Expertmeeting ACT 30 juni 2010
Kijken naar kansen en mogelijkheden Amsterdam Connecting Trade, ofwel ACT, staat voor het meest innovatieve en duurzame logistieke knooppunt van Europa, betreffende een groot gebied ten zuiden van Schiphol dat momenteel volop in ontwikkeling is. ACT belooft het meest duurzame en innovatieve logistieke knooppunt van Europa te worden. Bij de integrale ontwikkeling van ACT wordt ingezet op multimodaal vervoer, duurzame ruimtelijke invulling en het bieden van meer dan ‘traditionele’ logistiek alleen. ACT bestaat uit drie bedrijventerreinen en een groen hart, het Geniepark. Ingegeven door veranderingen in de te verwachten economische groei van de regio en logistieke sector is de afgelopen maanden bediscussieerd hoe ACT haar ontwikkelstrategie naar de toekomst toe zou kunnen invullen. De conclusies hiervan zijn het vertrekpunt voor de expertmeeting ACT, een intiatief van Podium voor Architectuur in samenwerking met SADC (Schiphol Area Development Company) en de Hogeschool van Amsterdam (HvA) en, die op 30 juni jl. werd georganiseerd. Met elkaar werd gekeken naar kansen en mogelijkheden en werden visies en ideeën uitgewisseld. Daarmee werd weer een grote stap in de goede richting gezet.
Tijdens deze besloten bijeenkomst, bedoeld voor experts, partners en marktpartijen, leidt Natasja van de Berg, als publiciste en columniste voorstander van het ‘praktisch idealisme’, als gesprekleider het geheel in goede banen. De genodigde sprekers zijn afkomstig uit zeer verschillende hoeken, maar hebben allemaal een connectie met ACT, net als de andere aanwezigen in de zaal van Podium / Pier K in Nieuw-Vennep. Zo zijn er presentaties van Mariet Schoenmakers (directeur AM Concepts ), Dick van Damme (als lector logistiek verbonden aan de HvA), René de Koning (directeur logistiek dienstverlener IJS Global), Peter de Bois (lector Meervoudig Intensief Ruimtegebruik HvA), Klazien Haitjema (architect, associate BDP Khandekar) en Ulf Hackauf (architect, tevens verbonden aan The Why Factory, TU Delft). 1
De expertmeeting begint met een introductie van Paul Jansen, programmadirecteur ACT en hoofd Gebiedsontwikkeling SADC, waarin hij onder meer kort en bondig uitlegt wat ACT nu precies inhoudt en wat de wensen en hindernissen zijn en welke stappen er nog gezet moeten worden. Maar hij benoemt ook wat er al is bereikt de afgelopen jaren en waar men zodoende trots op mag zijn. De programmadirecteur schetst op een persoonlijke manier de kernvraag die volgens hem Paul Jansen beantwoord moet gaan worden in de loop van de tijd, en waar vandaag een begin mee wordt gemaakt: “Vorig jaar ben ik samen met vrienden met een bootje van Katwijk naar Amsterdam gaan varen. Tijdens zo’n tochtje kom je langs de Westeinde en de ringvaarten. Dan krijg je toch ineens een heel andere beleving van het gebied waar we dagelijks bezig zijn met het ontwikkelen van bedrijvigheid. Tijdens dat varen bedacht ik me: hoe zou je die verschillende werelden nu een beetje dichter bij elkaar kunnen krijgen? Het gaat immers over economie, mobiliteit en duurzaamheid.” Paul Jansen vraagt zich af hoe je die drie zaken zou kunnen combineren “want één ding is zeker: als je daar zo vaart, dan weet je dat we deze nog niet bij elkaar hebben gebracht. Daar moeten we dus nog verder en op andere manieren over nadenken”. Dit geeft direct het thema van deze expertmeeting weer: het combineren van het regionale en lokale aspect met het internationale. Na de introductie van Paul Jansen zullen ter inspiratie zes reflecterende presentaties volgen, waarna er na een pauze een dialoog zal plaatsvinden. Gespreksleider Natasja van den Berg haalt vooraf de kernvragen van deze middag aan, waarop alle sprekers zich hebben gebaseerd: 1. Wat is de lokale betekenis van ACT en wat betekent ACT voor de regio als internationale vestigingslocatie? 2.In ACT staat centraal dat we verder moeten denken dan de gewone logistiek: ‘beyond logistics’ . Wat verwachten we daarvan en welke functies kunnen we combineren denkend vanuit de lokale context? 3. ACT is onderdeel van een groter nog te ontwikkelen gebied in de regio. Hoe maak je een dergelijk groot ontwikkelingsgebied op een economisch en ruimtelijk aantrekkelijke manier leefbaar voor de komende dertig jaar? Welke mogelijkheden zijn er daarbij voor tijdelijk gebruik? Ter overdenking wordt eerst een film getoond over Pieter van der Vlugt, een vertrekkend boer uit de Haarlemmermeer. “Om u een beetje in de juiste stemming te brengen”, aldus de gespreksleider. Na het voorbeeld van de vaartocht van Paul Jansen, is dit een tweede kennismaking met een heel andere kant van het gebied ten zuiden van Schiphol. Pieter van der Vlugt is nog een echte ‘ouderwetse’ boer. Hij moet weg, want de boerderij, die ooit zelfs nog van zijn ouders was, gaat verdwijnen ten behoeve van de aanleg van de nieuwe N201. De omliggende 2
landbouwgrond van zijn familie is eerder al verkocht voor de ontwikkeling van bedrijventerrein Schiphol Logistics Park, onderdeel van ACT. De oude bedrijvigheid, de vroegere manier van leven van de boeren in dit gebied, blijkt logischerwijs een gevoelig punt. Zoals de boer zegt: “De ruimte verdwijnt, maar het verhaal van deze boerderij niet. Dat neem je mee en laat je nooit meer los.”
“We moeten het wel koppelen; logistiek en de menselijke schaal.”
Deze korte film laat zien waar misschien niet iedereen direct bij stilstaat, maar wat wel van groot belang is, namelijk dat ACT óók over heel gewone mensen gaat. “Het ontneemt je de adem, dit verhaal is zo ontroerend”, zo begint Mariet Schoenmakers, directeur van AM Concepts, vervolgens de eerste presentatie. “Als ik aan dit gebied denk en het lot van deze boer zie, denk ik: we moeten het wel koppelen!” Mariet Schoenmakers schetst een mooi beeld van landschappen met geschiedenis en gaat daarbij uit van haar eigen jeugd in Zeeland. Zij doet dit zonder presentatiebeelden, maar kiest haar woorden zorgvuldig waardoor er ruimte is voor een persoonlijk beeld. Ook zij maakte mee dat één van de landschappen uit haar jeugd verdween, plaats moest maken voor iets nieuws, iets ‘beters’. Mariet Schoenmakers stelt dat bij de ontmoeting met een landschap de persoonlijke ervaring, de fysieke ontmoeting en de identiteit van het gebied belangrijke aspecten zijn. “Het is belangrijk dat die aspecten gecombineerd worden met logistiek en de menselijke schaal. Het gaat daarbij om een functiemenging en om routemenging, om nieuwe elementen toevoegen aan iets dat wàs. Van belang is daarbij wel dat het internationaal interessant moet zijn; Schiphol is tenslotte een plaats van aankomst en geeft daarmee ook een eerste indruk. Het is daarom de vraag hoe we een geschikte nieuwe omgeving kunnen maken.” Zij vindt zelf dat er rekening gehouden dient te worden met de situatie zoals die nu is: “Zorg dat de mensen, in dit geval vooral de boeren, niet alleen iets verliezen, maar dat zij er ook iets voor terugkrijgen. Als hier zorgvuldig mee wordt omgegaan dan hoeft zo’n verlies helemaal niet zo zwaar te zijn.” Maar binding met de regio is niet het enige belang, want er moet ook rekening gehouden worden met de zakelijke kanten. Er moet dus een situatie gecreëerd worden, die voor beide partijen prettig is. “Nu wordt alles ontworpen vanuit een logistiek systeem, maar daar moet nog een laag overheen”, aldus Schoenmakers. “Ik denk dat die extra laag echt nog ontbreekt.” 3
“Kennis en ervaring moeten gedeeld worden en samenwerking is evident.” Na deze verbeeldingsslag van Mariet Schoenmakers, is het de beurt aan Dick van Damme, lector logistiek aan de HvA. Ook hij begint met een persoonlijke noot. Dick van Damme is geboren en getogen in Haarlemmermeer en bracht een deel van zijn jeugd door in Nieuw-Vennep; dit gebied ligt hem zodoende na aan het hart. “Ik ben ooit vuilnisman geweest in Haarlemmermeer, onder andere in de Gelevinkstraat, waar we ons nu bevinden”, zo vertelt hij. “Ik denk nog wel eens met weemoed terug aan die tijd. Zoals je dan, hangend aan die wagen, uitkeek over het uitgestrekte landschap.” Inmiddels wordt dit gebied Dick van Damme gekenmerkt door vervagende grenzen, ‘blurring boundaries’ aldus Dick van Damme. Deze ‘blurring boundaries’ vormen de kern van het betoog van Van Damme. Essentieel is, zo zegt hij, dat je het vervagen van grenzen op ieder niveau tegenkomt. Zo vervagen in het bedrijfsleven de grenzen tussen verschillende bedrijven, op maatschappelijk niveau tussen landen, zie je op logistiek niveau de grenzen tussen producten vervagen, overlappen verschillende vormen van onderwijs ook steeds meer en heeft Amsterdam als logistieke regio steeds meer te maken met ‘blurring boundaries’ qua verschillende knooppunten. Daarbij zijn volgens Van Damme ontwikkelingen in de logistiek van belang: procesverbetering, safety & security, duurzaamheid & leefbaarheid en de regierol van mainports. Op basis hiervan laat hij zien welke onderzoeksprogramma’s waarmee de HvA zich bezighoudt verband houden met de kernvragen van vandaag, betreffende: Airport-Seaport, ofwel de regierol mainports, stedelijke- of stadsdistributie, service logistics en retour logistiek. Dick van Damme noemt, als antwoord op de kernvragen, een aantal zaken die belangrijk kunnen zijn: “Er moet gebruik gemaakt worden van ‘blurring boundaries’. Die is gelegen in 'het verbinden van de verschillende organisaties, competenties en ervaringen'. Meeste (echt grensverleggende) innovaties ontstaan wanneer de (soms zeer) diverse kennis van mensen binnen een organisatie of van de verschillende partijen wordt gecombineerd. Door de 'blurring boundaries' kun je zeggen dat in toenemende mate geldt dat alles met alles te maken heeft, dit verhoogt de complexiteit. Door deze complexiteit heb je vaak meerdere mensen/partijen nodig om het op te lossen. De uitdaging is dus om de juiste partijen te vinden en als dat gebeurd is, deze effectief met elkaar samen te laten werken. Het dilemma dat dan ontstaat is dat naarmate er meer partijen bij zo'n innovatieproject zijn betrokken, er (enerzijds) meer kennis en ervaring aanwezig is en (anderzijds) het lastiger is om samen te werken. Het blijft dus een uitdaging.
4
“Logistiek is de spil van deze omgeving.” Na de wetenschap is het nu de beurt aan de logistiek; de expertmeeting vervolgt met een spreker uit het bedrijfsleven: René de Koning van IJS Global (Global Logistics Service Provider). Dit in zeer hoog tempo gegroeide, succesvolle bedrijf is gespecialiseerd in logistiek en heeft in die zin veel baat bij ACT als knooppunt tussen luchthavens, economie en internationale dienstverlening. Opvallend is het feit dat IJS Global, met vestigingen in Europa, Azië en Amerika, het hoofdkantoor heeft verplaatst van New York naar de gemeente Haarlemmermeer. Deze regio is erg strategisch gelegen. “Logistiek is toch wel de spil van deze omgeving”, aldus René de Koning. Hij vertelt de aanwezige betrokkenen over zijn bedrijf, wat zij doen en wat de doelstellingen en ambities zijn; IJS Global is internationale dienstverlening in de breedste zin van het woord, zo blijkt. “Snel kunnen inpluggen, flexibiliteit en schaalbaarheid zijn zeer belangrijke aspecten voor ons in de logistieke sector” weet De Koning. “ACT kan wereldwijd gezien een Unique Selling Point worden, aangezien de locatie aan al deze voorwaarden voldoet. Voor ons is het mooi meegenomen dat dit in de Haarlemmermeer ligt.” Van ‘beyond logistics’ gaat de meeting vervolgens weer naar ‘logistics’, aldus gespreksleider Natasja van den Berg. De beurt is aan Peter de Bois, architect/ stedenbouwkundige en tevens lector Meervoudig Intensief Ruimtegebruik aan de HvA. Peter de Bois richt zich in zijn betoog vooral op de lokale betekenis, de lokale waarde van ACT. Schiphol is niet gehecht, het heeft geen lokale referenties. “We moeten allereerst Peter de Bois kijken naar: wat is precies het probleem?” zo stelt hij. En dat probleem is volgens de architect en stedenbouwkundige van lokale aard. “Een heel nieuw issue in Nederland is krimp. Andere landen hadden er al ervaring mee, maar nu krijgen ook delen in ons land te maken met bevolkingsafname. Dat leidt tot nieuwe stedenbouwkundige sociale en economische vragen. Hoe kun je geld verdienen met krimp?” Daarnaast heeft iedereen, en niet alleen in Nederland, te maken met de huidige crisis: “Dat stelt ons concreet voor de vraag hoe we daar door komen, maar dwingt ons ook na te denken over de markt. Is alles nog zoals het was? En wat zijn de nieuwe spelers? Heeft de oude financiële basis voor gebiedsontwikkeling afgedaan?”
“ACT kan een combinatie vormen van de lokale vitaliteit, cultuur en vrije tijd.” Deze problemen brengen vragen met zich mee, onder meer over rolverdeling. “Wie is wie in het komende decennium? Welke rol spelen overheid, private partijen en semi-publieke partijen de komende jaren? En wat is de invloed van de burger?”, vraagt De Bois zich af. Volgens De Bois hebben we te maken met lokale problemen, de belangrijkste daarvan is ‘fragmentatie’, met daaraan gekoppeld ‘opschaling’. Gezien het feit dat het een lokaal probleem betreft, ligt de oplossing 5
volgens Peter de Bois dan ook in een lokale opgave. Ten eerste noemt hij flexibiliteit: “Waarschijnlijk de belangrijkste opgave voor de komende jaren is de vraag hoe ons stedelijk gebied zich kan aanpassen aan de snelheid van maatschappelijke veranderingen. De hechting met de regionale structuur is daarbij belangrijk: minder bedrijf, meer stad. In de slag tussen steden wint de stad die het meest flexibel is. Maar, hoe bouw je die flexibiliteit in? Andere factoren die een rol spelen zijn duurzaamheid en stedelijke vitaliteit. Ook intranet zou een rol kunnen gaan spelen, wanneer dit op juiste waarde wordt geschat.”
Er moet dus goed bekeken en bedacht worden hoe deze factoren ingepast kunnen worden, bij de ontwikkeling van het nieuwe gebied. Wanneer dat op een goede manier gebeurt kan er volgens De Bois iets moois ontstaan: “ACT kan een combinatie vormen van de lokale vitaliteit, cultuur en vrije tijd met de internationale betekenis, lifestyle. De gebruiker kan centraal staan in de eisen aan comfort en veiligheid en het functioneren als wereldburger. De context moet globaal zijn, sociaal vitaal, economisch levendig en fysiek aantrekkelijk.” ACT is regionaal en internationaal een ‘anchor point’, maar er moet ook rekening gehouden worden met het bijzondere karakter van de omgeving. Het landschap is erg bijzonder en het is ook een grootschalig gebied. De Bois weet waar de focus op gelegd moet worden: in- en externe ruimtelijke doorkoppeling en private en publieke identiteit en inrichting. “Er moet ingezet worden op meervoudig intensief ruimtegebruik, zowel verticaal als horizontaal. Daarnaast moet een koppeling gemaakt worden met publieke en private ruimtelijke dynamiek. Het publieke domein en de gebruikers mogen daarbij centraal staan. Door gebruik te maken van effectieve branding, tenslotte, kun je de publieke en private sector al deels koppelen.” Het is daarbij de bedoeling dat het product goed naar buiten wordt gebracht, zodat er een binding kan ontstaan met het publiek. Eerlijk, specifiek en consistent de plannen naar buiten brengen zorgt ervoor dat het publiek in de omgeving niet voor verrassingen komt te staan en zodoende het gevoel krijgt bij de plannen betrokken te worden.
“Pas op dat het geen ‘no-go area’ wordt.” Vervolgens mag Klazien Haitjema haar licht op de situatie laten schijnen. Haitjema is associate bij BDP.Khandekar en werkzaam als stedenbouwkundige/ projectleider. Dit bureau heeft een duidelijke visie en neemt bij projecten de plek zelf als uitgangspunt. Zij houden daarbij altijd rekening met specifieke eigenschappen, verbanden en historie van de omgeving. Dit is ook terug te zien in 6
de presentatie, die begint met foto’s van het betreffende gebied zoals het er nu uitziet. Duidelijk een heel verschil met wat er gepland is voor over een aantal jaren. Vervolgens houdt zij de zaal een schrikbeeld voor: grauwe en grijze bedrijvenparken in plaats van weilanden, betonnen blokkendozen in plaats van groen. “Dit is iets anders dan we in gedachten hebben voor Klazien Haitema die ruim 400 hectare plangebied”, aldus Haitjema. Met het tonen van deze ‘horrorscenario’s’ stelt zij een aantal vragen: “Hoe voorkom je dat je dergelijke bedrijvenparken krijgt? Hoe voorkom je een verzameling blokkendozen?” Haitjema heeft hierover zelf wel bepaalde ideeën, “pas op dat het geen ‘no-go area’ wordt, ook voor de fietsers. Kijk niet alleen vanuit de functies maar vanuit de totale opgave en de specifieke context. Stel de vraag wat de bijzondere kenmerken van de locatie zijn en geef daar vervolgens betekenis aan. De openbare ruimte is de verbindende factor, het netwerk. Daarbinnen kun je verblijfskwaliteit creëren. Kortom: ontwikkel de ruimtelijke visie en versterk de kenmerken van de locatie. En vooral, communiceer met de bewoners van het gebied en alle betrokkenen.” Op die opmerking kan wellicht de laatste spreker een reactie geven. Want via de openbare ruimte gaat het nu vooral over duurzaamheid. Ulf Hackauf is architect en verbonden aan The Why Factory van de TU Delft, een internationaal onderzoeks- Ulf Hackauf instituut en denktank van architecten en stedenbouwkundigen, opgezet door architectenbureau MVRDV en de TU Delft. Zo houdt The Why Factory zich bezig met projecten onder meer op het gebied van duurzame en ecologische ontwikkeling. Duurzaamheid is ook een belangrijk aspect van ACT. Hackauf noemt in zijn presentatie onder meer de invloed van nieuwe ontwikkelingen op de mate van duurzaamheid van een gebied. Er moet in ogenschouw genomen worden dat ACT een globaal vraagstuk is. Hij vraagt zich hier dan ook af: “Wat is het effect van transport op bijvoorbeeld klimaat en economie? Transport is immers een belangrijk aspect binnen ACT.”
“Duurzaamheid is erg complex” Hackauf komt in zijn presentatie ook met een aantal suggesties, waarbij hij flink de nadruk legt op de mogelijkheden van de digitale wereld. Hij stelt dat het belangrijk is dat er prioriteiten gesteld worden. “De meest duurzame optie is niet altijd haalbaar en daarom moet bekeken worden welke optie het meest effectief is om het doel te behalen.” Het gaat er volgens hem dan voornamelijk om dat er bekeken wordt op welke manier de grondstoffen en energie het best onderdeel uit kunnen maken van de lopende ontwikkelingen. Het is hierbij van belang dat de doelstellingen duidelijk van te voren worden vastgelegd. “Doelstellingen kunnen zijn een zo groot mogelijk ‘smart netwerk’, zo min mogelijk autovervoer per 7
werkplek, toevoer van elektriciteit en geen toevoer van vuil water. Dit is specifieker dan slechts te noemen dat er wordt gezocht wat het meest duurzaam is. Wanneer de doelstellingen specifiek geformuleerd zijn, is dat een groot voordeel bij de uitwerking van de plannen.” Rekening houden met duurzaamheid is echter geen vanzelfsprekendheid. Hackauf vraagt zich dan ook af hoe ver ACT hierin wil gaan: “Wil ACT een bijdrage leveren aan technologische ontwikkeling met volledig duurzame energie? Welke maatregelen kunnen consequent toegepast worden en kunnen een waardevolle rol spelen in ontwikkeling naar een duurzame toekomst? Tegenwoordig kun je voor alles een duurzame variant vinden, maar duurzaamheid is erg complex.” Als afsluiting heeft Hackauf nog een advies, dat ervoor moet zorgen dat het project niet te moeilijk uitvoerbaar wordt: “Concentreer op een beperkt aantal aspecten, voer deze groot uit en maak de invloed ervan meetbaar.”
Kansen en mogelijkheden Na de presentaties en reacties op de kernvragen of reflecties, alle opgedane kennis, informatie en inspiratie is het na de pauze tijd voor een groepsdiscussie,
waarbij de sprekers en genodigden elkaar vragen kunnen stellen, opmerkingen kunnen maken en met elkaar in discussie kunnen gaan. Samen wordt er op deze manier gekeken naar wat nu de samenbindende kenmerken en kwaliteiten zijn. Kortom, waar het naartoe moet met ACT. De expertmeeting is gericht op het denken in kansen en mogelijkheden voor de ontwikkeling van ACT samen met experts, partners en marktpartijen. Tijdens het tweede deel vermengen de sprekers en een deel van de overige experts zich op de vloer van het auditorium en stellen zich in een informele, experimentele opstelling op. Zij gaan een dynamisch gesprek aan over kansen en mogelijkheden, onder leiding van de gespreksleider. We hanteren de spelregel: uitstel van oordeel. De expertmeeting staat geheel in het teken van inspireren, out of the box- en kansdenken. 8
Direct wordt duidelijk dat de meeste aanwezigen min of meer op één lijn zitten. Toch, en dat is niet verwonderlijk, zijn er nog erg veel vragen en onduidelijkheden over de ontwikkeling en toekomst van ACT, waar iedereen desondanks het beste voor heeft met dit grootschalige project. Zo merkt Peter Joustra, projectleider A4 Zone West, op dat het steeds grotendeels over ‘het fysieke’ gaat. “Wij in Nederland zijn niet zo goed in niet-fysiek denken. En dat terwijl ik zelf slechts twintig procent van de tijd met ‘het fysieke’ bezig ben.” Mariet Schoenmakers is het daarmee eens: “Je moet inderdaad zelf deel gaan uitmaken van je netwerk, van datgene je zelf aanbied. Je moet gevoelig zijn voor dynamiek.”
“Het gaat om het zoeken naar nieuwe concepten.” Harry Tomesen, project directeur cargo bij Schiphol Group, merkt op dat een groei naar 220 hectare vraagt om een vermenging van functies, een mix met kleine units voor service en dienstverlening. “Op die manier zijn de welbekende blokkendozen te vermijden.” Nienke Middelbeek, manager van Schiphol Real Estate, is echter van mening dat de kostprijs op die manier wel erg sterk verhoogd wordt. Zij vindt dat de denkwijze veranderd moet worden. “Het gaat om het zoeken naar een andere benadering, steeds nieuwe concepten. Research Development en innovaties zijn daarbij van groot belang. De situatie zou als ‘permanente tijdelijkheid’ benoemd moeten worden. De omgeving moet flexibel blijven, meegaan met de laatste ontwikkelingen. Wanneer er veel en goede randvoorwaarden gecreëerd worden, zal dit leiden tot grotere attractiviteit en worden meer stakeholders aangetrokken. Afhankelijk van wie zich aanmelden ontstaat dan fluïde kennis. Van daaruit ontstaat dan een netwerk dat gezien kan worden als een informeel systeem”. Flexibiliteit lijkt af en toe het sleutelwoord. Maar Leo Bisschop, oprichter en adviseur van Leefomgeving.com, twijfelt eraan of de oplossing wel ligt in flexibiliteit. “Ik vind dat hier veel zinnige dingen worden gezegd, alleen vraag ik me af of flexibiliteit dé oplossing is. Want hoe creëer je die flexibiliteit? De context is namelijk helemaal nog niet flexibel.” Bisschop stelt dat het probleem is dat zekerheid gegarandeerd moet worden, maar dat dit niet samengaat met flexibiliteit. Ruimtelijke ordening en de politiek zijn dwingende factoren en daarom zullen de plannen vooraf concreet en duidelijk moeten zijn. Hierdoor wordt het lastig om flexibiliteit te garanderen. Marco van Hoek, adviseur bij INBO, weet dat een deel van de bedrijvigheid simpelweg niet mooi en simpel is. “Echter wanneer de risico’s en de mogelijke conflicten vooraf benoemd kunnen worden in de opgave, dan is men op de goede weg. Er is dan bekend welke problemen er onderweg tegengekomen kunnen worden.”
“Een gebied wordt lelijk door het verkeerde functioneren, niet door de blokkendozen.” Mariet Schoenmaker benadrukt dat we af zouden moeten van de hang naar esthetiek. “Het gaat in de kern om het functioneren van het gebied. Het gaat erom de 9
ontmoeting te ensceneren. Dat vraagt om een mindset. Een gebied wordt lelijk door het verkeerde functioneren, niet door de blokkendozen.” Om dat goede functioneren enigszins te kunnen garanderen, is het volgens Peter Joustra van belang om tijdig met de marktpartijen in gesprek te komen. “Daarbij is het van belang de vastgoedwaarde te bewaren voor de lange termijn en te voorkomen dat er klanten worden weggejaagd. Dat vraagt om gerichte gesprekken met de
Mariet Schoenmaker en Dick van Damme
ondernemingen.” Dick van Damme is het ermee eens dat de gesprekken met kandidaten op tijd moeten beginnen. “Ten aanzien van de context en het eerder genoemde netwerk, denk ik dat je heel gericht potentiële opdrachtgevers en klanten zou moeten benaderen. Tevens moet je proberen de denkwijze van de klanten te doorgronden en begrijpen. Wat betreft de flexibiliteit denk ik dat je het zo moet inrichten dat bedrijven makkelijk kunnen vertrekken. Dat klinkt tegenstrijdig, want dat wil je natuurlijk niet, maar je zult zien dat dit werkt. Dan blijven ze juist. Door de behoeften te peilen en het gebied zo in te richten dat bedrijven ook weer weg kunnen, maakt dat ze ook makkelijker komen.” Rik Rolleman, beleidsadviseur bij de Gemeente Haarlemmermeer, merkt echter, net als Leo Bisschop eerder al deed, op dat alle genoemde randvoorwaarden moeilijk in het programma zijn in te bouwen. “De wetgeving in Nederland maakt de situatie er niet makkelijker op, omdat men rekening moet houden met onder andere het bestemmingsplan. Er is een spanningsveld tussen enerzijds de noodzaak tot zekerheid en anderzijds de noodzaak tot flexibiliteit.” Leo Bisschop vraagt zich hardop af of het mogelijk is om in dit project op andere manieren te werk te gaan, door bijvoorbeeld leaseconstructies op te zetten. Andere aanwezigen bevestigen dat de huidige tijd en de nabije toekomst vragen om andere vormen van ontwikkeling te honoreren. “In sommige landen is dit al gebruikelijk. Logistieke gebouwen zijn in die landen, in tegenstelling tot de situatie in ons land, een vorm van belegging.”
“Maar complex is niet per definitie slecht.” Het accent verschuift naar het groene aspect van ACT. Aan Ulf Hackauf wordt de vraag gesteld hoe aantrekkelijk een groen project voor grote bedrijven is, tussen Amsterdam en Londen. De architect denkt dat ‘groen’ en duurzaam werken geen onderscheidend verkoopargument zullen zijn en hij waarschuwt er daarom voor dat de focus daar niet te veel op wordt gelegd. Toch vindt hij ‘groen’ te werk gaan 10
wel belangrijk. “ Het gaat om uitstraling. Veel bedrijven willen, en moeten soms ook, een statement maken met duurzaamheid. Er moet echter wel gezorgd worden dat de duurzaamheid meetbaar is. Tijdens de Olympische Winterspelen in Vancouver, in 2010, was dit het geval. Het dak van stadion ‘The Oval’ werd gemaakt van hout, dat geborgen was nadat het door een keverbesmetting beschadigd was. Hierdoor werd het leed door de economische tegenspoed, die de regionale gemeenschappen hebben geleden door de keverepidemie, enigszins verzacht. Ook het regenwater werd op het dak opgevangen en gebruikt als toiletspoeling en irrigatiemiddel van omliggende groenvoorzieningen.” Dit zijn slechts twee voorbeelden, maar het geeft al aan dat ‘groen’ op veel manieren is in te passen en soms draait om kleine dingen. Peter de Bois benadrukt dat je het gebied interessant moet maken. “Een flow structuur door de polder doormiddel van duurzame energie, enige spiritualiteit en de combinatie van werk en wonen, zodat er hydroculturen en koppelingen ontstaan. De fysieke component, het landschap is groen. Dat moet vooral zichtbaar en beleefbaar worden gemaakt. Daarnaast ontstaat er soms een regelrechte troep, wat de situatie complex maakt. Maar complex is niet per definitie slecht.”
“Het ontstaan van ‘olifantenpaden’ zorgt voor een bepaalde ordening.” Mariet Schoenmakers is voorstander van een duidelijke afscheiding tussen wat wel en niet toegankelijk moet zijn. “De machinerie van ACT moet werken. Het ontstaan van zogenaamde ‘olifantenpaden’, zorgt ervoor dat er een bepaalde ordening in het gebied komt. Die ordening kan er uiteindelijk voor zorgen dat
potentiële klanten worden verleid.” Schoenmaker stelt dat de logische ruimtelijke structuren op natuurlijke wijze zullen ontstaan, in plaats van op de tekentafel. De ‘olifantenpaden’ staan symbool voor de ideale wijze waarop het gebied gebruikt kan worden. Het gevoel en de beleving van de gebiedsgebruikers zullen zodoende bepalen hoe de structuur er uit komt te zien. Marco van Hoek vergelijkt de situatie in het nieuw aan te leggen gebied met de Rotterdamse haven. Ook een plek waar, ondanks dat het lijkt te contrasteren, industrie en recreatie elkaar ontmoeten. “Hier is veel van te leren, voor de ontwikkeling van ACT.” Claudine de Zoeten, docente Logistiek aan de HvA, vindt het belangrijk dat de 11
bedrijven ondersteund worden, om de doelen te bereiken. “Het gaat om een scala aan spelers en factoren. Er moet dan gedacht worden aan de bereikbaarheid voor werknemers, voldoende en goede parkeergelegenheid en het aanbod van winkels in de omgeving. Het concept dat de NS en Schiphol hebben, waarbij alle voorzieningen samenkomen, is een goed voorbeeld. Het biedt een extra component, namelijk die van het ‘ontzorgen’.” Paul Jansen ziet echter verschillen met een dergelijke locatie als Schiphol. “ In ACT zullen niet extreem veel mensen verblijven. Het gaat om een logistiek agrarisch gebied en niet om een stedelijke omgeving, waarin het juist aantrekkelijk moet zijn om buiten te zijn.” Dit wordt beaamd door Klazien Haitjema. Zij stelt ook dat het nu liggende programma niks met stedelijkheid te maken heeft. “Het wonen blijft bewaard voor Amsterdam.”
Harry Tomesen
Harry Tomesen wil andermaal benoemen dat de wens en de vraag van de klant uitgangspunt blijven. “Het is belangrijk om te inventariseren en naar de klant te vertalen.”
“Marktwerking is van belang.” Ter afsluiting krijgt iedere spreker van gespreksleider Natasja van den Berg nog de gelegenheid om in één kernzin iets kwijt te kunnen. Dit leidt tot een aantal mooie samenvattende zinnen over wat deze middag besproken is. Mariet Schoenmakers: “Maak de plannen concreet en zoek naar nieuwe niches. Collectiviteit in combinatie met een hyperplek biedt kansen. Het is tijd voor nieuwe concepten”. Klazien Haitjema stelt dat “het project fysiek gemaakt dient te worden. Tevens moet er gewerkt worden vanuit functiemenging en moet het oog gehouden worden op de regelgeving, omdat nou eenmaal niet alles zich laat mengen.” Hier wordt op gereageerd door Paul Jansen, die het idee van functiemenging niet zonder meer durft te steunen. “Een kinderdagverblijf op een logistiek park is bijvoorbeeld nogal gevaarlijk.” Dick van Damme: “Juist als flexibiliteit en tijdelijkheid van belang zijn, moet je relaties aangaan met kennis- en innovatiebedrijven”. Leo Bisschop is het hiermee eens en vult aan dat “marktwerking erg van belang is. In Sao Paulo wordt gewerkt met gildestraten, die verschillende doelgroepen aantrekken. Dat is marktwerking.” Marco van Hoek benadrukt dat de conceptontwikkeling de hoogste prioriteit heeft. “ Van tevoren moet je de vraag stellen “wat wil je ruimtelijk hebben?”. Zo moet gewerkt worden en nooit andersom. Het laatste woord is voor Paul Jansen. Hij is vol lof over de verhalen van de zeer verschillende sprekers en in het bijzonder over het perspectief van Ulf Hackauf. “De inspiratie van jonge docenten en studenten brengt een jeugdige kijk op het verhaal, wat erg verfrissend kan werken. Een stap zetten naar de interneteconomie is hiervan een goed voorbeeld. Ook het door Klazien terecht gepresenteerde schrikbeeld is een duidelijke boodschap die in de ontwikkeling meegenomen moet worden.” Door de diversiteit aan sprekers, met ieder een eigen perspectief, heeft Jansen nogmaals bevestigd gekregen, wat hij aan het begin van 12
de meeting al meedeelde: “We zijn nog niet waar we willen zijn. De economische belangen en duurzaamheid liggen nog te ver van elkaar af.” En zo zijn er nog meer interessante dingen naar voren gekomen. “Het belangrijkste aspect dat naar voren is gekomen is dat conceptontwikkeling een grotere rol moet gaan spelen. Conceptontwikkeling gaat voor locatieontwikkeling. Het is belangrijk om bij de ontwikkeling van het concept alle partijen te betrekken. Ook is het van belang om goed naar de marktpartijen te luisteren.” Jansen is tevreden met de uitkomsten van deze meeting: “We hebben vandaag een grote volgende stap gezet.”
Podium voor Architectuur Haarlemmermeer en Schiphol, september 2010.
13