Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Vakgroep Sociale Agogiek
Kandidaat-adoptanten voorbereiden op interlandelijke adoptie: een onderzoek naar een aantal effecten van het voorbereidingsprogramma van VCOK-Adoptie.
Barbara Gabriëls Promotor: Dr. Michel Vandenbroeck Co-promotor: Prof. Dr. Gilberte Schuyten Scriptie neergelegd tot het behalen van de graad van licentiaat in de Pedagogische Wetenschappen, optie Sociale Agogiek Academiejaar 2007-2008
1
2
Abstract Het thema van deze thesis betreft interlandelijke adoptie en meer specifiek het verplichte voorbereidingsprogramma dat Vlaamse kandidaat-adoptanten dienen te volgen. Dit onderzoek nam het programma van VCOK-Adoptie onder de loep en ging enkele effecten ervan na. Deze effecten werden geclusterd in onderzoeksvragen die zich situeren rond de motivatie van kandidaat-adoptanten om te adopteren, het beeld dat zij hebben omtrent interlandelijke adoptie, de opvoeding en het adoptiekind, enkele emotionele aspecten die verband houden
met
adoptie,
het begrip van
de
kandidaat-adoptanten
voor
de
adoptieprocedure en tot slot de beoordeling en evaluatie van de kandidaat-adoptanten betreffende het programma. Om een antwoord te vinden op deze vijf onderzoeksvragen, werd
een
vragenlijst
opgesteld
voorbereidingsprogramma onderzoek
is
gebleken
werd dat
die
zowel
voorgelegd
bij aan
kandidaat-adoptanten
aanvang 84
als
bij
afloop
kandidaat-adoptanten.
zich
na
het
bijwonen
van
het
Uit
het
van
het
voorbereidingsprogramma meer gemotiveerd en beter voorbereid voelen om te adopteren. De
adoptieprocedure
en
enkele
adoptiegerelateerde
opvoedingsaspecten
zijn
hen
duidelijker geworden en over het algemeen zijn zij dan ook zeer tevreden over de inhoud en organisatie van het programma. In verband met enkele thema’s worden bovendien significante resultaten gerapporteerd, afhankelijk van het geslacht, de gezinssamenstelling en
de duur dat de kandidaat-adoptant reeds aan adoptie denkt. Ook tussen kandidaat-
adoptanten die reeds volledig beslist hebben om te adopteren en kandidaat-adoptanten waarbij het programma nog tot het beslissingsproces behoort, werden significante resultaten geobserveerd. We kunnen aldus concluderen dat het voorbereidingsprogramma enkele belangrijke effecten genereert die het belang en de meerwaarde ervan aantonen.
Barbara Gabriels - Academiejaar 2007-2008 -Pedagogische Wetenschappen- optie Sociale Agogiek - Promotor: Dr. Michel Vandenbroeck - Copromotor: Prof. Dr. Gilberte Schuyten Kandidaat-adoptanten voorbereiden op interlandelijke adoptie: een onderzoek naar een aantal effecten van het voorbereidingsprogramma van VCOK-Adoptie 3
4
Dankwoord In totaliteit heb ik er drie jaar over gedaan om tot deze afgewerkte thesis te komen. Binnen deze jaren wisselden stress en succeservaringen, twijfel en vastberadenheid zich voortdurend af en ik kan dan ook alleen maar concluderen dat de weg naar het product uiterst leerzaam voor me was. Gelukkig kan ik zeggen dat ik deze weg niet helemaal alleen heb afgelegd. Steeds werd ik omringd door mensen die me inhoudelijke en emotionele ondersteuning boden. Middels dit dankwoord wil ik hen dan ook een oprecht woord van dank toespreken. Ik vang graag aan met Ann Somers die me inspireerde door in de eerste licentie van mijn opleiding een gastles te geven omtrent interlandelijke adoptie en dit binnen het vak Jeugdbescherming van Prof. Dr. Bouverne-De Bie. Ten tijde van deze gastles was ik op zoek naar een boeiend thesisthema en ik zal nooit vergeten hoe gelukkig ik me voelde bij het besef dat ik een thema had gevonden dat me zelfs zin had gegeven om aan dat grote thesisavontuur te beginnen. In de tweede en derde licentie bood Ann me bovendien een stageplaats aan bij VCOK-Adoptie, zodat ik de kans kreeg om vanuit een breder gevormde achtergrond deze thesis te schrijven. Dankzij mijn stageplaats heb ik voldoende kandidaatadoptanten kunnen bereiken die wilden meewerken aan mijn onderzoek. Ik wil Ann en het gehele team van VCOK-Adoptie dan ook van harte bedanken voor de geboden kansen en ondersteuning. De tweede persoon op mijn bedanklijstje betreft mijn promotor Dr. Michel Vandenbroeck. Bij hem kon ik steeds terecht met inhoudelijke vragen omtrent het uitvoeren van een onderzoek en het schrijven van een thesis. Ik prijs mezelf gelukkig met een promotor die zeer correct en vriendelijk is en niet steeds angstzweet bij me oproept, want dat effect hebben professoren soms wel op mij. Ik apprecieerde zijn feedback enorm en had me voor deze thesis geen betere promotor kunnen indenken. Maar ook mijn co-promotor Prof. Dr. Gilberte Schuyten verdient niets dan lof. Via e-mail kon ik haar steeds contacteren met allerhande vragen omtrent statistisch onderzoek en door haar snelle antwoorden verliep de verwerking van de resultaten zonder al te grote problemen. Ik wil hier ook graag de kans grijpen om alle kandidaat-adoptanten te bedanken die zo vriendelijk waren om tot tweemaal toe mijn vragenlijst in te vullen. Ik heb hen nooit ontmoet, maar mijn dankbaarheid is groot en ik wil hen dan ook graag veel succes toewensen met hun verdere adoptieavontuur. De laatste dankwoorden wil ik richten tot mijn familie en enkele studiegenoten. Mijn ouders wil ik bedanken voor het voortdurende geloof dat zij hebben in mij en de kansen en ondersteuning die zij mij steeds hebben gegeven. Ze stonden volledig achter mijn beslissing om Pedagogische wetenschappen te gaan studeren en van die beslissing heb ik nog geen seconde spijt gehad. Dat ik er zulke goede vriendinnen zou leren kennen, was een bijzonder aangename bijkomstigheid. Met Amke, Evelien en Leen heb ik samen gestudeerd, taken gemaakt en geschreven aan de thesis, maar vooral ook veel plezier beleefd, gebabbeld en gelachen. Nu onze pedagogische opleiding ten einde loopt, wil ik hen via deze weg graag veel succes toewensen met hun komende carrière en leven.
5
Inhoudstafel Inleiding ........................................................................................ 9 1.
Probleemstelling .................................................................... 10 1.1.
Algemeen kader......................................................................................... 10
1.2.
Focus van het onderzoek ............................................................................. 11 1.2.1. Motivatie om te adopteren.................................................................. 11 1.2.2. Beeld omtrent adoptie, de opvoeding en het adoptiekind ........................ 12 1.2.3. Emotionele aspecten omtrent adoptie................................................... 12 1.2.4. Begrip voor de adoptieprocedure ......................................................... 12 1.2.5. Algemene beoordeling van het voorbereidingsprogramma ....................... 12
1.3.
2.
Relevantie................................................................................................. 13
Literatuurstudie ..................................................................... 14 2.1.
Algemeen: interlandelijke adoptie................................................................. 14
2.2.
Internationale verdragen, Vlaamse regelgeving en adoptie- procedure ............... 15 2.2.1. Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind .......................... 15 2.2.2. Haags Verdrag inzake Interlandelijke Adoptie ........................................ 16 2.2.3. Vlaams Decreet tot de regelgeving van interlandelijke adoptie ................. 17 2.2.4. Adoptieprocedure .............................................................................. 18 2.2.5. Nieuwe adoptiewetgeving 2005 ........................................................... 20
2.3. Discussie ................................................................................................... 21 2.3.1. A global problem or a global solution? .................................................. 21 2.3.2. Omgaan met onvruchtbaarheid ........................................................... 22 2.3.3. Stress tijdens de adoptieprocedure ...................................................... 23 2.4.
Interlandelijke adoptie in cijfers ................................................................... 23
2.5. Voorbereidingsprogramma VCOK-Adoptie ........................................................ 25 2.5.1. Ontstaan voorbereidingsprogramma .................................................... 25 2.5.2. Visie en doelstellingen van het voorbereidingsprogramma ....................... 25 2.5.3. Belangen en legitimaties van het voorbereidingsprogramma .................... 26 2.5.4. Inhoud van het voorbereidingsprogramma ............................................ 27 2.5.4.1. Dagdeel 1 ............................................................................ 27 2.5.4.2. Dagdeel 2 ............................................................................ 28 2.5.4.3. Dagdeel 3 ............................................................................ 29 2.5.4.4. Dagdeel 4 ............................................................................ 30 2.5.4.5. Dagdeel 5 ............................................................................ 31 2.5.4.6. Dagdeel 6 ............................................................................ 32 2.6.
Buitenlands onderzoek ................................................................................ 32
3. Empirisch onderzoek................................................................ 35 3.1. Onderzoeksvragen ....................................................................................... 35 3.2. Populatie .................................................................................................... 35 3.3. Longitudinaal survey .................................................................................... 36 3.3.1. Constructie van de vragenlijst ............................................................. 36 3.3.1.1. Toestemming........................................................................ 36 6
3.3.1.2. Anonimiteit van de antwoorden ............................................... 36 3.3.1.3. Stellingen en vragen .............................................................. 37 3.2.3. Verwerking van de resultaten ............................................................. 39 3.3.3. Steekproef ....................................................................................... 39 3.3.4. Constructie van variabelen ................................................................. 40 3.3.4.1. Steekproef ........................................................................... 40 3.3.4.2. Stellingen............................................................................. 40
4.
Resultaten ............................................................................. 42 4.1. Motivatie om interlandelijk te adopteren.......................................................... 42 4.1.1. Beslissingsproces, op de hoogte brengen van de omgeving en periode dat de kandidaat-adoptant reeds aan adopteren denkt .......................................... 42 4.1.2. Motivatie om interlandelijk te adopteren ............................................... 43 4.1.3. Conclusie ......................................................................................... 45 4.2. Beeld omtrent interlandelijke adoptie, de opvoeding en het adoptiekind............... 45 4.2.1. Aspecten in verband met interlandelijke adoptie .................................... 45 4.2.2. Adoptiekinderen................................................................................ 46 4.2.3. Aanpassingsproblemen en opzoeken van informatie ............................... 47 4.2.4. Afreis en voorbereiding ...................................................................... 48 4.2.5. De opvoeding van adoptiekinderen: jongere versus oudere kinderen ........ 49 4.2.6. De opvoeding en openheid omtrent adoptie .......................................... 50 4.2.7. Conclusie ......................................................................................... 51 4.3. Emotionele aspecten in verband met interlandelijke adoptie ............................... 51 4.3.1. Ongewenste kinderloosheid ................................................................ 51 4.3.2. Twijfels en onzekerheden omtrent het adoptieouderschap ....................... 52 4.3.3. Onzekerheid voor afkomstvragen van het kind, gehechtheid en negatieve reacties omtrent adoptie ............................................................................. 53 4.3.4. Communicatie met partner en steun van familie en omgeving ................. 53 4.3.5. Emotionele gereedheid om te adopteren............................................... 54 4.3.6. Conclusie ......................................................................................... 54 4.4. De adoptieprocedure .................................................................................... 55 4.4.1. Inhoud en achtergrond van de adoptieprocedure ................................... 55 4.4.2. Begrip voor de adoptieprocedure ......................................................... 56 4.4.3. Het voorbereidingsprogramma binnen de adoptieprocedure..................... 57 4.4.4. Conclusie ......................................................................................... 57 4.5.1. Suggesties omtrent de organisatie van het voorbereidingsprogramma ...... 59 4.5.2. Suggesties omtrent de inhoud van het voorbereidingsprogramma ............ 60 4.5.3. Suggesties omtrent groepsdynamische aspecten ................................... 60 4.5.4. Suggesties omtrent de plaats van het voorbereidingsprogramma in de adoptieprocedure ....................................................................................... 60
5. Conclusie en discussie ............................................................. 62 5.1. Conclusie .................................................................................................... 62 5.1.1. Zelfselectie? ..................................................................................... 62 5.1.2. Beeld over de opvoeding .................................................................... 64 5.1.3. Significante resultaten afhankelijk van de vier categorieën binnen de steekproef................................................................................................. 64 7
5.1.3.1. Geslacht .............................................................................. 65 5.1.3.2. Gezinssamenstelling .............................................................. 65 5.1.3.3. Beslissingsproces .................................................................. 66 5.1.3.4. Duur dat de kandidaat-adoptant reeds aan interlandelijke adoptie denkt .............................................................................................. 66 5.2. Discussie .................................................................................................... 67 5.3. Suggesties verder onderzoek ......................................................................... 69 5.4. Tot slot....................................................................................................... 69
6. Bibliografie .............................................................................. 70 6.1. Geschreven bronnen .................................................................................... 70 6.2. Elektronische bronnen .................................................................................. 72
Bijlagen ....................................................................................... 74 Artikel 1............................................................................................................ 74 Artikel 2............................................................................................................ 75 Artikel 3............................................................................................................ 76
8
Inleiding Interlandelijke adoptie is een thema dat heden ten dage niet uit de actualiteit weg te slaan is. Volgens de nieuwe adoptiewetgeving, in werking getreden op 1 september 2005, behelst dit een adoptie waarbij het geadopteerde of te adopteren kind wordt overgebracht naar een ander land dan het land van zijn gewone verblijfplaats (Federale Overheidsdienst Buitenlandse Zaken – België, s.d.). Deze adoptie verloopt volgens een vaste procedure, gecoördineerd door Kind en Gezin; de Vlaamse Centrale Autoriteit inzake interlandelijke adoptie. Na de aanmelding en registratie bij Kind en Gezin volgt de verplichte deelname aan
een
voorbereidingsprogramma
waar
allerlei
adoptiegerelateerde
onderwerpen
behandeld worden. Maar wat behelst dit programma eigenlijk en wat leren kandidaatadoptanten er? Zien zij een meerwaarde in het bijwonen ervan en denken zij dat ze nadien een meer gefundeerde beslissing kunnen maken om te adopteren? Dit zijn slechts enkele van de vragen die binnen dit thesisonderzoek naar verschillende effecten van het voorbereidingsprogramma aan bod komen. Om deze en andere vraagstellingen te behandelen, is het nodig eerst kort een algemeen kader te schetsen omtrent interlandelijke adoptie in Vlaanderen om vervolgens over te gaan tot de probleemstelling, de concrete onderzoeksvragen en de relevantie van dit onderzoek. In het tweede deel van dit document komt een literatuurstudie aan bod omtrent allerlei aspecten die verband houden met interlandelijke adoptie. Hierin wordt ook een beschrijving gegeven van het ontstaan, de visie, de doelstellingen en de inhoud van het voorbereidingsprogramma zoals het door het Vormingscentrum voor Opvoeding en Kinderopvang (VCOK) georganiseerd wordt. In het derde deel wordt vervolgens de methodologie van het onderzoek toegelicht om in het vierde deel over te gaan tot de resultaten. Tot slot bestaat het laatste hoofdstuk uit een conclusie en discussie. Hierbij is het belangrijk om te vermelden dat ik stage heb gelopen bij VCOK-Adoptie, alwaar ik een onderzoek heb uitgevoerd naar het gebruik, de verwerking en de eventuele meerwaarde van de informatie en indrukken van het voorbereidingsprogramma op langere termijn. Voor dit kwalitatief getinte onderzoek werden interviews afgenomen van exdeelnemers die drie à vier jaar geleden het voorbereidingsprogramma volgden en momenteel reeds een kind in hun gezin verwelkomd hebben. Op die manier was het mogelijk
om
de
praktische
implicaties
van
het
voorbereidingsprogramma
en
opvoedingspreventieve aspecten na te gaan. Enkele uitkomsten van dit onderzoek worden in
de
discussie
aangehaald
ter
illustratie
van
gelijkaardige
resultaten
uit
het
thesisonderzoek. Ook in de literatuurstudie wordt informatie uit deze stage gebruikt, meerbepaald omtrent het ontstaan, de visie en doelstellingen, de belangen en de inhoud van het voorbereidingsprogramma van VCOK-Adoptie.
9
1. 1.1.
Probleemstelling Algemeen kader
In 2006 werden in Vlaanderen 162 kinderen uit het buitenland geadopteerd. Deze kinderen die via bemiddeling door adoptiediensten in Vlaamse adoptiegezinnen zullen opgroeien, komen vooral uit Ethiopië (35,8%), China (29%), Rusland (10,5%) en India (9%). Daarnaast is het aantal aanmeldingen voor adoptie de voorbije twee jaar fors gestegen; zelfs meer dan verdubbeld: van 404 in 2004 naar 884 in 2006. Bovendien was het aantal deelnemers aan de verplichte voorbereidingsprogramma’s in 2006 drie keer zo groot als in 2004 (Kind en Gezin, 2008a). Wanneer een koppel of alleenstaande beslist om een kind uit het buitenland te adopteren, dienen zij zich aan te melden bij de Vlaamse Centrale Autoriteit inzake interlandelijke adoptie, met name Kind en Gezin. Vervolgens worden zij doorverwezen naar een voorbereidingscentrum in de regio, waar een programma van 20 uren gevolgd dient te worden en dit gespreid over 2 maanden. In Vlaanderen verzorgen Triobla en VCOK-Adoptie deze voorbereidingsprogramma’s die volledig binnen de filosofie van het Haagse Verdrag passen: het belang van het kind staat voorop. De kandidaat-adoptanten worden er geïnformeerd over de verschillende aspecten die met het adopteren van een buitenlands kind verbonden zijn. De rode draad doorheen het voorbereidingsprogramma is de adoptiedriehoek: door adoptie ontstaat immers een blijvende band tussen drie partijen. Deze betreffen het adoptiekind, de afstandsouders en de adoptie-ouders (De Commissie Gezinsbeleid van de Gezins- en Welzijnsraad,
2001).
Omtrent
het
programma
zijn
twee
internationale
verdragen
toonaangevend, met name het Kinderrechtenverdrag en het Haags Verdrag betreffende interlandelijke adoptie (Somers, 2006). De concrete realiteit van adoptie wordt verbonden met onderzoeksgegevens en literatuur. Via videomateriaal geeft men een aanzet tot discussie, waarbij het de bedoeling is om adoptie vanuit zoveel mogelijk invalshoeken te benaderen. Hierbij wordt gewerkt met groepen van maximaal 18 deelnemers die allen sterk emotioneel betrokken zijn bij de onderwerpen (De Commissie Gezinsbeleid van de Gezins- en Welzijnsraad, 2001). De voorbereiding staat volledig los van het maatschappelijk onderzoek, zodat er een veilig klimaat ontstaat waar er open over twijfels, angsten en vragen kan gepraat worden. Belangrijk is ook de preventieve functie, waarbij het voorbereidingsprogramma een beschermende
factor
is
voor
de
ontwikkeling
van
de
kinderen.
Zo
kunnen
opvoedingsproblemen in het adoptiegezin en emotionele en gedragsproblemen bij het adoptiekind voorkomen worden, specifiek door toekomstige adoptie-ouders ondersteuning te bieden in de vorm van informatie en het aanleren van vaardigheden. De voorbereiding zou dus opgevat kunnen worden als een vorm van opvoedingsondersteuning waarbij ouders die kiezen voor een speciale vorm van ouderschap, ondersteund worden om een gefundeerde keuze te maken (De Commissie Gezinsbeleid van de Gezins- en Welzijnsraad, 2001).
10
1.2. Focus van het onderzoek Omtrent het voorbereidingsprogramma zijn de inhoud, het conceptueel kader en de methodiek goed uitgedacht; dit ten behoeve van de kandidaat-adoptanten die voor één van de belangrijkste beslissingen in hun leven staan. Het onderzoek van deze thesis zal zich concentreren rond het programma zoals het door VCOK-Adoptie ingericht wordt. VCOK staat voor Vormingscentrum voor Opvoeding en Kinderopvang en één van haar taken betreft het voorbereiden van diegenen die interlandelijk wensen te adopteren. Na het volledig bijwonen van hun voorbereidingsprogramma krijgen alle ex-deelnemers een vragenlijst toegestuurd, waarin wordt gepeild naar een algemene evaluatie van het programma. Vragen die hierin aan bod komen zijn onder andere: ‘Wat vond u het meest interessant aan het voorbereidingsprogramma’ en ‘Wat vond u overbodig aan het voorbereidingsprogramma’. Een antwoord op deze vragen is van groot belang voor VCOKAdoptie en hun werking, maar dit onderzoek wil verder gaan en achterhalen welke effecten het voorbereidingsprogramma genereert bij de kandidaat-adoptanten. Het is immers interessant om te onderzoeken in hoeverre het voorbereidingsprogramma bepaalde indrukken nalaat of gevolgen teweegbrengt. Concreet wordt op zoek gegaan naar een aantal mogelijke effecten op de denkwijze van kandidaat-adoptanten, te wijten aan inzichten en informatie die in het voorbereidingsprogramma aan bod komen. Deze effecten zijn onderverdeeld in vier hoofdvragen, met name: 1. Heeft het voorbereidingsprogramma een invloed op de motivatie van kandidaatadoptanten om te adopteren? 2. Wijzigt het beeld dat kandidaat-adoptanten hebben omtrent interlandelijke adoptie, het adoptiekind en de opvoeding? 3. Heeft het voorbereidingsprogramma een invloed op bepaalde emotionele aspecten omtrent interlandelijke adoptie? 4. Heeft het voorbereidingsprogramma een invloed op het begrip/onbegrip dat kandidaat-adoptanten hebben voor bepaalde aspecten met betrekking tot de adoptieprocedure? Hierbij zou het eveneens interessant zijn om meer te weten te komen over de algemene beoordeling die kandidaat-adoptanten aan het voorbereidingsprogramma geven. Hieronder worden
de
vier
hoofdvragen
en
de
bijvraag
omtrent
de
beoordeling
van
het
voorbereidingsprogramma, uitgebreid besproken.
1.2.1. Motivatie om te adopteren Concreet wordt de vraag gesteld of kandidaat-adoptanten zich na het volgen van het voorbereidingsprogramma eventueel gemotiveerder voelen om te adopteren, met andere woorden: wijzigt hun motivatie om te adopteren? Hiervoor wordt gevraagd hoelang zij al aan adoptie denken en of zij reeds volledig de knoop doorhakten. Het zou immers ook kunnen dat het voorbereidingsprogramma nog tot het beslissingsproces behoort. Tot slot is het interessant om na te gaan hoe hun beslissingsproces verliep/verloopt en of het
11
voorbereidingsprogramma eventueel heeft bijgedragen tot het versterken, verzwakken of bevestigen van die keuze.
1.2.2. Beeld omtrent adoptie, de opvoeding en het adoptiekind Door middel van dit onderzoek wordt nagegaan of het beeld dat kandidaat-adoptanten hebben omtrent adoptie, het adoptiekind en het opvoeden van een geadopteerd kind, wijzigt na het volgen van het voorbereidingsprogramma. Tijdens het programma komt een heleboel informatie aan bod, wat ervoor kan zorgen dat ze een realistischer beeld krijgen, anders naar adoptie gaan kijken en de visie die ze voorheen gevormd hadden, aangepast wordt.
Ook
kan
het
zijn
dat
kandidaat-adoptanten
voor
de
aanvang
van
het
voorbereidingsprogramma een minder genuanceerd en nogal romantisch beeld hebben van kinderen die voor adoptie in aanmerking komen en het kind dat zij zouden willen adopteren. Tot slot is het interessant om te onderzoeken in hoeverre zij reeds nadachten over bepaalde aspecten die belangrijk zijn bij het opvoeden van een geadopteerd kind en of bepaalde inzichten hieromtrent eventueel aangepast worden na het volgen van het voorbereidingsprogramma.
1.2.3. Emotionele aspecten omtrent adoptie Is er een toename in emotionele gereedheid om te adopteren en adoptieouder te worden na het volgen van het voorbereidingsprogramma? Concreet wordt de vraag gesteld of bepaalde twijfels omtrent adoptie verdwijnen, of juist toenemen en of kandidaatadoptanten zich minder onzeker voelen omtrent het adoptieouderschap. In welke mate hebben zij minder twijfels en onzekerheden? Kregen zij de gelegenheid om hun (eventuele) ongewenste kinderloosheid te verwerken? Praten kandidaat-adoptanten na het volgen van het voorbereidingsprogramma meer over adoptie met hun partner en investeren zij meer energie in het opzoeken van informatie rond interlandelijke adoptie?
1.2.4. Begrip voor de adoptieprocedure In concreetheid wordt de vraag gesteld of het begrip/onbegrip dat kandidaat-adoptanten hebben voor de adoptieprocedure, wijzigt. Adopteren kost veel geld, duurt lang en je wordt verplicht tot het doorlopen van een uitgekiende procedure waaronder het volgen van het voorbereidingsprogramma en het ondergaan van een maatschappelijk onderzoek. Het is begrijpelijk dat personen die er al lang naar verlangen om een kind in hun gezin op te nemen, dit als een blok aan hun been zien. Maar misschien is er toch enigszins een toename merkbaar qua begrip voor verschillende aspecten van de procedure na het volgen van het voorbereidingsprogramma. Hiernaast is het interessant om in het kader van dit onderzoek na te gaan of er op inhoudelijk vlak ook een toename merkbaar is qua kennis omtrent procedurele aspecten van interlandelijke adoptie.
1.2.5. Algemene beoordeling van het voorbereidingsprogramma Tot slot is het de bedoeling om middels dit onderzoek een algemeen beeld te bekomen omtrent de beoordeling van de kandidaat-adoptanten over het voorbereidingsprogramma. Er wordt onder andere nagegaan of de kandidaat-adoptanten tevreden zijn over de inhoud, de organisatie en de groep van het programma. Verklaren zij zich akkoord met de lengte
12
ervan en is het programma er in geslaagd al hun vragen omtrent adoptie te beantwoorden? Omdat kandidaat-adoptanten een voorname bron van feedback zijn, wordt eveneens gepeild naar suggesties ter optimalisatie van het voorbereidingsprogramma.
1.3. Relevantie Interlandelijke adoptie is een bijzonder actueel thema waar iedereen - op de één of andere manier -
steeds meer mee in aanraking komt. Televisieprogramma’s openbaren allerlei
adoptiegerelateerde aspecten en uit de cijfers zoals ze vermeld staan in het laatste jaarverslag van Kind en Gezin (2006), kunnen we opmaken dat steeds meer Vlamingen de wens koesteren om een kind uit het buitenland een thuis te geven. Maar ook op internationaal vlak zien we dat het aantal Amerikanen, Canadezen en personen uit WestEuropa die zich inschrijven voor interlandelijke adoptie, alsmaar stijgt. Doordat er echter steeds minder kinderen in aanmerking komen voor adoptie, blijven de wachtlijsten bij de adoptiediensten maar groeien. We kunnen aldus stellen dat interlandelijke adoptie in de voorbije jaren op verschillende vlakken is geëvolueerd. Het valt echter op dat er op academisch gebied nog een inhaalbeweging gemaakt moet worden om verschillende aspecten hieromtrent te onderzoeken en te documenteren. Net als vele andere sociale thema’s is interlandelijke adoptie een zeer breed onderwerp, waarvan dit thesisonderzoek slechts een klein onderdeel belicht.
Omdat het echter
ontbrak aan enig effectonderzoek omtrent het verplichte voorbereidingsprogramma, werd in die zin reeds een stap in de goede richting gezet. Hierbij wordt de hoop gekoesterd dat het enigszins een aanzet kan betekenen tot verder onderzoek zodat een meer volledige belichting van interlandelijke adoptie, niet achterblijft. Dit zou immers ten gunste kunnen komen
van
de
vele
kandidaat-adoptanten,
adoptieouders,
adoptiekinderen,
afstandsouders, en andere personen die in aanraking komen met interlandelijke adoptie. Het is ook belangrijk om te vermelden dat de resultaten van dit onderzoek teruggekoppeld worden naar VCOK-Adoptie en Triobla, zodat zij meer inzicht kunnen krijgen in enkele effecten van het voorbereidingsprogramma tot interlandelijke adoptie en de algemene beoordeling van de deelnemers hiervan. Hiernaast wordt eveneens een exemplaar overhandigd aan de Vereniging voor Kind en Adoptiegezin (VAG). Deze terugkoppeling is van groot belang opdat meer informatie omtrent interlandelijke adoptie verspreid en uitgewisseld kan worden en we de expertise inzake dit onderwerp op die manier kunnen vergroten. Tot slot kunnen de inzichten en resultaten uit deze thesis gehanteerd worden bij toekomstige beleidsdiscussies. Zoals eerder vermeld, is er immers al enkele jaren een enorme toeloop omtrent interlandelijke adoptie merkbaar, terwijl er steeds minder kinderen voor in aanmerking komen. De duur van een adoptie blijft toenemen en de wachtlijsten van de adoptiediensten zijn nog nooit zo lang geweest. Op beleidsvlak zullen er in de toekomst belangrijke knopen moeten doorgehakt worden, waartoe deze thesis enigszins een bijdrage kan leveren.
13
2.
Literatuurstudie
In dit onderdeel worden de voornaamste aspecten met betrekking tot interlandelijke adoptie besproken. Er wordt aangevangen met een algemene inleiding om vervolgens over te gaan tot de belangrijkste internationale afspraken, de Vlaamse regelgeving, de nieuwe adoptiewet en de huidige adoptieprocedure. In het onderdeel ‘discussie’ zien we meer over het subsidiariteitsprincipe, ongewenste kinderloosheid en het ondervinden van stress tijdens
de
adoptieperiode.
Ook
worden
enkele
meningen
vermeld
die
men
kan
onderscheiden omtrent interlandelijke adoptie. Hierna volgt een weergave van het meest recente cijfermateriaal rond interlandelijke adoptie om vervolgens over te gaan tot het ontstaan, de visie, de belangen en de inhoud van het voorbereidingsprogramma van VCOK-Adoptie. Tot slot wordt een Amerikaans onderzoek besproken rond de gevolgen van een psychosociaal, educatief en oriënterend voorbereidingsprogramma tot binnenlandse adoptie.
2.1. Algemeen: interlandelijke adoptie Interlandelijke adoptie als tegemoetkoming aan kinderen die nood hadden aan familiale veiligheid en zekerheid, kwam op in de periode na de Tweede Wereldoorlog (Lovelock, 2000). Adoptie behelst hierbij de wettelijke en permanente overdracht van een kind tussen de biologische ouder(s) en de nieuwe zorggevers. Bij interlandelijke adoptie vindt deze gebeurtenis over een internationale grens plaats (Masson, 2001). Volgens Selman (2002) en Rykkje (2007) verhuist het kind hierbij van een arm naar een welvarend land. De nieuwe ouders komen uit een andere cultuur en spreken een andere taal, waardoor het adoptiekind een nieuwe nationaliteit en daarmee vaak ook een identiteit verkrijgt, die de oorspronkelijke aanvult (Masson, 2001). Het is van groot belang om te onthouden dat adoptie een levenslang proces is, boordevol gevoelens van gewin en verlies en dit voor alle partijen van de adoptiedriehoek (Brodzinsky & Smith, 1994). Hierbij doelt men op de drie partijen die betrokken zijn bij adoptie: de biologische ouders, de geadopteerden en de adoptieouders (Feast et al., 2005). De overtuiging dat bij adoptie de juridische banden dan wel verbroken worden, maar de bloedband blijft bestaan, wint steeds meer terrein. Vroeger lag het accent bij adoptie op het verbreken van banden en contact, tegenwoordig krijgt het verbinden meer nadruk. Er blijft immers altijd een band bestaan tussen de biologische ouders en hun kinderen,
ongeacht
het
feit
of
zij
elkaar
terug
zullen
zien
of
niet.
(Stichting
Adoptievoorzieningen, 2006). Brodzinsky & Smith (2004) beschrijven hoe gevoelens van gewin en verlies gedurende verschillende periodes in de levensloop opkomen, waardoor de adoptie opnieuw in het leven geïntegreerd wordt. Zo verliezen de biologische ouders hun kind voorgoed, waardoor de kans om hun eigen vlees en bloed te zien opgroeien, verdwijnt. Tegelijkertijd vinden ze via adoptie een uitweg voor een situatie waar ze geen andere oplossing voor hebben. Geadopteerde kinderen verliezen het gevoel een genetische identiteit te bezitten en doordat de adoptie interlandelijk is, verliezen ze ook een cultuur. Anderzijds komen ze terecht in een liefdevol gezin dat bereid is hen een opvoeding en kansen te geven die ze anders niet gekregen zouden hebben. De adoptieouders verliezen tenslotte – indien zij niet
14
in de mogelijkheid verkeren om een eigen kind te baren - hun biologische continuïteit, waarbij de moeder ontzegd wordt van de ervaring van een zwangerschap en geboorte. Via adoptie kunnen zij hun kinderwens alsnog vervullen en een gezin vormen. Hierbij zien we dat steeds meer koppels en alleenstaanden voor interlandelijke adoptie kiezen; een evolutie die volgens Hollingsworth (2000) te wijten is aan de stijgende onvruchtbaarheid, in combinatie met het feit dat koppels steeds langer wachten eer ze aan kinderen beginnen. Masson (2001) schrijft dit ook toe aan de hoge emotionele en financiële kosten van fertiliteitbehandelingen (die niet steeds succesvol zijn) en het feit dat er in eigen land weinig kinderen in aanmerking komen voor adoptie.
2.2. Internationale verdragen, Vlaamse regelgeving en adoptieprocedure Achtereenvolgens worden het Verdrag inzake de Rechten van het Kind (1989) en het Haags Verdrag inzake Interlandelijke Adoptie (1993) behandeld. Deze verdragen zijn toonaangevend voor de organisatie en werking van het Vlaamse en internationale adoptielandschap. Vervolgens komt het Vlaams Decreet tot de regelgeving van de interlandelijke adoptie van kinderen aan bod en wordt de Vlaamse procedure om een kind uit het buitenland te adopteren schematisch weergegeven. Tot slot wordt de nieuwe adoptiewet van 1 september 2005, toegelicht. Omdat het belangrijk werd geacht om de actuele situatie betreffende interlandelijke adoptie in Vlaanderen weer te geven, werden enkele artikels uit de kranten De Standaard en De Morgen in de literatuurstudie opgenomen.
2.2.1. Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind Dit verdrag waarin het kind en zijn/haar rechten centraal staan, werd aangenomen door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties op 20 november 1989 en bevat twee artikels die rechtstreeks van toepassing zijn op adoptie. Alle nationale en internationale diensten die zich ook maar enigszins bezighouden met adoptie, dienen te handelen overeenkomstig deze artikels (Departement Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, 2008a). Artikel 20 betreft de bescherming van het kind buiten hun gezin. Het vermeldt de plicht van de Staat om kinderen die niet in hun gezinsmilieu kunnen leven, bijzondere bescherming te bieden en ervoor te zorgen dat voor hen beroep kan gedaan worden op gepaste alternatieve gezinsopvang of plaatsing in een instelling. Hierbij dient men rekening te houden met de culturele achtergrond van het kind (Office of the High Commissioner for Human Rights, s.d.). Artikel 21 handelt specifiek rond adoptie en zegt dat in de landen waar adoptie wordt erkend en/of toegestaan, het enkel mag worden toegepast in het belang van het kind, met alle noodzakelijke waarborgen voor het kind en mits goedkeuring door de bevoegde overheden. Interlandelijke adoptie kan pas overwogen worden nadat de mogelijkheden in het
land
van
oorsprong
zijn
uitgeput
en
alle
noodzakelijke
waarborgen
worden
gerespecteerd (Office of the High Commissioner for Human Rights, s.d.).
15
2.2.2. Haags Verdrag inzake Interlandelijke Adoptie Vanuit de geest van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind, werd in 1993 het Haags Verdrag inzake Interlandelijke Adoptie goedgekeurd (The Hague Conference on Private International Law, s.d.). Adoptie wordt hierin gezien als een beschermingsmaatregel voor het kind, waarbij het verdrag de internationale samenwerking en de bescherming van kinderen regelt op gebied van interlandelijke adoptie (Somers, 2006). Een doel van dit verdrag is om zowel in de landen van herkomst als in de ontvangende landen een officiële instantie verantwoordelijk te stellen voor het toezicht op elke interlandelijke adoptie, en zo de vrije of wilde adopties aan banden te leggen (Casaert, 2001; Senaeve, 1995). Interlandelijke adoptie stond immers niet steeds in een goed daglicht. Illegale praktijken als het ontvoeren van kinderen en het omkopen of dwingen van biologische ouders om hun kind af te staan, behoorden in het verleden tot de dagelijkse realiteit (Dickens, 2002). Maar er is ook het meer actuele voorbeeld van de Ark van Zoë, waarbij zes Fransen en een Tsjadiër werden veroordeeld voor de poging tot ontvoering van 103 kinderen, zogezegd wezen (Wauters, 2008). Om deze praktijken te voorkomen, is het van groot belang dat volgende basisprincipes en bepalingen van het Haags Verdrag gerespecteerd en nageleefd worden. Basisprincipes: 1. Voor de volledige en harmonieuze ontwikkeling van de persoonlijkheid van een kind is het noodzakelijk dat het opgroeit in gezinsverband, in een sfeer van geluk, liefde en begrip. 2. Een Staat moet bij voorrang passende maatregelen nemen zodat het kind in zijn familie van herkomst kan blijven. 3. Het voordeel van interlandelijke adoptie kan zijn dat het een vast gezinsverband aan een kind kan bieden, waarvoor geen geschikt gezin kan worden gevonden in zijn Staat van herkomst. 4. Interlandelijke adoptie moet op zodanige wijze plaatsvinden zodat het hoogste belang van het kind daarmee gediend is, dat zijn grondrechten geëerbiedigd worden, en dat ontvoering, verkoop van of handel in kinderen voorkomen wordt (The Hague Conference on Private International Law, s.d.). Belangrijke bepalingen: 1. Bepalingen in verband met de vereisten die gesteld worden in de landen van herkomst en de ontvangende landen: -
Artikel 4: Evaluatieonderzoek in het land van herkomst met betrekking tot het in aanmerking komen voor adoptie van het kind.
-
Artikel 5: Voorlichting en evaluatie van de kandidaat-adoptanten in het land van opvang.
2. Bepalingen in verband met taken die door de Centrale Autoriteit opgenomen moeten worden in de ontvangende landen en de herkomstlanden: -
Artikel
9:
Organiseren
van
voorlichtingsactiviteiten
en
nazorg
opvangland.
16
in
-
Artikel 15: Opstellen evaluatierapport van de kandidaat-adoptanten door het opvangland.
-
Artikel 16: Opstellen evaluatierapport van het kind en de matching door het herkomstland (The Hague Conference on Private International Law, s.d.).
België heeft het verdrag mee tot stand gebracht, onderschrijft volledig de doelstellingen ervan en heeft het ondertekend op 27 januari 1999. Er moest dringend worden overgegaan tot bekrachtiging ervan en dit om verscheidene redenen. Zo had een groot aantal landen het verdrag reeds ondertekend en zelfs bekrachtigd. Derhalve bestond het gevaar dat die landen in geval van interlandelijke adopties zich bij voorkeur zouden wenden tot andere landen die het verdrag reeds hebben bekrachtigd, waardoor België feitelijk wordt uitgesloten. In dien gevolg keurde de Ministerraad op 16 december 1999 een voorontwerp van wet houdende instemming met het verdrag goed, waarna de akte van bekrachtiging van het verdrag is neergelegd in mei 2005 en het verdrag in België op 1 september 2005 in werking is getreden (Federale Overheidsdienst Justitie, 2008a). Adoptie mag dus enkel plaatsvinden in het belang van het kind, waarbij men op zoek gaat naar het juiste gezin voor het kind en niet andersom. Het voorbereidingsprogramma tot interlandelijke adoptie probeert hiertoe bij te dragen door de kandidaat-adoptanten zo goed mogelijk voor te bereiden met betrekking tot de komst van het kind en alle andere aspecten die met interlandelijke adoptie te maken hebben. Zij bieden een zo realistisch mogelijk beeld van alles waar adoptieouders mee geconfronteerd kunnen worden en proberen zo ook preventief in te werken door een protectieve of beschermende factor te bieden voor de ontwikkeling van de kinderen (Departement Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, 2008a).
2.2.3. Vlaams Decreet tot de regelgeving van interlandelijke adoptie Het Vlaams Decreet tot de regelgeving van de interlandelijke adoptie van kinderen werd goedgekeurd op 15 juli 2005. Hieronder worden de artikels vermeld die van toepassing zijn op de voorbereidingscentra en hun voorbereidingsprogramma’s, met de bedoeling meer inzicht te verkrijgen inzake de regelgeving hieromtrent. Artikel 4 vermeldt dat de voorbereiding wordt gevolgd in een door de Vlaamse Regering erkend voorbereidingscentrum. Na de aanmelding verwijst de Vlaamse Centrale Autoriteit de kandidaat-adoptant door naar een voorbereidingscentrum in de regio. De voorbereiding wordt gegeven binnen een redelijke termijn nadat de kandidaat-adoptant zich bij het voorbereidingscentrum ingeschreven heeft. Aan het einde van de voorbereiding geeft het voorbereidingscentrum aan de kandidaat-adoptant een attest waaruit blijkt dat deze de voorbereiding heeft gevolgd (Federale Overheidsdienst Justitie, 2008b). Artikel 5 geeft weer dat de Vlaamse Regering de algemene inhoud en de minimumduur van de voorbereiding bepaalt, alsook de momenten waarop de programma’s plaatsvinden. De Vlaamse Centrale Autoriteit kan evenwel nadere richtlijnen vastleggen met betrekking tot het voorbereidingsprogramma en het volgen ervan door kandidaat-adoptanten (Federale Overheidsdienst Justitie, 2008b).
17
Met betrekking tot de erkenning van de voorbereidingscentra bepaalt Artikel 6 dat de Vlaamse Regering voorbereidingscentra erkent op advies van de Vlaamse Centrale Autoriteit. Om erkend te worden moet het voorbereidingscentrum aan de volgende voorwaarden voldoen: 1. uitsluitend doelstellingen zonder winstoogmerk nastreven; 2. een goedgekeurd voorbereidingsprogramma kwaliteitsvol aanbieden; 3. beschikken over een team dat is samengesteld zoals bepaald door de Vlaamse Regering; 4. elke
adoptant
aanvaarden
die
zich
meldt
voor
het
volgen
van
een
voorbereidingsprogramma; 5. de persoonlijke levenssfeer van de adoptant eerbiedigen en, zonder enige vorm van discriminatie,
zijn
ideologische,
godsdienstige
en
filosofische
overtuiging
respecteren (Federale Overheidsdienst Justitie, 2008b). De erkenning wordt verleend voor minimaal twee jaar en maximaal vijf jaar en kan voor dezelfde termijnen worden verlengd. Het erkende voorbereidingscentrum moet, om erkend te blijven, de volgende verplichtingen naleven: 1. de discretie en het beroepsgeheim in acht nemen ten aanzien van de informatie die over de adoptanten wordt verkregen; 2. regelmatig in het overleg tussen de verschillende actoren interlandelijke adoptie participeren; 3. iedereen registreren die zich voor de voorbereiding aanbiedt; 4. een jaarverslag opmaken en het in de loop van het eerste trimester dat volgt op het einde van elk jaar opsturen naar de Vlaamse Centrale Autoriteit. De inhoud van het jaarverslag wordt door de Vlaamse Regering bepaald (Federale Overheidsdienst Justitie, 2008b). De Vlaamse Regering stelt de procedure vast voor de aanvraag en de hernieuwing van de erkenning van de voorbereidingscentra. Tevens voorziet ze in een beroepsprocedure en stelt ze een programmering van de voorbereidingscentra op. De erkenning van een voorbereidingscentrum kan ingevolge Artikel 7 door de Vlaamse Regering worden ingetrokken of geschorst voor de termijn die ze bepaalt als de bepalingen van dit decreet niet worden nageleefd. In verband met de kosten van de voorbereiding vermeldt Artikel 8 dat een deel van de kostprijs van de voorbereiding ten laste is van de kandidaat-adoptant. Dit bedrag wordt bepaald door de Vlaamse Regering (Federale Overheidsdienst Justitie, 2008b).
2.2.4. Adoptieprocedure Interlandelijke adoptie is een materie die behoort tot de bevoegdheden van de Gemeenschappen. Hieronder wordt de procedure weergegeven die Vlamingen sinds 1 september 2005 dienen te volgen indien zij een kind uit het buitenland wensen te adopteren (Kind en Gezin, 2008b).
18
1. Aanmelding en registratie - Dit gebeurt bij de Vlaamse Centrale Autoriteit inzake Interlandelijke adoptie (VCA) via het voorziene aanmeldingsformulier. 2. Voorbereiding - De kandidaat-adoptanten betalen 25 euro en ontvangen een infomap. - Vervolgens worden ze doorverwezen naar een voorbereidingscentrum in de regio waar ze een voorbereidingsprogramma van 20 uren volgen; gespreid over 2 maanden. - Na het volgen van het voorbereidingsprogramma ontvangen de kandidaatadoptanten een attest. 3.
Geschiktheidsprocedure - Een
verzoekschrift
tot
vrijwillige
verschijning
wordt
ingediend
bij
de
Jeugdrechtbank. - De Jeugdrechter hoort de kandidaat-adoptanten persoonlijk en beveelt een maatschappelijk onderzoek door de Dienst voor Maatschappelijk Onderzoek (DMO) van de provincie. - De kandidaat-adoptanten ontvangen een vragenlijst van de VCA en krijgen de opdracht tot het schrijven van een levensverhaal dat bij de DMO ingediend wordt. 4. Maatschappelijk Onderzoek - De DMO contacteert de kandidaat-adoptanten waarna een maatschappelijk onderzoek (verslag DMO + medisch attest huisarts op basis van medische vragenlijst) afgerond wordt. - De kandidaat-adoptanten krijgen 15 dagen de tijd om het verslag in te zien en verschijnen voor de Jeugdrechter. - Een geschiktheidsvonnis wordt al dan niet uitgesproken en binnen de twee maanden verschijnt een verslag van het Openbaar Ministerie. - Het Openbaar Ministerie bezorgt een afschrift van het vonnis en het verslag aan de Federale Centrale Autoriteit (FCA). - De FCA stuurt een afschrift van het vonnis en het verslag naar de Vlaamse Centrale Autoriteit inzake Interlandelijke Adoptie (VCA). 5. Adoptiebemiddeling - De VCA registreert de keuze van de kandidaat-adoptanten: •
Bemiddeling via een erkende adoptiedienst: -
De VCA stuurt een afschrift van het vonnis + een verslag naar een erkende adoptiedienst.
-
VCA keurt kindtoewijzing goed.
-
Adoptiebeslissing bij Autoriteit Staat van Herkomst.
-
Nazorg en follow-up door adoptiedienst die
een kopie van het
adoptiedossier overmaken aan de VCA binnen 4 maanden na plaatsing. •
Zelfstandige adoptie: -
Kanaalonderzoek en goedkeuring kanaal door VCA.
-
VCA zendt dossier naar Autoriteit Staat van Herkomst.
-
VCA keurt kindtoewijzing goed.
-
Adoptiebeslissing Bij Autoriteit Staat van Herkomst.
-
Erkenning en registratie door FCA.
19
-
Nazorg en follow-up door adoptiedienst met overeenkomst voor nazorg.
-
Kandidaat-adoptanten brengen een kopie van het adoptiedossier naar VCA binnen 4 maanden na plaatsing.
2.2.5. Nieuwe adoptiewetgeving 2005 Op 1 september 2005 trad een nieuwe adoptiewet in voege. Deze wet bevat een aantal nieuwe bepalingen zoals de intrede van de Jeugdrechter in de federale adoptieprocedure. De kandidaat-adoptant heeft nu de keuze: kiezen voor bemiddeling via een adoptiedienst of kiezen voor zelfstandige adoptie. Deze keuze wordt gemeld aan de Vlaamse Centrale Autoriteit. Vroeger kon men vrij adopteren zonder tussenkomst van de overheid, maar met de nieuwe adoptiewet is dit niet meer mogelijk. De zelfdoeners moeten zich voorbereiden, een geschiktheidsonderzoek ondergaan en hun contacten laten controleren door de Vlaamse Centrale Autoriteit. Ook zijn zij zelf verantwoordelijk voor de afhandeling van de adoptieprocedure (Departement Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, 2008b). De leeftijdsvoorwaarden voor de kandidaat-adoptanten blijven dezelfde. De kandidaatadoptanten moeten minstens 25 jaar oud zijn en een leeftijdsverschil van minimum 15 jaar hebben met het te adopteren kind. Zowel alleenstaanden, gehuwden als samenwonenden kunnen volgens de nieuwe wet adopteren. Feitelijk samenwonenden moeten wel kunnen aantonen dat ze minstens 3 jaar samenwonen. Wettelijk samenwonenden hebben geen termijn van samenwonen (Kind en Gezin, 2008c). Een geadopteerde moet 12 jaar zijn om in zijn adoptie te kunnen toestemmen. Deze regeling is een verlaging van de leeftijdsgrens. Ook krijgt de geadopteerde de mogelijkheid om opnieuw geadopteerd te worden,
zowel
na
gewone
als
na
volle
adoptie,
in
geval
ernstige
gronden
dit
verantwoorden (Departement Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, 2008b). De invoering van de nieuwe adoptiewet in 2005 liep evenwel niet van een leien dakje. Jeugdrechters waren niet voldoende geïnformeerd, waardoor men bijvoorbeeld op de ene rechtbank naar bepaalde attesten vroeg en bij de andere dan weer niet. Inmiddels zijn deze problemen grotendeels van de baan, maar er blijven zich andere voordoen. De duur van de afhandeling van de dossiers is bij alle rechtbanken verschillend en loopt soms enorm uit, tot groot ongemak voor de kandidaat-adoptanten die het hele proces naar de adoptie van een kind nog maar eens zien vertragen. Er wordt aldus gepleit voor een snellere afhandeling van de dossiers (Otte, 2005). Dit zijn echter niet de enige problemen waar interlandelijke adoptie vanuit Vlaanderen momenteel mee te kampen heeft. Zo is het koppels van hetzelfde geslacht weliswaar toegestaan om te adopteren en de procedure te doorlopen, maar blijkt in de realiteit dat zij zich bij geen enkele adoptiedienst kunnen inschrijven omdat de herkomstlanden geen kinderen willen toevertrouwen aan koppels van hetzelfde geslacht. Om die reden heeft totnogtoe geen enkel holebi-koppel interlandelijk kunnen adopteren
(Beel, 2007). Ook
zien we dat steeds meer herkomstlanden die het Verdrag van Den Haag goedkeurden, de voorkeur geven aan adoptie in hun eigen land. Op die manier wordt het aantal kinderen die voor interlandelijke adoptie in aanmerking komen, steeds geringer. De enige groep kinderen die wel stijgt, zijn de kinderen met specifieke noden (Beel, 2008).
20
Door het stijgend aantal personen die interlandelijk willen adopteren en het slinkend aantal kinderen die voor adoptie in aanmerking komen, zijn de wachttijden op een paar jaar tijd enorm gestegen. De adoptiediensten kunnen de grote vraag immers niet aan en zien hun wachtlijsten alsmaar groeien. Hierbij is het belangrijk om te vermelden dat de geschiktheidsvonnissen zoals ze uitgereikt worden door de Jeugdrechter, slechts drie jaar geldig zijn. Er wordt dan ook gevreesd dat enkele wachtende kandidaat-adoptanten binnenkort te horen zullen krijgen dat hun vonnis niet meer geldig is, wat enige consternatie zal teweegbrengen. Tot slot hekelt men ook het maatschappelijk onderzoek zoals het uitgevoerd wordt door een Dienst voor Maatschappelijk Onderzoek, in opdracht van Kind en Gezin. Op zaterdag 19 april 2008 verschenen twee artikels in De Morgen met klachten hieromtrent. Hierin stond vermeld dat vorig jaar ongeveer 30 procent van de kandidaat-adoptanten een negatief advies of een advies tot uitstel kreeg. Dit advies wordt echter niet steeds gevolgd door
de
Jeugdrechter,
waardoor
we
zien
dat
het
toch
kan
leiden
tot
een
geschiktheidsvonnis en toegangskaart tot een adoptiedienst. Desalniettemin wordt het beleid van Kind en Gezin gehekeld, dat er volgens de gedeputeerden vanuit gaat dat iedereen ongeschikt is voor adoptie, tenzij het tegendeel wordt bewezen (Meijer, 2008).
2.3. Discussie In dit onderdeel worden enkele thema’s besproken die binnen interlandelijke adoptie zeker niet genegeerd mogen worden en stof vormen tot discussie en het steeds kritisch bekijken van adoptie en de procedures die ermee gepaard gaan. Achtereenvolgens komen de drie te onderscheiden
waardenposities
met
betrekking
tot
interlandelijke
adoptie,
het
subsidiariteitsprincipe, het omgaan met onvruchtbaarheid en tot slot het voorkomen van stress tijdens de adoptieperiode, aan bod.
2.3.1. A global problem or a global solution? Masson (2001) onderscheidt in haar artikel ‘Intercountry adoption: a global problem or a global solution’ drie waardenposities omtrent interlandelijke adoptie. Hiertoe behoren abolitionisten, voorstanders en pragmatisten. Volgens Triseliotis (2000) en Ngabonziza (1991) focussen abolitionisten zich op de negatieve impact die interlandelijke adoptie heeft op de sociale voorzieningen van het geboorteland van het kind, ondanks het relatief kleine aantal kinderen die geadopteerd worden. Ze beargumenteren dit door te zeggen dat men het geld dat geïnvesteerd wordt in adoptie beter zou aanwenden voor allerlei voorzieningen die het leven van heel wat meer kinderen zou kunnen verbeteren. Masson (2001) beschrijft hoe interlandelijke adoptie kan gezien worden als een neo-koloniale praktijk, waarbij men zich ernstig zorgen maakt over het effect van het zien van adoptie als oplossing voor de problemen van een land. In tegenstelling tot de abolitionisten, leggen de voorstanders de nadruk op de manier waarop individuele kinderen geholpen kunnen worden door interlandelijke adoptie. Zij zien dit als een ideale oplossing waarbij het samenbrengen van liefdevolle ouders met een thuis en kinderen die nood hebben aan een gezin, centraal staat (Kirton in Selman p. 74, 2000). Het probleem waar adoptie tegenwoordig mee te kampen heeft, is voor hen duidelijk: er is
21
te veel bureaucratie. Dit beperkt het aantal kandidaat-adoptanten, verlengt de wachttijden aanzienlijk en moedigt het adopteren via illegale weg aan. Deze visie gaat vaak gepaard met de opinie dat koppels die willen adopteren niet onderworpen moeten worden aan zulke strenge en tijdrovende procedures (Masson, 2001). Pragmatisten accepteren de noodzaak van een degelijke procedure voor het reguleren van interlandelijke adoptie en dit om misbruiken tegen te gaan (Masson, 2001). Adoptie moet mogelijk zijn in bepaalde omstandigheden maar het moet een controleerbare praktijk betreffen, waarbij afspraken dienen gemaakt te worden. Het opstellen van het Haags verdrag was dan ook noodzakelijk om maatregelen te ontwikkelen waarbij men het belang van het kind in hoofde houdt (Parra-Aranguren, 1993). Het subsidiariteitsprincipe is hierbij van bijzonder groot belang, als interlandelijke adoptie een dienstverlening wil zijn voor kinderen in plaats van voor de toekomstige ouders (Masson, 2001). Zoals het ook in de UN conventie voor de Rechten van het Kind staat, mag interlandelijke adoptie slechts overwogen worden als een alternatieve vorm van kinderzorg indien het kind niet terecht kan in een geschikte zorginstitutie of in een pleegof adoptiegezin in het land van origine (Office of the High Commissioner for Human Rights, s.d.). Het subsidiariteitsprincipe krijgt echter slechts betekenis indien de organisaties uit de herkomstlanden die instaan voor beslissingen met betrekking tot adoptie, voldoende toegang hebben tot diensten die onder andere de biologische families bijstaan in de zorg van het kind of een andere zorgregeling zoeken in het geboorteland. Enkel dan kan men spreken van adoptie als laatste oplossing (Masson, 2001).
2.3.2. Omgaan met onvruchtbaarheid Onvruchtbaarheid is de hoofdreden waarom veel koppels voor adoptie kiezen (Adamec & Pierce, 1991; Rosenberg, 1992). Volgens de Wereldgezondheidsorganisatie treft het probleem van infertiliteit gemiddeld acht à tien procent van de wereldbevolking (Centrum voor Reproductieve Geneeskunde, s.d.). Medische technologieën evolueren enorm, waardoor de kans om toch een kind te baren, groter wordt. Maar het is niet voor iedereen mogelijk en vele onvruchtbare koppels ervaren lange, pijnlijke en dure behandelingen waarbij ze steeds opnieuw een teleurstellingen dienen te verwerken (Bartholet, 1993). Het verlies voor onvruchtbare koppels is meervoudig. Het koppel verliest het idee dat ze van zichzelf hadden dat ze biologisch functioneren en in staat zijn tot conceptie. Ook krijgen ze te maken met het verlies van hun biologische continuïteit en het biologische kind waarvan ze droomden. De psychologische impact hiervan is enorm (Adamec & Pierce, 1991; Bartholet, 1993). Adoptie kan dan besproken worden, waarbij de koppels eerst moeten uitmaken of zij oprecht van een kind kunnen houden, ook al is het biologisch niet van hun. Het is belangrijk dat zij goed nadenken over de motivatie achter hun keuze (Janus, 1997). Volgens Groza & Rosenberg (1998) begint het psychosociale proces waarbij een binding ontstaat tussen een kind en adoptieouders, vanaf het moment dat de ouders beslissen om de gezinssamenstelling te wijzigen en een kind te adopteren. Wanneer zij definitief voor
22
adoptie kiezen, krijgen ze volgens Derdeyn (in Cullen et al., 2003) te maken met een aantal uitdagingen aangaande rolovergangen, waarbij ze anticiperen op het vormen van een nieuw gezin. Deze uitdagingen betreffen onder andere het vormen van een persoonlijke mening omtrent adoptie. Vervolgens leert men omgaan met de stress die gepaard gaat met adoptie en houdt men zich bezig met het inwinnen van allerhande informatie. Vrienden en familie worden ingelicht en men maakt belangrijke beslissingen in verband met financiële regelingen, het kiezen voor binnenlandse of interlandelijke adoptie en het in orde maken van de kinderkamer en heel wat papierwerk (Cullen et al., 2003).
2.3.3. Stress tijdens de adoptieprocedure Iedereen zal er mee akkoord gaan dat het doorlopen van de adoptieprocedure een emotionele achtbaan betekent voor kandidaat-adoptanten. Eventuele twijfels, financiële overwegingen, lange wachttijden, negatieve reacties uit de omgeving, … zijn slechts enkele van de zorgen waar zij mee te maken krijgen gedurende de periode dat ze op hun kind wachten. De machteloosheid om het proces te versnellen, waarbij zij aan de zijlijn staan, wordt door vele kandidaat-adoptanten als het meest pijnlijk ervaren tijdens het wachten op een kind (Telfer, 2003). Bakker
(2005)
is
stressconsultant
en
adoptieouder.
Zij
benaderde
verschillende
adoptieouders over hun ervaringen met betrekking tot stress tijdens de adoptieperiode en bundelde deze ervaringen in boekvorm. Bakker beschrijft hoe bijna elke adoptie momenten van stress kent, waarbij mannen en vrouwen deze stress op een verschillende manier beleven. Er wordt volgens haar tijdens de gehele adoptieprocedure geen aandacht besteed aan de gevoelens van stress, die niet noodzakelijkerwijs samenhangen met de ernst van de situatie op dat moment. Het wachten en de gevoelens van onmacht komen regelmatig terug als oorzaken van stress. Voor het goed doorlopen van het hele proces is het van cruciaal belang dat alles besproken kan worden met de partner. Ook het met meerdere echtparen tegelijk ondernemen
van
stappen
(bijvoorbeeld
het
ophalen
van
een
kind
in
China
in
groepsverband met begeleiding) helpt om stressgevoelens te verminderen en er beter mee om
te
gaan.
Vrouwen
adoptieprocedure,
ervaren
waarbij
meestal
genoemde
meer
stress
klachten
dan
variëren
mannen van
tijdens
de
slaapproblemen,
vermoeidheid, nekklachten, hoofdpijn, buikpijn, gewichtsverlies, emotionele problemen, depressie, … (Bakker, 2005).
2.4. Interlandelijke adoptie in cijfers Kinderen uit het buitenland worden hoofdzakelijk geadopteerd door personen uit de Verenigde Staten, West-Europa en Canada (Masson, 2001). In de Verenigde Staten zien we dat het aantal interlandelijk geadopteerde kinderen in tien jaar tijd verdubbeld is. In de jaren ’90 varieerde het aantal van 7000 tot 9000 kinderen per jaar, maar na het jaar 2000 steeg dit aantal tot 20 000 kinderen per jaar.
Deze kinderen zijn vooral afkomstig uit
China, Rusland, Zuid-Korea, Guatemala, Oekraïne en Roemenië (Ishizawa et al., 2006). Selman (2006) besteedt een artikel aan de omschrijving van de wereldwijde migratie van meer
dan
40
000
adoptiekinderen
per
jaar,
waarbij
een
honderdtal
zend-
en
23
ontvangstlanden betrokken zijn. Er werd reeds vermeld dat personen uit de Verenigde Staten het grootste aantal kinderen adopteren uit het buitenland, maar in wat volgt, nemen we de Europese cijfers onder de loep. Indien we de verhouding bekijken van het aantal geadopteerde kinderen van een ontvangstland en het aantal geboren kinderen uit dat land, zien we dat de Scandinavische landen Noorwegen, Zweden en Denemarken de voornaamste Europese ontvangstlanden zijn. Indien we echter geen rekening houden met deze verhouding en enkel kijken naar het aantal geadopteerde kinderen, blijken dat Spanje, Frankrijk en Italië respectievelijk het grootste aantal kinderen uit andere landen te adopteren. In artikel 1 van de bijlagen kan men de tabel terugvinden met de exacte cijfers omtrent het aantal geadopteerde kinderen en dit tussen de jaren 1998 en 2004. In wat volgt worden de voornaamste cijfers weergegeven omtrent interlandelijke adoptie in Vlaanderen. Onderstaande tabel vermeldt het aantal aanmeldingen, voorbereidingen, evaluaties en uitgereikte geschiktheidsvonnissen van de jaren 2004, 2005 en 2006. Deze cijfers uit het meest recente jaarverslag van Kind en Gezin (2006) bevestigen de stijgende trend van interesse in interlandelijke adoptie. 2004
2005
2006
Aanmeldingen kandidaat-adoptanten interlandelijke adoptie
404
626
884
Voorbereidingen kandidaat-adoptanten via voorbereidingscentra
253
377
613
Tussenvonnissen
604
Maatschappelijk onderzoeken
237
288
410
Geschiktheidsvonnissen
265
233
269
Bron: Kind en Gezin, 2008c Onderstaande tabel van Kind en Gezin (2008c) vermeldt het precieze aantal interlandelijk geadopteerde kinderen van de jaren 2005 en 2006. Zo zien we dat er in 2006 minder kinderen geadopteerd werden dan in 2005, ondanks het feit dat er meer aanmeldingen, voorbereidingen, evaluaties en geschiktheidsvonnissen geregistreerd werden. Ook valt het op dat China en Ethiopië de voornaamste landen van herkomst zijn en respectievelijk 29% en 36% van het aantal geadopteerde kinderen van 2006, uit deze landen afkomstig is. 2005
China Colombia Ethiopië de Filipijnen
2006
n
%
n
%
63
36.63
47
29.01
4
2.33
3
1.85
59
34.30
58
35.80
7
4.07
10
6.17
24
India
10
5.81
15
9.26
Rusland
14
8.14
17
10.49
Sri Lanka
5
2.91
3
1.85
Thailand
1
0.58
1
0.62
Zuid-Afrika
9
5.23
8
4.94
172
100
162
100
Totaal Bron: Kind en Gezin, 2008c
2.5. Voorbereidingsprogramma VCOK-Adoptie Dit
thesisonderzoek
focust
zich
op
een
aantal
effecten
van
het
verplichte
voorbereidingsprogramma voor kandidaat-adoptanten van VCOK-Adoptie. Hiervoor is het noodzakelijk om inzicht te hebben in een aantal aspecten met betrekking tot dit programma. Om die reden worden hieronder het ontstaan, de visie en doelstellingen, de belangen
en
de
inhoud
van
het
voorbereidingsprogramma
van
VCOK-Adoptie,
weergegeven.
2.5.1. Ontstaan voorbereidingsprogramma Op 15 juli 1997 stelde de Vlaamse regering een nieuw decreet voor interlandelijke adoptie in werking. Men wilde hoofdzakelijk meer structuur creëren in de adoptieprocedure om zo tegemoet te komen aan het Internationaal Verdrag van de Rechten van het Kind en het Haags Verdrag. Eén van de gevolgen van dit decreet is het verplicht stellen van een voorbereidingsprogramma voor iedereen die wenst te adopteren. Met betrekking tot het Haags Verdrag verwacht men immers dat kandidaat-adoptanten degelijk voorbereid zijn door middel van voorlichtingsactiviteiten. Artikel 4 uit het decreet van 15 juli 1997 vermeldt dan ook dat kandidaat-adoptanten na aanmelding bij de Vlaamse Centrale Autoriteit inzake Interlandelijke adoptie een voorbereidingsprogramma moeten bijwonen dat door deze autoriteit is goedgekeurd en georganiseerd wordt door daartoe aangeduide instanties (De Commissie Gezinsbeleid van de Gezins- en Welzijnsraad, 2001). In 1997 ging het VCOK in opdracht van Kind en Gezin aldus van start met het organiseren van voorbereidingsprogramma’s. Een aantal personeelsleden van het VCOK gingen hiervoor in de leer bij onze noorderburen, waar het voorbereidingsprogramma al langer gegeven wordt. Om die reden zijn er nog steeds enkele gelijkenissen tussen het Vlaamse en het Nederlandse concept. Het concrete programma werd opgesteld samen met medewerkers van Kind en Gezin en een Nederlands consultant.
2.5.2. Visie en doelstellingen van het voorbereidingsprogramma VCOK-Adoptie wordt erkend door Kind en Gezin en wil kandidaat-adoptanten voorbereiden op het maken van een eigen en verantwoorde keuze om al dan niet een kind uit het buitenland te adopteren. Het voorbereidingsprogramma vertrekt duidelijk vanuit het Kinderrechtenverdrag en het Haags Verdrag dat adoptie als een hulp aan kinderen ziet.
25
Het thema diversiteit waarbij kinderen vanuit een ander land en een andere cultuur naar Vlaanderen komen, vormt de rode draad doorheen het voorbereidingsprogramma. VCOKAdoptie houdt zich vooral bezig met het bieden van ondersteuning aan ouders bij het opvoeden van hun kinderen. Via het voorbereidingsprogramma wensen zij de ouderlijke vaardigheden te versterken en een kritische reflectie omtrent interlandelijke adoptie in gang te zetten (Somers, 2006). Met het voorbereidingsprogramma poogt men een eerste vorm van (zelf)selectie te realiseren door ervoor te zorgen dat kandidaat-adoptanten aan de hand van de geboden informatie en inzichten een eigen en verantwoorde keuze kunnen maken om al dan niet door te gaan met hun adoptieplannen. Opdat kandidaat-adoptanten de nodige informatie zouden verkrijgen om een eigen verantwoorde keuze te maken, is het van belang dat de begeleiders van het voorbereidingsprogramma een klimaat scheppen waarin vragen zonder schroom gesteld kunnen worden en de deelnemers met hun specifieke achtergrond en geschiedenis zich goed voelen in de groep. Om dit te bereiken hanteert VCOK-Adoptie vormingstechnieken die de kandidaat-adoptanten tot persoonlijke reflectie brengen en die adoptie niet enkel op afstandelijke en theoretische wijze aanbrengen, maar eveneens de emotionele aspecten ervan behandelen. Het gaat niet zozeer om informatieoverdracht maar vooral om het kritisch nadenken en het laten bezinken van deze informatie om de emotionele implicaties van een eventuele adoptiebeslissing te laten doordringen. Het feit dat de groepen bestaan uit mensen die allemaal in dezelfde situatie zitten doordat ze allemaal overwegen om een kind uit het buitenland te adopteren, lotgenoten dus, vergemakkelijkt dit proces (Somers, 2006). Vanuit het beleid en de Vlaamse Centrale Autoriteit inzake Interlandelijke adoptie is gekozen voor een duidelijke scheiding tussen de voorbereiding en de evaluatie van kandidaat-adoptanten.
VCOK-Adoptie
voorbereidingsprogrammabegeleider
wil
geen
zich
hieraan
uitspraak
houden,
over
de
daarom
geschiktheid
doet
de
van
de
deelnemers en krijgt iedereen dezelfde informatie en kansen (Somers, 2006). Bij de evaluatie van het voorbereidingsprogramma geven de kandidaat-adoptanten over het algemeen een positieve beoordeling. Men is vooral tevreden omtrent de bekwaamheid en vakkennis van de medewerkers, evenals het aspect medewerking, waarmee men doelt op de bereidwilligheid om bij te staan en actief te helpen (De Commissie Gezinsbeleid van de Gezins- en Welzijnsraad, 2001).
2.5.3. Belangen en legitimaties van het voorbereidingsprogramma Het voorbereidingsprogramma dat wordt aangeboden
aan kandidaat-adoptanten is
opgesteld na overleg en goedkeuring van Kind en Gezin. VCOK-Adoptie mag hierin geen ingrijpende veranderingen aanbrengen zonder Kind en Gezin hierover te raadplegen. Het programma past binnen de filosofie van het Haags Verdrag en het Kinderrechtenverdrag. De grondgedachte hierbij is dat interlandelijke adoptie een noodoplossing is die pas mag worden overwogen als alle mogelijkheden in het land van herkomst zijn uitgeput. Adoptie is een maatregel in het belang van het kind om een kind in nood een thuis te bieden, niet om in de behoeften van kinderloze koppels te voorzien (Somers, 2006). Concreet beantwoordt het voorbereidingsprogramma in de eerste plaats aan de belangen van de interlandelijk geadopteerde kinderen. Zij komen immers terecht bij ouders die een 26
degelijke voorbereiding genoten hebben en reeds anticipeerden en reflecteerden omtrent allerlei factoren die te maken hebben met het adopteren van een kind uit het buitenland. Die gedachte komt sterk naar voor in het Haags Verdrag waarbij men vanuit het land van herkomst eist dat de ontvanglanden voorlichtingsactiviteiten organiseren voor kandidaatadoptanten. Dit alles past perfect in de ideologie van opvoedingsondersteuning en preventie. Men heeft niet de bedoeling om adoptieouders hierbij te verbijzonderen, men wil enkel anticiperen op bepaalde risicofactoren en toekomstige adoptieouders kennis te laten maken met het leven als adoptieouder, zodat zij bewust kunnen kiezen of zij verder willen gaan met de adoptie of niet (Gabriëls, 2006). Hieruit kunnen we opmaken dat het voorbereidingsprogramma eveneens aan de belangen van de adoptieouders tracht te voldoen. Dit wordt gerealiseerd door hen kennis te laten maken met allerlei adoptiegerelateerde aspecten, zodat zij zich beter voorbereid voelen om te adopteren. Ook heeft het voorbereidingsprogramma tot doel om de procedure klaar en duidelijk voor te stellen aan de kandidaat-adoptanten en eventuele lacunes bij hen tegen te gaan (Gabriëls, 2006). Vervolgens ligt er ook een belang bij de Vlaamse Centrale Autoriteit inzake Interlandelijke adoptie en daarmee ook de Vlaamse overheid. Zij zien immers toe op het goede verloop van adopties binnen Vlaanderen en hebben er alle belang bij dat deze zo goed mogelijk verlopen en dat de adoptieouders degelijk voorbereid zijn. Dit niet alleen om tegemoet te komen aan het Haags Verdrag dat door België ondertekend werd, maar ook om het algemene welzijn van alle geadopteerde kinderen en hun ouders te waarborgen (Gabriëls, 2006). Tot slot is het belangrijk om te vermelden dat het voorbereidingsprogramma ook tracht tegemoet te komen aan de belangen van de afstandsouders. Doorheen het programma worden kandidaat-adoptanten steeds bewust gemaakt van de redenen tot afstand en de verantwoordelijkheid
die
biologische
ouders
hierbij
nemen.
Dit
om
een
betere
verstandshouding tussen beide partijen te realiseren, wat volledig in het belang van het kind is, dat daardoor meer begrip kan tonen en beter zal kunnen omgaan met het feit dat hij/zij door zijn biologische ouders is afgestaan (Gabriëls, 2006).
2.5.4. Inhoud van het voorbereidingsprogramma Zoals eerder vermeld bestaat de rode draad doorheen het voorbereidingsprogramma uit de adoptiedriehoek, de winst- en verlieservaring van de drie betrokken partijen en het thema van diversiteit. Kandidaat-adoptanten dienen verplicht aanwezig te zijn tijdens het voorbereidingsprogramma dat bestaat uit een volle dag (dagdeel 1 en 2 van 9u30 tot 17u), 3 halve dagen (dagdelen 3, 4 en 6 van 9u30 tot 12u30 of van 14u tot 17u) en een avondsessie (dagdeel 5 van 20u tot 22u). Hieronder kan men de volledig inhoud van het voorbereidingsprogramma terugvinden (Gabriëls, 2006). 2.5.4.1. Dagdeel 1 Tijdens het eerste dagdeel maken de verschillende deelnemers kennis met elkaar en de groepsbegeleider en krijgen zij een introductie op het thema van interlandelijke adoptie. Hierbij wordt de Vlaamse procedure en de wetgeving rond interlandelijke adoptie volledig
27
voorgesteld en wordt er stilgestaan bij het Haags Verdrag en de voornaamste implicaties daarvan. Vervolgens wordt de adoptiedriehoek en het belang van openheid hierin besproken. De groepsbegeleider tekent de adoptiedriehoek en de drie betrokken partijen (het adoptiekind, de afstandsmoeders en de adoptieouders) op bord en staat stil bij elk van deze partijen. Hierbij wordt het belang van een open relatie tussen de drie partijen benadrukt, zodat het kind en de relatie met zijn afstands- en adoptieouders ten volle kunnen ontwikkelen. Vaak is er echter geen directe relatie tussen het kind, zijn adoptieouders en de afstandsouders, maar er kan wel over nagedacht en gereflecteerd worden, waarbij wrok en woede aangepakt worden en plaats krijgen voor meer begrip en inzicht in de situatie. Na de pauze wordt ingegaan op de verschillende motivaties van de kandidaat-adoptanten om te kiezen voor interlandelijke adoptie. Hierbij heeft men aandacht voor bepaalde extremen, bijvoorbeeld wanneer men enkel en alleen gemotiveerd is vanuit de gedachte dat men op die manier het leven van een kind kan redden, of wanneer men van mening is dat een adoptiekind de leemte in hun leven kan opvullen, of een overleden kind kan vervangen. De groepsbegeleider waarschuwt voor de implicaties van deze motivaties op het leven van het adoptiekind, waarbij deze laatste bijvoorbeeld het gevoel kan hebben dat hij/zij slechts een tweede keuze is en een biologisch kind moet vervangen. Vervolgens gaat men in op de reacties van de omgeving van kandidaat-adoptanten op hun adoptieplannen. Dit doet men vanuit het besef dat kandidaat-adoptanten niet geïsoleerd leven en steun en aanvaarding vanuit de omgeving (zowel familie als vrienden) van cruciaal belang zijn. De omgeving van de kandidaat-adoptanten vormt later immers de omgeving van het adoptiekind. Daarom is het noodzakelijk dat over bepaalde reacties wordt nagedacht en dat kandidaat-adoptanten voldoende ondersteuning krijgen. 2.5.4.2. Dagdeel 2 Na het eerste dagdeel volgt een middagpauze, waarna de groep weer bijeenkomt voor het tweede
dagdeel.
Hierin
behandelt
de
groepsbegeleider
de
verlieservaring
en
het
rouwproces bij de drie betrokken partijen van de adoptiedriehoek. Men start met de verlieservaringen van adoptieouders, waarbij ongewenste kinderloosheid op een open en respectvolle manier aangekaart wordt. Het is van groot belang dat kandidaat-adoptanten hier stil bij staan en over nadenken, want dit heeft een immense invloed op hun motivatie om te adopteren en de relatie met hun latere adoptiekind. Immers, om rouwgevoelens en –emoties bij het adoptiekind te kunnen detecteren en opvangen is het noodzakelijk dat de eigen rouwgevoelens herkend worden en een plaats gekregen hebben. De groepsbegeleider schetst aan de hand van literatuur vier belangrijke rouwtaken. De eerste rouwtaak behelst het erkennen en aanvaarden van de werkelijkheid van het verlies. De tweede bestaat uit het ervaren van de pijn die gepaard gaat bij het besef van het verlies. Zich aanpassen aan de omgeving zonder het eigen kind, is de derde rouwtaak. De laatste taak bestaat uit het geven van een nieuwe plaats aan de overledene, of het eigen kind. Hierbij wordt het weer leren houden van het leven en het durven aangaan van nieuwe bindingen behandeld. Adoptie kan dan een vorm zijn van het aangaan van nieuwe bindingen.
28
Vervolgens
gaat
men
dieper
in
op
de
verlieservaringen
en
het
rouwproces
bij
geadopteerden. Zij worden tijdens hun levensloop geconfronteerd met het feit dat hun biologische ouders hen afgestaan hebben en dat zij terechtgekomen zijn bij andere ouders uit een ander land. Hierbij is het belangrijk dat adoptieouders leren omgaan met dit verdriet van hun kind en zich hierdoor zeker niet beledigd gaan voelen. Het kind wil hier immers niet mee zeggen dat het liever niet bij de adoptieouders was terechtgekomen, het wil enkel aangeven dat het verdrietig is om het verlies van de biologische ouders en hier even rouwig om wil zijn. Ook is het belangrijk dat kandidaat-adoptanten stilstaan bij het verlies en de achtergrond van afstandsmoeders en –vaders. De groepsbegeleider geeft hierbij enkele realistische voorbeelden en toont de video ‘Een mens zonder cultuur is als een zebra zonder strepen’ waarbij Zuid-Afrikaanse afstandsmoeders vertellen over hun leven en de reden waarom ze afstand doen van hun kind. Ook zien we de overdracht van een baby door de afstandsmoeder aan de nieuwe adoptieouders. Dit alles zet de kandidaat-adoptanten aan het denken over gevoelens van verlies bij de drie betrokken partijen bij adoptie. Deze gevoelens zijn reëel en het is vooral belangrijk om ze te benoemen binnen een relatie van openheid. 2.5.4.3. Dagdeel 3 In het derde dagdeel wordt onder andere de achtergrond en voorgeschiedenis van adoptiekinderen behandeld. Dit gebeurt aan de hand van sociale verslagen die VCOKAdoptie opstelde. Deze sociale verslagen zijn de verslagen die kandidaat-adoptanten ontvangen wanneer zij bij een adoptiebureau een kind voorgesteld krijgen. In deze verslagen vinden zij de naam, leeftijd en het geslacht terug, alsook informatie over de medische toestand en het weeshuis of pleeggezin waar het kind verblijft. Soms is zo’n verslag zeer uitgebreid en wordt er zelfs informatie rond de biologische ouders en familie in vermeld. Maar vaak gaat het echter om een zeer kort verslag, waar enkel de voornaamste zaken in beschreven staan. Elk koppel of alleenstaande krijgt van de groepsbegeleider zo’n sociaal verslag en de opdracht om een antwoord te formuleren op de volgende drie vragen: 1. Zou je dit kind adopteren? 2. Welke vragen heb je nog in verband met het kind en zijn achtergrond? 3. Welke grenzen of verwachtingen heb je ten aanzien van je adoptiekind? Nadien worden de verslagen in groep overlopen waarbij de verschillende kandidaatadoptanten een antwoord geven op de vragen. Soms zijn er ook termen die vaak in een sociaal verslag worden vermeld maar waar enige onduidelijkheid over kan bestaan. Het is dus goed om deze verslagen grondig te lezen en er eens de originele (niet vertaalde) versie bij te halen of het adoptiebureau of een huisarts om meer uitleg te vragen. Nadien stelt de groepsbegeleider de vraag aan wie de kandidaat-adoptanten het sociaal verslag van hun toegewezen kind zouden laten zien. Er wordt voorgesteld om aan familie en vrienden enkel de foto te laten zien en het sociaal verslag voor de ouders, en later het adoptiekind te houden. De groepsbegeleider geeft hiervoor als reden dat het verslag heel persoonlijk is en dat het van respect voor het kind getuigt om dit niet met de hele familie
29
en vriendenkring te bespreken, zonder dat het kind hiervoor zelf de toestemming heeft gegeven. Bedoeling van deze opdracht is om de kandidaat-adoptanten eens te laten stilstaan bij de concrete situatie van kinderen die geadopteerd kunnen worden en dat zij daarbij hun eigen grenzen en wensen kunnen aangeven. In de tijd die rest van het derde dagdeel wordt het thema gehechtheid voorgesteld aan de kandidaat-adoptanten. Hierbij wordt benadrukt dat dit een wisselwerking betreft tussen de ouders en het kind en dat dit ook steeds relationeel moet bekeken worden. Het is geen kwestie van alles of niets en komt procesmatig tot stand. De groepsbegeleider toont hierbij een videofragment waarbij de gehechtheidsrelatie tussen een geadopteerde jongen en zijn ouders en zus in beeld gebracht wordt. Ook vertelt een volwassen geadopteerde in het fragment over haar gevoelens in verband met het geadopteerd zijn en de moeilijke periode die ze daardoor meemaakte. De kandidaat-adoptanten kijken geboeid en achteraf volgt een uitgebreide discussie in de vorm van een groepsgesprek. De groepsbegeleider geeft hierbij aan dat het belangrijk is om signalen tijdig te herkennen en te behandelen, zodat het later niet uit de hand loopt. Ook is het helemaal geen schande om hulp van buitenaf in te roepen; dit kan zeer ondersteunend zijn voor het hele gezin. Dit alles is niet specifiek eigen aan interlandelijke adoptie, maar het moet wel duidelijk gesteld worden dat dit meer belastend en duidelijker zichtbaar is binnen een adoptiegezin. Verbijzondering is op zich zeker niet nodig, maar wel extra aandacht voor het onderwerp en de signalen die adoptiekinderen kunnen geven. 2.5.4.4. Dagdeel 4 In de voor- of namiddag van het vierde dagdeel wordt ingegaan op de grote stap die adoptiekinderen zetten. Enkele taken en voorbereidingen worden concreet besproken zodat deze stap en verdere aanpassingen zo vlot mogelijk kunnen verlopen. Om de kandidaatadoptanten inzicht te geven in de situatie en gevoelens van het kind, leest de groepsbegeleider een verhaal voor waarbij aan de kandidaat-adoptanten gevraagd wordt om zich in te leven in het hoofdpersonage dat door twee rare mensen meegenomen wordt naar een ander land waar alles anders is. De groepsbegeleider vraagt aan de deelnemers hoe zij zich hierbij zouden voelen en hoe deze situatie waarbij het kind wordt opgehaald door zijn adoptieouders en arriveert in Zaventem zo aangenaam mogelijk zou kunnen verlopen. De kandidaat-adoptanten vertellen hoe zij zich deze situatie inbeelden en welke ideeën zij hebben om deze stap zo aangenaam mogelijk te maken voor hun adoptiekind. De groepsbegeleider geeft concrete tips, zoals het dragen van je kind in een doek die je rond je lichaam knoopt, dit om te voorkomen dat alle familieleden en vrienden het kind van je overnemen, waarbij het emotioneel in de war kan geraken door alle aandacht en het gevoel van herkenning met zijn eigen adoptieouders verliest. Er wordt de kandidaat-adoptanten aangeraden om geen parfum te dragen, of zich misschien zelfs even niet te wassen. Voor adoptiekinderen kunnen deze geuren immers vreemd aandoen en zelfs stinken. Het is leuk als de toekomstige adoptieouders foto’s opsturen naar het adoptiekind waarin ze zichzelf voorstellen en dan dezelfde kleren dragen wanneer ze hun kind gaan ophalen, dit om de herkenning en gewenning te bevorderen. De kleren die het kind op dat moment aanheeft, worden beter niet direct uitgetrokken en
30
weggegooid, maar even aangelaten om verwarring te voorkomen en worden best bewaard voor later. Nadien wordt er ingegaan op de verschillende aanpassingsmoeilijkheden die zich kunnen voordoen, zoals het taalverschil, andere voedingsgewoonten, het klimaat dat geheel anders is, scheidingsangst of vrees voor eventuele huisdieren. Bij dit alles is het dus van groot belang dat kandidaat-adoptanten stilstaan bij wat dit allemaal kan betekenen voor het kind en hier zo veel mogelijk rekening mee houden. Structuur aanbieden wordt hierbij benadrukt. Het is bijvoorbeeld niet aangewezen dat er elke dag, na de thuiskomst in België, verschillende vrienden en familieleden over de vloer komen, waardoor het kind niet meer weet wie nu wie is. Hierna volgt een moment waarop de kandidaat-adoptanten nadenken over hoe adoptie in het leven kan geïntegreerd worden, zowel bij het adoptiekind als bij de adoptieouders. Vooral de periode rond de puberteit is voor het adoptiekind vaak een zoeken naar zichzelf en zijn/haar roots. De groepsbegeleider legt uit dat ze dit graag aan bod wil laten komen zodat kandidaat-adoptanten weten waar ze zich aan kunnen verwachten en hier enigszins op voorbereid zijn. In de puberteit gaan veel adoptiekinderen nadenken over wat ze van hun
ouders
of
van
hun
biologische
ouders
zouden
hebben
meegekregen
qua
eigenschappen, uiterlijk en karakter. Ze ervaren soms een pijnlijk gevoel als ze op zoek willen gaat naar hun cultuur en biologische ouders, omdat ze denken dat ze hiermee hun adoptieouders zullen kwetsen. Dit gevoel is een loyaliteitsgevoel van waaruit ze schrik hebben om ondankbaar over te komen en de gevoelens van hun adoptieouders te krenken. Openheid is hierin van groot belang, waarbij verschillende signalen gedetecteerd en opgevangen worden en het adoptiekind het gevoel heeft steeds bij zijn adoptieouders terecht te kunnen. Het is bijvoorbeeld perfect normaal en mogelijk dat adoptiekinderen fantaseren over hun biologische moeder als een prinses en mooie vrouw. Als adoptieouder weet je dan bijvoorbeeld dat de moeder zich prostitueerde om te kunnen overleven, maar het zou immens schadelijk zijn voor het kind om dit onverbloemd weer te geven en zijn/haar fantasieën volledig te ontkrachten. De groepsbegeleider raadt dan ook aan om als adoptieouder deze fantasieën niet af te keuren, maar ze ook niet aan te moedigen. Je kan dan bijvoorbeeld zeggen dat de biologische moeder een heel lieve vrouw is en een pracht van een kind heeft gemaakt. Adoptiekinderen ervaren de implicaties van de bloedband die ze hebben met hun biologische ouders en zoeken naar een manier om hiermee om te gaan. Adoptieouders kunnen hierbij een positief gevoel creëren door er veel over te praten en er vooral voor open te staan als het kind vragen heeft. 2.5.4.5. Dagdeel 5 Omdat men vanuit VCOK-adoptie een duidelijk beeld wil schetsen over alles wat met adoptie te maken heeft, bestaat het vijfde dagdeel uit een avond waarop een film met getuigenissen van volwassen geadopteerden vertoond wordt. Tot enkele jaren geleden bestond deze avond uit een panelgesprek waarbij geadopteerden, adoptieouders en een afstandsmoeder uitgenodigd werden die dan hun verhaal konden doen en vragen van de kandidaat-adoptanten beantwoordden. Door het stijgend aantal kandidaat-adoptanten bleek het echter niet meer mogelijk om steeds genoeg panelleden te vinden en deze voor, tijdens en na het gesprek voldoende te begeleiden. Daarom wordt nu geopteerd om de 31
video ‘Longitude 00°: Adopted is who I am’ te vertonen, gemaakt door VCOK-adoptie in samenwerking met een Britse voorbereidingsdienst. In deze video komen vier Vlaamse en vier Britse volwassen geadopteerden in Greenwich samen om over hun adoptieverhaal te vertellen. Ze praten over hun adoptieouders, biologische ouders en over de rootsreizen die enkele onder hen ondernomen hebben. Verder geven ze ook enkele tips aan adoptieouders, waarbij ze vooral het belang van openheid benadrukken. Zoals steeds wordt er na het zien van de beelden nagepraat over de gevoelens en vragen die bij de kandidaat-adoptanten opkomen. De groepsbegeleider besluit de avond door te concluderen dat het belangrijk is dat je open staat voor de gevoelens en vragen die je kind heeft en dat hier niet sussend mee omgegaan mag worden. Dit laatste is vaak een duiding van het feit dat de adoptieouders zelf onverwerkte verlieservaringen hebben en adoptie nog geen volwaardige plaats in hun leven gegeven hebben. 2.5.4.6. Dagdeel 6 Het zesde en laatste dagdeel van het voorbereidingsprogramma behandelt onder andere het adopteren van siblings. Er is immers een clausule in het Haags Verdrag opgenomen waarbij gesteld wordt dat broertjes of zusjes samen geadopteerd moeten worden, indien dit in het belang van de kinderen gebeurt. Er wordt aan de deelnemers gevraagd hoe zij hierover denken en wat zij hierbij als positieve of negatieve punten willen aangeven. Bedoeling is dat zij op die manier stilstaan bij de adoptie van siblings en voor zichzelf nagaan of zij dit al dan niet zien zitten. Verder bespreekt de groepsbegeleider met de kandidaat-adoptanten hoe adoptie het vaardig leren omgaan met verschillen inhoudt. Er wordt gesproken over de raciale identiteit van het adoptiekind en hoe adoptieouders hiermee wensen om te gaan. Het is belangrijk dat iedereen begrijpt dat er zeker verschillen mogen zijn en dat deze benoemd moeten worden, wat alles te maken heeft met openheid rond adoptie. Kleurenblindheid is absoluut uit den boze en het is vooral belangrijk dat je samen met je kind leert omgaan met bepaalde verschillen, in de plaats van ze uit de weg te gaan. Een positief zelfbeeld, zowel bij het kind als de ouders is heel belangrijk om relaties aan te gaan en daarbij kan je als ouder fungeren als identificatiefiguur. Hierbij waarschuwt de groepsbegeleider wel voor het aanhalen van clichés omtrent cultuurdiversiteit, waarbij een cultuur éénzijdig bekeken wordt vanuit een toeristische achtergrond. Als afsluiter van dit dagdeel bespreekt de groepsbegeleider kort het verdere verloop van de procedure en wenst ze alle kandidaat-adoptanten vooral veel succes toe met hun verdere adoptieavontuur.
2.6. Buitenlands onderzoek Het voorbereiden van de toekomstige ouders van een buitenlands kind, is een taak die weggelegd is voor de voorbereidingscentra. Een groot belang van deze voorbereiding is het reguleren en vormen van sociale kennis. Alhoewel het zowel voor mannen als vrouwen verplicht is om op deze cursussen aanwezig te zijn, merkt men dat vrouwen aandachtiger zijn en meer vragen stellen (Telfer, 2003).
32
Eerder werd de inhoud van het voorbereidingsprogramma van VCOK-Adoptie reeds uitgebreid behandeld, maar in het kader van deze literatuurstudie bleek het interessant om het onderzoek van Cullen, Farber, Mudd, en Timberlake (2003) omtrent de gevolgen van een psychosociaal, educatief en oriënterend voorbereidingsprogramma, te bespreken. Het programma binnen dit onderzoek wordt door een Amerikaanse adoptiedienst verplicht opgelegd aan kandidaat-adoptanten die bij hen binnenlands willen adopteren. Het voorbereidingsprogramma telt vijf sessies en het curriculum bestaat uit het overlopen van de adoptiewetgeving en –procedure, het bespreken van het plaatsingsproces, het behandelen van twijfels en verwachtingen aangaande adoptie en het bieden van informatie over de zoektocht naar de biologische ouders door het geadopteerde kind. Men spreekt ook over een verborgen curriculum dat verder gaat dan de overdracht van informatie. De sessies willen de sterktes van de toekomstige adoptieouders mobiliseren en hun competentie en openheid omtrent adoptie vergroten. De voorziening die instaat voor deze sessies heeft drie doeleinden voor ogen. Eerst en vooral willen zij de emotionele gereedheid om te adopteren vergroten. Ten tweede wensen zij de kennis rond het opvoeden in relatie tot het adoptiekind te verhogen en de algemene ontwikkeling van kinderen te overlopen. Tot slot willen zij de kandidaat-adoptanten inzicht geven in de manier waarop het adoptiebureau en -beleid trachten tegemoet te komen aan hun de verwachtingen (Cullen et al., 2003). Het onderzoek van Cullen et al. (2003) toont onder andere aan dat de deelnemers van het voorbereidingsprogramma reeds jaren hebben geïnvesteerd in het nadenken over hun verwachtingen en wensen in verband met adoptie en hun toekomstig adoptiekind. Maar de ervaring van het voorbereidingsprogramma leerde hen om meer na te denken over de noden van de geboorteouders en het welzijn van het kind. In die zin werd hun focus verbreed, wat noodzakelijk is om tegemoet te komen aan de noden van alle leden van de adoptiedriehoek. Een tabel met meerdere resultaten hieromtrent kan men terugvinden in artikel 2 van de bijlagen. Verder toont het onderzoek dat er bij de kandidaat-adoptanten een afname in angst is om hun kind te verliezen aan de biologische ouders. Ook gingen de deelnemers van het voorbereidingsprogramma voor zichzelf na in welke mate ze de relatie met deze ouders open willen houden. Er wordt na het programma meer nagedacht over de opvoeding van hun adoptiekind, waardoor eerdere twijfels wegvallen en kandidaat-adoptanten sterker in hun schoenen komen te staan. Een tabel in verband met deze afname in twijfels en onzekerheden kan teruggevonden worden in artikel 3 van de bijlagen (Cullen et al., 2003). Met
betrekking
tot
de
karakteristieken
van
het
adoptiekind
wordt
in
het
voorbereidingsprogramma besproken dat het van groot belang is dat adoptieouders de achtergrond van hun adoptiekind erkennen en ermee kunnen omgaan. Het is hierbij aangewezen dat de kandidaat-adoptanten voeling krijgen met de noden van hun toekomstig adoptiekind en bereid zijn aan deze noden tegemoet te komen. Het adoptiekind gaat in een later stadium op zoek naar zijn identiteit en daarbij wordt van de ouders verwacht dat zij dit proces zo veel mogelijk ondersteunen. Veel kandidaat-adoptanten fantaseren van een perfect en gezond kind dat ze liefdevol in hun gezin kunnen opnemen. Het voorbereidingsprogramma wil echter duidelijk maken dat deze fantasieën niet
33
noodzakelijk werkelijkheid worden en tracht ze te vervangen door een meer realistisch beeld (Cullen et al., 2003). Ondanks het feit dat de kandidaat-adoptanten zeker waren van hun bekwaamheid in het ouderschap, geven ze toch aan dat het voorbereidingsprogramma hen veel bijleerde over opvoedingsgerelateerde aspecten. Ze leerden bij over het ouderschap in het algemeen en het omgaan met specifieke zaken eigen aan adoptie. Het voorbereidingsprogramma wil nastreven dat toekomstige adoptieouders zich beter voorbereid voelen en dit werd positief bevestigd aan de hand van het onderzoek (Cullen et al., 2003).
34
3. Empirisch onderzoek In dit onderdeel wordt het onderzoek naar een antwoord op de probleemstelling van deze thesis, geëxpliciteerd en gemotiveerd. Ter herhaling worden de onderzoeksvragen weergegeven, om vervolgens over te gaan tot de weergave van de populatie. Tot slot wordt het longitudinaal survey-onderzoek voorgesteld, waarbinnen de steekproef, de constructie van de vragenlijsten, de verwerking van de resultaten en de constructie van de variabelen verduidelijkt worden.
3.1. Onderzoeksvragen Algemeen betreft de ambitie van dit onderzoek het nagaan van enkele effecten van het voorbereidingsprogramma tot interlandelijke adoptie, zoals dit aangeboden wordt door VCOK-Adoptie. De concrete onderzoeksvragen zoals ze reeds werden behandeld in de probleemstelling van deze thesis, zijn de volgende: 1. Heeft het voorbereidingsprogramma een invloed op de motivatie van kandidaatadoptanten om te adopteren? 2. Wijzigt
het
beeld
dat
kandidaat-adoptanten
hebben
omtrent
adoptie,
het
adoptiekind en de opvoeding hiervan? 3. Heeft het voorbereidingsprogramma een invloed op verschillende emotionele aspecten omtrent interlandelijke adoptie? 4. Heeft het voorbereidingsprogramma een invloed op het begrip van kandidaatadoptanten voor bepaalde aspecten met betrekking tot de adoptieprocedure? 5. Wat is hun algemene beoordeling omtrent het voorbereidingsprogramma?
3.2. Populatie De populatie van dit onderzoek behelst kandidaat-adoptanten van mannelijk of vrouwelijk geslacht die het voorbereidingsprogramma bijwonen bij één van de twee Vlaamse voorbereidingscentra, met name VCOK-Adoptie. Zij organiseren programma’s in Gent, Antwerpen en Hasselt waaraan zowel koppels als alleenstaanden deelnemen. De motivatie om te adopteren verschilt onder de koppels en alleenstaanden op verschillende vlakken. We kunnen bijvoorbeeld een onderscheid maken tussen koppels waarbij de mogelijkheid om een biologisch eigen kind te krijgen, ontbreekt en koppels waarbij deze mogelijkheid niet ontbreekt. Zo zijn er kandidaat-adoptanten die reeds één of meerdere kinderen hebben en kandidaat-adoptanten die nog geen kinderen hebben. Het kan zijn dat de kandidaat-adoptant reeds vele jaren met het idee van interlandelijke adoptie speelt, of juist nog maar net. Verder ondergaan alle personen die wensen te adopteren een eigen beslissingsproces dat vlot of juist moeizaam kan verlopen. Omtrent dit
beslissingsproces
is
het
eveneens
mogelijk
dat
de
kandidaat-adoptant
het
voorbereidingsprogramma wenst te volgen, zonder reeds volledig beslist te hebben om al dan niet te adopteren. De leeftijd alsook de sociaal economische achtergrond en opleiding van de populatie kan verschillen, maar één ding hebben ze gemeen: allen hebben ze de wens een kind uit het buitenland te adopteren en een warm thuis te bieden.
35
3.3. Longitudinaal survey Om een antwoord te vinden op de onderzoeksvragen van deze thesis, werd gekozen voor een pre-post surveyonderzoek. Op die manier is het mogelijk om een representatieve groep kandidaat-adoptanten te bevragen en een eventuele meningswijziging na te gaan. Omdat dit onderzoek een aantal effecten of evoluties in de denkwijze van de deelnemers van het programma wil nagaan, werd besloten een vragenlijst op te stellen die op twee verschillende momenten aan de deelnemers werd voorgelegd: één voor de start van het voorbereidingsprogramma en één na afloop van het voorbereidingsprogramma. Hiervoor werd beroep gedaan op de vier medewerkers van VCOK-Adoptie die het programma verzorgen. Alvorens met het eerste dagdeel te beginnen, gaven zij een korte inleiding met betrekking tot het onderzoek en de vertrouwelijkheid van hun gegevens. Hierna kregen de deelnemers een eerste vragenlijst voorgelegd. Vervolgens werd na afloop van het voorbereidingsprogramma nogmaals een twintigtal minuten voorzien om de tweede vragenlijst opnieuw te laten invullen.
3.3.1. Constructie van de vragenlijst 3.3.1.1. Toestemming Eerst en vooral is het voor het correct uitvoeren van wetenschappelijk onderzoek van belang dat de onderzoeker de volledige toestemming krijgt van de personen die aan het onderzoek deelnemen en dit om hun gegevens en antwoorden te gebruiken. Om die reden bestaat het eerste blad van de vragenlijst die vóór aanvang van het programma werd aangeboden, uit een toestemming om de antwoorden op deze vragenlijst te gebruiken voor het uitvoeren van een thesisonderzoek. Het opzet en de concrete inhoud van het onderzoek worden er geëxpliciteerd en onderaan deze pagina wordt de kandidaat-adoptant gevraagd om middels een naam, voornaam, datum en handtekening te verklaren dat hij/zij op de hoogte is van het doel, de procedure, de methoden en de voordelen van het onderzoek. Bovendien geven zij hun vrijwillige toestemming om hun antwoorden in het onderzoek op te nemen, waarbij zij steeds het recht hebben om deze toestemming stop te zetten. 3.3.1.2. Anonimiteit van de antwoorden Onderaan het toestemmingsformulier wordt gevraagd om het blad los te trekken van de vragenlijst, zodat de verwerking ervan anoniem kan gebeuren. Het is immers van belang om sociaal wenselijke antwoorden zoveel mogelijk uit te sluiten. Een beperking van prepost surveyonderzoek is echter dat de twee vragenlijsten door éénzelfde persoon ingevuld, op een correcte manier aan elkaar gelinkt moeten kunnen. Om dit te kunnen realiseren was het noodzakelijk om de kandidaat-adoptanten op beide vragenlijsten iets te laten invullen. Dit gegeven mocht niet hetzelfde zijn bij twee verschillende personen en het was eveneens belangrijk dat zij dit kenmerk niet vergaten tijdens de periode dat het voorbereidingsprogramma loopt. Na lang zoeken werd geopteerd om hen te vragen naar de school waar zij lager en middelbaar onderwijs genoten hebben. Dit is immers een gegeven dat niet veranderd en dat de kandidaat-adoptanten na het volgen van het voorbereidingsprogramma zich nog zouden herinneren. Bovendien zou het een bijzonder groot toeval
zijn, mochten twee kandidaat-adoptanten zowel de lagere als middelbare 36
school gemeen hebben. Om verwarring te voorkomen werd hen wel uitgelegd dat dit enkel gevraagd wordt om hun antwoorden anoniem en correct te kunnen verwerken. 3.3.1.3. Stellingen en vragen Een toestemming van de kandidaat-adoptanten en het anoniem kunnen invullen van de vragenlijst bleken binnen dit onderzoek van aanzienlijk belang, maar het grootste belang lag evenwel in het vinden van een antwoord op de geformuleerde onderzoeksvragen. Om dit te bekomen, werden twee vragenlijsten opgesteld die dezelfde vierenvijftig stellingen bevatten. De deelnemers werden gevraagd om aan de hand van een 5 punt Likert schaal aan te geven hoe zij over een welbepaalde stelling denken. Zij konden per stelling één antwoord omcirkelen en hadden de keuze uit helemaal niet akkoord, eerder niet akkoord, soms akkoord/soms niet akkoord, eerder akkoord en helemaal akkoord. De vragenlijsten kan men in artikel 4 en 5 van de bijlagen terugvinden. De
verschillende
stellingen
werden
geclusterd
volgens
de
vijf
thema’s
van
de
onderzoeksvragen, zijnde: 1. motivatie om te adopteren; 2. beeld omtrent interlandelijke adoptie, de opvoeding en het adoptiekind; 3. emotionele aspecten omtrent interlandelijke adoptie; 4. begrip voor de adoptieprocedure; 5. beoordeling van het voorbereidingsprogramma Omtrent de eerste onderzoeksvraag zijn vijf stellingen opgenomen in de vragenlijst die zowel vóór als na het bijwonen van het voorbereidingsprogramma werd voorgelegd. Deze stellingen peilen naar de mate waarin de kandidaat-adoptant gemotiveerd is om te adopteren uit het buitenland en de eventuele invloed van het voorbereidingsprogramma hierin. Twee voorbeelden van stellingen zijn: ‘Ik ben 100% zeker dat ik een kind uit het buitenland
wil
adopteren’
en
‘Ik
denk
dat
ik
na
het
volgen
van
het
voorbereidingsprogramma een meer gefundeerde beslissing kan maken om te adopteren’. Om een antwoord te vinden op de tweede onderzoeksvraag betreffende het beeld dat kandidaat-adoptanten hebben omtrent interlandelijke adoptie, de opvoeding en het adoptiekind, zijn 16 stellingen in de pre-post vragenlijsten opgenomen. Middels deze stellingen kan worden nagegaan of de kandidaat-adoptanten vinden dat zij zich een beeld kunnen vormen over de situatie van kinderen die voor adoptie in aanmerking komen, bepaalde aanpassingsproblemen en de afreis om het kind te halen. Ook bevatten de vragenlijsten stellingen omtrent de biologische ouders van adoptiekinderen en het rouwproces van adoptiekinderen hieromtrent. Verder was het belangrijk om enkele stellingen op te nemen die nagaan of de kandidaat-adoptanten reeds een idee hebben over het kind dat zij willen adopteren en hoe zij staan tegenover het adopteren van een baby, versus het adopteren van een ouder kind. Enkele voorbeelden van stellingen zijn: ‘Ik denk dat als je een ouder kind adopteert, er zich meer opvoedingsproblemen kunnen voordoen’, ‘Ik kan me een beeld vormen over de concrete situatie van kinderen die geadopteerd kunnen worden’ en ‘Ik vind dat ik een realistisch beeld heb over interlandelijke adoptie’.
37
De derde onderzoeksvraag situeert zich rond emotionele aspecten die samenhangen met interlandelijke adoptie. In totaal werden 21 stellingen ontworpen om verschillende aspecten van deze onderzoeksvraag na te gaan. De stellingen zijn redelijk uiteenlopend en gaan van ondersteuning door partner, familie en omgeving tot onzekerheden en twijfels met betrekking tot het adoptieouderschap, bijvoorbeeld: ‘Ik heb soms schrik dat ik niet ga kunnen
omgaan
met
negatieve
blikken/opmerkingen
omtrent
mijn
toekomstig
adoptiekind’. Ook bevat de vragenlijst één stelling rond ongewenste kinderloosheid: ‘Ik heb mijn –eventuele- ongewenste kinderloosheid een plaats gegeven’ en verscheidene stellingen betreffende openheid omtrent adoptie, bijvoorbeeld: ‘Ik wil heel open over adoptie praten met mijn toekomstig adoptiekind’. Voor de onderzoeksvraag aangaande het begrip van kandidaat-adoptanten voor de adoptieprocedure werden 12 stellingen geselecteerd. Hiermee was het mogelijk om te peilen naar hun begrip voor het verplichte karakter van het voorbereidingsprogramma, de strenge procedure om te kunnen adopteren en het feit dat interlandelijke adoptie lang duurt en kostelijk is. Ook is middels twee stellingen nagegaan of de kandidaat-adoptanten goed weten wat de adoptieprocedure en het maatschappelijk onderzoek inhouden. Tot slot bevat de vragenlijst ook de stelling: ‘Indien het voorbereidingsprogramma niet verplicht zou zijn, dan zou ik het niet volgen’. De laatste hoofdvraag betreft de beoordeling van het voorbereidingsprogramma door de kandidaat-adoptanten. Hiervoor zijn 11 stellingen opgesteld die logischerwijze enkel na afloop van het programma werden voorgelegd. De stellingen gaan na of de deelnemers tevreden waren over de organisatie, inhoud, groep en lengte van het programma en of zij het volgen ervan als aangenaam ervoeren. Ook stellingen als ‘Dankzij het programma voel ik me inhoudelijk meer voorbereid om te adopteren’ en ‘Door het volgen van het programma ben ik anders naar adoptie gaan kijken’ werden aan de deelnemers voorgelegd. Tot slot wordt op het einde van de vragenlijst ook gevraagd naar suggesties ter verbetering van het voorbereidingsprogramma. Naast de stellingen bevat de vragenlijst die bij de aanvang van het programma is afgenomen, enkele vragen die peilen naar de voornaamste demografische gegevens van de kandidaat-adoptanten. Hiertoe behoren het geslacht, de leeftijd, het beroep en het hoogst
behaalde
diploma.
Ook
is
geïnformeerd
naar
de
burgerlijke
status
en
gezinssamenstelling van de kandidaat-adoptanten. Om een scherper zicht te krijgen op de motivatie om te adopteren, werd gevraagd hoelang zij reeds aan adoptie denken, hoe dit beslissingsproces verliep/verloopt en of zij hun familie en naaste omgeving reeds hebben ingelicht over de adoptieplannen. Bij de twee laatstgenoemde vragen konden de kandidaat-adoptanten kiezen uit enkele mogelijkheden. Het werd belangrijk geacht om de vragenlijsten zo gestructureerd en overzichtelijk mogelijk aan te bieden, zodat er zo weinig mogelijk sprake kon zijn van verwarring. Alhoewel het best interessant zou geweest zijn, werden ook zo weinig mogelijk expliciet confronterende of pijnlijke stellingen toegevoegd, dit bijvoorbeeld rond ongewenste kinderloosheid. Het was immers allerminst de bedoeling om de kandidaat-adoptanten op de één of andere manier te choqueren door het stellen van zeer persoonlijke en directe vragen.
38
3.2.3. Verwerking van de resultaten Voor de verwerking van de vragenlijsten werd gebruik gemaakt van het statistisch computerprogramma SPSS 15 (Statistical Package for the Social Sciences). Eerst en vooral werden voor de gegevens omtrent de demografische achtergrond van de kandidaatadoptanten
beschrijvende
analyses
(voor
de
frequentieanalyses (voor de nominale variabelen)
variabelen
op
uitgevoerd.
schaalniveau)
en
Om de algemene
beoordeling van de steekproef omtrent het voorbereidingsprogramma weer te geven, werd eveneens gebruik gemaakt van frequentieanalyses. Om na te gaan of er door het volgen van het voorbereidingsprogramma een wijziging optreedt met betrekking tot de vier hoofdvragen uit het onderzoeksopzet van deze thesis, zijn Paired-samples T-tests uitgevoerd. Hierbij werd de mening van een kandidaatadoptant omtrent een bepaalde stelling vóór het volgen van het voorbereidingsprogramma, vergeleken met de mening van deze kandidaat-adoptant omtrent diezelfde stelling na het volgen van het voorbereidingsprogramma. Vervolgens was het belangrijk om te onderzoeken of de gemiddelden van bepaalde groepen significant van elkaar verschilden. Een voorbeeld hiervan is het onderzoeken of kandidaat-adoptanten bij wie het beslissingsproces redelijk moeizaam verliep, significant meer
aangeven
dat
ze
zich
soms
onzeker
voelen
met
betrekking
tot
het
adoptieouderschap, dan kandidaat-adoptanten bij wie het beslissingsproces vlot verliep. Hiervoor werd gebruik gemaakt van de General Linear Model – Univariate functie. Tot slot was het binnen het kader van dit onderzoek interessant om na te gaan of er een significant verschil was tussen de pre- en de posttest, afhankelijk van een bepaalde categorie. Dit werd onderzocht met Repeated Measures. Op die manier was het bijvoorbeeld mogelijk om te kijken of er een verschil was tussen de pre- en de posttest van mannelijke en vrouwelijke kandidaat-adoptanten. Door middel van Profile Plots, was het mogelijk die significantie te visualiseren.
3.3.3. Steekproef In totaal vulden 84 kandidaat-adoptanten die in Oost-Vlaanderen, Limburg of Antwerpen het voorbereidingsprogramma volgden bij VCOK-Adoptie en dit gedurende de maanden november en december van het jaar 2007, de pre- en postvragenlijst correct in. Deze steekproef telt 37 mannen en 47 vrouwen. De gemiddelde leeftijd bedraagt 33.92 jaar (n=84, SD=5.08), met een minimum van 26 en een maximum van 46 jaar. Betreffende de burgerlijke status zien we 6 alleenstaande (allen van het vrouwelijke geslacht), 24 samenwonende en 54 getrouwde kandidaat-adoptanten. De 24 ongehuwde personen wonen gemiddeld reeds 7.06 jaar samen (n=24, SD=4.53), met een minimum van 2.5 jaar en een maximum van 19 jaar. De 54 gehuwde personen uit dit onderzoek zijn dit gemiddeld reeds 5.72 jaar (n=54, SD=4.79), met een minimum van 1 maand en een maximum van 20 jaar. In verband met de gezinssamenstelling geven 53 kandidaat-adoptanten aan dat ze nog geen kinderen hebben. Bij de 31 personen die wel reeds vader of moeder zijn, telt het
39
gezin gemiddeld 1.97 kinderen (n=31, SD=1.08) met een minimum van 1 en een maximum van 6 kinderen. De steekproef werd ook gevraagd naar het hoogst behaalde diploma en beroep. Betreffende het hoogst behaalde diploma geeft 1 persoon aan een diploma te hebben ‘minder dan secundair onderwijs’ en geven 23 personen aan het diploma van secundair onderwijs te hebben. Tot slot bezitten 60 personen een diploma van hoger of universitair onderwijs. Qua beroep telt de steekproef 39 bedienden, 15 personen uit het middenkader, 12 zelfstandigen, 10 arbeiders, 5 personen zonder beroepsactiviteit en 3 personen uit het hoger kader. Uit deze cijfers kunnen we afleiden dat de steekproef op socio-economisch vlak
niet echt representatief
is voor
de
bevolking. De
absolute
meerderheid is
hooggeschoold en actief op de arbeidsmarkt.
3.3.4. Constructie van variabelen 3.3.4.1. Steekproef Het valt op dat we de steekproef kunnen indelen in verschillende groepen. Op die manier kan nagegaan worden of er significante antwoordtendensen zijn, afhankelijk van de categorie waartoe de kandidaat-adoptant behoort. 1. Geslacht:
significante
antwoordverschillen
tussen
mannelijke
en
vrouwelijke
kandidaat-adoptanten. 2. Gezinssamenstelling: significante antwoordverschillen tussen kandidaat-adoptanten die reeds kinderen hebben en kandidaat-adoptanten die nog geen kinderen hebben. 3. Beslissingsproces: significante antwoordverschillen tussen 4 categorieën; met name personen bij wie de beslissing om te adopteren nog niet volledig gemaakt of personen bij wie het beslissingsproces redelijk moeizaam, gewoon of vlot verliep. 4. Duur
dat
de
kandidaat-adoptant
reeds
aan
interlandelijke
adoptie
denkt:
significante antwoordverschillen afhankelijk van de periode dat de kandidaatadoptant reeds aan interlandelijke adoptie denkt (minder dan 1 jaar, 1 tot 1.5 jaar, 2 tot 2.5 en 3 jaar of meer). 3.3.4.2. Stellingen Omdat enkele stellingen uit de vragenlijst quasi hetzelfde meten, werd van alle gelijksoortige stellingen de Cronbach’s Alpha berekend. Hierbij was het de bedoeling om de resultaten enigszins te beperken en op een meer overzichtelijke manier weer te geven. Na de berekeningen bleek echter dat er slechts bij twee thema’s een Cronbach’s Alpha (berekend op de gestandaardiseerde variabelen) van tenminste 0.70 werd geobserveerd. Hieronder kan men zien welke stellingen gereduceerd zijn tot één variabele. De stellingen ‘Ik ben 100% zeker dat ik een kind uit het buitenland wil adopteren’, ‘Ik voel me zeer gemotiveerd om te adopteren’ en ‘Om eerlijk te zijn, twijfel ik soms nog of interlandelijke adoptie wel iets voor mij is’ hebben vóór aanvang van het programma een Cronbach’s Alpha van 0.851. Na afloop van het programma bedraagt deze 0.879. Hierbij is het belangrijk om te vermelden dat de laatstgenoemde stelling eerst werd omgevormd met
40
een recode omdat deze negatief geformuleerd was. De overkoepelende variabele noemen we: ‘gemotiveerdheid om te adopteren’. Zowel vóór als na het voorbereidingsprogramma werd de steekproef de stellingen ‘Ik heb een idee over hoe ik over adoptie moet praten met mijn toekomstig adoptiekind’ en ‘Ik heb een goed idee over hoe ik best reageer op vragen van mijn toekomstig adoptiekind omtrent het geadopteerd-zijn’, voorgelegd. De Cronbach’s alpha’s zijn hoog (0.787 vóór en 0.783 na het programma) waardoor beslist werd om de twee stellingen te reduceren tot één stelling.
41
4.
Resultaten
In dit onderdeel worden alle resultaten behandeld met betrekking tot het empirisch onderzoek naar enkele effecten van het voorbereidingsprogramma van VCOK-Adoptie. Dit gebeurt per onderzoeksvraag, waarna telkens een korte tussentijdse conclusie volgt. Incidenteel vulde een kandidaat-adoptant een vraag niet in, wat binnen SPSS als ‘missing’ wordt aangegeven. De ontbrekende variabelen zijn echter zeer beperkt, met een maximum van twee à drie personen die de vraag niet beantwoord hebben. Alle antwoorden van de kandidaat-adoptanten worden per stelling weergegeven in artikel 6 van de bijlagen.
4.1. Motivatie om interlandelijk te adopteren Eén van de vier hoofdvragen van dit onderzoek betreft de vraag of kandidaat-adoptanten zich na het volgen van het voorbereidingsprogramma gemotiveerder voelen om te adopteren, met andere woorden: is hun gevoel om te adopteren versterkt? Hiervoor werd nagegaan hoelang zij al aan adoptie denken en hoe hun beslissingsproces verliep/verloopt. De vragenlijsten bevatten ook stellingen betreffende de motivatie van de kandidaatadoptanten en de eventuele invloed van het voorbereidingsprogramma hierop.
4.1.1. Beslissingsproces, op de hoogte brengen van de omgeving en periode dat de kandidaat-adoptant reeds aan adopteren denkt Vóór aanvang van het programma werd de steekproef gevraagd hoelang ze reeds aan interlandelijke adoptie denken en hoe het beslissingproces hieromtrent verliep/verloopt. Eveneens werden de kandidaat-adoptanten gevraagd of zij de familie en naaste omgeving reeds hebben ingelicht over de adoptieplannen. Gemiddeld denken de kandidaat-adopanten uit dit onderzoek reeds 2.88 jaar (n=82, SD=3.69) aan interlandelijke adoptie. Deze periode verschilt echter enorm binnen de steekproef, met 1 maand als kleinste en 20 jaar als grootste waarde. Twee personen vulden deze vraag niet in.
Periode dat de kandidaat-adoptant reeds aan
n
interlandelijke adoptie denkt
Een half jaar of minder
13
1 tot 1,5 jaar
27
2 tot 2,5 jaar
21
3 jaar of meer
21
42
Omtrent hun beslissingsproces om interlandelijk te adopteren, antwoorden 5 van de 82 kandidaat-adoptanten die deze vraag invulden, dat dit proces redelijk moeizaam verliep. Voor 35 personen verliep het beslissingsproces gewoon (er werd veel over gepraat, om nadien over te gaan tot de uiteindelijke beslissing) en voor 22 personen verliep het proces vlot, met interlandelijke adoptie als logische keuze. Dan resten er nog 20 kandidaatadoptanten
die
nog
geen
beslissing
hebben
gemaakt
en
waarvan
het
voorbereidingsprogramma nog tot het beslissingsproces behoort. Betreffende het op de hoogte stellen van de familie en naaste omgeving, brengen 63 personen uit de steekproef ter kennis dat ze hen reeds hebben ingelicht omtrent hun adoptieplannen. Hiertegenover geven 19 personen aan dat ze hun familie en naaste omgeving nog niet op de hoogte hebben gesteld. De 2 resterende kandidaat-adoptanten vulden deze vraag niet in. 4.1.2. Motivatie om interlandelijk te adopteren Aan de kandidaat-adoptanten die deelnamen aan dit onderzoek werden stellingen gepresenteerd omtrent hun motivatie om interlandelijk te adopteren en de invloed van het voorbereidingsprogramma hierin. Omdat het hier een pre-post surveyonderzoek betreft, werden deze stellingen zowel bij aanvang als na afloop van het voorbereidingsprogramma aan de kandidaat-adoptanten voorgelegd. Betreffende de motivatie om te adopteren wordt een significant verschil waargenomen tussen de mening van de kandidaat-adoptanten vóór en na het voorbereidingsprogramma. Na het bijwonen van het programma zijn de kandidaat-adoptanten meer gemotiveerd om interlandelijk te adopteren dan vóór het programma [t(81)=-4.670, p=0.000]. Hierbij is het opmerkelijk dat er significante verschillen zijn, afhankelijk van de gezinssamenstelling van de kandidaat-adoptanten, het beslissingsproces dat zij ondergingen (of nog steeds ondergaan) en hun geslacht. In verband met de duur dat de kandidaat-adoptanten reeds aan interlandelijke adoptie denken, werden echter geen significanties waargenomen. Kandidaat-adoptanten die nog geen kinderen hebben, voelen zich significant meer gemotiveerd om te adopteren dan kandidaat-adoptanten die wel reeds kinderen hebben. Deze
significantie
werd
zowel
vóór
[F(3,77)=15.604,
p=0.000]
als
na
[F(1,78)=10.625,p=0.000] het voorbereidingsprogramma waargenomen. Qua beslissingsproces zien we dat personen waarbij de beslissing om te adopteren nog niet volledig gemaakt is, minder gemotiveerd zijn om te adopteren dan personen die wel reeds beslist hebben om te adopteren en bij wie het beslissingsproces gewoon tot vlot verliep. Zowel
vóór
[F(3,78)=10.830,
p=0.000]
als
na
het
voorbereidingsprogramma
[F(3,78)=13,613, p=0.000] wordt deze significantie geobserveerd. Tot slot zien we dat er een significant verschil is tussen de pre- en de posttest en dit afhankelijk van het geslacht van de kandidaat-adoptant [F(1,80)=5.759, p=0.019]. Bij de mannelijke kandidaat-adoptanten observeren we geen verschil in hun motivatie vóór en na het
voorbereidingsprogramma,
terwijl
vrouwelijke
kandidaat-adoptanten
zich
wel
gemotiveerder voelen na het bijwonen van het programma. In onderstaande Profile Plot wordt deze significantie visueel voorgesteld.
43
4,1 1
2
pre
post
Estimated Marginal Means 'Ik voel me zeer gemotiveerd om te adopteren'
Estimated Marginal Means
4,5
Geslacht: man vrouw
4,4
4,3
4,2
4,1 1
2
pre
post
Betreffende de invloed van het voorbereidingsprogramma op de beslissing om te adopteren,
antwoorden
na
het
volgen
van
het
voorbereidingsprogramma
minder
kandidaat-adoptanten dan vóór het volgen van het voorbereidingsprogramma, dat het programma hun beslissing nog kan wijzigen [t(81)= 3.112, p=0.003]. Hierbij zien we eveneens een significant verschil qua antwoord, afhankelijk van de manier waarop het beslissingsproces om te adopteren, is verlopen. Logischerwijze denken kandidaat-adoptanten die nog niet volledig beslist hebben, dat het programma hun beslissing nog kan wijzigen en gaan zij meer akkoord met deze stelling. Zowel vóór [F(3,77)=11.547, p=0.000] als na [F(3,78)=8.594, p=0.000] het volgen van het voorbereidingsprogramma merken we dit onderscheid. Er werden echter geen significanties geobserveerd bij de variabelen geslacht, gezinssamenstelling en duur dat de kandidaatadoptant reeds aan interlandelijke adoptie denkt. Bij de stelling ‘Ik denk dat ik na het volgen van het voorbereidingsprogramma een meer gefundeerde beslissing kan maken om te adopteren’ zien we enkel een significant pre-post verschil [t(82)= -3.185, p=0.002]. Na het volgen van het voorbereidingsprogramma geven meer kandidaat-adoptanten aan dat ze een meer gefundeerde beslissing kunnen maken om te adopteren.
44
4.1.3. Conclusie Concluderend kunnen we stellen dat de steekproef zich na het volgen van het voorbereidingsprogramma gemotiveerder voelt om interlandelijk te adopteren. We zien dat kandidaat-adoptanten die nog geen kinderen hebben, meer gemotiveerd zijn dan kandidaat-adoptanten die wel reeds kinderen hebben en dit zowel vóór als na het bijwonen van het programma. Ook zijn personen die een vlot of gewoon beslissingsproces achter de rug hebben, meer gemotiveerd om te adopteren dan personen die nog niet volledig beslist hebben of ze al dan niet interlandelijk zullen adopteren. Tot slot wordt bij mannelijke kandidaat-adoptanten geen verschil geobserveerd in hun motivatie vóór en na het voorbereidingsprogramma,
terwijl
vrouwelijke
kandidaat-adoptanten
zich
wel
gemotiveerder voelen na het bijwonen van het programma. Betreffende de invloed van het voorbereidingsprogramma, geeft de steekproef vooral na het volgen van het programma aan dat zij een meer gefundeerde beslissing kunnen maken om te adopteren en dat het programma hun beslissing niet meer kan wijzigen. Hierbij zien we dat kandidaat-adoptanten die nog niet volledig beslist hebben, vaker aangeven dat het programma hun beslissing nog kan wijzigen, in vergelijking met kandidaat-adoptanten die wel reeds de beslissing maakten om interlandelijk te adopteren.
4.2. Beeld omtrent interlandelijke adoptie, de opvoeding en het adoptiekind In het kader van dit onderzoek werd eveneens nagegaan of het beeld dat kandidaatadoptanten hebben
omtrent adoptie, het adoptiekind en
het opvoeden van een
geadopteerd kind, wijzigt na het volgen van het voorbereidingsprogramma. Op het voorbereidingsprogramma wordt een heleboel informatie aangeboden, wat ervoor kan zorgen dat ze een realistischer beeld krijgen en de visie die ze voorheen gevormd hadden, aangepast wordt. Ook kan het zijn dat kandidaat-adoptanten vóór aanvang van het voorbereidingsprogramma een minder genuanceerd en nogal idealistisch beeld hebben van kinderen die voor adoptie ter beschikking worden gesteld en nog niet echt een idee hebben over het kind dat zij graag zouden willen adopteren.
4.2.1. Aspecten in verband met interlandelijke adoptie De kandidaat-adoptanten die deelnamen aan dit onderzoek geven na het volgen van het voorbereidingsprogramma aan dat ze een realistischer beeld hebben van interlandelijke adoptie dan vóór het volgen van het programma [t(81)= -6.408, p= 0.000]. Eveneens kunnen ze zich een beter beeld vormen omtrent kinderen die voor adoptie in aanmerking komen [t(81)= -6.247, p=0.000]. Bij de stelling ‘Door te adopteren red je als het ware een kind’ werd geen significant verschil waargenomen tussen de antwoorden van de kandidaatadoptanten vóór en na het voorbereidingsprogramma. We zien dat gemiddeld 42 kandidaat-adoptanten akkoord gaan met deze stelling. Hierbij is het belangrijk om te vermelden dat er geen significante verschillen werden teruggevonden afhankelijk van de variabelen geslacht, gezinssamenstelling, beslissingsproces en duur dat de kandidaatadoptant reeds aan interlandelijke adoptie denkt.
45
Binnen het voorbereidingsprogramma wordt veel belang gehecht aan de adoptiedriehoek en de aandacht voor de biologische ouders van het kind dat men adopteert. Het valt op dat de kandidaat-adoptanten na het volgen van het voorbereidingsprogramma zich een beter beeld kunnen vormen van biologische ouders van kinderen die voor adoptie afgestaan worden [t(83)= 3.496, p=0.001]. Ook geven zij aan meer na te denken over de biologische ouders [t(81)= 2.501, p=0.014].
Om dit laatste na te gaan, werd de
steekproef de stelling ‘Om eerlijk te zijn, denk ik weinig na over de biologische ouders van kinderen die voor adoptie afgestaan worden’ voorgelegd. Hierbij is het opmerkelijk dat er een significant verschil is, afhankelijk van het geslacht. Zowel vóór
[F(1,82)=6.582,
p=0.012] als na het volgen van het voorbereidingsprogramma [F(1,80)=8.562, p=0.004] zien we dat mannen meer akkoord gaan met deze stelling dan vrouwen. Naast de biologische ouders, wordt tijdens het voorbereidingsprogramma ook het rouwproces van geadopteerden besproken. Significant meer kandidaat-adoptanten geven na het volgen van het voorbereidingsprogramma aan dat ze weten wat dit rouwproces inhoudt [t(81)= -10.312, p=0.000]. Tot slot werden er omtrent de biologische ouders en het rouwproces van adoptiekinderen, geen significante verschillen geobserveerd bij de variabelen gezinssamenstelling, beslissingsproces en duur dat de kandidaat-adoptant reeds aan interlandelijke adoptie denkt. Betreffende de inhoud van het rouwproces van geadopteerden, was er ook geen verschil in de mening van mannelijke en vrouwelijke kandidaat-adoptanten.
4.2.2. Adoptiekinderen Een ander thema dat in het voorbereidingsprogramma behandeld wordt, is de achtergrond en voorgeschiedenis van kinderen die voor adoptie in aanmerking komen. Het is immers belangrijk dat de deelnemers van het programma inzicht krijgen in de concrete situatie van adoptabele kinderen en dat zij nadenken over bepaalde verwachtingen en grenzen aangaande het kind dat zij wensen te adopteren. In dit kader werd onder andere de stelling ‘Ik vind het moeilijk om mezelf enigszins in te leven in de situatie van geadopteerde kinderen’ gepresenteerd. Betreffende deze stelling werd geen significant pre-post verschil waargenomen, zowel vóór (n=40) als na (n=45) het voorbereidingsprogramma geven veel kandidaat-adoptanten aan dat ze hier niet akkoord mee gaan. Wel zien we een significant verschil, afhankelijk van het geslacht van de kandidaat-adoptant en dit zowel vóór [F(1,82)=4.506, p=0.037] al na [F(1,82)=5.008, p=0.028] het voorbereidingsprogramma. Vrouwen gaan vaker helemaal of eerder akkoord met deze stelling dan mannen. Er was echter geen significantie bij de variabelen gezinssamenstelling, beslissingsproces en duur dat de kandidaat-adoptant reeds aan interlandelijke adoptie denkt.
Eveneens binnen dit thema werd aan de kandidaat-adoptanten gevraagd of zij het moeilijk vinden om zich een beeld te vormen over de concrete situatie van kinderen die geadopteerd kunnen worden en over hoe het moet zijn om geadopteerd te zijn. Hier wordt
een
significant
verschil
waargenomen
vóór de aanvang
van
het
voorbereidingsprogramma en na de aanvang van het programma. Meer kandidaatadoptanten hebben een beeld gekregen omtrent de concrete situatie van kinderen die in aanmerking komen voor adoptie [t(82)= -4.310, p=0.000]. Hiermee gelijklopend geven 46
minder kandidaat-adoptanten aan dat zij het moeilijk vinden om zich een beeld te vormen over hoe het moet zijn om geadopteerd te zijn [t(83)= 4.208, p=0.000]. Er werden echter geen significante antwoordtendensen geobserveerd afhankelijk van de variabelen geslacht, gezinssamenstelling, beslissingsproces en duur dat de kandidaat-adoptant reeds aan interlandelijke adoptie denkt. Betreffende hun grenzen en verwachtingen, werd aan de kandidaat-adoptanten uit dit onderzoek gevraagd of zij reeds hebben nagedacht over hun verwachtingen ten aanzien van het kind dat zij wensen te adopteren en of zij (op basis van die verwachtingen) reeds een idee hebben over dit kind. Bij beide stellingen wordt een significant verschil waargenomen
na het
volgen
van
het
voorbereidingsprogramma.
Meer
kandidaat-
adoptanten zeggen nagedacht te hebben over hun verwachtingen [t(83)= -2.527, p=0.013] en een idee te hebben over het kind dat zij wensen te adopteren [t(82)= -3.883, p=0.000]. Bij de laatstgenoemde stelling merken we eveneens een significant resultaat tussen de mening van personen bij wie het beslissingsproces om te adopteren vlot verliep, en de mening van personen bij wie de beslissing nog niet helemaal gemaakt is, en dit vóór het volgen van het voorbereidingsprogramma [F(3,78)=2.811, p=0.045]. Kandidaatadoptanten die een vlot beslissingsproces achter de rug hebben, geven vaker aan dat ze reeds een idee hebben over het kind dat ze willen adopteren, dan kandidaat-adoptanten die
de
beslissing
nog
niet
helemaal
gemaakt
hebben.
Na
het
volgen
van
het
voorbereidingsprogramma wordt dit verschil echter niet meer waargenomen. Bij de variabelen geslacht, gezinssamenstelling en duur dat de kandidaat-adoptant reeds aan interlandelijke adoptie denkt, worden geen significanties geobserveerd.
4.2.3. Aanpassingsproblemen en opzoeken van informatie Het voorbereidingsprogramma tot interlandelijke adoptie van VCOK-Adoptie, kreeg niet voor niets de naam ‘voorbereidingsprogramma’. Door het aanbieden van dit programma wil men het kandidaat-adoptanten immers mogelijk maken om degelijk voorbereid te zijn op allerlei aspecten met betrekking tot interlandelijke adoptie, zoals de afreis, mogelijke aanpassingsproblemen,
allerlei
praktische
regelingen,
…
Zowel
vóór
als
na
het
voorbereidingsprogramma werden de kandidaat-adoptanten dan ook gevraagd of zij reeds nagedacht
hebben
over
aanpassingsproblemen
die
kort
na
de
adoptie
kunnen
plaatsvinden, of zij zich een beeld kunnen vormen over de afreis en een idee hebben over de praktische voorbereidingen, alvorens het kind in België arriveert. Hiernaast werd gepeild of zij veel energie besteden aan het opzoeken van informatie betreffende adoptie en of zij zich genoeg voorbereid voelen om te adopteren. Zowel bij de stelling ‘Ik heb reeds goed nagedacht over bepaalde aanpassingsproblemen die bij adoptiekinderen kort na de adoptie kunnen plaatsvinden’ als bij ‘Ik investeer veel energie in het opzoeken van informatie omtrent adoptie’, wordt geen significant pre-post effect waargenomen. Evenzeer vóór als na het voorbereidingsprogramma geeft de steekproef aan reeds goed nagedacht te hebben over aanpassingsproblemen en veel energie te investeren in het opzoeken van informatie betreffende adoptie. Wel is het opmerkelijk
dat
bij
de
laatstgenoemde
stelling,
significante
verschillen
worden
geobserveerd afhankelijk van de variabelen beslissingsproces en geslacht.
47
Eerst en vooral verschilt de mening van kandidaat-adoptanten die een redelijk moeizaam beslissingsproces achter de rug hebben, van de mening van kandidaat-adoptanten die nog geen
beslissing
gemaakt
hebben.
Zowel
vóór
[F(3,78)=3.637,
p=0.016]
als
na
[F(3,78)=3.365, p=0.023] het bijwonen van het voorbereidingsprogramma zien we dat personen die een moeizaam beslissingsproces doorliepen, meer akkoord gaan met de stelling ‘Ik investeer veel energie in het opzoeken van informatie omtrent adoptie’ dan personen die nog geen beslissing maakten. Zoals eerder vermeld wordt ook een significant verschil waargenomen afhankelijk van het geslacht van de kandidaat-adoptanten. Evenzeer vóór [F(1,82)=19.740, p=0.000] als na [F(1,82)=13.040, p=0.001] het voorbereidingsprogramma zien we dat vooral vrouwen aangeven dat zij veel energie investeren in het opzoeken van informatie. Omtrent de variabelen gezinssamenstelling en duur dat de kandidaat-adoptant reeds aan adoptie denkt, observeren we geen significanties.
4.2.4. Afreis en voorbereiding In verband met het beeld over de afreis [t(83)= -4.908, p=0.000] en de praktische voorbereidingen alvorens het kind in België arriveert [t(83)= -5.174, p=0.000] worden significante pre-post verschillen geobserveerd bij de mening van de kandidaat-adoptanten die deelnamen aan dit onderzoek. Na het bijwonen van het programma geven meer personen te kennen dat zij zich een beeld kunnen vormen over de afreis om hun kind op te halen en dat zij een idee hebben over de praktische voorbereidingen. Hierbij zijn er geen significante
antwoordverschillen
bij
de
variabelen
geslacht,
gezinssamenstelling,
beslissingsproces en duur dat de kandidaat-adoptant reeds aan interlandelijke adoptie denkt. Verder zien we dat er na het bijwonen van het voorbereidingsprogramma meer kandidaatadoptanten akkoord gaan met de stelling ‘Ik voel me genoeg voorbereid om te adopteren’ [t(83)= -8.293, p=0.000]. Bij deze stelling is het opvallend dat er een significant verschil is tussen het antwoord van kandidaat-adoptanten bij wie het beslissingsproces om te adopteren vlot verliep en het antwoord van kandidaat-adoptanten bij wie de beslissing nog niet helemaal gemaakt is. We zien zowel vóór [F(3,78)=3.328, p=0.024] als na het voorbereidingsprogramma
[F(3,78)=3.418,
p=0.021]
dat
de
vlotte
beslissers
zich
significant meer voorbereid voelen om te adopteren dan zij die nog geen beslissing hebben gemaakt. Eveneens merken we op dat er een significant verschil is, naargelang de periode dat de kandidaat-adoptant reeds aan interlandelijke adoptie denkt. Deze periodes zijn in vier categorieën onderverdeeld, met name: minder dan 1 jaar, 1 tot 1.5 jaar, 2 tot 2.5 jaar en 3 jaar of meer. Vóór het programma zien we dat vooral kandidaat-adoptanten die 2 tot 2.5 jaar aan adoptie denken, zich genoeg voorbereid voelen om te adopteren [F(3,78)=6.644, p=0.000]. Hiernaast is er eveneens een significant verschil tussen de pre- en de posttest [F(3,78)=4.962, p=0.003]. De significantie is merkbaar wanneer we de kandidaatadoptanten die reeds 2 tot 2.5 jaar aan adoptie denken, naast de kandidaat-adoptanten plaatsen die minder dan een jaar aan adoptie denken. Vooral de eerstgenoemde categorie geeft zowel vóór als na het bijwonen van het programma aan dat zij zich voldoende voorbereid voelen om te adopteren. Daarna volgen diegenen die reeds 3 jaar of meer aan 48
adoptie denken en diegenen die 1 tot 1.5 jaar aan adoptie denken. Zoals in onderstaande Profile Plot kan opgemerkt worden, maakt deze laatstgenoemde categorie een enorme sprong na het volgen van het voorbereidingsprogramma, waarbij ze zich zelfs meer voorbereid voelen dan diegenen die reeds 3 jaar of meer aan adoptie denken.
Estimated Marginal Means 'Ik voel me genoeg voorbereid om te adopteren' hoelang denkt u reeds aan adoptie:
Estimated Marginal Means
4,2
Minder dan 1 jaar 1 tot 1.5 jaar 2 tot 2.5 jaar 3 jaar of meer
3,9
3,6
3,3
3
1
2
pre
post
Tot slot is het belangrijk om te vermelden dat er bij de variabelen geslacht en gezinssamenstelling
geen
significanties
zijn
betreffende
de
voorbereidheid
om
te
adopteren.
4.2.5. De opvoeding van adoptiekinderen: jongere versus oudere kinderen Veel kandidaat-adoptanten gaan ervan uit dat het voor de opvoeding meer aangewezen is om een baby te adopteren, vanuit de visie dat er zich bij oudere kinderen meer opvoedingsproblemen kunnen voordoen. Dit terwijl hierover geen eenduidigheid is, noch wetenschappelijke bewijzen bestaan. Tijdens het voorbereidingsprogramma wordt dit besproken met de deelnemers en het valt dan ook op dat zij hun mening hieromtrent herzien. Vóór het volgen van het programma geven meer kandidaat-adoptanten aan dat het voor de opvoeding makkelijker is om een baby te adopteren, dan na het volgen van het voorbereidingsprogramma [t(83)= 4.066, p=0.000]. Ook zien we dat vóór het voorbereidingsprogramma meer personen denken dat als je een ouder kind adopteert, er zich meer opvoedingsproblemen kunnen voordoen [t(83)= 2.532, p=0.013]. Wat wel opvalt, is dat er geen significant verschil is tussen de pre- en de posttest betreffende de
49
wens om een zo jong mogelijk kind te adopteren. Gemiddeld (vóór en na het programma) brengen 54 kandidaat-adoptanten die deelnamen aan dit onderzoek ter kennis dat ze liefst een zo jong mogelijk kind willen adopteren. Betreffende deze laatste stelling (‘Ik wil liefst een zo jong mogelijk kind adopteren’) zien we wel een significant verschil tussen de mening van kandidaat-adoptanten die nog geen kinderen hebben en de mening van kandidaat-adoptanten die wel reeds kinderen hebben. Zowel vóór [F(1,82)=27.139, p=0.000] als na [F(1,82)=10.200, p=0.002] het volgen van het voorbereidingsprogramma geven vooral personen die nog geen kinderen hebben, aan akkoord te gaan met deze stelling en liefst een zo jong mogelijk te willen adopteren. Verder observeren we geen verschillen tussen de antwoorden van de kandidaatadoptanten, afhankelijk van hun geslacht, beslissingsproces en duur dat ze reeds aan interlandelijke adoptie denken.
4.2.6. De opvoeding en openheid omtrent adoptie Binnen het voorbereidingsprogramma van VCOK-Adoptie wordt bijzondere aandacht besteed aan het belang van openheid betreffende interlandelijke adoptie. In dit kader worden de drie componenten van de adoptiedriehoek (het adoptiekind, de biologische ouders en de adoptieouders) uitgebreid besproken, alsook het belang van een open houding omtrent vragen van het adoptiekind over zijn afkomst en biologische ouders. Deze vragen negeren of verdoezelend/leugenachtig beantwoorden, is immers nefast voor de ontwikkeling van het kind. Uiteraard is het evenmin aangewezen om het kind meteen alles (tot in de meest onaangename details) te vertellen, zonder hierbij rekening te houden met wat het op dat moment aankan qua informatie. Zowel vóór als na het volgen van het programma, brengen de kandidaat-adoptanten uit dit onderzoek ter kennis dat ze heel open over adoptie willen praten met hun toekomstig adoptiekind. Hieromtrent wordt aldus geen significant verschil waargenomen, wat aantoont dat dit idee betreffende openheid reeds vroeg een uitgemaakte zaak is voor de toekomstige
adoptieouders.
Wel
zien
we
dat
na
het
volgen
van
het
voorbereidingsprogramma meer kandidaat-adoptanten aangeven dat ze een idee hebben over hoe ze best over adoptie praten met hun kind en hoe ze best reageren op vragen van het kind betreffende het geadopteerd-zijn [t(81)=-7.406, p=0.000]. Verder werd de steekproef eveneens de stelling ‘De opvoeding van een geadopteerd kind lijkt me moeilijk’ voorgelegd. Opmerkelijk is dat er hierbij een significante stijging is (van 19 personen vóór het voorbereidingsprogramma naar 31 personen na het programma) van het aantal kandidaat-adoptanten dat zich akkoord verklaart met deze stelling [t(83)= 2.400, p=0.019]. Blijkbaar komt er tijdens het voorbereidingsprogramma een zodanige hoeveelheid informatie vrij omtrent allerlei adoptiegerelateerde opvoedingsaspecten, dat de kandidaat-adoptanten dit toch iets complexer inschatten dan aanvankelijk het geval was. Tot slot is het belangrijk om betreffende de opvoeding en openheid rond adoptie, aan te geven dat er bij de variabelen geslacht, gezinssamenstelling, beslissingsproces en duur dat de
kandidaat-adoptant
reeds
aan
interlandelijke
adoptie
denkt,
geen
significante
antwoordverschillen geobserveerd zijn.
50
4.2.7. Conclusie Aangaande het beeld van kandidaat-adoptanten omtrent interlandelijke adoptie, de opvoeding
en
het
adoptiekind,
zien
we
verschillende
effecten
van
het
voorbereidingsprogramma. Na het volledig bijwonen van het programma, vinden de deelnemers dat ze een meer realistisch beeld hebben van interlandelijke adoptie en kinderen die hiervoor in aanmerking komen. Ook geven zij aan dat ze een beter beeld verkregen van de biologische ouders en ze hier ook meer over nadenken. Omtrent dit nadenken over de biologische ouders, zien we wel dat de vrouwen uit de steekproef hier meer mee bezig zijn dan de mannen. Verder zien we dat de kandidaat-adoptanten uit dit onderzoek na het bijwonen van het programma een beter inzicht hebben in het rouwproces van geadopteerden en ze zich een beter beeld kunnen vormen over hoe het moet zijn om geadopteerd te zijn. Omtrent het beeld over de afreis en de praktische voorbereidingen, wordt dezelfde evolutie geobserveerd. De kandidaat-adoptanten uit dit onderzoek geven aan dat ze zich beter voorbereid voelen om te adopteren en meer nadenken over hun verwachtingen en grenzen ten aanzien van het kind dat ze willen adopteren. Bovendien denken minder personen dat het voor de opvoeding makkelijker is om een jonger kind te adopteren en er zich met een ouder kind meer opvoedingsproblemen kunnen voordoen. Desalniettemin is er geen verschil tussen de pre- en de posttest omtrent de wens om een zo jong mogelijk kind te adopteren. Zowel vóór als na het programma geven de kandidaat-adoptanten uit dit onderzoek aan dat ze zich enigszins kunnen inleven in de situatie van geadopteerde kinderen. Omtrent dit inlevingsvermogen merken we dat vrouwen hierin overtuigder zijn dan mannen. Ook is openheid rond interlandelijke adoptie bij de aanvang van het programma reeds een uitgemaakte zaak. Wel geven de kandidaat-adoptanten na het bijwonen van het programma aan dat ze een beter idee hebben over hoe ze best reageren op vragen van het kind omtrent het geadopteerd-zijn. Tot slot is het opmerkelijk dat er na het programma meer kandidaat-adoptanten aangeven dat de opvoeding van een adoptiekind hen moeilijk lijkt.
4.3. Emotionele aspecten in verband met interlandelijke adoptie Het adopteren van een kind uit het buitenland is een aangelegenheid die heel wat emoties met zich meebrengt. Tijdens het voorbereidingsprogramma worden heel wat van deze emoties benoemd en besproken. Hieromtrent wordt in het kader van dit onderzoek de vraag gesteld of bepaalde twijfels en/of onzekerheden omtrent adoptie verminderen, of juist toenemen en in hoeverre zij zich gesteund voelen door hun omgeving. Kregen zij de gelegenheid om hun (eventuele) ongewenste kinderloosheid te verwerken? Praten kandidaat-adoptanten na het volgen van het voorbereidingsprogramma meer over adoptie met hun partner? Dit zijn enkele van de vele vragen die in dit onderdeel behandeld zullen worden.
4.3.1. Ongewenste kinderloosheid Omdat veel kandidaat-adoptanten te maken hebben met ongewenste kinderloosheid, leek het VCOK-Adoptie aangewezen om hier tijdens het voorbereidingsprogramma kort op in te
51
gaan en het rouwproces dat een koppel hierbij doormaakt, te benoemen. Het is niet de bedoeling om de deelnemers van het programma hier op een directe en onaangename manier mee te confronteren, men wil eerder aangeven dat het voor een goede afloop van de interlandelijke adoptie aangewezen is om deze ongewenste kinderloosheid een plaats te geven. Eerder bleek reeds uit het onderzoek dat 31 kandidaat-adoptanten reeds kinderen hebben, wat eigenlijk best veel is. Deze personen schreven allemaal ‘niet van toepassing’ bij de stelling omtrent ongewenste kinderloosheid. Daarnaast schreven nog eens 9 personen ‘niet van toepassing’ bij deze vraag, waarbij het zou kunnen gaan om de 6 alleenstaanden of koppels die wél kinderen kunnen krijgen, maar er nog geen hebben. Van de 44 kandidaat-adoptanten die de vraag wel beantwoord hebben, geven vóór het programma 28 personen en na het programma 33 personen aan dat zij hun ongewenste kinderloosheid een plaats hebben gegeven, wat geen significant verschil tussen de pre- en de posttest oplevert.
4.3.2. Twijfels en onzekerheden omtrent het adoptieouderschap Binnen dit onderzoek bleek het interessant om aan de hand van stellingen na te gaan in hoeverre kandidaat-adoptanten bepaalde twijfels en onzekerheden hebben in verband met adoptie en of deze wijzigen na het volgen van het voorbereidingsprogramma. Opvallend is dat bij het grote merendeel van deze stellingen geen significant verschil wordt waargenomen tussen de mening van de kandidaat-adoptanten vóór en de mening van de kandidaat-adoptanten na het bijwonen van het voorbereidingsprogramma. Zo werd onder andere gevraagd of zij zich soms onzeker voelen als zij aan het adoptieouderschap denken, waarbij 23 (vóór) en 17 (na) kandidaat-adoptanten aangeven dat dit soms het geval is. Ook werd gepeild of de kandidaat-adoptanten soms twijfelen of zij wel een goed adoptieouder zullen zijn. Hiermee gaan vóór het volgen van het voorbereidingsprogramma 7 personen en na het volgen van het programma 11 personen akkoord. Markant
bij
deze
laatste
stellingen
is
dat
er
zowel
vóór
als
na
het
voorbereidingsprogramma significante verschillen zijn tussen de mening van kandidaatadoptanten, naargelang de manier waarop hun beslissingsproces om interlandelijk te adopteren is verlopen. Vóór het bijwonen van het programma voelen de vlotte beslissers zich minder onzeker omtrent het adoptieouderschap dan kandidaat-adoptanten bij wie de beslissing nog niet volledig gemaakt is [F(3,77)=4.073, p=0.010]. Na het bijwonen van het voorbereidingsprogramma zien we vervolgens dat de vlotte beslissers zich minder onzeker voelen dan zij bij wie het proces redelijk moeizaam verliep en zij bij wie de beslissing nog niet volledig gemaakt is [F(3,77)=5.853, p=0.001]. In verband met de stelling: ‘Ik twijfel soms of ik wel een goede adoptieouder zal zijn’ zien we zowel vóór [F(3,78)=4.154,
p=0.009]
als
na
het
voorbereidingsprogramma
[F(3,77)=
5.699,
p=0.001] dat vlotte beslissers hier minder om twijfelen dan kandidaat-adoptanten die nog niet volledig beslist hebben. Opmerkelijk is hier ook dat na het volgen van het voorbereidingsprogramma de moeizame beslissers significant minder twijfelen dan zij die nog geen beslissing hebben gemaakt. Er worden echter geen significanties geobserveerd omtrent de variabelen geslacht, gezinssamenstelling en duur dat de persoon reeds aan adoptie denkt.
52
4.3.3. Onzekerheid voor afkomstvragen van het kind, gehechtheid en negatieve reacties omtrent adoptie Als adoptieouder word je tijdens de opvoeding geconfronteerd met enkele specifieke vragen vanuit het adoptiekind. Het kind is nieuwsgierig naar zijn afkomst en biologische ouders en kan hier rouwige gevoelens om koesteren. Eerder werd reeds aangetoond dat er na het volgen van het voorbereidingsprogramma een significante groei (van 17 naar 62) was qua personen die weten wat dit rouwproces van adoptiekinderen inhoudt. Inhoudelijk hebben ze hieromtrent aldus iets bijgeleerd, maar in het kader van dit onderzoek was het interessant om na te gaan of de kandidaat-adoptanten zich na het bijwonen van het programma eventueel ook zelfzekerder voelen omtrent het omgaan met afkomstvragen van het kind en het verdriet dat het kan hebben omdat hij/zij is afgestaan door de biologische ouders. Doordat er geen significante verschillen tussen de pre- en de posttest worden geobserveerd, zien we echter dat dit niet het geval is. Alhoewel we er van uit mogen gaan dat interlandelijke adoptie door het gros van de Vlamingen niet meer als een vreemd fenomeen wordt aanzien en de negatieve reacties al bij al meevallen, leek het interessant om de steekproef te vragen of ze soms schrik hebben dat ze niet zullen kunnen omgaan met negatieve blikken of opmerkingen omtrent adoptie en hun kind. Opmerkelijk is dat na het volgen van het voorbereidingsprogramma significant meer kandidaat-adoptanten verklaren akkoord te gaan met deze stelling [t(83)= -2.911, p=0.005]. Hiernaast geven zowel vóór als na het programma 73 personen aan dat ze het belangrijk vinden om te praten over hun onzekerheden in verband met het adoptieouderschap. Verder is gehechtheid eveneens een veelbesproken thema wanneer we het over interlandelijke adoptie hebben. Kinderen die voor interlandelijke adoptie in aanmerking komen, leven sinds hun geboorte in een ander land met andere gewoonten, verzorgers en kinderen. Op het moment van de adoptie, maakt het kind kennis met een nieuw land, nieuwe verzorgers en heel wat nieuwe gewoonten. Dat het kind tijd nodig heeft om hier aan te wennen, laat staan zich opnieuw te hechten, staat buiten kijf. Binnen dit onderzoek was het interessant om na te gaan of de kandidaat-adoptanten zich soms afvragen of hun toekomstig adoptiekind zich wel aan hen zal kunnen hechten. Vóór het programma geven 10 personen aan dat ze zich dit soms afvragen en na het programma 17. De meesten (40 vóór en 39 na het programma) duiden echter ‘soms akkoord/soms niet akkoord’ aan. In verband met dit onderdeel rond onzekerheid voor afkomstvragen van het kind, gehechtheid en negatieve reacties omtrent adoptie, is het belangrijk om te vermelden dat er geen significante antwoordtendensen zijn afhankelijk van de variabelen geslacht, gezinssamenstelling, beslissingsproces en duur dat de kandidaat-adoptant reeds aan adoptie denkt.
4.3.4. Communicatie met partner en steun van familie en omgeving Tijdens het voorbereidingsprogramma wordt vermeld dat het belangrijk is om op een open manier met de partner te communiceren omtrent interlandelijke adoptie. Eerder zagen we reeds dat 6 personen alleenstaand zijn, maar de 78 andere personen geven aan dat ze veel met hun partner praten over adoptie. Dit werd nagegaan door de steekproef de
53
stelling ‘Ik praat veel met mijn (mogelijke) partner over adoptie’ voor te leggen. Het is opvallend dat er vóór het volgen van het voorbereidingsprogramma een significant verschil is tussen de mening van de mannelijke en vrouwelijke kandidaat-adoptanten uit dit onderzoek. We zien immers dat vrouwen meer akkoord gaan met deze stelling dan mannen [F(1,71)=6.484, p=0.013]. Na het volgen van het voorbereidingsprogramma wordt echter geen significant verschil waargenomen tussen mannen en vrouwen. Ook in combinatie met de variabelen gezinssamenstelling, beslissingsproces en duur dat de persoon reeds aan adoptie denkt, worden geen verschillen in antwoord geobserveerd. Kandidaat-adoptanten leiden geen geïsoleerd bestaan en worden omgeven door vrienden en familieleden die op een zekere manier ook bij de adoptie betrokken worden. Omtrent het sociaal netwerk zien we dat de kandidaat-adoptanten zich over het algemeen gesteund voelen in hun beslissing om te adopteren en de familie meestal positief is omtrent de adoptieplannen. Dit observeren we zowel vóór als na het voorbereidingsprogramma. De exacte cijfers hieromtrent kunnen teruggevonden worden in artikel 6 van de bijlagen.
4.3.5. Emotionele gereedheid om te adopteren In de probleemstelling van dit onderzoek is reeds de interesse aangegeven om na te gaan of kandidaat-adoptanten zich na het volgen van het voorbereidingsprogramma meer gereed/klaar voelen om te adopteren, en dit op emotioneel vlak. Om die reden werd de steekproef de stellingen ‘Ik zie mezelf al als adoptieouder’ en ‘Ik voel me emotioneel gereed om te adopteren’ voorgelegd. Ook hier wordt bij beide stellingen geen significant verschil waargenomen tussen de mening van de steekproef vóór en na het bijwonen van het voorbereidingsprogramma. Wel is het opvallend dat er significante verschillen in antwoord worden vastgesteld bij de variabelen beslissingsproces en geslacht. Bij de stelling omtrent de emotionele gereedheid wordt significantie waargenomen naargelang het beslissingsproces om te adopteren dat de kandidaat-adoptanten (al dan niet) achter de rug hebben. Zowel vóór [F(3,78)=8.134, p=0.000] als na [F(3,78)=5.855, p=0.000] het volgen van het voorbereidingsprogramma zien we dat personen die reeds volledig beslist hebben, zich emotioneel meer gereed voelen dan personen die nog niet helemaal beslist hebben om te adopteren. Hiernaast
wordt
bij
de
stelling
‘Ik
zie
mezelf
al
als
adoptieouder’,
significantie
waargenomen tussen de mannelijke en vrouwelijke personen uit dit onderzoek en dit vóór het volgen van het voorbereidingsprogramma [F(1,82)=4.821, p=0.031]. Hierbij valt het op dat vrouwen een positiever en overtuigder antwoord geven in vergelijking met mannen. De variabelen gezinssamenstelling en duur dat de persoon reeds aan interlandelijke adoptie denkt, brachten geen significanties met zich mee omtrent de emotionele gereedheid om te adopteren.
4.3.6. Conclusie We kunnen stellen dat het voorbereidingsprogramma weinig effecten genereert inzake emotionele aspecten omtrent interlandelijke adoptie. We zien enkel dat de kandidaatadoptanten na het bijwonen van het programma, meer schrik hebben dat ze niet zullen kunnen
omgaan
met
negatieve
reacties
omtrent
hun
toekomstig
adoptiekind.
54
Desalniettemin is er geen significant verschil tussen de pre- en de posttest aangaande de emotionele gereedheid van de kandidaat-adoptanten om te adopteren. Hieromtrent zien we dat personen die reeds volledig beslist hebben, zich meer gereed voelen op emotioneel vlak in vergelijking met personen die nog niet volledig beslist hebben of ze willen adopteren. Verder wijzigt er na het programma weinig rond de antwoorden van de steekproef op de vragen of zij hun ongewenste kinderloosheid een plaats hebben gegeven en of zij schrik hebben dat het adoptiekind zich niet aan hen gaat kunnen hechten. Omtrent twijfels en onzekerheden voor het adoptieouderschap, is er evenmin een significant verschil tussen de antwoorden uit de pre- en de posttest. Wel zien we dat kandidaat-adoptanten die nog niet helemaal beslist hebben, zich onzekerder voelen over het adoptieouderschap dan kandidaat-adoptanten die wel reeds beslist hebben. Tot slot werden er ook geen effecten van het programma waargenomen omtrent het praten over adoptie met de partner en het beeld dat de kandidaat-adoptanten van zichzelf hebben als adoptieouder. Evenwel zien we dat vóór de aanvang van het programma vooral vrouwen aangeven dat ze veel met hun partner praten over adoptie en zichzelf al zien als adoptieouder. Na afloop wordt hier echter geen significant verschil tussen mannen en vrouwen waargenomen.
4.4. De adoptieprocedure De adoptieprocedure zoals ze er sinds september 2005 uitziet, vraagt heel wat tijd en energie en bezorgt kandidaat-adoptanten bij momenten kopzorgen. Adopteren kost veel geld, duurt lang en je wordt als kandidaat-adoptant verplicht tot het doorlopen van een uitgekiende procedure waaronder het volgen van het voorbereidingsprogramma en het ondergaan van een maatschappelijk onderzoek. Tijdens het programma wordt deze procedure volledig uit de doeken gedaan en legt men onder andere uit wat de achtergrond en motivaties ervan zijn en waarom het traject zo lang duurt en een bepaalde kostprijs heeft. Eén van de hoofdvragen uit dit onderzoek betreft dan ook het nagaan van een eventuele wijziging qua begrip voor verscheidene aspecten van de adoptieprocedure. Hiernaast was het interessant om de steekproef eveneens te vragen of zij weten wat de procedure en het maatschappelijk onderzoek inhouden en of dit alles hen afschrikt.
4.4.1. Inhoud en achtergrond van de adoptieprocedure Het Haags Verdrag inzake Interlandelijke Adoptie bepaalt dat een adoptie enkel en alleen in het belang van het kind mag plaatsvinden. Nauwlettende controle en een uitgekiende procedure moeten erover waken dat men deze visie van het Haags Verdrag steeds naleeft. De kandidaat-adoptanten die deelnamen aan dit onderzoek werden gevraagd of ze ermee akkoord gaan dat een adoptie steeds in het belang van het kind moet gebeuren en of ze het goed vinden dat er strenge procedures zijn om te kunnen adopteren. Zowel vóór als na het voorbereidingsprogramma geeft het overgrote merendeel van de steekproef aan dat ze akkoord gaan met beide stellingen, gemiddeld (vóór en na het programma) geven 81 personen aan dat adopties steeds in het belang van het kind moeten gebeuren en vinden 66 personen het goed dat er strenge procedures zijn om te kunnen adopteren. Bij de stellingen betreffende de kennis van de inhoud van de adoptieprocedure en het maatschappelijk onderzoek, worden significante verschillen waargenomen tussen de 55
antwoorden van de deelnemers vóór en de antwoorden na het programma. De steekproef brengt ter kennis dat ze na het volgen van het programma een beter zicht hebben op de inhoud van de adoptieprocedure, met een stijging van 48 naar 73 personen [t(81)= 6.583, p=0.000]. Ook de inhoud van het maatschappelijk onderzoek is hen na het bijwonen van het programma meer bekend, waarbij we een groei waarnemen van 35 naar 39 personen [t(82)= -3.263, p=0.002]. Nu de inhoud van de procedure hen duidelijker is geworden, geven na het voorbereidingsprogramma meer kandidaat-adoptanten aan dat ze ook meer vertrouwen hebben in een goede afloop van hun adoptieprocedure [t(81)= 2.157, p=0.034]. Betreffende de stelling ‘Ik weet goed wat de adoptieprocedure allemaal inhoudt’, zien we eveneens een significant verschil tussen de pre- en de posttest en dit afhankelijk van het geslacht van de kandidaat-adoptant [F(1,80)=6.687, p=0.012]. We zien dat vrouwen vóór het volgen van het voorbereidingsprogramma, meer akkoord gaan met deze stelling dan mannen.
Na
het
bijwonen
van
het
programma
wordt
nagenoeg
geen
verschil
waargenomen tussen mannen en vrouwen, waardoor we kunnen concluderen dat de mannen uit de steekproef het verschil hebben ingehaald. Aangaande dit onderdeel rond de inhoud van de adoptieprocedure en het obligate belang van het kind, zijn er geen significante verschillen in antwoord afhankelijk van de variabelen gezinssamenstelling, beslissingsproces en duur dat de kandidaat-adoptant reeds aan interlandelijke adoptie denkt.
4.4.2. Begrip voor de adoptieprocedure Met de jaren is de duur van een adoptie enorm gestegen. Dit heeft onder andere te maken met het feit dat steeds meer personen zich aanmelden met de wens om te adopteren en er steeds minder kinderen voor adoptie in aanmerking komen. Op korte tijd is het aantal aanmeldingen in Vlaanderen immers enorm gestegen, van 271 in 1998 naar 404 in 2004 tot 884 in 2006. Opvallend is echter dat er daarom niet meer kinderen geadopteerd zijn. In 1998 waren dit er 188, in 2004 143 en in 2006 162. Wat dit in de toekomst zal brengen, blijft voorlopig nog een vraagteken, maar het staat alleszins vast dat de duur van een adoptie er niet op zal verminderen. Betreffende het begrip voor de lange wachttijden, zien we geen significant verschil tussen de
antwoorden
van
de
steekproef
vóór
en
na
het
doorlopen
van
het
voorbereidingsprogramma. In artikel 6 van de bijlagen kan men de cijfers hieromtrent terugvinden. De kandidaat-adoptanten werden ook gevraagd of zij begrijpen waarom interlandelijke adoptie zo duur is en of de adoptieprocedure hen afschrikt. Ook hierbij worden geen significante verschillen tussen de pre- en de posttest waargenomen. Wel zien we bij de stelling ‘De adoptieprocedure schrikt mij af’ een significant verschil in de mening van de kandidaat-adoptanten, naargelang de wijze waarop hun beslissingsproces om te adopteren, verliep. Zowel vóór [F(3,78)=3.913, p=0.012] als na [F(3,77)=3.945, p=0.011] het bijwonen van het voorbereidingsprogramma valt op dat personen die een redelijk moeizaam beslissingsproces achter de rug hebben, meer afgeschrikt worden door de adoptieprocedure dan personen bij wie het beslissingsproces gewoon of vlot verliep.
56
Hierboven kon men de resultaten terugvinden omtrent het begrip van de kandidaatadoptanten voor verschillende aspecten van de adoptieprocedure, maar in een aparte stelling werd eveneens gepeild naar hun begrip voor de adoptieprocedure in zijn geheel. Ook hier is het verschil tussen de mening vóór en na het programma miniem. Gemiddeld geven 5 kandidaat-adoptanten aan dat ze geen begrip hebben voor de adoptieprocedure in zijn geheel. Met betrekking tot het begrip voor verschillende aspecten van de adoptieprocedure worden bij de variabelen geslacht, gezinssamenstelling en duur dat de kandidaat-adoptant reeds aan interlandelijke adoptie denkt, geen significante verschillen in antwoord geobserveerd.
4.4.3. Het voorbereidingsprogramma binnen de adoptieprocedure Na hun inschrijving bij Kind en Gezin, is het verplicht bijwonen van het volledige voorbereidingsprogramma het eerste dat op het programma staat van de kandidaatadoptanten. Dit gebeurt bij één van de twee erkende Vlaamse voorbereidingcentra: Triobla of VCOK-Adoptie. Binnen dit onderzoek bleek het interessant om na te gaan of de kandidaat-adoptanten ermee akkoord gaan dat dit programma verplicht is, of ze vinden dat ze te lang hebben moeten wachten om het te kunnen volgen en of ze het programma eveneens zouden bijwonen indien het hen niet verplicht wordt. Omtrent de vraag of de steekproef ermee akkoord gaat dat het voorbereidingsprogramma verplicht is voor kandidaat-adoptanten, wordt een verwaarloosbaar klein en dus niet significant verschil geobserveerd tussen de mening van de steekproef vóór en na het voorbereidingsprogramma. Gemiddeld (vóór en na) vinden 76 van de 84 kandidaatadoptanten die deelnamen aan dit onderzoek, het goed dat het voorbereidingsprogramma verplicht is. Bij de stelling ‘Ik vind dat ik te lang heb moeten wachten om aan het voorbereidingsprogramma te kunnen beginnen’ wordt wel een significante differentie waargenomen
[t(82)=
3.336,
p=0.001].
Na
het
bijwonen
van
het
voorbereidingsprogramma vinden minder personen dat ze te lang hebben moeten wachten. De laatste stelling binnen dit thema, betreft de stelling waarbij werd gevraagd of ze het voorbereidingsprogramma zouden volgen, indien het hen niet verplicht wordt. Ook hier wordt een significant verschil tussen de pre- en de posttest geconstateerd [t(82)= 2.389, p=0.019] waarbij na het volgen van het programma meer kandidaat-adoptanten aangeven dat ze het voorbereidingsprogramma ook zouden bijwonen indien dit hen niet verplicht zou zijn (van 65 vóór naar 74 personen na het programma). Hierbij is het markant dat er zowel
vóór
[F(1,82)=6.548,
p=0.012]
als
na
het
voorbereidingsprogramma
[F(1,81)=4.123, p=0.046] een significant verschil is, afhankelijk van het geslacht van de kandidaat-adoptant. We zien dat de vrouwen overtuigder zijn omtrent het volgen van het programma (ook al wordt het hen niet verplicht) dan mannen. Bij de andere variabelen (gezinssamenstelling, beslissingsproces en duur dat de persoon reeds aan interlandelijke adoptie denkt), worden binnen dit onderdeel geen significanties waargenomen.
4.4.4. Conclusie Rond het begrip van de kandidaat-adoptanten voor de adoptieprocedure, zijn binnen dit onderdeel enkele interessante effecten van het voorbereidingsprogramma aangetoond. Zo
57
geven de kandidaat-adoptanten na het bijwonen van het programma aan dat ze beter weten wat de adoptieprocedure en het maatschappelijk onderzoek inhouden en ze meer vertrouwen hebben in een goede afloop van de procedure. Ook zijn ze vooral na het volgen van het programma van mening dat ze het ook zouden volgen indien dit hen niet verplicht wordt. Hierbij zien we dat vooral vrouwen dit aangeven. Er worden echter geen verschillen in de pre- en de posttest waargenomen rond het begrip voor de procedure, de lange wachttijden en de kostprijs om te adopteren. Verder vinden de kandidaat-adoptanten (zowel vóór als na het voorbereidingsprogramma) het goed dat adoptie steeds in het belang van het kind staat en er strenge procedures zijn om te kunnen adopteren. Ook zijn er slechts weinigen (15 personen in de pretest en 11 personen in de posttest) die aangeven dat de procedure hen afschrikt en vindt de meerderheid (gemiddeld 76 personen) het goed dat het voorbereidingsprogramma een verplicht onderdeel hiervan is.
4.5. Algemene beoordeling van het voorbereidingsprogramma In de vragenlijst die bij afloop van het voorbereidingsprogramma aan de steekproef werd voorgelegd, zijn elf stellingen opgenomen omtrent de algemene beoordeling van het programma. Aan de hand van deze stellingen was het mogelijk om onder andere na te gaan of de kandidaat-adoptanten zich inhoudelijk meer voorbereid voelen om te adopteren en
of
zij
zich
tevreden
stellen
met
de
organisatie,
groep
en
inhoud
van
het
voorbereidingsprogramma. In onderstaande tabel kan men per stelling het aantal personen aflezen dat helemaal niet akkoord (1), eerder niet akkoord (2), soms akkoord/soms niet akkoord (3), eerder akkoord (4) en helemaal akkoord (5) gaat. Sporadisch vulde een kandidaat-adoptant een vraag niet in, waardoor het totale aantal per stelling niet altijd precies 84 is. Het aantal ‘missing-variabelen’ is echter steeds zeer klein en om die reden verwaarloosbaar.
Stelling
1
2
3
4
5
1. Dankzij het voorbereidingsprogramma voel
/
2
7
37
37
1
1
3
44
34
3
7
17
43
13
/
/
8
36
39
ik me inhoudelijk meer voorbereid om te adopteren.
2. Ik ben tevreden over de inhoud, organisatie en groep van het voorbereidingsprogramma.
3.
Door
het
volgen
van
het
voorbereidingsprogramma ben ik anders naar adoptie gaan kijken.
4.
Tijdens
het
voorbereidingsprogramma
hoorde ik tips die ik zeker zelf wil toepassen.
58
5. Ik denk dat ik sommige mensen uit het voorbereidingsprogramma
zeker
nog
1
13
29
25
15
6
22
26
22
7
/
/
7
39
37
1
/
14
36
32
/
8
11
41
22
ga
terugzien.
6. Van mij had het voorbereidingsprogramma langer mogen duren.
7. Ik vond het volgen van het programma een aangename ervaring.
8. Het voorbereidingsprogramma heeft me veel bijgeleerd.
9. Ik ben tevreden over de lengte/duur van het voorbereidingsprogramma.
Naast deze stellingen werd de steekproef (n=84) eveneens gevraagd of zij enkele suggesties hebben om het voorbereidingsprogramma te optimaliseren. In totaal hebben vijftien kandidaat-adoptanten enkele tips of opmerkingen genoteerd die hieronder vermeld worden.
4.5.1. Suggesties omtrent de organisatie van het voorbereidingsprogramma Alle kandidaat-adoptanten die het voorbereidingsprogramma volgen bij Triobla of VCOKAdoptie zijn verplicht alle dagdelen ervan bij te wonen. In totaliteit bestaat het voorbereidingsprogramma van VCOK-Adoptie uit een volle dag (dagdeel 1 en 2 van 9u30 tot 17u), 3 halve dagen (dagdelen 3, 4 en 6 van 9u30 tot 12u30 of van 14u tot 17u) en een avondsessie (dagdeel 5 van 20u tot 22u). Personen die werken, dienen hier aldus verlof voor op te nemen, wat bij meerdere kandidaat-adoptanten enig ongenoegen opwekt. Binnen dit onderzoek geven acht personen aan dat ze dit organisatorische aspect van het voorbereidingsprogramma graag veranderd zouden zien. Drie kandidaat-adoptanten opperen het voorstel om het voorbereidingsprogramma enkel ’s avonds of tijdens het weekend te organiseren en vier andere personen stellen voor om iets te doen aan het versnipperde karakter van het programma en alles op twee à drie volle dagen te organiseren. Eén van deze vier personen geeft hiervoor als reden aan dat het haar soms zwaar viel om na een halve dag op het voorbereidingsprogramma te gaan werken. Op dat moment was ze nog volop aan het denken aan de onderwerpen uit het programma en kon ze zich moeilijk concentreren op haar job. De laatste kandidaat-adoptant die rond dit onderwerp een suggestie wou aanbrengen, stelt voor om de momenten van het voorbereidingsprogramma na elkaar te laten plaatsvinden, in de plaats van verspreid over ongeveer twee maanden. Op die manier kunnen werkende kandidaat-adoptanten enkele dagen na elkaar verlof opnemen, in de plaats van vier 59
verspreide dagen. Hiernaast vraagt een kandidaat-adoptant zich af of het niet mogelijk is om wettelijk verlof aan te vragen voor het volgen van het voorbereidingsprogramma. Als laatste
suggestie
binnen
dit
thema
was
er
een
persoon
die
vindt
dat
het
voorbereidingsprogramma best langer mocht duren en er meer onderwerpen aan bod hadden mogen komen.
4.5.2. Suggesties omtrent de inhoud van het voorbereidingsprogramma Omtrent de inhoud van het voorbereidingsprogramma, waren er heel wat minder tips of opmerkingen. In totaal brachten vier kandidaat-adoptanten vijf inhoudelijke tips aan. Een eerste tip behelst het tekort aan resultaten van wetenschappelijke onderzoek ter ondersteuning van bepaalde onderwerpen. Verder schreef iemand dat de procedure meer toegelicht mocht worden en noteerde een andere dat het voorbereidingsprogramma over het algemeen positiever getint mocht zijn. Betreffende het maatschappelijk onderzoek, had iemand graag concrete voorbeelden gekregen omdat dit uiteindelijk voor heel wat kandidaat-adoptanten het meest zorgbarende aspect van het voorbereidingsprogramma is. De laatste inhoudelijke opmerking heeft te maken met de film ‘Longitude 00°: Adopted is who I am’ die in het vijfde dagdeel aan de deelnemers getoond wordt. Een kandidaatadoptant gaf aan enigszins ontgoocheld te zijn in deze film omdat de getuigenissen volgens haar iets ‘dieper’ hadden mogen gaan en het allemaal nogal oppervlakkig bleef.
4.5.3. Suggesties omtrent groepsdynamische aspecten Vier kandidaat-adoptanten wilden graag iets kwijt rond groepsdynamische en andere eigenschappen van het voorbereidingsprogramma. Zo schreef iemand dat ze het jammer vond dat de persoon die het voorbereidingsprogramma gaf, ontwijkend en oppervlakkig reageerde wanneer er vragen werden gesteld om op een bepaald onderwerp dieper of genuanceerder in te gaan. Hiernaast gaven twee personen aan dat ze tijdens het voorbereidingsprogramma graag meer tijd hadden gehad om met de groep te praten over de thema’s die aan bod kwamen. Zij vonden dat uitwisseling en interactie tussen de deelnemers onderling meer aangemoedigd en ondersteund mag worden. Als laatste schreef iemand dat het voorbereidingsprogramma en de persoon die dit gaf, iets meer confronterend of directer mochten zijn naar individuen uit de groep die te veel doordrammen over de procedure of ietwat naïef zijn en niet de juiste motivatie hebben om te adopteren. Omtrent dit laatste gaf ze aan dat het deelnemers betrof die uit eigen belang willen adopteren en het belang van het kind daaraan onderschikken.
4.5.4. Suggesties omtrent de plaats van het voorbereidingsprogramma in de adoptieprocedure Deze titel mag dan al een beetje vreemd klinken, het betreft hier eigenlijk het feit dat het programma één van de eerste stappen is in de adoptieprocedure en er op die manier veel tijd vervat zit tussen het voorbereidingsprogramma en de eigenlijke adoptie. Dit wordt als een beperking aangegeven omdat op die manier veel belangrijke informatie en tips vervagen, en dit op het moment dat ze het meest nodig zijn. Het is inderdaad zo dat kandidaat-adoptanten steeds langere wachttijden moeten doorstaan eer zij daadwerkelijk kunnen adopteren; periodes van drie à vier jaar zijn tegenwoordig niet meer ongewoon.
60
Het is dan ook jammer dat het voorbereidingsprogramma tegen die tijd reeds ver in het verleden zit en de inhoud zo vroeg in de adoptieprocedure niet helemaal relevant is. Een kandidaat-adoptant vindt het vooral jammer dat het voorbereidingsprogramma vóór het maatschappelijk onderzoek georganiseerd wordt omdat het dan allemaal nog zo onzeker en veraf is. Een andere kandidaat-adoptant doet hierover de suggestie om na het programma één- à tweemaal per jaar nog eens samen te komen met diegenen die hier ook nood aan hebben om dan enkele adoptiegerelateerde thema’s te bespreken. Een laatste kandidaat-adoptant doet een soortgelijk voorstel om vlak vóór en/of vlak na de adoptie nog eens samen te komen om enkele onderwerpen nog eens op te frissen. Op die manier blijft de inhoud van het voorbereidingsprogramma leven en worden de praktische implicaties ervan meer gegarandeerd.
61
5. Conclusie en discussie 5.1. Conclusie In het algemeen kunnen we stellen dat het voorbereidingsprogramma tot interlandelijke adoptie van het Vormingscentrum voor Opvoeding en Kinderopvang (VCOK) heel wat teweegbrengt bij de kandidaat-adoptanten. Na het bijwonen ervan merken we eerst en vooral een groei op qua inhoudelijke kennis. Zo kunnen ze zich een beter beeld vormen over kinderen die voor adoptie in aanmerking komen, het rouwproces dat zij doormaken en hun biologische ouders. Ook de adoptieprocedure, de afreis en enkele praktische voorbereidingen zijn hen veel duidelijker geworden. Hiernaast geven ze aan dat ze meer hebben nagedacht over het kind dat ze willen adopteren en meer vertrouwen hebben gekregen in een goede afloop van hun adoptieprocedure. Ze voelen zich beter voorbereid om te adopteren en hebben een beter idee gekregen over hoe ze best reageren op vragen van het adoptiekind omtrent het geadopteerd-zijn. Naast deze effecten van het voorbereidingsprogramma, zien we dat er bij andere thema’s geen significant verschil in de pre- en de posttest wordt waargenomen. Het betreffen hier vooral emotionele aspecten waar de kandidaat-adoptanten reeds vóór het programma zeer overtuigd van zijn. Zo willen ze heel open met hun kind over adoptie praten en geven ze aan dat ze weinig onzekerheden hebben met betrekking tot het ouderschap en vragen van het kind omtrent zijn/haar afkomst. De adoptieprocedure schrikt hen over het algemeen niet af en zowel vóór als na het programma investeren ze veel energie in het opzoeken van informatie omtrent interlandelijke adoptie. Ook ziet de meerderheid zichzelf al als adoptieouder en voelen ze zich over het algemeen emotioneel gereed om te adopteren. De resultaten die hierboven vermeld worden, liggen volledig in de lijn met wat het VCOK met het voorbereidingsprogramma beoogt (zie 2.5. voorbereidingsprogramma VCOKAdoptie). Binnen dit onderzoek werden echter ook enkele resultaten gerapporteerd die enigszins opvallend zijn en een aparte uitleg behoeven. Het betreffen hier de onderwerpen zelfselectie en opvoeding van een adoptiekind. De resultaten en opmerkingen hieromtrent worden hieronder uitgebreid besproken, alsook de resultaten omtrent de vier categorieën binnen de steekproef. Hierbij gaat het om geslacht, gezinssamenstelling, beslissingsproces en duur dat de kandidaat-adoptant reeds aan adoptie denkt.
5.1.1. Zelfselectie? Met het voorbereidingsprogramma poogt men een eerste vorm van (zelf)selectie te realiseren door ervoor te zorgen dat kandidaat-adoptanten aan de hand van de geboden informatie en inzichten een eigen en verantwoorde keuze kunnen maken om al dan niet interlandelijk te adopteren (Somers, 2006). Uit de resultaten van dit onderzoek blijkt echter dat aan deze voorname doelstelling niet voldaan wordt, doordat het grootste deel van de kandidaat-adoptanten reeds voor de aanvang van het voorbereidingsprogramma hun keuze hebben gemaakt en deze ongewijzigd blijft. De kandidaat-adoptanten die deelnamen aan dit onderzoek geven immers aan dat zij zich na het bijwonen van het programma gemotiveerder voelen om te adopteren, waaruit we kunnen concluderen dat het programma niet leidt tot zelfselectie, maar wel de keuze om te adopteren bevestigt en
62
versterkt. Hiernaast zien we echter dat zowel vóór als na het programma gemiddeld 4 kandidaat-adoptanten aangeven dat ze helemaal nog niet zeker zijn of ze willen adopteren en twijfelen gemiddeld 14 kandidaat-adoptanten of interlandelijke adoptie wel iets voor hen is. Deze personen geven allemaal aan dat ze nog niet volledig hebben beslist of ze interlandelijk zullen adopteren. Misschien dat het voorbereidingsprogramma bij hen wel een vorm van zelfselectie teweegbrengt. Maar omdat dit pas op langere termijn duidelijk wordt, kan dit onderzoek daar weinig duidelijkheid over geven. Wanneer we de cijfers van Kind en Gezin bekijken omtrent het aantal aanmeldingen (884), voorbereidingen (613), tussenvonnissen (604) en maatschappelijk onderzoeken (410) in het jaar 2006 (zie 2.4. Interlandelijke adoptie in cijfers), zien we dat er tussen de aanmelding en
de
voorbereiding
en
tussen
het tussenvonnis en
maatschappelijk
onderzoek, telkens ongeveer 200 kandidaat-adoptanten afvallen. We kunnen echter niet éénzijdig concluderen dat het hier om een uitval gaat van kandidaat-adoptanten die beslist hebben om hun adoptieavontuur te beëindigen. Het zou immers ook kunnen dat kandidaat-adoptanten die zich in het najaar van 2006 hebben aangemeld bij Kind en Gezin, pas in 2007 een voorbereiding kunnen volgen. Door de enorme interesse in interlandelijke adoptie, zijn de wachttijden bij de Dienst Maatschappelijk Onderzoek inzake interlandelijke adoptie enorm gestegen. Naar alle waarschijnlijkheid zullen heel wat kandidaat-adoptanten die in 2006 het voorbereidingsprogramma volgden, pas in 2007 het volledige maatschappelijk onderzoek doorlopen hebben. Desalniettemin zijn we ons ervan bewust dat deze hypotheses niet alle cijfers dekken en er ook
kandidaat-adoptanten
zijn
die
zich
daadwerkelijk
terugtrekken
uit
de
adoptieprocedure. Aan het grote aantal uitgereikte tussenvonnissen te zien, is er vooral een uitval merkbaar in de periode rond het maatschappelijk onderzoek. Hierbij zou het interessant zijn om na te gaan hoe het komt dat deze personen zich na afloop van het voorbereidingsprogramma zeer gemotiveerd voelen om te adopteren, maar nadien toch beslissen om het maatschappelijk onderzoek niet te doorlopen. Misschien dat het voorbereidingsprogramma wel een zelfselecterende functie heeft, maar niet onmiddellijk na de afloop ervan. Het zou ook kunnen dat enkele kandidaat-adoptanten pas rond de periode vóór het maatschappelijk onderzoek beseffen dat ze nog een lange weg te gaan hebben en dit wachten niet meer aankunnen. Daarnaast zou het ook kunnen dat enkele koppels genoodzaakt zijn om hun procedure stop te zetten omdat er zich een zwangerschap aantreedt. In ieder geval zou ander longitudinaal onderzoek ons hier meer inzicht in kunnen geven. Omtrent het begrip voor de adoptieprocedure zien we dat de kandidaat-adoptanten reeds vóór de aanvang van het voorbereidingsprogramma aangeven dat ze begrip hebben voor de adoptieprocedure en dit na afloop van het programma niet afneemt. Desalniettemin berichten kranten regelmatig over een grote onvrede bij kandidaat-adoptanten die het oneens zijn met het adoptiebeleid, aspecten van het maatschappelijk onderzoek en het verschijnen voor de Jeugdrechter. We kunnen aldus concluderen dat het begrip bij de eerste stap in de adoptieprocedure nog redelijk hoog is, maar na verloop van tijd enigszins afneemt. Uiteraard zal dit niet bij elke kandidaat-adoptant het geval zijn, maar het klinkt aannemelijk dat het lange wachten en enkele frustraties omtrent de procedure, er
63
mettertijd voor zorgen dat het begrip afneemt. Maar ook hier zou ander longitudinaal onderzoek meer duidelijkheid kunnen bieden.
5.1.2. Beeld over de opvoeding Het voorbereidingsprogramma van VCOK-Adoptie heeft onder andere tot doel om de kandidaat-adoptanten voor te bereiden op het ouderschap van een adoptiekind. Thema’s als gehechtheid, openheid, diversiteit en de dubbele culturele identiteit worden er aangehaald zodat de deelnemers van het programma hier meer inzicht in zouden krijgen en er over kunnen reflecteren. Tijdens de opvoeding zullen zij immers geconfronteerd worden met enkele specifieke adoptiegerelateerde taken, zoals het omgaan met het rouwproces van het kind en het beantwoorden van vragen omtrent de afkomst en biologische ouders. Hierbij is het geenszins de bedoeling om de deelnemers met het vingertje te wijzen, er wordt enkel getracht om hen reeds attent te maken op deze thema’s zodat ze kunnen nadenken over hoe ze ermee zouden omgaan en ze zich op die manier beter voorbereid zouden voelen. Uit de resultaten van dit onderzoek blijkt dan ook dat de kandidaat-adoptanten na het bijwonen van het programma beter weten wat het rouwproces inhoudt en ze een beter idee hebben over hoe ze over adoptie kunnen praten met hun kind. Ook voelen ze zich beter voorbereid om te adopteren en geven ze minder aan dat het voor de opvoeding makkelijker is om een baby te adopteren. Deze resultaten komen overeen met de doelstellingen van VCOK-Adoptie en kwamen dan ook niet aan als een verrassing. Een resultaat dat wél enigszins verrassend was, betreft het feit dat na het bijwonen van het voorbereidingsprogramma, meer kandidaatadoptanten aangeven dat de opvoeding van een geadopteerd kind hen moeilijk lijkt. Dit resultaat geeft ons een dieper inzicht in de voorgaande resultaten. Blijkbaar voelen de kandidaat-adoptanten zich wel gemotiveerder en zekerder om te adopteren, maar komt er tijdens het programma
een
zodanige
hoeveelheid
informatie
vrij omtrent allerlei
adoptiegerelateerde opvoedingsaspecten, dat de kandidaat-adoptanten dit toch iets complexer inschatten dan aanvankelijk het geval was. In principe is dit geen negatief effect; het is belangrijk dat kandidaat-adoptanten weten waar ze aan beginnen. Maar uiteraard is het ook niet de bedoeling van het programma om hen volledig af te schrikken. Doordat de kandidaat-adoptanten het programma een zeer goede beoordeling geven, mogen we er echter van uitgaan dat zij er geen negatief gevoel aan overhouden en het hen waarschijnlijk bewuster heeft gemaakt van enkele specifieke opvoedingstaken. We kunnen dus concluderen dat kandidaat-adoptanten meer dan vroeger de complexiteit van interlandelijke adoptie inzien en zich aan extra moeilijkheden verwachten, maar net daardoor aangeven dat ze zich beter voorbereid voelen. Ze zijn dus tevreden met het feit dat de extra opvoedingstaken ter sprake komen in het programma, omdat dit hen enkel bewuster (in de plaats van onzekerder) heeft gemaakt omtrent aspecten in verband met de opvoeding van een geadopteerd kind.
5.1.3. Significante resultaten afhankelijk van de vier categorieën binnen de steekproef Bij de verwerking van de resultaten werd algauw duidelijk dat er markante verschillen zijn qua antwoord, afhankelijk van vier duidelijk te onderscheiden categorieën binnen de steekproef. Deze betreffen het geslacht, de gezinssamenstelling, het beslissingsproces en 64
de duur dat de kandidaat-adoptant reeds aan interlandelijke adoptie denkt. Hieronder worden per categorie de voornaamste resultaten en conclusies weergegeven. 5.1.3.1. Geslacht Wanneer we enkele antwoorden van de mannelijke en vrouwelijke kandidaat-adoptanten met elkaar vergelijken, verschijnt een min of meer stereotiep en clichématig beeld. Zo blijkt dat mannen minder nadenken over de biologische ouders van kinderen die voor adoptie afgestaan worden en dat zij het moeilijker vinden om zich in te leven in de situatie van geadopteerde kinderen. Ook investeren zij minder energie in het opzoeken van informatie
omtrent
interlandelijke
adoptie
en
geven
zij
vaker
aan
dat
ze
het
voorbereidingsprogramma niet zouden volgen indien dit hen niet verplicht wordt. Deze verschillen tussen mannen en vrouwen worden zowel vóór als na het programma geobserveerd, waaruit we mogen concluderen dat het programma geen effecten genereert in verband met bovenstaande onderwerpen. Omtrent het feit dat mannen meer aangeven dat ze het voorbereidingsprogramma niet zouden volgen indien dit niet verplicht zou zijn, zien we echter dat ze daarom niet noodzakelijk minder tevreden zijn over de inhoud, organisatie, groep en lengte ervan. Betreffende de evaluatie van het programma worden immers geen significante verschillen tussen beide geslachten geobserveerd; zowel mannen als vrouwen geven over het algemeen een positieve beoordeling en omschrijven het volgen ervan als een positieve ervaring. Zoals eerder vermeld, werden hierboven enkele significante verschillen tussen mannen en vrouwen
beschreven
en
dit
zowel
vóór
als
na
het
voorbereidingsprogramma.
Niettegenstaande worden bij andere onderwerpen wel effecten van het programma waargenomen bij de mannelijke kandidaat-adoptanten. Vóór de aanvang ervan zien we immers dat mannen minder goed weten wat de adoptieprocedure allemaal inhoudt en ze minder aangeven dat ze veel over adoptie praten met het hun partner. Ook omtrent de stelling ‘Ik zie mezelf al als adoptieouder’, zijn mannen minder overtuigd dan vrouwen. Na afloop van het programma zijn deze verschillen echter weggewerkt en liggen de meningen van beide geslachten wél dicht bij elkaar. Dit kunnen we verklaren doordat de adoptieprocedure er volledig behandeld wordt en het programma ook aandacht besteedt aan overleg en communicatie tussen beide partners, onder andere omtrent de grenzen en verwachtingen ten aanzien van hun adoptiekind. Sowieso biedt het programma tijdens de verschillende dagdelen veel stof tot nadenken, waar thuis (of zelfs in de auto op weg naar huis) hoogstwaarschijnlijk veel over gepraat wordt. Om op één lijn te zitten is het immers belangrijk dat beide partners op de hoogte zijn van elkaars mening, verwachtingen, onzekerheden en twijfels en dat zij hier op een constructieve manier met elkaar over kunnen praten. In die zin heeft het voorbereidingsprogramma een positief effect teweeggebracht bij de mannelijke kandidaat-adoptanten, temeer omdat zij ook aangeven dat zij zichzelf beter kunnen voorstellen als adoptieouder. 5.1.3.2. Gezinssamenstelling De steekproef van dit onderzoek bevat 31 personen die reeds kinderen hebben en 53 personen waarbij het gezin nog geen kinderen telt. Het bleek aldus interessant om na te gaan of kinderloze kandidaat-adoptanten er een andere mening op nahouden dan zij die reeds 1, 2, 3 of 6 kinderen hebben. Dat hiervan sprake is, kwam duidelijk naar voor bij de 65
gemotiveerdheid
om
te
adopteren,
waarbij
kinderloze
kandidaat-adoptanten
zich
gemotiveerder voelen om te adopteren dan kandidaat-adoptanten die wel reeds kinderen hebben. Hieromtrent zien we ook dat zij liefst een zo jong mogelijk kind zouden willen adopteren en deze wens bij hen groter is dan bij kandidaat-adoptanten met kinderen in het gezin. Dat zij liever een zo jong mogelijk kind willen adopteren, wil echter niet zeggen dat zij van mening zijn dat het voor de opvoeding makkelijker is om een baby te adopteren of dat er zich meer opvoedingsproblemen kunnen voordoen bij een kind dat op oudere leeftijd is geadopteerd. Hieromtrent werd immers geen significant verschil in mening geobserveerd tussen beide categorieën. In principe kunnen we dus concluderen dat kinderloze koppels zoveel mogelijk willen genieten van het zien opgroeien van hun kind en dit van bij het prille begin. De ouders uit deze steekproef hechten hier waarschijnlijk minder belang aan omdat zij hun eigen kind(eren) reeds hebben zien opgroeien. 5.1.3.3. Beslissingsproces Binnen dit onderzoek zijn eveneens heel wat significante verschillen vastgesteld tussen de antwoorden van de kandidaat-adoptanten en dit naargelang de manier waarop hun beslissingsproces om interlandelijke te adopteren is verlopen. Hieromtrent onderscheiden we vier categorieën waarbij het proces moeizaam, gewoon of vlot verliep, of dat het proces nog aan de gang is omdat de beslissing nog niet volledig gemaakt is. Het valt op dat vooral personen die nog niet volledig beslist hebben regelmatig anders antwoordden dan personen die wel reeds volledig beslist hebben. Zo zien we dat zij zich enigszins minder gemotiveerd
voelen
om
te
adopteren
en
dat
zij
meer
aangeven
dat
het
voorbereidingsprogramma hun beslissing om te adopteren nog kan wijzigen. Ook voelen zij zich in vergelijking met vlotte beslissers minder voorbereid om te adopteren en hebben ze meer onzekerheden met betrekking tot het adoptieouderschap. Dat deze resultaten niet verwonderlijk zijn, heeft alles te maken met het feit dat deze personen nog volop in het beslissingsstadium zitten en twijfelen of interlandelijke adoptie wel iets voor hen is. Bijgevolg zal het voorbereidingsprogramma een grotere invloed hebben op hun beslissing en voelen zij zich minder voorbereid en onzekerder met betrekking tot het adopteren. Met betrekking tot het beslissingsproces observeren we tot slot nog twee markante resultaten. Zo voelen kandidaat-adoptanten die een moeizaam beslissingsproces achter de rug hebben, zich meer afgeschrikt door de adoptieprocedure dan kandidaat-adoptanten die een gewoon tot vlot beslissingsproces achter de rug hebben en dit zowel vóór als na het voorbereidingsprogramma. Ook geven vlotte beslissers vaker aan dat ze een idee hebben over het kind dat ze graag zouden willen adopteren. Dit laatste wordt echter enkel vóór het programma waargenomen, wat er op wijst dat de andere kandidaat-adoptanten aan de hand van de geboden informatie en stimulansen om na te denken over de eigen grenzen en verwachtingen ten aanzien van het adoptiekind, evenzeer een idee hebben gekregen over het kind dat ze willen adopteren. 5.1.3.4. Duur dat de kandidaat-adoptant reeds aan interlandelijke adoptie denkt Betreffende de duur dat de kandidaat-adoptant reeds aan interlandelijke adoptie denkt, wordt slechts bij één stelling een significant verschil waargenomen tussen de mening van de vier categorieën (minder dan 1 jaar, 1 tot 1.5 jaar, 2 tot 2.5 en 3 jaar of meer). Deze stelling luidt: ‘Ik voel me genoeg voorbereid om te adopteren’, waarbij we zien dat vooral 66
personen die 2 tot 2.5 jaar aan adoptie denken, hiermee akkoord gaan. Kandidaatadoptanten die minder dan 1 jaar aan adoptie denken, voelen zich significant minder voorbereid in vergelijking met de andere categorieën. Ook zien we dat vooral zij die reeds 1 tot 1.5 jaar aan adoptie denken, een forse stijging maken en zich na het bijwonen van het voorbereidingsprogramma veel meer voorbereid voelen om te adopteren. Omdat er verder geen significante resultaten zijn naargelang de duur dat de kandidaat-adoptant reeds aan interlandelijke adoptie denkt, kunnen we concluderen dat deze factor weinig invloed heeft op de motivatie om te adopteren, emotionele aspecten, het begrip voor de adoptieprocedure, de beoordeling van het voorbereidingsprogramma en tot slot het beeld omtrent interlandelijke adoptie, het adoptiekind en de opvoeding.
5.2. Discussie Uit de conclusie is gebleken dat het voorbereidingsprogramma tot interlandelijke adoptie van het Vormingscentrum voor Opvoeding en Kinderopvang heel wat positieve effecten genereert. De kandidaat-adoptanten die het verplicht dienen te volgen, geven dan ook aan dat zij tevreden zijn over het programma en het hen veel heeft bijgeleerd. We kunnen aldus stellen dat het belang en de meerwaarde van dergelijke voorbereiding hierbij aangetoond zijn. Desalniettemin zijn er enkele aandachtspunten in verband met het programma
die
het
vermelden
waard
zijn.
Deze
betreffen
het
stimuleren
van
lotgenotencontact en de plaats van het programma in de adoptieprocedure. Hieronder worden beide aandachtspunten uitgebreid besproken. Naast de informatieve, reflectieve en bewustmakende functies van het programma is eveneens de groepsfactor een belangrijk aandachtspunt. Het programma brengt immers verschillende personen met éénzelfde wens samen en het is voor de kandidaat-adoptanten dan ook de uitgelezen kans om samen van gedachten te wisselen. Deze vorm van lotgenotencontact kan hen sociale en emotionele ondersteuning bieden en het is dan ook belangrijk dat de begeleiders van het voorbereidingsprogramma hier enigszins aandacht aan besteden. Twee kandidaat-adoptanten uit dit onderzoek geven aan dat ze graag meer tijd hadden gehad om met elkaar te praten over de thema’s die aan bod kwamen en uitwisseling en interactie tussen de deelnemers onderling dus meer aangemoedigd en ondersteund mag worden. Dit zou men bijvoorbeeld kunnen bewerkstelligen door meer aandacht te schenken aan groepsdynamische aspecten en de kandidaat-adoptanten aan te moedigen om met elkaar te praten, adressen uit te wisselen, samen iets te gaan drinken in de pauze of na het programma, … We zijn ons er evenwel van bewust dat de groep redelijk heterogeen kan zijn en het forceren van contact tussen de deelnemers eerder nefaste dan wel positieve effecten tot gevolg heeft. Maar een stimulans om met elkaar in gesprek te treden en gegevens uit te wisselen, kan zeker geen kwaad. Een
ander
aandachtspunt
dat
in
het
kader
van
de
organisatie
van
het
voorbereidingsprogramma van belang is, betreft de immense tijd die vervat zit tussen het volgen van het programma en de adoptie van een kind. Dit werd door enkele kandidaatadoptanten als beperking aangegeven omdat op die manier veel belangrijke informatie en tips vervagen. Het is inderdaad zo dat kandidaat-adoptanten steeds langere wachttijden moeten doorstaan eer zij daadwerkelijk kunnen adopteren, periodes van drie à vier jaar
67
zijn tegenwoordig niet meer ongewoon. Het is dan ook jammer dat het programma tegen die tijd reeds ver in het verleden zit. Een kandidaat-adoptant die deelnam aan dit onderzoek doet hierbij het voorstel om een in de periode vóór de afreis nog een (eventueel facultatieve) bijeenkomst te organiseren waar tips betreffende de afreis, de thuiskomst, de eerste maanden, het inschrijven van je kind bij de gemeente, … aan bod komen en enkele thema’s uit het programma opgefrist kunnen worden. Sommige toekomstige adoptieouders krijgen een deel van deze informatie reeds van het adoptiebureau, maar toch zou een herhaling niet uit den boze zijn. Op die manier blijft de inhoud van het voorbereidingsprogramma leven en kunnen de praktische implicaties ervan meer gegarandeerd worden. Omwille van het verschil in wachttijden, gebeurt dit dan in een groep die waarschijnlijk niet dezelfde is als de groep waar de kandidaat-adoptanten het voorbereidingsprogramma mee gevolgd hebben. Een andere kandidaat-adoptant uit dit onderzoek suggereert om één- à tweemaal per jaar nog eens samen te komen met kandidaat-adoptanten die hier ook behoefte aan hebben om dan enkele adoptiegerelateerde thema’s te bespreken. De hierboven vermelde voorstellen betreffen het organiseren van extra bijeenkomsten, waarbij de plaats van het voorbereidingsprogramma in de adoptieprocedure, ongewijzigd blijft. We zouden echter ook kunnen stellen dat het beter is om het volledige programma te verplaatsen naar een moment dat dichter bij de adoptie ligt. Een kandidaat-adoptant die deelnam aan dit onderzoek gaf immers aan dat de periode vóór het maatschappelijk onderzoek nog zeer onzeker is en ook aan de cijfers van Kind en Gezin (zie 2.5. Interlandelijke adoptie in cijfers) kunnen we zien dat er enige uitval merkbaar is. Ook zou de inhoud van het programma op die manier meer relevant zijn en verser in het geheugen liggen. Uiteraard zouden we dan wel voorbijgaan aan de doelstelling omtrent zelfselectie, waarbij de kandidaat-adoptanten bij het begin van de procedure de kans krijgen om aan de hand van de geboden informatie en inzichten een eigen en verantwoorde keuze kunnen maken om al dan niet door te gaan met hun adoptieplannen. Om toch aan de doelstelling van zelfselectie tegemoet te kunnen komen, zou men ook kunnen voorstellen om in het begin van de procedure één voorbereidingsdag te organiseren waar de kandidaat-adoptanten zoveel mogelijk leren over interlandelijke adoptie en de adoptieprocedure, zodat ze voor zichzelf kunnen uitmaken of dit al dan niet een optie is voor hen. Later in de procedure zou dan vervolgens het volledige programma aangeboden kunnen worden om de kandidaat-adoptanten voor te bereiden op de adoptie en allerlei aspecten in verband met het adoptieouderschap. Dit zou bijvoorbeeld kunnen plaatsvinden nadat de kandidaat-adoptanten hun geschiktheidsvonnis hebben ontvangen. Door de lange wachttijden moeten ze op dat moment immers nog minstens een jaar wachten
op
de
afreis.
Het
voorbereidingsprogramma
zou
dit
wachten
enigszins
aangenamer kunnen maken en de onderwerpen die er behandeld worden zijn op dat ogenblik ook tastbaarder dan in het begin van de procedure. Langs de andere kant zouden we ook kunnen inbrengen dat de kandidaat-adoptanten op die manier minder tijd krijgen om de onderwerpen uit het programma te verwerken en er over te reflecteren. Op dat moment zijn ze immers vooral bezig met het uitkijken naar de komst van hun kind, waardoor ze misschien minder zullen stilstaan bij de inhouden van het programma.
68
5.3. Suggesties verder onderzoek VCOK-Adoptie is slechts één van de twee organisaties die instaan voor het voorbereiden van kandidaat-adoptanten op interlandelijke adoptie. Om een vollediger beeld te kunnen krijgen van de Vlaamse voorbereidingsprogramma’s, zou het interessant kunnen zijn om het onderzoek eveneens uit te voeren bij de andere bevoegde organisatie (Triobla). Ook het organiseren van enkele focusgroepen zou een grote meerwaarde kunnen bieden ter kwalitatieve aanvulling van dit onderzoek. Op die manier is het mogelijk om de bekomen resultaten voor te leggen aan kandidaat-adoptanten die het programma van VCOK-Adoptie gevolgd hebben. In een kleine groep kunnen zij de resultaten van enige uitleg voorzien, bevestigen, nuanceren of bediscussiëren. Opmerkelijke uitkomsten van het onderzoek kunnen dan door de kandidaat-adoptanten verklaard worden, bijvoorbeeld het feit dat de kandidaat-adoptanten vooral na het volgen van het programma aangeven dat de opvoeding van een geadopteerd kind hen moeilijk lijkt. Uit de conclusie is ook gebleken dat dit onderzoek enkele tekortkomingen heeft die middels verder onderzoek aangepakt zouden kunnen worden. Zo dekken de resultaten slechts een kleine periode binnen de adoptieprocedure en is het jammer dat het geen zicht biedt op enkele effecten van het voorbereidingsprogramma op langere termijn, bijvoorbeeld één, twee of drie jaar na afloop van het programma. Ander longitudinaal onderzoek zou ook meer duidelijkheid kunnen brengen omtrent de oorzaken van de uitval rond de periode van het maatschappelijk onderzoek (zie 2.4. Interlandelijke adoptie in cijfers) en de evolutie binnen het begrip van de kandidaat-adoptanten voor de adoptieprocedure. Waarom beëindigen kandidaat-adoptanten hun adoptieavontuur vroegtijdig en heeft dit enigszins te maken met hun begrip voor de procedure? Hierbij zou het interessant zijn om kandidaatadoptanten te volgen gedurende de volledige adoptieprocedure om deze periode te documenteren en hun beleving ervan na te gaan. Dergelijk onderzoek zou eveneens kunnen uitwijzen of de huidige plaats van het voorbereidingsprogramma binnen de adoptieprocedure al dan niet het meest aangewezen is. Het is belangrijk dat de meningen en belangen van de kandidaat-adoptanten bij dergelijk onderzoek zo veel mogelijk in acht worden genomen en dat men voor het ontwerp van het onderzoek ook ten rade gaat bij de voorbereidingsorganisaties, Diensten voor Maatschappelijk Onderzoek, adoptiebureaus en de Vereniging voor Kind en Adoptiegezin (VAG).
5.4. Tot slot Deze thesis onderzocht enkele effecten van het verplichte voorbereidingsprogramma tot interlandelijke adoptie van VCOK-Adoptie. Binnen het onderzoek werden verscheidene markante
resultaten
geobserveerd,
discussiepunten aan het licht.
maar
het
bracht
ook
enkele
belangrijke
Er wordt dan ook verwacht dat men in de toekomst
belangrijke knopen zal moeten doorhakken om tegemoet te komen aan evoluties binnen interlandelijke adoptie en de belangen van de drie partijen binnen de adoptiedriehoek. We koesteren hierbij de hoop dat dit steeds binnen een proces van kritische reflectie gebeurt waarbij het belang van het kind voorop staat.
69
6. Bibliografie 6.1. Geschreven bronnen Adamec, C., & Pierce, W. L. (1991). The encyclopedia of adoption. New York: Facts on File. Bakker, G. (2005). Het adoptieboek: Stap voor Stap, Stress tijdens de adoptieperiode. AD Soesterberg: Uitgeverij Aspekt. Bartholet, E. (1993). Family bonds: Adoption and the politics of parenting. Boston: Houghton Mifflin. Beel, V. (2006). Wachttijd adoptie neemt toe, in : De Standaard, 08-04-06, 1. Beel, V. (2007). Nog geen buitenlandse adoptie door holebi’s, in: De Standaard, 03-10-07, 2. Beel, V. (2008). Een goede start voor iedereen, in: De Standaard, 17-03-08, 14. Brodzinsky, D.M. & Smith D.W. (1994). Stress and coping in adopted children: A developmental study, in: Journal of Clinical Child Psychology, 23, 91-99. Casaert, J. (2001) Voorbereidende nota: Interlandelijke adoptie. Brussel: Gezins- en Welzijnsraad. Cullen, L., Farber, M.L.Z., Mudd, H.P. & Timberlake, E. (2003). Preparing Parents for Adoption: An Agency Experience, in: Child and Adolescent Social Work Journal, 20, 3, 175196. De Commissie Gezinsbeleid van de Gezins- en Welzijnsraad. (2001). Advies Interlandelijke adoptie. Brussel. Dickens, J. (2002). The paradox of inter-country adoption: analysing Romania’s experience as a sending country, in: International Journal of Social Welfare, 11, 1, 76-83. Feast, J., Kyle, F. & Triseliotis, J. (2005). The Adoption Triangle Revisited: A study of adoption, search and reunion experiences. Londen: BAAF. Gabriels, B. (2006). Stageverslag omtrent het ontstaan, de inhoud, visie, doelstellingen en belangen van het voorbereidingsprogramma tot interlandelijke adoptie van VCOK-Adoptie. Ongepubliceerd. Groza, V. & Rosenberg, K. (1998). Clinical and practice issues in adoption. Westport, Connecticut: Praeger. Hollingsworth, L. D. (2000). Who seeks to adopt a child? Findings from the National Survey of Family Growth, in: Adoption Quarterly, 3, 3, 1–23. Ishizawa, H., Kenney, C.T., Kubo, K. & Stevens, G. (2006). Constructing interracial families through intercountry adoption, in: Social Science Quarterly, 87, 5, 1207-1224.
70
Janus, N.G. (1997). Adoption Counseling as a Professional Specialty Area for Counselors, in: Journal of Counseling & Development, 75, 4, 266-274. Lovelock, K. (2000). Intercountry Adoption as a Migratory Practice: A Comparative Analysis of Intercountry Adoption and Immigration Policy and Practice in the United States, Canada and New Zealand in the Post W.W. II Period, in: International Migration Review, 34, 3, 907-949. Luijkx, K.G., van Wersch, S.F.M., Pardoel. C.A.M., van den Akker. P.A.M., Feltzer, M.J.A. (2002). Evaluatie van de voorlichting van Bureau VIA aan aspirant adoptieouders. Tilburg: IVA. Masson, J. (2001). Intercountry adoption: A global problem or a global solution, in: Journal of International Affairs, 55, 1, 141-166. Meijer, J. (2008). Kind en Gezin rekt adopties systematisch en Adopteren met de billen dichtgeknepen, in: De Morgen, 19-04-08. Ngabonziza, D. (1991). Moral and political issues facing reluinquishing countries, in: Adoption and Fostering, 15, 4, 75-80 Otte, A. (2005). Adoptieouders verdienen meer respect dan dit, in: De Standaard, 19-0905, 12. Rosenberg, E.B. (1992). The adoption life cycle. New York: Free Press. Rykkje, L. (2007). Intercountry adoption and nursing care, in: Scandinavian Journal of Caring Sciences, 21, 4, 507-514. Selman, P. (2000). Intercountry adoption: developments, trends and perspectives. Londen: BAAF. Selman, P. (2002). Intercountry adoption in the new millennium; the ‘quiet migration’ revisited, in: Population research and police review, 21, 3, 205-225. Selman, P. (2007). Trends in intercountry adoption: analysis of data drom 20 receiving countries, 1998-2004, in: Journal of population research, 23, 2, 183-204. Senaeve, P., D’Hondt-Vanopdenbosch, P. (1995). Actuele vraagstukken van interlandelijke en inlandse adoptie en van verlatenverklaring. Leuven: Acco. Somers, A. (2006). Kwaliteitshandboek VCOK-adoptie. Ongepubliceerd. Telfer, J. (2003). The Imagined Child: Ambiguity and Agency in Australian Intercountry Adoption, in: Australian Journal of Anthropology, 14, 1, 72-79. Triseliotis, J. (2000). Intercountry Adoption: Global Trade or Global Gift?, in: Adoption and fostering, 24, 2, 45-54. Wauters, G. (2008). Tsjaad, in: De Morgen, 01-04-08, 15.
71
6.2. Elektronische bronnen Centrum voor Reproductieve Geneeskunde (s.d.). Verminderde vruchtbaarheid – Enkele cijfers. Verkregen op 10 april, 2008, van http://www.brusselsivf.be/default.aspx?ref=AFAAACAB&lang=NL. Departement Welzijn, Volksgezondheid en Gezin (2008a). Decreet van 15 mei 1991 houdende goedkeuring van het Verdrag inzake de Rechten van het Kind, aangenomen te New
York
op
20
november
1989.
Verkregen
op
16
februari,
2008,
van
http://www.wvg.vlaanderen.be/juriwel/kinderrechten/rg/decr150591.htm. Departement Welzijn, Volksgezondheid en Gezin (2008b). Toelichting Federale Overheid inzake
nieuwe
adoptiewet.
Verkregen
op
16
februari,
2008,
van
http://www.wvg.vlaanderen.be/juriwel/gezinadoptie/rg/adoptiewet.htm. Buitenlandse Zaken – België (s.d.). Burgerlijke stand: Adoptie. Verkregen op 29 mei, 2007, van http://www.diplomatie.be/nl/services/civilstatedetail.asp?TEXTID=436. Federale Overheidsdienst Justitie (2008a). Justitie van A tot Z - Waarom heeft België het Verdrag van Den Haag van 29 mei 1993 bekrachtigd? Verkregen op 12 maart, 2008, van http://www.just.fgov.be/index_nl.htm. Federale Overheidsdienst Justitie (2008b). Decreet tot regelgeving van de interlandelijke adoptie van kinderen. Verkregen op 12 maart, 2008, van http://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body.pl?language=nl&caller=summary&pub_d ate=2005-09-16&numac=2005036060. Hague Conference on Private International Law (s.d.). Convention on Protection of children and co-operation in respect of intercountry adoption. Verkregen op 20 april, 2008, van http://www.hcch.net/index_en.php?act=conventions.pdf&cid=69. Kind
en
Gezin
(2008a).
Jaarverslag
2006.
Verkregen
op
22
april,
2008,
van
http://www.kindengezin.be/Images/Jaarverslag_2006_tcm149-51288.pdf. Kind en Gezin (2008b). Schema procedure Interlandelijke adoptie. Verkregen op 22 april, 2008, van http://www.kindengezin.be/Images/Schema_procedure_IA_tcm149-38936.doc. Kind en Gezin (2008c). Buitenlandse adoptie, voorwaarden en aanmelding. Verkregen op 22 april, 2008, van http://www.kindengezin.be/KG/Themas/Adoptie/voorwaarden_en_aanmelding.jsp. Kind en Gezin (2008d). Pers: Adoptie in Vlaanderen - Status anderhalf jaar na wetswijziging. Verkregen op 22 april, 2008, van http://www.kindengezin.be/KG/Algemeen/Over_Kind_En_Gezin/Pers/20070419adoptieinvl aanderen.jsp. Office of the High Commissioner for Human Rights, (s.d.). Convention on the Rights of the Child,
Adopted
and
opened
for
signature,
ratification
and
accession
by 72
General Assembly resolution 44/25 of 20 November 1989. Verkregen op 20 april, 2008, van http://www.unhchr.ch/html/menu3/b/k2crc.htm. Parra-Aranguren, G. (1993). Explanatory report on the convention on protection of children and co-operation in respect of intercountry adoption. Verkregen op 10 april, 2008, van http://www.hcch.net/upload/expl33e.pdf. Vereniging voor Kind en Adoptiegezin vzw (2008). Wetgeving, federaal niveau. Verkregen op 10 april, 2008, van http://www.adoptievlaanderen.be/framepagina.htm.
73
Bijlagen Artikel 1
Receiving countries with highest number of intercountry adoptions, 1998–2004
Receiving country (a) USA France Italy Canada Spain Sweden Germany Netherlands Norway Denmark Belgium (b) Switzerland New Zealand UK Australia Ireland Finland Luxembourg Icelandc Cyprus (c) Total
1998
1999
2001
2002
2003
2004
15774 3777 2233 2222 1487 928 922 825 643 624 487 456 371 258 245 147 181 60 15 12
16363 3597 2177 2019 2006 1019 977 993 589 697 450 391 356 312 244 214 149 66 14 16
19237 3094 2225 1874 3428 1044 798 1122 713 631 419 458 358 326 289 179 218 56 17 10
20099 3551 2225 1891 3625 1107 884 1130 747 609 444 478 263 285 294 357 246 47 19 3
21616 3995 2772 2181 3951 1046 674 1154 714 523 430 656 278 301 278 358 238 51 30 3
22884 4079 3398 1955 5541 1109 506 1307 706 528 470 557 351 332 370 398 289 56 28 3
31667
32627
36068
38339
41248
44872
a Top 20 countries, listed by rank in 1998. b Adoptions to approved agencies only. c EurAdopt agencies only. Sources: Selman 2005, 2006. Bron: Selman (2006)
74
Artikel 2 Percent of Participants Taking the Opportunity to Prepare for Adoption (N = 78)
Type of Opportunity
Pre-Test
Post-Test
To talk with each other
68%
75%
To read about adoption
49%
96%
To consider financial cost of adoption
58%
94%
To talk with close friends about adoption
47%
86%
55%
95%
To talk with extended family about adoption
45%
79%
To explore adoption effects on their finances
60%
87%
To consider the necessary time adjustment
49%
86%
To consider adoption effects on marriage
47%
86%
To talk with other adoptive parents
37%
82%
To gather information about child development
24%
64%
To explore child care options
32%
65%
To talk about child rearing styles
33%
72%
To have time to reflect on personal goals
37%
74%
To talk about their worst worries
2%
67%
To reflect on their coping style
22%
60%
To consider household accommodations
Paired t-test: t = 7.7, df 77, p .000; Pre-test Mean = 42; Post-test mean = 50. Bron: Cullen et al., 2003
75
Artikel 3 Percent of Parents Who Were “Somewhat to Very Concerned” about AdoptionRelated Items (N = 78)
Type of Concerns
Pre-test
Post-test
How open I wish to be to birth-parent contact
81%
18%
Meeting the birth parents
71%
28%
Losing our adoptive child to birth parents
70%
6%
Adoptive child’s future development
70%
21%
Being able to support our adoptive child in future search for birth parents
55%
10%
Explaining adoption to a pre-schooler
55%
11%
Rearing an adoptive child
54%
13%
Being misunderstood about what we want
50%
15%
How to explain adoption to a school-aged child
50%
14%
How to explain adoption to a teen
50%
15%
Bonding with an adoptive child
49%
13%
Losing control or power over what we want
48%
12%
How strong I need to be during the pre-adoption process
47%
14%
Being accepted as an adoptive parent
46%
4%
Being judged
45%
8%
Becoming a new parent
45%
15%
76
Being ready to adopt at this time
29%
4%
About whether expressing doubts may affect our chances to adopt
35%
5%
Being able to love a child not born to us
26%
4%
My spouse’s readiness to adopt
24%
5%
Our financial ability to support a child
13%
3%
Paired t-test: t = 11.6, df 77, p = .000; Pre-test Mean = 54.2; Post-test Mean = 34.8. Bron: Cullen et al., 2003
77
Artikel 4 Beste mijnheer/mevrouw, Ik ben studente in het laatste jaar Sociale Agogiek aan de Universiteit Gent en onderzoek voor mijn thesis een aantal effecten van het voorbereidingsprogramma voor kandidaat-adoptanten. Deze bedragen de motivatie om te adopteren, het beeld omtrent adoptie, opvoeding en adoptiekinderen, de emotionele gereedheid en als laatste: het begrip voor de adoptieprocedure. Dit wil ik doen door dezelfde vragenlijst tweemaal voor te leggen aan een aantal deelnemers (één bij aanvang en één na afloop van het voorbereidingsprogramma) en na te gaan of er een wijziging is bij de antwoorden. Omdat ik deze vragenlijst graag anoniem wil houden, vraag ik u naar de scholen waar u het lager en middelbaar onderwijs genoten hebt. Op die manier kan ik de twee vragenlijsten aan elkaar linken, zonder hiervoor naar uw naam of andere identificatiegegevens te moeten vragen. Ik hoop dat u wilt meewerken aan dit onderzoek en wil graag benadrukken dat deze gegevens enkel voor mij en mijn onderzoek bestemd zijn en niemand anders deze te zien krijgt. Op basis van de resultaten kan ik dan nagaan of aan enkele belangrijke doelstellingen van het voorbereidingsprogramma voldaan is, wat ten goede kan komen voor de toekomstige kandidaat-adoptanten die dit programma zullen volgen. Voor vragen kan u mij steeds contacteren via
[email protected] Vriendelijke groeten en alvast enorm bedankt, Barbara Gabriëls Door dit document te ondertekenen, ben je akkoord met de inzameling van de gegevens voor het onderzoek. Ook na ondertekening heb je steeds het recht om je medewerking stop te zetten. Wanneer je niet wil deelnemen, zal dit geen verdere gevolgen hebben. Ik, …………………………………………………………….(naam en voornaam), ben op de hoogte van het doel, de procedure, methoden en voordelen van dit onderzoek en neem er vrijwillig aan deel. Ik geef mijn vrijwillige toestemming om mijn antwoorden in het onderzoek op te nemen en ben er ook over ingelicht dat ik het recht heb deze vrijwillige toestemming op elk ogenblik in te trekken. Datum:
Handtekening:
GELIEVE HET BLAD MET DEZE TOESTEMMING LOS TE TREKKEN VAN HET BLAD VAN DE VRAGENLIJST, DIT OM UW ANTWOORDEN ANONIEM TE KUNNEN VERWERKEN.
1
Motivatie om te adopteren 1. Hoe lang (in jaren of maanden) denken jullie/denk je reeds aan interlandelijke adoptie? …………………….. 2. Hoe verloopt/verliep het beslissingsproces om een kindje uit het buitenland te adopteren? o Zeer moeizaam, er is lang over gepraat en getwijfeld o Redelijk moeizaam o Gewoon, we hebben er veel over gepraat en dan de beslissing gemaakt o Vlot, het was een logische keuze o De beslissing is nog niet volledig gemaakt, het voorbereidingsprogramma behoort nog tot het beslissingsproces 3. Hebt u uw familie en naaste omgeving reeds ingelicht over de adoptieplannen? o Ja o Neen 4. Wanneer heeft u zich ingeschreven bij Kind & Gezin? o In augustus o In september o In oktober o Andere, namelijk in …………….. 5. Wat is uw mening met betrekking tot volgende stellingen? Gelieve per lijn 1 antwoord te omcirkelen dat voor u van toepassing is. Helemaal
Eerder niet
Soms
Eerder
Helemaal
niet
akkoord
akkoord/soms
akkoord
akkoord
akkoord
niet akkoord
1. Ik ben 100% zeker dat ik een kind uit het buitenland wil adopteren.
1
2
3
4
5
2. Ik denk dat deze cursus mijn beslissing om te adopteren nog kan
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
4. Ik voel me zeer gemotiveerd om te adopteren.
1
2
3
4
5
5. Ik denk dat ik na het volgen van het voorbereidingsprogramma een
1
2
3
4
5
wijzigen. 3. Om eerlijk te zijn, twijfel ik soms nog of interlandelijke adoptie wel iets voor mij is.
meer gefundeerde/ sterkere beslissing kan maken om te adopteren.
2
Beeld omtrent adoptie, de opvoeding en het adoptiekind 6. Wat is uw mening met betrekking tot volgende stellingen? Gelieve per lijn 1 antwoord te omcirkelen dat voor u van toepassing is. Helemaal
Eerder niet
Soms
Eerder
Helemaal
niet
akkoord
akkoord/soms
akkoord
akkoord
akkoord 1. Ik vind het moeilijk om mezelf enigszins in te leven in de situatie
niet akkoord
1
2
3
4
5
2. Ik wil liefst een zo jong mogelijk kind adopteren.
1
2
3
4
5
3. Om eerlijk te zijn, denk ik weinig na over de biologische ouders van
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
9. Ik weet wat het rouwproces voor geadopteerden inhoudt.
1
2
3
4
5
10. Ik kan me moeilijk een beeld vormen bij de biologische ouders
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
van geadopteerde kinderen.
kinderen die voor adoptie afgestaan worden. 4. Ik heb reeds goed nagedacht over bepaalde aanpassingsproblemen die bij adoptiekinderen kort na de adoptie kunnen plaatsvinden. 5. Ik kan me een goed beeld vormen over kinderen die voor adoptie in aanmerking komen. 6. Ik denk dat het voor de opvoeding makkelijker is om een baby te adopteren. 7. Ik vind het zeer moeilijk om me een beeld te vormen over hoe het moet zijn om geadopteerd te zijn. 8. Ik/wij heb(ben) al nagedacht over de verwachtingen ten aanzien van het kindje dat ik/wij wil(len) adopteren.
van adoptiekinderen. 11. Ik vind dat ik een realistisch beeld heb over interlandelijke adoptie. 12. Door te adopteren red je als het ware een kindje.
3
13. Ik kan me een beeld vormen over de concrete situatie van
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
kinderen die geadopteerd kunnen worden. 14. Ik/wij heb(ben) al een idee over het kindje dat ik/wij wil(len) adopteren. 15. Ik kan me een beeld vormen over de afreis om mijn toekomstig adoptiekind op te halen. 16. Ik denk dat als je een ouder kind adopteert, er zich meer opvoedingsproblemen kunnen voordoen.
Emotionele aspecten 7. Wat is uw mening met betrekking tot volgende stellingen? Gelieve per lijn 1 antwoord te omcirkelen dat voor u van toepassing is. Helemaal niet
Eerder niet
Soms
Eerder
Helemaal
akkoord
akkoord
akkoord/
akkoord
akkoord
soms niet akkoord 1. Ik voel me gesteund door mijn omgeving in verband met mijn
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
4. De opvoeding van een geadopteerd kind lijkt me moeilijk.
1
2
3
4
5
5. Ik praat veel met mijn (mogelijke) partner over adoptie.
1
2
3
4
5
6. Ik heb mijn (eventuele) ongewenste kinderloosheid een plaats
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
adoptiebeslissing. 2. Ik heb een idee over de praktische voorbereidingen, alvorens het kindje in België arriveert. 3. Ik heb een idee over hoe ik over adoptie moet praten met mijn toekomstig adoptiekind.
gegeven. 7. Ik voel me soms onzeker als ik aan het adoptieouderschap denk.
4
8. Ik voel me soms onzeker als ik denk aan het omgaan met het
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
10. Ik voel me genoeg voorbereid om te adopteren.
1
2
3
4
5
11. Ik zie mezelf al als adoptieouder.
1
2
3
4
5
12. Ik investeer veel energie in het opzoeken van info rond
1
2
3
4
5
13. Ik voel me emotioneel gereed om te adopteren.
1
2
3
4
5
14. De familie is positief over mijn/onze adoptieplannen.
1
2
3
4
5
15. Ik vind het belangrijk om te praten over mijn onzekerheden
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
18. Ik twijfel soms of ik wel een goed adoptieouder zal zijn.
1
2
3
4
5
19. Ik heb vertrouwen in een goede afloop van mijn/onze
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
verdriet dat mijn toekomstig adoptiekind kan hebben doordat hij/zij is afgestaan door zijn/haar biologische ouders. 9. Ik wil heel open over adoptie praten met mijn toekomstig adoptiekind.
adoptie.
met betrekking tot het adoptieouderschap. 16. Ik heb een goed idee over hoe ik best reageer op vragen van mijn toekomstig adoptiekind omtrent het geadopteerd-zijn. 17. Ik heb soms schrik dat ik niet ga kunnen omgaan met negatieve
blikken/opmerkingen
omtrent
mijn
toekomstig
adoptiekind.
adoptieprocedure. 20. Ik vraag me af of mijn toekomstig adoptiekind zich aan mij/ons gaat kunnen hechten. 21. Ik ben onzeker voor vragen van mijn toekomstig adoptiekind over zijn/ haar afkomst.
5
Begrip voor de adoptieprocedure 8. Wat is uw mening met betrekking tot volgende stellingen? Gelieve per lijn 1 antwoord te omcirkelen dat voor u van toepassing is. Helemaal niet
Eerder niet
Soms
Eerder
Helemaal
akkoord
akkoord
akkoord/
akkoord
akkoord
soms niet akkoord 1. Ik weet goed wat de adoptieprocedure allemaal inhoudt.
1
2
3
4
5
2. Ik ga ermee akkoord dat adoptie steeds in het belang van het
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
4. Ik heb begrip voor de adoptieprocedure in zijn geheel.
1
2
3
4
5
5. Ik begrijp waarom interlandelijke adoptie zo duur is.
1
2
3
4
5
6.Ik vind dat ik te lang heb moeten wachten om aan de
1
2
3
4
5
7. Ik weet wat het maatschappelijk onderzoek inhoudt.
1
2
3
4
5
8. Ik vind het goed dat het voorbereidingsprogramma verplicht is.
1
2
3
4
5
9. Ik heb begrip voor de lange wachttijden.
1
2
3
4
5
10. Ik vind het eigenlijk maar goed dat er strenge procedures zijn
1
2
3
4
5
11. De adoptieprocedure schrikt mij af.
1
2
3
4
5
12. Indien de voorbereidingscursus NIET verplicht zou zijn, dan
1
2
3
4
5
kind moet gebeuren. 3. Ik vind het begrijpelijk dat het zo lang duurt om een kindje uit het buitenland te adopteren.
voorbereidingscursus te kunnen beginnen.
om te kunnen adopteren.
zou ik ze NIET volgen.
6
Enkele persoonsgegevens
9. Op welke school heeft u het lager onderwijs gevolgd?
(Dit vraag ik enkel om de antwoorden in de vragenlijsten anoniem te kunnen houden, maar de eerste en tweede vragenlijst toch aan elkaar te kunnen linken.) 10. Op welke school heeft u het middelbaar onderwijs gevolgd?
(Dit vraag ik enkel om de antwoorden in de vragenlijsten anoniem te kunnen houden, maar de eerste en tweede vragenlijst toch aan elkaar te kunnen linken) 11. Wat is uw leeftijd? 12. Wat is uw geslacht? o Man o Vrouw 13. Bent u: o Alleenstaand o Samenwonend, en dit reeds ….. jaar o Niet samenwonend, maar wel binnen een relatie, en dit reeds …. jaar o Getrouwd, en dit reeds …. jaar 14. Hoe ziet uw gezinssamenstelling er uit? o Er zijn nog geen kinderen in het gezin o Er zijn reeds …. kinderen in het gezin 15. Wat is o o o o
uw hoogst behaalde diploma? Gelieve maximaal één antwoord aan te kruisen. Minder dan secundair onderwijs Secundair onderwijs Hoger onderwijs Universiteit
7
16. Wat is o o o o o o
uw beroep? Zelfstandige Hoger kader (lid van de algemene directie, hoger kaderlid) Middenkader (middenkader, geen lid van de algemene directie) Bediende Arbeider Geen beroepsactiviteit
8
Artikel 5 Beste mijnheer/mevrouw, Hieronder volgt de tweede vragenlijst in het kader van mijn thesisonderzoek omtrent enkele effecten van het voorbereidingsprogramma tot interlandelijke adoptie. Voor vragen kan u mij steeds contacteren via
[email protected] Enorm bedankt voor uw medewerking en ik wil u alvast veel succes toewensen met uw adoptie-avontuur, Barbara Gabriëls
1. Waar zat u op school in het lager onderwijs?
(Dit vraag ik enkel om de antwoorden in de vragenlijsten anoniem te kunnen houden, maar de eerste en tweede vragenlijst toch aan elkaar te kunnen linken.) 2. Waar zat u op school in het middelbaar onderwijs?
(Dit vraag ik enkel om de antwoorden in de vragenlijsten anoniem te kunnen houden, maar de eerste en tweede vragenlijst toch aan elkaar te kunnen linken.)
9
Motivatie om te adopteren 3.
Wat is uw mening met betrekking tot volgende stellingen? Gelieve per lijn 1 antwoord te omcirkelen dat voor u van toepassing is. Helemaal
Eerder niet
Soms
Eerder
Helemaal
niet
akkoord
akkoord/soms
akkoord
akkoord
akkoord 1. Ik ben 100% zeker dat ik een kind uit het buitenland wil
niet akkoord
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
4. Ik voel me zeer gemotiveerd om te adopteren.
1
2
3
4
5
5. Ik denk dat ik na het volgen van de cursus een meer gefundeerde/
1
2
3
4
5
adopteren. 2. Ik denk dat deze cursus mijn beslissing om te adopteren nog kan wijzigen. 3. Om eerlijk te zijn, twijfel ik soms nog of interlandelijke adoptie wel iets voor mij is.
sterkere beslissing kan maken om te adopteren. Beeld omtrent adoptie, de opvoeding en het adoptiekind 4. Wat is uw mening met betrekking tot volgende stellingen? Gelieve per lijn 1 antwoord te omcirkelen dat voor u van toepassing is. Helemaal
Eerder niet
Soms
Eerder
Helemaal
niet
akkoord
akkoord/soms
akkoord
akkoord
akkoord 1. Ik vind het moeilijk om mezelf enigszins in te leven in de situatie
niet akkoord
1
2
3
4
5
2. Ik wil liefst een zo jong mogelijk kind adopteren.
1
2
3
4
5
3. Om eerlijk te zijn, denk ik weinig na over de biologische ouders van
1
2
3
4
5
van geadopteerde kinderen.
kinderen die voor adoptie afgestaan worden.
10
4. Ik heb reeds goed nagedacht over bepaalde aanpassingsproblemen
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
9. Ik weet wat het rouwproces voor geadopteerden inhoudt.
1
2
3
4
5
10. Ik kan me moeilijk een beeld vormen bij de biologische ouders
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
12. Door te adopteren red je als het ware een kindje.
1
2
3
4
5
13. Ik kan me een beeld vormen over de concrete situatie van
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
die bij adoptiekinderen kort na de adoptie kunnen plaatsvinden. 5. Ik kan me een goed beeld vormen over kinderen die voor adoptie in aanmerking komen. 6. Ik denk dat het voor de opvoeding makkelijker is om een baby te adopteren. 7. Ik vind het zeer moeilijk om me een beeld te vormen over hoe het moet zijn om geadopteerd te zijn. 8. Ik/wij heb(ben) al nagedacht over de verwachtingen ten aanzien van het kindje dat ik/wij wil(len) adopteren.
van adoptiekinderen. 11. Ik vind dat ik een realistisch beeld heb over interlandelijke adoptie.
kinderen die geadopteerd kunnen worden. 14. Ik/wij heb(ben) al een idee over het kindje dat ik/wij wil(len) adopteren. 15. Ik kan me een beeld vormen over de afreis om mijn toekomstig adoptiekind op te halen. 16. Ik denk dat als je een ouder kind adopteert, er zich meer opvoedingsproblemen kunnen voordoen.
11
Emotionele aspecten 5.
Wat is uw mening met betrekking tot volgende stellingen? Gelieve per lijn 1 antwoord te omcirkelen dat voor u van toepassing is.
Helemaal niet
Eerder niet
Soms
Eerder
Helemaal
akkoord
akkoord
akkoord/
akkoord
akkoord
soms niet akkoord 1. Ik voel me gesteund door mijn omgeving in verband met mijn
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
4. De opvoeding van een geadopteerd kind lijkt me moeilijk.
1
2
3
4
5
5. Ik praat veel met mijn (mogelijke) partner over adoptie.
1
2
3
4
5
6. Ik heb mijn (eventuele) ongewenste kinderloosheid een plaats
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
10. Ik voel me genoeg voorbereid om te adopteren.
1
2
3
4
5
11. Ik zie mezelf al als adoptieouder.
1
2
3
4
5
adoptie-beslissing. 2. Ik heb een idee over de praktische voorbereidingen, alvorens het kindje in België arriveert. 3. Ik heb een idee over hoe ik over adoptie moet praten met mijn toekomstig adoptiekind.
gegeven. 7. Ik voel me soms onzeker als ik aan het adoptieouderschap denk. 8. Ik voel me soms onzeker als ik denk aan het omgaan met het verdriet dat mijn toekomstig adoptiekind kan hebben doordat hij/zij is afgestaan door zijn/haar biologische ouders. 9. Ik wil heel open over adoptie praten met mijn toekomstig adoptiekind.
12
12. Ik investeer veel energie in het opzoeken van info rond
1
2
3
4
5
13. Ik voel me emotioneel gereed om te adopteren.
1
2
3
4
5
14. De familie is positief over mijn/onze adoptieplannen.
1
2
3
4
5
15. Ik vind het belangrijk om te praten over mijn onzekerheden
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
18. Ik twijfel soms of ik wel een goed adoptieouder zal zijn.
1
2
3
4
5
19. Ik heb vertrouwen in een goede afloop van mijn/onze
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
adoptie.
met betrekking tot het adoptieouderschap. 16. Ik heb een goed idee over hoe ik best reageer op vragen van mijn toekomstig adoptiekind omtrent het geadopteerd-zijn. 17. Ik heb soms schrik dat ik niet ga kunnen omgaan met negatieve
blikken/opmerkingen
omtrent
mijn
toekomstig
adoptiekind.
adoptieprocedure. 20. Ik vraag me af of mijn toekomstig adoptiekind zich aan mij/ons gaat kunnen hechten. 21. Ik ben onzeker voor vragen van mijn toekomstig adoptiekind over zijn/ haar afkomst. Begrip voor de adoptieprocedure 6.
Wat is uw mening met betrekking tot volgende stellingen? Gelieve per lijn 1 antwoord te omcirkelen dat voor u van toepassing is. Helemaal niet
Eerder niet
akkoord
akkoord
Soms
Eerder
Helemaal
akkoord/
akkoord
akkoord
soms niet akkoord 1. Ik weet goed wat de adoptieprocedure allemaal inhoudt.
1
2
3
4
5
2. Ik ga ermee akkoord dat adoptie steeds in het belang van het
1
2
3
4
5
kind moet gebeuren. 13
3. Ik vind het begrijpelijk dat het zo lang duurt om een kindje uit
1
2
3
4
5
het buitenland te adopteren. 4. Ik heb begrip voor de adoptieprocedure in zijn geheel.
1
2
3
4
5
5. Ik begrijp waarom interlandelijke adoptie zo duur is.
1
2
3
4
5
6.Ik vind dat ik te lang heb moeten wachten om aan de
1
2
3
4
5
7. Ik weet wat het maatschappelijk onderzoek inhoudt.
1
2
3
4
5
8. Ik vind het goed dat het voorbereidingsprogramma verplicht is.
1
2
3
4
5
9. Ik heb begrip voor de lange wachttijden.
1
2
3
4
5
10. Ik vind het eigenlijk maar goed dat er strenge procedures zijn
1
2
3
4
5
11. De adoptieprocedure schrikt mij af.
1
2
3
4
5
12. Indien de voorbereidingscursus NIET verplicht zou zijn, dan
1
2
3
4
5
voorbereidingscursus te kunnen beginnen.
om te kunnen adopteren.
zou ik ze NIET volgen.
Algemene beoordeling van de cursus 7. Wat is uw mening met betrekking tot volgende stellingen? Gelieve per lijn 1 antwoord te omcirkelen dat voor u van toepassing is. Helemaal niet
Eerder niet
Soms
Eerder
Helemaal
akkoord
akkoord
akkoord/
akkoord
akkoord
soms niet akkoord 1. Dankzij de cursus voel ik me inhoudelijk meer voorbereid om
1
2
3
4
5
2. Ik ben tevreden over de organisatie van de cursus.
1
2
3
4
5
3. Door het volgen van de cursus ben ik anders naar adoptie gaan
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
te adopteren
kijken. 4. Ik ben tevreden over de inhoud van de cursus.
14
5. Tijdens de cursus hoorde ik tips die ik zeker zelf wil toepassen.
1
2
3
4
5
6. Ik was tevreden over de groep van de cursus.
1
2
3
4
5
7. Ik denk dat ik sommige mensen uit de cursus zeker nog ga
1
2
3
4
5
8. Van mij had de cursus langer mogen duren
1
2
3
4
5
9. Ik vond het volgen van de cursus een aangename ervaring.
1
2
3
4
5
10. De voorbereidingscursus heeft me veel bijgeleerd.
1
2
3
4
5
11. Ik ben tevreden over de lengte/duur van de cursus
1
2
3
4
5
terugzien.
8. Heeft u nog suggesties voor het verbeteren van de cursus?
15
Artikel 6 1= Helemaal niet akkoord (n) 2= Eerder niet akkoord (n) 3= Soms akkoord, soms niet akkoord (n) 4= Eerder akkoord (n) 5= Helemaal akkoord (n) SD= Standaarddeviatie M= Mediaan
Motivatie om te adopteren Pre
1. Ik ben 100% zeker dat ik een kind uit het buitenland
Post
1
2
3
4
5
SD
M
1
2
3
4
5
SD
M
3
1
16
34
29
0.96
4.00
/
3
6
34
41
0.77
4.00
17
27
18
15
5
1.19
2.00
28
31
10
14
1
1.10
2.00
22
33
10
13
5
1.20
4.00
37
24
13
4
6
1.20
4.00
1
2
14
31
34
0.88
4.00
/
3
8
28
45
0.80
5.00
3
6
6
42
26
1.01
4.00
1
1
9
34
39
0.80
4.00
wil adopteren. 2. Ik denk dat deze cursus mijn beslissing om te adopteren nog kan wijzigen. 3. Om eerlijk te zijn, twijfel ik soms nog of interlandelijke adoptie wel iets voor mij is. 4. Ik voel me zeer gemotiveerd om te adopteren. 5.
Ik
denk
dat
ik
voorbereidingsprogramma
na een
het
volgen meer
van
het
gefundeerde/
sterkere beslissing kan maken om te adopteren.
16
Beeld omtrent adoptie, de opvoeding en het adoptiekind Post
Pre
1. Ik vind het moeilijk om mezelf enigszins in te leven in
1
2
3
4
5
SD
M
1
2
3
4
5
SD
M
11
29
32
11
1
0.92
3.00
9
36
29
10
/
0.84
2.00
8
14
8
31
23
1.31
4.00
5
17
18
25
19
1.22
4.00
21
35
16
10
2
1.04
2.00
23
41
15
3
/
0.79
2.00
1
5
12
46
20
0.86
4.00
1
2
7
47
27
0.77
4.00
/
17
32
29
5
0.86
3.00
/
3
12
59
9
0.63
4.00
1
6
26
35
16
0.90
4.00
2
17
31
27
7
0.95
3.00
4
15
33
28
4
0.94
3.00
4
36
28
14
2
0.89
3.00
5
22
20
29
8
1.10
3.00
5
8
18
45
8
1.00
4.00
6
32
28
16
1
0.91
3.00
/
4
17
48
14
0.75
4.00
5
22
38
17
2
0.89
3.00
5
48
19
10
2
0.87
2.00
2
/
31
43
6
0.73
4.00
/
/
8
58
18
0.55
4.00
de situatie van geadopteerde kinderen. 2. Ik wil liefst een zo jong mogelijk kind adopteren. 3. Om eerlijk te zijn, denk ik weinig na over de biologische
ouders
van
kinderen
die
voor
adoptie
afgestaan worden. 4.
Ik
heb
reeds
goed
nagedacht
over
bepaalde
aanpassingsproblemen die bij adoptiekinderen kort na de adoptie kunnen plaatsvinden. 5. Ik kan me een goed beeld vormen over kinderen die voor adoptie in aanmerking komen. 6. Ik denk dat het voor de opvoeding makkelijker is om een baby te adopteren. 7. Ik vind het zeer moeilijk om me een beeld te vormen over hoe het moet zijn om geadopteerd te zijn. 8. Ik/wij heb(ben) al nagedacht over de verwachtingen ten aanzien van het kindje dat ik/wij wil(len) adopteren. 9. Ik weet wat het rouwproces voor geadopteerden inhoudt. 10. Ik kan me moeilijk een beeld vormen bij de biologische ouders van adoptiekinderen. 11. Ik vind dat ik een realistisch beeld heb over interlandelijke adoptie.
17
12. Door te adopteren red je als het ware een kindje.
4
8
31
33
8
0.96
3.00
1
7
32
39
4
0.77
4.00
13. Ik kan me een beeld vormen over de concrete situatie
2
11
32
31
8
0.91
3.00
/
5
11
60
8
0.69
4.00
8
18
17
36
5
1.12
3.00
3
9
14
47
10
0.96
4.00
6
23
25
25
5
1.06
3.00
1
12
20
42
9
0.91
4.00
2
12
27
34
9
0.95
4.00
2
21
34
20
7
0.96
3.00
van kinderen die geadopteerd kunnen worden. 14. Ik/wij heb(ben) al een idee over het kindje dat ik/wij wil(len) adopteren. 15. Ik kan me een beeld vormen over de afreis om mijn toekomstig adoptiekind op te halen. 16. Ik denk dat als je een ouder kind adopteert, er zich meer opvoedingsproblemen kunnen voordoen.
Emotionele aspecten Pre
1. Ik voel me gesteund door mijn omgeving in verband
Post
1
2
3
4
5
SD
M
1
2
3
4
5
SD
M
1
3
24
34
19
0.93
4.00
2
2
21
41
18
0.87
4.00
2
16
22
38
6
0.95
4.00
/
4
13
48
19
0.76
4.00
1
12
26
42
3
0.82
4.00
/
1
7
61
14
0.55
4.00
1
20
44
18
1
0.74
3.00
2
14
37
29
2
0.82
3.00
/
2
12
36
28
0.77
4.00
/
2
14
35
27
0.79
4.00
1
2
13
16
12
1.30
5.00
2
2
7
19
14
1.30
5.00
met mijn adoptiebeslissing. 2. Ik heb een idee over de praktische voorbereidingen, alvorens het kindje in België arriveert. 3. Ik heb een idee over hoe ik over adoptie moet praten met mijn toekomstig adoptiekind. 4. De opvoeding van een geadopteerd kind lijkt me moeilijk. 5. Ik praat veel met mijn (mogelijke) partner over adoptie. 6. Ik heb mijn (eventuele) ongewenste kinderloosheid een plaats gegeven.
18
7.
Ik
voel
me
soms
onzeker
als
ik
aan
het
11
26
23
20
3
1.08
3.00
10
23
33
13
4
1.03
3.00
4
24
24
27
5
1.02
3.00
3
25
33
20
3
0.91
3.00
/
/
1
34
49
0.52
5.00
/
/
3
25
56
0.56
5.00
10. Ik voel me genoeg voorbereid om te adopteren.
1
11
38
26
8
0.87
3.00
/
2
10
48
24
0.70
4.00
11. Ik zie mezelf al als adoptieouder.
/
1
18
37
28
0.77
4.00
1
1
8
39
35
0.78
4.00
12. Ik investeer veel energie in het opzoeken van info
1
11
23
33
16
0.98
4.00
1
10
17
36
20
0.99
4.00
1
4
17
42
20
0.86
4.00
1
5
10
45
23
0.86
4.00
adoptieouderschap denk. 8. Ik voel me soms onzeker als ik denk aan het omgaan met het verdriet dat mijn toekomstig adoptiekind kan hebben
doordat
hij/zij
is
afgestaan
door
zijn/haar
biologische ouders. 9. Ik wil heel open over adoptie praten met mijn toekomstig adoptiekind.
rond adoptie. 13. Ik voel me emotioneel gereed om te adopteren. 14. De familie is positief over mijn/onze adoptieplannen.
1
2
20
34
26
0.98
4.00
1
2
20
34
26
0.88
4.00
15. Ik vind het belangrijk om te praten over mijn
1
1
9
42
31
0.77
4.00
/
3
8
50
23
0.71
4.00
/
14
30
34
5
0.83
3.00
/
1
13
58
12
0.59
4.00
24
37
15
8
/
0.92
2.00
12
41
20
10
1
0.92
2.00
13
32
32
5
2
0.90
2.00
11
40
20
11
1
0.92
2.00
/
4
21
47
11
0.73
4.00
/
1
14
56
12
0.60
4.00
5
29
40
9
1
0.80
3.00
2
26
39
15
2
0.82
3.00
onzekerheden met betrekking tot het adoptieouderschap. 16. Ik heb een goed idee over hoe ik best reageer op vragen van mijn toekomstig adoptiekind omtrent het geadopteerd-zijn. 17. Ik heb soms schrik dat ik niet ga kunnen omgaan met negatieve blikken/opmerkingen omtrent mijn toekomstig adoptiekind. 18. Ik twijfel soms of ik wel een goed adoptieouder zal zijn. 19. Ik heb vertrouwen in een goede afloop van mijn/onze adoptieprocedure. 20. Ik vraag me af of mijn toekomstig adoptiekind zich aan mij/ons gaat kunnen hechten.
19
21. Ik ben onzeker voor vragen van mijn toekomstig
12
37
26
6
2
0.90
2.00
6
46
20
9
1
0.83
2.00
adoptiekind over zijn/ haar afkomst.
Begrip voor de adoptieprocedure Pre
Post
1
2
3
4
5
SD
M
1
2
3
4
5
SD
M
1. Ik weet goed wat de adoptieprocedure allemaal inhoudt.
/
1
24
42
6
0.82
4.00
/
1
9
50
23
0.65
4.00
2. Ik ga ermee akkoord dat adoptie steeds in het belang
/
1
3
17
63
0.60
5.00
/
/
1
25
57
0.50
5.00
5
12
31
29
7
1.01
3.00
3
12
30
30
8
0.97
3.00
4. Ik heb begrip voor de adoptieprocedure in zijn geheel.
/
6
22
38
18
0.86
4.00
/
4
22
43
14
0.77
4.00
5. Ik begrijp waarom interlandelijke adoptie zo duur is.
2
21
23
27
11
1.06
3.00
1
7
30
34
7
0.83
4.00
27
32
10
10
5
1.19
2.00
39
27
5
10
2
1.11
2.00
7. Ik weet wat het maatschappelijk onderzoek inhoudt.
3
20
26
34
1
0.91
3.00
/
7
16
52
7
2.14
4.00
8. Ik vind het goed dat het voorbereidingsprogramma
1
1
4
45
33
0.72
4.00
1
2
6
34
40
0.81
4.00
9. Ik heb begrip voor de lange wachttijden.
1
20
39
18
5
0.86
3.00
5
14
37
22
5
0.96
3.00
10. Ik vind het eigenlijk maar goed dat er strenge
/
2
16
41
25
0.77
4.00
1
1
16
40
25
0.81
4.00
11. De adoptieprocedure schrikt mij af.
15
36
18
14
1
1.01
2.00
18
32
22
11
/
0.96
2.00
12. Indien de voorbereidingscursus NIET verplicht zou zijn,
31
34
15
3
1
0.89
2.00
41
33
6
1
2
0.86
2.00
van het kind moet gebeuren. 3. Ik vind het begrijpelijk dat het zo lang duurt om een kindje uit het buitenland te adopteren.
6.Ik vind dat ik te lang heb moeten wachten om aan het voorbereidingsprogramma te kunnen beginnen.
verplicht is.
procedures zijn om te kunnen adopteren.
dan zou ik ze NIET volgen.
20