Stichting Pensioenfonds Cargill B.V.
Jaarverslag 2012 Stichting Pensioenfonds Cargill B.V.
Datum rapport Auteur
23 mei 2013 Bestuur
Nummer/versie Telefoon
Definitief 020-5801317
Stichting Pensioenfonds Cargill B.V.
Inhoudsopgave Meerjarenoverzicht van kerncijfers en kengetallen Bestuursverslag 1. Woord van de voorzitter 2. Algemene informatie 2.1 Juridische structuur 2.2 Statutaire doelstelling 2.3 Personalia 3. Beleid en financiële positie in 2012 3.1 Beleid en beleidskeuzes 3.1.1 Beleggingsbeleid 3.1.2 Toeslagbeleid 3.1.3 Financieringsbeleid 3.2 Risicobeheer 3.3 Financiële opzet en positie 4. Beleggingen 4.1 Algemeen 4.2 Resultaten 4.3 Matching portefeuille 4.4 Returnportefeuille 4.4.1 Aandelen 4.4.2 Hoogrentende obligaties 4.4.3 Vastgoed 4.4.4 Overige beleggingen 4.4.5 Valuta-afdekking 4.5 Maatschappelijk verantwoord beleggen 4.6 Stembeleid 5. Pensioen en uitvoering 5.1 Inleiding 5.2 Pensioencommunicatie 5.2.1 Algemene visie op pensioencommunicatie 5.2.2 Communicatie over de financiële situatie van het fonds 5.2.3 Website 5.2.4 Overige (reguliere) communicatie 5.2.5 Pensioencommunicatie in 2013 en daarna 5.3 Pensioenadministratie 5.4 Pensioenregeling 5.5 Nieuwe wetgeving 6. Actuariële analyse 7. Governance en compliance 7.1 Algemeen 7.2 Bestuursaangelegenheden 7.3 Goed pensioenfondsbestuur 7.4 Informatie vanuit toezicht van DNB en AFM 7.5 Deskundigheids- en integriteitstoets en opleiding 7.6 Compliance 7.7 Geschillencommissie 7.8 Organisatie en uitvoering 7.9 Uitvoeringskosten 7.10 Statutenwijziging 8. Verwachte gang van zaken 1
3 4 5 8 8 8 8 11 11 11 14 14 15 19 22 22 23 25 26 26 26 27 27 28 28 28 29 29 29 29 29 30 30 31 31 32 33 38 39 39 39 39 40 41 41 41 42 42 43 44
Stichting Pensioenfonds Cargill B.V. Jaarrekening 9. Jaarrekening 9.1 Balans (na bestemming van het saldo van baten en lasten) 9.2 Staat van baten en lasten 9.3 Kasstroomoverzicht 9.4 Toelichting op de jaarrekening 9.4.1 Algemeen 9.4.2 Grondslagen 9.4.3 Toelichting op de balans 9.4.4 Niet in de balans opgenomen activa en verplichtingen 9.4.5 Verbonden partijen 9.4.6 Toelichting op de staat van baten en lasten Overige gegevens 10. Overige gegevens 10.1 Statutaire regeling omtrent de bestemming van het saldo van baten en lasten 10.2 Gebeurtenissen na balansdatum 10.3 Bijzondere statutaire zeggenschapsrechten 10.4 Verslag van de visitatiecommissie (incl. reactie bestuur) Reactie bestuur op verslag Visitatiecommissie 10.5 Verslag van het verantwoordingsorgaan 10.5.1 Reactie bestuur op verslag verantwoordingsorgaan 10.6 Actuariële verklaring 10.7 Controleverklaring van de onafhankelijke accountant Bijlagen Bijlage 1 Deelnemersbestand Bijlage 2 Begrippenlijst
2
46 47 47 48 50 51 51 51 60 83 83 84 91 92 92 92 92 92 94 94 95 97 99 101 102 103
Stichting Pensioenfonds Cargill B.V.
Meerjarenoverzicht van kerncijfers en kengetallen Bedragen x € 1.000
2012
2011
2010
2009
2008
Aantal verzekerden (per einde van het jaar) Deelnemers, actief en voortgezet Gewezen deelnemers Uitkeringsgerechtigden Totaal aantal verzekerden
2.026 1.471 669 4.166
2.277 1.352 629 4.258
2.188 1.298 569 4.055
2.221 1.224 537 3.982
2.227 1.120 523 3.870
40.007
35.309
31.600
36.595*
21.216
1.410 37.072
1.494 32.888
1.327 29.103
1.085 29.749
930 18.810
12.914
12.011
10.993
9.869
8.505
1.130
993
1.010
973
753
27.142
7.272
20.199
38.594
11.944
651.304
582.711
478.464
395.933
378.412
104,2%
101,2%
2,6%
2,8%
104,2% 3,5%
109,7% 3,9%
103,2% 3,6%
689.498 66.177
595.309 71.667
502.742 45.330
437.657 19.805
399.125 -15.126
Premies en koopsommen Feitelijke premie Waarvan premiebijdragen risico deelnemers Kostendekkende premie Uitkeringen Pensioenen Uitvoeringskosten Pensioenuitvoeringskosten Vermogen (incl. deelvermogens) Stichtingskapitaal en reserves Voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds Dekkingsgraad ** Rekenrente Beleggingen*** Balanswaarde Beleggingsopbrengsten * **
***
De feitelijke premie is in 2009 incidenteel gecorrigeerd voor 2007 en 2008. Dit heeft geleid tot een eenmalige verhoging van de premie in 2009 van € 3.589 duizend. Met ingang van 2010 zijn de voorziening ziektegevallen, de voorziening herverzekerd deel en overige technische voorziening meegenomen in de pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds. De dekkingsgraad wordt bepaald door het eigen vermogen te vermeerderen met de pensioenverplichtingen en te delen door de pensioenverplichtingen. Betreft het saldo van de totale beleggingen voor risico pensioenfonds en voor risico deelnemers, liquiditeiten beleggingen, beleggingsdebiteuren en beleggingscrediteuren.
3
Stichting Pensioenfonds Cargill B.V.
Bestuursverslag
4
Stichting Pensioenfonds Cargill B.V.
1.
Woord van de voorzitter
Geachte (gewezen) deelnemers, uitkeringsgerechtigden, collega’s en andere lezers, Stichting Pensioenfonds Cargill BV biedt u hierbij het jaarverslag 2012 aan. In dit jaarverslag legt het bestuur verantwoording af over het gevoerde beleid in 2012, de achterliggende overwegingen daarbij en de uitkomsten hiervan voor ons pensioenfonds en haar deelnemers. Financiële positie De financiële onrust in met name Europa bleef in 2012 aanhouden, met verder oplopende schuldenlasten en afwaarderingen van landen als Frankrijk, Italië en Spanje. Gevolg hiervan was dat de rente in de als veilige havens beschouwde landen Duitsland en Nederland laag bleef, waardoor ondanks positieve beleggingsresultaten de dekkingsgraad van het pensioenfonds op basis van de marktrente per ultimo 2012 niet veel verschilde van die van 2011. Op basis van de sinds september 2012 voorgeschreven UFR rentetermijnstructuur laat de dekkingsgraad echter een stijging ten opzichte van 2011 zien van ongeveer 3% en bedraagt nu 104,2%, net onder het minimaal vereiste eigen vermogen. Het bestuur tekent hierbij aan dat de toepassing van de UFR rentetermijnstructuur weliswaar in een hogere dekkingsgraad resulteert maar dat de daadwerkelijke toekomstige verplichtingen ongewijzigd zijn gebleven en ook de bezittingen van het fonds nog steeds aan de marktrente onderhevig zijn. De toepassing van de UFR rentetermijnstructuur heeft een grote invloed op het premie-, beleggings- en toeslagbeleid en op het risicoprofiel van ons fonds – het bestuur zal zich op de wenselijkheid en uitvoerbaarheid hiervan beraden. Gesloten fondssituatie In 2012 is werkgever Cargill BV met sociale partners een nieuwe pensioenregeling voor nieuwe Cargill medewerkers overeengekomen. Deze nieuwe pensioenregeling zal niet worden ondergebracht bij de Stichting Pensioenfonds Cargill BV. Het gevolg hiervan is dat het pensioensfonds per 1 januari 2013 is gesloten voor nieuwe deelnemers. Met ingang van 1 juni 2012 is het fonds reeds gesloten voor nieuwe niet CAO medewerkers van Cargill Nederland. Door het akkoord met de bonden, geldt per 1 januari 2013 tevens voor nieuwe medewerkers vallend onder de Cargill of Cocoa CAO dat zij niet gaan deelnemen aan de regelingen van het pensioenfonds. De enige open regeling blijft vooralsnog de Fennema excedentregeling. ALM-studie In 2011 is de meest recente ALM studie afgerond. Uit deze ALM-studie bleek dat het huidige beleid van het pensioenfonds voldoende flexibiliteit biedt om in te kunnen spelen op toekomstige ontwikkelingen en daarmee voldoet aan de eerder geformuleerde doelstellingen. Met de invoering van de UFR en het feit dat het fonds per 1 januari 2013 is gesloten voor nieuwe deelnemers, zal het fonds zich beraden of het wenselijk is een volgende ALM eerder dan in 2014 te houden. Renteafdekking Nadat het bestuur in 2011 had besloten om de renteafdekking te verhogen (naar ongeveer 68%) is in 2012 de renteafdekking weer verlaagd naar ongeveer 56%, op basis van de marktrente rentetermijnstructuur. Op basis van de UFR rentetermijnstructuur is de renteafdekking ongeveer 66%. Het bestuur zal zich in de komende tijd verder beraden op de gewenste renteafdekking en de toe te passen uitgangspunten. 5
Stichting Pensioenfonds Cargill B.V. Herverzekering Net zoals in 2011 heeft het fonds in 2012 de risico’s voor overlijden en arbeidsongeschiktheid volledig herverzekerd. Beleggingsonderzoek Het beleggingsonderzoek dat eind 2010 door DNB is uitgevoerd, en de maatregelen en aanbevelingen die hieruit voortkwamen, zijn in 2011 en 2012 conform planning ingevoerd. In januari van 2013 heeft een afrondend gesprek met DNB plaats gevonden waarna DNB schriftelijk heeft bevestigd dat er geen verdere acties van het bestuur in dit kader meer worden verwacht. Nieuwe Prognosetafels Actuarieel Genootschap In november 2012 heeft het bestuur besloten de nieuwe Prognosetafels AG 2012-2062 toe te passen. Door deze sterftetabellen te hanteren, houdt het fonds rekening met de wederom verhoogde levensverwachting. Dit is geheel in lijn met de prudente uitgangspunten die het fonds wenst te handhaven. Conform de fondsmethodiek, gaan de AG 2012-2062 tafels dan gelden per primo van een jaar, dus per 1 januari 2012. Het effect is dat de dekkinggraad ongeveer 1% lager uitkomt dan met toepassing van de voorgaande AG tafels. Toeslagverlening Doordat de dekkingsgraad ultimo 2012 onder de minimaal vereiste dekkingsgraad ligt, heeft het bestuur moeten besluiten om per 1 januari 2013 geen toeslagverlening toe te kennen op de ingegane pensioenen en de premievrije aanspraken. Ook is geen toeslag verleend op de opgebouwde aanspraken van die middelloonregelingen waarbij de toezegging een voorwaardelijk karakter kent. Herstelplan Op basis van de financiële positie van het pensioenfonds ultimo 2012 heeft een actualisatie plaastgevonden van het in 2009 opgesteld herstelplan. Uit deze actualisatie blijkt dat naar verwachting het eigen vermogen van het pensioenfonds per ultimo 2013 hoger zal zijn dan het vereist eigen vermogen en dat ook per ultimo 2023 de dekkingsgraad naar verwachting hoger zal zijn dan de volgens het herstelplan vereiste dekkingsgraad. Het pensioenfonds heeft hierdoor (voorlopig) geen kortingsmaatregelen hoeven aankondigen. Hierbij dient opgemerkt te worden dat de actualisatie van het herstelplan heeft plaatsgevonden op basis van de door de toezichthouder voorgeschreven (gemiddelde) UFR rentetermijnstructuur. Als de (gemiddelde) marktrentetermijnstructuur voor de actualisatie zou zijn gebruikt had het bestuur wel het voornemen tot korting in 2014 moeten aankondigen. De mogelijkheid van verplicht korten op pensioenrechten- en aanspraken blijft aanwezig. De peildatum hiervoor is ultimo 2013. De afstempel- en herstelcommissie welke de taak had een flexibeler afstempelbeleid voor te bereiden, is tot de conclusie gekomen dat indien er gekort dient te worden, dit met een gelijk percentage voor alle groepen dient te gebeuren. Het bestuur heeft dit advies overgenomen. Uitvoeringsovereenkomst Met ingang van 1 juni 2012 gelden er naar aanleiding van de gesloten fondssituatie, bepalingen in de uitvoeringsovereenkomst die waarborgen dat de systematiek van premieberekening tot en met 2019 blijft gehandhaafd.
6
Stichting Pensioenfonds Cargill B.V. Communicatie In 2012 zijn drie nieuwsbrieven aan deelnemers verzonden. Onderwerpen die in 2012 aan bod kwamen waren de financiële positie van het fonds, ontwikkelingen op het gebied van wet- en regelgeving en diverse in bestuursvergaderingen behandelde onderwerpen. Om het pensioenbewustzijn bij deelnemers en de kans op het bereiken van alle deelnemers te vergroten is in 2012 besloten om de nieuwsbrief naar alle deelnemers per post te sturen. Voorheen kregen alleen de gepensioneerden deze nieuwsbrief per post. Overige deelnemers hadden toegang tot de nieuwsbrief via de website van het Cargill pensioenfonds. Bestuursmutaties Er hebben zich geen bestuursmutaties voorgedaan in 2012. Deskundigheid: 0-meting kennis bestuursleden In het kader van het optimaliseren van de deskundigheid van haar leden, heeft het bestuur besloten tot deelname aan een kennistoets. In februari hebben alle bestuursleden een kennistoets gedaan. Aan de hand van de uitkomsten, het oordeel van de deskundigheidscommissie en de eigen inschatting van bestuursleden is een opleidingsplan opgesteld. Verwachte gang van zaken Voor dit onderdeel verwijzen wij u naar hoofdstuk 8 van dit jaarverslag. Graag nodig ik u namens het bestuur uit tot het lezen van dit jaarverslag. Amsterdam, 23 mei 2013 E.J. van der Plas, voorzitter
7
Stichting Pensioenfonds Cargill B.V.
2.
Algemene informatie
2.1
Juridische structuur
De Stichting Pensioenfonds Cargill BV is een ondernemings pensioenfonds, statutair gevestigd te Schiphol en ingeschreven bij de Kamer van Koophandel onder nummer 41203234. Het pensioenfonds voert de pensioenregelingen uit voor het personeel van de aangesloten ondernemingen van Cargill BV.
2.2
Statutaire doelstelling
Stichting Pensioenfonds Cargill BV stelt zich ten doel het binnen de perken van zijn middelen verlenen of doen verlenen van pensioen- en overige uitkeringen aan pensioen- en aanspraakgerechtigden, één en ander overeenkomstig de bepalingen van de statuten en reglementen. Om deze doelstelling te bereiken, heeft het bestuur beleid ontwikkeld op het gebied van financiering, toeslagverlening, beleggingen en communicatie. De eerste drie beleidsgebieden hebben invloed op de financiële positie van het pensioenfonds en worden nader toegelicht in hoofdstuk 3. Het verslag van de vermogensbeheerder inzake de uitvoering van het beleggingsbeleid komt in hoofdstuk 4 aan de orde. In hoofdstuk 5 wordt nader ingegaan op het communicatiebeleid. In hoofdstuk 6 is een samenvatting van de actuariële analyse opgenomen. De governancestructuur van het pensioenfonds wordt toegelicht in hoofdstuk 7. In dit hoofdstuk komt ook de compliance met wet- en regelgeving aan de orde. In hoofdstuk 8 wordt ingegaan op de verwachte gang van zaken.
2.3
Personalia
Bestuursmutaties Er hebben zich geen mutaties voor gedaan in de samenstelling van het bestuur. De heer van Goor heeft de belegginscommissie verlaten. In zijn plaats is de heer Bron aangesteld. Het bestuur dankt hierbij de heer van Goor voor zijn inzet in de afgelopen periode. In het verantwoordingsorgaan is de heer de Nijs bereid gevonden de plek van de heer Bracke over te nemen. Het bestuur wenst de heer de Nijs succes in deze nieuwe rol en dankt de heer Bracke voor de inzet en bijdrage in de voorgaande periode. De visitatiecommissie kent deze visitatieronde een enigszins andere samenstelling dan de vorige ronde. De heer Capitain is in de plaats gekomen van de heer Baaij. Benoemd namens de werkgever (Cargill BV) Bestuurslid Bestuurslid Naam vanaf tot
Functie in bestuur
E. J. van der Plas
2009
Onbepaalde tijd
Voorzitter
W. Rous
2000
Onbepaalde tijd
Lid
A.M.P. Schraven
2011
Onbepaalde tijd
Secretaris
S. Vermeersch
2004
Onbepaalde tijd
Plaatsvervangend secretaris
C. A. Koppen
2002
Onbepaalde tijd
WG lid namens pensioengerechtigden
8
Stichting Pensioenfonds Cargill B.V. Benoemd namens de deelnemers: Naam Bestuurslid vanaf
Bestuurslid tot
J. P. A. C. van Dierendonck
2009
2013
Lid
C. C. A. Hoedelmans
2008
2013
Lid
R. J. J. van Wees
2002
2015
Plaatsvervangend voorzitter
B. P. Zoethout
2002
2015
Lid
Benoemd namens de pensioengerechtigden: Bestuurslid Bestuurslid Naam vanaf tot W. B. de Clercq
2003
2013
Beleggingscommissie M. Bron J. Dirkzwager P. L. Naar (voorzitter) E. J. van der Plas S. Vermeersch (secretaris) R. J. J. van Wees Communicatiecommissie C.C.A. Hoedelmans C.A. Koppen A.M.P. Schraven S. Vermeersch B.P. Zoethout ABTN-commissie C.A. Koppen E. J. van der Plas A.M.P. Schraven Deskundigheidscommissie A.M.P. Schraven S. Vermeersch Monitoring third party commissie W. Rous S. Vermeersch B.P. Zoethout Verantwoordingsorgaan D. de Nijs, namens de werknemers C. R. J. Goossens, namens de werkgever M. J. van Nunen, namens de gepensioneerden Visitatiecommissie E. Capitain J.C. Hokke R.P. van Leeuwen 9
Functie in bestuur
Functie in bestuur Lid
Stichting Pensioenfonds Cargill B.V. Administratie De administratie van het pensioenfonds is uitbesteed aan TKP Pensioen BV. Actuaris Mercer (Nederland) BV is de certificerend actuaris. Accountant KPMG Accountants NV treedt op als accountant van het pensioenfonds. Bestuursadvisering Mercer (Nederland) BV treedt op als adviseur van het pensioenfonds. Adviseur Beleggingscommissie Mercer Investments. Vermogensbeheer Het vermogensbeheer is ondergebracht bij Mn Services NV.
10
Stichting Pensioenfonds Cargill B.V.
3.
Beleid en financiële positie in 2012
3.1
Beleid en beleidskeuzes
Het bestuur heeft beleid ontwikkeld op het gebied van beleggingen, toeslagen en financiering om de risico’s en de financiële positie van het pensioenfonds te beheersen. Bij het maken van beleidskeuzes worden de belangen van alle belanghebbenden evenwichtig afgewogen. Het beleid moet worden uitgevoerd binnen de kaders van de pensioenregelingen zoals die zijn overeengekomen door de sociale partners. Dit wordt visueel toegelicht aan de hand van onderstaande figuur.
3.1.1
Beleggingsbeleid
De beschikbare gelden van Pensioenfonds Cargill dienen op een solide wijze te worden belegd. Het beleggingsbeleid wordt daartoe in samenhang met het premie- en toeslagbeleid door het bestuur vastgesteld, rekening houdend met het afgesproken risicobeleid. Het bestuur heeft een beleggingscommissie ingesteld die zich namens het bestuur met de uitvoering van het beleggingsbeleid en de aansturing van de vermogensbeheerder bezig houdt. De beleggingscommissie laat zich bij zijn werkzaamheden ondersteunen door een externe beleggingsdeskundige en vergadert ten minste eens per kwartaal. De uitvoering is gedelegeerd aan een (fiduciair) vermogensbeheerder, die het beheer van de portefeuille kan onderbrengen bij externe beheerders. Het beleggingsbeleid wordt door het bestuur vastgesteld op basis van een periodiek te houden ALM-studie, waarbij de beleggingen in het licht van het geldende premie- en toeslagbeleid worden beoordeeld. Rekening houdend met het door het bestuur vastgestelde strategische assetmix voor de beleggingen, wordt elk jaar in een beleggingsplan het beleggingsbeleid geconcretiseerd. De vermogensbeheerder doet hiervoor een voorstel, 11
Stichting Pensioenfonds Cargill B.V. rekening houdend met de ontwikkeling van de portefeuille en de vooruitzichten op de beleggingsmarkten. Het voorstel van de vermogensbeheerder wordt in de beleggingscommissie besproken waarna het beleggingsplan ter goedkeuring aan het bestuur wordt voorgelegd. Het bestuur en de beleggingscommissie bewaken dat dit beleggingsbeleid past binnen het afgegeven risicobeleid, daarbij eventueel ondersteund door de externe beleggingsdeskundige. Eventuele afwijkingen worden expliciet gemotiveerd. De basisindeling van de beleggingsportefeuille is een matching- en een return portefeuille. De matchingportefeuille wordt ingezet om het renterisico (gedeeltelijk) af te dekken. De returnportefeuille heeft als doel om een overrendement te genereren, zodat onder andere ook aan de toeslagambitie van het pensioenfonds kan worden voldaan. In onderstaande tabel zijn de gewichten van de strategische portefeuille voor 2012 en 2011 weergegeven: 2012 in (%)
2011 in (%)
56,0 8,7 -----
62,3 4,7 -----
Langlopende obligaties Bedrijfsobligaties Obligaties matching Duration overlay Liquiditeiten Matching portefeuille Aandelen Europa Noord-Amerika Verre Oosten Opkomende landen
3,1 3,7 1,5 3,7 -----
Hoogrentende obligaties Obligaties opkomende landen VS High-Yield Bankleningen Europa High-Yield
6,6 3,4 0,9 1,9 -----
Overige beleggingen Grondstoffen Hedgefondsen Private Equity
1,6 1,6 0,8 -----
Vastgoed Return portefeuille Totaal 12
64,7 3,6 1,3 ----69,6
12,0
12,8
4,0 1,5 ----30,4 ----100,0 ====
3,1 3,3 1,1 4,0 ----6,6 2,2 1,0 1,1 ----1,8 1,8 0,6 -----
67,0 0,5 3,8 ----71,3
11,5
10,9
4,2 2,1 ----28,7 ----100,0 ====
Stichting Pensioenfonds Cargill B.V. Asset Liability Management Het bestuur laat eens in de drie jaar een Asset Liability Management-studie (ALM-studie) uitvoeren. Mede op basis van de uitkomsten van de ALM-studie bepaalt het bestuur het beleggingsbeleid en het financiële beleid van het pensioenfonds voor de daarop volgende jaren. Eind 2010 is gestart met een ALM-studie. In 2011 is de ALM-studie afgerond. Eén van de belangrijkste uitkomsten hiervan is dat de renteafdekking ten opzichte van de pensioenverplichtingen in 2011 is verhoogd tot circa 68,0% (2010: 54,0%). Het beleid van het fonds is erop gericht om de ‘duratie-mismatch’ te verkleinen door het renterisico met een bandbreedte tussen de 60 en 80% af te dekken. In september 2012 is overgegaan op renteafdekking op basis van de UFR rentetermijnstructuur. Voor vrijwel geheel 2012 is de rentehedge gehandhaafd op een niveau tussen 60% en 65%. In het laatste kwartaal is de rentehedge met 4% gereduceerd zodat deze binnen een UFR kader uitkomt op 70%. Gemeten op marktwaarde bedraagt de rentehedge 56%. Beleggingsbeleid Het uitgangspunt bij het vormen van het beleggingsbeleid is het lange termijn strategisch beleid van het pensioenfonds. Bij het vaststellen van het strategische beleid worden op grond van de beschikbare analyses keuzes gemaakt over de verdeling over de beleggingscategorieën op de lange termijn. Hierbij streeft het bestuur naar een zo hoog mogelijk rendement onder verantwoorde risico´s en gegeven de structuur van de verplichtingen. Eventuele aanpassingen in het strategische beleid worden zorgvuldig verwerkt in de jaarplannen, danwel in addenda van jaarplannen, waarbij de marktontwikkelingen in ogenschouw worden genomen. Spreiding beleggingen Positieve en negatieve waardeschommelingen zijn onlosmakelijk verbonden met de beleggingsactiviteiten van een pensioenfonds. Bij het beheer van het vermogen is het volledig voorkomen of afwenden van risico’s niet mogelijk. Wel streeft het pensioenfonds naar continu inzicht in de beleggingsrisico’s en worden maatregelen genomen om deze risico’s te beheersen. Het belangrijkste instrument voor het bestuur is de weloverwogen spreiding van de beschikbare middelen over een groot aantal uiteenlopende beleggingscategorieën, die onderling weinig samenhang hebben voor wat betreft de rendementen. Op deze wijze kunnen mindere resultaten van de ene beleggingscategorie worden gecompenseerd door betere resultaten van andere categorieën. Zodoende wordt het risico van de totale beleggingsportefeuille gereduceerd en wordt de kans op een consistent en goed rendement sterk vergroot. Derivaten: defensief Een belangrijk instrument bij de uitvoering van het vermogensbeheer is het gebruik van afgeleide producten, ofwel derivaten genoemd. Derivaten zijn risicovol indien deze worden gebruikt voor speculatieve doeleinden. Het pensioenfonds zet derivaten vooral defensief in, waarbij de beleggingsrisico’s op totaalniveau ten opzichte van de pensioenverplichtingen afnemen. Met derivaten kunnen ongewenste en/of tijdelijke risico’s worden afgedekt, zoals vreemde valuta risico’s en renterisico’s. Voorts kunnen sommige beleggingsvormen door de inzet van derivaten met lagere kosten worden gerealiseerd. Ook kunnen derivaten worden ingezet om snel en flexibel aanpassingen in de portefeuille aan te brengen teneinde het risico/rendementprofiel van de beleggingsportefeuille op het gewenste niveau te brengen.
13
Stichting Pensioenfonds Cargill B.V.
3.1.2
Toeslagbeleid
De hoogte van de toeslagverlening voor gewezen deelnemers en gepensioneerden is gekoppeld aan de Consumenten Prijsindex voor alle huishoudens afgeleid (voor een beperkte groep wordt de Consumenten Prijsindex voor alle huishoudens niet-afgeleid gehanteerd) zoals vastgesteld door het CBS en de aanwezige middelen van het pensioenfonds. Of toeslagverlening zal worden toegekend, is daarmee afhankelijk van de financiële positie van het pensioenfonds. Als de middelen van het pensioenfonds, naar het oordeel van het bestuur, het toelaten zal het bestuur overgaan tot toeslagverlening. Het betreft een voorwaardelijke toeslagverlening. Dit betekent dat er geen recht op toeslagverlening is en het ook op lange termijn niet zeker is of en in welke mate toeslagverlening zal plaatsvinden. Er is geen geld gereserveerd voor toekomstige toeslagverlening. Deze voorwaardelijke toeslagverlening valt onder de toeslagcategorie D1 van de Beleidsmaatregel Toeslagenmatrix DNB, hetgeen betekent dat toe te kennen toeslagen gefinancierd worden uit te behalen overrendement. De opgebouwde aanspraken op ouderdomspensioen van de deelnemers, voor zover deelnemer aan één van de middelloonregelingen bij Cargill, worden aangepast overeenkomstig de algemene verhoging van de salarissen volgens de cao. Deze toeslagverlening valt onder de toeslagcategorie F2 van de Beleidsmaatregel Toeslagenmatrix DNB, hetgeen betekent dat toe te kennen toeslagen gefinancierd worden uit koopsommen die onderdeel vormen van de kostendekkende premie. Toeslagverlening 2012 Op grond van de ontwikkeling van de Consumenten Prijsindex voor alle huishoudens afgeleid (oktober 2010– oktober 2011) zouden de aanspraken per 1 januari 2012 met 2,61% (Cargill Benelux BV) respectievelijk 1,31% (Cargill B.V.) moeten worden verhoogd voor de gewezen deelnemers en gepensioneerden. Het bestuur heeft echter op 24 mei 2012 besloten de opgebouwde aanspraken van gewezen deelnemers en de ingegane pensioenen per 1 januari 2012 niet te verhogen. Het bestuur heeft dit besluit genomen omdat de financiële positie van het pensioenfonds toeslagverlening niet toelaat, omdat het eigen vermogen van het pensioenfonds op dat moment lager is dan het minimaal vereist eigen vermogen. Dit besluit is in overeenstemming met de beleidsrichtlijnen van het pensioenfonds en de richtlijnen van DNB. Wanneer de financiële positie in de toekomst zal verbeteren, en uitkomt boven de streefgrens bestaat de mogelijkheid dat het bestuur besluit tot het inhalen van in het verleden niet toegekende toeslagen. Dit zal echter niet met terugwerkende kracht gebeuren. De reeds gedane uitkeringen zullen hierdoor niet alsnog worden opgehoogd; wel zal gemiste toeslag kunnen worden toegekend. Per 1 januari 2012 zijn de aanspraken van deelnemers van de Cargill middelloonregelingen verhoogd met 2,0% en aanspraken van deelnemers van de Cargill Cargill BV Cocoa en chocolate middelloonregelingen per 1 april 2012 verhoogd met 3,0%. De toegekende toeslagen zijn opgenomen in het resultaat van 2012.
3.1.3
Financieringsbeleid
Financieringssysteem Tussen de werkgever en het pensioenfonds is een fondsspecifieke premieberekeningsmethodiek overeengekomen die gebaseerd is op de kostendekkende premie volgens het financieel toetsingskader (FTK).
14
Stichting Pensioenfonds Cargill B.V. De kostendekkende premie volgens het FTK bestaat uit de volgende onderdelen: • • • •
actuariële premie pensioenopbouw inclusief risicopremies; solvabiliteitsopslag; opslag voor uitvoeringskosten; premie voor beschikbare premieregelingen.
Bij de fondsspecifieke premieberekeningsmethodiek wordt de solvabiliteitsopslag vervangen door een opslag als percentage van de onderliggende salarissom. Deze opslag is bij een lage dekkingsgraad hoger dan de solvabiliteitsopslag en bij hoge dekkingsgraad lager dan de solvabiliteisopslag. Op deze wijze betaalt de werkgever bij lage dekkingsgraden extra premie hetgeen bijdraagt aan de herstelkracht van het pensioenfonds. Voor het premie- en toeslagbeleid is een aantal vermogensposities van belang. De volgende grenzen worden onderscheiden: • Minimaal vereist eigen vermogen: het minimaal vereist eigen vermogen is de ondergrens van het vereist eigen vermogen. Indien het pensioenfonds niet over het minimaal vereist vermogen beschikt, is sprake van een dekkingstekort. In 2012 is de dekkingsgraad behorend bij het minimaal vereist eigen vermogen 104,3% van de nominale technische voorzieningen (2011: 104,3%). • Vereist eigen vermogen: het vereist eigen vermogen is het vermogen dat nodig is om te bewerkstelligen dat met een zekerheid van 97,5% wordt voorkomen dat binnen een jaar het eigen vermogen na één jaar negatief wordt. Indien het pensioenfonds niet over het vereist eigen vermogen beschikt, is sprake van een reservetekort. Ultimo 2012 bedraagt de dekkingsgraad behorend bij het vereist eigen vermogen 110,0% (2011: 109,4%).
3.2
Risicobeheer
Het bestuur heeft zijn financiële risicobeleid verwoord in de Actuariële en Bedrijfstechnische Nota (ABTN). Onderstaand wordt een nadere toelichting gegeven op het solvabiliteits-, beleggings-, verzekeringstechnische- en niet-financiële risico die door het bestuur zijn onderkend, alsmede op het beleid van het bestuur voor het mitigeren van deze risico’s. Solvabiliteitsrisico Een belangrijk risico is dat een pensioenfonds niet beschikt over voldoende vermogen om de pensioenverplichtingen na te kunnen komen, ook wel het solvabiliteitsrisico genoemd. Als de solvabiliteit zich negatief ontwikkelt is er geen of minder ruimte voor toeslagverlening. In het uiterste geval kan het noodzakelijk zijn dat het pensioenfonds de verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten moet verminderen (afstempelen). De solvabiliteit van een pensioenfonds wordt gemeten op basis van de hoogte van de dekkingsgraad van het pensioenfonds. Beleggingsrisico De belangrijkste beleggingsrisico’s betreffen het markt-, krediet, concentratie-, liquiditeitsen actief beheer risico. Marktrisico Het marktrisico is uit te splitsen in renterisico, valutarisico en prijs(koers)risico. Marktrisico wordt gelopen op de verschillende beleggingsmarkten waarin het pensioenfonds op basis van het vastgestelde beleggingsbeleid actief is. De beheersing van deze risico’s is geïntegreerd in het beleggingsproces. 15
Stichting Pensioenfonds Cargill B.V. • Renterisico Het renterisico is het risico dat de waarden van vastrentende beleggingen en de pensioenverplichtingen veranderen als gevolg van ongunstige veranderingen in de marktrente. De rentegevoeligheid kan worden gemeten door middel van de duration. Dit is de gewogen gemiddelde resterende looptijd in jaren van de kasstromen. Indien de duration van de beleggingen afwijkt van de duration van de pensioenverplichtingen dan kan dat resulteren in een renterisico. Het renterisico wordt beheerst door een belangrijk deel van de beleggingen te alloceren naar Europese Lang Lopende Staatsleningen. Tevens wordt gebruik gemaakt van derivaten. Hierdoor zijn rentebewegingen in de markt, die van invloed zijn op de beleggingen en de verplichtingen, gedeeltelijk op elkaar afgestemd. Het renterisico is niet volledig afgedekt omdat het lange termijn rendement dan te zwaar beïnvloed kan worden met als gevolg dat de verlening van toeslagen onder druk zou kunnen komen te staan. • Valutarisico Het valutarisico is het risico dat de waarde van beleggingen en verplichtingen verandert als gevolg van veranderingen in valutakoersen. Voor het pensioenfonds zijn de belangrijkste vreemde valuta de US-dollar, het Britse pond en de Japanse Yen voor 100% afgedekt. Posities in andere valuta worden in principe niet afgedekt in verband met de hoge kosten en de geringe posities en risico’s. Bovendien is de lange termijn verwachting dat bij beleggingen in opkomende landen de valuta zullen appreciëren ten opzichte van valuta van ontwikkelde landen. Om het risico van korte termijnfluctuaties van valutaposities te beperken, maakt het pensioenfonds gebruik van financiële derivaten. • Prijs(koers)risico Prijs(koers)risico is het risico dat door de ontwikkeling van marktprijzen waardeveranderingen plaatsvinden. Dit wordt veroorzaakt door factoren die samenhangen met een individuele belegging, de uitgevende instelling of generieke factoren. Wijzigingen in marktomstandigheden hebben altijd direct invloed op het beleggingsresultaat, omdat alle beleggingen worden gewaardeerd op actuele waarde waarbij waardewijzigingen onmiddellijk worden verwerkt in het saldo van baten en lasten. Door spreiding binnen de portefeuille (diversificatie) wordt het prijsrisico gedempt. Kredietrisico Kredietrisico is het risico op financiële verliezen voor het pensioenfonds als gevolg van faillissement of betalingsonmacht van tegenpartijen waarop het pensioenfonds (potentiële) vorderingen heeft. Hierbij kan onder meer worden gedacht aan (premie)vorderingen op de werkgever, partijen die obligatieleningen uitgeven, banken waar deposito’s worden geplaatst en marktpartijen waarmee Over The Counter (OTC)-derivatenposities worden aangegaan. Een voor beleggingsactiviteiten specifiek onderdeel van kredietrisico’s is het settlementrisico. Dit houdt het risico in dat partijen waarmee het pensioenfonds transacties is aangegaan, niet meer in staat zijn hun tegenprestatie te verrichten waardoor het pensioenfonds financiële verliezen kan lijden. Beheersing van het kredietrisico vindt plaats door het stellen van kredietwaardigheidseisen aan de tegenpartijen waarmee transacties kunnen worden gedaan. Daarnaast worden limieten gesteld aan tegenpartijen op totaalniveau. Dat wil zeggen met inachtneming van alle posities die een tegenpartij heeft jegens het pensioenfonds; het vragen van extra zekerheden zoals onderpand en dergelijke bij renteswaps en het uitlenen van effecten (‘securities lending’).
16
Stichting Pensioenfonds Cargill B.V. Ter afdekking van het settlementrisico wordt door het pensioenfonds belegd in markten waar een voldoende betrouwbaar clearing- en settlementsysteem functioneert. Voordat in nieuwe markten wordt belegd, wordt eerst onderzoek gedaan naar de waarborgen op dit gebied. Met betrekking tot niet-beursgenoteerde beleggingen, met name OTC-derivaten, wordt door het pensioenfonds alleen gewerkt met tegenpartijen waarmee ISDA/CSAovereenkomsten zijn afgesloten, zodat posities van het pensioenfonds adequaat worden afgedekt door onderpand. Concentratierisico Concentratierisico kan optreden als gevolg van het ontbreken van een adequate spreiding van activa en passiva, bijvoorbeeld bij een concentratie van de portefeuille in regio’s, economische sectoren of tegenpartijen. Het concentratierisico wordt onderzocht in de ALMstudie, waarbij beleggingscategorieën met elkaar worden gecombineerd om tot een strategische beleggingsmix te komen. Om de concentratierisico’s te beheersen wordt de beleggingsportefeuille van het pensioenfonds in hoge mate gediversifieerd. Liquiditeitsrisico Liquiditeitsrisico is het risico dat beleggingen niet tijdig en/of niet tegen een aanvaardbare prijs kunnen worden omgezet in liquide middelen, waardoor het pensioenfonds op korte termijn niet aan zijn verplichtingen kan voldoen. Het liquiditeitsrisico speelt nagenoeg geen rol van betekenis bij het pensioenfonds, omdat een groot deel van de beleggingsportefeuille wordt belegd in liquide beleggingsinstrumenten, die indien nodig, op zeer korte termijn kunnen worden geliquideerd. Daarnaast overtreffen momenteel de jaarlijkse premie inkomsten de jaarlijkse uitgaven voor pensioenuitkeringen, waardoor het liquiditeitsrisico beperkt is. Actief beheer risico Onder actief beheer worden afwijkende posities in portefeuilles verstaan die door portefeuillemanagers worden ingenomen ten opzichte van de strategische portefeuilles. De mate van actief beheer wordt doorgaans bepaald aan de hand van een tracking error. Deze tracking error meet de mate van afwijking tussen het rendement van een beleggingsportefeuille en het rendement op een benchmarkportefeuille. Een lage tracking error impliceert dat het feitelijke rendement dicht bij de gekozen benchmark ligt, terwijl een hoge tracking error aangeeft dat het rendement duidelijk van een benchmark afwijkt. Een hogere tracking error impliceert daarmee een hogere mate van actief risico. Het actief beheer risico is geen onderdeel van het standaard model voor berekening van het vereist eigen vermogen, maar wordt genoemd in de door DNB opgestelde "Uitwerking herziening berekeningssystematiek Vereist Eigen Vermogen" als risico waar de standaardtoets mee uitgebreid moet worden. De mate waarin actief beheer wordt toegepast, bepaalt of dit risico meegenomen dient te worden in de bepaling van het vereist eigen vermogen. Bij een hoge mate van actief beheer is er sprake van aanvullend risico en dient dit risico meegenomen te worden bij het vaststellen van het vereist eigen vermogen. Bij het pensioenfonds is de mate waarin actief beheer wordt toegepast beperkt. Verzekeringstechnische risico´s Het verzekeringstechnisch risico is het risico dat voortvloeit uit mogelijke afwijkingen van actuariële inschattingen die worden gebruikt voor de vaststelling van de technische voorzieningen en de hoogte van de premie. In de actuariële analyse worden de afwijkingen geanalyseerd. De belangrijkste actuariële risico’s zijn de risico’s van langleven, overlijden (kortleven) en arbeidsongeschiktheid. 17
Stichting Pensioenfonds Cargill B.V. Langlevenrisico Langlevenrisico is het risico dat deelnemers langer blijven leven dan gemiddeld verondersteld wordt bij de bepaling van de technische voorzieningen. Als gevolg hiervan volstaat de opbouw van het pensioenvermogen mogelijk niet voor de uitkering van de pensioenverplichting aan deze langer levende deelnemers. Door toepassing van AG-prognosetafel 2012-2062 met adequate correcties voor ervaringssterfte is het langlevenrisico nagenoeg geheel verdisconteerd in de waardering van de pensioenverplichtingen. Overlijdensrisico Het overlijdensrisico houdt in dat het pensioenfonds in geval van overlijden mogelijk eerder dan verwacht een nabestaandenpensioen moet toekennen, waarvoor door het pensioenfonds geen voorzieningen zijn getroffen. Met ingang van 2011 is het overlijdensrisico volledig herverzekerd. Arbeidsongeschiktheidsrisico Het arbeidsongeschiktheidsrisico betreft het risico dat het pensioenfonds voorzieningen moet treffen voor premievrijstelling bij invaliditeit en het toekennen van een arbeidsongeschiktheidspensioen. Met ingang van 2011 is het arbeidsongeschiktheidsrisico volledig herverzekerd. Voor het overlijdensrisico en het arbeidsongeschiktheidsrisico wordt een risicopremie in rekening gebracht. De risicopremie welke bij de werkgever in rekening wordt gebracht, is gelijk aan de werkelijke kosten van de herverzekeraar. De actuariële uitgangspunten voor de risicopremies worden periodiek herzien. Niet-financiële risico’s Naast financiële risico’s loopt het pensioenfonds ook niet-financiële risico’s die het behalen van de doelstellingen kunnen bedreigen. Deze risico’s kunnen uiteindelijk ook een financiële invloed hebben. De belangrijkste niet-financiële risico’s zijn het operationeel risico en het uitbestedingsrisico. Operationeel risico Operationeel risico is het risico dat optreedt bij de uitvoering van het pensioen- en vermogensbeheer, bestuursondersteuning en de integrale advisering van het pensioenfonds inzake het beleid op communicatie-, juridisch, fiscaal, actuarieel en beleggingsterrein. Dit heeft betrekking op de continuïteit, integriteit en kwaliteit van de dienstverlening. Het bestuur heeft de genoemde werkzaamheden (met uitzondering van bestuursondersteuning) uitbesteed aan TKP Pensioen BV (TKP), MN en Mercer. Uitbestedingsrisico Uitbestedingsrisico is het risico dat de continuïteit, integriteit en/of kwaliteit van de aan derden uitbestede werkzaamheden, dan wel door deze derden ter beschikking gestelde apparatuur en personeel worden geschaad. Het uitbestedingsrisico wordt gemitigeerd door de afspraken (kwaliteitseisen) in de Uitbestedingsovereenkomst en de daaraan verbonden Service Level Agreement (SLA). Monitoring van de uitvoering door het bestuur vindt plaats op basis van de periodieke rapportages over de uitgevoerde werkzaamheden. Tevens ontvangt het pensioenfonds van TKP en MN een ISAE 3402 type II-rapport. Deze rapportages geven inzicht in de wijze van beheersing van de operationele risico’s en geven aan of de pensioenuitvoerder en vermogensbeheerder ‘in control’ zijn. Externe accountants certificeren de ISAE 3402 type II-rapportages van TKP en MN. 18
Stichting Pensioenfonds Cargill B.V. De advisering over de uitvoering van de pensioenregeling is uitbesteed aan Mercer (Nederland) BV. Voor een nadere toelichting op de risico’s en het beheersingsbeleid wordt verwezen naar de risicoparagraaf van de jaarrekening (paragraaf 9.4.3.1).
3.3
Financiële opzet en positie
Dekkingsgraad De dekkingsgraad is een maatstaf voor de financiële positie van een pensioenfonds. Het geeft het pensioenvermogen als percentage van de contante waarde van de pensioenverplichtingen weer. De dekkingsgraad kan wijzigen door diverse factoren, zoals de ontwikkeling van het beleggingsresultaat, verzekeringstechnische ontwikkelingen en de ontwikkeling van de marktrente. De ontwikkeling van de dekkingsgraad van het pensioenfonds gedurende het jaar wordt hieronder weergegeven. Daarbij is per factor het procentuele effect op de dekkingsgraad bepaald. 2012 2011 Dekkingsgraad 1 januari 101,2% 104,2% Effect premies 0,5% 0,8% Effect toeslagverlening 0,0% 0,0% Effect beleggingsresultaat 8,5% 11,4% Effect RTS op VPV -/-9,4% -/- 15,7% Effect UFR op VPV 3,9% 0,0% Effect aanpassing levensverwachting -/- 0,9% 0,0% Effect overige mutatie technische voorzieningen 0,0% 0,4% Effect overige oorzaken 0,4% 0,1% Dekkingsgraad 31 december 104,2% 101,2% Effect premies De actuariële premie bevat de koopsom voor de toename van de pensioenaanspraken in het boekjaar (gefinancierd door middel van een per individu bepaalde actuariële koopsom), de risicopremies voor het nabestaandenpensioen, wezenpensioen en arbeidsongeschiktheidspensioen (premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid en arbeidsongeschiktheidspensioen), en een kostenopslag. De actuariele premie bevat ook de backservicekoopsom voor de actieve deelnemers in de eindloonregelingen dan wel de koopsom voor verhoging van de opgebouwde aanspraken van deelnemers in de middelloonregelingen. Daarnaast bevat de premie een opslag als percentage van de salarissom, afhankelijk van de hoogte van de dekkingsgraad. Deze opslag geeft een positief effect op de dekkingsgraad. Effect toeslagverlening Er zijn in 2012 net als in 2011 geen onvoorwaardelijke toeslagen verleend. Effect beleggingsresultaat Het beleggingsresultaat minus de benodigde interesttoevoeging aan de technische voorzieningen heeft geleid tot een positief resultaat. De benodigde interesttoevoeging is gebaseerd op de één jaars zero-rente uit de rentetermijnstructuur van 31 december 2011, zijnde de primo-rentetermijnstructuur.
19
Stichting Pensioenfonds Cargill B.V. Effect RTS op VPV Vanaf 30 september 2012 stelt DNB de rentetermijnstructuur vast gebaseerd op een ultimate forward rate (UFR). Daarbij heeft DNB aansluiting gezocht bij de UFR die per 30 juni 2012 voor verzekeraars geldt. Rentes voor looptijden tot en met 20 jaar blijven gelijk aan de berekende driemaands gemiddelde zero rentes. Voor looptijden vanaf 20 tot en met 60 jaar worden alternatieve zero rentes berekend op basis van aangepaste onderliggende 1jaars forward rentes. De aanpassing bestaat uit een weging met de UFR. Voor de berekening van zero rentes voor looptijden langer dan 60 jaar wordt verondersteld dat de onderliggende 1-jaars forward rentes gelijk zijn aan de UFR. De RTS ultimo 2012 ligt voor korte looptijden onder de RTS ultimo 2011. Vanaf looptijd 33 jaar ligt de ultimo 2012-curve boven die van ultimo 2011. Wanneer beide curves worden uitgedrukt in één gemiddeld rentepercentage is de rente in 2012 met circa 0,3% gedaald wat leidt tot een aanzienlijke stijging van de voorziening en dus tot een negatief resultaat. Effect UFR op VPV Als gevolg van de gedaalde rente in 2012 is de voorziening toegenomen. Sinds ultimo september 2012 wordt gerekend met de UFR-RTS. Deze aanpassing in de vaststelling van de rentetermijnstructuur heeft de daling van de rente in 2012 nog enigszins getemperd. Zonder deze aanpassing was zou de dekkingsgraad als gevolg van de gedaalde rente circa 3,9%-punt lager zijn geweest. Effect aanpassing levensverwachting Op 10 september 2012 heeft het Actuarieel Genootschap de nieuwe Prognosetafel AG 20122062 gepubliceerd. In overeenstemming met het advies van het AG om ervaringssterfte, zijnde onder,- of oversterfte ten opzichte van de gehele bevolking, niet langer middels leeftijdsterugstellingen in de prognosetafels te verwerken, maar volgens een leeftijdsafhankelijke correctiefactor, heeft in 2012 wederom een sterfteonderzoek plaatsgevonden. Daarop heeft het bestuur besloten de pensioenverplichtingen te waarderen volgens de Prognosetafel AG 2012-2062. Effect rentetermijnstructuur De technische voorziening wordt gewaardeerd met behulp van de rentetermijnstructuur. Aan het eind van iedere maand wordt deze door DNB gepubliceerd. Een lagere rentetermijnstructuur betekent een hogere voorziening en vice versa. De wijziging van de rentetermijnstructuur heeft in 2012 geleid tot een stijging van de voorziening. Dit heeft een negatief effect op de dekkingsgraad. Effect overige oorzaken Voor een belangrijk deel wordt dit veroorzaakt door het resultaat op kanssystemen, waarbij het resultaat op sterfte hiervan het hoogst is.. Ontwikkeling herstelplan De dekkingsgraad van het pensioenfonds was eind 2008 gedaald tot onder de dekkingsgraad behorend bij het minimaal vereist eigen vermogen. Dit betekent dat er sprake is van een dekkingstekort. Het pensioenfonds heeft op 30 maart 2009 een herstelplan ingediend bij DNB. DNB heeft medio juli 2009 ingestemd met het ingediende herstelplan.
20
Stichting Pensioenfonds Cargill B.V. De belangrijkste uitgangspunten van het herstelplan zijn: • Zolang de dekkingsgraad lager is dan de ondergrens zoals genoemd in de ABTN, vindt er geen toeslagverlening plaats op de premievrije pensioenaanspraken van gewezen deelnemers en de ingegane pensioenen. De dekkingsgraad mag door het verlenen van een toeslag niet lager worden dan de ondergrens; • Wijzigingen in het beleggingsbeleid gedurende de herstelperiode mogen niet leiden tot toename van het pensioenfondsrisico; • Handhaving huidige premie- en beleggingsbeleid; Door toepassing van de bovenstaande sturingsmiddelen verwacht het bestuur dat de getroffen maatregelen leiden tot herstel van het pensioenfonds binnen de wettelijke termijnen. In 2012 heeft de dekkingsgraad zich als volgt ten opzichte van het herstelplan ontwikkeld: Verwacht Werkelijk (in %) (in %) Dekkingsgraad per 31 december 2011 112,4 101,2 0,5 Premie 0,3 Sturingsmiddelen Toeslagverlening -/- 0,5 0,0 Beleggingen 1,4 8,5 Rentetermijnstructuur 0,0 -/- 5,5 Effect van uitkeringen, kosten, kanssystemen Overige en waardeoverdrachten. 0,3 0,4 Effect overige mutatie technische voorzieningen 0,0 -/- 0,9 Dekkingsgraad per 31 december 2012 113,9 104,2 Financiële positie De werkelijke dekkingsgraad van 104,2% is lager dan de dekkingsgraad behorend bij het minimaal vereist eigen vermogen van 104,3%. Daarmee is er ultimo 2012 sprake van een dekkingstekort. Daarnaast is de werkelijke dekkingsgraad ultimo 2012 lager dan de in het herstelplan verwachte dekkingsgraad voor ultimo 2012 van 113,9%. Hoewel de werkelijke dekkingsgraad achterblijft bij het verwachte herstel, heeft de jaarlijkse evaluatie van het herstelplan niet geleid tot bijstelling van de uitgangspunten. Op grond van de huidige situatie voorziet dit herstelplan in herstel binnen de daarvoor geldende termijnen.
21
Stichting Pensioenfonds Cargill B.V.
4.
Beleggingen
4.1
Algemeen
Divergentie economie en financiële markten Kenmerkend voor 2012 was de scheiding tussen de ontwikkelingen in de reële economie enerzijds en op de financiële markten anderzijds. Met een reële groei van 2,2% was 2012 voor de mondiale economie het zwakste jaar sinds de recessie van 2009. De groei was beduidend lager dan in 2010 (4,3%) en 2011 (2,7%), en ook significant lager dan het gemiddelde van 3,2% in het decennium voor de kredietcrisis. De economie van de EMU zakte in 2012 weg in een recessie en de groei in China nam af van meer dan 10% naar een driejarig dieptepunt van circa 7,5%. Ook de Amerikaanse economie groeide met circa 2% gematigd. Het beeld was aanzienlijk positiever op de financiële markten. Er was opnieuw sprake van veel onrust, met name in de eerste helft van het jaar. Per saldo presteerden echter praktisch alle activamarkten goed en daalde de risicoaversie zelfs bijna naar niveaus van voor de crisis. Zo steeg de MSCI All Country World aandelenindex in 2012 met 13,4%. Als teken van afnemende angst voor calamiteiten in de EMU, daalde de rente op Italiaanse 10jarige obligaties per saldo van circa 6,9% naar circa 4,5% en de Spaanse 10-jaars rente van 5,4% naar 5,25%. Verwacht zou kunnen worden dat afnemende ‘EMU-angst’ tot een verminderde vraag naar veilige havens zou leiden, maar ook de rente op 10-jarige staatsobligaties van de kernlanden in de EMU, de VS en het VK daalde per saldo, zodat deze obligaties eveneens positieve rendementen lieten zien. De Europese swaprentes ten slotte daalden eveneens. Draghi Wat lag ten grondslag aan deze divergerende routes van economie en financiële markten? Kort samengevat: centrale banken. Wat dit betreft vond op 25 juli het ‘definiërende moment’ van 2012 plaats. Nadat de hooggespannen verwachtingen voor de eurotop van eind juni – wederom – niet werden ingelost, versnelde de stijging van de perifere rentes richting de hoogtepunten van eind 2011. Hierdoor was de ECB gedwongen om in te grijpen. Op 25 juli beloofde de president van de ECB, Mario Draghi, in Londen ten overstaan van beleggers dat “de ECB er alles aan zal doen wat nodig is om de euro overeind te houden. Geloof me, het zal genoeg zijn”. Gedurende de weken daarna werden de details van deze belofte prijsgegeven. Zo kondigde de ECB aan ongelimiteerd staatsobligaties van perifere lidstaten met een looptijd van één tot drie jaar te zullen opkopen, wanneer nodig. Wel werd hier als voorwaarde aan verbonden dat landen eerst een officieel beroep moeten doen op een steunprogramma van het noodfonds ESM. Daarmee waarborgt de ECB dat de steun gepaard gaat met een strenge bezuinigings- en hervormingsagenda. Kort daarna kondigde in de VS de Federal Reserve aan iedere maand voor USD 40 miljard hypotheekgerelateerde obligaties op te zullen kopen, bovenop USD 40 miljard aan langlopende staatsobligaties. De Fed ging zelfs zover te verklaren hier niet mee te zullen stoppen totdat de werkloosheid naar een ‘acceptabel’ niveau is gedaald. Dit ingrijpen van centrale banken had geen merkbaar positief effect op de economische groei. Wel heerst sinds de uitspraken van Mario Draghi relatieve rust op de financiële markten en hebben risicodragende beleggingen hun opwaartse trend hervat, ondanks enige volatiliteit vanwege zorgen ten aanzien van de naderende begrotingsafgrond in de VS.
22
Stichting Pensioenfonds Cargill B.V. Groei en inflatie blijven gematigd Hoewel de mondiale economische cyclus waarschijnlijk rond de jaarwisseling uitbodemde, lijkt vooruitkijkend 2013 voor de wereldeconomie wederom een jaar te worden van gematigde groei en inflatie. Daarbij is het risico van weer (sterk) toenemende spanningen op de financiële markten nog niet verdwenen, aangezien de schuldproblemen in ontwikkelde landen nog niet zijn opgelost. Zo dient in de Amerikaanse politiek nog overeenstemming bereikt te worden over allerlei fiscale kwesties, waaronder verhoging van het schuldplafond eind februari. Ook zal nog moeten blijken of de aangekondigde maatregelen van de ECB beleggers blijven overtuigen dat de EMU intact zal blijven. Analisten verwachten hoe dan ook niet dat 2013 een makkelijke herhaling brengt van de sterke rendementen die financiële markten in 2012 lieten zien, een mening die door de vermogensbeheerder wordt gedeeld. Voor veel beleggingen is de waardering inmiddels minder gunstig dan bij de start van 2012. Het basisscenario ‘doormodderen’ blijft daarom het komende jaar gelden.
4.2
Resultaten
In onderstaande tabel is naast het feitelijke rendement, het resultaat opgenomen van de benchmark die het pensioenfonds hanteert om de beleggingsresultaten mee te vergelijken. In 2012 bedroeg het feitelijke beleggingsresultaat inclusief beheerkosten van het pensioenfonds 10,88% (2011: 13,7%). Dit rendement lag iets lager dan de maatstaf die werd gehanteerd. Het rendement van deze benchmark kwam in 2012 uit op: 11,17% (2011: 14,1%). Rendementen boekjaar Rendement Feitelijk rendement Norm rendement Rendement 2012 per beleggingscategorie Matching portefeuille Return portefeuille* Totaal
2012 in %
2011 in %
10,88 11,17
13,7 14,1
Rendement 10,12 13,81 10,88
Benchmark 10,28 13,32 11,17
*) Performance exclusief vreemde valuta afdekking.
Over 2012 lag het behaalde rendement iets onder de benchmark. Deze lichte underperformance is ontstaan door een beperkte overweging van de Matching portefeuille t.o.v. de Return portefeuille. Daarnaast zorgen de beheerkosten van het beheren van de totale portefeuille voor een iets lager rendement dan de benchmark aangezien deze geen kosten kent. De Return portefeuille kende daarentegen een outperformance van 0,15%. Deze woog echter niet op tegen de eerder genoemde effecten. Het totale beleggingsresultaat over 2012 bedraagt € 66,2 miljoen (2011: € 71,7 miljoen).
23
Stichting Pensioenfonds Cargill B.V. Feitelijke samenstelling beleggingsportefeuille ultimo december conform beleggingsplan* Portefeuille 2012 2011 Aard belegging x € 1 mln in % x € 1 mln in % Obligaties matching Langlopende obligaties Directe belegging 384,6 56,0 350,8 59,2 Staatsobligaties Mn Services fonds 0,0 0,0 0,0 0,0 Bedrijfsobligaties Mn Services fonds 59,7 8,7 35,5 6,0 64,7 65,2 Duration overlay 24,9 3,6 24,4 4,1 Liquiditeiten 8,8 1,3 17,4 2,9 MATCHING PORTEFEUILLE Aandelen Europa Noord-Amerika Verre Oosten Opkomende landen Hoogrentende obligaties Obligaties opkomende landen VS High-Yield Bankleningen Europa High-Yield Vastgoed Indirect vastgoed Indirect vastgoed Overige beleggingen Grondstoffen Hedgefondsen Private Equity
478,0
69,6
428,1
72,2
fonds fonds fonds fonds
21,6 25,7 10,0 25,5 82,8
3,1 3,7 1,5 3,7 12,0
17,1 21,1 5,8 22,9 66,9
2,9 3,5 1,0 3,8 11,2
Mn Services fonds Mn Services fonds Externe manager Babson Mn Services fonds
45,1 23,5 6,0
6,6 3,4 0,9
39,0 12,5 5,2
6,6 2,1 0,9
13,1 87,7
1,9 12,9
5,5 62,2
0,9 10,5
Mn Services fonds CBRE Residential Fund
10,0
1,5
10,3
1,7
0,3
0,0
0,3
0,1
Mn Services fonds Mn Services fonds Mn Services fonds
10,9 11,1 5,6 27,6 208,4 3,0 689,5
1,6 1,6 0,8 4,0 30,4
10,5 10,2 4,6 25,3 165,0 2,2 595,3
1,8 1,7 0,8 4,3 27,8
Mn Mn Mn Mn
Services Services Services Services
RETURN PORTEFEUILLE Pensioensparen DC-regeling Totaal
100,0
100,0
* De onderverdeling van de beleggingsportefeuille naar de matching- en return portefeuille in bovenstaande tabel wijkt af van de onderverdeling in de jaarrekening. In de jaarrekening zijn de beleggingen verdeeld in aandelen, vastrentende waarden, vastgoed, overige beleggingen, derivaten, liquiditeiten, CSA posities en beleggingsdebiteuren en –crediteuren en niet naar de matching en return portefeuille.
24
Stichting Pensioenfonds Cargill B.V.
4.3
Matching portefeuille
Langlopende obligaties De obligatieportefeuilles lieten afgelopen jaar per saldo een positieve ontwikkeling zien. In de eerste helft van het jaar was er nog sprake van een vlucht naar veilig staatspapier als gevolg van verdere escalatie van de Eurocrisis. Naast een daling van de rentes van de kernlanden leidde dit tot het uitlopen van rentespreads van de periferielanden ten opzichte van Duitsland. Echter, als gevolg van de aankondiging van het Outright Monetary Transactions (OMT) programma van de ECB in augustus kalmeerden de financiële markten. Een stijging van de rentes van de kernlanden was het gevolg, alsmede convergentie van rentespreads van de eurolanden tegenover Duitsland. Een structurele stijging van de rentes bleef echter uit, gelet op het uitblijven van herstel van de reële economie in Europa en het moeizame herstel in de VS, waar de onzekerheid rondom de fiscal cliff de markt in haar greep hield. Bedrijfsobligaties Na een sterke start van het jaar liepen de creditspreads van investment grade credits in het tweede kwartaal sterk uit door zorgen over de houdbaarheid van de Euro(zone). Na het aanscherpen van het beleid door de ECB in de zomer zijn creditspreads echter weer sterk ingekomen. De risicoperceptie in de markt was fors afgenomen, waarna de sterke vraag spreads deed inkomen. Tezamen met de gedaalde onderliggende staatsrentes daalden de yields op investment grade credits tot historisch lage niveaus aan het eind van het jaar. Het totaalrendement voor de beleggingscategorie lag boven de 10%. De totale vastrentende waarden obligatieportefeuille liet een positief resultaat zien van 8,53%. Activiteiten Een groot deel van het vermogen van het pensioenfonds was in 2012 belegd in vastrentende waarden. Ook binnen deze portefeuille vastrentende waarden streeft het pensioenfonds naar vermindering van het risico door middel van spreiding van de beleggingen. Deze spreiding vindt plaats door te beleggen in Europese staats- en bedrijfsobligaties, renteswaps en liquide middelen. In 2012 heeft er een shift naar bedrijfsobligaties plaatsgevonden. Om te profiteren van de verwachte rentestijging en het oplopen van de renteafdekking door de invoering van de UFR, is de renteafdekking uiteindelijk wat afgebouwd. Behalve over verschillende segmenten en regio’s spreidt het pensioenfonds de beleggingen in vastrentende waarden ook over verschillende debiteurenkwaliteiten. Hoe hoger de debiteurenkwaliteit van de lener is, hoe lager het risico en hoe lager het te verwachten rendement. Andersom geldt dat voor lagere debiteurenkwaliteiten steeds hogere rentevergoedingen worden ontvangen. Vanwege de risico’s bij twijfelachtige debiteurenkwaliteiten, houdt het pensioenfonds scherp toezicht op de kredietwaardigheid van partijen waaraan leningen worden verstrekt. Ook in 2012 is een grote focus geweest binnen de matchingportefeuille op de kwaliteit van de debiteuren.
25
Stichting Pensioenfonds Cargill B.V.
4.4
Returnportefeuille
4.4.1
Aandelen
De aandelenmarkten lieten in het jaar 2012 een positief rendement zien. Dit gold voor zowel Amerikaanse als Europese aandelen, en voor aandelen van opkomende landen. De ontwikkelingen in de Europese schuldencrisis waren van groot belang voor de aandelenmarkten. Zo werd de kans op een exit van Griekenland uit de EMU door de markt gaandeweg lager ingeschat, wat zorgde voor een positievere stemming op de aandelenmarkten. Dit werd versterkt door het ruime monetaire beleid van centrale banken, dat het sentiment op de aandelenmarkten verder verbeterde. Met name aandelen Verre Oosten en opkomende landen lieten hoge rendementen zien. Het totaalrendement op aandelen (inclusief Private Equity) kwam in 2012 uit op 17,31% (2011: -7,5%). Activiteiten Aandelen vormen een belangrijke categorie in de beleggingmix van het pensioenfonds. Aandelen geven op termijn een hoger verwacht rendement dan vastrentende waarden. De afgelopen jaren hebben de aandelenbeleggingen van het pensioenfonds dan ook een belangrijke rol gespeeld in het op niveau en betaalbaar houden van de pensioenen bij het pensioenfonds. Het hoger verwachte rendement van aandelen gaat gepaard met een hoger risicoprofiel van deze beleggingscategorie. Dat hogere risico uit zich in een sterk schommelend resultaat van jaar tot jaar. In het jaar 2012 lieten de aandelenbeleggingen na het tegenvallende resultaat van 2011 een sterk herstel zien. Binnen de aandelenportefeuille spreidt het pensioenfonds de beleggingen over verschillende regio’s en segmenten. Het pensioenfonds belegt in aandelen van beursgenoteerde ondernemingen in Europa, NoordAmerika, het Verre Oosten en in opkomende landen.
4.4.2
Hoogrentende obligaties
Obligaties opkomende landen De instroom in EMD was gedurende het jaar hoog en gedreven door de zoektocht naar yield. EMD behaalde een performance van 18,24% (2011: 5,7%). Fundamenteel zijn opkomende landen er veel beter aan toe dan de ontwikkelde wereld. De verwachting is dat de economische groei er hoger zal zijn, aangezien de financiële situatie veel gezonder is, en de overheden meer ruimte hebben voor stimulerende maatregelen. VS High-Yield, Bankleningen en Europa High-Yield De beleggingen in zowel Amerikaanse als Europese hoogrentende bedrijfsobligaties lieten bovengemiddelde rendementen zien. De risicobereidheid onder beleggers leidde ertoe dat juist de obligaties van de laagste kwaliteit rendementen behaalden die deze percentages nog overtroffen. Er was sprake van een groot aantal nieuwe leningen, die ook moeiteloos werden opgenomen. De verwachting is dat 2013 een minder uitbundig rendementsbeeld zal geven, hoewel de omstandigheden nog altijd gunstig zijn voor deze vermogenscategorie. Het rendement voor de drie beleggingscategorieen bedroeg VS High-Yield 12,35%, Bankleningen 13,97% en Europees High-Yield 16,67%). Activiteiten Een groot deel van het vermogen van het pensioenfonds was in 2012 belegd in hoogrentende obligaties. Deze beleggingen geven op termijn een hoger verwacht 26
Stichting Pensioenfonds Cargill B.V. rendement dan op obligaties zoals opgenomen in de Matching portefeuille (o.a. Duitse- en Nederlandse Staatsobligaties) en deze spelen een belangrijke rol om de pensioenen op niveau en betaalbaar houden. Het hoger verwachte rendement gaat gepaard met een hoger risicoprofiel. Het pensioenfonds streeft naar vermindering van het risico door middel van spreiding van de beleggingen. Deze spreiding vindt plaats door te beleggen in VS- en Europees High- Yield en bankleningen. Behalve over verschillende segmenten en regio’s spreidt het pensioenfonds de beleggingen in obligaties ook over verschillende debiteurenkwaliteiten. Hoe hoger de debiteurenkwaliteit van de lener is, hoe lager het risico en hoe lager het te verwachten rendement. Andersom geldt dat voor lagere debiteurenkwaliteiten steeds hogere rentevergoedingen worden ontvangen. Vanwege de risico’s bij twijfelachtige debiteurenkwaliteiten, houdt het pensioenfonds scherp toezicht op de kredietwaardigheid van partijen waaraan leningen worden verstrekt.
4.4.3
Vastgoed
Op de vastgoedmarkten werd gereageerd op de huidige economische onzekerheid. Men is vooral geïnteresseerd in eersteklas vastgoed op toplocaties, dat als veilige haven beschouwd wordt in onzekere tijden. Het onderscheid tussen Zuid- en Noord-Europa, en tussen topkwaliteit en mindere kwaliteit onroerend goed is in 2012 verder toegenomen. Beleggers blijven zich daarnaast richten op deleveraging. Financiering voor nieuwe aankopen blijft bijzonder lastig. Ook herfinanciering blijkt vaak problematisch. In Europa is de daling van de gemiddelde kantorenleegstand ca. 10%. Verwacht wordt dat de leegstand op een stabiel niveau zal blijven. De huurprijzen voor de beste kantoorlocaties laten een lichte daling zien, waar op de winkelmarkt nog sprake is van een stijging op de beste locaties (op jaarbasis). Het aanbod hiervan is zeer schaars. Veel winkels op minder goede locaties sluiten, waardoor de leegstand hier toeneemt. Activiteiten In deze beleggingsvorm streeft het pensioenfonds naar spreiding over directe beleggingen in Europa (kantoren, winkels en distributiecentra). Het totaalrendement op de vastgoed beleggingen kwam in 2012 uit op 3,90% (2011: 5,5%).
4.4.4
Overige beleggingen
De portefeuille overige beleggingen maakt een belangrijk onderdeel uit van het spreidingsbeleid, omdat de rendementen van de overige beleggingen zich vaak min of meer onafhankelijk bewegen van het resultaat op traditionele investeringen als aandelen en obligaties. De resultaten waren in 2011 positief. Binnen de portefeuille wordt belegd in private equity, hedgefondsen en grondstoffen. Het rendement voor private equity kwam in 2012 uit op 17,8% (2011: 8,3%), voor hedgefondsen was dit 5,22% (2011: 1,0%) en voor grondstoffen -1,21% (2011:-0,7%). De voortzettende ontspanning in financiële markten en stijging van de aandelenmarkten zorgden voor positieve rendementen bij de meeste strategieën van de hedgefondsen. De investeringen in grondstoffen bestaan voor een belangrijk deel uit energiedragers, naast een kleiner deel metalen, edelmetalen, hout en landbouwproducten. Het Private Equity Fonds, waarin het pensioenfonds participeert, heeft al haar aangegane verplichtingen vastgelegd met onderliggende private equity fondsen in 2008. Het betreffende fonds heeft nog outstanding commitment van € 9,5 miljoen. Derhalve vloeit hier 27
Stichting Pensioenfonds Cargill B.V. een (niet uit de balans blijkende) verplichting voor het pensioenfonds van circa € 1,7 miljoen uit voort. In 2012 zijn geen nieuwe verplichtingen meer aangegaan. Het Private Equity Fonds zal de komende jaren de aangegane verplichtingen met de acht onderliggende beheerders verder afwikkelen.
4.4.5
Valuta-afdekking
Het beleid is erop gericht om met de beleggingen alleen risico te lopen als daar ook een verwacht rendement tegenover staat. Risico’s op schommelingen in valutakoersen horen daar niet bij. Het pensioenfonds dekt dan ook het risico af op schommelingen van de Amerikaanse dollar, de Japanse yen en het Britse pond. Het afdekken van de Amerikaanse dollar heeft in 2012 een beperkte winst opgeleverd door de verzwakking van de Amerikaanse dollar ten opzichte van de euro.
4.5
Maatschappelijk verantwoord beleggen
Het pensioenfonds vindt dat zij verantwoordelijk is voor de maatschappelijke effecten van haar beleggingsbeleid. Tevens is het pensioenfonds er van overtuigd dat milieu-, sociale en governance factoren op de lange termijn de risico/rendementsverhouding van beleggen kunnen beïnvloeden. Het pensioenfonds vindt dat grote financiële partijen, louter door hun omvang, ook maatschappelijke spelers van belang zijn. Bovendien is het pensioenfonds van mening dat bedrijven die duurzaam met hun omgeving en met arbeid omgaan, op de lange termijn de beste overlevingskansen hebben. Door maatschappelijk verantwoord ondernemen worden allerlei bedrijfsrisico’s beperkt, zoals financiële risico’s klantenboycots, schadeclaims, reputatieschade en juridische maatregelen. Het inperken van die risico’s heeft op de lange termijn een gunstig effect op de bedrijfsresultaten en daarmee op de aandeelhouderswaarde van een onderneming.
4.6
Stembeleid
Het Fonds wil op een verantwoorde manier invulling geven aan de uitoefening van de aandeelhoudersrechten op de totale aandelenportefeuille, zowel in stemgedrag als in dialoog met ondernemingen. De uitvoering van het actief aandeelhouderschap vindt plaats, uitgevoerd door de vermogensbeheerder, conform de best practices van het Nederlandse beleggerplatform Eumedion. De vermogensbeheerder stemt namens de MN Beleggingsfondsen op alle aandeelhoudersvergaderingen op grond van een ‘op maat gesneden’ stembeleid, dat is gebaseerd op de genoemde ‘tien beginselen’. Er wordt niet gestemd als er sprake is van blokkering van aandelen of als er andere administratie belemmeringen zijn. Indien nodig worden uitgeleende aandelen teruggehaald.
28
Stichting Pensioenfonds Cargill B.V.
5.
Pensioen en uitvoering
5.1
Inleiding
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op activiteiten op het gebied van pensioencommunicatie en -administratie die in 2012 hebben plaatsgevonden. Tot slot wordt in dit hoofdstuk ingegaan op (voorstellen voor) nieuwe wetgeving op pensioengebied.
5.2
Pensioencommunicatie
5.2.1
Algemene visie op pensioencommunicatie
Pensioenfonds Cargill onderkent dat goede pensioencommunicatie bijdraagt aan het vervullen van de algemene doelstellingen van het fonds. Daartoe worden vanuit een strategische invalshoek verschillende communicatiemiddelen ingezet. De fondsdoelstellingen vormen het uitgangspunt waaruit de communicatiedoelstellingen volgen en de te onderscheiden doelgroepen. Op basis hiervan worden middelen gekozen. Het fonds wilt bereiken dat de kennis over het pensioen bij de deelnemers wordt verhoogd en dat het pensioenbewustzijn bij hen toeneemt. Immers, pensioen wordt steeds meer een eigen verantwoordelijkheid. Daarnaast wil het fonds bereiken dat de houding ten opzichte van het onderwerp pensioen positiever wordt (c.q. positief blijft). Om deze ontwikkeling op het gebied van gedrag te realiseren, moeten deelnemers allereerst voldoende kennis hebben van pensioenen. Daarnaast is het van belang dat zij positief tegenover het onderwerp ‘Pensioen’ staan (houding), willen zij hun gedrag gaan aanpassen (lees: handelen overeenkomstig ‘de eigen verantwoordelijkheid’).
5.2.2
Communicatie over de financiële situatie van het fonds
Het fonds heeft kunnen vaststellen dat het pensioenbewustzijn onder de deelnemers is toegenomen (éénmeting najaar 2011). Met het vertrouwen van de deelnemers in het Pensioenfonds is niets mis en men gelooft in de integriteit van het fonds. De nieuwsbrief geniet ruime bekendheid en is onder de gepensioneerden zelfs een succes te noemen. Het is een van onze hoofddoelen om deelnemers, pensioengerechtigden en gewezen deelnemers continu te informeren over onze financiële situatie en de verschillende besluiten en stappen die Pensioenfonds Cargill heeft genomen. Met name in de nieuwsbrief pensioen is dat goed tot uiting gekomen. Gedurende het gehele jaar 2012 stond er veel inhoudelijke achtergrondinformatie in de nieuwsbrief, met name over de financiële situatie van het fonds. Maar ook over beleidsvoornemens op het gebied van pensioenen is uitgebreid bericht.
29
Stichting Pensioenfonds Cargill B.V.
5.2.3
Website
Opvallend is de geringe bekendheid van de website van het fonds en de daarbij behorende pensioenplanner (éénmeting najaar 2011). Het is de bedoeling dat de website steeds meer een spil in de communicatie gaat worden. In 2012 is daarmee een start gemaakt. Het uiterlijk van de website is aantrekkelijker gemaakt en er wordt in andere uitingen van het fonds meer ‘reclame’ voor gemaakt. Op de website heeft de stand van de dekkingsgraad een prominente plaats op de homepage. De informatie over de dekkingsgraad is altijd direct zichtbaar en aanklikbaar. Op de website en in de diverse andere middelen geeft het fonds altijd achtergrondinformatie bij de dekkingsgraad en de actuele financiële situatie van het fonds. In 2012 zijn met regelmaat nieuwsberichten geplaatst. In mailingen wordt standaard verwezen naar de website. Verder kunnen er brochures, jaarverslagen en nieuwsbrieven gedownload worden. Op de website is in 2012 een UPO animatie geplaatst, een animatie die uitleg geeft hoe mensen hun UPO kunnen lezen en begrijpen.
5.2.4
Overige (reguliere) communicatie
Naast bovenstaande middelen, verstuurt het pensioenfonds ieder jaar de volgende middelen: • Toelichting op de uitkering-specificatie Alle pensioengerechtigden ontvangen in januari een toelichting op de specificatie. Hierin staan onder andere de betaaldata en bijvoorbeeld welke aanpassingen zijn doorgevoerd in belastingtarieven/zorgverzekeringswet. • Uniform Pensioenoverzicht Het Uniform Pensioenoverzicht (UPO) is in 2012 verstuurd naar alle actieve deelnemers. Hierin staat o.a. de volgende informatie: - opgebouwde en te bereiken rechten naar de stand van 31 december; - A-factor. Het UPO is voor de deelnemers ook digitaal beschikbaar op het persoonlijke deel van de website. De verzending van het UPO is ondersteund op de website met extra informatie. • Overzicht partnerpensioen / bijzonder partnerpensioen De pensioengerechtigden hebben in het najaar van 2012 het jaarlijkse overzicht van het partnerpensioen ontvangen. • Startbrief De startbrief voor nieuwe deelnemers is gecheckt op de wettelijke verplichtingen. Daaruit blijkt dat de brochures, die deel uitmaken van de startbrief, niet meer actueel zijn. Die worden begin 2013 aangepast.
30
Stichting Pensioenfonds Cargill B.V.
5.2.5
Pensioencommunicatie in 2013 en daarna
De komende jaren staat een aantal grote veranderingen op pensioengebied op stapel. Dát er wat gaat veranderen is zeker, wát er precies gaat veranderen zal in 2013 en daarna duidelijk worden als de sociale partners beslissingen hebben genomen. De wijzigingen hebben grote impact op alle betrokkenen. Ook op de pensioenuitvoering, inclusief de communicatie van het fonds. Betrokkenen moeten geïnformeerd worden over wijzigingen zodra er duidelijkheid over is en daar waar mogelijk worden wijzigingen aangekondigd om de juiste verwachtingen te scheppen. Daarnaast hebben de wijzigingen gevolgen voor de standaard communicatiemiddelen, zoals procesbrieven, formulieren, de pensioenplanner, uniforme pensioenoverzichten, brochures en de website. Zodra er meer duidelijk is over de wijzigingen, inventariseert het fonds de gevolgen voor de pensioenuitvoering inclusief de pensioencommunicatie. Het doel is de betrokkenen goed te informeren over de gevolgen van de wijzigingen voor het pensioen. Of het nu om werknemers, werkgevers, gepensioneerden, slapers of andere stakeholders gaat. In 2013 zal Pensioenfonds Cargill in elk geval drie à vier nieuwsbrieven versturen en twee keer een digitale nieuwsbrief uitbrengen. Als de actualiteit daartoe aanleiding geeft, zou dat aantal kunnen worden verhoogd.
5.3
Pensioenadministratie
Gegevensaanlevering De maandelijkse gegevensaanlevering van de werkgever is in 2012 goed verlopen. De aanlevering van de werkgever was tijdig en de uitvalpercentages van de gegevensaanlevering waren minimaal. De gegevens zijn in 2012 door de pensioenuitvoerder TKP binnen de afgesproken termijn verwerkt in de pensioenadministratie. Waardeoverdrachten Wanneer de dekkingsgraad van één of van beide pensioenfondsen die betrokken zijn bij een waardeoverdracht lager is dan 100%, mag er geen waardeoverdracht plaatsvinden en wordt de waardeoverdracht uitgesteld. De dekkingsgraad van het fonds gaf in 2012 tot medio oktober aanleiding tot het opschorten van waardeoverdrachten. Eind 2012 was de door de opschorting opgelopen werkvoorraad bijna weer genormaliseerd. Afkoop klein Pensioen In 2012 zijn 235 deelnemers, met een opgebouwd ouderdomspensioen onder de wettelijke afkoopgrens, aangeschreven met het voorstel om de pensioenaanspraken af te kopen. Bijna 60% van deze deelnemers heeft besloten tot daadwerkelijke afkoop. Beantwoording deelnemersvragen Onderstaande grafiek geeft een overzicht van het aantal gestelde vragen in 2012 per communicatiekanaal. Deelnemers stelden met name vragen over pensioentoekenningen en over het Uniform Pensioenoverzicht.
31
Stichting Pensioenfonds Cargill B.V. In 2012 hebben 991 deelnemers een vraag gesteld aan het pensioenfonds (2011: 976). 200 180 160 140 120 100 80 60 40 20 0
5.4
Telefonische vragen Schriftelijke vragen E-mail contact
1e kwrt 2012 2e kwrt 2012 3e kwrt 2012 4e kwrt 2012
Pensioenregeling
Het pensioenfonds voert de volgende 14 verschillende pensioenregelingen uit: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14
Cargill CAO 55 Plus Cargill niet CAO Cargill niet CAO 55 plus Cargill BV Cocoa en chocolate 55 Plus Fennema excedent Cargill niet CAO Cargill niet CAO 55 plus Cargill CAO Cargill BV Cocoa en chocolate Cargill CAO Cargill BV Cocoa en chocolate Cargill (Sas van Gent) Cargill (Sas van Gent) 55 plus Cargill (Sas van Gent) prepensioen
Traditioneel eindloon Traditioneel eindloon Traditioneel eindloon Traditioneel eindloon Traditioneel eindloon Flexibel eindloon plus beschikbare premie Flexibel eindloon plus beschikbare premie Traditioneel middelloon Traditioneel middelloon Flexibel middelloon plus beschikbare premie Flexibel middelloon plus beschikbare premie Eindloon (variabel deel middelloon) Eindloon (variabel deel middelloon) Eindloon (variabel deel middelloon)
Meer informatie over een regeling is verkrijgbaar via de website: www.cargillpensioen.nl.
32
Stichting Pensioenfonds Cargill B.V.
5.5
Nieuwe wetgeving
Pensioenakkoord De economische crisis is voor de sociale partners in de Stichting van de Arbeid (STAR) aanleiding geweest om op 4 juni 2010 een concept-Pensioenakkoord te sluiten over de AOW en de aanvullende pensioenen. Achtergrond van het akkoord is dat aanpassingen in het pensioenstelsel nodig zijn om het ook in de toekomst overeind te houden. Op 10 juni 2011 heeft een nadere uitwerking van dit akkoord ook de instemming van het kabinet gekregen. Het akkoord zal leiden tot nieuwe ‘pensioencontracten’. Om de nieuwe contracten mogelijk te maken moet de pensioenwetgeving worden aangepast. Onder meer zal wettelijk mogelijk moeten worden gemaakt dat opgebouwde aanspraken eerder dan nu gekort kunnen worden. Daarnaast zal een nieuw Financieel Toetsingskader (FTK) moeten gaan gelden en zullen de communicatievoorschriften aangepast worden. Vooruitlopend op de aanpassing van het FTK, heeft voormalig minister Kamp een hoofdlijnennotitie over het nieuwe FTK aangeboden aan de Tweede Kamer. Het nieuwe FTK zal sociale partners en pensioenfondsbesturen een keuze laten tussen een ‘nominaal contract’, dat lijkt op het bestaande en een ‘reëel contract’, dat nieuw is. In het reële contract zal het uitgangspunt zijn dat de pensioenaanspraken en –rechten worden aangepast aan de inflatie, echter in dit contract worden aanspraken en rechten sneller dan in het nominale contract aangepast aan tegenvallende beleggingsrendementen en/of een sneller stijgende levensverwachting. In beide contracten zal de dekkingsgraad gemiddeld worden door uit te gaan van een voortschrijdende gemiddelde over 12 maanden, waardoor fondsen minder afhankelijk zullen worden van dagkoersen op de financiële markten. In de notitie is onder meer opgenomen dat sociale partners en pensioenfondsen vooraf transparant zullen moeten zijn over de verdeling van financiële risico’s, zodat jongeren en ouderen weten waar ze aan toe zijn. Verder zullen fondsen naar de deelnemers toe helder moeten communiceren over deze risico’s en over de gevolgen hiervan voor de koopkracht van hun pensioen. Ten slotte is aangegeven dat het ministerie komt met spelregels en voorwaarden die worden gesteld aan de besluitvorming voor het collectief invaren (het onderbrengen van opgebouwde aanspraken in het nieuwe reële contract). Verwacht wordt dat de wetsvoorstellen tot aanpassing van de Pensioenwet en het FTK eind 2013 bij de Tweede Kamer zullen worden ingediend. De streefdatum voor inwerkingtreding is 1 januari 2015. Wet ‘Verhoging AOW- en pensioenrichtleeftijd’ Met de Wet ‘Verhoging AOW- en pensioenrichtleeftijd’ wordt geregeld dat zowel de AOWleeftijd als de fiscale pensioenrichtleeftijd omhoog gaat. Met de eerder op 1 april 2012 in werking getreden ‘Wet wijziging ingangsdatum AOWouderdomspensioen’ is bepaald dat de ingangsdatum van de AOW-uitkering gelijk is aan de datum waarop het recht ontstaat, de dag dus waarop iemand 65 jaar wordt. Met de Wet ‘Verhoging AOW- en pensioenrichtleeftijd’ gaat de AOW-leeftijd vanaf 2013 jaarlijks geleidelijk verder omhoog. De eerste drie jaar lang met één maand, vervolgens drie jaar lang met twee maanden en daarna vijf jaar lang met drie maanden. Daarmee komt de AOW-gerechtigde leeftijd in 2019 uit op de 66ste verjaardag en in 2023 op de 67ste verjaardag. De AOW-leeftijd wordt met ingang van 2024 gekoppeld aan de ontwikkeling van de resterende levensverwachting. De fiscale pensioenrichtleeftijd wordt in 2014 verhoogd van 65 naar 67 jaar. Daarna wordt deze jaarlijks aangepast aan de levensverwachting als daar aanleiding toe is. De maximum 33
Stichting Pensioenfonds Cargill B.V. opbouwpercentages worden verlaagd; voor middelloonregelingen wordt het percentage verlaagd van 2,25% naar 2,15% en voor eindloonregelingen van 2,0% naar 1,9% (let wel: bij een pensioenleeftijd van 67). Ook de beschikbare-premiestaffels bij premieregelingen worden aangepast. Het blijft mogelijk een pensioenregeling aan te bieden met een lagere pensioeningangsleeftijd, waarbij dan wel (nog) lagere opbouwpercentages moeten worden gehanteerd. Dit kan betekenen dat de pensioenregeling (het opbouwpercentage) met ingang van 1 januari 2014 aangepast zal moeten worden om de regeling fiscaal zuiver te houden. De wet is in werking getreden op 1 januari 2013. De verwachting is echter dat een snellere verhoging van de AOW-leeftijd en de verdere verlaging van de maximale opbouwpercentages in het regeerakkoord tot een nieuw wetsvoorstel zal leiden (zie hierna Regeerakkoord). Regeerakkoord De snelheid waarmee de AOW-leeftijd met de Wet ‘Verhoging AOW- en pensioenrichtleeftijd’ omhoog gaat, lijkt te worden aangepast. In het op 29 oktober 2012 gepubliceerde regeerakkoord is opgenomen dat de AOW-leeftijd sneller omhoog gaat en in 2018 en 2021 uitkomt op de 66ste, respectievelijk 67ste verjaardag (de eerste drie jaar lang een verhoging met één maand, vervolgens drie jaar lang met drie maanden en daarna drie jaar lang met vier maanden). In het regeerakkoord is ook opgenomen dat nog lagere maximale opbouwpercentages zullen gaan gelden dan in de genoemde wet is bepaald, te weten 1,75% voor middelloon en 1,6% voor eindloon. Daarnaast zal pensioenopbouw voor het salaris boven € 100.000 niet langer fiscaal worden gefaciliteerd. Dat betekent dat de premies over deze opbouw niet langer aftrekbaar zijn en het werkgeversaandeel wordt belast als loon. De plannen in het regeerakkoord zouden vanaf 2015 moeten gaan gelden. Septemberpakket pensioenen Voormalig staatssecretaris Krom van SZW heeft eind september 2012 in een brief aan de Tweede Kamer het “Septemberpakket pensioenen” aangeboden. Dit pakket richt zich primair op het jaar 2013 in de overgang naar een aangepaste Pensioenwet en een nieuw FTK in 2014 (de inwerkingtreding van de aanpassing is hierna echter uitgesteld tot 1 januari 2015; zie Pensioenakkoord). De verdere verslechtering van de financiële positie van pensioenfondsen in 2012 heeft de urgentie van maatregelen vergroot, aldus de staatssecretaris. In de eerste plaats wordt de rentecurve voor zeer langlopende verplichtingen in lijn gebracht met de rentecurve die voor verzekeraars geldt (de UFR-methode). Deze wijziging heeft een gunstig effect op de waardering van de verplichtingen. Een tweede maatregel is dat pensioenfondsen in 2013 de premie lager kunnen vaststellen dan is vereist voor herstel van de financiële positie van het fonds. Pensioenfondsen die reeds in 2011 of 2012 gebruik hebben gemaakt van deze ‘adempauze’, mogen deze maatregel slechts onder voorwaarden toepassen. Zo zal in dat geval de pensioenleeftijd in de regeling moeten worden verhoogd naar 67 jaar, zal de stijging van de levensverwachting per 1 januari 2013 moeten worden meegenomen in voorgenomen kortingen of toekomstige indexaties en zal het toeslagbeleid moeten worden aangepast (geen toeslagverlening bij een dekkingsgraad lager dan 110%). De laatste maatregel betreft de spreiding van kortingen. Een in 2012 aangekondigde korting zou moeten worden doorgevoerd per 1 april 2013. Voor zover deze korting een percentage 34
Stichting Pensioenfonds Cargill B.V. van 7% overstijgt, zou het meerdere niet op dat moment hoeven worden doorgevoerd, maar wel uiterlijk per 1 april 2014. In het Septemberpakket is nu geregeld dat voor zover de resterende korting per april 2014 7% overstijgt, deze kan worden uitgesteld naar april 2015. Ook pensioenfondsen die in 2012 geen korting hebben aangekondigd, kunnen, als deze fondsen aan het eind van de hersteltermijn niet voldoende zijn hersteld, gebruik maken van de spreiding en maximering van 7% per jaar. Als pensioenfondsen gebruik willen maken van de mogelijkheid kortingen te spreiden, zal aan dezelfde voorwaarden voldaan moeten worden als bij een ‘tweede adempauze’, te weten verhoging van de pensioenleeftijd, verwerking van de stijging van de levensverwachting in de korting en de aanpassing van het toeslagbeleid (zie hierboven). Verder heeft deze (uitgestelde) korting alleen betrekking op de aanspraken opgebouwd tot 31 december 2013. De maatregelen in het Septemberpakket en de nadere invulling daarvan heeft plaatsgevonden via een wijziging van de ministeriële Regeling Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling per 1 januari 2013. Het fonds heeft geen aanleiding gezien om van het Septemberpakket gebruik te maken. Wetsvoorstel ‘Versterking bestuur pensioenfondsen’ Het wetvoorstel ‘Versterking bestuur pensioenfondsen’ is in behandeling bij de Tweede Kamer. Tijdens de behandeling is een advies gevraagd aan de Sociaal-Economische Raad, waarna een aantal aanpassingsvoorstellen is gedaan. De wet beoogt het governancemodel van pensioenfondsen opnieuw in te richten. De meest opvallende wijziging ten opzichte van de huidige structuur is dat er een keuze gemaakt kan worden tussen verschillende bestuursmodellen. In het paritaire model bestaat het bestuur uit vertegenwoordigers van werkgever(s), werknemers en pensioengerechtigden en dit model lijkt sterk op het huidige model. Ook is er een keuze voor een onafhankelijk bestuur, waarin het voltallige bestuur uit externe (onafhankelijke) bestuurders bestaat. In het paritaire model komen de bevoegdheden van het huidige verantwoordingsorgaan te liggen bij de nieuwe deelnemers- en pensioengerechtigdenraad, bestaande uit deelnemers en pensioengerechtigden. In het onafhankelijke model komen de bevoegdheden van zowel het huidige verantwoordingsorgaan, als de huidige deelnemersraad te liggen bij het nieuwe belanghebbendenorgaan. Dit laatste orgaan heeft dezelfde samenstelling als het bestuur in het paritaire model. Ook de mogelijke inrichtingsvormen van het intern toezicht worden aangepast. Zo zal er bij ondernemingspensioenfondsen een keuze zijn tussen een visitatiecommissie (die jaarlijks visiteert) of een permanente raad van toezicht. Bij bedrijfstakpensioenfondsen is deze keuze er niet en zal altijd een raad van toezicht moeten worden gevormd. Het intern toezicht kan ook door middel van een one-tier board worden ingericht, waarbij het toezicht wordt uitgeoefend door een deel van het bestuur. Het one-tier board is naast het paritaire en onafhankelijke model als derde bestuursmodel opgenomen; het gemengd bestuur. Een combinatie van een gemengd bestuur met een paritair of onafhankelijk bestuur is ook mogelijk. Verder worden er bevoegdheden in het leven geroepen om de deskundigheid van (mede)beleidsbepalers te borgen, zoals de bevoegdheid van het bestuur een kandidaatbestuurder te weigeren als deze niet voldoet aan het vooraf opgestelde functieprofiel. Naast deze wet zal, ter vervanging van de huidige Principes voor goed pensioenfondsbestuur, een nieuwe code voor goed pensioenfondsbestuur worden vastgesteld, waarin een aantal zaken met betrekking tot onder meer benoeming/ontslag en deskundigheid/geschiktheid nader wordt geregeld. 35
Stichting Pensioenfonds Cargill B.V.
De beoogde inwerkingtreding is 1 juli 2013. Pensioenfondsen krijgen daarna een jaar de tijd om de interne organisatie en de relevante documenten aan te passen. Mocht deze wet niet in werking treden, dan zal de door het parlement aangenomen initiatiefwet “Koşer KayaBlok” op 1 juli 2013 in werking treden. Het gevolg zou dan zijn dat fondsen een raadpleging onder pensioengerechtigden moeten houden omtrent de voorkeur voor medezeggenschap van pensioengerechtigden, hetzij via bestuurslidmaatschap van pensioengerechtigden, hetzij via een deelnemersraad. Flexibilisering ingegane ouderdomspensioenen Het amendement ‘Neppérus-Groot’ ziet op de mogelijkheid een (vóór 1 januari 2013) ingegane pensioenuitkering te flexibiliseren. Dit biedt de mogelijkheid het “AOW-gat” te dichten dat kan ontstaan door de verhoging van de AOW-leeftijd (zie hierboven) door een deel van ouderdomspensioen daarvoor aan te wenden. Hierdoor wordt de pensioenuitkering in de resterende periode iets verlaagd. Deze mogelijkheid was er wettelijk bezien nog niet, omdat men keuzes in het kader van flexibilisering slechts op één moment (direct voorafgaand aan de ingangsdatum van het pensioen) moest maken. Een pensioenfonds is overigens niet verplicht deze mogelijkheid aan te bieden. Het amendement is op 1 januari 2013 in werking getreden. In- en uitlooprisico bij arbeidsongeschiktheid Vertegenwoordigers van het Verbond van Verzekeraars en de Pensioenfederatie hebben een convenant opgesteld voor een uniforme dekking van de risico’s van arbeidsongeschiktheid (premievrije deelneming en arbeidsongeschiktheidspensioen). Volgens de gemaakte afspraken zal voor een arbeidsongeschiktheidspensioen het uitgangspunt worden dat het uitlooprisico gedekt wordt. Dat betekent dat een toename in de mate van arbeidsongeschiktheid nadat een werknemer bij een nieuwe werkgever in dienst is getreden en aan een nieuwe pensioenregeling is gaan deelnemen, gedekt wordt door de oude pensioenuitvoerder. Voor wat betreft een premievrije deelneming wordt dekking van het inlooprisico het uitgangspunt. Dat betekent dat in de geschetste situatie de toename van de arbeidsongeschiktheid door de nieuwe pensioenuitvoerder gedekt wordt. Doel van het convenant is te voorkomen dat werknemers niet van werkgever wisselen omdat zij daardoor hun dekking bij arbeidsongeschiktheid verliezen. Dat effect kan zich nu voordoen omdat pensioenuitvoerders op dit moment verschillend omgaan met dekking uitloop- dan wel inlooprisico. De Pensioenfederatie zal zich inspannen om te bereiken dat sociale partners de aanbevelingen uit het convenant opvolgen en (indien nodig) de pensioenregelingen uiterlijk per 1 januari 2014 aanpassen. Heroverweging waardeoverdracht In februari 2012 heeft voormalig minister Kamp een advies gevraagd aan de Stichting van de Arbeid betreffende de heroverweging van de huidige regelgeving over waardeoverdracht. Redenen voor eventuele heroverweging zijn volgens de minister de uitvoeringstechnisch complexe en langdurige waardeoverdrachttrajecten en het feit dat werkgevers geconfronteerd kunnen worden met bijbetalingslasten. Verder zou het financiële belang bij waardeoverdracht sterk zijn afgenomen en zou het voor deelnemers nog steeds lastig zijn een goede keuze te maken met betrekking tot waardeoverdracht.
36
Stichting Pensioenfonds Cargill B.V. De minister heeft de suggestie gedaan het Verbond van Verzekeraars en de Pensioenfederatie bij de advisering door de Stichting van de Arbeid te betrekken. Het advies wordt begin 2013 verwacht. Europese Pensioenfondsrichtlijn In de Europese Pensioenfondsenrichtlijn zijn regels opgenomen ten aanzien van onder meer de door een pensioenfonds aan te houden buffers en technische voorzieningen. De Pensioenwet (FTK) is hierop geënt. De Europese Commissie heeft aangekondigd de Europese Pensioenfondsenrichtlijn te willen herzien, in die zin dat pensioenfondsen dezelfde buffers zouden moeten aanhouden als verzekeraars. Dat zou onder meer betekenen dat een zekerheidsmaatstaf zou moeten worden gehanteerd van 99,5% in plaats van de huidige 97,5%. Het kabinet acht dit gevolg zeer onwenselijk en zal intensief gaan lobbyen om deze wijziging van de Pensioenfondsenrichtlijn tegen te houden.
37
Stichting Pensioenfonds Cargill B.V.
6.
Actuariële analyse
Oordeel van de externe actuaris over de financiële positie De financiële positie van het pensioenfonds is naar mening van de waarmerkend actuaris slecht, vanwege een dekkingskort. Daarbij is bepalend de mate van waarschijnlijkheid dat het pensioenfonds zal kunnen voldoen aan de verplichtingen, aangegaan tot balansdatum, in aanmerking nemend het streven inzake toeslagen, zoals aan verzekerden meegedeeld en de in wet- en regelgeving opgenomen criteria. Actuariële analyse van het resultaat 2012 Bedragen x € 1.000 Premie Sterfte Beleggingsopbrengsten Rentetermijnstructuur Kosten Mutaties Overige (incidentele) mutatie technische voorzieningen Diversen Totaal resultaat
2012 4.284 1.681 55.588 -/- 36.318 0 145 -/- 5.882 372
2011 4.549 372 64.178 -84.832 0 153 2.321 334
19.870
12.927
Het resultaat in 2012 wordt voornamelijk verklaard door de volgende oorzaken: • •
Er is in 2012 een positief beleggingsrendement gerealiseerd van 10,9% terwijl voor de technische voorzieningen gemiddeld een rendement van 1,5% nodig was. Dit heeft geleid tot een positief resultaat van € 55,6 miljoen. De technische voorzieningen worden gewaardeerd met behulp van de rentetermijnstructuur. Aan het eind van iedere maand wordt deze door DNB gepubliceerd. Een lagere rentetermijnstructuur betekent een hogere voorziening en visa versa. De wijziging van de rentetermijnstructuur heeft in 2012 geleid tot een stijging van de voorziening en dus tot een negatief resultaat van € 36,3 miljoen.
Kostendekkende premie De kostendekkende premie is vastgesteld op basis van het actuariële jaarwerk. Dit houdt in dat deze premie is bepaald met behulp van de rentetermijnstructuur ultimo 2011. De kostendekkende premie over 2012 bedraagt € 37,0 miljoen (2011: € 32,9 miljoen). De feitelijke premie bedraagt € 40,0 miljoen, inclusief DC-component (2011: € 35,3 miljoen). De in rekening gebrachte premie over 2012 is kostendekkend. De feitelijke premie inclusief individuele koopsommen van € 0,3 miljoen bedraagt € 40,3 miljoen (2011: € 35,8 miljoen).
38
Stichting Pensioenfonds Cargill B.V.
7.
Governance en compliance
7.1
Algemeen
De werkgever heeft in overleg met de sociale partners pensioenregelingen getroffen voor zijn werknemers. Deze pensioenregelingen worden uitgevoerd door Stichting Pensioenfonds Cargill BV. Het pensioenfonds stelt zich ten doel het binnen de perken van zijn middelen verlenen of doen verlenen van pensioenen en overige uitkeringen aan pensioen- en aanspraakgerechtigden, één en ander overeenkomstig de bepalingen van de statuten en reglementen. Het pensioenfonds draagt de verantwoording voor een goede uitvoering van de pensioenregeling voor deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden in overeenstemming met wet- en regelgeving. De inhoud van de pensioenregeling is het resultaat van het overleg tussen werkgevers en werknemers van Cargill BV. Het bestuur is belast met het bepalen van het beleid van het pensioenfonds. Delegatie of uitbesteding van het bepalen van het dagelijks beleid of onderdelen daarvan door het bestuur is mogelijk op basis van een gedetailleerde vastlegging van taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden van de personen of instellingen aan wie delegatie of uitbesteding plaatsvindt. Het bestuur heeft de gehele leiding van zaken, vertegenwoordigt het pensioenfonds in en buiten rechte en is met inachtneming van het bepaalde in de statuten bevoegd tot alle daden welke verband houden met de doelstelling van het pensioenfonds. Het bestuur is verantwoordelijk voor de verwezenlijking van de doelstelling van het pensioenfonds, de strategie, het beleid en de uitvoering hiervan. Hierbij brengt het bestuur verslag uit over de bestuurlijke gang van zaken in 2012.
7.2
Bestuursaangelegenheden
Het bestuur acht zich onafhankelijk in de uitoefening van zijn functie en zorgt ervoor dat alle belanghebbenden zich op evenwichtige wijze vertegenwoordigd kunnen voelen. Er wordt veel belang gehecht aan inzicht in eigen functioneren en beleid evenals in de uitvoering van het reglement en de aan derden uitbesteedde uitvoeringstaken. Eenmaal per jaar vindt een evaluatie plaats. In 2012 hebben zes bestuursvergaderingen plaatsgevonden. Al deze vergaderingen zijn op een enkele uitzondering na door alle bestuursleden bijgewoond. In alle vergaderingen is het voor besluitvorming noodzakelijk quorum aanwezig geweest.
7.3
Goed pensioenfondsbestuur
Goed pensioenfondsbestuur behelst het integer en transparant handelen, waarbij een belangrijke plaats wordt ingeruimd voor het afleggen van verantwoording over het uitgeoefende toezicht. De principes van Goed pensioenfondsbestuur zijn verankerd in de Pensioenwet. Het bestuur is zich bewust van deze verantwoordelijkheid voor het goed besturen van het pensioenfonds en zal alles doen wat nodig is voor het handhaven van het vertrouwen in het pensioenfonds en de pensioensector. Ontwikkelingen op dit terrein 39
Stichting Pensioenfonds Cargill B.V. worden nauwlettend gevolgd. Het verantwoordingsorgaan beoordeelt het door het bestuur gevoerde beleid, de gemaakte beleidskeuzes en de naleving van de Principes voor Goed pensioenfondsbestuur, met als uitgangspunt de vraag of het bestuur op een evenwichtige wijze met de belangen van alle belanghebbenden rekening heeft gehouden bij het bepalen van de beleidsgebieden en de genomen besluiten. Het verslag van het verantwoordingsorgaan is opgenomen in hoofdstuk 10.5. In paragraaf 10.5.1 is de reactie van het bestuur op het oordeel van het verantwoordingsorgaan vermeld. Het verantwoordingsorgaan bestaat uit de heer Goossens namens de werkgever, de heer de Nijs namens de werknemers en de heer van Nunen namens de gepensioneerden. Tijdens het verslagjaar is er naast verschillende momenten van informatieuitwisseling per mail of telefoon, één vergadering geweest tussen leden van het bestuur en het verantwoordingsorgaan. Bij het interne toezicht op het functioneren van (het bestuur van) het pensioenfonds door onafhankelijke deskundigen wordt gekeken naar de procedures en processen en de interne beheersing binnen het pensioenfonds, het beoordelen van de wijze waarop het pensioenfonds wordt aangestuurd en de wijze waarop wordt omgegaan met de risico’s op de langere termijn. Voor de inrichting van het interne toezicht heeft het bestuur gekozen voor het oprichten van een visitatiecommissie. De visititatiecommissie bestaat uit de heer Capitain, de heer Hokke en de de heer van Leeuwen. Tenminste eens per drie jaar vindt een visitatie plaats. De laatste visitatie had betrekking op de periode van 1 januari 2009 tot en met eind maart 2010. In dit jaarverslag is de visitatieronde over 2010 tot en met 2012 opgenomen.
7.4
Informatie vanuit toezicht van DNB en AFM
Het afgelopen jaar zijn door DNB geen dwangsommen of boetes opgelegd aan het pensioenfonds. Er zijn door de toezichthouder geen aanwijzingen aan het pensioenfonds gegeven, noch is een bewindvoerder aangesteld of is bevoegdheidsuitoefening van organen van het pensioenfonds gebonden aan toestemming van de toezichthouder. Het pensioenfonds heeft in 2009 een korte- en langetermijnherstelplan ingediend. Het ingediende korte- en langetermijnherstelplan zijn in 2012 onverkort van toepassing geweest. Het beleggingsonderzoek van toezichthouder DNB en de daaruit voortgekomen aanbevelingen en maatregelen zijn in 2011 en 2012 geïmplementeerd. Na een evaluatiegesprek in januari 2013 heeft DNB het bestuur geïnfomeerd dat er in dit kader geen verdere acties van het bestuur meer worden verwacht. De voortgekomen aanbevelingen en maatregelen zijn naar tevredenheid van DNB geïmplementeerd; het belegingsonderzoek is daarmee afgerond. Naar aanleiding van de Beleidsregel financieel crisisplan pensioenfondsen heeft DNB in 2011 aangekondigd van elk pensioenfonds een crisisplan te verwachten. Dit crisisplan dient voor 1 mei 2012 gereed te zijn en als vast onderdeel te worden opgenomen in de ABTN. DNB ziet een crisisplan als een beschrijving van maatregelen die op korte termijn effectief kunnen worden ingezet indien in korte tijd de dekkingsgraad snel beweegt richting kritische 40
Stichting Pensioenfonds Cargill B.V. waarden, waardoor het realiseren van de doelstelling van het pensioenfonds in gevaar komt. In de bestuursvergadering van mei 2012 is het crisisplan door het bestuur vastgesteld.
7.5
Deskundigheids- en integriteitstoets en opleiding
DNB heeft regels vastgesteld om besturen en directies van pensioenfondsen te toetsen. Concreet houden deze regels in dat bestuurders en directieleden van pensioenfondsen, voordat zij worden benoemd, worden getoetst op integriteit en deskundigheid door DNB. Onze bestuursleden zijn getoetst en DNB heeft met de benoeming van alle bestuursleden ingestemd. Het bestuur vindt het belangrijk dat hun deskundigheid op peil wordt gehouden, mede gezien de ontwikkelingen op pensioen- en beleggingsgebied. Het bestuur volgt hiertoe actief de voor het pensioenfonds relevante pensioenontwikkelingen en wordt in de gelegenheid gesteld (vervolg)cursussen, seminars, regio- en themabijeenkomsten bij te wonen. De deskundigeheidseisen van het bestuur zijn omschreven in het functieprofiel, als onderdeel van het deskundigheidsbeleidsplan dat is opgesteld. In dit deskundigheidsbeleidsplan staat tevens beschreven hoe het deskundigheidsniveau van de individuele bestuursleden en het bestuur als geheel wordt gemonitored. Voor de waarborging van een beleidsmatige en continue aanpak op het gebied van deskundigheid zoals vereist door DNB, is door het bestuur tevens een deskundigheidscommisie ingesteld. Begin 2012 hebben alle bestuursleden een kennistoets afgelegd. Aan de hand van de uitkomsten hiervan, het oordeel van de deskundigheidscommissie en de eigen wensen en inzichten van bestuursleden is een opleidingsplan opgesteld.
7.6
Compliance
Het bestuur heeft een Compliance Charter en een Compliance Programma ingesteld conform de modellen van de pensioenfederatie. De Compliance Officer is mevrouw Bakker, bedrijfsjurist bij Cargill BV. De gedragscode is wederom door alle bestuursleden en de leden van de beleggingscommissie ondertekend en zal door de Compliance Officer worden beheerd. Het pensioenfonds beschikt over een gedragscode. Het doel van de gedragscode is het bijdragen aan het transparant en integer handelen van bestuurders ten behoeve van al diegenen die bij het pensioenfonds belang hebben en het waarborgen van de goede naam en reputatie van het pensioenfonds als marktpartij. De gedragscode bevat onder meer regels over hoe een bestuurslid moet omgaan met vertrouwelijke informatie, voorwetenschap, relatiegeschenken en het vervullen van nevenfuncties bij andere ondernemingen en instellingen.
7.7
Geschillencommissie
De mogelijkheid bestaat om klachten en geschillen voor te leggen aan het bestuur. Het bestuur neemt een gemotiveerde beslissing ten aanzien van de klacht of het geschil. Indien de belanghebbende zich met deze beslissing niet kan verenigen, kan deze het geschil voorleggen aan een daartoe in te stellen geschillencommissie, bestaande uit drie leden. In het verslagjaar zijn geen beroepszaken bij de Geschillencommissie aangebracht. 41
Stichting Pensioenfonds Cargill B.V.
7.8
Organisatie en uitvoering
Het pensioenfonds heeft een groot deel van haar werkzaamheden uitbesteed. Zo is de pensioenadministratie uitbesteed aan TKP Pensioen BV (TKP). De uitvoering van het vermogensbeheer wordt door MN gedaan, waarmee het pensioenfonds een fiduciaire management overeenkomst heeft. Advisering aan het bestuur inzake pensioenaangelegenheden is uitbesteed aan Mercer Nederland BV. Besluitvorming over het beleid van het pensioenfonds vindt plaats door het bestuur. Door het bestuur is een dagelijks bestuur benoemd dat zich bezig houdt met de dagelijkse gang van zaken. Tevens zijn een aantal commissies/ werkgroepen ingesteld. Elke commissie houdt zich bezig met een specifieke taak. Monitoring third party commissie heeft namens het bestuur de taak om de uitbestede werkzaamheden op basis van periodieke rapportages van de uitvoerders over de uitgevoerde werkzaamheden in het kader van de afgesloten Service Level Agreements te monitoren. Tevens ontvangt het pensioenfonds ISAE 3402 type II-rapportages van TKP en van MN, die door een externe accountant zijn gecertificeerd.
7.9
Uitvoeringskosten
In navolging van de publicatie ‘Kosten pensioenfondsen verdienen meer aandacht’ van de Autoriteit Financiële Markten op 12 april 2011 heeft de Pensioenfederatie op 10 november de notitie ‘Aanbevelingen uitvoeringskosten 2011’ gepubliceerd. Hiervan is door de Pensioenfederatie op 20 maart 2012 nog een nadere uitwerking gepubliceerd (‘Aanbevelingen Uitvoeringskosten – Nadere uitwerking kosten vermogensbeheer 2012’). In deze publicaties benoemt de Pensioenfederatie de verschillende uitvoeringskosten en worden aanbevelingen gedaan hoe over deze kosten gecommuniceerd kan worden richting de verschillende stakeholders. De pensioenfederatie heeft in de notitie een onderscheid gemaakt tussen de volgende drie kostensoorten: 1.
2.
3.
Kosten van pensioenbeheer: dit betreft de integrale kosten voor pensioenbeheerdienstverlening van TKP. Verder bestaan de kosten van pensioenbeheer met name uit contributies en bijdragen, bestuurskosten, communicatiekosten, accountantskosten en actuariskosten. De pensioenuitvoeringskosten worden gerapporteerd in euro’s per deelnemer, waarbij het aantal deelnemers de som is van het aantal actieve deelnemers en gepensioneerden. Er is geen sprake van kosten inzake herverzekering en van kosten die door de werkgever worden gedragen. In deze kosten zitten geen schattingselementen. Kosten van vermogensbeheer: deze kosten betreffen de vergoeding voor de integrale vermogensbeheerdienstverlening. De kosten vermogensbeheer worden gerapporteerd als een percentage van het gemiddeld belegd vermogen. Er is bij de berekening van een aantal kostenposten gebruik gemaakt van aannames en veronderstellingen inzake percentages en berekeningsmethodieken. Transactiekosten: deze kosten betreffen de toe- en uittredingsvergoedingen van de beleggingsfondsen, de kosten van discretionaire portefeuilles en de derivatentransacties. Er is bij de berekening van een aantal kostenposten gebruik gemaakt van aannames en veronderstellingen inzake percentages en berekeningsmethodieken.
42
Stichting Pensioenfonds Cargill B.V. In onderstaande tabel worden de uitvoeringskosten weergegeven: 2012
2011
€ 419
€ 342
Vermogensbeheerkosten (als percentage van het gemiddeld belegd vermogen)
0,42%
0,44%
Transactiekosten (als percentage van het gemiddeld belegd vermogen)
0,07%
0,17%
Pensioenbeheerkosten (in euro per deelnemer)
De pensioenbeheersingskosten per deelnemer zijn in 2012 vooral gestegen door de daling van het aantal deelnemers en door de stijging van de administratiekostenvergoeding en kosten voor de visitatiecommissie.
7.10
Statutenwijziging
De statuten van het pensioenfonds zijn in het verslagjaar niet gewijzigd.
43
Stichting Pensioenfonds Cargill B.V.
8.
Verwachte gang van zaken
Voor 2013 wordt bijzondere aandacht verwacht voor het korte termijnherstelplan dat afloopt ultimo 2013, een discussie over de consequenties van de UFR, de consequenties van een gesloten fondssituatie en het uitvoering geven en meedenken over de maatregelen uit de hoofdlijnennota “herziening financieel toetsingskader” en de Wet verhoging AOW en pensioenrichtleeftijd. Een ander belangrijk onderwerp waarover het bestuur zich zal buigen in 2013 is het Wetsvoorstel versterking bestuur pensioenfondsen dat op het moment van schrijven nog in behandeling is. Korte termijn herstelplan De evaluatie van het herstelplan van 2012 heeft in januari 2013 plaatsgevonden en heeft niet geleid tot aanvullende maatregelen. Het herstelsjabloon geeft aan dat zowel voor de korte als lange termijn de verwachting is dat er voldoende herstelkracht is. Het bestuur wil hierbij nogmaals aantekenen dat het uitblijven van een kortingsmaatregel voor ons pensioenfonds te danken is aan wederom een maatregel van DNB, namelijk de invoering van de UFR. De mogelijkheid van verplicht korten op pensioenrechten- en aanspraken op termijn, blijft aanwezig. UFR De verplichte toepassing van de UFR bij de berekening van de dekkingsgraad, stelt het bestuur voor vraagstukken. Het mes snijdt bij de toepassing van de UFR aan twee kanten. Naast het positieve effect dat deze UFR heeft op de dekkingsgraad, leidt de toepassing van deze rekenrente tot een lagere premie. Dit terwijl de daadwerkelijke pensioenverplichtingen ongewijzigd blijven. De reglementen geven vooralsnog recht op dezelfde aanspraken en rechten als voor de invoering van de UFR. De op hand zijnde reglementswijzigingen naar aanleiding van een verhoogde pensioenrichtleeftijd zijn niet hierdoor ingegeven. Het bestuur acht deze situatie zorgelijk en zal de komende periode gebruiken om de verschillende consequenties en mogelijkheden ten aanzien van het premiebeleid te onderzoeken. Gesloten fondssituatie In 2012 is werkgever Cargill BV met sociale partners een nieuwe pensioenregeling voor nieuwe Cargill medewerkers overeengekomen. Deze nieuwe pensioenregeling zal niet worden ondergebracht bij de Stichting Pensioenfonds Cargill BV. Het gevolg hiervan is dat het pensioensfonds per 1 januari 2013 is gesloten voor nieuwe deelnemers. Met ingang van 1 juni 2012 is het fonds reeds gesloten voor nieuwe niet CAO medewerkers van Cargill Nederland. Door het akkoord met de bonden, geldt per 1 januari 2013 tevens voor nieuwe medewerkers vallend onder de Cargill of Cocoa CAO dat zij niet gaan deelnemen aan de regelingen van het pensioenfonds. De enige open regeling blijft vooralsnog de Fennema excedentregeling. Het bestuur is voornemens om op korte termijn een nieuwe ALM studie te laten uitvoeren onder andere om de gevolgen van deze recente ontwikkelingen voor de financiële positie van het pensioenfonds vast te kunnen stellen. Maatregelen Hoofdlijnennota herziening financieel toetsingskader en Wet verhoging AOW- en pensioenrichtleeftijd De herziening van het FTK geeft een keuze tussen het onderbrengen van bestaande pensioenregelingen onder een nominaal of een reëel pensioencontract. De uiteindelijke keuze zal worden gemaakt in overleg tussen werkgever en sociale partners. Welke keuze hiervoor wordt gemaakt is van grote invloed op de beleidsvoering van het pensioenfonds. 44
Stichting Pensioenfonds Cargill B.V. Vanuit dit oogpunt volgt het bestuur deze ontwikkelingen nauwkeurig en zal het bestuur voor dit onderwerp als een adviesorgaan voor de werkgever fungeren. Het nominale of reëele pensioencontract zal ingaan op 1 januari 2015. In de Wet verhoging AOW-en pensioenrichtleeftijd is vastgelegd dat de pensioenrichtleeftijd voor aanvullende pensioenregelingen in 2014 op 67 jaar moet staan voor wat betreft nieuwe opbouw. De maximale opbouwpercentages die hierbij horen zijn voor een eindloonregeling 1,9% in plaats van de huidige 2% en voor een middelloonregeling 2,15% in plaats van 2,25%. Ook de staffels van de beschikbare premie regelingen in de flexibele regelingen binnen het pensioenfonds, dienen navenant te worden aangepast. Een andere, lagere pensioenrichtleeftijd blijft tot de mogelijkheden behoren. Het genoemde maximale opbouwpercentage zal dan naar beneden dienen te worden bijgesteld. Hoe deze wijziging van bestaande regelingen uiteindelijk vorm krijgt is aan de werkgever en sociale partners. Op 1 januari 2013 is de AOW-leeftijd met één maand omhooggegaan, van 65 jaar tot 65 jaar en 1 maand. In de komende jaren gaat de AOW-leeftijd in stapjes omhoog tot 66 jaar in 2019 en 67 jaar in 2023. Vanaf 2024 wordt de AOW-leeftijd gekoppeld aan de levensverwachting. De stapsgewijze verhoging van de AOW leeftijd heeft impact op de uitkeringen die het pensioenfonds verricht bij arbeidsongeschiktheid. Deze duur van deze uitkeringen is door de maatregel verlengd. Wetvoorstel ‘Versterking bestuur pensioenfondsen’ De wet beoogt het governancemodel van pensioenfondsen opnieuw in te richten. Het wetvoorstel is in behandeling bij de Tweede Kamer. Het bestuur is in afwachting van de definitieve wetgeving en zal indien noodzakelijk in 2013 actie ondernemen.
Amsterdam, 23 mei 2013 E.J. van der Plas, voorzitter A.M.P. Schraven, secretaris W.B. de Clercq J.P.A.C. van Dierendonck C.C.A Hoedelmans C.A. Koppen W. Rous S. Vermeersch R.J.J. van Wees B.P. Zoethout
45
Stichting Pensioenfonds Cargill B.V.
Jaarrekening
46
Stichting Pensioenfonds Cargill B.V.
9.
Jaarrekening
9.1
Balans (na bestemming van het saldo van baten en lasten)
Bedragen x € 1.000 ACTIVA Beleggingen Herverzekeringsdeel technische voorzieningen Vorderingen en overlopende activa Overige activa
[1] [2] [3] [4]
TOTAAL ACTIVA
31-12-2012
31-12-2011*
712.989 3.866
618.754 3.500
3.934 2.083
3.917 3.465
722.872
629.636
27.142 650.877 427 15.144 29.282
7.272 582.226 485 12.532 27.121
722.872
629.636
PASSIVA Stichtingskapitaal en reserves Voorziening voor pensioenverplichtingen Overige technische voorzieningen Voorziening pensioenverplichtingen risico deelnemers Overige schulden en overlopende passiva TOTAAL PASSIVA
[5] [6] [7] [8] [9]
* Om de vergelijkbaarheid met 2011 te vergroten, zijn de vergelijkende cijfers van 2011 op een paar onderdelen gewijzigd. [.] De bij de posten vermelde nummers verwijzen naar de toelichting op de balans vanaf pagina 60.
47
Stichting Pensioenfonds Cargill B.V.
9.2
Staat van baten en lasten
Bedragen x € 1.000 BATEN Premiebijdragen Premiebijdragen risico deelnemers Beleggingsresultaten Overige baten
[10] [11] [12] [13]
Totaal baten
2012
2011*
38.890 1.410 66.177 9
34.128 1.494 71.667 211
106.486
107.500
12.914 1.130
12.011 993
LASTEN Pensioenuitkeringen [14] Pensioenuitvoeringskosten [15] Mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds [16] - Pensioenopbouw - Toeslagverlening - Rentetoevoeging - Onttrekking voor pensioenuitkeringen en pensioenuitvoeringskosten - Wijziging marktrente - Wijziging actuariële uitgangspunten - Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten - Aanpassing sterftekansen - Overige wijzigingen
27.708 2.565 9.260
24.610 1.154 6.320
-13.258 36.318 -241
-12.049 84.832 0
-37 6.181 155
-686 0 2.387
[17]
68.651 -58
106.568 -2.321
[18] [19] [20] [21]
2.612 1.323 41 3
2.580 -56 624 28
Totaal lasten
86.616
120.427
Saldo van baten en lasten
19.870
-12.927
Mutatie overige technische voorzieningen Mutatie pensioenverplichtingen voor risico deelnemers Saldo herverzekering Saldo overdrachten van rechten Overige lasten
* In verband met een wijziging in de presentatie voor boekjaar 2012, zijn de vergelijkende cijfers over 2011 overeenkomstig aangepast. [.] De bij de posten vermelde nummers verwijzen naar de toelichting op de staat van baten en lasten vanaf pagina 84.
48
Stichting Pensioenfonds Cargill B.V.
Bestemming van het saldo van baten en lasten Algemene reserve
49
2012
2011
19.870
-12.927
19.870
-12.927
Stichting Pensioenfonds Cargill B.V.
9.3
Kasstroomoverzicht
(volgens directe methode) Bedragen x € 1.000 Kasstroom uit pensioenactiviteiten Ontvangsten Premies Waardeovernames Ontvangen uitkeringen van herverzekeraars Overig
2012 41.201 3 1.610
Uitgaven Pensioenuitkeringen Waardeoverdrachten Premies herverzekering Pensioenuitvoeringskosten Overige uitgaven Totale kasstroom uit pensioenactiviteiten
2011 35.682 574
176 42.990
31 55 36.341
12.869 44 1.837 1.165 3 15.918
11.886 1.198 1.633 942 30 15.688 27.072
Kasstroom uit beleggingsactiviteiten Ontvangsten Directe beleggingsopbrengsten Ontvangsten uit hoofde van collateral Verkopen en aflossingen van beleggingen
Uitgaven Aankopen beleggingen Beheersuitgaven Totale kasstroom uit beleggingsactiviteiten Netto kasstroom Mutatie liquide middelen Liquide middelen primo boekjaar Liquide middelen ultimo boekjaar
50
20.653
15.709 6.770 82.846 105.325
12.625 23.920 141.957 178.502
131.921 1.858 133.779
196.879 1.666 198.545 -28.454
-20.043
-1.382
610
-1.382
610
3.465 2.083
2.855 3.465
Stichting Pensioenfonds Cargill B.V.
9.4
Toelichting op de jaarrekening
9.4.1
Algemeen
9.4.1.1
Activiteiten
Het doel van Stichting Pensioenfonds Cargill, statutair gevestigd te Amsterdam (hierna ‘het pensioenfonds’) is het nu en in de toekomst verstrekken van uitkeringen aan gepensioneerden en nabestaanden ter zake van ouderdom en overlijden; tevens verstrekt het fonds uitkeringen aan arbeidsongeschikte deelnemers. Het pensioenfonds geeft invulling aan de uitvoering van de pensioenregelingen voor het personeel van de aangesloten ondernemingen van Cargill BV. 9.4.1.2
Overeenstemmingsverklaring
De jaarrekening is opgesteld in overeenstemming met de wettelijke bepalingen zoals deze zijn opgenomen in Titel 9 Boek 2 BW en met inachtneming van de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving, in het bijzonder Richtlijn 610 Pensioenfondsen. In 2012 is in de staat van baten en lasten ‘saldo herverzekering’ toegevoegd om inzicht in het totale resultaat op herverzekering zichtbaar te houden. 9.4.1.3
Referenties
In de balans, de staat van baten en lasten en het kasstroomoverzicht zijn referenties opgenomen waarmee wordt verwezen naar de toelichting.
9.4.2 9.4.2.1
Grondslagen Algemene grondslagen
(a) Opname van een actief of een verplichting Een actief wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de toekomstige economische voordelen naar het pensioenfonds zullen toevloeien en de waarde daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Een verplichting wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de afwikkeling daarvan gepaard zal gaan met een uitstroom van middelen en de omvang van het bedrag daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. (b) Verantwoording van baten en lasten Baten worden in de rekening van baten en lasten opgenomen wanneer een vermeerdering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermeerdering van een actief of een vermindering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Lasten worden verwerkt wanneer een vermindering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermindering van een actief of een vermeerdering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Indien een transactie ertoe leidt dat nagenoeg alle of alle toekomstige economische voordelen en alle of nagenoeg alle risico’s met betrekking tot een actief of een verplichting aan een derde zijn overgedragen, wordt het actief of de verplichting niet langer in de balans opgenomen. Verder worden activa en verplichtingen niet meer in de balans opgenomen 51
Stichting Pensioenfonds Cargill B.V. vanaf het tijdstip waarop niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden van waarschijnlijkheid van de toekomstige economische voordelen en betrouwbaarheid van de bepaling van de waarde. Dit betekent dat transacties worden verwerkt op handelsdatum en niet op afwikkelingsdatum. Als gevolg hiervan kan sprake zijn van een post ‘nog af te wikkelen transacties’. Deze post kan zowel een actief als een passief zijn. (c) Saldering van een actief en een verplichting Een financieel actief en een financiële verplichting worden gesaldeerd als nettobedrag in de balans opgenomen indien sprake is van een wettelijke of contractuele bevoegdheid om het actief en de verplichting gesaldeerd en gelijktijdig af te wikkelen en bovendien de intentie bestaat om de posten op deze wijze af te wikkelen. De met de gesaldeerd opgenomen financiële activa en financiële verplichtingen samenhangende rentebaten en rentelasten worden eveneens gesaldeerd opgenomen. (d) Schattingen en veronderstellingen De opstelling van de jaarrekening in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW vereist dat het bestuur oordelen vormt en schattingen en veronderstellingen maakt die van invloed zijn op de toepassing van grondslagen en de gerapporteerde waarde van activa en verplichtingen, en van baten en lasten. De schattingen en onderliggende veronderstellingen worden voortdurend beoordeeld. Indien het voor het geven van het in artikel 2:362 lid 1 BW vereiste inzicht noodzakelijk is, is de aard van deze oordelen en schattingen inclusief de bijbehorende veronderstellingen opgenomen bij de toelichting op de desbetreffende jaarrekeningposten. Herzieningen van schattingen worden opgenomen in de periode waarin de schatting wordt herzien, en in toekomstige perioden waarvoor de herziening gevolgen heeft. Tegen de achtergrond van het Septemberpakket pensioenfondsen heeft de overheid besloten vanaf 30 september 2012 de methodiek voor de vaststelling rentetermijnstructuur (RTS) voor pensioenfondsen aan te passen. op grond van artikel 2 lid 2 van het Besluit FTK dient vanaf die datum de Ultimate Forward Rate (UFR) gebruikt te worden voor de discontering van pensioenverplichtingen. Het positieve effect van de toepassing van de UFR op de dekkingsgraad bedraagt 3,9%-punt. (e) Verwerking van waardeveranderingen van beleggingen Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen gerealiseerde en ongerealiseerde waardeveranderingen van beleggingen. Alle waardeveranderingen van beleggingen, inclusief valutakoersverschillen, worden als beleggingsopbrengsten in de staat van baten en lasten opgenomen. (f) Vreemde valuta Functionele valuta De jaarrekening is opgesteld in euro’s, zijnde de functionele en presentatievaluta van het pensioenfonds. Transacties, vorderingen en schulden Transacties in vreemde valuta gedurende de verslagperiode zijn in de jaarrekening verwerkt 52
Stichting Pensioenfonds Cargill B.V. tegen de koers op transactiedatum. Activa en verplichtingen in vreemde valuta worden omgerekend naar euro’s tegen de koers per balansdatum. De uit de afwikkeling en omrekening voortvloeiende koersverschillen komen ten gunste of ten laste van de staat van baten en lasten. De koersen van de belangrijkste valuta zijn:
USD GBP JPN CHF SEK
31 december 2012
Gemiddelde 2012
31 december 2011
Gemiddelde 2011
0,75850 1,23293 0,00877 0,82864 0,11659
0,77519 1,23201 0,00974 0,83048 0,11508
0,77033 1,19717 0,01001 0,82379 0,11237
0,71319 1,14950 0,00899 0,81269 0,11120
De gemiddelde koersen zijn berekend op maandbasis. (g) Vergelijking met voorgaand jaar De gehanteerde grondslagen van waardering en van resultaatbepaling zijn ongewijzigd ten opzichte van het voorgaande jaar. (h) Dekkingsgraad De (nominale) dekkingsgraad van het fonds wordt berekend door op balansdatum het balanstotaal minus de kortlopende schulden te delen op de technische voorzieningen zoals opgenomen in de balans. 9.4.2.2
Grondslagen voor waardering van activa en passiva
(i) Beleggingen (i.1) Algemeen De beleggingen worden gewaardeerd tegen actuele waarde. Participaties in beleggingsinstellingen, die gespecialiseerd zijn in een bepaald soort beleggingen worden gerubriceerd en gewaardeerd volgens de grondslagen voor dat soort beleggingen. Beleggingen voor risico pensioenfonds en voor risico deelnemers worden op dezelfde wijze gewaardeerd. (i.2) Vastgoedbeleggingen Onder vastgoedbeleggingen zijn participaties in beursgenoteerde vastgoedmaatschappijen of niet beursgenoteerde vastgoedbeleggingsinstellingen opgenomen. Participaties in beursgenoteerde vastgoedmaatschappijen worden gewaardeerd tegen reële waarde, gebaseerd op de beurskoers per balansdatum. Belangen in niet-beursgenoteerde vastgoedbeleggingsinstellingen worden gewaardeerd tegen de netto vermogenswaarde. Bij afwezigheid van een ultimo jaar opgave van de pensioenfondsmanager zal een gefundeerde inschatting gemaakt worden op bais van marktanalyse.
53
Stichting Pensioenfonds Cargill B.V. (i.3) Aandelen Beursgenoteerde aandelen en participaties in beursgenoteerde beleggingsinstellingen zijn gewaardeerd tegen marktwaarde, zijnde de beurswaarde per balansdatum. De actuele waarde van niet-beursgenoteerde aandelen en participaties in beleggingsfondsen is gebaseerd op de door de vermogensbeheerder van het pensioenfonds laatste afgegeven intrinsieke waarde, zijnde een benadering van de reële waarde. (i.4) Vastrentende waarden Beursgenoteerde obligaties zijn gewaardeerd tegen de biedkoers op balansdatum inclusief de opgelopen interest ultimo jaar. Indien obligaties niet-beursgenoteerd zijn, vindt waardebepaling plaats tegen de actuele waarde op basis van de door de vermogensbeheerder van het pensioenfonds laatste afgegeven intrinsieke waarde, zijnde een benadering van de reële waarde. Leningen zijn gewaardeerd tegen actuele waarde op basis van de contante waarde van toekomstige kasstromen. De deposito’s zijn gewaardeerd tegen reële waarde op de balansdatum. (i.5) Derivaten Derivaten worden gewaardeerd op reële waarde, te weten de relevante marktnoteringen of, als die niet beschikbaar zijn, de waarde die wordt bepaald met behulp van marktconforme en toetsbare waarderingsmodellen. Indien een derivatenpositie negatief is wordt het bedrag onder de schulden verantwoord. (i.6) Overige beleggingen Overige beleggingen worden gewaardeerd tegen netto vermogenswaarde, zijnde een benadering van de marktwaarde. Bij afwezigheid van een ultimo jaar opgave van de pensioenfondsmanager zal een gefundeerde inschatting gemaakt worden op basis van marktanalyse. (i.7) Securities lending Binnen een aantal MN Beleggingsfondsen waarin het fonds belegt, worden stukken (aandelen en obligaties) uitgeleend. Beleggingen die in het kader van een securitieslendingcontract worden uitgeleend, blijven deel uitmaken van de balans en worden gewaardeerd conform de grondslag voor waardering en resultaatbepaling zoals die geldt voor deze beleggingen. Als onderpand ontvangen geldmiddelen worden opgenomen onder beleggingen. Indien als onderpand ontvangen geldmiddelen zijn herbelegd, worden deze beleggingen opgenomen onder de desbetreffende beleggingencategorie. De schuld uit hoofde van de ontvangen zekerheden is opgenomen onder de overige schulden. (j) Herverzekeringen Uitgaande herverzekeringspremies worden verantwoord in de periode waarop de herverzekering betrekking heeft. Vorderingen uit herverzekeringscontracten op risicobasis worden verantwoord op het moment dat de verzekerde gebeurtenis zich voordoet. Bij de waardering worden de herverzekerde uitkeringen contant gemaakt tegen de rentetermijnstructuur, onder toepassing van de actuariële grondslagen van het pensioenfonds. 54
Stichting Pensioenfonds Cargill B.V.
Vorderingen uit hoofde van winstdelingsregelingen in herverzekeringscontracten worden verantwoord op het moment van toekenning door de herverzekeraar. (k) Vorderingen en overlopende activa Vorderingen en overlopende activa worden bij eerste verwerking gewaardeerd op reële waarde. Na eerste verwerking worden vorderingen gewaardeerd op geamortiseerde kostprijs (gelijk aan de nominale waarde indien geen sprake is van transactiekosten) onder aftrek van eventuele bijzondere waardeverminderingen, indien sprake is van oninbaarheid. (l) Liquide middelen Liquide middelen worden tegen nominale waarde gewaardeerd. Onder de liquide middelen zijn opgenomen die kas- en banktegoeden die onmiddellijk opeisbaar zijn dan wel een looptijd korter dan twaalf maanden hebben. (m) Stichtingskapitaal en reserves Stichtingskapitaal en reserves worden bepaald door het bedrag dat resteert nadat alle actiefposten en posten van het vreemd vermogen, inclusief de voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds en overige technische voorzieningen, volgens de van toepassing zijnde waarderingsgrondslagen in de balans zijn opgenomen. De statutaire reserves en de overige wettelijke reserves die het pensioenfonds conform artikel 2:389 en artikel 2:390 BW vormt, blijken op grond van artikel 2:373 lid 1 BW afzonderlijk uit de balans. (n) Technische voorzieningen (n.1) Voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds De voorziening voor pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds wordt gewaardeerd op actuele waarde. De actuele waarde wordt bepaald op basis van de contante waarde van de beste inschatting van toekomstige kasstromen die samenhangen met de op balansdatum onvoorwaardelijke pensioenverplichtingen. Onvoorwaardelijke pensioenverplichtingen zijn de opgebouwde nominale aanspraken en de onvoorwaardelijke (toezeggingen tot) toeslagen. De contante waarde wordt bepaald met gebruikmaking van de marktrente, waarvoor de rentetermijnstructuur zoals gepubliceerd door DNB wordt gebruikt. Bij de berekening van de voorziening pensioenverplichtingen is uitgegaan van het op de balansdatum geldende pensioenreglement en van de over de verstreken deelnemersjaren verworven aanspraken. Jaarlijks wordt door het bestuur besloten of toeslagen op de opgebouwde pensioenaanspraken worden verleend. Alle per balansdatum bestaande besluiten tot toeslagverlening (ook voor besluiten na balansdatum voor zover sprake is van ex-ante- condities) zijn in de berekening begrepen. Er wordt geen rekening gehouden met toekomstige salarisontwikkelingen. Bij de berekening van de voorziening wordt rekening gehouden met premievrije pensioenopbouw in verband met invaliditeit op basis van de contante waarde van premies waarvoor vrijstelling is verleend wegens arbeidsongeschiktheid. Bij de bepaling van de actuariële uitgangspunten wordt uitgegaan van voor de toezichthouder acceptabele grondslagen, waarbij rekening wordt gehouden met de voorzienbare trend in overlevingskansen. 55
Stichting Pensioenfonds Cargill B.V.
De berekeningen zijn uitgevoerd op basis van de volgende actuariële grondslagen en veronderstellingen: •
• • • • • • • • •
De door DNB gepubliceerde rentetermijnstructuur (driemaands gemiddelde en UFR), rekening houdend met een looptijd van de uitkeringen. Overlevingstafels, te weten de AG-prognosetafels 2012-2062. De sterftekansen zijn aangepast door gebruikmaking van leeftijdsafhankelijke correctiefactoren gebaseerd op inkomenklasse ‘hoog’. Er is geen leeftijdsterugstelling gehanteerd. Het leeftijdsverschil tussen man en vrouw wordt op drie jaar gesteld. Gebaseerd op de netto contante waarde van de aanspraken op basis van verstreken deelnemersjaren respectievelijk van ingegane pensioenen. Bij de vaststelling van de voorziening voor nabestaandenpensioen wordt er van uitgegaan dat alle deelnemers gehuwd zijn. De leeftijd en duur worden in maanden nauwkeurig vastgesteld. Verondersteld wordt dat verzekerden zijn geboren op de eerste dag van de maand waarin zij werkelijk geboren zijn. De betaling van uitkeringen geschiedt continu. Vanwege kwartaalbetaling bij een gedeelte van het verzekerdenbestand is een correctie van -/- 0,8% van de betreffende voorziening pensioenverplichtingen toegepast. Voor meeverzekerd wezenpensioen geldt een opslag van 0,0% (2011: 1,0%) op de voorziening voor uitgesteld nabestaandenpensioen. Een opslagpercentage van 1,75% voor excassokosten. Geen rekening gehouden met toekomstige ontwikkelingen van het salarisniveau. Een eventuele voorwaardelijke toeslagverlening per 1 januari van het volgend boekjaar wordt reeds op 31 december van het lopende boekjaar verwerkt, indien op het moment van vaststellen van de jaarrekening het toeslagbesluit reeds genomen is.
VPL In de aanspraken is het afgefinancierde gedeelte van de VPL-regeling (vijftien-jaren regeling) begrepen. Op aanvulling uit hoofde van de VPL-regeling bestaat alleen aanspraak indien en voor zover deze daadwerkelijk zijn afgefinancierd. De aanspraken uit hoofde van de overgangsmaatregel worden tijdsevenredig gefinancierd tegen een actuariële kostendekkende premie, die in de reguliere premie is inbegrepen. De gehanteerde werkwijze is in overstemming met de DNB richtlijnen. (n.2) Herverzekeringsdeel technische voorzieningen Dit betreft vorderingen op de herverzekeraars uit hoofde van in het verleden herverzekerde rechten en herverzekerde risico’s, actuarieel bepaald als contante waarde van de aanspraken OP/PP en gecedeerde WAO-uitkeringen. Bij de berekening zijn dezelfde uitgangspunten gehanteerd als bij de voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds, zonder opslag voor uitvoeringskosten. (n.3) Overige technische voorzieningen Onder de overige technische voorzieningen worden voorzieningen opgenomen voor met de pensioenverplichtingen samenhangende risico’s voor zover niet opgenomen in de berekening van de pensioenvoorziening, zoals bijvoorbeeld arbeidsongeschiktheidsuitkeringen, rendements-garantie pensioenverplichtingen voor risico deelnemer of overige uitkeringen. Overige technische voorzieningen betreft de verplichtingen tot toeslagverlening van pensioenen voor deelnemers aan de regeling Cargill BV Cocoa en chocolate. De voorziening behelst de contante waarde van toekomstige toeslagverplichting voor: 56
Stichting Pensioenfonds Cargill B.V.
-
de werknemers die tussen 1 januari 1977 en 1 januari 1990 hebben deelgenomen in de pensioenregeling en de dienst hebben verlaten, dan wel gepensioneerd zijn.
(o) Voorzieningen voor risico van deelnemers De waardering van de voorzieningen voor risico van deelnemers wordt bepaald door de waardering van de tegenover deze voorzieningen aangehouden beleggingen. (p) Overige schulden en overlopende passiva Overige schulden en overlopende passiva worden bij eerste verwerking gewaardeerd op reële waarde. Na eerste verwerking worden schulden gewaardeerd op geamortiseerde kostprijs (gelijk aan de nominale waarde indien geen sprake is van transactiekosten). Kortlopende schulden hebben een looptijd korter dan een jaar. 9.4.2.3
Grondslagen voor bepaling van het resultaat
(q) Algemeen De in de staat van baten en lasten opgenomen posten zijn in belangrijke mate gerelateerd aan de in de balans gehanteerde waarderingsgrondslagen voor beleggingen en de voorziening pensioenverplichtingen. Zowel gerealiseerde als ongerealiseerde resultaten worden rechtstreeks verantwoord in het resultaat. (r) Premiebijdragen Onder premiebijdragen wordt verstaan de aan derden in rekening gebrachte c.q. te brengen bedragen voor de in het verslagjaar verzekerde pensioenen onder aftrek van kortingen. Premies zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben. Extra stortingen en opslagen op de premie zijn eveneens als premiebijdragen verantwoord. (s) Premiebijdragen risico deelnemers Dit betreft ontvangen (vrijwillige spaar)bijdragen van deelnemers in het kader van de beschikbare-premieregeling. Premies zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben. (t) Beleggingsresultaten risico pensioenfonds Indirecte beleggingsopbrengsten Onder de indirecte beleggingsopbrengsten worden verstaan de gerealiseerde en ongerealiseerde waardewijzigingen en valutaresultaten. In de jaarrekening wordt geen onderscheid gemaakt tussen gerealiseerde en ongerealiseerde waardeveranderingen van beleggingen. Alle waardeveranderingen van beleggingen, inclusief valutakoersverschillen, worden als beleggingsopbrengsten in de staat van baten en lasten opgenomen. (In)directe beleggingsresultaten zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben. Directe beleggingsopbrengsten Onder de directe beleggingsopbrengsten wordt in dit verband verstaan rentebaten en lasten, dividenden, huuropbrengsten en soortgelijke opbrengsten. Dividend wordt verantwoord op het moment van betaalbaarstelling.
57
Stichting Pensioenfonds Cargill B.V. Kosten vermogensbeheer Onder kosten van vermogensbeheer worden zowel de externe als de daaraan toegerekende interne kosten verstaan. Verrekening van kosten Met de directe en indirecte beleggingsopbrengsten zijn verrekend de aan de opbrengsten gerelateerde transactiekosten, provisies, valutaverschillen e.d. (u) Beleggingsresultaten risico deelnemers De grondslagen voor bepaling van het resultaat betreffende beleggingsresultaten risico deelnemers zijn gelijk aan de grondslagen voor bepaling van het resultaat betreffende beleggingsresultaten risico pensioenfonds. (v) Pensioenuitkeringen De pensioenuitkeringen betreffen de aan deelnemers uitgekeerde bedragen inclusief afkopen. De pensioenuitkeringen zijn berekend op actuariële grondslagen en toegerekend aan het verslagjaar waarop zij betrekking hebben. (w) Pensioenuitvoeringskosten De pensioenuitvoeringskosten zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben. (x) Mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds Pensioenopbouw Bij de pensioenopbouw zijn aanspraken en rechten over het boekjaar gewaardeerd naar het niveau dat zij op balansdatum hebben. Toeslagverlening De opgebouwde aanspraken op ouderdomspensioen van de deelnemers, voor zover deelnemer aan één van de middelloonregelingen bij Cargill, worden aangepast overeenkomstig de algemene verhoging van de salarissen volgens de cao. Deze toeslagverlening valt onder de toeslagcategorie F2 van de Beleidsmaatregel Toeslagenmatrix DNB, hetgeen betekent dat toe te kennen toeslagen gefinancierd worden uit koopsommen die onderdeel vormen van de kostendekkende premie. Het pensioenfonds streeft ernaar de ingegane pensioenen en de premievrije pensioenrechten (gewezen deelnemers) en actieve deelnemers van Sas van Gent (middelloonregeling gedeelte) jaarlijks aan te passen aan de ontwikkeling van de prijsindex. Deze toeslagverlening heeft een voorwaardelijk karakter. Rentetoevoeging De pensioenverplichtingen worden opgerent op basis van de éénjaarsrente op de interbancaire swapmarkt aan het begin van het verslagjaar. Onttrekking voor pensioenuitkeringen en pensioenuitvoeringskosten Vooraf wordt een actuariële berekening gemaakt van de toekomstige pensioenuitvoeringskosten (met name excassokosten) en pensioenuitkeringen die in de voorziening pensioenverplichtingen worden opgenomen. Deze post betreft de vrijval ten behoeve van de financiering van de kosten en uitkeringen van het verslagjaar. 58
Stichting Pensioenfonds Cargill B.V.
Wijziging marktrente Jaarlijks wordt per 31 december de marktwaarde van de technische voorzieningen herrekend door toepassing van de actuele rentetermijnstructuur. Het effect van de verandering van de rentetermijnstructuur wordt verantwoord onder het hoofd wijziging marktrente. Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten Een resultaat op overdrachten kan ontstaan doordat de vrijval van de voorziening plaatsvindt tegen fondstarieven, terwijl het bedrag dat wordt overgedragen gebaseerd is op de wettelijke factoren voor waardeoverdrachten. De tarieven van het pensioenfonds wijken af van de wettelijke tarieven. Aanpassing sterftekansen De voorziening is per 1 januari 2012 omgerekend naar de nieuwste overlevingstafel AG 2012-2062 Overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen De overige mutaties ontstaan door mutaties in de aanspraken door overlijden, arbeidsongeschiktheid en pensioneren. (y) Mutatie pensioenverplichtingen voor risico deelnemers De mutatie pensioenverplichtingen voor risico deelnemers betreft de wijzigingen in de waarde van de technische voorziening voor risico deelnemers. (z) Saldo overdrachten van rechten De post saldo overdrachten van rechten bevat het saldo van bedragen uit hoofde van overgenomen dan wel overgedragen pensioenverplichtingen. (aa) Overige baten en lasten Overige baten en lasten zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben. (bb) Kasstroomoverzicht Het kasstroomoverzicht is volgens de directe methode opgesteld. Alle ontvangsten en uitgaven worden hierbij als zodanig gepresenteerd. Onderscheid wordt gemaakt tussen kasstromen uit pensioenactiviteiten en beleggingsactiviteiten.
59
Stichting Pensioenfonds Cargill B.V.
9.4.3
Toelichting op de balans
Bedragen x € 1.000
ACTIVA
31-12-2012
31-12-2011
712.989 15.144
618.754 12.532
[1] Beleggingen Waaronder beleggingen voor risico deelnemers 1
Stand per 1 januari 2011 Aankopen Verkopen Overige mutaties Herwaardering Stand per 31 december 2011 Schuldpositie derivaten
Vastgoedbeleggingen
Aandelen
Vastrentende waarden
10.601 276 -603 0 344
64.943 17.927 -10.046 0 -4.443
401.828 179.866 -137.945 1.466 43.873
10.618
68.381
489.088
Derivaten
Overige beleggingen
Totaal
86 0 6.369 1.391 16.735
22.502 2.142 0 0 1.343
499.960 200.211 -142.225 2.857 57.852
24.581
25.987
618.655 99 618.754
Stand per 1 januari 2012 Aankopen Verkopen Overige mutaties Herwaardering Stand per 31 december 2012 Schuldpositie derivaten
Vastgoedbeleggingen
Aandelen
Vastrentende waarden
10.618 414 -34 0 -758
68.381 6.772 -4.001 0 11.167
489.088 120.904 -73.611 503 31.584
10.240
82.319
568.468
Derivaten
Overige beleggingen
Totaal
24.581 0 -8.516 -127 8.855
25.987 138 -221 0 1.103
618.655 128.228 -86.383 375 51.951
24.793
27.007
712.827 162 712.989
1
Voor een toelichting op het verloop van de beleggingen voor risico deelnemers wordt verwezen naar noot 8 in de toelichting op de balans.
60
Stichting Pensioenfonds Cargill B.V.
De overige mutaties onder vastrentende waarden en derivaten betreffen lopende interest. Het pensioenfonds belegt ultimo 2012 niet in de sponsor. De voorgaande specificaties geven de totale beleggingen weer, inclusief de beleggingen voor risico deelnemers. De beleggingen voor risico deelnemers is de som van de waarde van de spaarsaldi. De beleggingen zijn ondergebracht bij MN. Onderdeel van de beleggingen voor risico deelnemers zijn de beleggingen in Life Cycles. Het pensioenfonds kent vijf Life Cycles, waarbij per leeftijdscohort wordt belegd in een vooraf vastgestelde beleggingsmix van aandelen en obligaties. Ultimo 2012 wordt voor € 3,0 miljoen belegd in Life Cycles. Deze beleggingen worden separaat aangehouden. De overige beleggingen voor risico deelnemers (€ 12,1 miljoen) worden tezamen met de beleggingen voor risico van het pensioenfonds belegd en deze worden daarom niet afzonderlijk gepresenteerd. Ultimo 2012 bedraagt de totale waarde van de beleggingen voor risico deelnemers € 15,1 miljoen (2011: € 12,5 miljoen). 31-12-2012
31-12-2011
10.240
10.618
10.240
10.618
82.319
68.381
Totaal aandelen
82.319
68.381
Vastrentende waarden Obligaties en leningen Beleggingsfondsen die beleggen in vastrentende waarden Deposito's
394.750 145.918 27.800
352.842 100.746 35.500
568.468
489.088
-139 24.932
112 24.469
24.793
24.581
Vastgoedbeleggingen Indirecte vastgoedbeleggingen, zijn de participaties in beleggingsfondsen die beleggen in vastgoed Totaal vastgoedbeleggingen Aandelen Beleggingsfondsen die beleggen in aandelen
Totaal vastrentende waarden Derivaten Valutaderivaten Rentederivaten Totaal derivaten
Om het tegenpartijrisico te beperken wordt er op de lopende derivatenposities onderpand (collateral) afgestemd op basis van de omvang van het ongerealiseerde resultaat. Dit gebeurt met de tegenpartij, op weekbasis. Afgelopen 2 jaar is de frequentie verhoogd van maandnaar weekbasis. Na afstemming tussen partijen wordt het onderpand de volgende werkdag geleverd. Het beleid dat MN hanteert voor het pensioenfonds is om alleen met tegenpartijen met een minimale rating van A1, derivatenposities in te nemen. Indien een tegenpartij wordt gedowngrade (lagere rating krijgt toegekend) onder de A1, worden geen nieuwe derivatenposities aangegaan met deze tegenpartij. De bestaande 61
Stichting Pensioenfonds Cargill B.V. derivaten die afgesloten zijn bij deze tegenpartij worden niet automatisch ontbonden. Naast de rating wordt dan ook gekeken naar het risico dat de markt inprijst voor deze tegenpartij in termen van kredietopslag en of de tegenpartij een systeembank is of niet. Indien de kredietopslag te hoog is danwel de rating te laag wordt de positie afgebouwd (in overleg met Pf Cargill) en een nieuwe positie aangegaan bij een andere tegenpartij. Om het tegenpartijrisico te beperken is er op de derivaten een onderpand ontvangen van € 27.540 duizend. De ontvangen onderpand is verantwoord onder ‘overige schulden en overlopende passiva’. De verdeling van de creditrating van de tegenpartijen waarmee de derivaten zijn afgesloten voor 2012 zijn als volgt: Tegenpartij
Creditrating Moody’s A2 A2
Banque Paribas Barclays Commonwealth Bank of Australia Credit Suisse Int. HSBC Rabobank Int.
Aa2 A1 Aa3 Aa2
Onderstaande overzichten geven inzicht in de derivatenposities: Valutaderivaten per 31-12-2012: (Bedragen *1.000) Einddatum
Marktwaarde (€)
Gevoeligheid (€)
0,7585
31-dec-12 03-apr-13
-21
-243
-22.755
0,7585
31-dec-12 03-apr-13
-4
-228
-609.300
-5.345
0,0088
31-dec-12 03-apr-13
23
-53
-32.515
-24.662
0,7585
31-dec-12 03-apr-13
-68
-247
Afgedekte valuta
Omvang (VV)
Commonwealth Bank Australia
USD
-32.135
-24.374
Credit Suisse
USD
-30.000
HSBC PLC
JPY
HSBC PLC
USD
Tegenpartij
Omvang Forward ( €) koers
Startdatum
HSBC PLC
GBP
-8.397
-10.353
1,2329
31-dec-12 03-apr-13
-53
-104
Rabobank
USD
-45.000
-34.132
0,7585
31-dec-12 03-apr-13
-16
-341
Totaal
-121.621
62
-139
Stichting Pensioenfonds Cargill B.V. Rentederivaten per 31-12-2012: (Bedragen *1.000)
Tegenpartij
Positie
Notional (€)
Barclays
Receive
22.000
Barclays BNP Paribas S.A.
Receive
Rabobank
Var. Rente (6mnd Euribor)
Startdatum
Einddatum
Marktwaarde (€)
Gevoeligheid (€)
3,688
0,381 03-mei-11
05-mei-51
8.712
73
30.000
3,71
0,385 04-mei-11
08-mei-51
12.063
99
Receive
11.100
2,994
0,518
06-sep-11
09-sep-41
1.970
27
Receive
4.800
4,065
0,389 02-nov-06
02-nov-46
2.187
15
Totaal
Vaste coupon
67.900
24.932
Valutaderivaten per 31-12-2011: (Bedragen *1.000) Afgedekte valuta
Omvang (VV)
HSBC PLC
JPY
363.993
3.644
0,0100 30-dec-11
03-apr-12
0
364
HSBC PLC
USD
13.500
10.399
0,7703 20-dec-11
03-apr-12
-97
1.040
RABOBANK
USD
25.000
19.258
0,7703 30-dec-11
03-apr-12
59
1.926
BNP
USD
22.000
16.947
0,7703 30-dec-11
03-apr-12
0
1.695
CS
USD
25.768
19.850
0,7703 30-dec-11
03-apr-12
-2
1.985
HSBC PLC
GBP
7.105
8.506
1,1972 30-dec-11
03-apr-12
0
851
CITI
USD
30.000
23.110
0,7703 29-dec-11
03-apr-12
152
2.311
Tegenpartij
Omvang Forward ( €) koers
Totaal
Startdatum
EindMarkt- Gevoeligdatum waarde (€) heid (€)
101.715
112
Rentederivaten per 31-12-2011: (Bedragen *1.000) Tegenpartij
Positie
Notional
Vaste coupon
BARCLAYS
Receive
33.000
BARCLAYS
Receive
BNP
Var.rente (6 mnd Euribor)
Startdatum
Einddatum
Marktwaarde (€)
Gevoeligheid (€)
3,688
1,695 03-mei-11
05-mei-51
10.158
95
30.000
3,71
1,776 04-mei-11
06-mei-51
9.387
87
Receive
11.100
2,994
1,732
06-sep-11
08-sep-41
1.060
24
RABOBANK
Receive
2.600
4,001
1,788
31-okt-06
02-nov-16
285
1
RABOBANK
Receive
5.300
4,1
1,788
31-okt-06
03-nov-36
1.455
11
RABOBANK
Receive
2.300
4,111
1,788 02-nov-06
02-nov-26
426
3
RABOBANK
Receive
4.800
4,065
1,788 02-nov-06
02-nov-46
1.698
13
Totaal
89.100
24.469
63
Stichting Pensioenfonds Cargill B.V.
Overige beleggingen Hedgefondsen Commodity’s Private Equity Totaal overige beleggingen
2012
2011
10.862 10.677 5.468
10.506 10.916 4.565
27.007
25.987
Schattingen en oordelen Zoals vermeld in de toelichting zijn de beleggingen van het pensioenfonds nagenoeg allemaal gewaardeerd tegen actuele waarde per balansdatum en is het over het algemeen mogelijk en gebruikelijk om de actuele waarde binnen een aanvaardbare bandbreedte van schattingen vast te stellen. Voor sommige andere financiële instrumenten, zoals beleggingsvorderingen en -schulden, geldt dat de boekwaarde de actuele waarde benadert als gevolg van het kortetermijnkarakter van de vorderingen en schulden. De boekwaarde van alle activa en de financiële verplichtingen op balansdatum benadert de actuele waarde. Voor de meerderheid van de financiële instrumenten van het pensioenfonds kan gebruik worden gemaakt van marktnoteringen. Echter, bepaalde financiële instrumenten, zoals bijvoorbeeld derivaten zijn gewaardeerd door middel van gebruikmaking van waarderingsmodellen en -technieken, inclusief verwijzing naar de huidige reële waarde van vergelijkbare instrumenten. Op basis van de boekwaarde kan het volgende onderscheid worden gemaakt: Directe Afgeleide WaarderingsTotaal marktmarktmodellen noteringen noteringen Per 31 december 2012 Vastgoedbeleggingen Aandelen Vastrentende waarden Derivaten Overige beleggingen Totaal
Per 31 december 2011 Vastgoedbeleggingen Aandelen Vastrentende waarden Derivaten Overige beleggingen Totaal
0 0 422.550 0 0
0 82.319 145.918 24.793 21.539
10.240 0 0 0 5.468
10.240 82.319 568.468 24.793 27.007
422.550
274.569
15.708
712.827
Directe marktnoteringen
Afgeleide marktnoteringen
Waarderingsmodellen
Totaal
388.342 0 0 0 0
100.746 0 68.381 24.581 21.422
0 10.618 0 0 4.565
489.088 10.618 68.381 24.581 25.987
388.342
215.130
15.183
618.655
In bovenstaand overzicht zijn het totaal van de beleggingen voor risico pensioenfonds en 64
Stichting Pensioenfonds Cargill B.V. voor risico van de deelnemers opgenomen. Schattingen van de actuele waarde zijn een momentopname, gebaseerd op de marktomstandigheden en de beschikbare informatie over het financiële instrument. Deze schattingen zijn van nature subjectief en bevatten onzekerheden en een significante oordeelsvorming (bijvoorbeeld rentestand, volatiliteit, schatting van kasstromen, etc.) en kunnen derhalve niet met precisie worden vastgesteld 31-12-2012 31-12-2011 [2] Herverzekeringsdeel technische voorzieningen Stand begin boekjaar Rentetoevoeging Onttrekking voor pensioenuitkeringen en uitvoeringskosten Wijziging marktrente Aanpassing sterftekansen Overige wijzigingen
3.500 54 -133 282 29 134
3.150 43 -151 378 0 80
Stand einde boekjaar
3.866
3.500
De verzekering op risicobasis heeft betrekking op uitkeringen uit overlijdens- en arbeidsongeschiktheidsrisico herverzekeringscontracten. Het herverzekeringscontract is afgesloten met Elips Life. Het herverzekeringsdeel van de technische voorzieningen bestaat uit vorderingen op Delta Lloyd van € 3.118 duizend (2011: € 2.861 duizend), AEGON van € 327 duizend (2011: € 393 duizend) en Elips Life van € 421 duizend (2011: € 246 duizend). De vorderingen op de verzekeraars betreffen pensioenuitkeringen die door de verzekeraars aan het pensioenfonds worden betaald en betalingen voor de pensioenopbouw van waargenomen arbeidsongeschikten. Als gevolg van een herziening van het Besluit Financieel Toetsingskader pensioenfondsen (Besluit FTK) op 1 februari 2011, is het pensioenfondsen toegestaan het kredietrisico buiten beschouwing te laten bij de berekening van het Vereist Eigen Vermogen en de waardering van de vordering op de herverzekeraar op marktwaarde. Gegeven de credit ratings van de herverzekeraars (Delta Lloyd: A, AEGON AA-, Elips Life AA-) is in 2012 (evenals eind 2011) geen voorziening uit hoofde van kredietrisico op het herverzekeringsdeel technische voorzieningen opgenomen. 31-12-2012 31-12-2011 [3] Vorderingen en overlopende activa Vorderingen op deelnemers van het pensioenfonds 0 19 Afrekening premie 309 0 Overlopende interest 9 0 Claims herverzekering 818 15 Afrekening technisch resultaat 374 0 Beleggingsdebiteuren 3.809 269 CSA posities (collateral) 0 1.980 Overige vorderingen en overlopende activa 91 158 Totaal vorderingen en overlopende activa
3.934
Alle vorderingen hebben een resterende looptijd van korter dan één jaar. 65
3.917
Stichting Pensioenfonds Cargill B.V.
Beleggingsdebiteuren Vorderingen uit collateral management Nog af te wikkelen transacties
0 3.809
1.980 269
Totaal beleggingsdebiteuren
3.809
2.249
De CSA posities betreft onderpand (collateral) dat verstrekt wordt uit hoofde van lopende derivatencontracten. 31-12-2012 31-12-2011 [4] Overige activa Liquiditeiten beleggingen 477 921 Liquide middelen 1.606 2.544 Totaal
2.083
De tegoeden bij banken staan ter vrije beschikking van het pensioenfonds.
66
3.465
Stichting Pensioenfonds Cargill B.V.
PASSIVA [5] Stichtingskapitaal en reserves Stand per 1 januari 2011 Bestemming saldo van baten en lasten Stand per 31 december 2011
Stichtingskapitaal 20.199 -12.927 7.272
Bestemming saldo van baten en lasten Stand per 31 december 2012
19.870 27.142
Dekkingsgraad, vermogenspositie en herstelplan 2012 % Dekkingsgraad per 1 januari 101,2 Premie 0,5 Uitkering 0,1 Beleggingsrendementen 8,5 Wijziging RTS op VPV -9,4 Wijziging UFR op VPV 3,9 Effect aanpassing levensverwachting -0,9 Overige oorzaken 0,3 Dekkingsgraad per 31 december
104,2
2011 % 104,2 0,8 0,0 11,4 -15,7 0,0 0,0 0,5 101,2
De (nominale) dekkingsgraad van het fonds wordt berekend door op balansdatum het balanstotaal minus de kortlopende schulden te delen op de technische voorzieningen zoals opgenomen in de balans. Bij het berekenen van de reële dekkingsgraad van het fonds wordt ten behoeve van deze berekening de voorziening pensioenverplichtingen herrekend rekening houdend met de verwachte loon- en prijsinflatie. Voor het bepalen van het vereist eigen vermogen (de solvabiliteitstoets) maakt het fonds gebruik van het standaard model. Het bestuur acht het gebruik van het standaardmodel passend voor de risico’s van het fonds. De uitkomsten van de solvabiliteitstoets zijn opgenomen onder 9.4.3.1. Op basis hiervan bedraagt in miljoenen het (minimaal) vereist eigen vermogen op 31 december: 2012 27,1 Aanwezig eigen vermogen 28,0 Minimaal vereist eigen vermogen 64,9 Vereist eigen vermogen
2011 7,3 24,9 57,8
De vermogenspositie van het pensioenfonds kan als gevolg hiervan worden gekarakteriseerd als dekkingstekort. 67
Stichting Pensioenfonds Cargill B.V. Herstelplan Vanwege het dekkingstekort geldt voor het fonds een herstelplan. Dit herstelplan is op 30 maart 2009 bij DNB ingediend en door DNB goedgekeurd. De belangrijkste maatregelen uit het herstelplan zijn: • Zolang de dekkingsgraad lager is dan de ondergrens, vindt er geen toeslagverlening plaats op de premievrije pensioenaanspraken van gewezen deelnemers en de ingegane pensioenen. De dekkingsgraad mag door het verlenen van een toeslag niet lager worden dan de ondergrens; • Wijzigingen in het beleggingsbeleid gedurende de herstelperiode mogen niet leiden tot toename van het fondsrisico; • Handhaving huidige premie- en beleggingsbeleid. In het bestuursverslag is de ontwikkeling van de dekkingsgraad in 2012 ten opzichte van de verwachte ontwikkeling in het herstelplan weergegeven. Hieruit blijkt dat het effect van de ingezette herstelmaatregelen onvoldoende was om de negatieve effecten van de ontwikkeling van de rentetermijnstructuur en achterblijvende beleggingsrendementen te compenseren. Op grond van het herstelplan zou de dekkingsgraad per 31 december 2012 113,9% moeten bedragen. De werkelijke dekkingsgraad is lager. Het bestuur heeft in februari 2013 de financiële positie van het pensioenfonds per 31 december 2012 in vergelijking tot het herstelplan geëvalueerd. Het bestuur heeft hierbij geconcludeerd dat het pensioenfonds naar verwachting voor ultimo 2013 het minimum vereist eigen vermogen bereikt. Er wordt derhalve voldaan aan de eisen van het korte termijn herstelplan. Voor het lange termijn herstelplan geldt dat ultimo 2023 de dekkingsgraad het vereist eigen vermogen moet hebben bereikt. Het vereist eigen vermogen bedraagt 12,9% gedurende de beschouwde periode. Het vereist eigen vermogen wordt ultimo 2023 ruimschoots bereikt. [6] Voorziening voor pensioenverplichtingen Voorzieningen pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds Herverzekeringsdeel technische voorzieningen Stand einde boekjaar
68
31-12-2012
31-12-2011
647.011 3.866
578.726 3.500
650.877
582.226
Stichting Pensioenfonds Cargill B.V. 31-12-2012
31-12-2011
578.726 27.708 2.565 9.206 -13.125 36.036 -241 -37 6.152 21
472.508 24.610 1.154 6.277 -11.898 84.454 0 -686 0 2.307
647.011
578.726
Herverzekeringsdeel technische voorzieningen Stand begin boekjaar Rentetoevoeging Onttrekking voor pensioenuitkeringen en uitvoeringskosten Wijziging marktrente Aanpassing sterftekansen Overige wijzigingen
3.500 54 -133 282 29 134
3.150 43 -151 378 0 80
Stand einde boekjaar
3.866
3.500
Voorzieningen pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds Stand begin boekjaar Pensioenopbouw Toeslagverlening Rentetoevoeging Onttrekking voor pensioenuitkeringen en uitvoeringskosten Wijziging marktrente Wijziging actuariële uitgangspunten Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten Aanpassing sterftekansen Overige wijzigingen Stand einde boekjaar
Het pensioenfonds heeft herverzekeringscontracten afgesloten met betrekking tot het risico van arbeidsongeschiktheid en overlijden. Het overlijdens-, premievrijstellings- en WIAexcedentrisico is bij Elips Life herverzekerd middels een éénjarig contract voor 2012. Voor de periode 1 januari 2012 - 31 december 2012 is er sprake van volledige herverzekering. Met ingang van 1 januari 2013 is een 3-jarig contract afgesloten met Elips Life. De voorziening voor pensioenverplichtingen is naar categorieën van deelnemers als volgt samengesteld:
Actieven Gepensioneerden Slapers Totaal voorziening voor pensioenverplichtingen
2012 € Aantallen 365.685 2.026 177.975 669 107.217 1.471 650.877
4.166
2011 € Aantallen 354.223 2.277 154.503 629 73.500 1.352 582.226
4.258
Korte beschrijving pensioenregelingen De pensioenregelingen die het fonds uitvoert zijn eindloonregelingen, (onvoorwaardelijke) middelloonregelingen en hybride regelingen. Deze laatste zijn de flexibele regelingen welke bestaan uit een eind- of middelloondeel met aanvullend een beschikbare premie (DC) deel. De richtpensioenleeftijd in alle regelingen is 65 jaar. Jaarlijks wordt een aanspraak op ouderdomspensioen opgebouwd, danwel de premie inleg voor het DC deel bepaald, als afgeleide van de in dat jaar geldende pensioengrondslag. De 69
Stichting Pensioenfonds Cargill B.V. pensioengrondslag is gelijk aan vaste jaarsalaris onder aftrek van een franchise. De franchise wordt jaarlijks vastgesteld. Tevens bestaat er recht op nabestaanden- en wezenpensioen. Jaarlijks beslist het bestuur van het pensioenfonds de mate waarin de opgebouwde aanspraken worden geïndexeerd. Overeenkomstig artikel 10 van de Pensioenwet kwalificeren de eind- en middelloonregelingen als een uitkeringsovereenkomst. De flexibele regelingen kwalificeren als een combinatie van uitkeringsovereenkomst en premieovereenkomst. Toeslagverlening De opgebouwde aanspraken op ouderdomspensioen van de deelnemers, voor zover deelnemer aan één van de middelloonregelingen bij Cargill, worden aangepast overeenkomstig de algemene verhoging van de salarissen volgens de cao. Deze toeslagverlening valt onder de toeslagcategorie F2 van de Beleidsmaatregel Toeslagenmatrix DNB, hetgeen betekent dat toe te kennen toeslagen gefinancierd worden uit koopsommen die onderdeel vormen van de kostendekkende premie. Het pensioenfonds streeft ernaar de ingegane pensioenen en de premievrije pensioenrechten (gewezen deelnemers) en actieve deelnemers van Sas van Gent (middelloonregeling gedeelte) jaarlijks aan te passen aan de ontwikkeling van de prijsindex. Deze toeslagverlening heeft een voorwaardelijk karakter. Er is geen recht op toekomstige toeslagen. Het is niet zeker of en in hoeverre in de toekomst wordt geïndexeerd. Het fonds heeft geen geld gereserveerd voor toekomstige toeslagen. Toeslagen zijn afhankelijk van de middelen van het fonds, en daarvoor zijn beleggingsresultaten een belangrijk element (afhankelijk van ABTN). Per 1 januari 2012 zijn de aanspraken van deelnemers van de Cargill middelloonregelingen verhoogd met 2,0% en aanspraken van deelnemers van de Cargill BV Cocoa en chocolate middelloonregelingen per 1 april 2012 verhoogd met 3,0%. Inhaaltoeslagen Onder bepaalde omstandigheden kunnen inhaaltoeslagen worden toegekend. Inhaaltoeslagen zijn toeslagen die kunnen worden toegezegd door het bestuur na een bestuursbesluit, voor zover in het verleden niet voor 100% is geïndexeerd. Om inhaaltoeslagen te kunnen toekennen is een hoge dekkingsgraad vereist. Inhaaltoeslagen zijn daarom op korte termijn niet te verwachten. [7] Overige technische voorzieningen Stand begin boekjaar Toeslagverlening Overige wijzigingen Stand einde boekjaar
31-12-2012
31-12-2011
485 0 -58
547 0 -62
427
485
De overige technische voorziening is een toeslagendepot ten behoeve van de toeslagverlening van aanspraken van gewezen deelnemers van Cargill BV Cocoa en chocolate (situatie 1 januari 1990). Het pensioenfonds heeft in het verleden een toeslagkoopsom van de werkgever ontvangen. De hoogte van het toeslagendepot wordt jaarlijks herrekend. In 2012 heeft geen toeslagverlening plaatsgevonden. De voorziening is gedaald door bestandsontwikkelingen.
70
Stichting Pensioenfonds Cargill B.V.
[8] Voorziening pensioenverplichtingen risico deelnemers De pensioenregeling voor risico deelnemers is een beschikbare-premieregeling (premieovereenkomst). De regeling is onderdeel van de flexibele regelingen (trap II) binnen het Cargill Pensioenfonds. De premie is gebaseerd op de pensioengrondslag per 1 januari van een jaar en wordt jaarlijks ingelegd. De te betalen premie voor de beschikbare premieregeling is gelijk aan de premie volgens de in de reglementen genoemde staffel plus een ophoging ten behoeve van de dekking van premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid. Het deel van de premieopbrengsten bestemt voor deze dekking van het arbeidsongeschiktheidsrisico wordt in mindering gebracht op de totale bovengenoemde premie opbrengsten, waarna het restant wordt toegevoegd aan de technische voorziening voor risico deelnemers. De in de reglementen genoemde beschikbare premiestaffels zijn derhalve netto staffels. De hoogte van de beleggingsrendementen is naast de premie afhankelijk van het door de deelnemer geselecteerde beleggingsprofiel en de binnen dit profiel aangekochte beleggingen. De deelnemer heeft hierbij de keuze in het volgen van de Cargill pensioenfonds portefeuille of beleggen via life cycles. Het default beleggingsprofiel loopt mee met de defensievere Cargill pensioenfonds portefeuille. Vanaf leeftijd 55 neemt men automatisch deel aan life cycle beleggen aangezien vanaf die leeftijd het daarbij behorende beleggingsprofiel binnen life cycle beleggen defensiever is. Het uiteindelijk te bereiken kapitaal is hiermee onzeker en volledig voor risico van de deelnemer. Op 65-jarige leeftijd heeft de deelnemer de mogelijkheid (c.q. plicht) om op basis van het tot dan toe opgebouwde kapitaal (aanvullend) pensioen in te kopen bij het fonds of een zelf geselecteerde pensioenverzekeraar. Tussentijds opnemen van het kapitaal anders dan door middel van een waardeoverdracht is niet mogelijk. 31-12-2012 31-12-2011 Verloop voorziening pensioenverplichtingen risico deelnemers Stand per 1 januari 12.532 9.952 Inleg en stortingen 1.410 1.492 Beleggingsresultaten risico deelnemers 1.329 1.196 Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten -14 -154 Overig -113 46 Stand per 31 december
15.144
71
12.532
Stichting Pensioenfonds Cargill B.V.
[9] Overige schulden en overlopende passiva Schulden aan werkgever(s) Afrekening premie CSA posities (collateral) Derivaten Herverzekering Beleggingscrediteuren Belastingen en premies sociale verzekeringen Overige schulden en overlopende passiva Totaal einde boekjaar
31-12-2012
31-12-2011
285 692 27.540 162 12 74 350 167
0 0 22.750 99 0 3.768 302 202
29.282
27.121
Alle schulden hebben een resterende looptijd van korter dan één jaar.
72
Stichting Pensioenfonds Cargill B.V.
9.4.3.1
Risicobeheer
Het fonds wordt bij het beheer van de pensioenverplichtingen en de financiering daarvan geconfronteerd met risico’s. De belangrijkste doelstelling van het fonds is het nakomen van de pensioentoezeggingen. Het solvabiliteitsrisico is daarmee het belangrijkste risico voor het fonds. Het bestuur beschikt over een uitgebreide risicoanalyse. De uitkomsten hiervan vormen mede de basis voor het beleid van het fonds en toelichting hierna. Dit beleid is verwoord in de ABTN van het fonds. Het bestuur beschikt over een aantal beleidsinstrumenten ten behoeve van het beheersen van de risico’s. Deze beleidsinstrumenten betreffen: • • • •
Beleggingsbeleid; Premiebeleid; Herverzekeringsbeleid; Toeslagbeleid.
De keuze en toepassing van beleidsinstrumenten vindt plaats na uitvoerige analyses ten aanzien van te verwachten ontwikkelingen van de verplichtingen en de financiële markten. Daarbij wordt onder meer gebruik gemaakt van de continuïteitsanalyse en de Asset Liability Management-studie (ALM-Studie). Ook het crisisplan dat in mei 2012 is goedgekeurd is verwerkt in onderstaande toelichting op de risico’s, het risicobeleid en de ingezette beheersmaatregelen/afdekkinginstrumenten. De uitkomsten van deze analyses vinden hun weerslag in jaarlijks door het bestuur vast te stellen beleggingsrichtlijnen als basis voor het uit te voeren beleggingsbeleid. De beleggingsrichtlijnen geven normen en limieten aan waarbinnen de uitvoering van het beleggingsbeleid door de vermogensbeheerders moet plaatsvinden. Deze uitgangspunten zijn vastgelegd in mandaatovereenkomsten met de vermogensbeheerders. De mandaten zijn gericht op actief/passief vermogensbeheer. Solvabiliteitsrisico Het belangrijkste risico voor het fonds betreft het solvabiliteitsrisico, ofwel het risico dat het fonds niet beschikt over voldoende vermogen ter dekking van de pensioenverplichtingen. De solvabiliteit wordt gemeten op basis van zowel algemeen geldende normen als specifieke normen welke door de toezichthouder worden opgelegd. Indien de solvabiliteit van het fonds zich negatief ontwikkelt, bestaat het risico dat er geen ruimte beschikbaar is voor een eventuele toeslagverlening op opgebouwde pensioenrechten. In het uiterste geval kan het noodzakelijk zijn dat het fonds verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten moet verminderen.
73
Stichting Pensioenfonds Cargill B.V. De aanwezige dekkingsgraad heeft zich als volgt ontwikkeld:
Dekkingsgraad per 1 januari Premie Uitkering Beleggingsrendementen Wijzigingen in de RTS Wijzigingen in de UFR Aanpassing levensverwachting Overige oorzaken Dekkingsgraad per 31 december
2012 %
2011 %
101,2 0,5 0,1 8,5 -9,4 3,9 -0,9 0,3
104,2 0,8 0,0 11,4 -15,7 0,0 0,0 0,5
104,2
101,2
Om het solvabiliteitsrisico te beheersen dient het fonds buffers in het vermogen aan te houden. De omvang van deze buffers (buffers plus de pensioenverplichtingen heten samen het vereist vermogen) wordt vastgesteld met de door DNB voorgeschreven solvabiliteitstoets (S-toets). Deze toets bevat een kwantificering van de bestuursvisie op de fondsspecifieke restrisico’s (na afdekking). De berekening van het vereist eigen vermogen en het hieruit voortvloeiende tekort aan het einde van het boekjaar is als volgt: S1 Renterisico S2 Risico zakelijke waarden S3 Valutarisico S4 Grondstoffenrisico S5 Kredietrisico S6 Verzekeringstechnisch risico S7 Liquiditeitsrisico S8 Concentratierisico S9 Operationeel risico S10 Actief risico Diversificatie-effect Standaard-formule*
2012 5,5 4,5 1,5 0,5 0,9 4,4 0,3 -
2011 4,1 4,8 1,5 0,6 1,4 4,5 0,7 -
10,0
9,4
* Standaardformule: √(S12 + S22 + 0,5 x 2 x S1 x S2 + S32 + S42 + S52 + S62 + S102 + correlaties)
Vereist eigen vermogen (vereiste buffers) Voorziening pensioenverplichtingen Vereist pensioenvermogen Aanwezig pensioenvermogen (Totaal activa -/- schulden)
64.900 651.304 716.204 27.142
54.949 582.711 637.486 7.272
Tekort
37.758
47.677
De buffers zijn berekend op basis van de standaardmethode inclusief uitbreiding in verband met actief beheer risico, waarbij voor de samenstelling van de beleggingen wordt uitgegaan 74
Stichting Pensioenfonds Cargill B.V. van de feitelijke beleggingsmix in de evenwichtssituatie (2011: op basis van strategische beleggingsmix). De belangrijkste verschillen in de vereiste buffers op 31 december 2012 ten opzichte van 31 december 2011 worden veroorzaakt door het gestegen renterisico (S1) ten opzichte van vorig jaar. De renteafdekking in een marktwaardeomgeving bedraagt op basis van de huidige mix circa 53% ultimo 2012. Ultimo 2011 bedroeg deze renteafdekking circa 64%. Dit zorgt voor een stijging van het renterisico. Het kredietrisico (S5) is iets afgenomen doordat de gemiddelde credit spread is gedaald. Ook het actief beheer risico (S10) is gedaald van 0,7% naar 0,3%. Dit jaar wordt uitgegaan van ex-post (achteraf vastgestelde) tracking errors om het actief beheer risico vast te stellen. Vorig jaar is uitgegaan van de ex-ante (vooraf vastgestelde) tracking errors omdat de ex-post tracking errors niet beschikbaar waren. Beleggingsrisico's De belangrijkste beleggingsrisico's betreffen het markt-, krediet- en liquiditeitsrisico. Het marktrisico is uit te splitsen in renterisico, valutarisico en prijs(koers)risico. Marktrisico wordt gelopen op de verschillende beleggingsmarkten waarin het pensioenfonds op basis van het vastgestelde beleggingsbeleid actief is. De beheersing van het risico is geïntegreerd in het beleggingsproces. Bij de uitvoering van het beleggingsbeleid kunnen zich voorts risico's manifesteren uit hoofde van de geselecteerde managers en bewaarbedrijven (zogeheten manager- en custody risico), en de juridische bepalingen omtrent gebruikte instrumenten en de uitvoeringsovereenkomst (juridisch risico). Het marktrisico wordt beheerst doordat met de vermogensbeheerder specifieke mandaten zijn afgesproken, welke in overeenstemming zijn met de beleidskaders en richtlijnen zoals deze zijn vastgesteld door het bestuur. Het bestuur monitort de mate van naleving van deze mandaten. De marktposities worden periodiek aan ons gerapporteerd. Renterisico (S1) Renterisico is het risico dat de waarde van de portefeuille vastrentende waarden en de waarde van de pensioenverplichtingen veranderen als gevolg van ongunstige veranderingen in de marktrente. Maatstaf voor het meten van rentegevoeligheid is de duration. De duration is de gewogen gemiddelde resterende looptijd in jaren. Op balansdatum is de duratie van de beleggingen aanzienlijk korter dan de duratie van de verplichtingen. Er is derhalve sprake van een zogenaamde ‘duratie-mismatch’. Dit betekent dat bij een rentestijging de waarde van beleggingen minder snel daalt dan de waarde van de verplichtingen (bij toepassing van de actuele marktrentestructuur); waardoor de dekkingsgraad zal stijgen. Bij een rentedaling zal de waarde van de beleggingen minder snel stijgen dan de waarde van de verplichtingen, waardoor de dekkingsgraad daalt. Het beleid van het fonds is erop gericht om de ‘duratie-mismatch’ te verkleinen door het renterisico met een bandbreedte tussen de 60 en 80% af te dekken. Uiteindelijke renteafdekking op basis van de UFR rentetermijnstructuur bedraagt 70%. Het fonds realiseert dit door een belangrijk deel van de beleggingen te alloceren naar staatsleningen met een looptijd van meer dan 20 jaar. Hierdoor zijn rentebewegingen in de markt die van invloed zijn op de beleggingen en de verplichtingen, op elkaar afgestemd. Het renterisico is niet volledig afgedekt, omdat het lange termijn rendement dan te zwaar beïnvloed kan worden, met als gevolg dat de verlening van toeslagen aan gewezen deelnemers en uitkeringsgerechtigden onder druk zou kunnen komen te staan.
75
Stichting Pensioenfonds Cargill B.V. De duratie en het effect van de renteafdekking kan als volgt worden samengevat: Duratie 31 dec. 2012
31 dec. 2011
11,5 19,6
12,2 20,2
Bedragen * € 1.000 Vastrentende waarden (vóór derivaten) (nominale) pensioenverplichtingen
Zakelijke waarden risico (S2) Zakelijke waarden risico is het risico dat door de ontwikkeling van marktprijzen (veroorzaakt door factoren die samenhangen met een individuele belegging, de uitgevende instelling of generieke factoren) waardewijzigingen plaatsvinden. Wijzigingen in marktomstandigheden hebben altijd direct invloed op het beleggingsresultaat, omdat alle beleggingen worden gewaardeerd op reële waarde, waarbij waardewijzigingen onmiddellijk worden verwerkt in het saldo van baten en lasten. Door spreiding binnen de portefeuille (diversificatie) wordt het zakelijke waarden risico gedempt. Het risico wordt tevens gemitigeerd door gebruik te maken van afgeleide financiële instrumenten (derivaten), zoals opties en futures. Valutarisico (S3) Het valutarisico betreft het risico dat de waarde van de beleggingen in vreemde valuta vermindert als gevolg van een daling van de koersen van de vreemde valuta. De pensioenverplichtingen luiden in euro’s. Een aanzienlijk deel van de beleggingsportefeuille luidt in vreemde valuta. De voor het pensioenfonds belangrijkste vreemde valuta zijn de Amerikaanse dollar, het Britse pond en de Japanse yen welke volledig worden afgedekt. Eind 2012 wordt (na afdekking door valutaderivaten) voor 6,7% (2011: 6,6%) van de beleggingsportefeuille belegd buiten de eurozone. De valutapositie vóór en na afdekking door valutaderivaten is als volgt weer te geven: 2012 2011 Bedragen * € 1.000 Voor ValutaNettopositie Nettopositie afdekking derivaten (na) (na) € € € € EUR 521.452 121.621 643.073 556.221 USD 107.115 -105.923 1.192 -66 GBP 10.453 -10.353 100 130 JPY 5.467 -5.345 122 -10 Overige 45.012 0 45.012 39.034 689.499
0
689.499
595.309
Bedrage zijn het totaal van de beleggingen voor risico pensioenfonds en voor risico van de deelnemers, inclusief liquide middelen en de vorderingen en schulden uit hoofde van beleggingen.
Een restrisico betreft de categorie overige valuta; deze valuta betreffen valuta in opkomende markten en/of hebben een correlatie met de USD. Het bestuur heeft besloten om deze risico’s niet af te dekken.
76
Stichting Pensioenfonds Cargill B.V. Prijsrisico Prijsrisico is het risico van waardewijzigingen door de ontwikkeling van marktprijzen. Het wordt veroorzaakt door factoren gerelateerd aan een individuele belegging, de uitgevende instelling of generieke factoren. Het prijsrisico wordt gemitigeerd door diversificatie die onder meer is vastgelegd in de strategische beleggingsmix van het fonds. In aanvulling hierop maakt het fonds voor afdekking van het prijsrisico gebruik van afgeleide financiële instrumenten (derivaten), zoals opties en futures. Naast de strategische mix heeft het fonds in het mandaat aan de vermogensbeheerders richtlijnen gesteld aan het maximaal percentage dat namens het fonds in een sector, land of tegenpartij mag worden belegd. Het bestuur monitort de mate van compliance aan deze mandaten. De marktposities worden periodiek gerapporteerd aan het bestuur. De segmentatie van de aandelenportefeuille naar regio is als volgt: Bedragen * € 1.000 Europa Noord-Amerika Verre Oosten Opkomende landen* Totaal
2012 € 22.407 25.146 9.271 25.495 82.319
% 27,2 30,5 11,3 31,0 100,0
2011 € 17.802 21.794 5.883 22.902 68.381
% 26,0 31,9 8,6 33,5 100,0
* Opkomende landen bestaan uit China, Zuid-Korea, Zuid-Afrika, Taiwan, India, Mexico, Turkije, Indonesië, Thailand, Maleisië, Polen, Colombia, Chili, Brazilië en Rusland.
De segmentatie van de aandelenportefeuille naar sectoren is als volgt: Bedragen * € 1.000 Financiële instellingen Handels- en industriële bedrijven Energie Technologie Consumentengoederen Farmacie- en biotechnologie Materialen Overige Totaal
2012 € 18.042 8.596 8.455 9.047 17.486 6.532 6.506 7.655 82.319
% 21,9 10,4 10,3 11,0 21,2 7,9 7,9 9,4 100,0
2011 € 9.870 16.320 7.889 10.304 0 0 0 23.998 68.381
% 14,4 23,9 11,5 15,1 0,0 0,0 0,0 35,1% 100,0
Het indirect vastgoed is volledig in Europa belegd: Bedragen * € 1.000 Europa Totaal
2012 € 10.240 10.240
77
% 100,0 100,0
2011 € 10.618 10.618
% 100,0 100,0
Stichting Pensioenfonds Cargill B.V. Grondstoffenrisico (S4) Grondstoffenrisico is het risico dat de waarde van de beleggingen in grondstoffen daalt. Kredietrisico (S5) Kredietrisico is het risico van financiële verliezen voor het fonds als gevolg van faillissement of betalingsonmacht van tegenpartijen waarop het fonds (potentiële) vorderingen heeft. Hierbij kan onder meer worden gedacht aan partijen die obligatieleningen uitgeven, banken waar deposito’s worden geplaatst, marktpartijen waarmee Over The Counter (OTC)derivatenposities worden aangegaan en aan bijvoorbeeld herverzekeraars. Een voor beleggingsactiviteiten specifiek onderdeel van kredietrisico is het settlementrisico. Dit heeft betrekking op het risico dat partijen waarmee het fonds transacties is aangegaan niet meer in staat zijn hun tegenprestatie te verrichten waardoor het fonds financiële verliezen lijdt. Beheersing van dit risico door het fonds vindt plaats door het stellen van limieten aan tegenpartijen op totaalniveau, dat wil zeggen met inachtneming van alle posities die een tegenpartij heeft jegens het fonds; het vragen van extra zekerheden zoals onderpand en dergelijke bij hypothecaire geldleningen en het uitlenen van effecten; het hanteren van prudente verstrekkingsnormen bij hypothecaire geldleningen. Ter afdekking van het settlementrisico wordt door het fonds enkel belegd in markten waar een voldoende betrouwbaar clearing- en settlementsysteem functioneert. Voordat in nieuwe markten wordt belegd, wordt eerst onderzoek gedaan naar de waarborgen op dit gebied. Met betrekking tot niet-beursgenoteerde beleggingen, met name OTC-derivaten, wordt door het fonds enkel gewerkt met tegenpartijen waarmee ISDA/CSAovereenkomsten zijn afgesloten zodat posities van het fonds adequaat worden afgedekt door onderpand. De samenstelling van de vastrentende waarden kan als volgt worden samengevat: Bedragen * € 1.000
Waarde
Langlopende Europese obligaties Europese bedrijfsobligaties Obligaties opkomende landen VS High-Yield obligaties Europa High-Yield obligaties Bankleningen Kortlopende staatsobligaties Deposito's
386.662 59.744 44.192 22.955 13.055 5.972 8.088 27.800
Totaal vastrentende waarden
568.468
2012 Duration 14,7 4,4 6,8 3,8 2,8 3,5
Credit spread 0,0% 0,8% 2,4% 4,3% 4,9% 4,0%
2011 Waarde 352.498 35.489 39.951 12.875 5.533 5.240 2.002 35.500 489.088
De durations en credit spreads van langlopende europese obligaties en bedrijfsobligaties zijn specifiek bepaald voor deze beleggingsfondsen. Voor alle overige vastrentende waarden (overige beleggingsfondsen en discretionaire portefeuilles) zijn deze gegevens op basis van benchmarks vastgesteld. De creditspread is een maatstaf voor kredietrisico een geeft de opslag aan die de markt vraagt boven de risicovrije rente. Des te hoger deze opslag, des te hoger de markt het kredietrisico op een partij beoordeelt en des te hoger de vergoeding (de spread) is die de markt wil ontvangen voor het nemen van dit kredietrisico. 78
Stichting Pensioenfonds Cargill B.V.
De Europese obligaties zijn uitgegeven door de landen Nederland, Duitsland en Finland. De bedrijfsobligaties bestaan uit hoogrentende obligaties uitgegeven door het bedrijfleven. De hoogrentende obligaties hebben over het algemeen een lagere rating dan "Investment grade". Deposito's en korlopende staatsobligaties worden aangehouden om tijdelijke overtollige liquide middelen kortstondig uit te zetten. De verdeling van de vastrentende waarden naar credit rating is als volgt:
AAA AA A BBB Lagere rating dan BBB Geen rating Totaal
2012 % 70,0 6,5 5,4 7,3 9,9 0,9
2011 % 75,9 9,1 0,6 5,6 7,3 1,5
100,0
100,0
Verzekeringtechnische risico’s (actuariële risico’s, S6) Het verzekeringstechnisch risico is het risico dat voortvloeit uit mogelijke afwijkingen van actuariële inschattingen die worden gebruikt voor de vaststelling van de technische voorzieningen en de hoogte van de premie. De belangrijkste actuariële risico’s zijn de risico’s van langleven, overlijden (kortleven), arbeidsongeschiktheid en het toeslagrisico. • Langlevenrisico Het langlevenrisico is het belangrijkste verzekeringstechnische risico. Langlevenrisico is het risico dat deelnemers langer blijven leven dan gemiddeld verondersteld wordt bij de bepaling van de voorziening pensioenverplichtingen. Als gevolg hiervan volstaat de opbouw van het pensioenvermogen niet voor de uitkering van de pensioenverplichting. Door toepassing van prognosetafels met adequate correcties voor ervaringssterfte is het langlevenrisico nagenoeg geheel verdisconteerd in de waardering van de pensioenverplichtingen. • Overlijdensrisico Het overlijdensrisico betekent dat het fonds in geval van overlijden mogelijk een nabestaandenpensioen moet toekennen waarvoor door het fonds geen voorzieningen zijn getroffen. Dit risico kan worden uitgedrukt in risicokapitalen. • Arbeidsongeschiktheidsrisico Het arbeidsongeschiktheidsrisico betreft het risico dat het fonds voorzieningen moet treffen voor premievrijstelling bij invaliditeit en het toekennen van een arbeidsongeschiktheidspensioen (‘schadereserve’). Voor dit risico wordt jaarlijks een risicopremie in rekening gebracht. Het verschil tussen de risicopremie en de werkelijke kosten wordt verwerkt via het resultaat. De actuariële uitgangspunten voor de risicopremie worden periodiek herzien. Het fonds heeft het nabestaanden- en wezenpensioen op risicobasis herverzekerd bij een externe, onder toezicht van DNB staande verzekeringsmaatschappij. Daarnaast is eveneens 79
Stichting Pensioenfonds Cargill B.V. het arbeidsongeschiktheids- en overlijdensrisico herverzekerd. De herverzekeringsovereenkomsten expireren in 2012. Met de herverzekeraars zijn resultatendelingen overeengekomen die zijn toegelicht bij de post Herverzekeringsdeel technische voorzieningen. • Toeslagrisico Het toeslagrisico omvat het risico dat de ambitie van het bestuur om toeslagen op pensioen toe te kennen in relatie tot de algemene prijsontwikkeling niet kan worden gerealiseerd. De mate waarin dit kan worden gerealiseerd is afhankelijk van de ontwikkelingen in de rente, beleggingsrendementen, looninflatie en demografie (beleggings- en actuariële resultaten) echter, afhankelijk van de hoogte van de dekkingsgraad van het fonds. Uitdrukkelijk wordt opgemerkt dat de toeslagverlening voorwaardelijk is. De nominale rente kan worden verminderd met een bepaald (vast) percentage dat de toeslagambitie op lange termijn weergeeft. Ook kan gebruik worden gemaakt van de verwachte loon- of prijsinflatie (afhankelijk van de bepalingen omtrent toeslagverlening in het reglement). Liquiditeitsrisico (S7) Liquiditeitsrisico is het risico dat beleggingen niet tijdig en/of niet tegen een aanvaardbare prijs kunnen worden omgezet in liquide middelen, waardoor het pensioenfonds op korte termijn niet aan zijn verplichtingen kan voldoen. Waar de overige risicocomponenten vooral de langere termijn betreffen (solvabiliteit), gaat het hierbij om de kortere termijn. Dit risico kan worden beheerst door in het strategische en tactische beleggingsbeleid voldoende ruimte aan te houden voor de liquiditeitsposities. Er moet eveneens rekening worden gehouden met de directe beleggingsopbrengsten en andere inkomsten zoals premies. Het aandeel illiquide beleggingen van de totale beleggingen is als volgt: Bedragen * € 1.000 Vastrentende waarden Zakelijke waarden Overige Totaal
0 37.246 0
2012 Illiquide % 0,0 31,2 0,0
2011 Illiquide % 0,0 34,9 0,0
37.246
5,4
6,1
Totaal
Illiquide
568.468 119.565 1.466 689.499
De illiquide beleggingen onder de zakelijke waarden betreffen investeringen in MN huisfondsen voor Hedgefunds, Private Equity, Commodities en onroerend goed. Concentratierisico (S8) Concentraties kunnen ertoe leiden dat het fonds bij grote veranderingen in bijvoorbeeld de waardering (marktrisico) of de financiële positie van een tegenpartij (kredietrisico) grote (veelal financiële) gevolgen hiervan ondervindt. Concentratierisico’s kunnen optreden bij een concentratie in de beleggingsportefeuille in producten, regio’s of landen, economische sectoren of tegenpartijen. Naast concentraties in de beleggingsportefeuille kan ook sprake zijn van concentraties in de verplichtingen en de uitvoering. Om concentratierisico’s in de beleggingsportefeuille te beheersen maakt het bestuur gebruik van diversificatie en limieten voor beleggen in landen, regio’s, landen, sectoren en tegenpartijen. Deze uitgangspunten zijn door het fonds vastgesteld op basis van de ALM80
Stichting Pensioenfonds Cargill B.V. studie. De uitgangspunten zijn vastgelegd in de contractuele afspraken met de vermogensbeheerders en het bestuur monitort op kwartaalbasis de naleving hiervan. De spreiding in de beleggingsportefeuille is weergegeven in de tabel die is opgenomen bij de toelichting op het kredietrisico. Grote posten kunnen een post van concentratierisico zijn. Om te bepalen welke posten dit betreft worden per beleggingscategorie alle instrumenten met dezelfde debiteur opgeteld. Als grote post wordt aangemerkt elke post die meer dan 2% van het balanstotaal uitmaakt. Ultimo 2012 zijn de volgende posten met meer dan 2% van het balanstotaal aanwezig:
Vastrentende waarden Duitse staatsobligaties Nederlandse staatsobligaties Rabobank (deposito) Finse staatsobligaties HSBC Bank (deposito) Totaal
2012 €
%
2011 €
%
231.473 142.402 14.800 18.876 13.000
32,0 19,7 2,1 2,6 1,8
217.826 117.608 22.000 17.407 13.500
34,6 18,7 3,5 2,8 2,1
420.551
58,2
388.341
61,7
In bovenstaande tabel is de zogenoemde ‘look through’ toegepast. Dit houdt in dat bij beleggingen in beleggingsfondsen de waarde van een onderliggende belegging wordt meegenomen. Operationeel risico (S9) Operationeel risico is het risico van een onjuiste afwikkeling van transacties, fouten in de verwerking van gegevens, het verloren gaan van informatie, fraude en dergelijke. Deze risico’s worden door het fonds beheerst door het stellen van hoge kwaliteitseisen aan de organisaties die bij de uitvoering zijn betrokken. De beleggingsportefeuille is ondergebracht bij MN. Met deze partij is een overeenkomst en een service level overeenkomst gesloten. De pensioenuitvoering is uitbesteed aan pensioenuitvoerder TKP. Met TKP is een uitbestedingsovereenkomst en een service level overeenkomsten (SLA) gesloten. Het bestuur beoordeelt jaarlijks de kwaliteit van de uitvoering van de vermogensbeheerders en TKP door middel van periodieke rapportages, SLA-rapportages en onafhankelijk getoetste interne beheersingsrapportages (ISAE 3402-rapportages). Actief risico (S10) Een actief beleggingsrisico ontstaat wanneer met het beleggingsbeleid binnen de beleggingscategorieën afgeweken wordt van het beleid volgens de benchmark. Een maatstaf van de mate waarin actief wordt belegd is de zogenaamde ‘tracking error’. De tracking error geeft aan hoe groot de afwijkingen van het rendement kunnen zijn ten opzichte van het benchmarkrendement. Hoe hoger de tracking error, hoe hoger het actief risico. Bij het pensioenfonds bedraagt voor de gehele beleggingsportefeuille de tracking error per eind december 0,15% (2011:0,3%). Het actief risico is in de berekening van het vereist eigen vermogen opgenomen als S10. Het actief beheer risico is geen onderdeel van het standaard model voor berekening van het Vereist eigen vermogen, maar wordt genoemd in 81
Stichting Pensioenfonds Cargill B.V. de door DNB opgestelde "Uitwerking herziening berekeningssystematiek Vereist Eigen Vermogen" als risico waar de standaardtoets mee uitgebreid moet worden. Meenemen van het actief beheer risico leidt tot een verhoging van het Vereist eigen vermogen met 0,1% (2011:0,2%). Systeemrisico Systeemrisico betreft het risico dat het mondiale financiële systeem (de internationale markten) niet langer naar behoren functioneert, waardoor beleggingen van het fonds niet langer verhandelbaar zijn en zelfs, al dan niet tijdelijk, hun waarde kunnen verliezen. Net als voor andere marktpartijen, is dit risico voor het fonds niet beheersbaar. Het systeemrisico maakt geen onderdeel uit van de door DNB voorgeschreven solvabiliteitstoets. Derivaten Bij de uitvoering van het beleggingsbeleid wordt gebruik gemaakt van derivaten. Hoofdregel die hierbij geldt, is dat derivaten uitsluitend worden gebruikt voor zover dit passend is binnen het beleggingsbeleid van het pensioenfonds. Derivaten hebben als voornaamste risico het kredietrisico. Dit risico wordt beperkt door alleen transacties aan te gaan met goed te boek staande partijen en door zoveel mogelijk te werken met onderpand. Gebruik kan worden gemaakt van onder meer de volgende instrumenten: Valutatermijncontracten: dit zijn met individuele banken afgesloten contracten waarbij de verplichting wordt aangegaan tot het verkopen van een valuta en de aankoop van een andere valuta, tegen een vooraf vastgestelde prijs en op een vooraf vastgestelde datum. Door middel van valutatermijncontracten worden valutarisico’s afgedekt. Swaps: dit betreft met individuele banken afgesloten contracten waarbij de verplichting wordt aangegaan tot het uitwisselen van rentebetalingen over een nominale hoofdsom. Door middel van swaps kan het pensioenfonds de rentegevoeligheid van de portefeuille beïnvloeden. Onderstaande tabel geeft inzicht in de derivatenposities per 31 december 2012: 2012 Type contract
Renteswaps Valutatermijncontracten Totaal 2011 Type contract
Renteswaps Valutatermijncontracten Totaal
Contractomvang €
Saldo waarde €
67.900 121.621
24.932 -139
189.521
24.793
Contractomvang €
Saldo waarde €
89.100 101.715
24.469 112
190.815
24.581 82
Stichting Pensioenfonds Cargill B.V.
9.4.4
Niet in de balans opgenomen activa en verplichtingen
Langlopende contractuele verplichtingen Het pensioenfonds heeft een Uitbestedingsovereenkomst afgesloten met TKP voor een periode van vijf jaar. Het betreft een langlopende overeenkomst inzake pensioenuitvoering voor een periode van vijf jaar met een opzegtermijn van één jaar. De totale vergoeding voor de contractperiode bedraagt € 2,3 miljoen. De vergoeding voor 2012 van TKP bedraagt € 473,4 duizend (2011: € 347,3 duizend). Het pensioenfonds heeft in 2007 een fiduciair management overeenkomst met MN afgesloten. Deze overeenkomst is voor onbepaalde tijd en kan per kalenderkwartaal worden opgezegd. Voor MN geldt hiervoor een opzegtermijn van 12 maanden. Voor het pensioenfonds geldt een opzegtermijn van vier maanden. Investeringsverplichtingen Het pensioenfonds participeert in het Mn Private Equity fund 2008 voor 18,2%. Het betreffende fonds heeft nog outstanding commitment van € 9,5 miljoen (2011: € 12,6 miljoen). Derhalve vloeit hier een (niet uit de balans blijkende) verplichting voor het pensioenfonds van circa € 1,7 miljoen (2011: € 2,3 miljoen) uit voort.
9.4.5
Verbonden partijen
Identiteit van verbonden partijen Er is sprake van een relatie tussen de verbonden partijen tussen het fonds en de sponsor, de aangesloten ondernemingen en hun bestuurders. Transacties met bestuurders De bezoldiging van de bestuurders wordt nader toegelicht in de toelichting op de staat van baten en lasten bij de pensioenuitvoeringskosten. Er zijn geen leningen verstrekt aan, noch is er sprake van vorderingen op, (voormalige) bestuurders. De bestuurders nemen deel aan de pensioenregeling van het fonds op basis van voorwaarden in het pensioenreglement. Overige transacties met verbonden partijen Het pensioenfonds heeft afzonderlijke uitvoeringsovereenkomsten afgesloten met Cargill B.V. ten aanzien van de uitvoering van het pensioenreglement. De getekende overeenkomst is in werking getreden per 1 januari 2011 en heeft een onbepaalde looptijd. De overeenkomst kan worden beëindigd per 1 januari van elk jaar, met inachtneming van een opzegtermijn van zes maanden.
83
Stichting Pensioenfonds Cargill B.V.
9.4.6
Toelichting op de staat van baten en lasten
[10] Premiebijdragen Pensioenpremie huidig jaar Premie prepensioen Koopsommen FVP Individuele koopsommen
2012
2011
38.597 0 9 284
33.815 8 42 263
Totaal premiebijdragen
38.890
34.128
Bedragen x € 1.000
De premieopbrengsten zijn niet gesplitst naar een werkgevers- en een werknemersdeel, omdat de totale premie volgens overeenkomst aan de werkgevers in rekening wordt gebracht. De kostendekkende en feitelijke premie zijn als volgt: 2012 35.617 38.597
Kostendekkende premie Feitelijke premie
2011 31.404 34.281
De aan het boekjaar toe te rekenen feitelijke premie is als bate in de staat van baten en lasten verantwoord. De samenstelling van de kostendekkende premie is als volgt: Actuarieel benodigd voor pensioenopbouw Toeslag voor instandhouding van het vereist eigen vermogen Toeslag voor uitvoeringskosten Totaal kostendekkende premie
2012 31.700 3.006 911
2011 27.525 3.110 766
35.617
31.401
De verschillen tussen de kostendekkende premie en de feitelijke premie zijn het gevolg van solvabiliteitsopslag (in kostendekkende premie) en de salarisopslag (in feitelijke premie).
De hogere premie wordt veroorzaakt door 2 componenten. Een belangrijke factor voor toename van de pensioenpremie is de gedaalde rente. Daarnaast is de grondslag verhoogd door caostijgingen. [11] Premiebijdragen risico deelnemers
1.410
84
1.494
Stichting Pensioenfonds Cargill B.V.
2012
2011
66.177 1.329
71.667 1.196
Indirecte beleggingsopbrengsten -758 11.167 31.584 1.103 8.855 0 0
Kosten vermogensbeheer 0 0 0 0 0
Totaal
-1.861
-334 11.451 45.068 1.103 10.752 -2 -1.861
16.087
51.951
-1.861
66.177
Directe beleggingsopbrengsten Vastgoedbeleggingen 291 Aandelen 42 Vastrentende waarden 12.355 Overige beleggingen 0 Derivaten 1.229 Liquide middelen 20 Kosten vermogensbeheer 0
Indirecte beleggingsopbrengsten 344 -4.443 43.873 1.343 16.735 1.544 0
Kosten vermogensbeheer 0 0 0 0 0 0 -1.666
Totaal 635 -4.401 56.228 1.343 17.964 1.564 -1.666
59.396
-1.666
71.667
[12] Beleggingsresultaten Waarvan toegerekend aan resultaat voor risico deelnemers 2012
Directe beleggingsopbrengsten Vastgoedbeleggingen 424 Aandelen 284 Vastrentende waarden 13.484 Overige beleggingen 0 Derivaten 1.897 Liquide middelen -2 Kosten vermogensbeheer 0 Totaal 2011
Totaal
13.937
[13] Overige baten Interest waardeoverdrachten Interest overig Andere baten Totaal overige baten [14] Pensioenuitkeringen Ouderdomspensioen Prepensioen Partnerpensioen Wezenpensioen Arbeidsongeschiktheidspensioen Afkoop pensioenen en premierestitutie
85
2012
2011
1 8 0
6 0 205
9
211
9.192 2.025 1.218 67 51 361
8.286 2.389 1.161 64 52 59
Stichting Pensioenfonds Cargill B.V. Totaal pensioenuitkeringen
12.914
12.011
De post Afkopen betreft de afkoop van pensioenen die lager zijn dan € 438,44 (2011: € 427,29) per jaar (de afkoopgrens). De stijging van het ouderdomspensioen in 2012 wordt veroorzaakt door de stijging van het aantal gepensioneerden in 2012. [15] Pensioenuitvoeringskosten Bestuurskosten Kosten verantwoordingsorgaan en visitatiecommissie Administratiekostenvergoeding Accountantskosten Certificerend actuaris Adviserend actuaris Overige advieskosten Contributies en bijdragen Dwangsommen en boetes Overige Totaal pensioenuitvoeringskosten
2012
2011
44 21 473 39 32 336 0 60 0 125
32 3 347 30 26 407 2 54 0 92
1.130
993
Bezoldiging bestuurders De vacatiegelden en kostenvergoeding voor de (voormalige) bestuurders tezamen bedraagt € 12 duizend (2011: € 8 duizend). Het bedrag aan vacatiegelden is afhankelijk van het aantal bijeenkomsten dat is gehouden en het aantal bestuursleden dat deze bijeenkomsten heeft bijgewoond. Verantwoordingsorgaan Aan de leden van het Verantwoordingsorgaan werd door het pensioenfonds in 2012 een vergoeding verstrekt van € 2 duizend (2011: € 3 duizend). Accountantshonorarium De honorarium van de externe accountant is als volgt: Controle van de jaarrekening Totaal pensioenuitvoeringskosten
2012 39
2011 30
39
30
De accountantskosten voor 2012 bestaan uit de kosten voor 2012 (€ 36 duizend), de kosten voor de controle van 2011 (€ 8 duizend) en een vrijval van de kostenreservering voor de controle van 2010 (- € 5 duizend). De kosten 2011 bestaan uit de jaarwerkkosten van 2011. Aantal personeelsleden Bij het fonds zijn geen werknemers in dienst. Door de werkgever worden kosten in rekening gebracht voor 2 bestuurders en een niet-bestuurslid die in dienst zijn bij de werkgever.
86
Stichting Pensioenfonds Cargill B.V.
[16] Mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds Pensioenopbouw Onder pensioenopbouw is opgenomen de actuarieel berekende waarde van de diensttijdopbouw. Dit is het effect op de voorziening pensioenverplichtingen van de in het verslagjaar opgebouwde nominale rechten ouderdomspensioen en nabestaandenpensioen. Verder is hierin begrepen het effect van de individuele salarisontwikkeling. 2012 23.490 3.934 284 27.708
Reguliere jaaropbouw Backservice eindloon Individuele koopsommen Totaal
2011 19.535 5.067 8 24.610
Indexering en overige toeslagen De opgebouwde aanspraken op ouderdomspensioen van de deelnemers, voor zover deelnemer aan één van de middelloonregelingen bij Cargill, worden aangepast overeenkomstig de algemene verhoging van de salarissen volgens de cao. Deze toeslagverlening valt onder de toeslagcategorie F2 van de Beleidsmaatregel Toeslagenmatrix DNB, hetgeen betekent dat toe te kennen toeslagen gefinancierd worden uit koopsommen die onderdeel vormen van de kostendekkende premie. Het pensioenfonds streeft ernaar de ingegane pensioenen en de premievrije pensioenrechten (gewezen deelnemers) en actieve deelnemers van Sas van Gent (middelloonregeling gedeelte) jaarlijks aan te passen aan de ontwikkeling van de prijsindex. Deze toeslagverlening heeft een voorwaardelijk karakter. Per 1 januari 2012 zijn de aanspraken van deelnemers van de Cargill middelloonregelingen verhoogd met 2,0% en aanspraken van deelnemers van de Cargill BV Cocoa en chocolate middelloonregelingen per 1 april 2012 verhoogd met 3,0%. 2012 2.565 0 2.565
Toeslag actieven Toeslag inactieven Totaal
2011 1.154 0 1.154
Rentetoevoeging De pensioenverplichtingen zijn opgerent met 1,5% (2011: 1,3%), op basis van de éénjaarsrente op de interbancaire swapmarkt aan het begin van het verslagjaar. Onttrekking voor pensioenuitkeringen en pensioenuitvoeringskosten Verwachte toekomstige pensioenuitkeringen worden vooraf actuarieel berekend en opgenomen in de voorziening pensioenverplichtingen. De onder dit hoofd opgenomen afname van de voorziening betreft het bedrag dat vrijkomt ten behoeve van de financiering van de verwachte pensioenuitkeringen in de verslagperiode. Toekomstige pensioenuitvoeringskosten (in het bijzonder excassokosten) worden vooraf actuarieel berekend en opgenomen in de voorziening pensioenverplichtingen. De onder dit hoofd opgenomen afname van de voorziening betreft het bedrag dat vrijkomt ten behoeve van 87
Stichting Pensioenfonds Cargill B.V. de financiering van de verwachte uitvoeringskosten in de verslagperiode Wijziging marktrente Jaarlijks wordt per 31 december de marktwaarde van de technische voorzieningen herrekend door toepassing van de actuele rentetermijnstructuur. Het effect van de verandering van de rentetermijnstructuur wordt verantwoord onder het hoofd wijziging marktrente. De wijziging als gevolg van de UFR maakt hier ook deel uit. Wijziging actuariële uitgangspunten Jaarlijks worden de actuariële grondslagen en/of methoden beoordeeld en mogelijk herzien ten behoeve van de berekening van de actuele waarde van de pensioenverplichtingen. Hierbij wordt gebruik gemaakt van interne en externe actuariële deskundigheid. Dit betreft onder meer de vergelijking van veronderstellingen ten aanzien van sterfte, langleven, arbeidsongeschiktheid met werkelijke waarnemingen, zowel voor de gehele bevolking als voor de populatie van het fonds. De vaststelling van de toereikendheid van de voorziening voor pensioenverplichtingen is een inherent onzeker proces, waarbij gebruik wordt gemaakt van schattingen en oordelen door het bestuur van het fonds. Het effect van deze wijzigingen wordt verantwoord in het resultaat op het moment dat de actuariële uitgangspunten worden herzien. De afslag wegens kwartaalbetaling is gewijzigd van -1,5% naar -0,8% van de voorziening voor de betreffende populatie. Tenslotte is de opslag wezenpensioen vervallen. Deze bedroeg 1,0% van de voorziening voor latent partnerpensoen. Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten Toevoeging aan de technische voorzieningen Onttrekkingen aan de technische voorzieningen
2012
2011
3 -40
571 -1.257
-37
-686
Aanpassing sterftekansen De publicatie in 2012 van het Actuarieel Genootschap van nieuwe informatie over de overlevingskansen van de Nederlandse bevolking gaf het bestuur aanleiding voor verdere actualisering van de door haar gebruikte schattingen bij het berekenen van de technische voorzieningen. Toepassing van de nieuwe prognosetafels en fondsspecifieke ervaringssterfte leidde in 2012 tot een verzwaring van de technische voorzieningen met € 6,2 miljoen. Overige wijzigingen Sterfte Arbeidsongeschiktheid Mutaties
[17] Mutatie overige technische voorzieningen
2012
2011
-819 803 171
1.404 252 731
155
2.387
-58
-2.321
Overige technische voorziening betreft in 2012 een toeslagendepot ten behoeve van de toeslagverlening van aanspraken van gewezen deelnemers van Cargill BV Cocoa en chocolate 88
Stichting Pensioenfonds Cargill B.V. (situatie 1 januari 1990). In 2011 is naast de mutatie die betrekking heeft op bovenstaande technische voorziening ook de mutatie voorziening ziektegevallen opgenomen van -€ 2.259. Met ingang van 2011 is er sprake van volledige herverzekering voor voorziening ziektegevallen.
[18] Mutatie pensioenverplichtingen voor risico deelnemers Pensioenopbouw Rentetoevoeging Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten Overige wijzigingen
[19] Saldo herverzekering Premie herverzekering Claims herverzekering Uitkeringen uit herverzekering Mutatie herverzekeringsdeel Uitkeringen winstdeling Winstdeling ten gunste van de werkgever
2012
2011
1.410 1.329 -14 -113
1.492 1.196 -154 46
2.612
2.580
1.711 111 -133 -366 -273 273
1.578 -743 -143 -350 -398 0
1.323
-56
De overlijdens- en arbeidsongeschiktheidsrisico’s zijn in 2012 middels een éénjarig contract herverzekerd bij Elips Life. Vanaf 1 januari 2013 zijn de overlijdens- en arbeidsongeschiktheidsrisico’s middels een 3-jarig contract herverzekerd bij Elips Life. Er is sprake van een contract op basis van volledige herverzekering. Dit betekent dat er geen sprake is van een eigen behoud (eigen risico) per deelnemer. Een beperkt aantal expats in risicovolle landen is uitgesloten van deze dekking danwel is deze dekking beperkt tot het maximum salaris. Hieruit voortvloeiende schades voor het fonds komen voor rekening van de werkgever. Het huidige contract loopt af per 31 december 2012. De herverzekeraar vergoedt jaarlijks een aandeel van 80% van de sterftewinst behaald over het totale resultaat van de contractanten waarvoor deze winstdelingsregeling geldt. Het winstaandeel wordt naar rato uitgekeerd. De uitkering winstdeling van de herverzekeraar van € 273 duizend betreft de uitkering van de winstdeling over 2011. Winstdeling ten gunste van de werkgever betreft de uitgekeerde winstdeling dat conform de uitvoeringsovereenkomst toekomt aan de werkgever. Uitkeringen uit herverzekering betreft de ontvangen uitkeringen van de herverzekeraar. Claims herverzekering bestaat voor € 27 duizend uit de te claimen bedragen bij de herverzekeraar Elips Life uit hoofde van 7 arbeidsongeschiktheidsgevallen en uit een last van € 138 duizend met betrekking tot niet toegekende claims uit 2011.
89
Stichting Pensioenfonds Cargill B.V.
[20] Saldo overdrachten van rechten Inkomende waardeoverdrachten Uitgaande waardeoverdrachten Totaal saldo overdrachten van rechten
2012
2011
-3 44
-574 1.198
41
624
Waardeoverdracht betreft de ontvangst van of overdracht aan pensioenfonds of pensioenverzekeraar van respectievelijk de vorige of nieuwe werkgever van de contante waarde van premievrije pensioenaanspraken van deelnemers, die tot de ontslagdatum zijn opgebouwd. De ontvangen koopsommen worden aangewend voor de inkoop van extra dienstjaren. Een waardeoverdracht kan tot stand komen op het moment wanneer de dekkingsgraad van zowel de betalende als ontvangende partij hoger is dan 100,0%. Daarom heeft het pensioenfonds in 2012 gedurende een aantal maanden niet mee kunnen werken aan waardeoverdrachten. In perioden waarbij het pensioenfonds een hogere dekkingsgraad heeft dan 100,0% kan het voorkomen dat de dekkingsgraad van een ander pensioenfonds niet toereikend is, waardoor de waardeoverdracht niet kan worden geëffectueerd. Dit heeft ertoe bijgedragen dat er in 2012 substantieel minder waardeoverdrachten hebben plaatsgevonden dan in 2011. [21] Overige lasten Interest waardeoverdrachten Interest premies Overig Totaal Amsterdam, 23 mei 2013 E.J. van der Plas, voorzitter A.M.P. Schraven, secretaris W.B. de Clercq J.P.A.C. van Dierendonck C.C.A Hoedelmans C.A. Koppen W. Rous S. Vermeersch R.J.J. van Wees B.P. Zoethout
90
2012
2011
1 0 2
28 0 0
3
28
Stichting Pensioenfonds Cargill B.V.
Overige gegevens
91
Stichting Pensioenfonds Cargill B.V.
10.
Overige gegevens
10.1
Statutaire regeling omtrent de bestemming van het saldo van baten en lasten
Er zijn geen statutaire bepalingen betreffende de bestemming van het resultaat. Het saldo van de staat van baten en lasten over 2012 is toegevoegd aan de algemene reserve.
10.2
Gebeurtenissen na balansdatum
Er hebben zich verder geen relevante gebeurtenissen na balansdatum voorgedaan.
10.3
Bijzondere statutaire zeggenschapsrechten
Tenminste de helft van het aantal bestuursleden bestaat uit deelnemers en gepensioneerden. De vertegenwoordigers van de deelnemers wordenvoorgedragen door de Centrale Ondernemingsraad (COR) en benoemd door het bestuur. Gepensioneerden worden voorgedragen door Vereniging van Gepensioneerden en benoemd door het bestuur. Maximaal de helft van het aantal bestuursleden wordt voorgedragen en benoemd door Cargill BV, een van deze bestuursleden is een gepensioneerde. De secretaris, de plaatsvervangend secretaris en de plaatsvervangend voorzitter worden door het bestuur benoemd.
10.4
Verslag van de visitatiecommissie (incl. reactie bestuur)
Overeenkomstig de door het bestuur van Stichting Pensioenfonds Cargill BV (hierna te noemen: het pensioenfonds) aan de visitatiecommissie (hierna te noemen: vc) verleende opdracht tot visitatie, heeft de vc overeenkomstig het bepaalde in de Pensioenwet en de Principes C1 t/m C6 van de code Principes voor goed Pensioenfondsenbestuur van de Stichting van de Arbeid d.d. 16 december 2005 de visitatie verricht. Het doel van de visitatie is: a. het beoordelen van beleids- en bestuursprocedures en -processen en de checks en balances binnen het fonds; b. het beoordelen van de wijze waarop het fonds wordt aangestuurd; c. het beoordelen van de wijze waarop door het bestuur wordt omgegaan met de risico’s op de korte en langere termijn. Het bestuur van het pensioenfonds heeft de vc benoemd. Deze visitatie is een vervolg op een in 2010 verrichte visitatie. De waarnemingsperiode van de visitatie is op basis van de bestuursnotulen tot en met eind 2012. De vc heeft de verantwoordelijkheid conform het bepaalde in de Pensioenwet, onverlet de eigen bestuurlijke en toezichthoudende verantwoordelijkheden van de directie, het bestuur, 92
Stichting Pensioenfonds Cargill B.V. het verantwoordingsorgaan, de wettelijke externe deskundigen en de externe toezichthouders. Samenvattend oordeel De vc heeft gedurende de maanden februari t/m april 2013 zijn activiteiten ten behoeve van de visitatie verricht. De vc heeft allereerst een groot aantal documenten bestudeerd, waarna een aantal interviews met betrokkenen heeft plaatsgevonden. Het concept rapport is vervolgens met het bijna voltallige bestuur besproken. De vc heeft zich een oordeel gevormd over de onderwerpen/aandachtsgebieden: Follow-up visitatie 2010, Bestuurlijk, Financiën, Beleggingen, Uitbesteding, Governance, Communicatie en Verantwoordingsorgaan. In het visitatierapport zijn per paragraaf de waarnemingen van de vc opgenomen, inclusief aanbevelingen per onderwerp. Kort samengevat zijn de belangrijkste conclusies van de vc: • De belangrijkste bevindingen en aanbevelingen uit het rapport van 2010 zijn geadresseerd. Er resteren geen punten, die de vc hier nader wil benoemen • Er is een dagelijks bestuur ingesteld. Sinds enige jaren is de omvang van het bestuur afgenomen van voorheen 16 naar thans 10. Dit heeft positief bijgedragen aan het functioneren van het bestuur. • De betrokkenheid en vooral de aanwezige kennis bij bestuursleden is in de afgelopen jaren toegenomen. Als totaal voldoet het bestuur aan de minimaal gewenste deskundigheid. Bij een aantal bestuursleden is evenwel nog sprake van flinke hiaten in het kennisniveau. • Het verdient aanbeveling strakker te sturen op het overeengekomen opleidingsplan, en daar ook de leden van het Verantwoordingsorgaan in te betrekken. • Het verdient aanbeveling jaarlijks het functioneren van het bestuur te evalueren en beoordelen. • Er heeft een gedegen risico-analyse plaatsgevonden. De risico’s zijn gestructureerd in kaart gebracht en gecategoriseerd. • Het verdient aanbeveling om in voorstellen voor beleggingsbeslissingen een hoofdstuk Risico op te nemen waarin de gevolgen van het te nemen besluit op de Sformule worden weergegeven. • Sinds 2012 is er een beter inzicht in de kosten van vermogensbeheer. • Het verdient aanbeveling om de eigen “beleggingsbeliefs” te definiëren, onder meer over zaken als: security-lending; stemgedrag en minimale rating voor vast rentende waarden. • Er ligt een gedegen communicatieplan. • De Nieuwsbrief is informatief en zeer actueel. De toegankelijkheid is vergroot door de Nieuwsbrief niet alleen via het internet ter beschikking te stellen, maar ook via de post aan de deelnemers toe te sturen. • Het verdient aanbeveling het taalgebruik in de communicatie naar deelnemers te vereenvoudigen, meer vanuit deelnemersperspectief dan vanuit bestuursperspectief. • Het verdient aanbeveling de slapers alsnog te informeren over het feit dat het pensioenfonds “in herstel is”. • Het bestuur heeft een “MonitorenThird Party” commissie ingesteld, die beoordeelt hoe derde partijen, waaraan uitbesteed is, hun werk verricht hebben. Het rapport dat deze commissie levert is van een hoog niveau en een uitstekende ingang voor het gehele bestuur om de partijen waaraan uitbesteed is, te beoordelen. Geconcludeerd kan worden dat het bestuur een duidelijk beeld heeft over de “derde partijen” en dat het bestuur zich ten volle bewust is van haar eigen verantwoordelijkheid. Over het 93
Stichting Pensioenfonds Cargill B.V.
•
geheel genomen is op dit moment sprake van een goede samenwerking en een goed tot zeer goed niveau van de dienstverlening. De informatieverschaffing aan het Verantwoordingsorgaan is mede door de ingebruikname van een bestuurdersportaal, verbeterd.
Alles overziende is de visitatiecommissie van oordeel dat het bestuur voldoende functioneert en haar zaken goed op orde heeft.
Reactie bestuur op verslag Visitatiecommissie De bevindingen en aanbevelingen van de Visitatiecommissie zijn op 25 april 2013 besproken met vrijwel het voltallige bestuur. Het Bestuur is verheugd met de positieve beoordeling die de visitatiecommissie heeft uitgesproken en heeft vastgelegd in haar rapportage. Het bestuur dankt de visitatiecommissie voor alle waardevolle aanbevelingen en gaat zich de komende tijd buigen over te nemen acties en maatregelen naar aanleiding van deze aanbevelingen.
10.5
Verslag van het verantwoordingsorgaan
Statutaire opdracht Het verantwoordingsorgaan beoordeelt de door het bestuur gemaakte beleidskeuzes, het gevoerde beleid en de naleving van de Principes voor Goed Pensioenfondsbestuur, met als uitgangspunt de vraag of het bestuur bij de genomen besluiten op een evenwichtige wijze met de belangen van alle belanghebbenden rekening heeft gehouden. Voor het verantwoordingsorgaan is een reglement opgesteld op basis van de uitgangspunten van Goed Pensioenfondsbestuur. Hierin is de frequentie van het overleg met het bestuur, de te behandelen onderwerpen met betrekking tot het beleid en de verantwoording aan het verantwoordingsorgaan beschreven. Het verantwoordingsorgaan heeft het recht advies uit te brengen over: • • • • •
het vaststellen en wijzigen van de vergoedingsregeling voor bestuursleden; het wijzigen van het beleid ten aanzien van het verantwoordingsorgaan; de vorm, inrichting en samenstelling van het intern toezicht; het vaststellen en wijzigen van een interne klachten- en geschillenprocedure; het vaststellen en wijzigen van het communicatie- en voorlichtingsbeleid.
Verantwoording en werkwijze Het verantwoordingsorgaan is in het afgelopen boekjaar twee maal in vergadering bijeen geweest en heeft gesprekken gevoerd met het dagelijks bestuur, actuaris en accountant. Er werd uitvoerig aandacht besteed aan de sluiting van de bestaande regelingen waardoor ons pensioenfonds een gesloten fonds is geworden. Bevindingen en aandachtspunten Na uitvoerig bestuderen van de onderliggende documenten en het concept jaarverslag plus het gevoerde gesprek met actuaris en accountant hebben wij geen materiele cijfermatige opmerkingen. De vermogensbeheerder is er helaas dit jaar weer niet in geslaagd om de benchmark voor het rendement te behalen. 94
Stichting Pensioenfonds Cargill B.V. Positief om te zien dat: • het bestuur toegewijd te werk is gegaan; • besluiten zijn genomen na gedegen afweging; • dat ons fonds relatief gezond is waardoor drastische maatregelen niet nodig zijn geweest. Het is zorgelijk om te constateren, met name in aanmerking nemend dat het fonds inmiddels is gesloten voor nieuwe deelnemers, dat in 2012 het aantal actieve deelnemers sterk is gedaald. Naar onze mening zal dit, sneller dan verwacht, impact hebben op de continuïteit van het pensioenfonds. Bovendien zal mogelijk na 2019 de uitvoeringsovereenkomst wijzigen waardoor het onduidelijk wordt hoeveel premie de werkgever beschikbaar zal stellen voor het fonds. Overigens bevreemdt het ons dat in de gewijzigde uitvoeringsovereenkomst de opslag op de kostendekkende premie is gemaximeerd op 3 miljoen Euro. Wij adviseren het bestuur in de loop van 2013 dringend een toekomstvisie te ontwikkelen voor ons fonds met betrekking tot o.a. bovenstaande punten. In 2013 zal het bestuur belangrijke besluiten moeten nemen in relatie tot: • Bestuursvorm • Reëel/nominaal • Invaren/knippen • Intern toezicht Het verantwoordingsorgaan verwacht hierbij tijdig betrokken te worden en zijn adviesgevende functie te kunnen vervullen. Oordeel Het verantwoordingsorgaan is verder akkoord met het jaarverslag 2012, de gemaakte beleidskeuzes, het gevoerde beleid en de naleving door het bestuur van de Principes voor Goed Pensioenfondsbestuur. Amsterdam, 23 mei 2013 R. van Nunen (Vertegenwoordiger gepensioneerden) D. de Nijs (Vertegenwoordiger werknemers) C.R.J. Goossens (Vertegenwoordiger werkgever)
10.5.1
Reactie bestuur op verslag verantwoordingsorgaan
In de jaarwerkvergadering van 23 mei 2013 heeft het Verantwoordingsorgaan haar bevindingen naar aanleiding van het jaarverslag aan het Bestuur toegelicht. Op drie punten wenst het bestuur schriftelijk te reageren. Het betreft de under performance van de vermogensbeheerder, de constatering dat het aantal actieve deelnemers snel daalt plus de daarbij gemaakte opmerking over het effect op de continuïteit en als laatste de opmerking over de Uitvoeringsovereenkomst. Voor wat betreft de performance van de vermogensbeheerder zal het bestuur aanvullende cijfers bij de vermogensbeheerder opvragen zodat kan worden nagegaan of de werkelijke performance en de benchmark op dezelfde manier worden vastgesteld. Het bestuur tekent verder aan dat zij de vermogensbeheerder, door haar conservatieve beleggingsbeleid weinig ruimte biedt voor het verslaan van de benchmarks. Wel vindt ook het bestuur dat de presentaties van MN minimaal gelijk moeten zijn aan de benchmark. 95
Stichting Pensioenfonds Cargill B.V. Het verantwoordingsorgaan constateert dat het aantal actieve deelnemers in 2012 flink is gedaald. Het bestuur wil hierbij aantekenen dat dit grotendeels wordt veroorzaakt door de verkoop van een bedrijfsonderdeel en reorganisaties binnen Cargill. Het is in 2012 geen gevolg van het sluiten van regelingen. Het bestuur is voornemens om op korte termijn een nieuwe ALM studie te laten uitvoeren om de gevolgen van de recente ontwikkelingen voor de financiële positie van het pensioenfonds vast te kunnen stellen. De werkgever is met de Centrale Ondernemingsraad en de vakbonden overeengekomen dat de al bestaande methodiek voor premieberekening tot tenminste 31 december 2019 blijft gehandhaafd. Dit is uiteindelijk vastgelegd in de Uitvoeringsovereenkomst tussen Pensioenfonds en werkgever. Deze methodiek voorziet in een hogere premie dan wettelijk vereist bij lagere dekkingsgraden, waarbij de extra bijdrage volgens de nieuwe afspraken jaarlijks is gemaximeerd op € 3 miljoen. Het bestuur van het pensioenfonds is bij deze afspraken geen partij geweest, maar heeft hier wel positief op gereageerd, omdat de bestaande premieberekeningsmethodiek bijdraagt aan het herstel van het fonds en nu in ieder geval voor 7 jaar is vastgelegd. Het bestuur dankt alle leden van het Verantwoordingsorgaan ook dit jaar weer voor de verrichtte werkzaamheden en de input die zij hebben gegeven.
96
Stichting Pensioenfonds Cargill B.V.
10.6
Actuariële verklaring
Stichting Pensioenfonds Cargill B.V. Opdracht Door Stichting Pensioenfonds Cargill B.V. te Amsterdam is aan Mercer Certificering B.V. de opdracht verleend tot het afgeven van een actuariële verklaring als bedoeld in de Pensioenwet over het boekjaar 2012. Gegevens De gegevens waarop mijn onderzoek is gebaseerd, zijn verstrekt door en tot stand gekomen onder de verantwoordelijkheid van het bestuur van het pensioenfonds. Voor de toetsing van de fondsmiddelen en voor de beoordeling van de vermogenspositie heb ik mij gebaseerd op de financiële gegevens die ten grondslag liggen aan de jaarrekening. In overeenstemming met de richtlijn “Samenwerking tussen accountant en actuaris ter zake van de controle van verantwoordingen van verzekeringsinstellingen” heeft de accountant van het pensioenfonds mij geïnformeerd over zijn bevindingen ten aanzien van de betrouwbaarheid en de volledigheid van de administratieve basisgegevens en de overige uitgangspunten die voor mijn oordeelsvorming van belang zijn. Werkzaamheden Ter uitvoering van de opdracht heb ik onderzocht of is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet. De door het pensioenfonds verstrekte administratieve basisgegevens zijn zodanig dat ik die gegevens als uitgangspunt voor mijn beoordelingswerkzaamheden heb aanvaard. Als onderdeel van de werkzaamheden voor de opdracht: • heb ik ondermeer onderzocht of de technische voorzieningen, het minimaal vereist eigen vermogen en het vereist eigen vermogen toereikend zijn vastgesteld, en • heb ik mij een oordeel gevormd over de vermogenspositie van het pensioenfonds. Mijn onderzoek heb ik zodanig uitgevoerd, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de resultaten geen onjuistheden van materieel belang bevatten. Ik heb mij een oordeel gevormd over de waarschijnlijkheid waarmee het pensioenfonds de tot balansdatum aangegane verplichtingen kan nakomen, mede in aanmerking nemend het financieel beleid van het pensioenfonds. De beschreven werkzaamheden en de uitvoering daarvan zijn in overeenstemming met de binnen het Actuarieel Genootschap geldende normen en gebruiken, en vormen naar mijn mening een deugdelijke grondslag voor mijn oordeel.
97
Stichting Pensioenfonds Cargill B.V. Oordeel De technische voorzieningen zijn, overeenkomstig de beschreven berekeningregels en uitgangspunten, als geheel bezien, toereikend vastgesteld. Het eigen vermogen van het pensioenfonds is op de balansdatum lager dan het wettelijk minimaal vereist eigen vermogen. Gemeten naar de wettelijke maatstaf is ten aanzien van de verplichtingen, aangegaan tot balansdatum, sprake van een dekkingstekort. Met inachtneming van het voorafgaande heb ik mij ervan overtuigd dat is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet, met uitzondering van de artikelen 131 en 132, vanwege het dekkingstekort. De vermogenspositie van Stichting Pensioenfonds Cargill B.V. is naar mijn mening slecht, vanwege een dekkingstekort. Amstelveen, 23 mei 2013
Drs. R.C.A. Starren AAG verbonden aan Mercer (Nederland) B.V.
98
Stichting Pensioenfonds Cargill B.V.
10.7
Controleverklaring van de onafhankelijke accountant
Aan: het Bestuur van Stichting Pensioenfonds Cargill B.V.
Verklaring betreffende de jaarrekening Wij hebben de jaarrekening over 2012 van Stichting Pensioenfonds Cargill B.V. te Amsterdam gecontroleerd. Deze jaarrekening bestaat uit de balans per 31 december 2012 en de staat van baten en lasten over 2012 met de toelichting, waarin zijn opgenomen een overzicht van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaggeving en andere toelichtingen. Verantwoordelijkheid van het bestuur Het bestuur van de stichting is verantwoordelijk voor het opmaken van de jaarrekening die het vermogen en het resultaat getrouw dient weer te geven, alsmede voor het opstellen van het bestuursverslag, beide in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 van het in Nederland geldende Burgerlijk Wetboek (BW). Het bestuur is tevens verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing als het noodzakelijk acht om het opmaken van de jaarrekening mogelijk te maken zonder afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten. Verantwoordelijkheid van de accountant Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de jaarrekening op basis van onze controle. Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder de Nederlandse controlestandaarden. Dit vereist dat wij voldoen aan de voor ons geldende ethische voorschriften en dat wij onze controle zodanig plannen en uitvoeren dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen afwijkingen van materieel belang bevat. Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controleinformatie over de bedragen en de toelichtingen in de jaarrekening. De geselecteerde werkzaamheden zijn afhankelijk van de door de accountant toegepaste oordeelsvorming, met inbegrip van het inschatten van de risico’s dat de jaarrekening een afwijking van materieel belang bevat als gevolg van fraude of fouten. Bij het maken van deze risicoinschattingen neemt de accountant de interne beheersing in aanmerking die relevant is voor het opmaken van de jaarrekening en voor het getrouwe beeld daarvan, gericht op het inrichten van controlewerkzaamheden die passend zijn in de omstandigheden. Deze risicoinschattingen hebben echter niet tot doel een oordeel tot uitdrukking te brengen over de effectiviteit van de interne beheersing van de stichting. Een controle omvat tevens het evalueren van de geschiktheid van de gebruikte grondslagen voor financiële verslaggeving en van de redelijkheid van de door het bestuur van de stichting gemaakte schattingen, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de jaarrekening. Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is om een onderbouwing voor ons oordeel te bieden. Oordeel Naar ons oordeel geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en samenstelling van het vermogen van Stichting Pensioenfonds Cargill B.V. per 31 december 2012 en van het resultaat over 2012 in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW. 99
Stichting Pensioenfonds Cargill B.V. Verklaring betreffende overige bij of krachtens de wet gestelde eisen Ingevolge artikel 2:393 lid 5 onder e en f BW vermelden wij dat ons geen tekortkomingen zijn gebleken naar aanleiding van het onderzoek of het bestuursverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, overeenkomstig Titel 9 Boek 2 BW is opgesteld, en of de in artikel 2:392 lid 1 onder b tot en met h BW vereiste gegevens zijn toegevoegd. Tevens vermelden wij dat het bestuursverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, verenigbaar is met de jaarrekening zoals vereist in artikel 2:391 lid 4 BW. Utrecht, 23 mei 2013 KPMG Accountants N.V.
F.J.J. Glorie RA
100
Stichting Pensioenfonds Cargill B.V.
Bijlagen
101
Stichting Pensioenfonds Cargill B.V.
Bijlage 1
Deelnemersbestand Stand ultimo vorig verslagjaar
Actieven (inclusief prepensioen) Gewezen deelnemers Uitkeringsgerechtigden waarvan: (tijdelijk) ouderdomspensioen arbeidsongeschiktheidspensioen partnerpensioen wezenpensioen
Totaal
2.277 1.352 629 439 11 141 38 4.258
102
Bij
68 283 58
Af
319 164 18
Stand ultimo verslagjaar
2.026 1.471 669
46 3 8 1
14 4
471 14 149 35
409
501
4.166
Stichting Pensioenfonds Cargill B.V.
Bijlage 2
Begrippenlijst
ABTN Afkorting voor Actuariële en Bedrijfstechnische Nota. In deze, door de wet verplicht gestelde nota, wordt het beleid van het pensioenfonds beschreven op het gebied van financiering, beleggingen, pensioenen en toeslagverlening. Actief/Passief beheer De twee belangrijkste methodes van beleggen zijn actief en passief beleggen. De doelstelling van actief beleggen is om een hoger rendement te behalen dan de gehanteerde benchmark. Hiertoe gaat de belegger op zoek naar interessante beleggingen. Hij belegt ten opzichte van de benchmark extra in bedrijven of andere beleggingen waarvan de hoogste rendementen worden verwacht. Bij passief beleggen is de doelstelling het rendement van de benchmark te evenaren. Om dit te bereiken wordt de samenstelling van de beleggingen van de benchmark gevolgd. Actuariële analyse In deze analyse wordt de invloed verklaard van opgetreden verschillen tussen de actuariële grondslagen en werkelijke ontwikkelingen. AFM Autoriteit Financiële Markten Asset Liability Management (ALM) Het in kaart brengen van de onderlinge samenhang van pensioenverplichtingen, premiebeleid en beleggingsportefeuille. Met behulp van ALM-simulatiemodellen worden beelden geschetst van de kansen en bedreigingen voor het pensioenfonds in diverse economische scenario's. Beleggingsfonds Instelling die geld van derden belegt in aandelen of andere beleggingssoorten. Beleggingsmix De verdeling van beleggingen over verschillende beleggingscategorieën, zoals bijvoorbeeld aandelen, vastrentende waarden en overige beleggingen. Ook wel beleggingsportefeuille. Benchmark Representatieve herbeleggingsindex waartegen de prestaties van de beleggingsportefeuille worden afgezet (bijvoorbeeld AEX-index, MSCI-index). Beschikbare-premieregeling (BPR) Pensioenregeling waarin de hoogte van de verzekerde pensioenen afhankelijk is van de krachtens de regeling beschikbare premie en de daarmee te behalen (en behaalde) beleggingsopbrengsten. Met behulp van actuariële grondslagen en methoden wordt bij pensioneren de precieze hoogte van het pensioen vastgesteld. Bij andere typen pensioenregelingen wordt eerst de pensioenhoogte en vervolgens de hoogte van de premies vastgesteld. Compliance Met dit begrip wordt aangeduid dat een organisatie werkt in overeenstemming met vigerende wet- en regelgeving. Elke financiële instelling beschikt over een compliance regeling die voorschriften bevat waaraan de in die instelling werkzame personen zich dienen 103
Stichting Pensioenfonds Cargill B.V. te houden, alsmede voorschriften omtrent de wijze van controle op de naleving ervan. Ook veel instellingen die raakvlakken met de financiële sector hebben, zoals pensioenfondsen, hebben een compliance regeling. Een dergelijke regeling bevat bijvoorbeeld voorschriften omtrent de wijze waarop functionarissen voor eigen rekening in effecten mogen handelen, restricties in de omgang met zakenrelaties en de omgang met vertrouwelijke informatie. Contante waarde De huidige waarde van een bedrag waarover je pas na een bepaalde periode de beschikking hebt. Continuïteitsanalyse Pensioenfondsen voeren minimaal eens per drie jaar een continuïteitsanalyse uit. Deze analyse laat zien of het pensioenfonds ook op de lange termijn aan de pensioenverplichtingen kan voldoen. Credit rating Een rating is een risico-indicator. Een slechte rating betekent een hoog risico. Voor een hoog risico eisen beleggers en banken een hoge rente. Hoe slechter de rating dus is, hoe duurder het voor een onderneming wordt om geld te lenen. Een rating wordt toegekend door een daarin gespecialiseerd bedrijf. De grootste ratingbureaus zijn Moody's Investors Service en Standard & Poor's. Crisisplan (financieel) Een beschrijving van maatregelen die een fonds op korte termijn zou kunnen inzetten indien de dekkingsgraad zich bevindt op of zeer snel beweegt richting kritische waarden waardoor het realiseren van de doelstelling van het pensioenfonds in gevaar komt. Dekkingsgraad Dit betreft de nominale dekkingsgraad. De dekkingsgraad is de verhouding tussen de nettoactiva en de voorziening pensioenverplichtingen, uitgedrukt in een percentage. Dit verhoudingsgetal geeft aan in hoeverre op lange termijn de pensioenverplichtingen kunnen worden nagekomen. De netto-activa zijn het saldo van het belegd vermogen, de andere activa en de schulden. Dekkingstekort De Pensioenwet en het Besluit Financieel Toetsingskader Pensioenfondsen spreken van een situatie van dekkingstekort indien de middelen van het pensioenfonds niet langer toereikend zijn om de voorziening pensioenverplichtingen en de reserve voor algemene risico's te dekken. Derivaten Van effecten afgeleide financiële instrumenten (beleggingsproducten), waarvan de waarde afhankelijk is van de waarde van andere meer onderliggende variabelen als valuta’s, effecten en rentes. Voorbeelden zijn futures en swaps. DNB De Nederlandsche Bank. Duration De gevoeligheid van een waarde voor fluctuaties in de kapitaalmarktrente, rekening houdend met de resterende looptijd van die waarde.
104
Stichting Pensioenfonds Cargill B.V. Eigen vermogen Buffer om mogelijke waardedalingen van de in het pensioenfonds aanwezige middelen op te vangen. Pensioenfondsen zijn verplicht om te beschikken over een voldoende grote buffer. Met een toereikendheidstoets kan jaarlijks worden vastgesteld of het eigen vermogen groot genoeg is. Minimaal vereist eigen vermogen: De ondergrens van het vereist eigen vermogen. Indien het pensioenfonds niet over het minimaal vereist vermogen beschikt is sprake van een dekkingstekort. Vereist eigen vermogen: Het vermogen dat nodig is om te bewerkstelligen dat met een zekerheid van 97,5% wordt voorkomen dat het pensioenfonds binnen een periode van één jaar over minder waarden beschikt dan de hoogte van de voorziening pensioenverplichtingen. Het wordt berekend conform de daarvoor geldende wettelijke regels. Ervaringssterfte Omdat aangenomen wordt dat de werkende bevolking gezonder is dan de niet werkende bevolking wordt op basis van ervaringscijfers op de sterftekansen zoals ontleend aan de prognosetafel een leeftijdsafhankelijke afslag toegepast. Door rekening te houden met deze ervaringssterfte hoeven geen leeftijdscorrecties te worden toegepast. FED De Federal Reserve System of Federal Reserve of informeel ook wel The Fed is de federale, centrale bank van de Verenigde Staten van Amerika, vergelijkbaar met de Europese Centrale Bank. Feitelijke premie De feitelijke premie is de premie zoals deze daadwerkelijk wordt geheven in het boekjaar. Fiduciair Management Fiduciair management is te omschrijven als een integrale en objectieve oplossing voor pensioenfondsen met verschillende behoeften binnen vermogensbeheer. Bij fiduciair management worden oplossingen aangedragen voor strategische, tactische en operationele vraagstukken in combinatie met een op maat gesneden verslaglegging. Financieel Toetsingskader (FTK) De door DNB uitgevoerde methodiek voor de toetsing van de financiële opzet en toestand van pensioenfondsen die vanaf 1 januari 2007 verplicht is. Franchise Het deel van het salaris dat niet wordt meegenomen bij het berekenen van de pensioengrondslag. Futures Termijncontract, waarin toekomstige aankoop en verkoop van financiële waarden zijn vastgelegd. Futures worden gebruikt om beleggingsrisico’s af te dekken, maar ook voor de uitvoering van (global) tactische asset allocatie.
105
Stichting Pensioenfonds Cargill B.V. Gedragscode Schriftelijk stuk waarin regels en richtlijnen worden gegeven ter voorkoming van belangenconflicten tussen het zakelijk belang en de privébelangen van bij het pensioenfonds betrokken personen en van misbruik van vertrouwelijke informatie. Grondstoffen Grondstoffen en goederen waarvan de prijs in hoge mate wordt bepaald door de actuele vraag en aanbod. Voorbeelden zijn olie, graan en metalen. Hedgefondsen Fondsen waarbij gebruik wordt gemaakt van een brede selectie van beleggingsstrategieën en beleggingsinstrumenten om onder alle (markt-)omstandigheden een positief (absoluut) rendement te halen. Herstelplan Pensioenfondsen stellen in geval van een reservetekort een langetermijnherstelplan op. Dit plan bevat de concrete maatregelen waardoor het pensioenfonds binnen een termijn van maximaal vijftien jaar weer voldoet aan het vereist eigen vermogen. Pensioenfondsen stellen in geval van een situatie van onderdekking een kortetermijnherstelplan op. Het kortetermijnherstelplan bevat de concrete maatregelen waardoor het pensioenfonds binnen een termijn van maximaal vijf jaar weer gaat voldoen aan het minimaal vereist eigen vermogen. Herverzekering Het door een pensioenfonds geheel of gedeeltelijk onderbrengen van een pensioenregeling in een levensverzekeringsovereenkomst en/of het door een pensioenfonds onderbrengen van (extra hoge) risico’s bij een levensverzekeraar, zoals het overlijdensrisico en invaliditeitsrisico van deelnemers. Indexatie Zie toeslagverlening. Investment grade Obligaties met een credit rating van BBB of hoger. ISDA/CSA overeenkomst Een ISDA overeenkomst is een standaard contract dat OTC-transacties tussen institutionele financiële partijen mogelijk maakt. CSA is een bijlage bij het ISDA-contract waarin partijen afspraken maken over het wederzijds te leveren en te accepteren onderpand. Kostendekkende premie Pensioenfondsen zijn verplicht om een kostendekkende premie te berekenen. De kostendekkende premie fungeert als (wettelijk) ijkpunt bij de beoordeling van de feitelijke premie die het pensioenfonds in rekening brengt. De kostendekkende premie bestaat uit de actuarieel benodigde premie voor de pensioenverplichtingen, een opslag die nodig is voor het in stand houden van het vereist eigen vermogen, een opslag voor uitvoeringskosten van het pensioenfonds en de premie die actuarieel benodigd is voor de voorwaardelijke onderdelen van de regeling. Life Cycle Ten behoeve van de beschikbare-premieregeling en/of de regeling individueel pensioensparen kan worden belegd in de Life Cycle. Het principe van Life Cyle-beleggen is 106
Stichting Pensioenfonds Cargill B.V. dat er wordt belegd in een risicoprofiel waarbij de samenstelling van de beleggingsmix is afgestemd op het aantal jaren tot aan de pensioendatum. Leeftijdsterugstelling Leeftijdsterugstelling wil zeggen dat de verwachte levensduur van de deelnemers langer is – bijvoorbeeld één jaar – dan volgens de algemene sterftetafel wordt aangegeven. Bij toepassing van de leeftijdsterugstelling wordt de pensioenvoorziening hoger: er moeten dan meer pensioenjaren uitgekeerd worden. Marktwaarde De marktwaarde is het bedrag waarvoor een recht of een verplichting kan worden afgewikkeld tussen terzake goed geïnformeerde partijen, die tot een transactie bereid en onafhankelijk van elkaar zijn. Matching portefeuille/ Return portefeuille De matching portefeuille is het deel van de beleggingsportefeuille dat is ingericht om de rentegevoeligheid van de activa met de rentegevoeligheid van de passiva van een pensioenfonds af te stemmen. De return portefeuille is het deel van de beleggingsportefeuille dat is ingericht om extra rendement te genereren. Middelloon(regeling) Het middelloon is de hoogte van het gemiddelde salaris gedurende de hele loopbaan. Bij de middelloonregeling hangt het uiteindelijke pensioen af van het aantal jaren dat een deelnemer bij de werkgever in dienst is geweest en het salarisverloop tijdens deze werkzame periode. Het op te bouwen pensioen is bij deze regeling een gewogen gemiddelde van alle pensioengrondslagen over de gehele periode van deelname aan de regeling. Minimaal vereist eigen vermogen Zie eigen vermogen. Onderdekking (dekkingstekort) Situatie dat de middelen van het pensioenfonds niet langer toereikend zijn om de voorziening pensioenverplichtingen en de reserve voor algemene risico’s te dekken. Opkomende markten Markten die eerder achterbleven bij de economische ontwikkeling, maar waarvan de vooruitzichten nu goed zijn. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om markten in Midden- en ZuidAmerika, Midden- en Oost-Europa, het Verre Oosten en Zuid-Afrika. Outperformance/underperformance Het rendement dat een vermogensbeheerder heeft behaald over een door hem beheerde portefeuille ten opzichte van het rendement van de benchmark. OTC (Over the counter) Deze term heeft betrekking op financiële transacties die niet via de beurs verlopen, maar die direct tussen twee partijen afgesloten worden Overige beleggingen Beleggingen anders dan de voor een pensioenfonds meer traditionele beleggingen zoals aandelen en vastrentende waarden. Onder overige beleggingen vallen de categorieën grondstoffen en hedgefondsen.
107
Stichting Pensioenfonds Cargill B.V. Partnerpensioen Benaming voor een vorm van nabestaandenpensioen ten behoeve van de ongehuwde partner met wie een ongehuwde deelnemer aan de pensioenregeling een gezamenlijke huishouding voert, conform bepalingen in het pensioenreglement. Bij ministeriële resolutie van 23 maart 1988, Nr. DB/7016, zijn partnerpensioenregelingen aangewezen als pensioenregelingen in de zin van de Wet op de loonbelasting, mits voldaan wordt aan de in de Resolutie gestelde voorwaarden. Pensioenfederatie In de Pensioenfederatie zijn drie instellingen gefuseerd: de Vereniging van Bedrijfstakpensioenfondsen (VB), de Stichting voor Ondernemingspensioenfondsen (OPF) en de Unie van Beroepspensioenfondsen (UvB). De Pensioenfederatie vertegenwoordigt via deze koepels de aangesloten pensioenfondsen. Pensioengrondslag Het gedeelte van het salaris dat de grondslag vormt voor de pensioenopbouw van een deelnemer. De pensioengrondslag wordt berekend door het pensioengevend jaarsalaris te verminderen met de franchise. Pensioenplanner Een internettoepassing waarmee deelnemers inzicht hebben in hun opgebouwde pensioenrechten en berekeningen kunnen maken op basis van (mogelijke) veranderingen in persoonlijke en/of werksituatie. Pensioenrecht Een recht op ingegane pensioenuitkeringen. Pensioenwet Op 1 januari 2007 is de Pensioenwet in werking getreden. De Pensioenwet heeft tot doel de waarborgen te verschaffen voor financiële zekerheid, individuele zekerheid en uitvoeringszekerheid. Prepensioen Het pensioen ter overbrugging van de periode tussen het moment van vervroegde pensionering en het moment waarop het levenslange ouderdomspensioen ingaat. Prognosetafels Prognosetafels geven de gemiddelde waargenomen overlevings- en sterftefrequenties binnen de Nederlandse bevolking weer over een afgelopen vijfjarige periode en projecteren die naar de toekomst op basis van de in de in het verleden waargenomen en naar de toekomst doorgetrokken trends in deze frequenties. Zij worden gebruikt bij het berekenen van pensioenpremies en de waardering van de pensioenverplichtingen. Er zijn voor mannen en vrouwen aparte prognosetafels afgeleid: GBM en GBV. De prognosetafels worden verder aangeduid met jaartallen die de waarnemingsperiode aangeven, bijvoorbeeld GBM en GBV 2012-2062. Quorum Het aantal bestuursleden dat aanwezig moet zijn in een vergadering om geldige besluiten te kunnen nemen.
108
Stichting Pensioenfonds Cargill B.V. Raad van toezicht In het kader van de Principes voor Goed Pensioenfondsbestuur kan voor het intern toezichthoudend orgaan gekozen worden voor een raad van toezicht die het functioneren van het bestuur toetst en jaarlijks daarover aan het bestuur rapporteert. Renterisico Het risico dat rentefluctuaties - als gevolg van ontoereikende afstemming tussen rentegevoelige activa en passiva op het gebied van rentelooptijden en rentevoet - leiden tot ongewenste effecten op balans en resultaat. (Rente)swap Ruil van rendement op een vastgestelde lange rente tegen een variabele korte rente gedurende een vastgestelde looptijd. Reservetekort De Pensioenwet en het Besluit Financieel Toetsingskader Pensioenfondsen spreken van een reservetekort als de middelen ontoereikend zijn om naast de voorziening pensioenverplichtingen en de reserve voor algemene risico’s, ook nog de vereiste reserve beleggingsrisico’s, de reserve voorgenomen pensioenaanpassing en eventuele andere reserves te dekken. Risicobudget Het risicobudget is een maatstaf voor de variantie van de dekkingsgraad van het pensioenfonds. Dit wordt afgeleid van langetermijn assumpties over de risicograad van de beleggingsrendementen (op de strategische norm portefeuille) ten opzichte van de verplichtingen (reëel-nominaal). Hiervoor dienen onder meer als input zeer langetermijn reeksen over prijsontwikkelingen in de diverse beleggingscategorieën die onderdeel uitmaken van de strategische norm portefeuille. Risicopremie Dit is de premie voor risicodekking. Securities lending Security lending is het uitlenen van aandelen en obligaties voor een vastgestelde periode aan derden in ruil voor een geldelijke vergoeding. Doordat het economische eigendom bij de uitlener blijft, wordt er geen koersrisico gelopen. Sterftetafels Zie prognosetafels. Stichtingskapitaal en reserves Zie eigen vermogen. Strategische norm portefeuille De strategische normportefeuille is een schaduwportefeuille waarin het pensioengeld in theorie belegd zou kunnen worden. De normportefeuille is dan ook, net als de werkelijke portefeuille, omgeven met regels en afspraken. De normportefeuille bestaat uit meerdere beleggingscategorieën, bijvoorbeeld aandelen en vastrentende waarden. Elke categorie heeft een bepaalde weging. Verder wordt per categorie een 'belegbare' index afgesproken die als vergelijkingsmaatstaf geldt.
109
Stichting Pensioenfonds Cargill B.V. Technische voorziening (voorziening pensioenverplichtingen) Technische voorzieningen worden gevormd om alle uit de pensioenregeling of andere overeenkomsten voortvloeiende pensioenverplichtingen te kunnen nakomen. Toeslagverlening (indexatie) Om de koopkracht van pensioenen niet achteruit te laten gaan, kunnen pensioenen worden aangepast. Dit houdt in dat een toeslag kan worden gegeven op het pensioen. Het bestuur neemt jaarlijks een besluit over het al dan niet verhogen van uw pensioenaanspraken Tracking error In het vermogensbeheer gehanteerd begrip waarmee een indicatie wordt gegeven van de mate van afwijking tussen het rendement van een beleggingsportefeuille en de waardeontwikkeling van een benchmark. Uitvoeringsovereenkomst De overeenkomst tussen een werkgever en een pensioenfonds over de uitvoering van één of meer pensioenregelingen. UPO Uniform Pensioenoverzicht, een overzicht van de pensioenaanspraken dat jaarlijks aan de actieve deelnemers wordt gestuurd. Verantwoordingsorgaan De in de Principes voor Goed Pensioenfondsbestuur gehanteerde term voor een orgaan waarin de actieve deelnemers, de pensioengerechtigden en de financieel betrokken werkgever(s) zijn vertegenwoordigd en waaraan het bestuur periodiek verantwoording aflegt. Vereist eigen vermogen Zie eigen vermogen. Visitatiecommissie In het kader van de Principes voor Goed Pensioenfondsbestuur kan voor het toezichthoudend orgaan gekozen worden voor een visitatiecommissie die tenminste één keer in de drie jaar - of vaker als daartoe aanleiding is – het functioneren van het bestuur toetst. De visitatiecommissie wordt benoemd door het bestuur en bestaat uit ten minste drie onafhankelijke deskundigen. Waardeoverdracht(en) Het naar een andere pensioenregeling overdragen van de waarde van het opgebouwde pensioenrecht.
110