JAARVERSLAG
S TICHTING GE-P ENSIOENFONDS
2000
S TICHTING GE-P ENSIOENFONDS
VERSLAG OVER HET 30E BOEKJAAR 1-1-2000 T/M 31-12-2000
INHOUD Pagina Bestuur en organisatie
5
Meerjarenoverzicht
7
Bestuursverslag Algemeen
9
Pensioenen
10
Beleggingen
15
Grootte en samenstelling van het pensioenvermogen per 31 december
22
Mutaties in het pensioenvermogen
23
Kasstroomoverzicht
24
Grondslagen voor waardering en resultaatbepaling
25
Toelichting op de grootte en samenstelling van het pensioenvermogen per 31 december
27
Toelichting op de mutaties in het pensioenvermogen
34
Financiering
39
Uitvoering
39
Actuariële verklaring
39
Accountantsverklaring
40
Beleggingsoverzichten
41
Aangesloten ondernemingen
43
Begrippenlijst
44
Jaarrekening
Overige gegevens
Bijlagen
Stichting GE-Pensioenfonds
J A A R V E R S L A G 2000
3
4
Stichting GE-Pensioenfonds
J A A R V E R S L A G 2000
BESTUUR EN ORGANISATIE Stichting GE-Pensioenfonds Opgericht 1 januari 1971 Ingeschreven in het Stichtingenregister te Breda
P/a Akerstraat 92 Postbus 4471 6401 CZ Heerlen Telefoon 045 - 5763 333 Fax 045 - 5741 117
Bestuur R. Muys D. van Tilburg J. Boesveld J. Aerts Y. den Bakker P. van der Geest A. Proost F. van Tatenhove
voorzitter plaatsvervangend voorzitter secretaris plaatsvervangend secretaris
5
Directeur J. Aerts Beleggingscommissie J. Aerts J. Boesveld D. van Tilburg P. Jacobs (GE) C. Saldanka (GE) Commissie Wet- en Regelgeving R. Muys J. Boesveld A. Proost F. van Tatenhove
Stichting GE-Pensioenfonds
J A A R V E R S L A G 2000
Implementatiecommissie nieuwe pensioenregeling J. Aerts Y. den Bakker R. Muys D. van Tilburg A.J. de Jong (Mercer) Overdrachtscommissie J. Aerts J. Boesveld R. Muys Deelnemersraad A. Rekveld G. op den Dries C. Heine P. Hunter V. de Leeuw H. Okker J. van Oostveen P. van Tilburg
6
voorzitter secretaris
Externe dienstverlening Administratie Actuaris Accountant Vermogensbeheerder Herverzekering Performancemeting beleggingen
Stichting GE-Pensioenfonds
J A A R V E R S L A G 2000
AZL N.V., Heerlen William M. Mercer B.V., Rotterdam KPMG Accountants N.V., Den Haag ABN AMRO Asset Management, Amsterdam Generali Levensverzekeringsmaatschappij N.V., Diemen The WM Company, Amsterdam
MEERJARENOVERZICHT 2000
1999
1998
1997
Aantallen Deelnemers
2.732
2.656
2.570
2.347
Gewezen deelnemers
1.628
1.447
1.199
1.089
Pensioengerechtigden
270
185
212
162
612.933 486.378
569.789 429.689
480.285 382.985
413.091 324.224
36.532 –
31.591 -/- 39.281
27.019 -/- 21.058
26.636 -/- 10.975
___________
___________
___________
___________
36.532
-/- 7.690
5.961
15.661
4.937
3.984
3.233
2.740
582.026 11.091 1,7 %
590.713 109.926 22,4 %
453.075 54.868 13,5 %
373.981 62.601 13,1 %
Financiële gegevens (in duizenden guldens) Pensioenvermogen • waarvan pensioenverplichtingen Bijdragen van werkgevers en werknemers • regulier • winstdeling aangesloten ondernemingen
Pensioenuitkeringen Beleggingen • Belegd vermogen • Beleggingsopbrengsten • Rendement o.b.v. total return
Stichting GE-Pensioenfonds presenteert met ingang van het verslagjaar 1998 de jaarrekening op basis van de pensioenvermogenmethode. Dientengevolge bevat het meerjarenoverzicht slechts 4 jaren in plaats van de vereiste 5 jaren.
Stichting GE-Pensioenfonds
J A A R V E R S L A G 2000
7
8
Stichting GE-Pensioenfonds
J A A R V E R S L A G 2000
BESTUURSVERSLAG ALGEMEEN
Inleiding Het pensioenfonds is een stichting die statutair gevestigd is in Bergen op Zoom. Overeenkomstig artikel 19 van de statuten wordt hierbij verslag uitgebracht over boekjaar 2000. De in het verslag vermelde bedragen zijn op basis van duizenden guldens opgenomen.
Doelstelling Stichting GE-Pensioenfonds stelt zich tot doel pensioenen uit te keren of te doen uitkeren aan de (gewezen) deelnemers en hun nabestaanden overeenkomstig de geldende voorwaarden van de pensioenregeling.
verantwoordelijkheid voor het beleid van Stichting GE-Pensioenfonds blijft onveranderd rusten bij het fondsbestuur. Ter behandeling van specifieke onderwerpen wordt het bestuur ondersteund door een aantal aparte commissies, te weten de Beleggingscommissie, de Commissie wet- en regelgeving, de Implementatiecommissie nieuwe pensioenregeling en de Overdrachtscommissie. Aan elk van de bestuursleden zijn specifieke aandachtsgebieden c.q. portefeuilles toegekend. Deze zijn als volgt verdeeld: Werknemersbestuurslid
Portefeuille
J. Boesveld A. Proost F. van Tatenhove D. van Tilburg
secretariaat pensioen- & loonadministratie communicatie werknemers WAO, externe betrekkingen
Werkgeversbestuurlid
Portefeuille
9 Stichting GE-Pensioenfonds tracht dit doel te bereiken met alle wettige middelen. Eventuele gehele of gedeeltelijke herverzekering kan slechts geschieden bij een verzekeraar.
Statuten De statuten ondergingen in 2000 geen wijziging.
Organisatie van het fonds Het bestuur van Stichting GE-Pensioenfonds bestaat uit vier leden die zijn benoemd door de directies van de aangesloten ondernemingen en vier leden die zijn gekozen uit de deelnemers. In het verslagjaar is mevrouw A. Proost voor vier jaar herkozen als werknemersbestuurslid. Tevens eindigde het lidmaatschap van de heer L. van den Belt als werkgeversbestuurslid en voorzitter in verband met zijn pensionering per 1 september 2000. Inmiddels volgde de heer P. van der Geest hem op als nieuw werkgeversbestuurslid en werd de heer R. Muys benoemd tot voorzitter. De heer J. Aerts is begin 2001, in overleg met de werkgever, door het fondsbestuur aangesteld als directeur van Stichting GE-Pensioenfonds. De eind-
J. Aerts Y. den Bakker P. van der Geest R. Muys
financiën & beleggingen actuariële zaken, compensation & benefits communicatie werkgevers juridische zaken
Beleid In het verslagjaar werden zeven reguliere bestuursvergaderingen gehouden. Daarnaast vonden diverse besprekingen plaats door het bestuur respectievelijk de commissies over specifieke onderwerpen. In 2000 werden de volgende belangrijke punten behandeld: • Begin 2000 vond een voortgangsgesprek plaats tussen de Pensioen- & Verzekeringskamer en een afvaardiging van het fondsbestuur en de externe adviseurs;
Stichting GE-Pensioenfonds
J A A R V E R S L A G 2000
•
•
•
10
•
•
•
•
De vernieuwing van de pensioenregeling stond centraal in de bestuursvergaderingen en was onderwerp van overleg tussen werkgever en sociale partners. Belangrijke aandachtspunten zijn de: • overgang van een eindloonregeling naar een geïndexeerde opbouwregeling; • incorporatie van de huidige Geflex-regeling in de reguliere pensioenregeling; • introductie van pensioensparen; • invoering van diverse flexibiliseringselementen. Meer informatie is opgenomen onder "De pensioenregeling"; Er is een opzet gemaakt voor een geautomatiseerde efficiëntere manier van gegevensuitwisseling tussen werkgever en pensioenadministratie. Daarnaast is gewerkt aan de actualisering van administratieve procedures en wordt er periodiek gerapporteerd door de administratie aan het fondsbestuur over de stand van zaken; Er zijn voorbereidingen getroffen voor de overgang van de pensioenadministratie naar de euro. De overgang is gepland inmiddels in 2001 gerealiseerd. De inkomende en uitgaande gegevens kunnen tot 1 januari 2002 nog in guldens worden uitgewisseld. De pensioenbetalingen zullen vanaf 1 januari 2002 in euro plaatsvinden; De deelnemersraad nam deel aan twee bestuursvergaderingen. Daarnaast vond tussentijds overleg plaats over de stand van zaken. Verder is de samenstelling van de deelnemersraad in 2000 enigszins gewijzigd; De (her)benoemingsprocedure van bestuursleden wordt aangepast aan de nieuwe deskundigheids- en betrouwbaarheidseisen van de Pensioen- & Verzekeringskamer; Medio 2000 zijn enkele onderdelen van het Geflex-reglement verduidelijkt, waarbij rekening is gehouden met de bevindingen van de Pensioen- & Verzekeringskamer; De procedure voor het bepalen van de extra reserves van Stichting GE-Pensioenfonds is aangepast. Tevens is overleg gevoerd over de mogelijkheden betreffende de aanwending van een eventueel vermogensoverschot. In dit kader is mede de financieringsovereenkomst tussen pensioenfonds en werkgever aangepast inzake de omgang met de aan te houden reserves en te betalen bijdragen;
Stichting GE-Pensioenfonds
J A A R V E R S L A G 2000
•
•
•
In overleg met de actuaris is gewerkt aan de opmaak van een actuele actuariële en bedrijfstechnische nota (abtn); Per 1 december 2000 vond wederom een contactdag voor de aangesloten ondernemingen bij Stichting GE-Pensioenfonds plaats. De externe adviseurs waren hierbij eveneens vertegenwoordigd. Tijdens deze contactdag werden de implicaties van de aankomende nieuwe pensioenregeling nader toegelicht. Bovendien werd stilgestaan bij het 30-jarig jubileum van het pensioenfonds. Ten aanzien van de brutering van de overhevelingstoeslag per 1 januari 2001 wordt vooralsnog gebruik gemaakt van de geldende paraplubepaling op grond waarvan de gevolgen van de brutering worden geneutraliseerd. De nieuwe pensioenregeling houdt rekening met deze brutering.
PENSIOENEN
Algemene ontwikkelingen
OPMAAT NAAR EEN NIEUWE BESTUURSSTIJL
Met ingang van 1 januari 2000 is de Pensioen- en Spaarfondsenwet (PSW) gewijzigd en heeft de Pensioen- en Verzekeringskamer (PVK) de beschikking gekregen over een uitgebreider en adequater toezichtsinstrumentarium. De betekenis hiervan is eerst duidelijk geworden nadat aangekondigde, nadere regelgeving op basis van de vorenbedoelde wetswijziging in de loop van dat jaar zijn beslag heeft gekregen. Het gaat daarbij dan om regels met betrekking tot de gedragscode, de bestuurderstoets en de actuariële en bedrijfstechnische nota. Het invoeren van een gedragscode voor de besturen van pensioenfondsen is grotendeels aan de wetswijziging voorafgegaan. Dit omdat de overkoepelende branche-organisaties voor pensioenfondsen –de Stichting voor Ondernemingspensioenfondsen en de Vereniging van Bedrijfspensioenfondsen– hun achterbannen voor 1 januari 2000 al hebben opgeroepen om een gedragscode volgens een door deze organisaties ontwikkeld model te introduceren danwel een reeds ingevoerde gedragscode te
herzien. De PVK heeft deze proactieve opstelling van de branche-organisaties achteraf inmiddels geaccordeerd. In mindere mate kon in het verslagjaar worden geanticipeerd op de invoering van de deskundigheids- en betrouwbaarheidstoets alsmede de nieuwe voorschriften met betrekking tot de inhoud van de actuariële en bedrijfstechnische nota. De voornoemde toets beoogt onder meer het besturen van pensioenfondsen verder te professionaliseren. De actuariële en bedrijfstechnische nota is niet langer enkel een actuarieel document, maar moet een volledig bedrijfsplan gaan inhouden. De hiermee verband houdende nadere regelgeving zal vooral in het jaar, volgend op het onderhavige verslagjaar, zijn beslag krijgen. Het jaar 2000 kan dan ook worden getypeerd als een overgangsjaar. Een jaar waarin de besturen van de pensioenfondsen zich konden opmaken voor een blijvend andere wijze van besturen van pensioenfondsen. Met het streven naar een grotere deskundigheid bij de bestuurders verwacht de PVK het functioneren van de pensioenfondsen als geheel te bevorderen. In het bedrijfsplan dienen diverse, wellicht reeds aanwezige maar nog niet uitgewerkte, gedachten met betrekking tot de organisatie en de werkafspraken met externe partijen te worden geëxpliciteerd. Onderdeel daarvan zal ook uitdrukkelijk de verhouding moeten zijn van het bestuur ten opzichte van de administrateur en de vermogensbeheerder, aan wie de uitvoering van de pensioenregeling respectievelijk het beheer van het fondsvermogen zijn uitbesteed. Deze verhouding zal zich gaan vertalen in duidelijke afspraken omtrent het rapporteren aan het bestuur, het beheersen van uitbestede werkzaamheden en het afleggen van verantwoording daarover. Overigens kan worden vastgesteld dat de regels c.q. opvattingen van de wetgever en/of toezichthouder met betrekking tot de uitbesteding van de uitvoering nog niet zijn uitgekristalliseerd. Verwacht wordt dat daar in het jaar 2001 meer zicht op zal komen.
PRODUCTONTWIKKELING GEEFT INHOUD AAN FLEXIBILISERING
Een tweede kenmerk van het verslagjaar betreft het feit dat de pensioenfondsen een duidelijke aanzet hebben gegeven tot flexibilisering van de aanvullende pensioenregelingen. Daartoe was in de loop van 1999 meer zicht gekomen op de hen ter beschikking staande mogelijkheden. In dat jaar kwam enerzijds met het advies van de Stichting van de Arbeid en de branche-organisaties van pensioenuitvoerders een voorlopig einde aan de discussie over de taakafbakening tussen pensioenfondsen en verzekeraars. Anderzijds werd de jarenlang durende hervorming van de fiscale wetgeving op het aanvullende pensioenterrein afgerond. Met de gecreëerde duidelijkheid zijn de pensioenfondsen in 2000 aan de slag gegaan. Inmiddels zijn individuele pensioenproducten tot stand gekomen. Producten die binnen de arbeidsrelatie c.q. het arbeidsvoorwaardenoverleg zijn overeengekomen en zijn ingebed in de collectieve pensioenregelingen. De taakafbakeningsregels voorzien in de behoefte om deze individuele producten ‘dicht bij huis’, namelijk door het eigen pensioenfonds, te laten uitvoeren. Daar waar de collectieve pensioenafspraken, al dan niet ruim, binnen de nieuwe fiscale maxima blijven, zal de individuele pensioenopbouw middels pensioensparen die maxima kunnen gaan benaderen. Om deze mogelijkheden adequaat te kunnen gebruiken, is in het verslagjaar de informatievoorziening op het aanvullende pensioenterrein en inzicht in de eigen individuele pensioensituatie een nog belangrijker doelstelling geworden. Het ‘thuisbankieren’ op het aanvullende pensioenterrein zal gangbaar worden. Een andere ontwikkeling in het verslagjaar betreft de voltooiing van de parlementaire behandeling van het wetsvoorstel dat –ook geïnspireerd door flexibilisering– de mogelijkheid van uitruil van nabestaandenpensioen voor een hoger of eerder ingaand ouderdomspensioen beoogt. Het desbetreffende voorstel is vermengd met voorschriften met betrekking tot gelijke uitkeringen voor mannen en vrouwen in alle situaties. Gelijke uitkeringen zowel na uitruil van pensioensoorten als bij beschikbare premieregelingen. Het wetsvoorstel is om die reden extra gecompliceerd geworden. Het is dan ook niet verwonderlijk dat het keuzerecht inzake uitruil van nabestaandenpensioen voor een hoger of eerder ingaand ouderdomspensioen niet direct in werking
Stichting GE-Pensioenfonds
J A A R V E R S L A G 2000
11
is getreden. De pensioenuitvoeringswereld heeft een jaar tijd gekregen om zich op de betreffende maatregelen voor te bereiden. Voor pensioenregelingen met eind- en middelloonsystemen treden de nieuwe voorschriften per 1 januari 2002 in werking, met uitzondering van die voor het gelijk trekken van de afkoopsommen voor kleine pensioentjes. Voor de afkoopsommen en voor regelingen met beschikbare premiesystemen geldt inwerkingtreding van de gelijke uitkeringenvoorschriften eerst per 1 januari 2005.
CONVENANTEN EN EVALUATIES
12
Het verslagjaar was ook ‘de laatste kans’ om op vrijwillige basis uitvoering te geven aan het pensioenconvenant kostenbeheersing en modernisering alsook het convenant medezeggenschap gepensioneerden. In dat jaar zijn dan ook veel pensioenregelingen op deze punten gemoderniseerd dan wel er zijn voorbereidingen daartoe in gang gezet. In het jaar 2001 worden beide convenanten geëvalueerd en zal worden besloten of er op een van de convenantpunten aanvullende wetgeving vereist is. Naar het zich laat aanzien, zal dat niet het geval zijn ten aanzien van het convenant kostenbeheersing en modernisering.
De Pensioenregeling De pensioenregeling van Stichting GE-Pensioenfonds bestaat uit een: • Basisregeling; • Geflex-regeling; • WAO-hiaat-regeling.
De basisregeling van Stichting GE-Pensioenfonds is een (gematigde) eindloonregeling. Het ouderdomspensioen wordt berekend door het gemiddelde van de pensioengrondslagen tussen 60 en 65 jaar achtereenvolgens te vermenigvuldigen met het jaarlijkse opbouwpercentage van 1,75 % en het totaal aantal deelnemersjaren. Tevens wordt bij de pensioenopbouw rekening gehouden met eventuele ploegentoeslag(percentages). Het weduwe- c.q. weduwnaarspensioen bedraagt 70 % van het maximaal te bereiken ouderdomspensioen. Het wezenpensioen bedraagt 14% van het maximaal te bereiken ouderdomspensioen. Het arbeidsongeschiktheidspensioen bedraagt 70 % van de salarisgedeelten boven ƒ 82.940,- (2000) en ƒ 87.957,- (2001). Tevens is er sprake van vrijstelling van premiebetaling bij (gedeeltelijke) arbeidsongeschiktheid. De pensioenleeftijd is 65 jaar. Bij voortijdige beëindiging van het deelnemerschap wordt een premievrij recht op ouderdomspensioen en nabestaandenpensioen verkregen. Het fondsbestuur beslist jaarlijks over het verhogen van de pensioenen en (premievrije) aanspraken. Het bestuur let bij die beslissing met name op de prijsontwikkeling. Deze verhoging bedroeg 2,07 % in 2000 en 3,22 % in 2001. De werkgeversbijdrage wordt door het fondsbestuur jaarlijks vastgesteld op de gegevens per 1 januari na advies door de actuaris van het fonds. De deelnemersbijdrage bedraagt 6 % boven de premievrije voet van ƒ 147.022,- (2000). De premievrije voet voor deelnemers is per 1 januari 2001 verhoogd naar ƒ 153.501,-.
BASISREGELING
Deelnemers van Stichting GE-Pensioenfonds bouwen tussen 25 en 65 jaar pensioen op over hun zogenaamde pensioengrondslag. De pensioengrondslag is gelijk aan het bruto jaarsalaris verminderd met een franchise. Het bruto jaarsalaris is exclusief ploegentoeslag maar inclusief schriftelijk aangewezen vaste (persoonlijke) toeslagen en vakantietoeslag vermenigvuldigd met een door het bestuur vast te stellen factor. De franchise wordt elk jaar aangepast aan de ontwikkeling van de AOW voor gehuwden met een partner die ouder is dan 65 jaar. In 2000 bedroeg de franchise ƒ 27.436,-. Per 1 januari 2001 is de reglementaire franchise verhoogd naar ƒ 28.468,-.
Stichting GE-Pensioenfonds
J A A R V E R S L A G 2000
GEFLEX-REGELING
Afhankelijk van de gemaakte keuze door de aangesloten ondernemingen, nemen de desbetreffende medewerkers tussen 42 en 62 jaar deel aan de Geflex-regeling. De Geflex-regeling stelt deelnemers in staat reeds vanaf 62 jaar vervroegd met (Geflex-) pensioen te gaan. De Geflex-regeling bestaat uit een collectieve en een individuele module. De collectieve module voorziet in een tijdelijk pensioen tussen 62 en 65 jaar ter hoogte van 38 % van het laatstverdiende salaris op 62 jaar. Per deel-
nemersjaar tussen 42 en 62 jaar wordt daarvan 1,9 % opgebouwd. Voor werknemers die op 1 januari 1995 ouder waren dan 42 jaar maar jonger dan 57 jaar geldt een hoger opbouwpercentage zodat toch een pensioen van 38 % wordt behaald. Degenen die per 1 januari 1995 ouder waren dan 57 jaar, blijven van de oude VUT-regeling gebruik maken. Ook medewerkers jonger dan 42 jaar zijn verplicht dagen en uren in te brengen. Daar staat tegenover dat ze na hun 42ste kunnen kiezen tussen een lagere bijdrage aan de individuele module (zie hierna) of een eerdere ingang van Geflex-pensioen. De individuele module is een beschikbare premieregeling ter aanvulling op de collectieve module. Deze regeling is ondergebracht bij de Delta Lloyd Bank (en vormt geen onderdeel van de in dit jaarverslag genoemde voorziening pensioenverplichtingen). De deelnemersbijdrage voor de Geflex-regeling bedraagt 2 % van het laatstverdiende salaris voor het collectieve deel en 4 % voor het individuele deel. Verder biedt de Geflex-regeling de mogelijkheid tot het storten van extra bijdragen ten behoeve van een eerdere uittreding of een hoger Geflex-pensioen. Tijdens dit Geflex-pensioen wordt overigens wel de opbouw van pensioen vanaf 65 jaar volgens de basisregeling voortgezet. Ter bepaling van het benodigde bruto jaarsalaris in deze berekening wordt uitgegaan van het laatst genoten salaris op 62 jaar dat vervolgens jaarlijks wordt aangepast aan de loonstijgingen volgens de CAO-afspraken.
WAO-HIAAT-REGELING
Onder bepaalde voorwaarden kunnen arbeidsongeschikte deelnemers in aanmerking komen voor een WAO-hiaat-uitkering als aanvulling op de WAO-vervolguitkering.
Vernieuwing pensioenregeling per 1 januari 2002 Per 1 januari 2002 wordt een nieuwe pensioenregeling ingevoerd. De pensioenregeling tot 1 januari 2002 blijft evenwel in beginsel van toepassing voor gewezen deelnemers. Bovendien hebben
deelnemers die ouder zijn dan 55 jaar eenmalig de keuze om te blijven deelnemen aan de pensioenregeling van voor 1 januari 2002. De nieuwe pensioenregeling vanaf 1 januari 2002 is een zogenaamde geïndexeerde opbouwregeling. De pensioengrondslag is gelijk aan het bruto jaarsalaris verminderd met een franchise van ƒ 22.225,-. De franchise wordt jaarlijks aangepast overeenkomstig het bruto minimumloon. Deelnemers bouwen tussen 22 en 62 jaar een ouderdomspensioen op ter hoogte van 2,1 % van de voor het desbetreffende deelnemersjaar vastgestelde pensioengrondslag. De opgebouwde aanspraken worden jaarlijks verhoogd overeenkomstig de ontwikkeling van de afgeleide prijsindex. Het ouderdomspensioen gaat in beginsel in op 62 jaar. Tussen 62 en 65 jaar wordt een tijdelijk ouderdomspensioen toegekend ter vervanging van de AOW. Daarnaast is er een nabestaandenpensioen op risicobasis voor gehuwden, geregistreerde partners en ongehuwd samenwonenden ter hoogte van 70 % van het te bereiken ouderdomspensioen. Het wezenpensioen bedraagt in beginsel 14 % van het te bereiken ouderdomspensioen. De nieuwe pensioenregeling bevat diverse flexibiliseringselementen, zoals mogelijkheden tot: • uitruil tussen het levenslange ouderdomspensioen en het nabestaandenpensioen; • eerdere of latere ingang van het levenslange en tijdelijke ouderdomspensioen met verlaging respectievelijk verhoging van het pensioen op basis van de toepasselijke actuariële grondslagen van het fonds; • tijdelijke verhoging c.q. verlaging van het pensioen binnen de wettelijke grenzen en op basis van de toepasselijke actuariële grondslagen van het fonds (hoog/laag-regeling). De jaarlijkse deelnemersbijdrage varieert per aangesloten onderneming en bedraagt maximaal 7 % van de pensioengrondslag. Daarnaast zal binnen de fiscale normen de mogelijkheid worden geboden tot pensioensparen door het storten van vrijwillige extra bijdragen. De kosten van de pensioenregeling die niet worden gedekt door deze bijdragen, worden door de werkgever gedragen.
Stichting GE-Pensioenfonds
J A A R V E R S L A G 2000
13
De Geflex-regeling wordt geïncorporeerd in de nieuwe pensioenregeling. In beginsel wordt het reeds opgebouwde Geflex-kapitaal volledig ingebracht in de nieuwe pensioenregeling. De deelnemers hebben evenwel eenmalig de keuze om het opgebouwde Geflex-kapitaal te handhaven.
•
Voorts zijn bij de invoering van de nieuwe pensioenregeling diverse overgangsregelingen getroffen.
Relevante ontwikkelingen in 2001 • Begin 2001 heeft het bestuur conform de nieuwe voorschriften van de Pensioen- & Verzekeringskamer een deskundigheidsplan opgesteld ter bevordering en handhaving van het vereiste deskundigheidsniveau van het bestuur van Stichting GE-Pensioenfonds;
In aansluiting op de invoering van de nieuwe pensioenregeling zal het bestuur een ALM-studie voor Stichting GE-Pensioenfonds laten uitvoeren. Een ALM-studie is een analyse van de toekomstige financiële ontwikkeling van het pensioenfonds ter afstemming en optimalisering van enerzijds verplichtingen en anderzijds beleggingen.
Herverzekering Het overlijdensrisico en het arbeidsongeschiktheidsrisico (op stop-loss-basis) is ondergebracht bij Generali Levensverzekeringsmaatschappij N.V. Bovendien zijn premievrije aanspraken jegens de verzekeringsmaatschappij Generali gecedeerd door een aantal deelnemers.
Verzekerdenbestand
14
Gewezen deelnemers
Deelnemers Stand per 31 december 1999 Mutaties door: • Nieuwe toetredingen • Herintreding • Ontslag met premievrije aanspraak • Waarde-overdracht • Ingang pensioen • Overlijden • Andere oorzaken
2.656
1.447
185
302 7 -/- 262 – -/- 14 -/- 2 45
– -/- 7 262 -/- 41 -/- 5 -/- 5 -/- 23
– – – – 41 -/- 1 45
___________
___________
___________ Mutaties per saldo
76
181
___________ Stand per 31 december 2000
*)
2.732
Waarvan deelnemers met (gedeeltelijke) vrijstelling van premiebetaling
Specificatie pensioengerechtigden
Pensioengerechtigden
___________ *)
1.628
85 ___________ 270
83
2000
1999
Ouderdomspensioen
127
102
Invaliditeitspensioen
60
15
Partnerpensioen
64
51
Wezenpensioen
19
17
___________ Totaal
270
*)
Stichting GE-Pensioenfonds
J A A R V E R S L A G 2000
___________ 185
BELEGGINGEN
Algemene beschouwingen Het beleggingsjaar 2000 werd gekenmerkt door grote verschillen in performance tussen de verschillende beleggingscategorieën. De obligatieportefeuille liet in het afgelopen jaar een positief rendement zien als gevolg van de daling van de kapitaalmarktrente. Deze daling van de rente vond in de eerste maanden van het jaar plaats onder invloed van de positieve reactie van de markt op de monetaire verkrapping, die zowel in de Verenigde Staten als in Europa werd doorgevoerd. Later in het jaar speelden bijgestelde verwachtingen door beleggers ten aanzien van de economische ontwikkelingen de hoofdrol, waarbij met name de langverwachte, maar uiteindelijk sterker dan gehoopte, groeivertraging in de Verenigde Staten van invloed was. De meest gebruikte obligatieindex –de Salomon Smith Barney EMU Government bond index voor leningen met een looptijd langer dan 1 jaar– steeg over het gehele jaar 2000 met 7,2 %. Op de aandelenmarkten was opnieuw sprake van een hectisch jaar, waarbij de gunstige ontwikkeling in het eerste kwartaal uiteindelijk meer dan ongedaan werd gemaakt door een sterk negatief vierde kwartaal. Opmerkelijk daarbij was de omslag in koersontwikkeling van de zogenaamde TMTFiguur 1
sectoren (technologie, media en telecom), die werd veroorzaakt door veranderende verwachtingen van beleggers ten aanzien van het winstgenererend vermogen van met name de internet- en telecombedrijven. De MSCI Wereldindex liep in 2000, in euro uitgedrukt, met 7,3 % terug. Onroerend goed beleefde in 2000 een mooi jaar: de koersstijging was het gevolg van enerzijds het bereiken van de laatste fase van de hoogconjunctuur en anderzijds van de forse vermindering van het verschil tussen de intrinsieke waarde van onroerend goed beleggingsmaatschappijen en de beurskoers.
Beleggingsbeleid
VASTRENTENDE WAARDEN
De Europese obligatiemarkten hebben in 2000 onder invloed gestaan van pogingen van de centrale banken om het inflatiegevaar –verband houdend met de sterke stijging van olieprijzen– te bedwingen door verhogingen van de korte rente. Dit beleid gaf beleggers vertrouwen waardoor de lange rente het grootste deel van het jaar een zeer lichte daling liet zien; pas in het vierde kwartaal gaf het vooruitzicht op een afnemende groei aanleiding tot een sterkere daling.
Amerikaanse en Nederlandse obligatierendementen sinds begin 1999 1-12-01
AMERIKAANSE 10-JRS RENTE NEDERLANDSE 10-JRS RENTE
Stichting GE-Pensioenfonds
J A A R V E R S L A G 2000
15
kwartaal een groot deel van het in deze sectoren belegde vermogen teruggetrokken, waarna een defensiever beleid binnen de aandelencategorie werd gevoerd. Dit kon niet voorkomen dat in het vierde kwartaal toch een vrij forse teruggang moest worden geïncasseerd, waardoor de jaarresultaten negatief uitkwamen. Regionaal bezien liet met name de Japanse markt een sterke teruggang zien.
AANDELEN
De euforie op de aandelenmarkten die vooral het vierde kwartaal van 1999 kenmerkte hield in het eerste kwartaal van 2000 onverminderd aan. Twijfels over de realiteit van de hooggespannen verwachtingen, met name met betrekking tot de IT- en telecomsector, deden de markten aan het eind van het eerste kwartaal echter vrij plotseling omslaan, met name voor de zogenaamde nieuwe economie aandelen. In het pensioenfonds werd in het eerste Figuur 2
Performance aandelenmarkten 2000 (in eurotermen; in %)
20.0 13.0
15.0 10.0
7.9
5.0
2.4
2.2
0.0 -2.8
-5.0 -5.6
- 4.8
-4.8
-5.5
-10.0
16
-2.2 -4.2 -6.9
-7.3
-9.9 -11.8
-15.0
-14.3
-20.0 -20.3 -25.0
-23.3
-30.0 Frankrijk
Duitsland
Japan
Nederland
Zwitserland
Q4
Stichting GE-Pensioenfonds
J A A R V E R S L A G 2000
ytd
VK
VS
Wereld
Europa
In de hierna volgende grafieken wordt de positie van de aandelenportefeuille van het pensioenfonds weergegeven met betrekking tot zowel de bedrijfstakverdeling als de geografische verdeling ten opzichte van de gehanteerde benchmark ultimo 2000. Figuur 3
Regionale verdeling aandelenportefeuille Europe
America
Japan
Asia other
-
5
10
15
20
25
30
35
portefeuille
40
45
50
55
60
65
70
75
benchmark
17
Figuur 4
Bedrijfstakverdeling aandelenportefeuille Energy Materials Industrials
Cons goods other Consumerstaples Health care Financials Inf. Technology Telecom Utilities
-
5
10
15
portefeuille
20
25
30
benchmark
Stichting GE-Pensioenfonds
J A A R V E R S L A G 2000
PERFORMANCE
Op de portefeuille werd in marktwaarde gemeten over geheel 2000 een resultaat behaald van 1,7 %. Dit ligt in de buurt van het rendement van het WM Universum voor Nederlandse pensioenfondsen dat over dezelfde periode een resultaat van +2,6 % inclusief onroerend goed en 1,0 % exclusief onroerend goed liet zien. Het feit dat het pensioenfonds in het afgelopen jaar minder in onroerend goed en meer in aandelen was belegd dan het WM Universum was een belangrijke oorzaak voor de afwijking van het resultaat ten opzichte van het WM Universum. Ten opzichte van de benchmark (50 % vastrentende waarden en 50 % aandelen) werd een zeer lichte (0,2 %) outperformance behaald.
Asset-categorie
18
In het gevoerde beleggingsbeleid is het percentage aandelen gedurende het eerste kwartaal verder gestegen door oplopende aandelenkoersen. In de loop van het jaar werd het aandelenpercentage teruggebracht, ongeveer naar de neutrale positie van 50 %; per saldo werd een bedrag van ruim ƒ 47,7 miljoen aan aandelen verkocht, welk bedrag in vastrentende waarden werd herbelegd. Onderstaande tabel geeft het verloop van de samenstelling van de portefeuille gedurende 2000 weer.
31 december 1999
30 juni 2000
31 december 2000
%
%
%
Vastrentende waarden
38,1
40,0
48,6
Aandelen
59,2
57,1
50,0
Onroerend goed
2,0
1,8
1,4
Liquiditeiten
0,7
1,1
0,0
Grote delen van het jaar werd binnen de categorie vastrentende waarden de gemiddelde duur relatief kort gehouden; in november werd de duration fors verlengd tot boven het marktgemiddelde. Dit kon niet voorkomen dat de performance van de vastrentende portefeuille met 6,6 % ruim een half procent achterbleef bij de benchmark; deze achterstand werd ook veroorzaakt door oplopende renteverschillen tussen niet-staats- en staatsleningen, waar de benchmark uitsluitend staatsleningen bevat.
In de aandelenportefeuille werd aanvankelijk een forse voorsprong ten opzichte van de benchmark (60 % MSCI Europa index / 40 % rest van de wereld) opgebouwd, maar in het laatste kwartaal ging deze voorsprong weer teloor. Uiteindelijk bedroeg de performance -/- 4,8 %, 0,2 % minder dan de benchmark. Het kleine onroerend goedsegment liet na verschillende teleurstellende jaren een forse stijging zien van 20,4 %, terwijl de benchmark met 14,6 % steeg.
Performance-overzicht 2000
Laatste 3 jaar
Laatste 5 jaar
%
%
%
Pensioenfonds
1,7
12,2
14,8
WM Universum
2,6
10,3
12,3
Stichting GE-Pensioenfonds
J A A R V E R S L A G 2000
VERWACHTINGEN
Aan het begin van 2001 is het duidelijk dat de groei van de wereldeconomie vertraagt. De inflatiecijfers, met name in Europa, tonen nog geen dalende tendens. Aan het monetaire front zijn in de Verenigde Staten duidelijke stappen ondernomen om een verder wegzakken van de economie tegen te gaan. Hoewel risico’s aanwezig blijven, verwachten wij een opleving van de Amerikaanse economie in de tweede helft van het jaar; deze opgang zal positief doorwerken op andere economieën.
Voor de vastrentende markten is de economische vertraging een positieve factor. Het naar verwachting optredende herstel maakt een significante verdere daling van de rente echter niet waarschijnlijk. Aandelenmarkten kunnen onder invloed van lagere winstcijfers verder onder druk staan, maar het vooruitzicht op een groeiherstel maakt deze categorie, zeker op de aantrekkelijker geworden waarderingsniveaus, interessant.
Bergen op Zoom, 15 mei 2001 Het bestuur,
19 R. Muys, voorzitter
D. van Tilburg, plaatsvervangend voorzitter
J. Boesveld, secretaris
J. Aerts, plaatsvervangend secretaris
Y. den Bakker
P. van der Geest
F. van Tatenhove
A. Proost
Stichting GE-Pensioenfonds
J A A R V E R S L A G 2000
20
Stichting GE-Pensioenfonds
J A A R V E R S L A G 2000
JAARREKENING
21
Stichting GE-Pensioenfonds
J A A R V E R S L A G 2000
GROOTTE EN SAMENSTELLING VAN HET PENSIOENVERMOGEN PER 31 DECEMBER (in duizenden guldens) 2000 ƒ Beleggingen • Onroerende zaken – Aandelen vastgoedmaatschappijen • Financiële beleggingen – Aandelen – Obligaties – Leningen op schuldbekentenis – Deposito’s
22
1999 ƒ
ƒ
8.328
11.983
290.898 263.484 19.316 –
349.590 201.099 24.041 4.000
___________
___________
ƒ
582.026
590.713
Beleggingen inzake Geflex
50.447
43.951
Herverzekering
45.332
42.885
Vorderingen en overlopende activa
11.975
10.502
1.709
5.295
-/- 2.910
-/- 2.474
-/- 11.384
-/- 63.677
Liquide middelen Langlopende schulden Kortlopende schulden en overlopende passiva Overige voorzieningen • WAO-hiaat • Invaliditeitsrisico’s • Geflex
-/- 10.815 -/- 3.000 -/- 50.447
-/- 10.455 -/- 3.000 -/- 43.951
___________
___________ -/- 64.262
-/- 57.406
___________
___________
Totaal pensioenvermogen
612.933
569.789
Totaal pensioenverplichtingen *)
486.378
429.689
*)
Bij de berekening van de pensioenverplichtingen is rekening gehouden met het treffen van een voorziening ter dekking van de kosten die gemoeid zijn met een mogelijke aanpassing van de overlevingstafel in de toekomst. In 2000 bedroeg deze voorziening ƒ 3.620.680,-. (1999: ƒ 2.137.756,-).
Stichting GE-Pensioenfonds
J A A R V E R S L A G 2000
MUTATIES IN HET PENSIOENVERMOGEN (in duizenden guldens) 2000 ƒ Toevoegingen aan het pensioenvermogen • Directe beleggingsopbrengsten • Indirecte beleggingsopbrengsten • Bijdragen van werkgevers en werknemers • Saldo van overdrachten en rechten • Herverzekering • Overige baten
1999 ƒ
ƒ
17.276 -/- 6.185 36.532 -/- 256 2.865 –
17.088 92.838 -/- 7.690 -/- 572 131 1
___________
___________ 50.232
Onttrekkingen aan het pensioenvermogen • Pensioenuitkeringen • Overige voorzieningen • Kosten van vermogensbeheer • Pensioenuitvoerings- en administratiekosten • Overige lasten
Saldo mutaties in het pensioenvermogen Stand pensioenvermogen per 31 december vorig boekjaar
Stand pensioenvermogen per 31 december lopend boekjaar
ƒ
101.796
-/- 4.937 -/- 360 -/- 834
-/- 3.984 -/- 3.921 -/- 755
-/- 957 –
-/- 1.632 -/- 2.000
___________
___________
23
-/- 7.088
-/- 12.292
___________
___________
43.144
89.504
569.789
480.285
___________
___________
612.933
569.789
Stichting GE-Pensioenfonds
J A A R V E R S L A G 2000
KASSTROOMOVERZICHT (in duizenden guldens) 2000 ƒ
1999 ƒ
ƒ
ƒ
Pensioenactiviteiten Ontvangsten • Bijdragen van werkgevers en werknemers • Uitkeringen uit herverzekering • Wegens overgenomen verplichtingen
-/- 14.981 813 1.400
32.337 1.691 2.719
___________
___________ -/- 12.768
24
Uitgaven • Uitgekeerde pensioenen – Pensioenen – Loonheffing – Sociale premies en andere inhoudingen • Wegens overgedragen pensioenverplichtingen • Premies herverzekering • Pensioenuitvoerings- en administratiekosten • Overige
36.747
-/- 3.638 -/- 1.099 -/- 205
-/- 2.966 -/- 894 -/- 35
-/- 1.907 –
-/- 1.812 -/- 846
-/- 1.714 -/- 170
-/- 1.409 –
___________
___________ -/- 8.733
-/- 7.962
Beleggingsactiviteiten Ontvangsten • Directe beleggingsopbrengsten • Verkopen en aflossingen beleggingen
16.148 344.907
15.787 214.706
___________
___________ 361.055
Uitgaven • Aankopen beleggingen • Kosten van vermogensbeheer
Mutatie geldmiddelen Saldo geldmiddelen 1 januari
Saldo geldmiddelen 31 december
Stichting GE-Pensioenfonds
J A A R V E R S L A G 2000
230.493
-/- 342.405 -/- 735
-/- 259.506 -/- 686
___________
___________ -/- 343.140
-/- 260.192
___________
___________
-/- 3.586
-/- 914
5.295
6.209
___________
___________
1.709
5.295
GRONDSLAGEN VAN WAARDERING EN RESULTAATBEPALING
Waardering
ALGEMENE GRONDSLAGEN
Alle activa en passiva worden gewaardeerd tegen de nominale waarde, tenzij hierna een andere waarderingsgrondslag wordt vermeld.
BUITENLANDSE VALUTA
Activa en passiva in buitenlandse valuta zijn omgerekend tegen de ultimo jaar geldende koersen.
BELEGGINGEN
De beleggingen worden, met uitzondering van de deposito’s, tegen de actuele waarde per 31 december op de balans weergegeven. Voor de beleggingen die ter beurze zijn genoteerd wordt de beurskoers per 31 december genomen. Voor de beleggingen die niet ter beurze zijn genoteerd wordt de intrinsieke waarde genomen. De leningen op schuldbekentenis worden gewaardeerd tegen de contante waarde van de toekomstige termijnen van rente en aflossing; de contante waarde wordt bepaald op basis van een rentevoet die gelijk is aan de geldende marktrente van soortgelijke leningen met een gelijke looptijd. De deposito’s worden gewaardeerd tegen de nominale waarde.
25 PENSIOENVERPLICHTINGEN
Stichting GE-pensioenfonds rapporteert volgens de pensioenvermogenmethode. Bij deze methode staat het gehele pensioenvermogen ter beschikking voor het nakomen van de pensioenverplichtingen. Informatie omtrent de grootte en het verloop van het pensioenvermogen wordt verstrekt in de toelichting. De pensioenverplichtingen worden volgens de netto methode berekend als de contante waarde van de op de berekeningsdatum verkregen pensioenrechten. Deze netto verplichting is verhoogd met een opslag van 1 %. De verplichting voor de uitgestelde wezenpensioenen is op nul gesteld. De berekeningen zijn erop gebaseerd dat de uitkeringen continu (zullen) geschieden. Bij de berekening van de contante waarden gehanteerde grondslagen zijn met name: • een rekenrente van 4 %; • sterftetafel Gehele Bevolking Mannen 1990 - 1995 met 1 jaar leeftijdsterugstelling; • sterftetafel Gehele Bevolking Vrouwen 1990 - 1995 met 2 jaar leeftijdsterugstelling; • sterftekansen van wezen, aan wie een wezenpensioen wordt uitgekeerd, worden verwaarloosd; • de leeftijd van de verzekerde is in jaren en maanden nauwkeurig bepaald. Hierbij is de geboortedatum gesteld op de eerste van de maand samenvallend of volgend op de werkelijke geboortedatum. De toekomstige duur is gelijk aan het verschil van de pensioengerechtigde leeftijd en de op boven omschreven wijze vastgestelde leeftijd; • het leeftijdsverschil tussen echtgenoten is gefixeerd op drie jaar, waarbij de man altijd ouder is verondersteld dan de vrouw; • ter dekking van de beheerskosten zijn de netto koopsommen, uitgezonderd invaliditeitspremies, met 1 % verhoogd. Er wordt een “voorziening voor toekomstige beheerskosten” gevormd ter grootte van 1 % van de netto verplichting.
Stichting GE-Pensioenfonds
J A A R V E R S L A G 2000
Resultaatbepaling
DIRECTE BELEGGINGSOPBRENGSTEN
Onder de directe beleggingsopbrengsten worden alle intrest- en dividendopbrengsten van de beleggingen verantwoord alsmede alle overige intrestopbrengsten van liquide middelen, rekeningen-courant en waarde-overdrachten.
INDIRECTE BELEGGINGSOPBRENGSTEN
Onder de indirecte beleggingsopbrengsten worden de volgende resultaten opgenomen: • Gerealiseerde en niet-gerealiseerde koersverschillen van aandelen, aandelen vastgoedmaatschappijen, obligaties, leningen op schuldbekentenis en deposito’s; • Boetes bij vervroegde aflossingen van leningen op schuldbekentenis; • Valutaverschillen met betrekking tot deposito’s en bankrekeningen in buitenlandse valuta en valutatermijntransacties.
OVERIGE MUTATIES IN HET PENSIOENVERMOGEN
De overige mutaties in het pensioenvermogen, genoemd onder toevoegingen en onttrekkingen, worden opgenomen voor de aan het boekjaar toe te rekenen bedragen.
26
Stichting GE-Pensioenfonds
J A A R V E R S L A G 2000
TOELICHTING OP DE GROOTTE EN SAMENSTELLING VAN HET PENSIOENVERMOGEN PER 31 DECEMBER (in duizenden guldens)
Beleggingen
Categorie
Stand ultimo 1999
Aankopen/ verstrekkingen
Verkopen/ uitlotingen/ (af)lossingen
Gerealiseerde koersverschillen
Nietgerealiseerde koersverschillen
Stand ultimo 2000
ƒ
ƒ
ƒ
ƒ
ƒ
ƒ
Onroerende zaken Aandelen vastgoedmaatschappijen
11.983
2.551
-/- 8.058
1.425
427
8.328
__________
__________
__________
__________
__________
__________
11.983
2.551
-/- 8.058
1.425
427
8.328
Aandelen
349.590
123.292
-/- 170.985
64.090
-/- 75.089
290.898
Obligaties
201.099
216.562
-/- 157.632
-/- 4.018
7.473
263.484
24.041
–
-/- 4.235
9
-/- 499
19.316
Financiële beleggingen
Leningen op schuldbekentenis Deposito’s
Totaal belegd vermogen
4.000
–
-/- 4.000
–
–
–
__________
__________
__________
__________
__________
__________
578.730
339.854
-/- 336.852
60.081
-/- 68.115
573.698
__________
__________
__________
__________
__________
__________
590.713
342.405
-/- 344.910
61.506
-/- 67.688
582.026
Stichting GE-Pensioenfonds
J A A R V E R S L A G 2000
27
RECHTEN UIT HERVERZEKERING
Generali verleent het pensioenfonds een recht op winstaandeel. Het aan het pensioenfonds uit te keren winstaandeel wordt uitsluitend vastgesteld aan de hand van de uitkomsten van de verzekeringen welke ter uitvoering van deze overeenkomst zijn gesloten, met dien verstande dat de herverzekering ter dekking van het arbeidsongeschiktheidsrisico geheel buiten beschouwing blijft. Het winstaandeel zal per 1 juli van ieder jaar ten gunste van het afgelopen jaar worden vastgesteld en voor 1 september van ieder jaar worden uitgekeerd. Het winstaandeel bedraagt 70 % van het positieve verschil tussen: • 90 % van de in het betreffende jaar door het pensioenfonds betaalde premies enerzijds en; • de som van de in hetzelfde jaar door de maatschappij terzake van overlijden uitgekeerde verzekerde kapitalen vermeerderd met de contante waarde van het in dat jaar opeisbaar geworden wezenpensioen anderzijds, met dien verstande dat aldus berekende negatieve saldi gedurende maxmaal 3 jaren worden doorgeteld. Voor de per 1 januari 1990 toegetreden ex-Borg Warner deelnemers, die ingestemd hebben met de overdracht van de rechten van de bij de Generali ondergebrachte pensioenpolissen, worden de backservice pensioenen per 1 januari 1990 als herverzekerde pensioenverplichtingen in aanmerking genomen.
Stichting GE-Pensioenfonds
1999
ƒ
ƒ
45.332
Voor elke gehuwde deelnemer is het positieve overlijdensrisico herverzekerd bij Generali. Hierbij wordt een eigen behoud van ƒ 300.000,- per deelnemer aangehouden. Ook het arbeidsongeschiktheidsrisico voor zover het WAO-excedent en het premievrijstellingsrisico betreft, is voor een klein deel herverzekerd bij Generali. Het eigen behoud hiervoor bedraagt ƒ 10.000,- per deelnemer. Daarnaast is hiervoor een stop-loss dekking van kracht, waarbij het totaalverlies voor het fonds maximaal ƒ 3 miljoen bedraagt.
28
2000
J A A R V E R S L A G 2000
42.885
2000
1999
ƒ
ƒ
VORDERINGEN EN OVERLOPENDE ACTIVA
Vorderingen Dividendbelasting
789
423
FVP-premies
111
308
46
441
382
–
Verzekeringsmaatschappijen Over te nemen pensioenverplichtingen Overige debiteuren
494
212
___________
___________
1.822
1.384
Lopende intrest Obligaties Leningen op schuldbekentenis Deposito’s Banken
Totaal vorderingen en overlopende activa
9.123
7.481
879
1.120
–
431
151
86
___________
___________
10.153
9.118
___________
___________
11.975
10.502
1.709
5.235
LIQUIDE MIDDELEN
ABN AMRO Bank N.V. Postbank N.V.
–
60
___________
___________
1.709
5.295
Stichting GE-Pensioenfonds
J A A R V E R S L A G 2000
29
2000
1999
ƒ
ƒ l
LANGLOPENDE SCHULDEN
30
Dit betreft twee posten: • Het suppletiefonds waarin tekorten en overschotten van de premieinhouding van overlijdensrisicoverzekering van werknemers worden verrekend. General Electric Plastics B.V. (GEP) heeft bij Generali Levensverzekeringsmaatschappij N.V. (Generali) een collectieve overlijdensrisicoverzekering afgesloten ten behoeve van haar werknemers. De premie voor deze verzekering is vastgelegd in een collectief contract tussen GEP en Generali en is afhankelijk van leeftijd en geslacht en wordt op jaarbasis door de verzekeraar per faktuur aan GEP berekend. Om administratieve redenen worden de individuele premies niet integraal doorbelast aan de werknemers, maar is gekozen voor een gelijk premiepercentage dat bij iedereen wordt toegepast. Afhankelijk van het technisch resultaat van de collectieve verzekering keert Generali jaarlijks een aandeel in de winst uit. Indien het uiteindelijk te betalen bedrag aan Generali lager is dan de totaal bij de werknemers ingehouden premies zal het positieve verschil worden gestort in het suppletiefonds dat beheerd wordt door stichting GE-Pensioenfonds. Daartegenover zal een eventueel tekort aan GEP uit datzelfde fonds worden onttrokken. • Afrekening overgenomen pensioenverplichtingen *)
1.370 1.540
1.237 1.237
___________
___________
2.910
2.474
Premies
6.952
59.785
WAO-verplichtingen
2.000
2.000
–
340
Uitkeringen
40
74
Loonheffing
105
86
Totaal langlopende schulden
KORTLOPENDE SCHULDEN EN OVERLOPENDE PASSIVA
Kortlopende schulden
Ondernemingen
Sociale lasten Overige crediteuren
*)
In 2000 is deze post geherrubriceerd. In het jaarverslag 1999 was deze post als kortlopende schuld opgenomen. De vergelijkende cijfers zijn dienovereenkomstig aangepast.
Stichting GE-Pensioenfonds
J A A R V E R S L A G 2000
20
11
168
633
___________
___________
9.285
62.929
2000
1999
ƒ
ƒ
Overlopende passiva Kosten accountant Te verwerken pensioenaanspraken FVP-premies afvloeiingsregeling ABS Diversen
Totaal kortlopende schulden en overlopende passiva
76
76
–
172
2.000
500
23
–
___________
___________
2.099
748
___________
___________
11.384
63.677
OVERIGE VOORZIENINGEN
Voorziening WAO-hiaat
31
Deze voorziening betreft de WAO-aanvullingsregeling. Met deze voorziening wordt het tekort van de WAO-uitkering, ten opzichte van de oorspronkelijke uitkering van 70 %, aangevuld. De voorziening wordt berekend door de ingelegde premies (plus toegerekend rendement) te verminderen met de benodigde voorziening voor ingegane WAO-hiaat pensioenen. Het verloop van de voorziening is als volgt: Stand per 1 januari
10.455
7.534
Gestorte premies
617
609
Interest
217
2.540
Uitkeringen Mutatie voorziening
Stand per 31 december
-/- 90
-/- 45
-/- 384
-/- 183
___________
___________
10.815
10.455
3.000
3.000
Naar zijn aard is de voorziening langlopend. Voorziening invaliditeitsrisico’s De voorziening is gevormd in verband met het niet volledig herverzekeren van het arbeidsongeschiktheidsrisico. Het eigen behoud van dit risico is ƒ 10.000 per deelnemer en het totaalverlies voor het fonds is maximaal ƒ 3 miljoen in enig jaar.
Stichting GE-Pensioenfonds
J A A R V E R S L A G 2000
2000
1999
ƒ
ƒ
612.933
569.789
PENSIOENVERMOGEN
Het pensioenvermogen is het vermogen dat per 31 december ter beschikking staat voor de dekking van op dezelfde datum bestaande pensioenverplichtingen. Pensioenvermogen per 31 december Pensioenverplichtingen per 31 december
Bedrag waarmee het pensioenvermogen de pensioenverplichtingen overtreft
-/- 486.378
-/- 429.689
___________
___________
126.555
140.100
441.046
386.804
45.332
42.885
___________
___________
486.378
429.689
310.001 113.848 62.529
284.390 98.441 46.858
___________
___________
486.378
429.689
Pensioenverplichtingen De pensioenverplichtingen bedroegen per 31 december 2000 ƒ 486.378.000,- (31 december 1999 ƒ 429.689.000,-). De verplichtingen zijn als volgt samengesteld:
32
Voorziening eigen rekening *) Voorziening herverzekering
De voorziening pensioenverplichtingen is als volgt verdeeld over de categorieën: • Deelnemers • Gewezen deelnemers • Pensioengerechtigden
*)
Bij de berekening van de pensioenverplichtingen is rekening gehouden met het treffen van een voorziening ter dekking van de kosten die gemoeid zijn met een mogelijke aanpassing van de overlevingstafel in de toekomst. In 2000 bedroeg deze voorziening ƒ 3.621 (1999: ƒ 2.138).
Stichting GE-Pensioenfonds
J A A R V E R S L A G 2000
2000
1999
ƒ
ƒ
Het verloop van de pensioenverplichtingen eigen rekening gedurende het boekjaar was: Stand per 1 januari
386.804
340.033
Rentetoevoeging op basis van 4%
16.903
14.848
Toevoeging inzake verworven aanspraken
24.881
21.509
2.769
2.681
Toevoeging in verband met indexatie Toevoeging in verband met backservice
12.842
10.620
Waarde-overdrachten
-/- 256
-/- 572
-/- 4.409
-/- 3.532
-/- 53
-/- 42
-/- 427
-/- 2.596
509
2.672
Uitkeringen eigen rekening Vrijval excasso-opslag Sterfte Overige mutaties Voorziening omrekening nieuwe overlevingstafel
Stand per 31 december
1.483
1.183
___________
___________
441.046
386.804
33
Voorziening omrekening nieuwe overlevingstafel De voorziening dient ter dekking van de kosten die zijn gemoeid met een mogelijke aanpassing van de overlevingstafel in de toekomst. De voorziening wordt, met ingang van 1998, in 5 jaar opgebouwd tot 1,25 % van de pensioenverplichtingen. Ultimo 2000 bedraagt de voorziening 0,75 % van de pensioenverplichtingen.
Stichting GE-Pensioenfonds
J A A R V E R S L A G 2000
TOELICHTING OP DE MUTATIES IN HET PENSIOENVERMOGEN (in duizenden guldens) 2000
1999
ƒ
ƒ
OMZET
Voor het begrip omzet dienen pensioenfondsen de in enig jaar verantwoorde premie-inkomsten en de genoten directe beleggingsopbrengsten te hanteren. Indien deze gedurende twee opeenvolgende boekjaren, de helft of meer bedraagt van het in artikel 2:396, lid 1, onder b BW genoemde omzetcriterium (voor 2000 ƒ 15 miljoen) is de Richtlijn voor de verslaggeving van pensioenfondsen van de Raad voor de Jaarverslaggeving van toepassing. Directe beleggingsopbrengsten
17.276
Bijdragen van werkgevers en werknemers
34
17.088
36.532
-/- 7.690
___________
___________
53.808
9.398
439
408
Stichting GE-Pensioenfonds voldoet aan het omzetcriterium en is derhalve verplicht de bepalingen van Titel 9 Boek 2 BW na te leven.
DIRECTE BELEGGINGSOPBRENGSTEN
Aandelen vastgoedmaatschappijen Aandelen
2.904
3.347
Obligaties
12.389
11.468
1.450
1.832
2
169
Leningen op schuldbekentenis Deposito’s Banken Waarde-overdrachten Suppletiefonds Overige
Stichting GE-Pensioenfonds
J A A R V E R S L A G 2000
380
343
-/- 32
-/- 18
-/- 306
-/- 466
50
5
___________
___________
17.276
17.088
2000
1999
ƒ
ƒ
INDIRECTE BELEGGINGSOPBRENGSTEN
Gerealiseerde resultaten • Aandelen vastgoedmaatschappijen • Aandelen • Obligaties • Leningen op schuldbekentenis • Valutaverschillen
1.425 64.090 -/- 4.018 9 -/- 3
– 41.610 -/- 325 367 3
Niet-gerealiseerde resultaten • Aandelen vastgoedmaatschappijen • Aandelen • Obligaties • Leningen op schuldbekentenis
427 -/- 75.089 7.473 -/- 499
580 67.084 -/- 13.935 -/- 2.546
___________
___________
-/- 6.185
92.838
Totaal indirecte beleggingsopbrengsten
35
BIJDRAGEN VAN WERKGEVERS EN WERKNEMERS
Periodieke premies: • Werknemers en werkgevers • WAO-hiaat • GEFLEX • FVP Premies ineens
32.731 616 3.477 -/- 883
-/- 11.757 609 3.043 342
591
73
___________
___________
36.532
-/- 7.690
1.651
1.240
SALDO VAN OVERDRACHTEN VAN RECHTEN
Overgenomen pensioenverplichtingen Overgedragen pensioenverplichtingen
-/- 1.907
-/- 1.812
___________
___________
-/- 256
-/- 572
Stichting GE-Pensioenfonds
J A A R V E R S L A G 2000
2000
1999
ƒ
ƒ
HERVERZEKERING
Premies •
Premie kapitaalverzekering
-/- 1.025
-/- 1.225
726 84 3
630 81 3
___________
___________
813
714
630
709
Uitkeringen uit herverzekering • • •
Ouderdomspensioen Weduwe- / weduwnaarspensioen Wezenpensioen
Uitgekeerde sterftewinst
36 Mutatie VPV herverzekering
Totaal herverzekering
2.447
-/- 67
___________
___________
2.865
131
-/- 2.930 -/- 172 -/- 1.007 -/- 77 -/- 90 -/- 661
-/- 2.433 -/- 168 -/- 818 -/- 79 -/- 45 -/- 429
PENSIOENUITKERINGEN
Pensioenen: • Ouderdomspensioen • Invaliditeitspensioen • Weduwe- / weduwnaarspensioen • Wezenpensioen • WAO-hiaatpensioen • GEFLEX Afkopen
OVERIGE VOORZIENINGEN
De mutatie overige voorzieningen heeft betrekking op de dotatie aan de voorziening WAO-hiaat.
Stichting GE-Pensioenfonds
J A A R V E R S L A G 2000
–
-/- 12
___________
___________
-/- 4.937
-/- 3.984
2000
1999
ƒ
ƒ
KOSTEN VAN VERMOGENSBEHEER
Onder de kosten van vermogensbeheer zijn opgenomen de kosten inzake het externe vermogensbeheer en bewaring van effecten.
PENSIOENUITVOERINGS- EN ADMINISTRATIEKOSTEN
Onder deze kosten zijn opgenomen de kosten van de (pensioen)administratie, externe adviseurs, bestuurs- en overige kosten. De Stichting heeft geen personeel in dienst en betaalt derhalve geen salarissen en sociale lasten. Het bestuur van de Stichting ontvangt geen beloning.
Bergen op Zoom, 15 mei 2001 Het bestuur,
37
R. Muys, voorzitter
D. van Tilburg, plaatsvervangend voorzitter
J. Boesveld, secretaris
J. Aerts, plaatsvervangend secretaris
Y. den Bakker
P. van der Geest
F. van Tatenhove
A. Proost
Stichting GE-Pensioenfonds
J A A R V E R S L A G 2000
38
Stichting GE-Pensioenfonds
J A A R V E R S L A G 2000
OVERIGE GEGEVENS FINANCIERING De premiebijdragen van de aangesloten ondernemingen worden zodanig vastgesteld dat wordt voldaan aan de minimumeis van de hoogte van de extra reserve in verband met beleggingsrisico’s.
UITVOERING De bevoegdheden van het bestuur zijn vastgesteld in de statuten en in het reglement van Stichting GE-Pensioenfonds. De administratie van Stichting GE-Pensioenfonds is opgedragen aan AZL N.V. te Heerlen. Het vermogensbeheer wordt door ABN AMRO Bank N.V. te Amsterdam verzorgd. De controle van de jaarrekening 2000 is uitgevoerd door KPMG Accountants N.V. De verantwoordelijkheid voor de vaststelling van de voorziening pensioenverplichtingen berust bij William M. Mercer B.V., actuaris van het pensioenfonds.
ACTUARIËLE VERKLARING De per 31 december 2000 benodigde voorziening pensioenverplichtingen eigen rekening van de Stichting uit hoofde van het pensioenreglement bedraagt ƒ 437.425.435,-. Wij hebben vastgesteld dat de berekening van dit bedrag is geschied in overeenstemming met de door ons aanvaarde financieringsmethode, actuariële grondslagen en onderstellingen, zoals nader uitgewerkt in het Actuarieel rapport 2000. De aanwezige middelen zijn toereikend voor continue dekking van deze verplichtingen. Wij hebben ons ervan overtuigd dat de toelichting op de verzekeringstechnische resultaten een juist beeld geeft van deze resultaten over de verslagperiode 2000.
Rotterdam, 15 mei 2001 William M. Mercer B.V.
Stichting GE-Pensioenfonds
J A A R V E R S L A G 2000
39
ACCOUNTANTSVERKLARING
Opdracht Wij hebben de jaarrekening 2000 van Stichting GE-Pensioenfonds te Bergen op Zoom gecontroleerd. De jaarrekening is opgesteld onder verantwoordelijkheid van het bestuur van het pensioenfonds. Het is onze verantwoordelijkheid een accountantsverklaring inzake de jaarrekening te verstrekken.
Werkzaamheden Onze controle is verricht overeenkomstig in Nederland algemeen aanvaarde richtlijnen met betrekking tot controle opdrachten. Volgens deze richtlijnen dient onze controle zodanig te worden gepland en uitgevoerd, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen onjuistheden van materieel belang bevat. Een controle omvat onder meer een onderzoek door middel van deelwaarnemingen van informatie ter onderbouwing van de bedragen en de toelichtingen in de jaarrekening. Tevens omvat een controle een beoordeling van de grondslagen voor financiële verslaglegging die bij het opmaken van de jaarrekening zijn toegepast en van belangrijke schattingen die het bestuur van het pensioenfonds daarbij heeft gemaakt, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de jaarrekening. Wij zijn van mening dat onze controle een deugdelijke grondslag vormt voor ons oordeel.
40
Oordeel Wij zijn van oordeel dat deze jaarrekening een getrouw beeld geeft van de grootte en samenstelling van het pensioenvermogen van de Stichting op 31 december 2000 en van de wijzigingen daarin in 2000 in overeenstemming met in Nederland algemeen aanvaarde grondslagen voor financiële verslaggeving en voldoet aan de wettelijke bepalingen inzake de jaarrekening, zoals opgenomen in titel 9 Boek 2 BW.
Den Haag, 15 mei 2001 KPMG Accountants N.V.
Stichting GE-Pensioenfonds
J A A R V E R S L A G 2000
BIJLAGEN BELEGGINGSOVERZICHTEN (in duizenden guldens)
Belegd vermogen per 31 december 2000
Zakelijke waarden • Aandelen vastgoedmaatschappijen • Aandelen
1999
ƒ
%
ƒ
%
8.328 290.898
1,4 50,0
11.983 349.590
2,0 59,2
___________
___________
___________
___________
Totaal zakelijke waarden
299.226
51,4
361.573
61,2
Vastrentende waarden • Obligaties • Leningen op schuldbekentenis • Deposito’s
263.484 19.316 –
45,3 3,3 –
201.099 24.041 4.000
34,0 4,1 0,7
___________ Totaal vastrentende waarden
282.800 ___________
Totaal belegd vermogen
582.026
___________ 48,6 ___________ 100,0
___________ 229.140 ___________ 590.713
Stichting GE-Pensioenfonds
___________ 38,8 ___________ 100,0
J A A R V E R S L A G 2000
41
Geografische verdeling zakelijke waarden 2000 ƒ Nederland Overige euro-landen
%
ƒ
%
38.831
12,9
43.872
12,1
108.280
36,2
138.297
38,3
___________ Totaal euro-landen
1999
___________
___________
147.111
49,1
Overige Europese landen
40.405
13,5
34.427
9,5
Noord Amerika
96.634
32,3
104.644
28,9
Zuid Amerika Japan
–
–
3.770
1,0
4,6
26.189
7,3
1.363
0,5
8.301
2,3
–
–
2.073
0,6
Wereldwijd
___________ 152.115 ___________
42 Totaal zakelijke waarden
50,4
13.713
Overige Verre Oosten
Totaal
182.169
___________
299.226
___________ 50,9 ___________ 100,0
___________ 179.404 ___________ 361.573
___________ 49,6 ___________ 100,0
Sectorale verdeling zakelijke waarden 2000 ƒ Grondstoffen
%
29.325
Basisindustrieën Industriële waarden Cyclische consumentengoederen Niet-cyclische consumentengoederen
1999
9,7
ƒ
%
25.477
7,0
3.782
1,3
5.985
1,7
20.531
6,9
28.526
7,9
3.248
1,1
13.501
3,7
50.553
16,9
47.982
13,3
Cyclische diensten
16.160
5,4
19.273
5,3
Niet-cyclische diensten
35.090
11,7
56.040
15,5
Financiële instellingen
73.739
24,6
60.298
16,7
Informatietechnologie
54.373
18,2
78.173
21,6
Nutsbedrijven
4.097
1,4
–
–
Beleggingsfondsen
8.328
2,8
26.318
7,3
___________ Totaal
Stichting GE-Pensioenfonds
299.226
J A A R V E R S L A G 2000
___________ 100,0
___________ 361.573
___________ 100,0
Vastrentende waarden naar valuta 2000 ƒ Euro
1999 %
ƒ
%
262.051
92,7
213.586
93,2
Engelse ponden
2.958
1,0
2.895
1,3
Deense kronen
7.753
2,7
7.749
3,4
Amerikaanse dollars
5.316
1,9
4.910
2,1
Japanse yen
4.722 ___________
Totaal
282.800
1,7 ___________ 100,0
– ___________ 229.140
– ___________ 100,0
AANGESLOTEN ONDERNEMINGEN General Electric Plastics B.V. GE International (Benelux) B.V. Azdel B.V. GE Bayer Silicones B.V. GE Plastics ABS B.V. TIP Services B.V. TIP Trailer Rental B.V. GE Information Services B.V. GEIS International Inc. GEIS International Inc., Australia GE International Inc. GE Medical Systems Nederland B.V. GE Fanuc Eberle Automation GmbH - Netherlands Branch GE Fanuc Automation Europe S.A. - Netherlands Branch GE Fanuc Automation Benelux B.V. GE Fleetservices B.V. Financial Insurance Group Services Ltd. GE Power Controls Nederland B.V. GE Capital Modular Space B.V. GE Capital Commercial Finance B.V. GE Capital B.V. Keyleasing B.V.
43
Stichting GE-Pensioenfonds
J A A R V E R S L A G 2000
BEGRIPPENLIJST
Actuaris De actuaris is de specialist die, met behulp van levensverzekeringswiskunde, de premie, koopsommen en de voorziening pensioenverplichtingen berekent.
Afkoop Alleen nog mogelijk op de pensioendatum als er sprake is van “kleine pensioenen”: • Binnen Nederland als het bruto pensioen in 1996 niet hoger was dan ƒ 625,- per jaar *). • Buiten Nederland als het bruto pensioen in 1994 niet hoger was dan ƒ 1.250,- per jaar *). *)
44
Deze bedragen worden jaarlijks geïndexeerd. Per 1 januari 1995 was de indexverhoging 2,81 %.
Asset Liability Modeling (ALM) ALM is een model dat gebruikt kan worden om de optimale asset-mix te bepalen in relatie tot de verplichtingen van een bepaald pensioenfonds. In het model worden op basis van bepaalde aannames projecties gemaakt van de in de toekomst door het pensioenfonds te verrichten uitkeringen. Kansverdelingen worden gedefinieerd voor de ontwikkeling van variabele zoals loonstijging, inflatie en rentevoet. De ontwikkeling van grote aandelenmarkten en onroerend goedfondsen worden er ook bij betrokken. Met ALM kan het optimale beleggingsbeleid van een pensioenfonds worden bepaald, gegeven het verwachte verloop van de uitkeringen op lange termijn. Optimaal wil zeggen de asset-mix bereiken met de hoogste opbrengst, bij zo min mogelijk risico. Hoe groter de spreiding rond het gemiddelde, hoe groter het risico.
Asset-Mix Onder asset-mix wordt verstaan de verdeling van het vermogen over de verschillende beleggingscategorieën: aandelen, obligaties, onroerend goed en liquide middelen (lopende banksaldi).
ANW De Algemene Nabestaandenwet is per 1 juli 1997 in de plaats gekomen van de AWW (Algemene Weduwe- en Wezenwet). Het recht op een uitkering is in deze nieuwe wet aanzienlijk gewijzigd voor wat betreft de weduwe-uitkering. Die is in veel gevallen lager geworden.
Backservice Pensioenaanspraken (of de waarde ervan) die betrekking hebben op de achterliggende dienstjaren en die ontstaan door veranderingen in de pensioengrondslag.
Bereikbaar of in uitzicht gesteld pensioen Het pensioen dat een deelnemer kan behalen in geval deze tot de pensioenleeftijd aan de pensioenregeling blijft deelnemen. Uitgangspunt daarbij is, dat de berekeningsgrondslag gelijk blijft.
Bijzonder Weduwe- en Weduwnaarspensioen De rechten die zijn gereserveerd voor ex-echtgenoten van (ex)deelnemers.
Stichting GE-Pensioenfonds
J A A R V E R S L A G 2000
Het circuit Het circuit is een samenwerkingsverband tussen het zogenaamde SDS-circuit en het 4%-circuit om met vaste regels de waardeoverdracht bij verschillende pensioenfondsen op een eenvoudige wijze te kunnen doen plaatsvinden. Pensioenfondsen kunnen zich aansluiten bij het circuit.
Eindloonregeling Dit is een regeling waarbij de hoogte van het (in uitzicht gestelde) ouderdomspensioen wordt bepaald op basis van het salaris dat de deelnemer geniet op de pensioendatum, op het gemiddeld salaris over de laatste 5 jaar.
Evenredige aanspraak bij ontslag Als bij ontslag sprake is van een tijdsevenredige pensioenaanspraak wordt bedoeld een aanspraak op basis van de verstreken deelnemerstijd.
Franchise Het stuk van de bijdragegrondslag dat bij de berekening van het pensioen en van de premie buiten beschouwing wordt gelaten. Dit deel wordt door de AOW van pensioen voorzien door de overheid.
Geflex GEFLEX is de flexibele pensioenregeling van GE Plastics. Ze stelt GEP-medewerkers in staat eerder te stoppen met werken dan op hun 65ste , wanneer hun gewone ouderdomspensioen in gaat. De regeling is ingegaan op 1 januari 1995 en voor medewerkers binnen de CAO verplicht.
Groenboek Een groenboek is een term voor een beleidsstuk van de Europese Commissie, waarin over het algemeen vrij uitvoerig wordt ingegaan op een bepaald onderdeel van het uit te voeren beleid, zoals pensioen. Daarin worden bepaalde problematieken geïnventariseerd, maar kunnen ook beleidsaanbevelingen bevatten. Vaak worden bepaalde instanties, bedrijven en organisaties gevraagd hun mening te geven over datgene wat de Europese Commissie in het Groenboek aan de orde stelt. In vele gevallen wordt een Groenboek gevolgd door voorstellen voor wetgeving al dan niet vervaardigd in een zgn. Witboek.
Herverzekering Het door een pensioenfonds geheel of gedeeltelijk onderbrengen van een pensioenregeling in een levensverzekeringsovereenkomst en / of het door een pensioenfonds onderbrengen van extra hoge risico’s bij een levensverzekeraar, zoals overlijdensrisico van deelnemers en invaliditeitsrisico’s.
Nabestaandenpensioen Hieronder vallen weduwe-, weduwnaars- en wezenpensioen.
Indexatie Hieronder wordt verstaan de aanpassingen van de ingegane pensioenen en / of premievrije aanspraken (voor pensioeningang) op basis van de stijging of daling van een indexcijfer dan wel een vast percentage. Veelal worden daarvoor de prijsindexcijfers van het CBS (Centraal Bureau voor de Statistiek) gehanteerd.
Stichting GE-Pensioenfonds
J A A R V E R S L A G 2000
45
Koopsom Eenmalige betaling die aan de uitvoerder van de pensioenregeling is verschuldigd en waarvoor een bepaalde pensioenaanspraak wordt ingekocht. In beginsel is een koopsom dus een eenmalige betaling.
Lijfrente Het begrip lijfrente wordt gebruikt in de individuele levensverzekeringsmarkt. Technisch gesproken is een lijfrente hetzelfde als een ouderdomspensioen. Het belangrijkste verschil is dat een lijfrenteverzekering privé wordt gesloten, terwijl bij pensioen altijd sprake is van een werkgever-werknemer relatie.
Partnerpensioen Benaming voor een vorm van nabestaandenpensioen ten behoeve van de ongehuwde partner met wie een ongehuwde deelnemer aan de pensioenregeling een gezamenlijke huishouding voert. Bij ministeriële resolutie van 23 maart 1988, Nr. DB/7016, zijn partnerpensioenregelingen aangewezen als pensioenregelingen in de zin van de wet op de loonbelasting, mits voldaan wordt aan de in de Resolutie gestelde voorwaarden.
46
Partnerregistratie De Wet Partnerregistratie is per 1 januari 1998 in werking getreden. Deze wet opent de mogelijkheid voor partners die niet willen of kunnen huwen hun relatie te laten registreren bij de burgerlijke stand van de gemeente, waar U samen Uw wens kenbaar moet maken. Partnerregistratie is gelijkgesteld met het huwelijk en geldt ook partners van gelijke sekse. De groep bloedverwanten valt er buiten.
Performance Benchmark Een performance benchmark is een standaard waartegen de wijze van beleggen van een fonds wordt gemeten en succes of falen wordt beoordeeld. Zonder een goede benchmark is het onmogelijk kwalitatieve en kwantitatieve evaluatie van het behaalde rendement op beleggingen te maken.
Sterftetafels Geven aan wat de levens- en sterftekansen zijn van mannen en vrouwen in Nederland afhankelijk van de bereikte leeftijd. Ze worden gebruikt bij de berekening van de voorziening pensioenverplichtingen door de actuaris.
Stichting GE-Pensioenfonds
J A A R V E R S L A G 2000