JEUGDZORG IN BEELD Licht als het kan, zwaar als het moet
VOORWOORD Het werk van Bureau Jeugdzorg Noord-Brabant komt steeds meer in het licht te staan van de transitie. Gemeenten krijgen de verantwoordelijkheid voor preventieve zorg, lichte hulp én hulp aan ouders en kinderen met ernstige en complexe problemen. Die laatste groep is nieuw voor gemeenten. Een doelgroep waar Bureau Jeugdzorg veel ervaring mee heeft. Die stellen wij graag beschikbaar aan de toekomstige organisaties. In deze uitgave lichten wij onze expertise toe. Ons doel is om daarmee de zorg aan ernstig in hun ontwikkeling bedreigde kinderen maximaal te borgen.
Samen de schouders eronder Wat baart ons zorgen, waar zien we toekomst in? De toekomst voor cliënten van Bureau Jeugdzorg verandert. Dat werd de Cliëntenraad in 2011 steeds duidelijker. Er vloog ons van alles om de oren: nota’s, beleidsbrieven, transitieplannen, congressen, masterclasses, aparte dossiers op internet en nog veel meer. Er is veel beweging in jeugdzorgland: de transitie van de jeugdzorg is volop in gang. Het stelsel verandert ingrijpend; de gemeenten staan steeds meer op de voorgrond. Het gaat om een intensieve verbouwing, waarbij ondertussen de winkel openblijft en dus het andere werk gewoon doorgaat. Dat baart ons zorgen. Er zijn visies en uitgangspunten voor het nieuwe stelsel, maar ook nog veel vragen en onduidelijkheden. Het is als een nieuw huis, waarvoor nog geen goede tekening bestaat. Ook de toekomstige bewoners zijn nog nauwelijks gevraagd wat hun wensen zijn. Wanneer en hoe ze - cliënten van de
2
jeugdzorg - mee kunnen praten over het nieuwe jeugd- en gezinhuis, weten wij nog niet. Dat baart ons zorgen. Het gaat over overdracht van taken, verantwoordelijkheden, methoden, deskundigheden, effectiviteit, systemen, bezuinigingen, protocollen en procedures. Wat regelen we lokaal of regionaal en wat daarboven? Maar waar is de mens? Dat baart ons zorgen. De cliënt écht centraal, aansluiten bij eigen kracht, weghalen van overlappingen en bureaucratie. Daar zien we toekomst in. Kinderen, jongeren, ouders, grootouders en anderen betrokkenen actief mee laten praten en samen aan tafel zitten. Cliëntparticipatie is de bodem van de taart, niet de kers erop! Daar zien we (een verbeterde) toekomst in.
Het gaat niet om systemen, maar om medewerkers. Deskundige mensen die werken vanuit hoofd, hart en handen. Die cliënten vanuit die houding benaderen, in hen geloven, die hen ondersteunen, begripvol zijn en heldere grenzen kunnen aangeven. Gewoon échte mensen die dienstbaar zijn en weten waar het over gaat. Daar zien we toekomst in. Als die mensen nu bij Bureau Jeugdzorg zijn, willen we die graag behouden! Niet alles weggooien, maar meenemen wat wel goed gaat. Daar zien we toekomst in. De komende verbouwingsjaren extra letten op wat cliënten van Bureau Jeugdzorg nodig hebben en meepraten en -denken over onze toekomst. Daar willen we voor gaan, samen! Herman Kuijpers voorzitter Cliëntenraad
SPOEDEISENDE ZORG Bij Bureau Jeugdzorg weet je van tevoren nooit wat er op je bordje komt. En bij de spoedeisende zorg al helemaal niet. Een verslag van wat zich in een willekeurig etmaal aandient op de spoedeisende zorg Oost-Brabant. Daarbij volgen we drie medewerkers: Sanne, Oscar en Mathilde*.
n Woensdag 17.30 uur De politie belt. De agent vertelt Sanne dat er een aangifte ligt van vermoedens van seksueel misbruik door een man met in ieder geval een van zijn dochters (7 en 9 jaar). De meisjes zitten op dat moment in de kinderverhoorstudio. Hij gaat de ouders informeren en de vader aanhouden. Kan er iemand mee? Sanne vertrekt naar het huis van de ouders. “Mijn taak is om in te schatten hoe veilig de thuissituatie van deze kinderen is. Ik bespreek de situatie met de - verstandelijk beperkte - moeder. Vraag haar hoe zij hierin staat. Gelooft zij haar kinderen? Hoe gaat ze het hen vertellen? Wat doet ze als haar man ineens op de stoep zou staan? Wij bieden haar hiervoor handvatten.” Sanne schat in dat de kinderen veilig naar huis kunnen, zolang de man vastzit. En ze zorgt dat er hulp voor moeder en kinderen komt. “Daarna heb ik de meisjes, die na het verhoor zolang bij ons op kantoor zaten te wachten, naar huis gebracht”, vult Sanne aan.
n Woensdag 20.00 uur Aan de telefoon de moeder van een 16-jarige jongen die onder toezicht staat. Sanne: “De moeder wil haar zoon, na een zo-
De klok rond bij de spoedeisende zorg veelste escalatie, niet binnenlaten. Ook bij zijn vader ving de jongen bot. Nu zit hij op het politiebureau. De moeder vraagt zich af wat er moet gebeuren.” Sanne regelt een machtiging om de jongen tijdelijk uit huis te plaatsen. Vervolgens zoekt ze een crisisplek, haalt de jongen op en brengt hem daar. Daarna informeert ze de gezinsvoogd, die de zaak de volgende dag oppakt. De nacht verloopt zonder oproepen. Overdag werken de medewerkers, tussen de oproepen door, aan hun lopende zaken en regelen alles voor het in gang zetten van de hulp.
n Donderdag 10.30 uur Oscar heeft de leerkracht van een basisschool aan de telefoon. Zij vertelt dat ze de dag ervoor een 8-jarige jongen hebben ge-
Spoedeisende jeugdzorg biedt 24 uur per dag en zeven dagen per week interventies in crisissituaties voor alle sectoren van Bureau Jeugdzorg. Het gaat om nieuwe cliënten en - buiten werktijd - om crisissen in situaties van bestaande cliënten. Zo nodig is er binnen twee uur een medewerker ter plaatse. In minder urgente situaties regelt het team binnen 24 uur hulpverlening. Uiterlijk binnen vier weken draagt spoedeisende zorg de cliënt over aan een regulier team binnen Bureau Jeugdzorg.
schorst, omdat zijn gedrag op school onhoudbaar was. Toch staat hij er nu weer, met zijn moeder. Die weigert hem mee naar huis te nemen, omdat hij wegloopt en dreigt dat hij zichzelf voor een auto gooit. Oscar bespreekt de situatie eerst telefonisch. “De moeder wil dat haar zoon naar een crisisplek gaat. Ik wijs haar op haar verantwoordelijkheid. Die kan ze niet zomaar bij ons neerleggen. Crisisopvang is altijd maar voor een paar dagen. We moeten nu al kijken hoe het daarna moet. Kan hij dan naar huis en zo ja, wat is daarvoor nodig?” Om de situatie goed in te kunnen schatten, gaat Oscar naar de school. “Daar bespreek ik vooral wat deze moeder nodig heeft om de veiligheid van haar kind te garanderen. Daar wou ze eerst niets van horen.” Uiteindelijk zorgt Oscar voor een timeout bij een crisisopvang en voor hulp voor de moeder bij de opvoeding. Dit alles, en ook het vervoer naar die crisisopvang, heeft zoveel voeten in de aarde dat Oscar er de rest van de dag mee bezig is.
n Donderdag 10.30, 12.00 en 15.00 uur Een huilende moeder belt. Ze vertelt Sanne dat haar 14-jarige zoon zijn bed niet uitkomt. Hij is somber en wil niet eten en drinken. Hij is sinds twee jaar veranderd, er is veel ruzie. Ze wil met hem naar de huisarts, maar dat weigert hij. Sanne kalmeert de moeder en adviseert haar om de huisarts te vragen of hij langs komt. Plus om snel contact op te nemen met de Toegang voor pe-
dagogische ondersteuning. Daarna kan ze, als dat nodig is, weer contact opnemen. Dat gebeurt inderdaad later om door te geven dat de huisarts ’s middags komt. Daarna belt de moeder nogmaals, nu met Mathilde. Volgens de huisarts en de GGZ is er geen sprake van psychiatrische problematiek. De jongen heeft zich inmiddels opgesloten in de badkamer. Mathilde rijdt ernaar toe, gaat in gesprek met de moeder en de jongen, waarna hij de badkamer uitkomt. Ze bespreken gezamenlijk wat er aan de hand is en wat er moet gebeuren om de situatie te verbeteren. Hulpverlening wordt in gang gezet. * Om de herkenbaarheid van de situaties te voorkomen, worden geen plaatsnamen gebruikt en krijgen medewerkers een andere naam.
3
TOEGANG EN JEUGD-GGZ “Ons kind heeft een autismestoornis. Wij willen hulp voor hem. Wij willen dat hij leert om zichzelf te redden en beter contacten te leggen met vriendjes.” Dat, of een soortgelijke vraag, is een veelgehoorde binnenkomer bij de Jeugd-GGZ. Het antwoord is altijd een kwestie van maatwerk.
Autisme, ADHD, dwanghandelingen, angststoornissen of depressies bij kinderen maken een opvoedingssituatie complex. En als ouders ook dergelijke stoornissen hebben - wat regelmatig voorkomt - compliceert dat de situatie nog meer. Annette van Venrooij werkt bij het team van de Jeugd-GGZ in Den Bosch. “Een kind met zulke problemen kun je niet los zien van het gezin en de omgeving, zoals de school, waar het deel van uitmaakt. Je moet
“Wij zijn heel blij met de inbreng van Bureau Jeugdzorg in het Centrum voor Jeugd en Gezin”, verklaart Monique Koster. “Zij brengen een expertise in die wij nog misten. Dat is voor onze medewerkers fijn, maar uiteraard is dat vooral goed voor ouders en jongeren.”
Monique is vanuit de GGD Hart voor Brabant als pedagogisch adviseur / stafmedewerker werkzaam bij het CJG in Tilburg. “Als er bij Bureau Jeugdzorg een vraag bin-
4
Maatwerk bij de Jeugd-GGZ eerst kijken naar het hele plaatje. Nadenken en nagaan wat er nog meer aan de hand kan zijn. Wij weten immers uit ervaring wat de risico’s zijn van opgroeien met bijvoorbeeld een autismestoornis. Die neem ik mee in mijn overwegingen wat de beste vorm van hulp is.”
ik een inschatting wat de mogelijkheden en beperkingen van dit kind en de ouders zijn. Uit al die informatie komt een totaalbeeld en stellen we de uiteindelijke hulpvraag vast. Zo kom ik tot een conclusie welke hulp daar het best bij aansluit. Die vertaal ik in een passende indicatie.”
n Gesprek
n Hulp
Aan de hand van de beschikbare informatie, zoals een diagnose van een kind die eerder al door anderen gesteld is, gaat Annette in gesprek met ouders en kind(eren). “Samen gaan we na hoe het kind zich ontwikkelt. Past dat bij de leeftijd of niet? Hoe functioneert het kind thuis, op school en in zijn vrije tijd? Ook kijken we hoe het gezin functioneert. Wat gaat er goed in de opvoeding, wat vinden ouders moeilijk? Daarna maak
De uitkomst kan inderdaad zijn dat training bij zelfredzaamheid van het kind past bij wat er nodig is. Annette: “Dan geven wij een indicatie af voor zorg uit de AWBZ. Bijvoorbeeld in de vorm van een Persoons Gebonden Budget (PGB), waarmee het gezin die hulp kan regelen. Maar het kan ook zijn dat wij vinden dat er bij ouders nog stappen te zetten zijn in de vorm van bijvoorbeeld opvoedingsondersteuning. Niet alle ouders zijn
daar blij mee. Sommigen komen heel gericht binnen met de vraag om een PGB voor hun kind. Als wij denken dat andere hulp beter past, is dat een punt van verder gesprek. Leidraad daarbij is altijd een goede ontwikkeling en het belang van het kind.”
Een en een is drie bij samenwerking nenkomt van mensen die nog niet eerder hulp hebben gehad, verwijzen zij die naar ons, hoe zwaar de situatie soms ook is. Dat was even wennen voor ons. Wij vroegen ons af of we daar wel bekwaam genoeg voor waren. Maar met de kennis en ervaring die de medewerkers van Bureau Jeugdzorg inbrengen, kunnen we daarmee aan de slag”, licht Monique toe. “Zij zijn heel goed in het verduidelijken van de complexe vraag en wat er mogelijk is in
die situatie. Zo kunnen we regelen dat die cliënten op een goede en snelle manier op de juiste plek komen. Dat is heel fijn.”
n Korte lijnen Anita van Doremalen is vanuit de Toegang van Bureau Jeugdzorg Tilburg twee dagdelen per week werkzaam bij het CJG. “Die korte lijnen zijn ook een enorm voordeel”, volgens Monique. Het is voor onze medewerkers prettig om elkaar te kennen. Dat verlaagt de drempel om zaken te overleggen. Dat geldt ook voor onze cliënten. Ze-
ker als zij al een voorgeschiedenis hebben bij Bureau Jeugdzorg. Of een beeld van die organisatie, nog los van of dat klopt. Als Anita dan aansluit bij zo’n gesprek, geeft dat vaak veel rust en vertrouwen.”
n Heftige situaties Ook Anita ervaart veel voordelen van haar activiteiten bij het CJG.“Samenwerken met veel verschillende professionals leidt tot kruisbestuiving. Je leert heel breed kijken. En ik ervaar dat ik echt iets kan toevoegen. Wij hebben bij Bureau Jeugdzorg natuur-
TOEGANG EN JEUGD-GGZ Ouders vinden soms dat zij geen probleem hebben, terwijl een huisarts, een leerkracht of een andere professional zich wel zorgen maakt over dat gezin. Die kunnen hun zorgen melden bij Bureau Jeugdzorg. Anita van Doremalen staat, als medewerker van de aanmelddienst van Bureau Jeugdzorg Tilburg, die zorgmelders te woord.
Na de zorgmelding nodigt een collega de ouders uit om de zorgen te bespreken. Daarbij gaat het erom of de ouder de zorgen herkent en erkent. “Veel van deze ouders zijn niet bereid of in staat om iets aan hun situatie te doen. Of ze zeggen wel dat ze mee willen werken, maar als puntje bij paaltje komt, doen ze dat toch niet. Het zijn veelal ouders die al het nodige voor hun kiezen krijgen of hebben gehad: problemen
met CJG lijk een brede doelgroep qua leeftijd en qua problematiek. En vooral ook veel zware problematiek”, legt Anita uit. “Dan moet je niet van slag raken, maar wel kritisch blijven en door durven vragen. Ook als dat ongemakkelijk is. Je niet laten afschrikken en doorzetten als dat nodig is. Dat is voor de andere medewerkers van het CJG soms heftig.” “Waar medewerkers van Bureau Jeugdzorg ook kundig in zijn, is het centraal stellen van het perspectief van het kind”, vult Monique aan. “Zij kunnen dat zo formuleren dat een ouder zelf gaat inzien dat die iets moet ver-
Zorgmeldingen U vraagt, wij draaien? Ja, als dat kan, maar soms moet je verder kijken dan je neus lang is! met relaties, huisvesting, financiën. Beschadigd zijn, slechte ervaringen hebben met hulpverlening en soms een laag IQ”, geeft Anita aan.
Bureau Jeugdzorg heeft tot taak om vast te stellen of een kind met ernstige en complexe problemen op het gebied van opvoeding en opgroeien hulp nodig heeft. En zo ja, welke hulp passend is. Dat kan zowel op pedagogisch gebied (provinciale jeugdzorg door organisaties voor Jeugd & Opvoedhulp) als op psychiatrisch gebied (zorg in het kader van de Zorgverzekeringswet of AWBZ).
vraag heeft. En daar proberen bij aan te sluiten, ook al dekt die volgens ons soms maar een deel van het probleem. Bij deze ouders moeten we eerst de puzzel zoveel mogelijk in elkaar leggen en dan kijken welke hulp nodig is. De kunst is om de regie zoveel mogelijk bij de ouder te laten liggen. Maar wel doorpakken als het moet: als je weet dat de grens bereikt is en de veiligheid van een kind in het geding is.”
n Niet loslaten “Bij die groep moet je een lange adem hebben”, zegt Anita. “Blijven motiveren, in gesprek blijven, de situatie volgen. Veel investeren om te zorgen dat het toch zo vrijwillig mogelijk aangepakt kan worden, omdat je weet dat dat de meeste kans van slagen heeft. Kijken of de ouder toch een hulp-
Input Bureau Jeugdzorg is meerwaarde voor cliënt en voor medewerker CJG anderen. Dus niet: dat kind is lastig en dat moet veranderen. Nee: ik kan als ouder iets anders doen en dan gaat dat kind ook beter luisteren bijvoorbeeld. Dat vind ik een heel mooie kwaliteit.”
n Haken en ogen Monique: “Nog een voordeel is de juridische kennis die Bureau Jeugdzorg meebrengt. Die kennis is bij onze CJG’ers onvoldoende ontwikkeld, omdat wij daar in de praktijk niet veel mee te maken krijgen. Wij hebben nooit zo stilgestaan bij vragen als: is deze ouder
ook juridische ouder? En zo niet, wat betekent dat, kun je die informatie dan nog wel geven? Zaken als het verschil tussen erkenning en gezag. Anita helpt ons daarbij op individueel niveau, maar ze heeft ons ook bewust gemaakt dat wij daarover als CJG geen beleid hebben. We weten nu dat we er iets mee moeten.
n Valkuil? Monique kan geen nadelen noemen aan de aanwezigheid van Bureau Jeugdzorg bij het CJG. Hoogstens een valkuil voor de betrok-
ken medewerkers zelf. “Als je korte lijntjes hebt, is het verleidelijk om al die situaties waar je bij beide organisaties mee te maken hebt zelf uit te gaan voeren. Dan loop je het risico dat je te veel op je nek neemt. De medewerkers van Bureau Jeugdzorg moeten vooral zorgen dat alles op die plek komt waar het thuishoort. Overdragen dus, ook al kost overdracht tijd. Maar zij zijn professioneel genoeg om niet in die valkuil te trappen.”
5
ADVIES- EN MELDPUNT KINDERMISHANDELING Bij het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK) komen dagelijks telefoontjes binnen. Van vage zorgen tot situaties waarin duidelijk sprake is van kindermishandeling. Van bellers die advies willen over hoe ze een situatie kunnen aanpakken tot mensen die het graag willen overdragen, omdat ze niet meer weten wat ze kunnen doen. Een kijkje achter de schermen, waarbij we een melding volgen van binnenkomst tot afsluiting.
n Eerste contact Er belt een leerkracht van een basisschool. “Wij maken ons zorgen over twee leerlingen, jongetjes van 5 en 7 jaar.” Medewerker Irene* stelt veel vragen om het verhaal concreet te maken. Waaruit bestaan die zorgen? “De kinderen zijn erg onzeker en angstig. Wij denken dat dat komt door het gedrag van hun vader. Die schreeuwt erg tegen die jongetjes. Hij gaat ruw met hen om”, vertelt de leerkracht. Irene luistert, vat samen, checkt of zij het goed begrepen heeft en stelt vervolgvragen. In wat voor soort situaties zien zij dat gedrag? Wat is dan de reactie van de kinderen? Heeft de school daar al met de ouders over gesproken? In diverse gesprekken heeft de school de zorgen met de ouders besproken en aangegeven dat zij denken dat de ouders hulp nodig hebben. De ouders zijn het daar niet mee eens. Ze vinden dat de school overdrijft. Als andere ouders vertellen dat de moeder bij hen om eten vraagt, omdat ze niets in huis hebben,
6
Van melding tot hulp is dat de druppel voor de school om nu te bellen met het AMK. Want ook dat ontkennen deze ouders.
n Melding Irene: “Ik vertel de leerkracht dat we deze zaak als melding oppakken en dus onderzoek gaan doen, omdat de ouders de zorgen niet serieus nemen en hulp afhouden.” Irene zet alle informatie en de gemaakte afspraken op een rij voor de gedragswetenschapper en de vertrouwensarts, die samen de intake verzorgen. Zij maken een inschatting wat er aan de hand is en welke informatie er nog meer nodig is om de situatie en de risico’s goed te kunnen beoordelen. Ze stellen een plan van aanpak op, waarmee medewerker Eva aan de slag gaat.
n Gesprek Bij het huisbezoek ontvangen de ouders Eva niet bepaald met open armen. In het begin van het gesprek stuit Eva op veel weerstand en ontkenning. Gaandeweg geven zij aan dat er wel degelijk problemen zijn. Beide ouders hebben het nodige meegemaakt in hun eigen jeugd. Vader vlucht
in de drank en moeder heeft een borderlinepersoonlijkheidsstoornis. Zij hebben veel ruzie en er zijn financiële problemen, waardoor ze inderdaad regelmatig geen eten in huis hebben. Eva: ‘Ik stel veel vragen. Ik wil weten wat drank voor deze vader betekent, hoe moeder zich gedraagt, hoe de kinderen daarop reageren. En hoe komt het dat ze hier geen hulp voor zoeken? Daarbij vraag ik me steeds af hoe veilig deze kinderen hier zijn?” De ouders vertellen dat ze hun problemen steeds ontkennen, omdat zij zich schamen. Nu zien ze in dat het beter is voor de kinderen, en voor henzelf, als ze er over praten. En dat ze moeten zorgen dat er wat gebeurt om de situatie te verbeteren. “Daarna bespreek ik welke hulp er mogelijk is, wat dat betekent en wanneer het vervolggesprek plaatsvindt”, voegt Eva toe.
n Hulp “Ik licht de uitkomsten van mijn onderzoek toe aan de gedragswetenschapper en de vertrouwensarts. We beoordelen of we voldoende informatie hebben om de veiligheid van de kinderen te garanderen en een passend advies aan ouders te geven. Dat
Het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK) geeft advies of consult, of onderzoekt meldingen bij vermoedens van kindermishandeling. Bij ernstige problemen of als de veiligheid van een kind in gevaar is, schakelt het AMK hulpverlening in. Als ouders daar niet aan mee willen werken, verzoekt het AMK aan de Raad voor de Kinderbescherming om verder onderzoek te doen.
was hier het geval”, vervolgt Eva.“Er komt, na een tweede gesprek met deze ouders, opvoedingsondersteuning voor hen. Ook gaat het maatschappelijk werk relatiegesprekken met ouders voeren en zoekt vader hulp voor zijn drankprobleem.”
n Rappel Eva:“Ik leg contact met de instanties die de hulp gaan uitvoeren en geef aan wat er nodig is. En spreek af dat zij ons informeren als blijkt dat ouders toch niet meewerken of afhaken. Het AMK sluit na deze overdracht de zaak af. Na drie maanden nemen we contact op met alle betrokken partijen om te evalueren hoe het loopt. Dat blijkt naar tevredenheid te zijn.
* Om de herkenbaarheid van deze situatie te voor komen, geven we niet aan waar dit zich afspeelt en krijgen de medewerkers een andere naam.
JEUGDRECLASSERING Op 14-jarige leeftijd gaat Lars* er met de auto van zijn stiefmoeder vandoor. De politie pakt hem op en hij krijgt vanaf dan tot zijn achttiende met de jeugdreclassering te maken. Lars (19) kijkt samen met zijn jeugdreclasseerder Hans van Hoenselaar terug op deze heftige periode.
Weer op de rails n Serieus leven
kon bij De La Salle in Boxtel, een orthopedagogisch expertisecentrum voor jongeren met een licht verstandelijke beperking. “Het was echt streng ja. In het begin dacht ik dat ik dat niet ging volhouden. Ik heb ook een keer mijn spullen gepakt om weg te gaan. Mijn begeleider daar en Hans zeiden dat ze het zonde vonden en dat ze van mij een goeie jongen konden maken. Dus ben ik toch gebleven”, vertelt Lars.
“Het duurde een paar jaar voor ik het in de gaten had. Dat ik gewoon wil functioneren en serieuzer wil leven. Wat ik vroeger heb meegemaakt, dat wil ik echt niet meer. Ik wil verder, ook met mijn vriendin. Hans zei altijd dat het wel goed met me zou komen als ik een goed meisje zou tegenkomen. Dat klopt. Ik ben nu ook verslaafd, maar dan aan werken. Dat had ik vroeger allemaal nooit verwacht,” zegt Lars lachend. Hij werkt nu als vorkheftruckchauffeur in vijfploegendienst.
n Terugval “Ik vond het niet prettig, dat ik in de gaten werd gehouden en elke keer op gesprek moest komen”, begint Lars. “Hans had geregeld dat ik naar een internaat moest. Dat zag ik in het begin ook niet zitten. Ik miste thuis. Maar toen ik daarna weer thuis ging wonen, ben ik verder het criminele pad opgegaan. Ik heb scooters, motors en auto’s gestolen, in huizen ingebroken, mensen afgeperst.” “Het was ook niet onze keuze dat jij weer naar huis ging”, geeft Hans aan. “Nee, dat is waar”, herinnert Lars zich. “Eigenlijk moest ik in het internaat blijven, maar mama had geregeld dat ik naar huis kon.”
n Liever hulp dan vastzitten Lars werd regelmatig opgepakt. “Vroeger kon ik best goed liegen, ook tegen Hans. Ik praatte mezelf er steeds uit. Tot ik negen maanden moest zitten. Ik heb tegen Hans gezegd dat ik dat echt niet wilde en dat ik hulp wou.” Hans regelde dat Lars terecht
“Daarna heb ik het toch weer verpest. Ik blowde keiveel en manipuleerde mensen”, licht Lars toe. Hans zorgde voor ambulante begeleiding en hulp van de verslavingszorg. “Drugs waren een uitvlucht voor Lars. Mijn strijd tegen zijn drugsgebruik maakte een groot deel uit van mijn begeleiding”, aldus Hans. “Ik zag iemand die goed begeleidbaar was. Dat geeft je moed om door te gaan. Maar elke keer als we iets hadden opgebouwd, sodemieterde dat in mekaar door die drugs.” “Op een gegeven moment zei Hans dat als ik door zou gaan, hij zou stoppen met de begeleiding en mijn zaak zou terugsturen
Jeugdreclassering begeleidt jongeren tussen de 12 en 18 jaar (met een uitloop naar 23 jaar) die met justitie in aanraking zijn gekomen. De begeleiding richt zich op het voorkomen van recidive en het bevorderen van resocia lisatie.
Het gepleegde delict is vaak het topje van de ijsberg Lars en Hans van Hoenselaar
naar de Rechtbank. Dat vond ik wel klote. Dus toen ben ik gestopt, helemaal op eigen kracht”, vult Lars aan.
n Thuisbasis Hans besteedde ook veel aandacht aan de thuissituatie van Lars. “Zijn moeder is erg betrokken bij haar twee zoons, maar pedagogisch niet zo vaardig. Die heb ik handvatten gegeven om hen wat meer aan te sturen en te begrenzen.” De situatie van Lars liet verder nogal te wensen over.“Een echtscheiding vol conflicten, financiële problemen, een stiefmoeder met wie het niet klikte, een broer die Lars eens met een mes heeft gestoken”, somt Hans op.
Af en toe belt Lars nog wel eens met Hans om te vertellen hoe het met hem gaat.“Het is raar om te zeggen, maar ik vind het nu jammer dat ik geen reclassering meer heb. Ik vond het toch wel fijn om die gesprekken met Hans te hebben. Als ik ergens mee zat, gingen we samen zoeken naar een oplossing. Hij heeft zich altijd voor me ingezet, ook als ik er een puinhoop van maakte. Dat waardeer ik heel erg.” “Ik heb, ondanks dat hij regelmatig recidiveerde, altijd vertrouwen in Lars gehad. Hij laat nu zien dat dat terecht is”, vult Hans aan. “Daar doe je het voor. Dat iemand weer op de rails staat en, zoals ik het nu inschat, zonder verdere terugval.” * Lars wil graag zijn verhaal doen, maar niet onder zijn eigen naam.
7
JEUGDBESCHERMING - GEZINSVOOGDIJ Bij het merendeel van de kinderen die bij gezinsvoogd Anita van Hartskamp van Bureau Jeugdzorg Oss onder toezicht staat, is er sprake van een vechtscheiding. Het is haar taak om het belang van de kinderen centraal te stellen. Vaak is er ook sprake van andere problemen: verslaving, verstandelijke beperkingen, psychische of psychiatrische problematiek. Ook die vragen om aandacht.
Bij een vechtscheiding maken ouders elkaar over en weer zwart in het bijzijn van hun kinderen. Ze werken niet mee aan de afgesproken of door de rechter opgelegde omgangsregeling. Het resultaat kan zijn dat het kind (bijna) geen contact heeft met een van de ouders. Het kan nog verder gaan als de ene ouder de andere beschuldigt van kindermishandeling. Kinderen komen daardoor klem te zitten. Ze komen in een loyaliteitsconflict dat voor een kind behoorlijk traumatiserend kan zijn. Het kan leiden tot een gevoel van afwijzing, een laag zelfbeeld, extreme zorg voor of idealisering van een van de ouders, ernstig probleemgedrag et cetera. Dan kan het gebeuren dat de kinderrechter ze onder toezicht stelt en ze een gezinsvoogd van Bureau Jeugdzorg krijgen.
n Nieuwe start In de eerste gesprekken die Anita met alle betrokkenen voert, is ze vooral bezig met rotzooi opruimen. “Je moet een nieuwe situatie creëren. Er ligt pijn bij de ouders over
8
Uit elkaar, samen verder hun mislukte huwelijk, verwachtingen die aan diggelen liggen. Ook is er vaak sprake van oud-zeer door eerdere - vrijwillige, niettoereikende - hulp en door het traject van het onderzoek door de Raad voor de Kinderbescherming. Ik moet ouders even de ruimte bieden om hun frustraties daarover te spuien en duidelijk uitleggen hoe de posities zijn. Dat de kinderrechter een ondertoezichtstelling (OTS) noodzakelijk vindt, omdat het kind zo klem zit dat het zich niet goed kan ontwikkelen”, licht Anita toe. “Daarna geef ik aan dat samenwerking onontkoombaar en noodzakelijk. Het is een voorwaarde om te komen tot verbeteringen. Tot een communicatie waar hun kind geen last meer heeft van de strijd. Zodat ouders kunnen laten zien dat ze het weer zelf kunnen. Want dat is ons gezamenlijke doel.”
n Om de tafel Die goede communicatie tussen de ouders is de kern waar het om draait. Anita:“Ik moet ouders laten inzien dat ze geen partner meer zijn, maar wel ouders zijn en blijven. Het gaat vaak over irritaties: wat de ene ouder zegt of doet of andersom, maar niet over het belang van hun kind. Dan is het niet mijn taak om die problemen en irrita-
ties te bespreken, maar wel wat die betekenen voor hun kind. Dus vraag ik steeds of ze begrijpen hoe het voor hun kind is dat ze nooit meer samen om de tafel willen zitten en negatief over elkaar praten. Ik spreek ouders aan op hun verantwoordelijkheid en stel telkens aan de orde wat hun kind nodig heeft. Een echtscheiding vraagt om een reorganisatie van de posities van de ouders. Het is mooi als je dat lukt en ouders bijvoorbeeld weer samen gesprekken voeren op school. Of samen afspraken maken over de verdeling van de vakanties.”
n Stevig positioneren Vechtscheidingen kosten veel inzet en tijd, er zitten veel juridische haken en ogen aan en zijn bovendien klachtgevoelig. “Je moet je woorden vaak op een goudschaaltje wegen”, aldus Anita, “Het is heel belangrijk om te voorkomen dat je wordt meegezogen in de strijd en je niet voor het karretje van een van de ouders te laten spannen. Ik doe niet aan waarheidsvinding en ben er niet om het conflict tussen ouders op te lossen. Ik moet me dus stevig positioneren en zorgen voor onafhankelijkheid. Je hebt ook een vertrouwenspositie voor het kind. Tegen mij kan het dingen vertellen die het niet tegen de
Jeugdbescherming voert na een rechterlijke uitspraak diverse kinderbeschermingsmaat regelen uit. Dat gebeurt als ouders hun kind niet goed verzorgen of opvoeden en daarmee de veiligheid van het kind in het gedrang is, of als een kind een bedreiging vormt voor zichzelf of anderen. Bij een ondertoezichtstelling krijgt het gezin hulp van een gezinsvoogd. Ouders blijven zelf verantwoordelijk voor hun kind.
ouder durft te zeggen. Daar moet ik zorgvuldig mee omgaan.”
n Kiezen uit twee kwaden Een uitgangspunt dat Bureau Jeugdzorg hanteert, is dat omgang met beide ouders een belangrijke voorwaarde voor een evenwichtige ontwikkeling van een kind is. Anita:“Maar als de strijd maar blijft voortduren, moet je je afvragen of je daar goed aan doet. Je moet steeds afwegen wat voor een kind traumatischer is: het jarenlang blootstellen aan ouderlijke conflicten of - tijdelijk - de omgang met een of beide ouders stoppen? Daar moet je heel terughoudend mee omgaan, maar soms kan het niet anders”.
JEUGDBESCHERMING - GEZINSVOOGDIJ “Jeugdzorg die met mij wil praten? Dat dacht ik toen ze me twee jaar geleden belden. Er is een wereld voor mij open gegaan, waarvan ik eerst dacht: daar kom ik nooit mee in aanraking. Daar kom je alleen als je hele rare dingen doet. Achteraf blijkt dat je best wel een pittig geval bent.”
Mariëtte Schapers kan zich als de dag van gisteren herinneren dat ze gebeld werd door Bureau Jeugdzorg. De politie was betrokken geweest bij een situatie van huiselijk geweld tussen Mariëtte en haar (inmiddels ex-)man. De politie meldde dat bij Bureau Jeugdzorg, omdat het voormalige stel ook een kind heeft. Dat was de start van het contact. Haar 14-jarige dochter staat nu onder toezicht bij Bureau Jeugdzorg. Anita van Hartskamp is haar gezinsvoogd. Mariëtte wil graag haar verhaal doen. “Het is ook echt, puur, en ik schaam me er niet voor. Dat was eerst wel anders. Ik praatte met niemand over mijn problemen. Uit schaamte en omdat ik dacht dat mensen mij toch niet zouden geloven. Dat er na die melding een circus op gang komt, waardoor je er wel over moet en kunt praten, daar ben ik nu dankbaar voor.”
De schaamte voorbij n Achter de voordeur Aan de buitenkant was er in het gezin van Mariëtte niets aan de hand. Daardoor bleven de problemen ook lang verborgen. Na vijftien jaren kwam er een eind aan het huwelijk van Mariëtte. Dat ontaardde in een heftig echtscheidingsconflict, dat nog steeds voortduurt. Er dienden al 22 rechtszaken tussen beide ex-echtgenoten. Hun dochter raakte tussen wal en schip, vermangeld in haar loyaliteit naar beide ouders. “Mijn dochter veranderde. Ze leefde in twee verschillende werelden: in die van mij en die van haar vader. Ze paste zich steeds aan en
Gezinsvoogd Anita van Hartskamp en cliënt Mariëtte Schapers
kon niet zichzelf zijn. Daardoor weet ze niet goed wat ze wil. Door de spanningen heeft ze ook lichamelijke klachten. En het lukte mij niet om haar te helpen. Ik zit al jaren in een dienstverlenend vak”, licht Mariëtte toe. “Ik heb een eigen bedrijf in recruitment, consultancy en coaching. Ik zorg er vooral voor dat mensen doen waar ze goed in zijn. Het is heel bijzonder om je te realiseren dat je daar niks mee kan met je eigen dochter, met alle bagage die je hebt. Als Bureau Jeugdzorg er niet was geweest, dan had het nog veel langer geduurd.”
Vechtscheidingen komen in de beste families voor
n Steun “Mijn kind staat in alle gesprekken centraal. Het gaat niet om mij, maar ik voel me door de gezinsvoogd goed geholpen en gehoord”, aldus Mariëtte. “De professionaliteit was vanaf het begin duidelijk. Dat gaf mij vertrouwen. Mijn vragen worden altijd serieus genomen. Soms wil ik wel sneller antwoord, maar dat komt meestal door de paniek waarin ik dan zit. Ik voel op dat moment de druk en de emotie, terwijl mijn verstand zegt dat het best tot morgen kan wachten.” Mariëtte praat nu wel met haar omgeving over haar situatie. “Mensen schrikken heel erg als ik zeg dat mijn dochter onder toezicht staat. Mensen hebben geen beeld van jeugdzorg of een beeld dat niet klopt. Net als ik. Ik had een plaatje, vanuit de media. Dat was voor mij vooral heel ver van mijn bed. Nu dank ik God op mijn blote knietjes dat jeugdzorg bestaat. Over een paar maanden moet er weer een besluit komen over de ondertoezichtstelling. Dan denk ik: doe mij nog maar een jaartje. Want ik ervaar het als een steun en we zijn er nog lang niet.”
9
JEUGDBESCHERMING - VOOGDIJ “Voogdij is een ingrijpende maatregel met de nodige gevolgen. De ouders hebben geen gezag meer en het kind woont niet meer thuis. De voogd is, namens Bureau Jeugdzorg, wettelijk verantwoordelijk voor de opvoeding en zorg voor het kind. Dat geldt voor alle leefgebieden, dus ook voor bijvoorbeeld alle financiën en verzekeringen van een kind”, aldus Tonny van der Ven, voogd van Bureau Jeugdzorg Oss.
Eindverantwoordelijkheid ties heb ik een andere rol. Ik houd me bezig met zaken als: zitten ze op hun plek, hoe verloopt de behandeling, zijn er mogelijkheden voor weekend- en vakantieopvang? Zo ja, dan zoek ik die en regel dat. Soms moet ik lang zoeken en leuren om een kind op een geschikte plek te krijgen. Ik kijk ook hoe de contacten met de buitenwereld verlopen. Met deze kinderen heb ik meer contact. Met sommigen zelfs heel regelmatig, vooral als een kind een klein of helemaal geen netwerk heeft”, geeft Tonny aan.
n Wikken en wegen “De zichtbaarheid van een voogd in het leven van een kind, hangt af van de situatie. Het overgrote deel van de voogdijkinderen woont in een pleeggezin. Dat is de eerste optie van Bureau Jeugdzorg. Het kind weet dat het een voogd heeft, maar die is op de achtergrond aanwezig”, legt Tonny uit. “Toch ben je ook dan als voogd eindverantwoordelijk voor alle belangrijke beslissingen over opvoeding en verzorging van een kind. Hij of zij houdt toezicht op de woon- en opvoedingssituatie, bespreekt met opvoeders mogelijke problemen en regelt - indien nodig - extra hulp.
n Andere rol Voor sommige kinderen is een pleeggezin niet de passende woonplek, bijvoorbeeld als er sprake is van ernstige hechtingsproblemen. Het kind wordt dan in een behandel- of gezinshuis geplaatst, of soms, bij zeer complexe problematiek, in een instelling voor gesloten jeugdzorg. “In die situa-
10
Daarnaast heeft de voogd een belangrijke taak in het contact met de biologische ouders. Tonny:“Ouders kunnen nog zulke stomme dingen doen, er een potje van maken en niet de juiste keuzes maken, ze doen ook dingen goed voor hun kind. Ze moeten gezien worden in hun goede bedoelingen. Hun kinderen moeten dat weten en pleegouders moeten dat ook erkennen.” “Een kind moet sowieso enige kennis hebben van zijn ouders. Bureau Jeugdzorg moet afwegen of, en zo ja hoe vaak en onder
De kinderrechter kan ouders ontheffen of ontzetten uit hun gezag. Of er zijn geen ouders meer, omdat ze zijn overleden. In die situaties kan de kinderrechter Bureau Jeugdzorg belasten met het wettelijk gezag over deze kinderen. Zij komen dan onder voogdij bij Bureau Jeugdzorg.
Ouders willen bijna altijd het beste voor hun kind, maar doen niet altijd wat het beste voor hen is welke voorwaarden, een kind contact heeft met die biologische ouders. Dat kan eens per maand of twee maal per jaar een uurtje zijn, of af en toe een weekend. De voogd moet afwegen wat goed voor het kind is. Wat kan dat kind aan en wat hebben die ouders hun kind te bieden”, vervolgt Tonny. “Voor sommige kinderen spelen die ouders geen rol in hun leven, maar er zijn ook kinderen die hun biologische ouders op een voetstuk plaatsen. Dat kan spanning oproepen, zeker als ze niet aan die verwachtingen voldoen. Het is mijn taak om daar een keuze in te maken, waarbij het belang van het kind de doorslag geeft. En vervolgens zorg ik dat er feitelijke afspraken komen. Uiteraard overleg ik hierover intern met collega’s en onze gedragswetenschapper.”
n Dealen met ouders “Het is heel belangrijk voor een kind als het weet en voelt dat zijn biologische ouders het goed vinden dat het ergens anders woont. En omgekeerd, dat pleegouders erkennen dat het kind biologische ouders heeft en dat zij die niet afvallen”, licht Tonny toe. “Pleegouders moeten die biologische ouders de ruimte geven. Dat is soms moeilijk voor hen, zeker als die biologische ouders tekort schieten: afspraken niet nako-
men of geen aandacht hebben voor hun kind. Sommige pleegouders willen hun pleegkind hiertegen beschermen en zijn wat afhoudend over het contact. Het is de taak van een voogd om te blijven streven naar een onbelast contact tussen kind en ouder. Het kind heeft deze ouder, het blijft deze ouder houden en het moet daarmee leren dealen. Het kind moet een reëel beeld van die ouders krijgen, ook als dat niet altijd positief is. Hoe moeilijk dat af en toe ook is. Soms nemen pleegouders mij dat niet in dank af. Maar hoe meer je tegenhoudt dat een kind contact heeft met zijn ouders, hoe ‘groter’ ze worden in de ogen van een kind. Dan loop je, vooral in de puberteit, de kans dat ze ‘uitbreken’ en toch naar hun biologische ouders gaan.”
VERMOGENSBEHEER - VOOGDIJ
Op de kleintjes letten Te koop aangeboden: diverse huizen, een zeilboot, motors, scooters, complete inboedels. Ook dat behoort, in het kader van vermogens beheer van voogdijkinderen, tot de taak van Bureau Jeugdzorg.
“Je kunt het zo gek niet bedenken of ik heb het al in behandeling gehad”, vertelt Lisette van den Wildenberg. Zij is een van de medewerkers van het Centraal Bureau van Bureau Jeugdzorg, die zich fulltime bezighoudt met vermogensbeheer. “En dat betekent dat ik met allerlei partijen te maken heb. Van de kantonrechter, notaris, makelaars, banken, pensioenverstrekkers en uitkeringsinstanties tot opkoop- en schoonmaakbedrijven toe.”
n Vermogen Voogdij start altijd met een inventarisatie van het vermogen van het kind of de jongere die onder voogdij staat. Dat kan niets zijn, maar ook een spaarrekening van enkele tientjes of van een paar ton. Of, als er sprake van een nalatenschap is, een compleet ingerichte woning, effecten en allerlei waardepapieren. De vermogensinventarisatie bij aanvang van de voogdij bepaalt wat er moet gebeuren. Lisette: “In het geval van een erfenis vraag ik de notaris om een verklaring van erfrecht op te stellen. Ik benader banken en hypotheekverstrekkers, vraag uitkeringen aan, zeg verzekeringen en abonnementen op. Kort-
om, ik doe alle voorkomende werkzaamheden die bijdragen aan een correcte afhandeling van de erfenis. Want Bureau Jeugdzorg is bij voogdij niet alleen verantwoordelijk voor de verzorging en opvoeding van de minderjarige, maar heeft ook de verplichting om te zorgen voor zijn of haar vermogen. Het gezag over de minderjarige ligt immers bij ons”, aldus Lisette. “Sommige gevallen zijn heel overzichtelijk, andere heel complex. Een voorbeeld van dat laatste is als bij een nalatenschap zowel het voogdijkind als ook meerderjarige broers of zussen en diverse ooms en tantes betrokken zijn.” Tijdens de voogdij kan er sprake zijn van vermogensopbouw. Lisette: “Dan is het een kwestie van volgen en beheren en op de juiste momenten actie ondernemen om dat vermogen te borgen. Wij verzorgen ook belastingaangiften en de periodieke verantwoording aan de kantonrechter over het vermogen.” Voogdij eindigt met een zogeheten verklaring van kwijting en decharge aan de rechtbank.
COLUMN ONDERNEMINGSRAAD
Kind niet met het badwater weggooien Ook in het werk van de Ondernemingsraad staat de transitie centraal. Wij volgen de ontwikkelingen op de voet, zowel intern als extern. Wij zien het als onze taak om onze achterban daarover te informeren en vinden het belangrijk dat medewerkers zich bewust zijn van de toekomst en zich daarop voorbereiden. Als belangenbehartiger van de medewerkers vragen wij vooral aandacht bij de bestuurder voor hun positie en voor de werkgelegenheid, met de oproep om onze expertise ook extern uit te dragen.
Zorgen dat onze medewerkers niet aan het kortste eind trekken Gemeenten krijgen de verantwoordelijkheid voor de hele jeugdzorg. Daarmee krijgen zij ook een nieuwe doelgroep: kinderen met complexe en ernstige problemen. Voor medewerkers van Bureau Jeugdzorg is die doelgroep bekend. Onze medewerkers zijn ook vertrouwd met de activiteiten die nodig zijn om te zorgen dat de situatie van die kinderen en jongeren zo verbetert dat die weer veilig is. Ook in moeilijke situaties, waarin zij door de ouders niet
gewenst zijn. Zij zijn vasthoudend en gaan door waar anderen niet verder kunnen of verder komen. Daarbij richten zij zich op positieve krachten en niet op beperkingen. Wij hebben contact met de Ondernemingsraden van alle grote gemeenten in Noord-Brabant. Wij informeren hen hoe de jeugdzorg in elkaar zit en wat er op hen afkomt. Onze ervaring is dat de leden van die Ondernemingsraden tot de conclusie komen dat het werkveld erg ingewikkeld is. Zij gaan aan hun bestuurder vragen hoe die aankijkt tegen de transitie en de gevolgen daarvan. En dat is nu precies wat we willen. Zo kunnen we gezamenlijk optrekken en een grotere invloed uitoefenen op de besluitvorming. We willen zo ons steentje bijdragen om te zorgen dat de expertise van onze Bureau Jeugdzorg-medewerkers behouden blijft. Dat gemeenten onze medewerkers in dienst gaan nemen. Er wacht ons een spannende en uitdagende tijd, met de nodige onzekerheid. Tegelijkertijd biedt ons dat ook nieuwe kansen, die we met beide handen grijpen. Ingrid van Gool vice-voorzitter Peter Dekkers voorzitter
11
ONS WERK Bureau Jeugdzorg Noord-Brabant is bestemd voor kinderen en jongeren tot 18 jaar (met een uitloop naar 23 jaar) en hun ouders die te maken hebben met ernstige en complexe opgroei- en opvoedingsproblemen. Bureau Jeugdzorg geeft informatie en advies en biedt de route naar passende hulp. Bureau Jeugdzorg beschermt in hun ontwikkeling bedreigde kinderen en zorgt ervoor dat zij de juiste hulp krijgen. Die hulp geeft Bureau Jeugdzorg niet zelf; dat doen speciale instellingen voor jeugdhulpverlening. Per jaar helpen wij vele duizenden cliënten op weg naar jeugdzorg of een andere vorm van hulpverlening. Op onze website www.jeugdzorg-nb.nl vindt u de contactgegevens van alle vestigingen en het Centraal Bureau. U kunt er ook terecht voor meer informatie over onze organisatie.
Oss Den Bosch
Breda
Colofon
Roosendaal
Tilburg
Helmond Eindhoven
Teksten en eindredactie Team Communicatie Bureau Jeugdzorg Noord-Brabant / Monika Kooij
[email protected] Fotografie Linn de Kort: pagina 2, 7 en 9 Toin Damen: pagina 4, 5 en 10 Overige foto’s: stockfoto’s
Bureau Jeugdzorg Noord-Brabant Centraal Bureau
Vormgeving (vlnr) communicatievormgeving Tilburg
Gabriël Metsulaan 1f 5613 LC Eindhoven
Drukwerk Drukkerij Groels Tilburg
T (040) 880 11 00 E
[email protected]
www.jeugdzorg-nb.nl