Kinderverhalen in Bonnefooi 1. Thema Bonnefooi: Stomverbaasd zo. 29 nov. ’15 Verhalen van teleurstelling en verdriet ‘Mama!’ gilt Cristina opeens, ‘MAMAAAAA!’ Ze loopt achter haar broer Luri, door de sneeuw. Ze zijn diep ingepakt. Winters zijn koud in Moldavië. Luri draait zich om. ‘Wat héb je?’ ‘Ik zag mama! Daarginds! Aan de overkant!’ Luri schudt zijn hoofd. ‘Kan niet. Mama is al bijna een jaar weg.’ ‘Ze wás het!’ De twee steken over. Ze bekijken de mensen die wachten op een trolleybus, maar hun moeder is er niet bij. Ineens holt Cristina weg: ‘Mama!’ Luri rent haar achterna. Cristina wijst. ‘In die blauwe trolleybus! Ze zag mij en toen stapte ze gauw in.’ De bus rijdt weg. Cristina heeft tranen in haar ogen. ‘Ze is wéér weg,’ fluistert ze boos. ‘Waarom? Wij zijn toch haar kinderen?’ Helemaal overstuur komen ze bij de naschoolse kinderopvang aan. De vrijwilligers stoppen meteen met de huiswerkbegeleiding en luisteren naar hun verhaal. Tijdens de maaltijd heeft Cristina het er nog steeds over. ‘We praten erover met jullie tante,’ beloven de vrijwilligers, ‘en met de mevrouw van de sociale dienst.’ Enkele maanden daarvoor waren Luri en Cristina op een dag uit school gekomen. In het portiek bij hun flat bleven ze staan, met kloppend hart. Hun voordeur stond open! Aarzelend stapten ze naar binnen. De gang, de kamer, de badkamer, alles was leeg! Midden in de kamer stond nog een stoel. Daarop zat hun tante op hen te wachten. ‘Tante Ksenia!’ riep Cristina. ‘Wat doet u hier? Waar is mama? En waar zijn alle spullen?’ Tante Ksenia slikt. En slikt nog eens. Dan schudt ze haar hoofd. ‘Jullie moeder is weg,’ zegt ze. ‘Wég?’ ‘Zodra jullie naar school waren, heeft ze alles weggehaald. Ze belde mij op. Ik ben meteen gekomen. Ik heb gepraat, gepraat, maar het hielp niet. - Jij hebt geen kinderen, zorg jij alsjeblieft voor hen, dát zei jullie moeder tegen mij. Ik ging tegen haar in, maar de man die bij haar was werd kwaad.’ ‘Was er een mán bij haar?’ Nu zijn de kinderen nog meer van hun stuk. Ze dwalen door de bijna lege flat. Alleen in hun slaapkamer staan nog wat spullen: tassen met kleren en zo. Die pakken ze op. Verdwaasd staan ze er mee in hun hand. Ze kunnen het niet bevatten. Hun leven is in één klap helemaal veranderd. In een hoek vindt Luri de speelgoedbeer die altijd boven op de kast stond. Hij schopt er tegenaan. ‘Niet doen!’ roept Cristina. Ze pakt de beer op. ‘Die hou ik altijd bij me.’ Tante Ksenia woont in een klein flatje en heeft maar weinig geld. Ze is dan ook erg gelukkig als de kinderen naar de naschoolse dagopvang toekunnen. Daar krijgen alle kinderen een maaltijd, ze kunnen daar rustig en onder begeleiding hun huiswerk maken en er is altijd nog wel tijd en gelegenheid voor een leuke activiteit. En wat net zo belangrijk is, ze kunnen er hun verhalen kwijt. Vaak verhalen van teleurstelling en verdriet.
2. Thema Bonnefooi: De groeten van God zo. 6 dec. ‘15 Bijna alles Sinds hun moeder hen zomaar in de steek gelaten heeft, wonen Cristina en haar broertje Luri bij hun tante Ksenia. Meneer Petru van de sociale dienst heeft de moeder van de beide kinderen opgespoord. Samen met tante Ksenia heeft hij haar thuis opgezocht en gevraagd of ze alsjeblieft weer voor haar kinderen wil zorgen. Als meneer Petru en tante Ksenia terugkomen, zoeken ze de twee kinderen op, terwijl die nog op de naschoolse dagopvang zijn, te nerveus om hun huiswerk te maken. ‘Kunnen we ergens rustig praten?’ vraagt meneer Petru aan Duinita, één van de vrijwilligsters. Die brengt ze alle vier naar een zijkamer van het zaaltje waar de kinderen hun huiswerk maken. De deur is nog maar nauwelijks dicht of Cristina vraagt: ‘Wat zei ze?’ Maar ze heeft al lang gezien dat het antwoord niet goed is. ‘Ik vind het heel erg voor jullie,’ zegt meneer Petru, ‘maar jullie moeder wou het niet. Het kán gewoon niet, dat zei ze. Ik zal vertellen hoe het gegaan is,’ gaat hij verder. ‘Jullie moeder woont aan de andere kant van de stad. In een flatje. We bonsden op de deur tot ze opendeed.’ ‘En... hoe zag ze eruit?’ ‘Haar haar zat in de war,’ vertelt tante Ksenia. ‘Binnen huilde een baby. De tv stond keihard aan. Ze was in de badkamer bezig, met wasgoed.’ ‘Zijn jullie binnen geweest? Hebben jullie onze foto laten zien?’ vraagt Luri. Tante Ksenia knikt. ‘Wat zei ze? Vond ze hem mooi?’ ‘Om eerlijk te zijn,’ zegt meneer Petru, ‘ze werd boos. Ze zei: Nu ben ik gelukkig, ik heb een nieuwe man en een baby, ik wil mijn oude leven niet meer terug. Ik kan die twee er níet bijhebben. Begrijpen jullie dat niet?’ ‘Later werd ze vriendelijker,’ vertelt tante Ksenia. ‘Ze bekeek jullie foto opnieuw en zei: Ik hoop dat ze gelukkig worden, allebei, dat hoop ik echt. Toen wilde ze dat wij weggingen. Maar... ze heeft de foto gehouden.’ Het is stil. Cristina begint zachtjes te huilen. En Luri? Die kijkt door het raam naar de andere kamer. ‘Ik eh...,’ zegt hij, ‘ik heb mijn huiswerk nog niet af.’ Dan ziet hij dat zijn zusje huilt. Hij buigt zich over haar heen, geeft haar een kus en zegt: ‘Weet je nog hoe we aan het bidden waren, die dag dat mama opeens verdwenen was?’ Cristina knikt. ‘Nu wonen we bij tante Ksenia. We hebben geen honger meer. En we doen hier leuke dingen.’ Hij wijst om zich heen. ‘Waar we toen om gebeden hebben, dat hébben we nu toch? Dat heeft God aan ons gegeven.’ ‘Alles??’ vraagt Cristina. ‘Nou ja, bijna alles.’ Hij knikt. ‘Misschien zien we mama nóg weer eens bij de bushalte.’ Hij draait zich om en loopt weg. Als meneer Petru en tante Ksenia weggaan, is Luri ijverig bezig met zijn huiswerk. Cristina zit stil in een hoekje. Duinita, de vrijwilligster, gaat naar haar toe. ‘Je bent verdrietig hè?’ zegt ze. Ze gaat naast haar zitten en begint zacht tegen haar te praten.
3. Thema Bonnefooi: Alle goeds zo. 13 dec. ‘15 Glimlach vol hoop Rinuska is een paar jaar in Rusland. In de stad Podolsk, ten zuiden van Moskou. Ze komt uit Moldavië en werkt als dienstmeisje bij een Russische familie. Ze doet het huishouden. Ze werkt de hele dag door. Een slavenbestaan. Maar Rinuska houdt vol. Waarom? We hebben haar opgezocht en konden even met haar praten. In een houten restaurantje, een eindje verderop. Rinuska vertelt: ‘Mijn twee broertjes wonen thuis, in Moldavië. Onze ouders zijn overleden. Toen moesten we het huis uit, mijn broertjes en ik. Eerst sliepen we onder een trap, bij een kantoor. Op een zondag keken we bij een kerk naar binnen. Er werd gezongen, iedereen was blij. Er kwam iemand langs, die riep: ‘Wegwezen, jullie!’ Meteen kwamen er kerkmensen naar buiten. ‘Bijna net als in de bijbel,’ riepen ze, ‘natúúrlijk horen jullie erbij!’ Toen wisten we nog niets van de bijbel. Later hoorden we dat de discipelen van Jezus de kinderen wegjoegen. En dat Jezus zei dat kinderen er juist bijhoren.’ Rinuska drinkt van haar frisdrank. ‘En hebben die kerkmensen jullie verdergeholpen?’ Rinuska knikt. ‘Ze zorgden ervoor dat alles goed kwam. Ze hebben de oom en tante van onze moeder opgezocht. Bij hén konden we terecht, dáár mochten we wonen. Zo mooi! We gingen weer naar school. En na schooltijd gingen we naar de kinderopvang van de kerk. We kregen te eten, ze hielpen ons bij het huiswerk en daarna deden we andere leuke dingen.’ Ze glundert bij de gedachte. ‘Maar,’ zegt ze dan, ‘onze oom en tante hebben zelf ook kinderen. Er is maar weinig geld en ik ben de oudste. Dus werd ik dienstmeisje in Rusland. Bij rijke mensen.’ Ze gluurt in de richting van het huis waar ze werkt en woont. ‘Niet alle rijke mensen zijn aardig,’ zegt ze dan. ‘Ze commanderen me de hele dag. En heb ik een momentje vrij, dan kan ik niet uitrusten want dan moet ik op de baby passen.’ Er komt een grote witte auto aangereden. Rinuska springt overeind. ‘Dat is mevrouw! Ik moet de poort opendoen!’ De auto stopt een eind verderop, voor de poort. Er wordt getoeterd, getoeterd. Rinuska rent erheen. We horen geschreeuw en boze opmerkingen. ‘Was ze kwaad?’ vragen we als Rinuska terugkomt. ‘Ach,’ antwoordt ze, ‘rijke mensen hebben geen hart.’ Ze gaat weer zitten en glimlacht, een glimlach vol hoop. ‘Er komt een dag,’ mijmert ze, ‘dan heb ik zélf zo’n grote auto. En zo’n groot huis. Dan komen mijn beide broertjes bij mij wonen. Ze krijgen elk een eigen kamer. Met kleurentelevisie. En misschien... misschien hebben we dan ook een dienstmeisje. Maar daar zijn we altijd aardig tegen. Want ik weet hoe het is als ze je commanderen en afsnauwen.’ Ze knikt voor zichzelf. ‘Dan zal alles goed zijn!’ Ze staat op. ‘Mijn broertjes gaan nog steeds naar de kinderopvang en ze vinden het daar prachtig.’ Dan loopt ze weg, een beetje gebogen. Op weg naar haar werkhuis.
4. Thema Bonnefooi: Met grote blijdschap zo. 20 dec. ’15 Geen geld om wát dan ook te doen ‘Daar moeten we wat aan doen!’ Dát zeiden de leden van een kerk in een dorp in Moldavië tegen elkaar. En terecht, want de situatie was erg. Het ging om het gezin van Lena en Mihail, met hun vijf kinderen, waaronder een baby van negen maanden. Ze woonden in een vervallen huisje zonder elektriciteit. Straatarm als bijna iedereen. Maar armoe was niet het enige probleem. Vader Mihail heeft epilepsie en zijn oudste dochter Antonina ook. Met het weinige geld dat ze hadden, hebben de ouders hun dochtertje naar een goedkope dokter laten gaan. Die heeft het meisje een verkeerde behandeling gegeven, plus verkeerde medicijnen. Daardoor heeft Antonina er nog weer andere gezondheidsproblemen bijgekregen. En geld voor een nieuwe behandeling? Dat is er niet. Het wordt steeds moeilijker voor het gezin. Er zijn dagen dat niemand iets te eten heeft. Hun huisje staat op instorten en er is geen geld om wát dan ook te doen. Gelukkig trekt een ambtenaar van de sociale dienst daarginds zich het lot van dit gezin aan. ‘De naschoolse opvang van de kerk, dát is wat voor jullie kinderen!’ stelt hij voor. En inderdaad! Als de kinderen daar voor de eerste keer komen, kijken ze hun ogen uit. Ze krijgen zomaar een maaltijd! ‘Dat krijg je hier elke dag,’ vertellen andere kinderen. Ze kunnen daar rustig hun huiswerk maken, worden geholpen als ze iets niet snappen, en daarna worden er spelletjes gedaan. De medewerkers van de dagopvang komen in actie om het gezin te helpen. Ze zamelen geld in. Arme mensen geven sneller iets om anderen te helpen dan rijke mensen. Van dat geld kunnen wat noodzakelijke spullen worden gekocht, maar voorop staan nieuwe medicijnen voor Antonina. En nu en dan, in de weken erna, helpen kerkleden om het huisje een beetje op te knappen. Intussen gaat moeder Lena al drie maanden regelmatig naar de kerk. Ze voelt er zich gesteund en getroost. Vader Mihail heeft het moeilijk. Hij voelt zich schuldig, hoe de andere kerkleden ook op hem in praten. ‘Ik heb geen werk,’ zegt hij. ‘Als vader zorg ik niet goed voor mijn gezin en dat is erg. Tenminste, dat zei mijn vader altijd.’ - Het zal nog wel even duren voor die gedachten bij hem verdwijnen. Toch zijn alle gezinsleden zielsgelukkig met deze onverwachte hulp. Ze kunnen er nog steeds niet over uit. En iedereen hoopt en bidt dat door de nieuwe medicijnen de gezondheid van Antonina snel zal verbeteren.
5. Thema’s Bonnefooi: Een doos als kribbe / Hemelse boodschappen zo. 25 dec. ’15 Een geschenk uit de hemel Het is haar in eerste instantie niet aan te zien, maar zevenjarige Marinela uit Moldavië heeft in haar jonge leven nogal wat meegemaakt. Maar als je goed kijkt, zie je hoe ernstig en serieus dit meisje is, véél te ernstig en serieus voor haar leeftijd! Toen Marinela drie jaar oud was, liet haar moeder haar in de steek. Zomaar, opeens. In die tijd woonden moeder en kind bij oma. Wat precies de reden was dat moeder wegging, weet niemand. Schouderophalend zegt oma: ‘Ze wilde een nieuw leven beginnen.’ Hoe dan ook: Marinela bleef bij oma en werd door haar verzorgd. Maar dat veranderde al snel. Oma werd ziek en kon niet goed meer voor zichzelf zorgen. En dus ook niet meer voor Marinela. De kleine Marinela, toen vijfeneenhalf, nam de taken over. Ze móest wel, want verder was er niemand. Zo werd ze heel vroeg ‘wijs’. Nu zorgt ze al jaren voor zichzelf én voor oma. Ze kookt, doet de was en maakt het huis schoon. Dit jaar kwam Marinela via haar school bij de dagopvang terecht. De directrice van haar school had gezegd: ‘Die dagopvang lijkt me echt iets voor jou.’ De medewerkers van de dagopvang waren stomverbaasd. ‘Kijk die Marinela,’ zeiden ze tegen elkaar, ‘zó ernstig en zó gehoorzaam. En ze is nog maar zeven.’ Toen ze doorvroegen bleek dat logisch. Het leven van Marinela ís nou eenmaal serieus. Tijd om te spelen? Nee. Zelfs geen tijd om ook maar even aan spelen te dénken. In het lichaam van dit kleine meisje huist een volwassene-met-grote-zorgen. Maar ook de dingen die wel bij haar leeftijd horen, doet ze bloedserieus. Zoals huiswerk maken of de staf helpen. Ze straalt een enorme kracht uit. Ze wéét dat ze voor zichzelf kan zorgen en voor oma. En dat maakt van haar een persoonlijkheid, hoe jong ze ook is. Met Kerst krijgen alle kinderen van de naschoolse opvang een cadeautje. Marinela ook. Even lijkt het of ze niet weet wat ze moet doen met een pop met kleertjes. Ja, wat heeft een meisje dat elke dag haar oma helpt met aan- en uitkleden aan een pop? Maar ze lacht en opeens is ze aan het spelen. Samen met enkele andere meisjes. Even geen verantwoordelijkheid, even onbekommerd bezig zijn. De medewerkers van de dagopvang glimlachen naar elkaar. ‘Dat cadeautje was een geschenk uit de hemel!’ fluisteren ze. En: ‘Nu is onze Marinela bijna een gewoon meisje van zeven.’ Bijna, ja.