
60%
60%
V TSS S Prod Mat Gl En Ce D Bo
T P K H ICT I
Ch
Laag niveau
Gemiddeld niveau
Hoog niveau
50%
50%
Gl En Ce Bo
TSS T S P H V I D
Prod Mat Ch ICT
Daling
Stabiel
Stijging
40% 30% 20% 10% 0%
40% 30% 20% 10% 0%
Box 1. In de conjunctuurenquête van dit voorjaar werd de VBO-sectoren gevraagd welke impact enerzijds de daling van de olieprijzen en anderzijds de verzwakking van de euro hebben op hun sector (zie grafieken hieronder). Uit hun antwoorden blijkt dat de daling van de olieprijzen in bijna alle sectoren een ondubbelzinnige positieve invloed heeft. In de scheikundige nijverheid, waar ruwe aardolieproducten vaak de basisgrondstof zijn, is de invloed logischerwijze zelfs uitgesproken positief. Enkel in de energiesector, waar de olieprijzen ook een rol spelen in de verkoopprijzen voor elektriciteit, is de invloed licht negatief. De impact van de zwakkere euro is in het algemeen eveneens positief voor de Belgische bedrijven, maar het beeld is toch wat meer gemengd. In een tweetal sectoren heeft de zwakke euro inderdaad een zeer positieve impact. Niet toevallig gaat het hier om de sectoren voeding en textiel die vooral inputs uit de eurozone aankopen (in euro), een belangrijk deel van hun uitvoer realiseren in niet-eurolanden én binnen de eurozone geconfronteerd worden met zeer intense dollarconcurrentie (bv. voor de textielsector uit Azië of Turkije).
Invloed van de daling van de olieprijs 90% 80%
En
D
Gl TSS T S Prod P Mat Ce H V ICT I Bo
matig negatief
geen invloed
matig positief
70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0%
Ch zeer positief
Bo: bouw; Ce: cement; Ch: chemie; D: handel; En: energie; Gl: glas; H: hout; I: interim; ICT: ict; K: kleding; Mat: materials technology; P: papierfabrikanten; Prod: production technology & mechatronics; S: staal; T: textile; TSS: transport solution systems; V: voeding.
FOCUS CONJUNCTUUR – KLAAR VOOR TAKE-OFF, MAAR NOG WAT LOOD IN DE VLEUGELS
7
Voor een aantal andere sectoren (metaalverwerking, scheikundige nijverheid) is de invloed van de zwakkere euro eveneens positief voor de verre export, maar op hun belangrijke Europese thuismarkt concurreren zij vooral met andere producenten uit de eurozone. En daar is het niet zozeer de euro, maar wel de relatieve loonkostenontwikkeling die het verschil maakt. Ten slotte zijn er ook een aantal sectoren waar de zwakke euro veeleer een negatief effect heeft op de rentabiliteit en/of de verkoopvolumes. Het gaat om sectoren zoals de handel, de energie en vooral de kledingnijverheid die een (groot) deel van hun inputs aankopen in USD (uit Azië, de VS, Noord-Afrika of het Midden-Oosten) en hun eindproducten vooral verkopen op de binnenlandse markt. Door de duurdere dollar stijgen voor hen de aankoopkosten, terwijl het niet evident is dit door te rekenen aan de klanten gezien de heftige concurrentie met andere aanbieders uit de eurozone.
Invloed van de appreciatie van de $ ten opzichte van de € 90% 80% 70% 60% 50%
P K En D
Ce Bo
Gl TSS S Prod Mat Ch H ICT I
matig negatief
geen invloed
matig positief
40% 30% 20% 10% 0%
T V zeer positief
Dat de lagere olieprijzen in het Belgische bedrijfsleven een meer ondubbelzinnige positieve impact hebben dan de zwakke euro, is ook vanuit macro-oogpunt logisch aangezien België voor zijn bevoorrading van ruwe aardolieproducten volledig afhankelijk is van import, en de Belgische bedrijven het grootste deel van hun export (56%) nog altijd afzetten binnen de eurozone. In die context en meer in het algemeen kan ook gesteld worden dat de loonkostenontwikkeling in vergelijking met onze Europese buren een veel grotere impact heeft op economische ontwikkelingen binnen het Belgische bedrijfsleven dan de wisselkoers- of de olieprijsontwikkeling. Dit wordt ook bevestigd in een algemene vraag uit onze enquête waar we polsen naar het belang van een aantal factoren voor de economische ontwikkelingen in de verschillende sectoren (op een schaal van 0 tot 10). Loonkosten staan daar onbedreigd op 1 met een score van 8,47. De olieprijzen/beschikbaarheid van grondstoffen (6,53) is wat minder belangrijk en de ontwikkeling van de euro (3,35) volgt al op verre afstand. 120
Olieprijs en wisselkoers (bron: nbb)
1,45
110
1,4
100
1,35
90
1,3
80
1,25
70
1,2
60
1,15
50
1,1
40
1,05
30
1
USD/barrel
EUR/barrel
$/€ (rechts)
FOCUS CONJUNCTUUR – KLAAR VOOR TAKE-OFF, MAAR NOG WAT LOOD IN DE VLEUGELS
8
Voorzichtig investeringsherstel en focus verschuift langzaam van rationalisatie naar uitbreiding en innovatie
Begin 2015 zetten de investeringen hun voorzichtige groei van 2014 voort
70%
Mat Ch ICT
Daling
Stabiel
Stijging
30%
De afnemende focus op rationalisatieinvesteringen kan dan weer worden gezien als een eerste voorzichtige reactie op de belangrijke stappen die in de voorbije maanden zijn genomen om te komen tot een zeer gematigde loonkostenontwikkeling in 20152016 (indexsprong, gematigd IPA en verlaging werkgeversbijdragen-SZ in 2016). Daarnaast is er ook voor de directe buitenlandse ‘greenfield’-investeringen in ons land stilaan wat verbetering merkbaar. In de voorbije maanden zijn er alleen al in Vlaanderen nieuwe investeringsprojecten aangekondigd die meer dan 3.000 jobs zouden meebrengen.
Werkgelegenheid in de komende 6 maanden
60%
Gl TSS Bo
40%
0%
70%
T S Prod P En Ce H V I D
50%
10%
Er treedt echter wel een verandering op in het type investeringen dat wordt overwogen. Zo wordt meer belang gehecht aan innovatie en wordt dit zelfs de voornaamste drijfveer om te investeren. Ook gaat meer aandacht uit naar uitbreiding terwijl rationalisering wat aan belang inboet.
Investeringen in de komende 6 maanden
60%
20%
Begin 2015 zetten de investeringen hun voorzichtige groei van 2014 voort, maar een boom verwacht de bedrijfswereld nog niet. 62,5% van de ondervraagde sectoren denkt dat de investeringen de komende zes maanden op hetzelfde peil zullen blijven. 18,5% verwacht toch een stijging van de investeringen terwijl hetzelfde percentage een daling verwacht.
De verwachte toename van de uitbreidingsinvesteringen houdt verband met de geleidelijke toename van de benuttingsgraad van de industriële productiecapaciteit in de voorbije maanden. Die benuttingsgraad bedroeg 80,3% in april en is daarmee uitgestegen boven het langetermijngemiddelde (79,6% sinds 1990).
50% 40% 30% 20% 10% 0%
TSS T P H Gl En Ce D Bo
V S Prod Mat Ch
ICT I
Daling
Stabiel
Stijging
FOCUS CONJUNCTUUR – KLAAR VOOR TAKE-OFF, MAAR NOG WAT LOOD IN DE VLEUGELS
9
Heel wat ondernemingen proberen in crisistijd ontslagen te vermijden
Voor werkgelegenheidsherstel is herleving voorlopig nog wat pril
Het lijkt er dan ook op dat het werkgelegenheidsherstel op komst is, maar dat het nog enige tijd op zich kan laten wachten.
De vooruitzichten voor de werkgelegenheid zijn gematigder dat voor de andere indicatoren. Slechts 12,5% van de sectoren verwacht in de komende zes maanden al een toename van de werkgelegenheid terwijl 31,3% uitgaat van een status quo. De meerderheid van de sectoren verwacht evenwel nog steeds een verdere daling. In de meeste van die sectoren is het verwachte werkgelegenheidsverlies het resultaat van beslissingen die al veel eerder zijn genomen. Het gaat bv. over ontslagen en herstructureringsplannen in de verwerkende nijverheid die de voorbije jaren zijn opgesteld. Maar, zelfs in de industrie worden momenteel minder herstructureringen aangekondigd en worden geleidelijk ook meer nieuwe projecten aangekondigd die nieuwe banen opleveren.
Economische groei van 1,3% in 2015 en 1,7% in 2016
In de eerste fase van een opleving is het overigens vrij normaal dat de werkgelegenheid zich wat trager herstelt. Heel wat ondernemingen proberen in crisistijd nl. ontslagen te vermijden (labour hoarding) en houden hun arbeidskrachten zoveel mogelijk aan het werk door eerst het aantal gewerkte uren per werknemer te verminderen en vervolgens een beroep te doen op tijdelijke werkloosheid. Wanneer de bedrijvigheid aantrekt, worden dan ook niet meteen nieuwe werknemers aangeworven. Eerst wordt de tijdelijke werkloosheid afgebouwd, daarna gaan de werknemers meer (over)uren presteren en worden meer uitzendkrachten ingeschakeld. Pas na enige tijd – wanneer het herstel doorzet, de loonkosten onder controle blijven en de rentabiliteit is hersteld – beginnen ondernemingen weer meer aan te werven. Die ontwikkeling wordt bevestigd door de aanzienlijke toename van de werkgelegenheid in de uitzendsector in de afgelopen zes maanden en het feit dat de uitzendsector verwacht dat de werkgelegenheid er in de komende zes maanden zal blijven groeien.
Al bij al zijn de voorwaarden voor een groeiherstel de voorbije jaren nooit zo gunstig geweest als vandaag: uiterst lage rentevoeten, lage olieprijzen, een zwakke euro, positieve vermogenseffecten door de gestegen aandelenkoersen, en een duidelijke economische herleving in heel wat Europese landen waar de groei een jaar geleden nog met een vergrootglas moest worden gezocht (Spanje, Ierland, Portugal en Frankrijk). Daarnaast hebben de regering en de sociale partners in het voorbije halfjaar belangrijke maatregelen genomen die het concurrentievermogen van de Belgische bedrijven merkbaar zullen versterken. De indexsprong die sinds april in voege is, het uiterst gematigd interprofessioneel loonakkoord voor 2015-2016 (maximaal 0,6% loonkostenstijging), en de in het competitiviteitspact voorziene lastenverlaging (960 mln euro) zullen ervoor zorgen dat de loonkosten per arbeidsuur in 2015 en 2016 nauwelijks zullen stijgen. Daardoor zullen de Belgische exportbedrijven goed geplaatst zijn om in te spelen op het Europese groeiherstel en hun marktaandelen te behouden of uit te breiden. Op basis van het voorgaande en rekening houdend met de resultaten van de enquête bij onze sectoren, zijn we van mening dat de Belgische economie in 2015 geleidelijk aan tegen een hoger tempo zal groeien, wat zou moeten leiden tot een groei op jaarbasis van 1,3% voor het volledige jaar (tegenover 1,1% in 2014). Voor 2016 lijkt een economische groei van 1,7% haalbaar. De gematigde loonkostenontwikkeling kan er in de komende jaren ook voor zorgen dat de economische groei zich wat meer dan gewoonlijk zal vertalen in bijkomende arbeidsplaatsen in de privésector.
FOCUS CONJUNCTUUR – KLAAR VOOR TAKE-OFF, MAAR NOG WAT LOOD IN DE VLEUGELS
10
Om te vermijden dat die jobcreatie zou worden afgeremd door een tekort aan geschikte arbeidskrachten, is het van groot belang dat de regering haar activeringsbeleid van (o.a. oudere) werklozen voortzet en dat zij bijzondere inspanningen doet om de competenties van de werkzoekenden zo nauw mogelijk te laten aansluiten bij de behoeften van de bedrijven (bv. in de digitale economie en in andere innovatieve productieprocessen en businessmodellen). Rond deze economische vooruitzichten bestaan natuurlijk ook een aantal risico’s. In de eerste plaats moet de internationale geopolitieke context nauwlettend worden gevolgd. De toestand in Oekraïne en Rusland en – in mindere mate – in het Midden-Oosten kan o.a. gevolgen hebben voor ons handelsverkeer in die gebieden. Het Grexit-risico is nog altijd niet helemaal afgewend en kan de markten nog uit evenwicht brengen, ook al zijn de meeste leningen verstrekt door instellingen zoals het IMF en de ECB en niet door de financiële instellingen of andere marktpartijen. Het groeiverloop bij sommige belangrijke spelers in de wereldhandel (bv. de Verenigde Staten en China) is ook nog niet helemaal duidelijk. Een plotse terugval zou ook de bedrijvigheid bij ons negatief kunnen beïnvloeden. Ten slotte bestaat er ook nog altijd het risico dat nieuwe sociale onrust (betogingen of stakingen) het prille vertrouwensherstel bij gezinnen en ondernemingen fnuikt en het herstel afremt.
3. België is goed op weg, maar de weg is lang Het belangrijkste structurele probleem is en blijft de loonkostenhandicap
België vervolgt dus zijn weg naar meer groei, daarbij ondersteund door gunstige externe omstandigheden, maar ook door structurele maatregelen die de nieuwe regering heeft genomen. Niettemin blijft ons land worstelen met de achterstand die we de afgelopen jaren hebben opgelopen en hebben we nog steeds te kampen met structurele zwaktes die meer ten gronde moeten worden aangepakt.
die onze bedrijven meetorsen in vergelijking met de drie voornaamste buurlanden (15,5%), de eurozone (25%) of de EU-28 (37%). Volgens een recente studie van het Federaal Planbureau was meer dan 60% van het verlies aan marktaandelen van de Belgische bedrijven sinds 1995 te wijten aan het daardoor veroorzaakte gebrek aan concurrentievermogen. Bovendien maken die hoge loonkosten ons land structureel minder aantrekkelijk voor directe buitenlandse investeringen in vergelijking met de omliggende landen. Via die twee kanalen (netto-uitvoer en investeringen) heeft de loonkostenhandicap dus een duidelijk negatieve invloed op de economische groei. Daarnaast zorgen die hoge loonkosten er voor dat de economische groei op zich ook minder arbeidsintensief is. Door de op stapel staande maatregelen zal de absolute loonkostenhandicap in de periode 2015-2016 naar verwachting al met enkele procentpunten afnemen, wat een uitstekende en cruciale zaak is. Maar daarmee zijn we er nog niet. Structurele inspanningen blijven absoluut noodzakelijk om onze loonkostenhandicap t.o.v. de drie buurlanden verder te verminderen. Het VBO pleit dan ook voor een tax shift van 2,5 à 3 mld euro die zich in zijn aanwending toespitst op het verminderen van de werkgeversbijdragen-SZ zonder dat het daarbij gaat om een vestzak-broekzakoperatie. Samen met een aanhoudend gematigde ontwikkeling van de brutolonen zou dit tegen het einde van de legislatuur kunnen leiden tot een halvering van de loonkostenhandicap tegenover de drie buurlanden. Volgens econometrische schattingen van het Planbureau, de Nationale Bank en diverse universiteiten zou zo’n tax shift verreweg het meest gunstig zijn voor de economische groei (+0,5%) en de jobcreatie (+33.300). Een uitgebreidere toelichting hieromtrent vindt u op: https://vbo-feb.be/nlbe/Dossiers/Fiscalite/Fiscalite/Tax-shift--equallevel-of-dissatisfaction/ Wij vragen dan ook met aandrang dat de federale regering werk maakt van zo’n tax shift. De economische groei en de jobcreatie zullen er wel bij varen. Tenminste als de finaliteit van de tax shift een verlaging van de loonkosten is…
Het belangrijkste structurele probleem is en blijft daarbij uiteraard de loonkostenhandicap
FOCUS CONJUNCTUUR – KLAAR VOOR TAKE-OFF, MAAR NOG WAT LOOD IN DE VLEUGELS
11