All That Jazz
Dave Burrell/Joe McPhee Duo woensdag 22 februari 2006
Cd’s Bij elk concert worden cd’s te koop aangeboden door ’t KLAverVIER, Kasteeldreef 6, Schilde, 03 384 29 70 www.tklavervier.be Foyer deSingel enkel open bij avondvoorstellingen in Rode en/of Blauwe Zaal open vanaf 18.40 uur kleine koude of warme gerechten te bestellen vóór 19.20 uur broodjes tot net vóór aanvang van de voorstellingen en tijdens pauzes Hotel Corinthia (Desguinlei 94, achterzijde torengebouw ING) • Restaurant HUGO’s at Corinthia open van 18.30 tot 22.30 uur • Gozo-bar open van 10 uur tot 1 uur, uitgebreide snacks tot 23 uur deSingelaanbod: tweede drankje gratis bij afgifte van uw toegangsticket van deSingel voor diezelfde dag
Dave Burrell/Joe McPhee Duo
All That Jazz . Seizoen 2005-2006
Dave Burrell piano Joe McPhee tenor- en sopraansaxofoon, trompet
Eric Watson/Christof Lauer Quartet dinsdag 27 september 2005 Frank Gratkowski Double Quartet donderdag 3 november 2005 Come Sunday: Kris Defoort Quartet 3 For Lacy . Jewells & Binoculars zondag 4 december 2005 Hank Jones/Joe Lovano Duo donderdag 12 januari 2006 Vlaams Radio Orkest . Alejo Pérez Philip Catherine/Frank Vaganée/Philippe Aerts/Mimi Verderame vrijdag 3 februari 2006 Dave Burrell/Joe McPhee Duo woensdag 22 februari 2006 Fred Frith . Marc Ribot donderdag 9 maart 2006 Monk Happening: Studenten Conservatorium Antwerpen/Michiel Braam Roswell Rudd/Duck Baker Duo Monk’s Casino Ran Blake Johnny Griffin Quartet zondag 23 april 2006
begin concert 20.00 uur pauze omstreeks 20.50 uur einde omstreeks 22.00 uur ism. New Think, Radio 1, Focus Knack
Moran-Rivers-Workman Trio zaterdag 13 mei 2006 deFilharmonie . Brussels Jazz Orchestra Daniele Callegari zaterdag 27 mei 2006
inleiding door Hugo De Craen . 19.15 uur . Foyer teksten programmaboekje Hugo De Craen coördinatie programmaboekje deSingel Gelieve uw GSM uit te schakelen!
Meeting in Chicago The sound begins in the silence of the morning before the morning of the day before in a vortex of dreams expanding racing to meet the dawn racing naked across a razor's edge through the frozen fog of memory The sound emerges like long shadowy fingers snaking throughout the silence collecting silence in a cocoon of silence in anticipation of the next The sound surrenders to itself and becomes the place where the meeting begins unfolding layers of mystery revealing nothing revealing all speaking in lost languages forgotten in a climate of nostalgia The sound continues in anticipation of the next Joe McPhee – September 1996
De overtuiging dat alleen tegenspraak verder brengt
Jazz is de muzikale expressie van een psychisch moment waar de jazzmusicus tegelijkertijd componist en solist en dirigent is. Het begrip dirigent bestaat in de geïmproviseerde jazz alleen in deze zin dat een improvisator door zijn muzikale ideeën de andere(n) op sleeptouw neemt, vooruitstuwt, ondersteunt of domineert tijdens het improvisatieproces. Een improvisatie creëert een bouwwerk dat haar fundamenten op bepaalde harmonieën opricht, onderworpen aan grenzen: deze van de eigen psyche van de improvisator, deze van de technische mogelijkheden van het instrument, deze van basisharmonieën van de thema's. Maar deze grenzen leiden geenszins tot verstarring. Het inzicht van de improvisator in het muzikale schaakspel maakt dat wanneer een vitaal element statisch of stereotiep dreigt te worden, legeert een magisch fluïdum de improvisatie opnieuw en opnieuw en opnieuw. De legering verleent het improvisatieproces een sterke cohesie, een intense spanning, het resultaat zo subtiel - de heroverde eenvoud - en bovendien zo eerlijk. "Opinions about free (improvised, non-ideomatic) music are plentiful, and are all, of course, quite different. They range from the view that free playing is the simplest thing in the world requiring no explanation, to the view that it is complicated beyond discussion. There are those for whom free music is an activity requiring no instrumental skill, no musical ability and no musical knowledge or experience of any kind, and others who believe it can only be reached by employing a highly sophisticated, personal technique of virtuosic dimensions. Some are attracted to it by its possibilities for musical togetherness, others by its possibilities for individual expression". (Derek Bailey, Improvisation: its Nature and Practice in Music, 1980).
Dave Burrell en Joe McPhee weten op een enige wijze improvisaties te versmelten binnen de gesloten vorm van het duo dat wars van sterallures musiceert, zonder, in eerste instantie, individuele psychische expressie na te streven maar langs de muzikale compositie de simultane uitdrukking van twee fenotypen beoogt. De improvisaties danken hun perfectie aan de moed tot begrenzing, orde en maat, aan de juist dosering van dionysische en apollinische elementen. De aandachtige luisteraar voelt dat elke realisatie van het duo te danken is aan een gecompliceerd proces, waarin berekening, intuïtie, fusie van levensopvattingen, vreugde aan collectief werk en virtuositeit dooreen geweven worden. Dergelijk werk bouwt men niet alleen op muzikale kennis; een gedurig zoeken naar cohesie van de fenotypen, een wederzijds herkennen en erkennen, en de vriendschap zijn evenzeer essentieel. De muziek van het duo Dave Burrell-Joe McPhee beweegt zich op een niveau waar de briljante techniek mede de uitdrukking is van een genuanceerde en verfijnde sensibiliteit. Maar deze techniek is vrij van elke virtuositeit om de virtuositeit. De spanningen, de contrasten, de verstandelijke en sensitieve fenomenen die zij reveleert, behoren tot een hypergecultiveerde muziek. De briljante maar functionele techniek helpt sensibiliteit uit te drukken; meer nog, zij helpt deze sensibiliteit vormen. Er is een vorm van vrijheid die slechts opduikt doorheen en dank zij een monsterachtig vakmanschap. Naarmate de steen harder is voor de beeldhouwer, zal het uiteindelijk beeld meer solide zijn. Het duo-optreden Joe McPhee-Dave Burrell wordt een dialoog met als inzet de overtuiging dat alleen tegenspraak verder brengt. Beiden hebben een relatieve soberheid in de gehanteerde middelen gemeen alsook precisie, aandacht voor klank en een groot vertrouwen in de muzikale suggestie.
Joe McPhee en Dave Burrell zijn beiden ingenieurs of vivisectors die met het materiaal willen scheppen en daarom niet aarzelen het te verwoesten. Bij Joe McPhee zoals bij Dave Burrell vindt men onder meer daarom het procédé van de solitaire melodiefragmenten, afzonderlijk drijvende fragmenten op een zee van stilte: de onbegrijpelijke, existentiële en absolute eenzaamheidssituatie van het fenotype. Hier begint voor ieder 'le métier', niet alleen een perfectioneren van de eigen persoonlijkheid, maar eveneens een proces van acclimatisering en nuancering, van geven en nemen, van beïnvloeden en invloed ondergaan. Achter hun methode woelt nulla ratione de honger naar de blauwe Novalisbloem, er is berusting, inzicht van de begrenzing, maat en evenwicht. De kunst van Joe McPhee is verwondbaar, teder, uiterst menselijk door de warme sonoriteit, maar naar inhoud de obsessie van de eenzaamheid. Obsessioneel terugkerende ideeën kenmerken hem die geen herhalingen zijn maar een noodzakelijk terugkeren naar de diepste en hardste lagen van de inspiratie. Begrenzing, gesitueerde eenzaamheid, raakbaarheid: het fenotype Joe McPhee is een sleutel voor de universele situatie. Hij is de bewogenheid zonder kramp, slaagt in de modificatie van elk thema en maakt het tot zijn persoonlijke waarde. Joe McPhee combineert de souplesse van een balletdanser met de inzet en de power van een honkbalspeler. Intens gespierde improvisaties, furieus expressionisme, muziek om bergen te verzetten. Zijn toon wordt geprezen alsook zijn opmerkelijke controle van het hoogste register: even glad gepolijst als het falsetto van een gospel- of soulzanger. Simpel van opzet, maar zo opwindend van uitvoering dat men er alleen maar kan van genieten. Net zoals bij John Coltrane is tenorsaxofonist Joe McPhees muzikaal materiaal van verheven, mysterieuze schoonheid dat bijna gelijkt op een bovennatuurlijke zang, vergeestelijkte thema's, evenwichtig,
rustig, een solo vanuit één noot opgebouwd en voorafschaduwing van harmonische en technische complexiteit, een heldere, krachtige sonoriteit, emotioneel geladen, ook in het hoog register. John Coltrane en Joe McPhee als geniale vakmannen die telkens opnieuw van nul beginnen, die krassen trekken in de harde steen van het muzikaal gebergte op zoek naar een primitieve, pure lyriek. In het oeuvre van Joe McPhee is er geen spoor van delirium, irrationalisme of barok. Al het materiaal gaat door de filter van een strenge, zelfkritische, evenwichtige geest, die in de hypnotiserende atmosfeer onder de obsederende druk van ritmen slechts zelden toegeeft aan automatismen. Joe McPhee heeft tijd nodig om zich te controleren, te ondervragen, om te oefenen, de formule van de vakman. Met de sopraansaxofoon ontwerpt Joe McPhee absolute klankgehelen en de bezetenheid waarmee binnen een klein veld de klank geëxploiteerd wordt, krijgt het karakter van een bezwering. Joe McPhee, zoals John Coltrane, is een magiër van het absoluut sonore. Op gedempte pockettrompet krijgt Joe McPhees sound de scherpte van een graveerijzer, die op traag tempo poëzie reveleert van buitengewone harmonische verfijning en geankerd aan 'another kind of' bluestraditie. De innige relatie met de fysieke geluidsproductie van klanken bakent tevens Joe McPhees composities af. Meer specifiek, Joe McPhee's composities ontstaan en bestaan in de context van wat Derek Bailey de vrije, niet-idiomatische improvisatie heeft genoemd. Binnen de grote (Cartesiaanse) opsplitsing van de werkelijkheid in stof en geest (compositie en improvisatie), bewandelt Joe McPhee standvastig het pad waar compositie en improvisatie een ondeelbaar geheel vormen, het pad waarlangs validiteit kan opgeëist worden over tijd en cultuur heen. De rol die aan a priori afspraken inzake muzikale strategieën in het verleden werd toegekend, is over de jaren heen sterk verminderd geworden, maar, anderzijds, is de belangrijkheid van zowel conventionele als grafische (Lukas Foss) muzieknotatie en verbale instructies sterk toegenomen. Een van Joe McPhees meest eenvoudige en geïnspireerde strategie is gedocumenteerd onder de noemer
'Dark Doings' van 1996, waar bij de lichten in de studio liet doven daardoor verhinderend dat de musici onderling visuele signalen uitwisselden. Deze vorm van sensitiviteit ten overstaan van het psychologisch moment en de discipline om aandachtig naar elkaar te luisteren tijdens dat moment, verklaart Joe McPhees affiniteit met Pauline Oliveros' Deep Listening-principe: een bedrieglijk eenvoudige, maar zeer radicale filosofie inzake muzikaal vakmanschap en improvisatie. Luisteren is één, horen is twee: over hoe men leert horen om innerlijke zelfrealisatie te bewerkstelligen.
Joe McPhee
"There is always form there, whether it is a form that can be repeated and I am trying for sometime now to back away from that. I like to find something new each time and take the sum of total of my experience - just a human experience - and include musical experience also and try to fashion something new. I may take time or I might take pitch or something and use it as a vessel in which the contents are fluid and always changing, to give it shape like that. I don't see very much difference between a composition that is written down and can be repeated from one where I just start from wherever I am and create it. I always have a sense of beginning and ending. I know that there has been a lot of emphasis on throwing up paper on stands and stuff like that, but I would prefer the musicians to play the music and play themselves and to play their experiences rather than to read something". (Interview met Joe McPhee, 1996). Bij Dave Burrell wisselt overvloed en beweeglijkheid af met terugkerende obsederende noten en sobere frasen. Er is het naar de kern der dingen speurende expressionisme dat van iedere uiterlijke emfase, van ieder ornament, van pathos en barok heeft afgezien. Dave Burrell houdt van kleine melodiefragmenten die door stiltes onderbroken op zichzelf staan. Maar zijn werk getuigt daarom niet minder van vitaliteit. Hij drukt op zijn manier de scala der menselijke gevoelens uit. Deze menselijke gevoelens staan alle in relatie met de basissituatie uitgedrukt door zijn oeuvre: de totale eenzaamheid van het individu, tegelijk zijn
kracht en zijn zwakheid. Een belangrijk aspect van Dave Burrells pianospel dat nooit aan de orde wordt gesteld, is de speelse ambivalentie die eraan ten grondslag ligt: bijtend sarcasme of onschuldige humor, bittere ernst of binnenpret? Misschien zelfs beide tegelijk. Alleen al met de compositietitels ‘Oozi Oozi‘, ‘Booby and Si‘, ‘Margy Pargy‘, ‘Panaluu Peter‘ of ‘Popolo Paniolo‘ blijkt er iets aan de hand te zijn. “The quality of the ‘disordered’ nature of Burrell’s improvisation is becoming rich and controlled. Maybe he will roll the knuckles of his right hand over the keys, going up the scale in a series of loops to a landing place and, there, he might drill the fingers of both hands into the keys and create intense treble moments. He will do this over and over again and modify the heaviness of the fingering and the pedaling to describe the space between incredible two-handed renderings of recognizable phrases that are collectively full-blown songs … As he plays, and is deep within improvising, he will shift his tall bent on his seat to settle into a mode of discovery which he executes with brilliance. He gives you the tunes, he tantalizes you with the tunes, then he takes them away. But he always gives them back to you at another level of emotional understanding and feeling. He will stop an evolution with one note. He will close a piece with a satisfying one note. He will radiate happiness and joy with the statements he has made because he has embraced you with everything that is within his being … Dave Burrell can do nothing less than connect you with life, no matter in what timbre, tempo, key or dynamic”. (Lyn Horton, Northampton Center for the Arts, Northampton, Ma., 2005). Dave Burrell is, zoals Fats Waller, Jelly Roll Morton, Art Tatum, een complete jazzpianist voor wie de jazzmatige expressie samenvalt met het beproeven van de complete piano. Enerzijds erkent men in Dave Burrell het 'stride-spel' van pianisten zoals James P. Johnson: die obsederende begeleiding in akkoorden door de linkerhand. Maar ook Art Tatum die en onafhankelijkheid en evenwicht der handen bewerkstelligde.
Anderzijds is ook de invloed van Bud Powell en Thelonious Monk evident: van de linkerhand die lichte akkoorden plaatst die het improvisatorisch plan van de rechterhand volgt tot de linkerhand die constant commentaar geeft op de melodie en de dialoog tussen beide handen. Dave Burrells tintelend pianospel is doordrongen van authentieke jazzaffiniteiten. Net als bij Thelonious Monk, Jaki Byard en Cecil Taylor domineert de muzikale visie, de behandeling van het thematisch materiaal, de accidentele uitvoering. Ook bij Monk kreeg het element 'stilte' een grote plaats toegewezen. Wat de melodie betreft, schept Dave Burrell, zoals John Lewis, zuiders transparante melodieën, waarin de juiste noot en alleen deze op de juiste plaats komt. Bij Dave Burrell is ontspanning volledig, de rust diep, het evenwicht volmaakt. Hij componeert eerlijk, overwogen materiaal, dat op zijn manier even provocerend is als Monks dissonanten en, wie weet, misschien vruchtbaarder. Dave Burrells composities zijn opgebouwd als filmsoundtracks: vlug op elkaar volgende contrasten en zinrijke synthetische melodiefragmenten.
Dave Burrell Na een graduaat muziek aan de Universiteit van Hawai, studeerde Dave Burrell verder aan het Berklee College of Music in Boston in 1961. Nadat hij vier jaar later gradueerde in compositie/arrangement en vertolking, verhuisde hij naar New York. In deze stad vestigde hij spoedig een reputatie als één van de meest innoverende en originele pianisten onder de toonaangevende leiders op het vlak van hedendaagse muziek. Dave Burrell verwierf bekendheid met zijn opnames met tenor saxofonist Archie Shepp (Kwanza, Live at Pan African Festival, Attica Blues, The Cry of My People, Montreux One and Two), Pharaoh Sanders (Tauhid), Marion Brown (Three For Shepp, Juba-Lee), en David Murray (Deep River, Lovers, Remembrances, Ballads, Spirituals, Tenors, Picasso, Last of the Hipman.). Hij speelde mee op meer dan honderd opnames, waarvan tweeëntwintig onder eigen naam, waaronder High Won High Two, Echo, Windward Passages, Teardrops for Jimmy, Dave Burrell Plays Ellington and Monk, Jelly Roll Joys, Daybreak en Brother to Brother. Recente opnames omvatten VisionLive en Expansion, het debuut van het Dave Burrell Full-Blown Trio met bassist William Parker en meesterpercussionist Andrew Cyrill. Hiernaast werkte Burrell mee aan talrijke internationale televisie- en radiouitzendingen. Recent werkt hij nog mee aan de radiodocumentaire Leonard Bernstein: An American Life. Hij componeerde ook de muziek voor de epische documentaire film W.E.B. DuBois: A Biography in Four Voices. Dave Burrell geeft frequent masterclasses, onder meer voor het Conservatoire Municipal in Parijs, Guidhall School of Music and Dance in Londen, New York University, Bard College en Queens College in New York, University of Pennsylvania, Duquesne University, Swarthmore College en Bryn Mawr College in Pennsylvavia, DePauw University in Indiana, Brandies University in Massachusetts en Rice University in Texas. Hij ontving talrijke bekroningen onder meer van National Endowment of the Arts, Philadelphia Music Foundation, William J. Cooper Foundation, New York State Council on the Arts, Meet the Composer, Pennsylvania State Council on the Arts, John Garcia Gensel Award en Pew Fellowship in Jazz Composition.
Joe McPhee Joe Mc Phee (°1939, Miami) is componist, dichter en multiinstrumentist (saxofoon, klarinet, trompet, trombone en piano). Als kind leerde hij van zijn vader trompet spelen. Midden jaren zestig trok hij naar New York om samen te werken met Clifford Thornton. In deze periode begon McPhee ook saxofoon te studeren. Hij gaf les aan het Black Studies Department van het Vassar College in New York en begon daarna een muzikale carrière in Zwitserland die meer dan vijfentwintig jaar zou duren. McPhee is te horen op meer dan zestig opnamen, te beginnen met ‘Freedom and Unity’ van Clifford Thornton (’67), waarna hij onder zijn eigen naam begon op te nemen. In de vroege jaren zeventig begon de samenwerking met HatART, een Zwitsers label dat Werner Uehlinger speciaal in het leven riep om McPhee’s muziek op te nemen en te distribueren. Dit resulteerde in elf opeenvolgende opnamen tussen 1975 en 1982. In de daaropvolgende jaren verschenen cd’s bij de labels Sackville, In Situ, Deep Listening, Blue Ragrd, CIMP enz. Joe McPhee is een bewonderaar van het werk van de filosoof Edward de Bono en zelf schrijft hij poëzie met een filosofische inslag. Zijn gedichten over muzikale improvisatie begeleiden zijn recente opnamen ‘A Meeting in Chicago’ en ‘Grand Marquis’. De laatste jaren speelt McPhee in clubs en concertzalen over de hele wereld. Hij speelde onder meer aan de zijde van Roy Campbell jr., Daniel Carter, Sensei Joseph Jarman, Leroy Jenkins, Sabir Mateen, William Paker en Matthew Shipp.