JAARVERSLAG 2010 AFDELING NEUROLOGIE
JAARVERSLAG AFDELING NEUROLOGIE/KNF VUmc 2010
Inhoudsopgave Inleiding.............................................................................................................................. 2 Patiëntenzorg...................................................................................................................... 4 Klinische zorgeenheid ......................................................................................................... 4 Poliklinische zorgeenheid.................................................................................................. 10 Klinische Neurofysiologie .................................................................................................. 13 Logopedie ......................................................................................................................... 18 Wetenschappelijk Onderzoek ............................................................................................ 19 Bewegingsstoornissen ....................................................................................................... 19 Multipele sclerose ............................................................................................................. 22 Neuro-oncologie................................................................................................................ 24 Onderwijs.......................................................................................................................... 28 De opleiding tot neuroloog ............................................................................................... 35 Personeel .......................................................................................................................... 37 Functies intern/extern staf Neurologie .............................................................................. 42 Publicaties......................................................................................................................... 45
Inleiding
2010 was voor de afdeling Neurologie een jaar dat gekenmerkt werd door visitatie en accreditatie. Maar ook door feestelijke gebeurtenissen, zoals promoties, prijzen en de opening van het Alzheimercentrum door HM de Koningin op 28 september. Aan deze feestelijke opening ging een periode vooraf van verbouwingen en improvisaties die een zware wissel trok op het personeel van de polikliniek en de spreekuurhouders. Maar deze beproevingen werden glansrijk doorstaan en er bleek achteraf nauwelijks enige invloed te zijn geweest op de poliklinische productie. Op 28 oktober was de visitatie van de opleiding Neurologie gepland. De voorbereiding op deze visitatie was intensiever dan gebruikelijk. Reden daarvoor was het feit dat de opleiding weliswaar nog volgens de “oude principes” werd gevisiteerd (de nieuwe criteria werden pas op 1 januari 2011 van kracht), maar de afdeling had ingestemd met het voorstel van de KNMG en het Consilium Neurologicum om als proeftuin voor het nieuwe visiteren te dienen. En dat bracht met zich mee dat een uit stafleden en arts-assistenten samengestelde delegatie zich onderwierp aan een wederzijds zelfonderzoek, dat werd begeleid door Corry den Rooijen, onderwijsdeskundige bij de KNMG. Niet alleen deze reflectie op het functioneren van de opleiding, maar ook het gezamenlijk schrijven van het locale opleidingsplan en een meting van de werkdruk van arts-asssiententen waren onderdeel van de voorbereidingen, evenals een meting van het opleidingsklimaat en van de competenties van de individuele opleiders middels de meetinstrumenten SET-Q en D-RECT. De opleidingsvisitatie ging vergezeld van een zogenaamde kwaliteitsvisitatie van de afdeling door de NVN. Dit was de eerste keer dat de afdeling een dergelijke gecombineerde visitatie onderging en er liepen op 28 oktober dus twee visitatiecommissies over de verschillende locaties van de afdeling in het VUmc. Dit alles eindigde succesvol en de opleiding werd met vijf jaar verlengd. De condities (voorwaarden, etc.) waaronder deze erkenning plaatsvond zullen geen onoverkomelijke problemen opleveren. Na de gecombineerde opleidings- en kwaliteitsvisitatie werd het VUmc in de week van 22 tot 26 november bezocht door de NIAZ-accreditatiecommissie. Ook op deze visitatie had de afdeling Neurologie zich goed voorbereid. Protocollen en procedures waren in de maanden hieraan voorafgaand grondig doorgenomen en de teksten waarin deze gevat waren werden nog eens kritisch bezien, waarna de definitieve beschrijvingen op “Kwaliteitsnet” werden geplaatst. Ook deze exercities vergden veel van de medewerkers van de afdeling maar resulteerden uiteindelijk in een goed beoordelingsrapport. Naast deze afdelingsbrede toetsen was er ook een toets voor de individuele stafleden, waarbij hun kennis omtrent regelgeving rond wetenschappelijk onderzoek middels een officieel examen werd getest. Daartoe hadden allen de zogenaamde BROK-cursus gevolgd, een ééndaagse cursus waarin zeer compact alle regelgeving werd behandeld. De medische staf van de afdeling werd dus op diverse tijdstippen en op uiteenlopende competenties stevig doorgelicht. Bij een stafbrede retraite op 24 maart waren al deze aspecten uitvoerig aan de orde geweest en werd actief geanticipeerd op de te verwachten ontwikkelingen. De ontwikkelingen die de afdeling in 2010 doormaakte en die zich ook daarna in hoog tempo zullen voortzetten, hadden vanzelfsprekend veel te maken met de ontwikkelingen die op instituutsniveau speelden. Zo werd in 2010 een start gemaakt met de oriëntatie op zwaartepunten. De afdeling Neurologie participeert met drie patiëntengroepen (dementie, bewegingsstoornissen en multipele sclerose) in het zwaartepunt “Hersenen” en alle drie de groepen hebben een zogenaamde “A-status” waarmee bedoeld wordt dat het hele traject van diagnostiek en behandeling aan deze patiënten kan worden geboden en dat daarnaast zowel klinisch als basaal en translationeel onderzoek aan deze groepen zijn gekoppeld. Binnen het zwaartepunt “Kanker” heeft de neuro-oncologie dezelfde “Astatus”. De Klinische Neurofysiologie verrichtte aan al deze vier patiëntengroepen onderzoek dat zich toespitste op de magneto-encephalografie en de configuratie van cerebrale netwerken.
2
Het onderzoek van de afdeling neurologie had ook in 2010 weer een aanzienlijke output, waarbij een aantal malen zeer prominente tijdschriften werden gehaald. Voor wat betreft de patiëntenzorg werd in het opzicht van kwaliteit veel winst geboekt. Opvallend was de toename van het aantal CVA-patiënten dat een behandeling met intraveneuze trombolyse onderging. Bij deze behandeling nam in de loop van 2010 de zogenaamde “door –to-needle-time” significant verder af. Op de verpleegeenheid nam het aantal opnamen toe, terwijl de gemiddelde opnameduur opnieuw fors daalde. Dit betekent dat de productiviteit van het personeel verder toenam. De toename van het aantal opnamen is vooral toe te schrijven aan de toename van het aantal patiënten dat door de afdeling Neurologie op de Spoedeisende Hulp werd behandeld. Deze toename was zodanig dat er al in 2009 toe moest worden overgegaan om tijdens de vroege avonduren een dubbele assistentenbezetting te realiseren. Deze inzet maakte enerzijds een snellere doorstroming van patiënten op de SEH mogelijk maar leidde er anderzijds toe dat de belasting van de assistenten ook in 2010 verder toenam en dat het in toenemende mate moeilijk werd om een sluitend rooster te realiseren. Vooral de assistentenbezetting op de verpleegeenheid was regelmatig onder het gewenste niveau. De inspanningen ten behoeve van het onderwijs in het basiscurriculum resulteerden in goede evaluaties van bachelor- en masteronderwijs. Het M1-onderwijs (blok M1-3) vergt veel inspanning maar de stellige indruk bestaat dat de studenten veel baat hebben bij dit onderwijs, dat goed voorbereidt op het co-schap in het tweede jaar. Zoals eerder gezegd vierde de afdeling een aantal heugelijke feiten. Er vonden in 2010 maar liefst zes promoties plaats van arts-assistenten (J.L.W.Bosboom, I.Bosma, J.Kragt, N.Tolboom, N.A.Verwey) of andere onderzoekers (L.Douw) die aan de afdeling neurologie waren verbonden Drie AIOS’ werden in 2010 neuroloog, te weten drs M.L.van der Meer, dr M.J.Vos en dr E.C.W. van Straaten. Zowel drs van der Meer als dr van Straaten bleven voorlopig aan de afdeling verbonden. Dr Vos kreeg een functie in het MC Haaglanden te Den Haag. Prof. dr C.H.Polman ontving op 4 november 2010 de Winkler-medaille van de NVN. Deze zeer eervolle onderscheiding wordt eens in de vijf jaar uitgereikt aan een neuroloog die zich op een bepaald gedeelte van het vak zeer verdienstelijk heeft gemaakt Uit het bovenstaande, dat slechts een korte opsomming is van een beperkt aantal feiten, blijkt dat 2010 voor de afdeling een zeer succesvol jaar is geweest.
Prof. dr. J.J. Heimans, Hoofd afdeling Neurologie
3
Patiëntenzorg Klinische zorgeenheid 1. Kenmerken patiëntencategorieën
De ZE heeft 30 bedden waarvan 26 operationeel. De observatiezaal bestaat uit 8 bedden inclusief 4 bedden voor stroke-service. Naast intensieve neurologische controles ligt het accent op observatie door gespecialiseerde verpleegkundigen. Electieve opnamen komen met name vanuit de zwaartepunten Multipele Sclerose, M. Parkinson en Neuro-Oncologie waaronder second opinions. Tachtig procent van de patiënten wordt acuut opgenomen via de spoedeisende hulp (SEH), de polikliniek of de huisarts. Het betreft vooral patiënten met aandoeningen als CVA (herseninfarct en hersenbloeding), neurotrauma (hersenschudding en hersenkneuzing) en epilepsie. Door aard en ligging van het ziekenhuis worden ook veel supra-regionale patiënten aangeboden onder meer via Schiphol. Goede afspraken met huisartsen, CPA en neurologen van de diverse ziekenhuizen zorgden voor een verdere toename van het aantal trombolyses in de regio Amsterdam. Ook in 2010 werden weer meer trombolyses uitgevoerd vergeleken met voorgaande jaren (zie prestatie-indicatoren) In 2010 kregen 59 patiënten trombolyses dwz ruim 25 % van alle patiënten met een herseninfarct. Er is permanent een bed beschikbaar voor trombolyse. Voor CVA-patiënten geldt in Amsterdam een regiobeleid m.u.v. patiënten aangeboden voor trombolyse.
Aantal trombolyses, Amsterdam 300 250 200 150 100
VU OLVG SLAZ SLV AMC 2010
2009
2008
2007
2006
2005
2004
2003
2002
2001
2000
1999
0
1998
50
Het percentage acute opnames was in 2010 – 78 %. Er is een ontwikkeling gaande naar hogere complexiteit van de electief opgenomen patiënten die voor academisch onderzoek en expertise opgenomen worden. Er werd gepoogd deze verschillende patiëntenstromen zo goed mogelijk te coördineren. De gemiddelde opnameduur in 2010 was 5,1 dus een verdere daling tov 2009 (5.6). Er werd consequent melding gemaakt van verkeerde beddagen. Deze waren in 2010- 485 dagen en bleven op hetzelfde peil als in 2009- 481 dagen. Het WPM schreef in september 2009 een notitie over de stagnerende doorstroom en uitstroom van de patiënten. Focus bleef ook in 2010 op bevordering van doorstroom en uitstroom van patiënten naar de juiste zorginstelling.. Artsen en verpleegkundigen werken in het kader van een juiste afstemming in het opnamebeleid en ontslagbeleid nauw samen met paramedici, PCD, verpleegkundig specialisten polikliniek, revalidatiearts en transfermedewerkers. Het multidisciplinaire overleg (MDO) heeft en houdt daarom een centrale plaats binnen de organisatie van de ZE.
4
Opnamen naar diagnose CVA Trauma Epilepsie Multipele sclerose Neuro-Oncologie Parkinson Infecties Diversen TOTAAL
2005 241 282 65 110 67 32 16 207 1020
2006 248 294 85 102 74 39 23 211 1076
2007 238 355 72 195 65 30 28 248 1231
2008 259 359 77 140 63 18 14 268 1198
2009 295 339 77 118 70 25 19 265 1208
2010 379 355 91 139 93 42 20 285 1404
Bron: patiëntenpopulatiekubus Vanaf 01-01-2010 is Dr. B.W. van Oosten medisch werkplekmanager. De functie van verpleegkundig werkplekmanager werd uitgeoefend door A.Kupper. Mw J.M.E. Huizinga is teamleider voor VNEU. Zij startte in februari 2009 de Management opleiding voor de gezondheidszorg. Per 01-11-2010 is dhr P. Tabak teamleider in opleiding.
2. Samenwerking binnen het VUmc
Pre- en postoperatieve patiënten van de afdeling neurochirurgie worden regelmatig opgenomen, soms als “gastbed”. Met name neuro-oncologische patiënten worden preoperatief op de ZE opgenomen. Ook in 2010 was er een nauwe samenwerking met de Psychiatrisch Consultatieve Dienst (PCD). De ZE maakt gebruik van de digitale anamnese waardoor de PCD op regelmatige basis in consult wordt gevraagd bij bepaalde categorieën patiënten. De consulent van de PCD participeert in het MDO. De afdeling neurologie participeert als een van de opnemend specialismen voor de MPU. Ook in 2010 zijn frequent neurologie patiënten opgenomen op de MPU. De dienst Revalidatie maakt gebruik van “gastbedden” voor patiënten met een baclofen proefbehandeling. De verschillende behandelmogelijkheden zijn opgenomen in kwaliteitsnet. De route van de patiënt en de verantwoordelijkheid van de verschillende disciplines werden duidelijker omschreven. Ondanks deze beschreven behandelmogelijkheden vereist deze categorie patiënten continue afstemming tussen de betrokken disciplines. De revalidatiearts neemt structureel deel aan het MDO en bepaalt mede het revalidatie-vervolgtraject van neurologische patiënten. Er is een directe samenwerking met de dienst Dietetiek sinds de invoering van de SNAQ. De dietist neemt struktureel deel aan het MDO. Met de afdelingen cardiologie, algemene interne geneeskunde, geneeskundige oncologie en longziekten was sprake van continue samenwerking. Deze specialisten zijn vaak medebehandelaar en/of hoofdbehandelaar van patiënten op de ZE. Met de Intensive Care was veelvuldig contact over patiënten die IC zorgbehoeftig werden of die teruggeplaatst konden worden naar de ZE. Er is halfjaarlijks overleg tussen de leidinggevenden van de MC en de teamleider van de ZE. De verpleegkundige richtlijnen m.b.t. de overplaatsing naar zowel IC als MC worden jaarlijks geëvalueerd en bijgesteld. De supervisie over de patiënten op 2 B VNEU en de begeleiding van arts-assistenten en coassistenten werd ook in 2010 door 2 supervisoren uitgevoerd in een alternerend schema van 2 maanden. Er werd gewerkt met 2 teams. De begeleiding van de arts-assistenten en co-assistenten door de supervisor is hierdoor meer direct. Eén keer in de 6 weken werd een gezamenlijk werkoverleg gehouden, hieraan werd deelgenomen door artsen en medewerkers van VNEU.
5
3. Samenwerking met andere ziekenhuizen
Amsterdam is voor de opvang van acute opnamen onderverdeeld in 6 acute-zorg regio’s op basis van de postcode. Dit vindt in goed overleg met de andere ziekenhuizen plaats. Twee keer per jaar is er plenair overleg over CVA ketenzorg en protocollen. Ieder ziekenhuis heeft een neuroloog afgevaardigd. Voor het VUmc is dit dr. M.C. Visser. In 2010 hebben we geregeld CVA-patiënten uit andere dan de eigen regio opgenomen. In die gevallen werd direct bij opname of al op de SEH overlegd met de neuroloog van de regio waar de patiënt vandaan kwam wanneer terugplaatsing mogelijk zou zijn.
4. Thuiszorg, READE, verpleeghuizen en transferafdeling
Veel patiënten gaan bij ontslag naar huis. Anderen gaan voor revalidatie naar het revalidatie centrum Amsterdam (READE, naar een MESO (tijdelijke) plaats in een verpleeghuis of ze worden definitief geplaatst in een verpleeghuis in Amsterdam of daarbuiten. De aanvragen voor vervolgzorg gaan via het Transferbureau. Indien de patiënt niet tijdig kan worden overgeplaatst naar een vervolginstelling of naar huis, kunnen niet psychogeriatrisch (PG) geïndiceerde patiënten ook worden opgenomen op de transferafdeling. Dit is een verpleeghuisafdeling van Osira binnen het VUmc. Er is nauwe samenwerking met verpleeghuis St Jacob (Osira), thuiszorg Amsterdam-Zuid en READE voor wat betreft de revalidatie van CVA-patiënten. Tevens was er directe samenwerking met het beroerte advies centrum (BAC) voor de CVA patiënten die direct naar huis konden. De patiënt of familie konden contact opnemen met het BAC om de problemen die men in de thuissituatie ondervond te bespreken. Indien nodig heeft het BAC patiënten verwezen naar andere hulpverleners of instanties.
5. Parelsnoer CVA en research verpleegkundigen
Het parelsnoer is een samenwerking tussen de 8 UMC’s waarbij de volgende ziektebeelden worden onderzocht: CVA, diabetes mellitus, erfelijke darmkanker, inflammatoire darmziekten, leukemie, neuro-degeneratieve ziekten, nierfalen, reumatoïde artritis, arthrose en aangeboren hartafwijkingen. Op VNEU werken we mee aan de “parel” CVA. In april 2009 is in totaal 1,0 fte beschikbaar gesteld voor de inzet van researchverpleegkundigen in het kader van dit “parelsnoer “initiatief. Twee medewerkers vervullen samen deze functie. In juli 2009 zijn de researchverpleegkundigen gestart met de TIA-dagscreening. In totaal werden in 2009- 59 patiënten gezien en in 2010 -113. TIA dagscreening werd in 2010 meer onderdeel van de dagelijkse patiëntenzorg en zal in 2011 door de medewerkers van de ZE worden uitgevoerd. Het doel van de CVA parel is het creëren van een ‘data-bank’ met gegevens en materiaal van patiënten met een beroerte. Voor de ‘stroke-parel’ zullen gegevens en materiaal worden verzameld van patiënten met een TIA of een herseninfarct, patiënten met een intracerebrale of subarachnoïdale bloeding en van patiënten met een cerebrale veneuze sinus trombose. De afdeling neurologie participeert ook in 3 landelijke onderzoeken: • ARTIS: een gerandomiseerde studie waarbij de patiënt wel of geen intraveneus aspirine na trombolyse krijgen toegediend • PATCH: een gerandomiseerde studie waarbij wel of niet intraveneus trombocyten wordt toegediend bij patiënten met een supratentoriele bloeding die ascal gebruiken • DUST:een studie waarbij wordt onderzocht in hoeverre CT-A/CT-perfusie in het acute stadium van een beroerte een toegevoegde prognostische waarde heeft.
6. Patiëntveiligheid Decentrale incident melding (DIM) De decentrale digitale incident meldingen gaan naar de 5 leden tellende veiligheidscommissie. Leden van deze commissie zijn artsen en verpleegkundigen van de zorgeenheid VNEU. De medisch werkplekmanager is voorzitter. Buiten de leden van de commissie zijn bij de DIM bespreking medewerkers welkom. De leden bespreken iedere 4 weken de ingekomen meldingen. Twee leden van de commissie hebben de scholing PRISMA-analyse gevolgd. Naar aanleiding van de DIM-bespreking is er terugrapportage naar de melder. Alle meldingen worden daarna besproken in het (gezamenlijk) werkoverleg. In 2010 werden 4 DIM nieuwsbrieven uitgebracht en verstuurd naar alle medewerkers van VNEU. De meldingen die overstijgende problematiek inhouden en /of VUmc brede consequenties kunnen hebben worden doorgestuurd naar de centrale MIP.
6
Meldingen DIM VNEU 2007
2008
2009
2010
Aantal meldingen
155
132
132
158
Aard vd meldingen vallen medicatie
20 66
23 55
18 55
19 71
overig
69
54
59
68
verpleegkundigen artsen leerlingen/stagiaires paramedici andere disciplines
126 22
107 16 5 3 1
116 10 2 4
136 15
Melders
7
7
Voel je niet bezwaard als je onveiligheid aankaart geldt reeds 4 jaar als aanmoediging om ook daadwerkelijk te melden. Met name vanuit de groep verpleegkundigen wordt gemeld. Ruim 86 % (87 % in 2009) van de meldingen is afkomstig van verpleegkundigen. De (wisselende) groep artsen melden in 2010 minder nl. 9,5 % van de meldingen (7,5 % in 2009) Zeker is dat wanneer artsen consequenter gaan melden dit aandeel groter zal worden. Van belang is natuurlijk wel dat zij bekend zijn met de DIM-procedure, vandaar dat bij het introductiegesprek voor nieuwe arts-assistenten op de afdeling de werking van het DIM systeem werd uitgelegd. Complicatiebespreking In 2010 werden de complicatiebesprekingen door neurologen en arts-assistenten gecontinueerd. Hierin worden elke vier weken complicaties in het zorgproces van patiënten besproken. Ook meldingen vanuit de DIM worden hierin besproken. De verpleegkundige leiding nam structureel deel. Integrale zorg werd als zodanig meer transparant. Complicatieregistratie Vanaf 1 januari 2008 neemt de afdeling neurologie deel aan de landelijke complicatieregistratie van de Nederlandse Vereniging voor Neurologie. Voor alle klinische opnames wordt een complicatieformulier ingevuld. De resultaten zijn samengevat in onderstaande tabel. Complicatie totaal aantal Idnr totaal ICH na trombolyse totaal complicatie medicatie totaal postpunctionele hp totaal pneumonie totaal decubitus totaal trombose totaal urineweginfectie totaal delier totaal valincident totaal overige totaal complicaties Percentage complicaties*
2008 124 1 5 2 43 2 3 48 21 8 33 166 134
2009 94 3 5 1 26 0 2 31 17 7 34 126 134
2010 93 4 6 1 24 0 1 21 19 2 31 109 117
* als volgt berekend: totaal complicaties gedeeld door aantal Idnr (identiteitsnummers per Vumc) De resultaten zijn conform de resultaten in de pilotstudie in 2006. De resultaten zijn gerapporteerd naar de NVN.
7
Verpleegkundige protocollen De verpleegkundige protocollen, inmiddels meer dan 25, zijn te vinden onder het portaal Neurologie in Kwaliteitsnet. Zie hiervoor Verpleegkundige Protocollen Neurologie. Medische protocollen Voor inmiddels 26 veelvoorkomende en/of acute neurologische aandoeningen zijn in 2009 en 2010 medische beslisprotocollen gemaakt. Voor ieder onderwerp is een arts-assistent en een staflid verantwoordelijk. De protocollen zijn allemaal in een aanvankelijk tweewekelijks, later vierwekelijks overleg besproken met staf, arts-assistenten, zonodig met participatie van andere disciplines. Deze protocollen zijn in 2010 geplaatst onder het portaal Neurologie in Kwaliteitsnet. Zie Medische Protocollen Neurologie. Prestatie-indicatoren De afdeling hanteert verschillende prestatie-indicatoren. Het aantal getrombolyseerde patiënten in de jaren 2007-2010 was resp.19, 23, 31 en 59. De gemiddelde door to needle time bedroeg in 2009 68 minuten, in 2010 53 minuten. Het aantal patiënten dat binnen een uur werd getrombolyseerd steeg van 52 naar 76%. De VAS (visueel analoge schaal) wordt gehanteerd ter evaluatie van het pijnbeleid. De schaal wordt uitgereikt aan alle nieuwe artsen en verpleegkundigen. De decubitus registratie is gecontinueerd. Jaarlijks is er een landelijk decubitus prevalentie onderzoek op één meetmoment. De prevalentie van decubitus was in 2007- 0 %, in 2008 – 9,1 %.en 2009 -12,5 %. De incidentie decubitus (decubitus ontstaan op de afdeling) was zowel in de jaren 2007/2010 steeds 0 %. Met betrekking tot preventie van ondervoeding wordt de SNAQ score bij gehouden en wordt extra voeding aangeboden. Voeding is een vast onderdeel van het verpleegkundig werkplan. De doorlooptijd van de brieven blijft een punt van aandacht. Het doel is dat 90% van de ontslagbrieven binnen twee weken is verstuurd. Na de introductie van digitaal dicteren was er een duidelijke verbetering zichtbaar en werd ruim 70% tijdig gedicteerd. In de loop van 2010 zakte dit naar waarden rond de 40%. Dit wordt veroorzaakt door de in 2010 vaak krappe bezetting met vaak ook nog eens relatief onervaren artsen. Interne audit In juni 2010 werd de afdeling neurologie bezocht door auditoren van het Vumc.Als voorbereiding hierop werden de zorgprocessen van de ZE vneu onder de loep genomen, aangepast en in protocollen en richtlijnen vertaald. Dit bleek ook een goede voorbereiding op de NIAZ accreditatie die in november plaatsvond. NIAZ accreditatie In november 2010 vond de NIAZ accreditatie plaats door externe auditoren. Vijf zorgpaden werden kritisch gezien waaronder de CVA ketenzorg. Alle deelnemers van dit ketenpad waaronder medewerkers van het transferbureau en de OSIRA groep zijn geïnterviewd en de ZE werd bezocht. De accreditatie was spannend maar werd ook zeer positief ervaren.
7. Personeel
De verpleegkundige formatie bleef 34,9 fte. De leeftijdsopbouw van het verpleegkundig team, waardoor er in een paar jaar 7 verpleegkundigen met pre-pensioen zullen gaan, noopte tot het ontwikkelen van een personeelsplan teneinde ook de zorg in latere jaren te waarborgen. De zorgmanager gaf naar aanleiding van dit plan toestemming om boven formatie aan te nemen. Om communicatie en samenwerking optimaal te laten verlopen binnen het verpleegkundig team werd geïnvesteerd in een teambuildingsdag onder leiding van een coach van de Amstelacademie. Deze dag in april 2010 werd zeer positief ervaren. In februari en september werden 2x een groot teamoverleg gehouden. In het overleg van september werd in samenwerking met de Amstelacademie een vervolg gegeven aan de teambuildingsdag.
8
De leiding van de ZE heeft zich ook in 2010 gericht op het voorkómen van ziekte en verzuim. Medewerkers bellen bij ziekmelding direct met de leidinggevende zodat prognose en verloop van ziekte snel duidelijk wordt. Het kortdurend ziekteverzuim was 4,3 % en was net boven de gestelde norm van 4 % voor kortdurend verzuim. Langdurend verzuim was 0,1 % en daarmee onder de norm van 0,7 %. De senior gespecialiseerd verpleegkundige had een belangrijk aandeel in werkgroepen gericht op kwaliteit van zorg zoals, decubitus en voeding en veilig incidenten melden. Vijf verpleegkundigen maken gebruik van de seniorenregeling. Juist hierdoor konden verpleegkundigen hun functie blijven uitoefenen mede omdat zij vanaf 55 jaar geen nachtdiensten meer hoefden te vervullen. Eén verpleegkundige ging eind december 2010 met pensioen. In 2007 zijn we gestart met het werven van vrijwilligers die patiënten desgewenst bezoeken, een praatje met hen maken of een boodschap voor ze doen. Ook in 2010 werden de inspanningen van de vrijwilligers erg gewaardeerd door de patiënten en de medewerkers van VNEU. In principe komen vrijwilligers op alle werkdagen in dagdelen van 3 uren. Zij worden begeleid door de leidinggevenden. Ook in 2010 is de ARBO dienst op werkbezoek geweest. De ARBO dienst werd rondgeleid door de werkplekmanagers. Men heeft aanbevelingen gedaan voor de werkruimten van arts-assistenten en verpleegkundigen. De aanbevelingen die door VNEU konden worden uitgevoerd zijn direct gerealiseerd. De ergocoaches hebben hun activiteiten gecontinueerd. Zij gaven in overleg met de fysiotherapie klinische lessen en til-instructie aan alle medewerkers, leerlingen en stagiaires.
8. Scholing
We besteden veel aandacht aan de professionele ontwikkeling en groei van de medewerkers. Men volgt regelmatig vaste bijscholingen aan de Amstelacademie. Medewerkers worden gestimuleerd symposia te bezoeken. In 2010 zijn 2 verpleegkundigen met de één jaar durende specialistische “Vervolgopleiding neurologie voor verpleegkundigen” gestart. De cursisten liepen onder meer stage op neurochirurgie en de polikliniek neurologie. De teamleider volgt de Management opleiding in het kader van de Gezondheidszorg. Mede hierdoor worden diverse processen onder de loep genomen waaronder het opleidingsplan van VNEU. In 2010 is hier concrete invulling aan geven. Het opleidingsplan bevat aanbevelingen voor de leidinggevenden van VNEU waarbij medewerkers gestimuleerd worden om scholing te volgen. Daarnaast is het van belang dat gevolgde scholing wordt vastgelegd. In afwachting van het VUmcbrede portfolio is daarom een persoonlijk portfolio ontwikkeld voor de medewerkers waarin gevolgde scholing en afgelegde toetsing kan worden vastgelegd.
9. Onderwijs Co-assistenten
In 2009 startte het eerste masterjaar van de geneeskunde op de afdeling neurologie. De zogeheten leerstage M1.3 kreeg gestalte. Gedurende 2 ½ week bezoeken gemiddeld 8 studenten op gezette tijden de afdeling neurologie, om patiëntgebonden – en zorggebonden studietaken te verrichtten. In de loop van 2010 zijn ook de eerste M2.3 co-assistenten (tweede jaar masteropleiding) ingestroomd voor een stage van vier weken. Zij doorlopen een programma dat erg lijkt op het klassieke co-schap. Medisch, paramedisch en verpleegkundig personeel is betrokken bij de begeleiding en beoordeling van deze studenten. Er is een aparte “co-kamer” op de afdeling, inclusief een aantal PC’s.
9
Poliklinische zorgeenheid 1. Kenmerken patiëntenstromen
De PZE kenmerkt zich door een zeer dynamisch behandelproces van een grote stroom van patiënten. Dit vraagt om een goed logistiek management en scherp onderscheid van de diverse patiëntenstromen. De algemene neurologie is nog steeds de grootste patiëntenstroom. Om er voor te zorgen dat er wordt voldaan aan algemeen VUmc beleid dat patiënten vanuit onze regio snel (binnen 2 weken) terecht kunnen op de polikliniek, wordt er voor de algemene neurologie een regiobeleid gehanteerd, dat door het WPM scherp gemonitord wordt. Naast de algemene Neurologie zijn er 5 specifieke patiënten stromen n.l.: • Neuro-Oncologie • Multipele Sclerose (MS Centrum) • Parkinson • Dementie (Alzheimercentrum) • Slaapstoornissen Aan de eerste vier specifieke patiëntengroepen zijn verpleegkundig specialisten toegevoegd om de algehele coördinatie van de zorg rondom het zorgproces te organiseren en de kwaliteit van de zorg te waarborgen. In onderstaande tabel is de productie in de verschillende stromen te zien. Vanaf 2009 is dit per zorgpad vanuit Cognos af te leiden. Belangrijke trends zijn zichtbaar in de groei van de algemene patiëntenstroom met behoud en zelfs enige verbetering van de (lage) herhaalfactor. De specialistische stromen vertonen een bescheiden groei, voornamelijk veroorzaakt door beperkte capaciteit in ruimte en staf.. 2010 herh.factor EC HC Geheugenstoornissen 423 1625 3.8 MS
428 1518
3.5
Bewegingsstoornissen
256 1060
4.1
Neuro-Oncologie
298
*
*
Slaapstoornissen
81
186
2.3
Algemene neurologie
3025 3323
1.1
Totaal aantal consulten
4234 7779
1.8
* niet beschikbaar
2. Personeel
De personele formatie van de gemengde poli is vastgesteld op 15,0fte. Dit blijkt een te krappe bezetting te zijn gezien de vele uitbreidingen van de afgelopen jaren. Er is een toename van het aantal dagbehandelingen. Ook is er een toename van de Neuro-Oncologie door overname van neurooncologische spreekuren van het AMC. Verder is sprake van een verwachte groei bij de Parkinson groep en zien we daarnaast nog steeds een groei bij de polikliniek psychiatrie.
10
De formatie heeft in 2010 onder druk gestaan door de bouw van het Alzheimercentrum en de verbouw van de voorste balies en wachtkamer. Om die reden was alleen de chronische balie beschikbaar wat een belasting en hoge werkdruk voor de medewerkers is geweest. Het ziekteverzuim van de PZE is desondanks met 2.6% laag gebleven en hierin wordt enerzijds de plezierige werkomgeving alsook het strak monitoren van ziekteverzuim en werksatisfactie door het WPM gereflecteerd.
3. Ruimtelijke aspecten
Vanwege de bouw van het Alzheimercentrum zijn er nu vier balies nl: 1. Algemene neurologie en Medische Psychologie 2. Neurochirurgie en Neuro-oncologie 3. Chronische aandoeningen MS, Parkinson en psychiatrie 4. Alzheimercentrum Dit maakt het voor de patiënten overzichtelijker en bij de medewerkers is er meer betrokkenheid, echter de formatie is ook kwetsbaar, als er iemand uitvalt neemt de werkdruk van de betreffende balie toe. De telefonische bereikbaarheid blijft een aandachtspunt. De gewenste bereikbaarheid van 80% binnen twee minuten is niet behaald. Het ruimteprobleem op de PZE is ondanks de bouw van het Alzheimercentrum toegenomen. Dat heeft deels te maken met de uitbreiding bij de psychiatrie maar ook doordat de polikliniek ruimtes heeft ingeleverd ten behoeve van het nieuwe Alzheimercentrum. Het instellen van zorgpaden, nu voor de hele PZE 5 stuks in vol bedrijf, kost ook meer ruimte De zorgpaden zijn alle multidisciplinair, hetgeen inhoudt dat er per patiënt meerdere specialisten op de PZE aanwezig zijn en derhalve meer kamers in gebruik zijn. Er wordt gewerkt met spreekuur blokken. Spreekuren lopen van 8.00 uur tot 12.30 met evt. uitloop voor het afwerken van het spreekuur en start van de middagspreekuren om 13.30, doorlopend tot uiterlijk 17.30. uur. De personele bezetting is hier op aangepast. Knelpunt blijft dat er verschillende spreekuurhouders niet om acht uur kunnen beginnen vanwege de overdracht en dat probleem ook speelt aan het eind van de middag. Inmiddels zijn er 6 avond spreekuren op de polikliniek, een activiteit die voor zowel patiënten als spreekuurhouders plezierig is door o.a. het makkelijk kunnen parkeren. Het ruimte probleem wordt hierdoor ook enigszins verlicht. Door de realisatie van de nieuwe dagbehandelingkamer kon het aantal dagbehandelingen in het kader van de Tysabri behandeling van MS patiënten toenemen.
4. Activiteiten
• Bouw Alzheimercentrum 2010 heeft in het teken gestaan van de verbouwing op de polikliniek en de nieuwbouw van het Alzheimercentrum. Om die reden was het een druk en chaotische jaar. Desondanks hebben we de productie op peil weten te houden en bleef het ziekteverzuim binnen de norm. Ook werd de nieuwe dagbehandelingkamer annex verpleegpost in gebruik genomen een belangrijke verbetering voor zowel patiënten als personeel, ook de patiëntveiligheid is daardoor gewaarborgd. • Zorgpaden Op de PZE wordt er gewerkt met 4 zorgpaden voor alle vier de aandachtsgebieden. Alle zorgpaden zijn in Focus opgenomen en elke jaar vindt er een update plaats. Behaalde resultaten waren : o Toegangstijd terugbrengen naar maximaal 2 weken o Reductie doorlooptijd diagnostische traject o Reductie wachttijd voor behandeling o Reductie herhaalfactor. • DIM. Commissie kwam elke 6 weken bij elkaar. Meldingen namen in de loop van de tijd af. Meldingen werden besproken en aangepakt. Er waren 18 meldingen in 2010 • Interactief dicteren. Belangrijke verbetering voor het verwerken van de correspondentie was de nieuwe typekamer op de polikliniek, daarmee is het probleem van de veiligheid voor medewerkers opgelost Het interactief dicteren is volledig ingevoerd.
11
Resultaat van deze actie: o Logistieke winst o Overzichtelijk o Verlaging doorlooptijd Eind resultaat: binnen 14 dagen wordt de ontslagbrief nu verzonden naar de verwijzers, cf de landelijke norm. • Patiëntervaring.nl Door alle verbouwingsperikelen zijn we in 2010 tijdelijk gestopt met patiëntervaring.nl na de verbouwing wordt het weer opgepakt.
5. Plannen 2009/2010
• Instellen vervolgpoli’s. • Realiseren goede telefonische bereikbaarheid voor patiënten volgens de afgesproken norm: 80% van de ingekomen telefoontjes is beantwoord binnen 2 minuten. Voor verwijzers is dat 90%. Om dat de bereiken hebben alle administratieve medewerkers een telefoontraining gevolgd. Tevens zal er in 2011 een uitbreiding van de telefooncentrale plaats vinden. • Alle administratieve medewerkers gaan op balietraining om zo de patiëntvriendelijkheid te vergroten. • Alle documenten worden op het kwaliteitsnet geplaatst. • 100% Jaargesprekken voeren met de daaraan functiegekoppelde competenties. • Nieuw zorgpad ontwikkelen voor het Alzheimercentrum. .
12
Klinische Neurofysiologie 1. Personeel
De formatie van de klinische neurofysiologie/MEG bestaat uit 3 klinisch neurofysiologen (2.8 fte). Deze formatie is sinds november 2010 uitgebreid met 0.8 fte in de persoon van dr.E.C.W. van Straaten. Deze informatie uitbreiding is deels gebaseerd op toenemende werkdruk door KNF ondersteuning tijdens neurochirurgische, orthopedische en vaatchirurgische OK’s, de (mede door de opleidingsvisitatie onderstreepte) noodzaak om het KNF vaatonderzoek uit te breiden, zowel in termen van patiëntenzorg als opleiding voor AIOS neurologie, en het feit dat dr. R.L.M. Strijers te kennen heeft gegeven begin 2011 zijn werkzaamheden op de afdeling KNF van het VUmc met een dag per week terug te brengen. Daarnaast bestaat onze formatie uit twee fysici (1.25 fte waarvan 0.25 detachering vanuit de FMT), een systeembeheerder (gedetacheerd vanuit de afdeling ICT), 10.3 fte aan laboranten, waarvan er 1.2 ten laste komt van de MEG. De secretariële ondersteuning komt van een vaste secretaresse die voor 0.5 fte MEG werkzaamheden en voor 0.5 fte aan KNF gerelateerde werkzaamheden doet. Daarnaast hebben een aantal onderzoekers en medewerkers van SEIN een nulaanstelling bij de KNF. Op personeel gebied hebben er in 2010 enkele veranderingen plaatsgevonden. Er is een nieuwe leerling laborant begonnen in juli 2010. Twee gediplomeerden laboranten verlieten de afdeling. Het is nog steeds moeilijk om alle openstaande formatie voor KNF laboranten te vullen met gediplomeerden. De systeembeheerder (0.8 fte gedetacheerd vanuit de ICT) heeft een baan elders gevonden per 1 oktober 2010 en in overleg met de afdeling ICT is besloten de vrij gekomen formatie op dit moment nog niet in te vullen maar de middelen te benutten om opslag en beheer van patiënten gegevens en data naar huidige maatstaven (o.a. NIAZ) om te vormen. Er is in 2010 een nieuwe functieomschrijving gekomen voor laboranten en de hoofdlaborant KNF. Deze nieuwe functieomschrijving en daarbij horende inschaling is in 2010 ingevoerd. Hiermee is de salariëring van de KNF laboranten gelijk getrokken aan de laboranten in omliggende ziekenhuizen. Maandelijks is er een afdelingsoverleg met alle werknemers van de afdeling en teamoverleg met de laboranten. Maandelijks is er overleg tussen het afdelingshoofd, fysicus, hoofdlaborant en ICT. Er is een wekelijks stafoverleg waaraan de stafleden, de hoofdlaborant en de coördinerend fysicus deelnemen. De fysicus en het hoofd KNF overleggen wekelijks. Jaarlijks worden er jaargesprekken gevoerd met alle medewerkers. De hoofdlaborant voert deze met de laboranten en het hoofd van de KNF met de stafleden. Hierbij wordt vooral aandacht besteed aan wensen en mogelijkheden voor verdere ontwikkeling en specialisatie. Alle gediplomeerde laboranten hebben zich gespecialiseerd in een of meer aandachtsgebieden zoals bewaking van ruggenmerg operaties, complexe vasculaire ingrepen, plexus chirurgie, SDR, epilepsie/ tumor chirurgie, vaatdiagnostiek, slaapregistraties, EMG bij CTS of MEG. Naar verwachting zal de noodzaak voor specialisatie in de toekomst verder toenemen.
2. Patiëntenzorg/Verrichtingen
Eind 2009, begin 2010 is het oude MEG systeem vervangen door een nieuw systeem. Verbouwing, installatie en operationeel maken van dit systeem hebben enkele maanden in beslag genomen. Het aantal MEG metingen met het nieuwe MEG systeem is na een voorzichtige start in februari 2010 opgelopen tot 287 waarvan 89 met klinische vraagstelling, een toename van 40% ten opzichte van vorige jaren. Klinische MEG registraties zijn arbeidsintensief (metingen duren één tot enkele uren; uitwerking vergt één of meer dagdelen) maar leveren € 900 per registratie op, en vormen daarmee een belangrijke bron van inkomsten. De verrichtingentrend van de laatste jaren is ook in 2010 zichtbaar; er heeft een duidelijke verschuiving plaatsgevonden van relatief eenvoudig kortdurend klinisch neurofysiologisch onderzoek, naar complexe langdurige registraties met één of meer klinisch neurofysiologische technieken tijdens bijvoorbeeld operaties of registraties op intensive care of op de epilepsy monitoring unit (tijdelijk de MC Nch). Deze registraties zijn naast complex, arbeidsintensief en doen een relatief en absoluut groot beroep op de beschikbare personele middelen. Het was met de huidige staf- en laborantenformatie helaas niet mogelijk aan alle aanvragen voor KNF ondersteuning
13
te voldoen. Er is in 2010 dan ook regelmatig overleg gevoerd met de belangrijkste aanvragende disciplines van deze complexe monitoring, waarbij vanuit de KNF is aangegeven dat we gedwongen zijn keuzes te maken in onze verrichtingen. Deze keuzes zijn gebaseerd op raakvlakken met bestaand (wetenschappelijk) onderzoek (epilepsiechirurgie, samenwerking met SEIN en NIN, neurooncologie), opbrengsten (epilepsiechirurgie) en toekomst vooruitzichten. Daarnaast heeft het specialisme orthopedie meer dan eens aangeven het aantal scoliose-correctie operaties te willen uitbreiden en daarmee een groter beroep wil doen op KNF ondersteuning en daarvoor ook middelen beschikbaar wil stellen. Het is de verwachting dat deze vraag voor complexe monitoring en ondersteuning in 2011 nog verder zal toenemen. Deze ontwikkelingen hebben er helaas toe geleid dat de functionele tumorchirurgie sinds 2010 grotendeels zonder KNF monitoring wordt uitgevoerd, een ontwikkeling die we in 2011 opnieuw gaan beoordelen en herzien. In 2010 zijn er wederom patiënten (N = 5) geïmplanteerd met diepte elektroden, in nauwe samenwerking met SEIN en het NIN. Deze registraties bij patiënten met refractaire epilepsie vereisen een zeer complexe langdurige multidisciplinaire samenwerking gedurende planningsfase, implantatie en aanvalsregistratie van 10 dagen. Gezien het aanbod van patiënten en de behoefte om deze registraties volledig onder één dak te laten plaatsvinden, is in 2010 reeds begonnen met de eerste voorzichtige plannen voor een dedicated epilepsie monitoring unit in VUmc in nauwe samenwerking met SEIN. We hopen deze plannen in 2011 verder te ontwikkelen en tot uitvoer te kunnen brengen. Ook de wetenschappelijke samenwerking met het NIN tijdens bovenstaande registraties is uniek in zijn soort. Deze simultane diepte registraties op neuron niveau (single-cell registraties mbv micro wires), een registratie met de hoogste resolutie mogelijk met “brain imaging” technieken, lijken bij de eerste patiënten registraties zeer veelbelovend. In bijgevoegde tabellen komen de productie verschuivingen duidelijk naar voren. Hierin is een verdeling gemaakt in de verrichtingen op grond van totale tijdbelasting voor staflid en laborant en tevens gerelateerd aan een afnemend personeelbestand. Gezien deze toenemende trend van tijdbelasting, de te verwachten extra toename van complexe verrichtingen, de aanbevelingen en eisen uit audits en visitaties, is het voor de komende jaren essentieel dat ten eerste de staf formatie op huidig niveau wordt gehouden en tevens de laboranten formatie op peil wordt gebracht. 3. Vervanging MEG systeem / Verbouwing Alzheimer centrum Vervangen MEG systeem In mei 2010 vond de feestelijke opening plaats van het nieuwe MEG centrum. Om dit te vieren werd een symposium georganiseerd met als titel: “MEG at the VUmc. The past, the present and the future “. Er waren presentaties van tal van (inter)nationale gasten en er werd een rondleiding gegeven in het nieuwe MEG centrum. Verbouwing Alzheimer centrum De nieuwbouw van het Alzheimer centrum heeft grote consequenties gehad voor de afdeling KNF. In verband met de extra noodzakelijke ruimte in de polikliniek heeft een herverdeling van ruimte plaatsgevonden. Van de nood is een deugd gemaakt door ook een herverdeling en restauratie van de klinische afdeling te laten plaatsvinden. Grote onderzoekkamers zijn opgedeeld en kantoorruimtes zijn gecreëerd. Het poliklinische en het klinische gedeelte van de afdeling hebben daarmee een ware metamorfose ondergaan. Tezamen met de nieuwe wachtruimte heeft onze afdeling een moderne aanblik gekregen. 4. Interne audit, NIAZ accreditatie en visitatie opleiding en kwaliteit Neurologie In juni 2010 is de klinische zorgeenheid VNEU en de afdeling KNF intern geauditeerd, vooruitlopend op de NIAZ accreditatie. Vooruitlopend op deze audit zijn onder andere zelfevaluatielijsten ingevuld welke als leidraad hebben gediend voor het samenvattingrapport en verbeterplan. Tijdens de audit stonden met name de thema’s Veiligheid en ARBO & Milieu centraal. De volgende verbeterpunten zijn aangegeven: het administratieve proces is niet volledig beschreven; nog niet alle protocollen staan op KwaliteitsNet; meer expliciete aandacht voor preventie van werkgerelateerde klachten; invoeren systematisch patiënten tevredenheid onderzoek; meer aandacht voor borging van periodiek onderhoud op apparatuur door firma’s of FMT; verbeteren van ondersteuning door ICT die als onvoldoende wordt ervaren; verbeteren infrastructuur ten behoeve van opvang van patiënten en personeel bij calamiteiten.
14
Aan de hand van dit rapport zijn verbeteracties opgesteld waarin de kritiekpunten worden aangepakt. In nauwe samenwerking met Mw. L. Bijman (instituut ondersteuning patiëntenzorg), zijn alle openstaande punten aangepakt en naar audit en NIAZ normen opgewaardeerd. In november 2010 zijn vertegenwoordigers van NIAZ naar het VU medisch centrum gekomen om te toetsen of aan alle voorwaarden van accreditatie is voldaan. Continu staat de veiligheid van personeel en patiënten op de voorgrond. We weten inmiddels dat de accreditatie is verleend en we zullen de acties die hieruit voortvloeien in de komende tijd realiseren. In 2010 werd gestart met het patiënt tevredenheidonderzoek. De patiënten krijgen na het medische onderzoek op de polikliniek een vragenlijst mee naar huis met daarin 15 vragen over uiteenlopende zaken met betrekking tot de afdeling KNF. Het antwoordformulier kan kosteloos worden teruggestuurd. Deze bevindingen zijn een eerste aanzet tot het verbeteren en monitoren van de patiëntenzorg. Veel tijd is gestoken in de samenwerking met ICT. Van oudsher (start MEG centrum) was deze gebaseerd op een dienstverleningovereenkomst, waarbij 0.8 fte ICT gedetacheerd was op de afdeling KNF. Na het vertrek van de gedetacheerde ICT’er is de centrale data opslag en beheer samen met de afdeling ICT geïnventariseerd. Er is een plan opgesteld om deze infrastructuur naar de huidige maatstaven (Nen 7510, NIAZ) te hervormen. Dit plan heeft er toe geleid dat een nieuwe dienstverleningsovereenkomst is aangegaan welke sinds december 2010 wordt uitgevoerd. Deze is gebaseerd op volledig centrale opslag en grotendeels centrale ondersteuning, waarbij betaald wordt voor geleverde diensten. De opzet is zodanig gekozen dat er sprake kan zijn van een overgang van volledig decentraal beheer (afdeling) naar volledig centraal beheer (ICT), analoog aan huidige VUmc ontwikkelingen met betrekking tot ICT infrastructuur. In oktober 2010 is de afdeling Neurologie en subafdeling Klinische Neurofysiologie gevisiteerd in kader van opleiding en kwaliteit. De adviezen en aanbevelingen met betrekking tot kwaliteit hebben te maken met periodiek onderhoud van apparatuur, ondersteuning door ICT en structuur van secretariaat. Met betrekking tot de opleiding zijn de voornaamste aanbevelingen: een verbetering in betrokkenheid bij de opleiding en besprekingen met (leerling) laboranten en assistenten en de noodzakelijkheid tot zelfstandig verrichten van ultrageluidonderzoek, met name ook in kader van de opleiding van de assistenten neurologie. Deze aanbevelingen zijn in grote lijnen dezelfde als die in de interne audit en NIAZ naar voren zijn gekomen. De verbeteracties zijn reeds in 2010 ingezet en grotendeels uitgevoerd.
5
Onderwijs en opleiding
Ook in 2010 heeft de afdeling KNF een volledige opleidingsbevoegdheid voor de opleiding van leerling laboranten KNF. De KNF is betrokken bij de opleiding van assistenten neurologie tot neuroloog. Stafleden KNF zijn veelvuldig betrokken bij de opleiding geneeskunde in de vorm van colleges en begeleiden van werkgroepen en ALCO onderwijs. Colleges worden ook verzorgd voor studenten neurowetenschappen en promovendi van ONWA. De KNF verzorgt jaarlijks een week onderwijs voor studenten van de opleiding Medische Natuurwetenschappen. Ieder jaar wordt in de maand oktober een vier weken durende cursus functional brain imaging vanuit de KNF gecoördineerd. Stafleden van de KNF participeren in landelijke nascholing (Boerhaave cursussen, Comenius leergangen voor leiderschap, stichting raad beroepsopleidingen laboranten KNF) visitatie van niet opleidingsafdelingen, en het kernconsilium neurologie.
6. Wetenschappelijk onderzoek
Het wetenschappelijk onderzoek van de KNF en de MEG vindt voor een belangrijk deel plaats in nauwe samenwerking met de vier officieel erkende onderzoekslijnen van de afdeling neurologie. Het accent van het wetenschappelijk onderzoek ligt op het gebruik van MEG en EEG als technieken om complexe functionele netwerken in kaart te brengen bij verschillende neurologische aandoeningen (Dementie, MS, M.Parkinson en hersentumoren).
15
Daarnaast wordt ook onderzoek gedaan naar de rol van hersennetwerken bij het ontstaan van epilepsie. Dit onderzoek gebeurt in samenwerking met de neuro oncologie groep, de afdeling neurochirurgie en SEIN. In 2010 werd gestart om bij patiënten met diepte electroden metingen te doen op het niveau van individuele neuronen. Dit onderzoek wordt gedaan in samenwerking met het NIN en de afdeling neurochirurgie van het VUmc. Tabel 1. KNF verrichtingen 2008-2009 2008 2597 1182 479 206 35 335 12 16 37
2009 2693 1184 530 181 25 324 14 16 51
EMG standaard intensive care EMS Single fiber tijdens operatie
864 799 9 14 18
858 794 19 4 11 19
EP standaard intensive care ERG tijdens operatie
195 107 31 6 51
177 110 31 13 45
Ultrageluid duplex TCD
106 99 7
82 73 8
MEG wetenschappelijk klinisch intern klinisch extern
368 310 19 34
491 439 14 38
Totaal
4130 2008 2597 1182 479 206 35 335 12 16 37
4301 2007 2672 1286 485 147 24 343 23 25 23
864
990
EEG standaard geheugen poli intensive care couveuse ambulant MSLT WADA corticografie
EEG standaard geheugen poli intensive care couveuse ambulant MSLT WADA corticografie EMG
16
standaard intensive care EMS tijdens operatie
799 9 14 18
950 11 10 14
EP standaard intensive care ERG tijdens operatie
195 107 31 6 51
237 148 25 19 45
Ultrageluid duplex TCD
106 99 7
159 100 59
MEG wetenschappelijk klinisch intern klinisch extern
368 310 19 34
298 295 10 26
4130
4356
Totaal
17
Logopedie De afdeling logopedie-neurologie is een paramedische afdeling binnen de afdeling neurologie en bestaat uit drie parttime werkende logopedisten; Corinne van den Bergh-Raat, Antoinette Keulen en Michelle Engels.
Patiëntenzorg
In 2010 werden 539 nieuw aangemelde patiënten gezien voor logopedisch onderzoek en behandeling. Daarvan zijn 109 nieuwe poliklinische patiënten ( 25 kinderen en 84 volwassenen). Van alle 430 klinische patiënten verbleef 248 op de afdeling neurologie. De overige patiënten kwamen van andere afdelingen, zoals neurochirurgie, kindergeneeskunde en medium care en overige afdelingen: 64 van de neurochirurgie 63 van de kindergeneeskundeafdelingen 55 van overige afdelingen. De stoornisgebieden betroffen: afasie, dysartrie, dysfagie, overige communicatiestoornissen (veelal secundaire taalstoornissen t.g.v. dementie of contusio cerebri) en voedingsproblemen bij kinderen. Daarnaast kwamen veelvuldig complexe stoornissen voor, hetgeen betekent een combinatie van bovengenoemde stoornissen.
Onderwijs
Naast de patiëntenzorg werd frequent onderwijs gegeven aan verschillende disciplines: logopedisten, artsen, co-assistenten, voedingsassistenten en verplegend personeel. Dit vond zowel binnen als buiten het VUmc plaats.
Nascholing logopedisten
Naast het geven van presentaties en nascholing, werden verschillende cursussen, werkgroepen en kwaliteitskringen en onderwijs bijgewoond en gevolgd om op de hoogte te blijven van de nieuwste technieken en onderzoeken op het gebied van Afasie, MS, dementie, M. parkinson en voedingsproblemen bij kinderen. Zoals myofeedback en electrostimulatie bij MS, De EFS ( early feeding skills assessment ) bij zuigelingen, Parkinsonnet, CAT taaltest voor afasie patiënten.
Overige ontwikkelingen:
Ook de voorlichtingskaarten voor Afasiepatiënten zijn verder ontwikkeld en zullen in 2011 op de markt komen. Op het kwaliteitsnet in het VUmc zijn alle belangrijke documenten van de afdeling logopedie neurologie geplaatst en te vinden.
18
Wetenschappelijk Onderzoek Bewegingsstoornissen Inleiding
Het wetenschappelijk onderzoek op het gebied van bewegingsstoornissen richt zich op de ziekte van Parkinson en daaraan gerelateerde aandoeningen. De ziekte van Parkinson is een van de meest voorkomende degeneratieve hersenziekten die ongeveer 1 op de 1000 mensen treft. Op dit moment zijn er in Nederland ongeveer 50.000 patiënten met de ziekte van Parkinson, een aantal dat met de toenemende vergrijzing in 2015 zal zijn gestegen tot 70.000. De meest bekende symptomen van de ziekte van Parkinson zijn de motorische symptomen zoals beven, traagheid en spierstijfheid, samenhangend met een tekort aan de overdrachtsstof dopamine. Veel patiënten met de ziekte van Parkinson hebben daarenboven ook last van niet motorische symptomen zoals depressiviteit, incontinentie, sexuele stoornissen en slaapproblemen. In de latere fasen van de ziekte onstaat een toenemende valneiging en ontwikkelt een groot deel van de patiënten neuropsychiatrische symptomen zoals een dementie en/of psychose of impulscontrolestoornissen . De beschikbare behandelingsmogelijkheden zijn puur symptomatisch en hebben geen invloed op het degeneratieve proces waarvan de oorzaak nog onbekend is. In 2008 is gestart met het werken volgens een poliklinisch zorgpad voor patiënten met de ziekte van Parkinson en andere bewegingsstoornissen. Hierbij worden alle nieuwe patiënten gezien tijdens een poliklinische dagscreening, waardoor de kwaliteit van de geleverde zorg is verbeterd en tevens een systematische klinische gegevensverzameling mogelijk is geworden. Ook het 2de jaar van deze gestroomlijnde zorgverstrekking is een groot succes gebleken: het aantal nieuwe consulten per jaar is verder toegenomen tot 256. De beoogde samenwerking met de afdeling neurologie van het AMC op het aandachtsgebied van de bewegingsstoornissen heeft in 2010 verder gestalte gekregen door het afronden van de business case van het Centrum voor Neurologische Bewegingsstoornissen Amsterdam (CNBA). Dit samenwerkingsverband zal naast voordelen op het gebied van de patiëntenzorg leiden tot de beschikbaarheid van grotere patiëntengroepen voor wetenschappelijk onderzoek.
Patiëntgebonden wetenschappelijk onderzoek
Het wetenschappelijk onderzoek is voor het grootste deel ondergebracht in het programma Neurodegeneratie van de Neuroscience Campus Amsterdam, en wordt uitgevoerd in samenwerking met andere onderzoeksgroepen binnen VU en VUmc. Het onderzoek is gericht op verbetering van de mogelijkheden tot vroege diagnostiek en monitoring van ziekteprogressie, alsmede het vergroten van het inzicht in pathogenetische en pathofysiologische mechanismen. Bij de bestudering van de pathofysiologische mechanismen die ten grondslag liggen aan de verschijnselen van de ziekte ligt een belangrijk accent op de rol van veranderingen in functionele neuronale netwerken. In 2010 is een eerste aanzet gegeven tot interventiestudies gericht op de behandeling van de vaak ernstig invaliderende neuropsychiatrische symptomen bij de ziekte van Parkinson ten einde de huidige beperkte behandelingsopties van deze symptomen te verruimen. Een kleiner deel van het onderzoek is ondergebracht in het VUmc onderzoeksinstituut MOVE en wordt uitgevoerd in samenwerking met de dienst fysiotherapie en de faculteit bewegingswetenschappen. Dit deel van het onderzoek is gericht op de effecten van externe prikkels op het bewegingspatroon van patiënten met de ziekte van Parkinson, alsmede de onderliggende neurofysiologische mechanismen. • Niet-motorische stoornissen bij de ziekte van Parkinson De pathofysiologie van niet-motorische functiestoornissen bij de ziekte van Parkinson wordt onderzocht door middel van neuropathologisch onderzoek, klinisch neurologisch en neuropsychologisch onderzoek, en brain imaging technieken. Het onderzoek is met name gericht op stoornissen van het reukvermogen, cognitieve stoornissen, psychotische manifestaties en slaapstoornissen. Zo wordt in een longitudinale cohortstudie de ontwikkeling van cognitieve stoornissen en dementie bij de ziekte van Parkinson bestudeerd. Hierbij wordt gebruik gemaakt van zowel structurele (MRI) als functionele (fMRI, MEG) brain imaging technieken. Een belangrijk pathofysiologisch mechanisme lijkt gevormd te worden door verandering in de functionele connectiviteit tussen hersengebieden, die in de vroege stadia van de ziekte (pathologisch) versterkt
19
is, maar bij de ontwikkeling van een dementie juist in specifieke delen van de hersenen weer afneemt. Daarbij is er ook een duidelijke invloed van de gebruikte dopaminerge en cholinerge medicatie. In 2010 is de eerste follow-up in het kader van dit prospectieve onderzoek na een gemiddelde follow-up duur van ruim vier jaar afgerond. De eerste resultaten tonen een sterke correlatie tussen vertraging van hersenactiviteit en cognitief verval. Het in 2009 geïnitieerde onderzoeksproject in samenwerking met de afdeling Anatomie en Neurowetenschappen (ANW) waarin met behulp van MEG en (functionele) MRI gekeken gaat worden naar de rol van corticocorticale en cortico-striatale functionele connectiviteit bij specifieke cognitieve functies, en de veranderingen die hierin optreden bij nog onbehandelde patiënten met de ziekte van Parkinson is in 2010 gecontinueerd. De dataverzameling zal naar verwachting in 2011 worden afgerond. Excessive daytime sleepiness (EDS) is een vaak voorkomend niet-motorisch symptoom waarvan de huidige beschikbare behandelingsopties vaak teleurstellende effecten laten zien. In 2010 zijn de voorbereidingen gestart voor een placebo-gecontroleerde dubbelblinde studie die de effecten van een partiële nicotinereceptor agonist bestudeert bij niet-demente Parkinson patiënten die lijden aan EDS. Visuele hallucinaties (VH) bij de ziekte van Parkinson zijn een onafhankelijke voorspeller voor opname in een verpleeghuis. Historisch gezien wordt het dopaminerg systeem verantwoordelijk geacht voor het ontwikkelen van VH. Recent is echter duidelijk geworden dat andere neurotransmittersystemen zoals het cholinerge systeem betrokken zijn bij het pathofysiologische mechanisme van VH bij de ziekte van Parkinson. Dit werd bevestigd door een exploratieve neuroimaging studie die in 2010 werd uitgevoerd. Voxel-based morphometry analyse toont dat de in de hersenstam gelokaliseerde cholinerge outputstructuren een kleiner volume hebben bij patiënten met de ziekte van Parkinson en VH. Een grotere, prospectieve studie waarin ook de corticale projectiegebieden van deze cholinerge structuren bestudeerd worden zal in de loop van 2011 van start gaan. Verder zal in een placebo-gecontroleerde trial het effect van rivastigmine, een cholinesterase-remmer, op VH bij dementerende en niet-dementerende patiënten met de ziekte van Parkinson onderzocht worden. • Biologische markers Sinds 2008 wordt bloed en liquor verzameld met als doel het vinden van eiwitten die kunnen dienen als biologische markers van het ziekteproces bij de ziekte van Parkinson. Dergelijke markers kunnen in de toekomst een belangrijke rol spelen bij diagnostiek en/of monitoring van de effecten van behandeling. In samenwerking met de afdeling ANW wordt zowel in postmortem hersenmateriaal als in de verzamelde liquor naast de analyse van reeds bekende eiwitten met behulp van proteomics gezocht naar volledig nieuwe eiwitten. Dergelijke nieuw ontdekte eiwitten kunnen het inzicht in de ontstaansmechanismen van de ziekte van Parkinson vergroten en daarmee ook leiden tot nieuwe targets voor een behandeling gericht op remming van de ziekteprogressie. Daarnaast kunnen deze eiwitten gebruikt worden als onderdeel van een set van biomarkers voor de vroege diagnostiek van de ziekte van Parkinson. In samenwerking met de afdeling Nucleaire Geneeskunde en PET Research wordt gewerkt aan de ontwikkeling van radioliganden die als biologische markers van het ziekteproces kunnen dienen door binding aan eiwitten waarvan de configuratie pathologisch veranderd is. • Genetica In de afgelopen jaren zijn de mogelijkheden op het gebied van de genetica van de ziekte van Parkinson exponentieel toegenomen. Samen met andere neurologische afdelingen binnen Nederland (LUMC, AMC en UMCN) wordt een bijdrage geleverd aan het onderzoek van de sectie medische genoomanalyse van de afdeling klinische genetica. Voor dit onderzoek wordt bloed en liquor verzameld zodat middels genome-wide screening in grote cohorten patiënten genetische risicofactoren en gennetwerken betrokken bij het ontstaan van de ziekte van Parkinson opgespoord kunnen worden. Het op dit moment beschikbare grote Nederlandse cohort van Parkinson patiënten (ongeveer 800 patiënten) heeft al bijgedragen aan de ontdekking van enkele nieuwe genetische risicofactoren voor de ziekte van Parkinson. Daarnaast wordt aan de hand van genetisch geïsoleerde Parkinson families waarbij een mutatie bekend is, gezocht naar de biologisch functionele variant van deze mutaties.
20
Samenwerking
Binnen het VUmc wordt nauw samengewerkt met de afdeling ANW, waar fundamenteel onderzoek plaatsvindt gericht op de pathogenese van de ziekte van Parkinson, met de sectie medische genoomanalyse van de afdeling klinische genetica waar onderzoek gedaan wordt naar monogenetische vormen van de ziekte van Parkinson en genetische risicofactoren, en met de afdeling Nucleaire Geneeskunde en PET Research. Op het gebied van de cognitieve stoornissen bij de ziekte van Parkinson bestaat een samenwerking met de faculteit psychologie en pedagogiek (FPP) van de VU, de afdeling radiologie van het VUmc, en dr. M. Zarei, FMRIB Centre, University of Oxford. Op het gebied van de olfactoire stoornissen bij degeneratieve hersenziekten wordt samengewerkt met prof.dr. Hummel, University of Dresden Medical School en prof.dr. R.L. Doty, University of Pennsylvania. Samen met de afdeling ANW is er een samenwerking binnen het European Neuroscience Campus (ENC) Network met prof.dr. E. Bezard, Bordeaux Neuroscience Institute, waarbij een diermodel voor veranderingen in functionele connectiviteit bij de ziekte van Parkinson wordt ontwikkeld.
21
Multipele sclerose Het MS-onderzoek van de afdeling neurologie is al jarenlang opgenomen in het MS-Centrum Amsterdam, een succesvol, multidisciplinair samenwerkingsverband in het VUmc waarin ongeveer 150 medewerkers met diverse achtergrond en expertise participeren. De belangrijkste afdelingen naast de neurologie zijn de radiologie, de pathologie en de moleculaire celbiologie en immunologie. Met de aanstelling van dr J. Geurts heeft ook de afdeling klinische neurowetenschappen en anatomie in 2010 een belangrijke aanzet gegeven tot een meer prominente participatie in het MS Centrum. Binnen de onderzoeksprogramma’s in het MS-Centrum gaat geleidelijk aan het mechanisme van neuro-degeneratie een belangrijke rol spelen. Het is toenemend duidelijk dat dit mechanisme ten grondslag ligt aan de geleidelijk progressieve invaliditeit die bij veel mensen met MS optreedt, en dat de momenteel veelvuldig toegepaste immunomodulerende medicatie hierop maar zeer bescheiden effect heeft. De recente, voor 4 jaar verkregen, programmasubsidie staat geheel in het teken van neurodegeneratie; daarnaast werd van een particuliere stichting geld verkregen voor een project gericht op MR imaging en OCT (ocular coherence tomography, een techniek waarmee zenuwvezels in de retina direct zichtbaar kunnen worden gemaakt). Het onderzoek van het MS Centrum is opgenomen in de programma’s van de Neuroscience Campus Amsterdam. De wetenschappelijke output van het MS-Centrum is al jarenlang op een zeer hoog niveau, zowel kwantitatief als kwalitatief. De kwaliteit van het MS wetenschappelijk onderzoek werd in november nog eens onderstreept toen CH Polman van de Nederlandse Vereniging voor Neurologie de Winkler medaille ontving. Deze medaille wordt een maal per 5 jaar uitgereikt aan die Nederlandse neuroloog die in de 5 jaar ervoor het meest heeft bijgedragen aan de wetenschappelijke voortgang van de neurologie in Nederland. Uiteraard ligt het accent van de neurologie binnen het MS Centrum vooral op de klinische aspecten van MS, waarbij het doel is om nieuwe wetenschappelijke ontwikkelingen naadloos te laten aansluiten bij patientenzorg. Het uitgangspunt is dat zgnm translationele research leidt tot een betere kwaliteit van zorg. Het stellen van de diagnose MS is in de afgelopen decade fundamenteel veranderd, met name door de opkomst van MR imaging technieken en het definiëren van MR criteria die een bijdrage leveren aan optimale sensitiviteit en specificiteit van diagnostische criteria. In 2010 vond onder voorzitterschap van CH Polman een nieuwe meeting plaats van de ‘International Panel for the Diagnosis of MS’. Op basis van consensus bereikt tijdens deze meeting is er in 2011 een nieuwe update van de diagnostische criteria voor MS gepubliceerd in Annals of Neurology. Met het beschikbaar komen van meerdere officieel voor MS geregistreerde middelen komt toenemend de vraag boven welke patiënt het best met welk middel behandeld kan worden. Evidence hiervoor is er op dit moment niet, en grote trials om dit te onderzoeken komen schoorvoetend op gang: farmaceutische bedrijven zijn nauwelijks genegen dit soort onderzoek te financieren, en ook andere financiering is momenteel moeizaam. In 2010 kwam formeel het door J Killestein en CH Polman gecoördineerde EEG KP6 project met betrekking tot neutraliserende antilichamen tegen interferon-beta tot een einde. De conclusies van een in 2009 in Amsterdam gehouden afsluitende workshop werden in 2010 gepubliceerd in Lancet Neurology. Deze conclusies geven duidelijk aan hoe bepalingen van neutraliserende antilichamen en bio-activiteit van interferon beta gebruikt kunnen worden om de behandeling van de individuele patiënt te optimaliseren en de maatschappij overbodige kosten te besparen. Samen met Prof Larry Steinman van Stanford University in de USA werd in Nature Medicine gepubliceerd hoe productie van bepaalde interleukines (met name IL-17) kan bijdragen aan het voorspellen van de therapie-respons op interferon beta. In 2010 werd onder leiding van BW van Oosten een pilotstudy gedaan naar het voorkomen van afwijkingen in de veneuze afvloed van de hersenen bij patiënten met MS. Deze ‘CCSVI hypothese’ heeft grote publicitaire aandacht gekregen, onder andere via sociale media, zonder dat er veel wetenschappelijke onderbouwing voor is. Een duidelijk verschil tussen controles en personen met MS kon niet gevonden worden. De bevindingen zijn inmiddels (2011) gepubliceerd in de Journal of Neurology, Neurosurgery and Psychiatry en op verschillende podia gepresenteerd, onder andere als lezing voor de Neurovasculaire Werkgroep van de Nederlandse Vereniging voor Neurologie. De toenemend intensieve samenwerking tussen de afdeling neurologie en de afdeling epidemiologie en biostatistiek heeft geleid tot een aantal projecten waarin onderzoek gedaan wordt naar ‘patientoriented’ uitkomstmaten. Zulke uitkomstmaten zijn toenemend in de belangstelling omdat ze het perspectief van de patiënt weergeven, niet invasief zijn, en zich lenen voor bijzondere statistische bewerkingen. Deze onderzoekslijn mocht zich in 2010 verheugen in de verdediging van haar
22
proefschrift met als titel ‘Measuring disease progression in MS. Do patients’ and physicians’ perspectives match?‘ door JA Kragt in december, en het aanvaarden van zijn ordinariaat ‘Klinische Neuroepidemiologie‘ middels het uitspreken van zijn oratie door BMJ Uitdehaag op 12 mei 2010. Ook het proefschrift “Powerful outcome measures in MS” dat in juni 2010 succesvol door I van der Elskamp werd verdedigd toonde een sterke epidemiologische inslag. Informatie aan recent gediagnosticeerde patiënten, en multidisciplinaire zorg voor complexe patiënten worden verleend in samenwerking met de MS-verpleegkundige, en met revalidatiearts, ergotherapeut, fysiotherapeut en medisch maatschappelijk werkende, hetzij als individuele kontakten, hetzij als informatie in een groep. Voor deze zorg is een zogenaamd zorgpad opgesteld. Uiteraard dragen de MS-neurologen ook bij aan medisch curriculum en specialistenopleiding, terwijl er ook postacademisch onderwijs wordt gegeven. BW van Oosten organiseert al jaren een tweedaagse ‘MS-Masterclass’ voor neurologen en assistenten in opleiding tot neuroloog. Vanwege de enorme belangstelling en grote wachtlijst werd deze workshop in 2010 twee maal georganiseerd.
23
Neuro-oncologie Inleiding
De Neuro-Oncologie houdt zich bezig met de diagnostiek en behandeling van patiënten met tumoren die in het zenuwstelsel ontstaan (primaire hersentumoren) en patiënten met metastasen in het zenuwstelsel van tumoren elders in het lichaam (secundaire hersentumoren of hersenmetastasen). Per jaar worden in Nederland ongeveer 1000 patiënten geconfronteerd met de diagnose van een primaire hersentumor. Zowel bij de kwaadaardige als bij de minder kwaadaardige primaire tumoren treden vaak ontluisterende verschijnselen op in de vorm van neurologische en cognitieve uitvalsverschijnselen, epilepsie, en emotionele stoornissen. Door de aard van de aandoening en de diverse behandelingsmodaliteiten is Neuro-Oncologie bij uitstek een multidisciplinair vakgebied. Bij de patiëntenzorg zijn, behalve de neurologen, ook de neurochirurgen, de radiotherapeuten en de medisch oncologen betrokken. Daarnaast is er een toenemende betrokkenheid van de medisch psychologen en de neuropsychologen en hebben ook de diagnostische specialismen (radiologie, pathologie en nucleaire geneeskunde) een belangrijke functie.
Patiëntenzorg
In 2009 hebben twee ontwikkelingen veel invloed gehad op de zorg voor neuro-oncologische patiënten. Ten eerste heeft de keuze van aandachtsgebieden binnen het VUmc en Academisch Medisch Centrum (AMC), geleid tot een verschuiving van operaties van glioompatiënten van het AMC naar het VUmc. Naar aanleiding van deze ontwikkeling is ervoor gekozen om de postoperatieve zorg voor glioompatiënten, die bij uitstek complex en multidisciplinair is, vanaf november 2009 te concentreren in het VUmc, wat geleid heeft tot een toename van de patiëntenstroom naar het VUmc. Ten tweede is in 2009 een samenwerkingsconvenant gesloten tussen het VUmc en de Stichting Epilepsie Instellingen Nederland (SEIN), wat heeft geleid tot een nauwere betrokkenheid bij de zorg voor, niet zelden neuro-oncologische, patiënten met therapieresistente epilepsie. Multidisciplinaire spreekuren Neuro-Oncologie De zorg voor neuro-oncologische patiënten is in het VUmc vormgegeven in gezamenlijke spreekuren van de neurologen die zich specifiek met neurooncologische patiëntenzorg bezighouden (Prof. Dr J.J. Heimans, Dr. T.J. Postma en Dr J.C. Reijneveld) met de afdelingen Medische Oncologie en Radiotherapie. Een belangrijke coördinerende rol in de patiëntenzorg is weggelegd voor de 2 verpleegkundig specialisten neuro-oncologie. Multidisciplinaire werkgroep Neuro-Oncologie De verpleegkundig specialisten neuro-oncologie zijn ook aanwezig bij de besprekingen van de werkgroep Neuro-Oncologie van het VUmc. Op deze bespreking worden alle nieuw gediagnosticeerde patiënten, de ‘second opinions’, en ook alle patiënten met een recidief tumor besproken door een team van neurologen, neurochirurgen, radiotherapeuten, medisch oncologen, pathologen en radiologen. Per week worden ongeveer 20 patiënten besproken. Samenwerking werkgroep Epilepsie- en functionele tumorchirurgie en Stichting Epilepsie Instellingen Nederland (SEIN) Sommige (vooral laaggradige) glioompatiënten hebben dusdanig ernstige epilepsie dat deze op zich, afgezien van de tumor zelf, al een operatie-indicatie vormt. Het VUmc heeft zich in de afgelopen jaren, in samenwerking met SEIN, in toenemende mate toegelegd op epilepsiechirurgie bij patiënten met therapieresistente epilepsie. De operatieve behandeling van patiënten met therapieresistente epilepsie op basis van een hersentumor wordt wel met de term Functionele Tumorchirurgie aangeduid, waarmee bedoeld wordt dat de operatieve ingreep niet alleen gericht is op verwijdering van zoveel mogelijk tumorweefsel, maar ook op het verwijderen van de epileptische haard. Gezien het feit dat er zoveel overlap is tussen neuro-oncologie enerzijds, en epilepsie- en functionele tumorchirurgie anderzijds, is er in 2009 gewerkt aan een integratie van de zorg rondom al deze patiënten.
24
Onderzoek
De afdeling Neurologie richt zich vooral op wetenschappelijk onderzoek ten aanzien van de patiëntengroep met de meest voorkomende primaire hersentumor, het glioom. De twee hoofdlijnen binnen het onderzoek zijn: 1) Tumorgerelateerde verschijnselen (ingebed binnen thema 2 ‘Emotie en Cognitie’ van Neurocampus) 2) Nieuwe behandelingen (ingebed binnen thema 4 ‘Therapie’ en thema 5 ‘Quality of life’ van het VUmc Cancer Centre Amsterdam / Institute for Cancer and Immunology (CCA / V-ICI)). Ad 1) verschijnselen Het onderzoek binnen deze hoofdlijn richt zich op de kenmerken, achterliggende mechanismen en behandeling van frequent vóórkomende en met elkaar samenhangende symptomen bij glioompatiënten, te weten cognitieve stoornissen, moeheid, stemmingsstoornissen en epilepsie. Het doel van dit onderzoek is het ontsluieren van onderliggende mechanismen van deze symptoomcomplexen in bredere zin, én het verbeteren van de kwaliteit van leven van deze patiëntengroep in engere zin. Binnen deze hoofdlijn wordt veel samengewerkt met de afdelingen Klinische Neurofysiologie, Medische Psychologie, Psychiatrie en Sociale Geneeskunde van het VUmc, alsmede de afdeling Pathologie van het AMC, de Stichting Epilepsieinstellingen Nederland (SEIN), het Medisch Centrum ‘Haaglanden’ en het Western General Hospital in Edinburgh, Verenigd Koninkrijk. • Cognitieve stoornissen: In voorgaande jaren is door onze afdeling onderzoek (gefinancierd door de Nederlandse Kankerbestrijding) verricht naar cognitieve stoornissen. Dit nationale onderzoek in een cohort laag- en hooggradige glioompatiënten toonde aan dat cognitieve prestaties sterk te lijden hebben van de tumor zélf, (te) grote fracties radiotherapie, epilepsie, en de hoeveelheid anti-epileptica. Vervolgonderzoek bij de laaggradige glioompatiënten van dit cohort leerde ons dat zelfs relatief kleine fracties radiotherapie op de lange termijn toch nog tot cognitieve schade leiden, en dat deze schade gecorreleerd is aan radiologisch zichtbare veranderingen in de hersenen. Inmiddels zijn op basis van deze bevindingen een aantal vervolgprojecten gestart. o Neurale netwerken en cognitieve stoornissen in glioompatiënten Om meer inzicht te krijgen in de precieze mechanismen van deze cognitieve achteruitgang wordt vanaf 2004 samengewerkt met de afdeling Klinische Neurofysiologie van het VUmc, waarbij correlaties tussen functionele neurale netwerken, bepaald met behulp van magnetoencefalografie (MEG), en cognitieve functies bij patiënten met een glioom worden onderzocht, én het effect van interventies (operatie, bestraling e.d.) op deze neurale netwerken. o Neurale netwerken en cognitieve stoornissen in meningeoompatiënten In 2005 is, in samenwerking met de afdeling Neurochirurgie van het VUmc en de afdelingen Neurologie en Radiotherapie van het AMC, onderzoek gestart naar cognitieve stoornissen bij patiënten met een ándere primaire hersentumor, het meningeoom. Deze patiënten blijken ook, en meer dan verwacht, cognitieve stoornissen te hebben, maar met een ander profiel dan glioompatiënten. • Moeheid: Uit in 2009 door ons gepubliceerd onderzoek blijkt dat bijna 40% van de patiënten met een laaggradig glioom last heeft van ernstige vermoeidheid. Op grond van deze gegevens is in 2008 via het fonds ‘NutsOhra zorgsubsidies’ financiering verkregen om, in samenwerking met het AMC en het Medisch Centrum ‘Haaglanden’ (MCH), een placebogecontroleerde gerandomiseerde trial met het middel Modafinil uit te voeren bij vermoeide patiënten met een hersentumor. • Stemmingstoornissen: Voor stemmingstoornissen, vooral depressies en angststoornissen, geldt eigenlijk hetzelfde als voor moeheid: algemeen wordt aangenomen dat veel glioompatiënten dergelijke klachten hebben, maar betrouwbare informatie is er nauwelijks. In een samenwerkingsproject met het Edinburgh Centre for Neuro-Oncology (ECNO) van de University of Edinburgh en de Universiteit van Glasgow, Groot-Brittannië, wordt momenteel de frequentie van dergelijke klachten bij laag- en hooggradige glioompatiënten onderzocht. • Epilepsie: Ruim 80% van de patiënten met een laaggradig glioom, en ongeveer 50% van de patiënten met een hooggradig glioom heeft epilepsie. Op onze afdeling lopen een aantal onderzoeksprojecten waarin gekeken wordt naar onderliggende mechanismen van epilepsie bij hersentumorpatiënten. o Levetiracetam bij glioompatiënten met epilepsie De nieuwere anti-epileptica zijn mogelijk effectiever en veroorzaken minder bijwerkingen, en zouden derhalve een bijdrage kunnen leveren aan de KvL van glioompatiënten. In samenwerking met de afdeling Pathologie van
25
•
het AMC, en gesteund door de firma UCB Pharma, is eind 2006 een klinische studie gestart naar de effectiviteit en onderliggend werkingsmechanisme van levetiracetam bij glioompatiënten. De inclusie in deze studie is eind 2008 succesvol afgerond. o Epileptogene neurale netwerken in hersentumorpatiënten Waarschijnlijk is naast de tumor zélf ook het omringende neurale netwerk van belang bij het ontstaan van epileptische aanvallen. In samenwerking met de afdelingen KNF en Neurochirurgie van het VUmc en de Stichting Epilepsie Instellingen Nederland (SEIN) te Heemstede, is van het Nationaal Epilepsiefonds (NEF) financiering verkregen voor een promotieonderzoeksproject van mw Douw, neuropsychologe in het VUmc, naar functionele netwerken bij hersentumorpatiënten met epilepsie. Hierbij wordt ook gebruik gemaakt van de expertise van de afdeling Network Architecture and Services van de Technische Universiteit in Delft. o Lesionale epilepsie: het samenspel tussen ‘ictal onset zone’ en ‘epileptogene netwerken’ In een tweede door het NEF gefinancierd project, dat gestart is in het voorjaar van 2009, wordt onderzocht of een reeds op de afdeling KNF beschikbaar geautomatiseerd simulatiemodel kan worden aangepast aan de neurale netwerkeigenschappen van individuele patiënten. Voor dit promotieonderzoek zullen in een cohort van 40 te opereren patiënten met zogenaamde laesionale epilepsie (meestal op basis van een tumor) vóór, tijdens en na operatie lokale en globale eigenschappen van het hersenennetwerk worden bepaald met behulp van neurofysiologische metingen (MEG, EEG, en electrocorticografie (EcoG)). o Bepaling van bloed-hersenbarrière passage van flumazenil in pharmacoresistente epilepsiepatiënten EURIPIDES is het acroniem voor European Research initiative to develop Imaging Probes for early In-vivo Diagnosis and Evaluation of response to therapeutic Substances. Dit project wordt gesubsidieerd via het 7th Framework Programme van de Europese Unie en is gericht op het ontwikkelen van Positron Emission Tomography (PET)tracers voor het bepalen van de activiteit van P-glycoproteine (P-gp). Het transporteiwit P-gp speelt waarschijnlijk een belangrijke rol bij het farmacoresistent worden van patiënten met een aantal hersenaandoeningen, waaronder epilepsie. In het kader van dit onderzoeksprogramma, wordt op de afdeling Neurologie, in samenwerking met SEIN, de afdeling Nucleaire geneeskunde & PET Research en Neurochirurgie van het VUmc en het Leiden / Amsterdam Centre for Human Drug Research, een promotieonderzoeksproject uitgevoerd naar de opname van de radiotracer [C-11]flumazenil) onder invloed van Pglycoproteine (P-gp) modulatie bij farmacoresistente patiënten met laesionale (vaak op basis van een hersentumor) temporale epilepsie. Kwaliteit van leven: In het kader van het eerder genoemde onderzoek naar cognitieve stoornissen werden ook veel gegevens verzameld ten aanzien van de kwaliteit van leven van glioompatiënten. Inmiddels is in 2008 gerapporteerd over deze gegevens. In samenwerking met de het EMGO instituut van het VUmc, alsmede de afdeling Neurologie van het MC ‘Haaglanden’ (MCH, prof.dr. M.J.B. Taphoorn) is in 2008 een door de Jacobusstichting gefinancierd promotieonderzoek gestart naar (beslissingen rondom) het levenseinde bij glioompatiënten. Er is een samenwerkingsverband met drie klinieken in Oostenrijk en een kliniek in Edinburgh.
Ad 2) Nieuwe behandelingen • Preklinisch onderzoek: o Neuro-Oncology Research Group CCA van VUmc In 2007 is binnen het Cancer Centre Amsterdam (CCA) de Neuro-Oncology Research Group (NRG of fonetisch ‘Energy’) opgericht, waarin een thematische en fysieke bundeling heeft plaatsgevonden van preklinisch onderzoek van de afdelingen Neurochirurgie, Kinderoncologie en Neurologie. Een aantal projecten waarin de afdeling Neurologie participeert zijn hierin ondergebracht. Glutamaatreceptoren: in samenwerking met de afdelingen Neurochirurgie, Radiotherapie en Kinderoncologie van het VUmc, Pathologie van het AMC, alsmede de afdeling Experimentele Neurofysiologie van de VU heeft een onderzoeksproject plaatsgevonden naar de correlatie tussen expressie van glutamaatreceptoren in glioomcellen en hun invasieve gedrag. Proteomics: in samenwerking met het Proteomics Laboratorium van het CCA en de afdeling Radiotherapie van het VUmc is in 2006 een pilot gestart naar de waarde van veranderingen in eiwitprofielen in het bloed bij het bepalen van therapierespons c.q. recidief tumorgroei tijdens de follow-up van glioompatiënten. Exosomes: in samenwerking met de afdeling Neurochirurgie van het VUmc en de afdeling Neurologie van het Massachusets General Hospital in Boston, USA, is in 2008
26
•
een studie gestart naar de waarde van exosomen in response monitoring van glioompatiënten. o Micro-array Facility CCA van VUmc in samenwerking met de Micro-array Facility van het CCA en de afdeling Pathologie van het VUmc is in 2008 een pilotstudie verricht waarin verschillen in DNA copy number alterations tussen laaggradige glioompatiënten met een relatief lange en met een relatief korte overleving zijn onderzocht. Op basis van deze pilotstudie zijn eind 2009 subsidies voor vervolgonderzoek verworven bij de stichting STOPHersentumoren.nl en het Koningin Wilhelmina Fonds (KWF). Klinisch onderzoek: Het opzetten van klinisch onderzoek (fase I, II of III trials) zal, gezien het eerder genoemde multidisciplinaire karakter van behandeling alsmede de benodigde patiëntenaantallen, altijd in samenwerking met andere afdelingen en/of andere ziekenhuizen moeten gebeuren. Een groot deel van deze patiëntgebonden onderzoeken vindt plaats in het kader van de European Organisation for Research and Treatment of Cancer (EORTC). Dr Reijneveld is in 2009 benoemd tot lid van het steering committee van de Brain Tumour Group van de EORTC. o Klinische trials: De afdeling participeert in een aantal multi-centre fase 3 trials: EORTC 22033-26033: Primary chemotherapy with temozolomide versus radiotherapy in patients with low-grade gliomas after stratification for genetic 1p loss; a phase 3 study EORTC 26053-22054 CATNON trial: Phase 3 trial comparing no adjuvant chemotherapy versus adjuvant therapy until progression for anaplastic glioma without 1p/19q loss. An EORTC/NCI-C/RTOG intergroup study EORTC CENTRIC trial: Cilengitide in subjects with newly diagnosed glioblastoma multiforme and methylated MGMT gene promoter – a multicenter, open-labe, controlled phase 3 study, testing cilengitide in combination with standard treatment (temozolomide with concomitant radiation therapy, followed by temozolomide maintenance therapy) versus standard treatment alone Astra Zeneca RECENTIN trial: A phase 3, randomized, parallel group, multi-centre study in recurrent glioblastoma patients to compare the efficacy of AZD2172 (Recentin) monotherapy and the combination of AZD2171 with lomustin to the efficacy of lomustin alone. o Response monitoring: Adequate klinische controle is van belang voor de evaluatie van bestaande (vaak belastende) behandelingen en voor de evaluatie van nieuwe behandelvormen. In de afgelopen jaren heeft de afdeling veel expertise opgebouwd t.a.v. deze ‘response monitoring’. Sinds 2005 is een gestandaardiseerde follow-up opgezet van alle glioompatiënten die op de multidisciplinaire polikliniek met chemotherapie worden behandeld.
27
Onderwijs De afdeling neurologie van het VUmc is ook in 2010 nauw betrokken geweest bij de ontwikkeling en uitvoering van onderwijs. Getalsmatig het belangrijkste is het onderwijs aan studenten geneeskunde, maar de afdeling participeerde ook in onderwijs aan fysiotherapeuten, verpleegkundigen of personen in opleiding voor deze en andere disciplines. Waarschijnlijk de belangrijkste verandering in 2010 is de invoering van de nieuwe masteropleiding VUmc Compas, die hieronder verder zal worden besproken, en die geleidelijk de oude coschappen van C’91 heeft vervangen. Naast de gebruikelijke onderdelen van de vervolgopleiding neurologie (waarover in een ander hoofdstuk wordt gesproken) werd er intern in het VUmc nog onderwijs gegeven ten behoeve van de opleiding tot anesthesioloog en werd geparticipeerd in het regionale onderwijs voor artsen in opleiding tot neuroloog. Tenslotte werd in het kader van nascholing ook onderwijs gegeven aan neurologen, bijvoorbeeld de MasterclasS, een anderhalve dag durende intensieve nascholing op het gebied van MS. Dit wordt hier verder niet besproken.
Curriculum ‘91
In 2010 zijn de laatste co-assistenten in het kader van het oude curriculum C’91 op de afdeling neurologie van VUmc en affiliatieziekenhuizen te gast geweest. Eind 2010 zijn deze co-assistenten opgevolgd door studenten die in hun eerste en tweede masterjaar een co-schap neurologie volgen. De verdeling over VUmc en geaffilieerde ziekenhuizen was als in de tabel hieronder (voor de masterstudenten die eind 2010 instroomden gelden iets andere getallen): Ziekenhuis VUmc
Aantal co-assistenten C’91 12
Spaarne Ziekenhuis
3
St. Antonius
4
SLAZ
4
Kennemer Gasthuis
3
Amstelland
2
Gemini Ziekenhuis
2
MC Zuiderzee
1
Westfriesgasthuis
1
Tergooiziekenhuizen
1 33
De coschappen van C’91 worden continu geevalueerd. De resultaten van VUmc en geaffilieerde ziekenhuizen over de eerste helft van het jaar ziet u hieronder (in de tweede helft van 2010 waren er nog maar weinig C’91 co-assistenten), met in het algemeen goede scores.
28
29
VUmc Compas Bachelor In 2005-2006 zijn de eerste studenten begonnen met de bacheloropleiding van VUmc Compas. Sindsdien zijn onze onderwijsactiviteiten geconcentreerd in jaar 1 (cursus Hersenen en Zintuigen) en vooral in jaar 3 (cursus Zenuwstelsel en Zintuigen). In de eerstejaarscursus (cursuscoördinator prof.dr. H. Groenewegen) geven we enkele college’s en hebben we een aantal studieopdrachten geleverd, maar komen vooral de basisvakken aan de orde. Onze afdeling levert de belangrijkste inhoudelijke en organisatorische bijdrage aan de derdejaarscursus (cursuscoördinator dr. B.W. van Oosten). De cursus is te zien via blackboard (inloggen noodzakelijk): tabblad ‘courses’, klik dan op: GNK_B32_2009_1: Semester 3.2 (2009-2010) In grote lijnen is de cursus als volgt opgebouwd: Week 1: Stoornissen van het bewustzijn Week 2: Ziekten van de zintuigen Week 3: Acute neurologische aandoeningen Week 4: Chronische ziekten van het zenuwstelsel Week 5: Ziekten waarbij planning en organisatie van het gedrag verstoord raken Week 6: Verschillende ziektebeelden die met pijn gepaard gaan. Deze cursus werd in het studiejaar 2009-2010 voor de derde maal gegeven. Naar aanleiding van de jaarlijkse evaluaties worden de inhoud en organisatie van de cursus geleidelijk verbeterd, het betreft echter geen essentiële veranderingen. Men moet hierbij denken aan actualisering van de cursusklapper, een betere voorbereiding van de werkgroepbegeleiders en het verplicht inschrijven voor werkgroepen. De studenten hebben drie maal per studiejaar de kans de bij de cursus behorende toets te maken. Hieronder de belangrijkste gegevens die betrekking hebben op de eerste gelegenheid; dit betreft de overgrote meerderheid van de studenten. Samengevat slaagde 80% van de studenten bij de eerste gelegenheid en waren de toetskarakteristieken voldoende. CAT 3.2.1 Aantal studenten (N) Analyse gem.p-waarde hele toets betrouwbaarheid KR-20 betrouwbaarheid KR-20 (75) laagste cijfer hoogste cijfer gem. cijfer a.studenten < 5,5 a.studenten ≥ 5,5
Toetsdatum 16 maart 2010 366
def.: 'gemiddeld' def.: ‘voldoende’
= gezakt = geslaagd
0,73 0,72 0,76 2,0 9,1 6,43 73 293
20% 80%
Bij de eerste herkansing slaagden 41 (56%) van de 73 studenten, bij de tweede herkansing 11 (29%) van de 38 deelnemers, zodat uiteindelijk 345 studenten in 2010 voor de afsluitende toets van cursus Zenuwstelsel en Zintuigen zijn geslaagd. In tegenstelling tot voorgaande jaren werd de cursus dit jaar niet formeel geevalueerd. De algemene indruk was dat de waardering in dezelfde orde van grootte lag als voorgaande jaren (zie eventueel jaarverslag 2009).
30
VUmc Compas Master 1 In 2010 begonnen de M1.3 studenten een steeds vertrouwder gezicht te worden, nadat deze werkstage in maart 2009 van start was gegaan. Coördinator van deze stage is dr. T.J. Postma. In grote lijnen bestaat deze stage uit een introductieweek waar vaardigheden worden geoefend die de junior-coassistenten nodig hebben in de rest van de stage. Hierna voeren ze gedurende 2½ week opdrachten uit op de afdeling psychiatrie en gedurende 2½ week op de afdeling neurologie. Voor meer details over de exacte invulling van de leerstage neurologie: de cursus is te zien via blackboard (inloggen noodzakelijk): tabblad ‘courses’, klik dan op GNK_M1_2009_1: Master 1 (2009-2010) en vervolgens op M1.3. Aan het einde van de leerstage vindt er een kennistoets plaats. Deze wordt in het algemeen goed gemaakt. Er vindt continue monitoring plaats van de toetsresultaten. Nieuwe toetsvragen worden op regelmatige basis vervaardigd. De cursus wordt continu geevalueerd op alle locaties. Getallen over het volledige jaar zijn er niet, wel per kwartaal. Hieronder ziet u de evaluaties over de maanden juli-september 2010, dit betreft alle locaties waar M1.3 loopt. De beoordeling wordt gegeven op een vijfpuntsschaal. De belangrijkste score is die voor ‘totaaloordeel leerstage’. Dit leverde een 3,65 op, wat ruim voldoende is, maar nog wel ruimte voor verbetering laat. Vooral op het punt van het COO (Computer Ondersteund Onderwijs) en de zogenaamde zorggebonden praktijktaken is er nog veel verbetering mogelijk, terwijl ook moet worden overwogen of er geen andere leervormen moeten worden ingezet. Een punt van continue aandacht is ook het verkrijgen van voldoende feedback voor de M1.3 studenten.
31
32
33
VUmc Compas Master 2 In de loop van 2010 zijn de eerste studenten in het tweede jaar van de master VUmc Compas hun werkstage neurologie/psychiatrie (M2.3) gaan volgen. Ook deze stage wordt weer gedeeld met de afdeling psychiatrie. De stagecoördinator is dr. T.J. Postma. Op dit moment is er nog geen systematische evaluatie verricht. De eerste indruk is dat de meeste studenten de stage waarderen. Wel geevn de studenten aan de stage te kort te vinden om zich de neurologie goed eigen te maken.
34
De opleiding tot neuroloog
2010 was voor de opleiding een turbulent jaar. In oktober werd de opleiding gevisiteerd en de voorbereiding op deze visitatie was intensiever dan anders. De reden hiervoor was tweeledig. In de eerste plaats is de wijze van visiteren per 1 januari 2011 veranderd. De KNMG en de MSRC gaan met ingang van die datum op een andere wijze kijken naar de opleidingen. Met name zal er gekeken worden naar de wijze waarop met het opleiden wordt omgegaan in termen van kwaliteitsbeleid: in hoeverre zijn de kwaliteit en de inhoud van de opleiding onderwerp van een continue kwaliteitscyclus? Om vertrouwd te raken met deze andere zienswijze en met de implicaties die dat heeft voor het beoordelen van een opleiding had de MSRC (via het Kernconsilium neurologie) verzocht om de visitatie van de opleiding neurologie in het VUmc bij wijze van proef op de nieuwe wijze te laten begeleiden, c.q. plaatsvinden, ondanks het feit dat deze nog in 2010 plaatsvond. In de tweede plaats is er inmiddels een landelijk opleidingsplan Neurologie, dat binnen het Kernconsilium – en na veel vallen en opstaan - tot stand is gekomen. Dit plan beschrijft de inhoud van de opleiding zeer uitvoerig in termen van vereiste competenties, stages, wijzen van toetsing, etc. Aan de hand van dit landelijke “masterplan” wordt voor iedere opleiding een locaal opleidingsplan geschreven. En de beoordeling van de inhoud van dit locale opleidingsplan zal in de toekomst steeds meer een onderdeel van de visitatie zijn. Om de visitatie goed voor te bereiden en daarbij tegemoet te komen aan de nieuwe eisen van visiteren heeft de MSRC twee begeleiders voorgesteld, te weten Corry den Rooijen, onderwijskundig medewerker van de KNMG en Paul Blok, patholoog en secretaris van de MSRC. In een aantal bijeenkomsten met een selectie van AIOS’ en leden van de opleidingsgroep hebben beide begeleiders de opleiding “doorgelicht”, waarbij sterke en zwakke punten aan het licht kwamen. Daarnaast is door de opleider en de plaatsvervangend opleider gezamenlijk een voorzet geschreven voor een locaal opleidingsplan. De invulling van de diverse stages is vervolgens geschreven door kleine groepen van stafleden/opleiders en AIOS’. Hiermee is bereikt dat de betrokkenheid van de opleidingsgroep en de arts-assistenten maximaal is gestimuleerd. Dit proces is continu gevolgd tijdens de vergaderingen van de opleidingscommissie en besproken in de plenaire opleidingsbijeenkomsten. De meest ingrijpende veranderingen die dit locale opleidingsplan kenmerken zijn de plaats van de SEH-stage en de stage voor een “oudste AIOS”. Gezien de toenemend zware rol voor de artsassistenten op de SEH en het belang van een goede kennis van acute neurologie bij de diensten, is besloten om de SEH-stage helemaal aan het begin van de opleiding te plannen. De directe begeleiding vindt plaats door de “oudste AIOS” die hiermee ervaring opdoet in het geven van supervisie. Deze oudste AIOS speelt tevens een rol bij het geven van supervisie aan de artsassistenten die op de opnamezalen werken. De visitatie van de opleiding vond plaats op 28 oktober en verliep zonder grote problemen. De voorwaarden, waaraan voldaan moet woren binnen een termijn van twee jaar zijn allemaal goed uitvoerbaar. Ondanks het feit dat de opleidingsbevoegdheid van de afdeling met een termijn van vijf jaar is verlengd en het rapport van de visitatiecommissie positief uitviel, is de werklast van de AIOS’ in toenemende mate tot een probleem geworden. Dit bleek vooral op de verpleegeenheid waar dikwijls sprake was van een structurele onderbezetting. De dubbele bezetting van AIOS’ tijdens delen van de diensten (de “spitsuren” op de SEH) heeft nog extra druk op het systeem gezet. En het ziet ernaar uit dat de acute neurologie in de toekomst meer en meer tijd gaat kosten, waarbij de leidende rol die de SEH van het VUmc binnen de regio speelt de belangrijkste factor is. Zowel de traumatologie als de vasculaire neurologie vergen veel tijd en inspanning van diensdoende AIOS’. Een werklastmeting van de AIOS, die in het begin van het jaar plaatsvond, bevestigde dit beeld. Het opleidingsklimaat werd als veilig en laagdrempelig bestempeld, maar de werklast en het aantal gemaakte uren (vooral op de klinische zorgeenheid).
35
Het opleidingsklimaat werd in 2010 voor het eerst getoetst met behulp van de D-Rect en de SET-Q, meetinstrumenten die ontwikkeld zijn om zowel de opleiding als geheel te evalueren als om aan individuele opleiders feed-back te geven. De uitkomsten van de metingen werden plenair besproken, waarbij overigens de individuele beoordelingsrapporten niet expliciet aan de orde werden gesteld. Alle AIOS waren langzamerhand vertrouwd geraakt met het gebruik van het portfolio, dat min of meer als persoonlijk logboek van de opleiding wort gehanteerd. Hierin komen ook de uitkomsten terecht van de zogenaamde KPB’s. Deze laatste vormen de weerslag van het feedback-moment dat een staflid met een opleidingsassistent heeft. Alle denkbare competenties kunnen op deze manier onderdeel vormen van beoordeling. Het hanteren van de KPB als instrument om feedback te geven werd gedurende 2010 steeds beter. Mede debet hieraan was het stenisch bijhouden van de “KPBstand” door de plaatsvervangend opleider, die aan het eind van het jaar ook een prijs uitdeelde aan de AIOS met de meeste KPB’s.
36
Personeel Medische staf Prof. dr J.J. Heimans, afdelingshoofd Dr H.W. Berendse Mw. dr E.M.J. Foncke Dr. G.J. Groeneveld Dr J.Killestein Mw. dr A.W. Lemstra Dr B.W. van Oosten Mw dr Y.A.L. Pijnenburg Prof. dr C.H. Polman Dr T.J. Postma Dr J.C. Reijneveld Mw. drs H.E. Ronner (KNF) Prof. dr C.J. Stam (KNF) Dr. E.C.W. van Straaten (KNF) per 1-10-2010 Dr R.L.M. Strijers (KNF) Dr B.M.J. Uitdehaag (0,3 neurologie, 0,7 kliische epidemiologie) Mw. dr M.C. Visser Prof. dr E.Ch. Wolters Bibliotheek Secretariaat
Mw. E.M. van Deventer Mw. E. van Dongen- Vroom Mw. M.P. de Groot – van Dijk (hoofd secretariaat) Mw. B. van Nieuwkuyk - Stroomberg Mw. K. van Gennep – Smakman Mw. M. van ‘t Oever
Coordinator research Alzheimer centrum Mw. dr W.M. van der Flier Arts-assistenten AIO’s Mw. dr. A. A. Gouw Mw. dr. M.I. Kester per 1-5-2010 Mw. drs. U. Khatib per 1-8-2010 Mw. drs. E.L.G.E. Koedam per 1-7-2010 Drs. C.I.B. van de Kraats Mw. drs. J.J. Kragt Mw drs. M.L. van der Meer Drs. T.J.M. van Mierlo Mw. drs. J.M. Nielsen Drs. D. van Nieuwenhuizen Mw. dr. L.A. v.d. Pol Mw. dr. M.M. Ponsen Mw. dr. S.N.M. Schoonenboom Mw. drs. A. Schuitemaker Mw. drs. M.H. Sombekke per 1-10-2010 Mw. drs. S.S. Staekenborg Mw. drs. E.C.W. van Straaten tot 1-11-2010 Mw. dr. M.M. Vellinga Mw. drs. A. Vennegoor Drs. N.A. Verwey Mw. drs. LF. v.d. Voort Mw. dr. M.J. Vos tot 1-12-2010 Mw. dr. P.M. de Vries AGIKO’s Mw. drs. I. Bosma
37
Mw. drs. S.C. Ponten ANIO’s Mw. drs. M.E. Steenweg Onderzoekers Mw. drs. D.M.E. Assema Mw.drs. A.C. Baakman Drs. P. Baldewpersad Terwarie Mw. drs. L. Bosma Drs. E. van Delen Mw. drs. K.D. van Dijk Mw. dr. L. Douw Mw. drs. E.A.M. Froklage Drs. J.D.C. Goos Mw. drs. M. de Groot Drs. W. de Haan Mw. drs. F.A.H. v.d. Linden Mw. drs. K.T.E. Olde Dubbelink Dr. N.D. Prins Mw. drs. J.A. van Rossum Drs. J. A. van Rossum Mw. drs. E.M.Sizoo Mw. drs. L. Smits Mw. drs. E.M.M. Strijbis Dr. P.J. Visser Mw. drs. A.E. van der Vlies Mw. drs. H. de Waal Logopedie Mw. drs. C.C.M. van den Bergh-Raat Mw. M.A.H. Engels Mw. drs. M.A. Keulen Poliklinische zorgeenheid Medewerkers Poliklinische zorgeenheid: Hoofd PZE Mw. E.A. van Egmond-van Zanten Medewerker medische administratie Mw. C. Hagedoorn leidinggevende Dhr. S. Hamad Dhr. G. John Mw. M. Leinweber Mw. J. Pijsel-Lap Mw. M. van der Ree-Porsul Mw.A. Bussemaker Mw. A. KlijnVerderman-Dekker Mw. I. Dekker Mw. C. v.d. Kallen Mw. T. Barens-Bouwma Typekamer: Mw. J. Guilonard-Holleman Mw. H. Lubbers-Haas Mw. K. Lubbers Mw. P. van der Veldt
38
Verpleegkundigen: Mw. M. van den Brand Mw. I. Homan-Egberts Mw. S. Bussemaker. Mw. E. Koca (doktersassistente) Verpleegkundig Consulenten: Mw. L. Braam Neuro-oncologie Mw. K. Bakker MS Mw. G. McLean Parkinson Dhr. F. Gillissen Alzheimer Mw. R. Romkes Alzheimer Clinical Trial-Unit Mw. M. Baak Mw. D. Savekoel Mw. S. Sprenkels-Specken Mw. H. Reza Klinische zorgeenheid Hoofd ZE Mw A. Kupper-Steenstra Teamleiders Mw J.M.E. Huizinga Hr. P.Tabak (in opleiding)
per 01-11-2010
Senior gespecialiseerd verpleegkundige Hr A. Vendrig Research verpleegkundigen CVA parelsnoer Mw S. van der Beek per 01-04-2009 Mw W.J.C.M. Hammann per 01-04-2009 Gespecialiseerd verpleegkundigen Mw. M. Baartscheer Mw. S. van der Beek Mw M. Bollaart Mw. A.J.M. van Dam Mw. R.D. Drewery Mw. A.R. Engel Mw. C.C. Esseboom Mw. N. Floor Mw A. de Groot Mw. K. Hazeleger Mw F. de Hertog Mw. C.S. Macnack Mw. S. Mulder Mw A.J. Nijhove-Overman Mw R. Pastor-Stobbe Mw. N.M. Pera-Jansz Mw. M.E. Schouten-Jong Mw. E.E.M. Schouten-Veldkamp Mw. J.M.M. Spruyt Mw. M.J. Watson-Siemienczuk
39
verpleegkundigen Mw. R. H. Aarnink per 01-07-2010 Mw. M. Bruin t/m 31-12-2010 Mw. P. Diepenhorst Mw. M. Dieperink per 01-03-2010 Mw. M.C. Groot per 01-11-2010 Mw. D.J. Handgraaf-Rädecker Mw. A. Hartmann tot 01-11-2010 Mw L.L. Hook Mw. M.P. McKenna per 01-05-2010 Mw. S.A van Philips Mw. A.F. van der Staak M.G. Stronks tot 01-08-2010 Mw. C.P. Verkerk-Butter Mw. A.A.A. Verhoeven per 01-04-2011 Mm. I. Vliegenthart Mw J.W. Wilson Mw.M.H.J. Wijnands-Bongers Mw. S. Zirak per 01-10-2010 MMA Mw. C.E.M. Spillekom Mw. S. Sprenkels-Specken Mw. A.W. Tuasela-Dijkstra Assistenten zorgeenheid Mw. G. Dorder Mw. C.C. Hoogenberg Mw. C.H. Joval Mw. Y. Kulka Mw. B. Wiesing-Drabbe Verpleeghulpen Hr J.H. Dubbink Hr. M.H.Q. Lenselink Mw A. Pera Hr. J.A.G. Schimmer Mw. I.N.A. Tuasela
per 01-08-2010 per 06-07-2010
KNF Wetenschappelijk personeel Prof.dr C.J. Stam, afdelingshoofd Dr R.L.M. Strijers, waarnemend afdelingshoofd Mw.drs H.E. Ronner Mw. dr. EC.W. van Straaten per 1-11-2010 Dr Ir. A. Hillebrand Dr B.W. van Dijk 0.25 fte detachering vanuit FMT Laboranten: Dhr. P.J. Ris hoofdlaborant Mw. H.R. Lynch-Rombley Mw. Y. van der Made Mw. C.H. Plugge Mw. A. Jongkind Dhr. D.C. Lorist tot 1-2-2010 Mw. C.M. Timmer tot 1-10-2010
40
Mw. N.C.G. Sijsma Mw. H. Evers (studente laborant KNF) Mw. M.A. van den Hoek (studente laborant KNF) Dhr. S.S. Mulder (student laborant KNF) per 1-7-2010 Mw. I.H.M. Ris- Hilgersom, gedetacheerd op MEG centrum Secretariaat: Mw. A.M.E. Linger
41
Functies intern/extern staf Neurologie Dr. H.W. Berendse plaatsvervangend opleider neurologie secretaris bestuur International Basal Ganglia Society (2005-2007) bestuurslid International Basal Ganglia Society (2007-heden) bestuurslid Nederlandse Werkgroep Bewegingsstoornissen lid Medische Advies Raad Parkinson Patiënten Vereniging lid centrale werkgroep multidisciplinaire CBO-richtlijn Parkinson lid Commissie Wetenschappelijk Onderzoek Neuroscience Campus Amsterdam Dr. E.M.J. Foncke bestuurslid Amsterdamse Neurologie Vereniging Dr. G.J. Groeneveld Research Director Neurology & Pain, CHDR Lid management VUmc-CHDR Clinical Research Unit Neurology & PET Lid wetenschappelijke adviesraad Nederlands Epilepsiefonds Lid hoofdredactieraad Tijdschrift voor Neurologie en Neurochirurgie Prof. dr. J.J. Heimans Afdelingshoofd Neurologie Opleider Neurologie Voorzitter divisie II Lid Beleidsraad Voorzitter diverse benoemingscommissies en ziekenhuisbrede commissies Lid Gezondheidsraad (Beraadsgroep Geneeskunde) Secretaris (Kern)Consilium Neurologicum Lid Executive Board Int. Society for Neutron Capture Therapy Lid interne adviesraad CCA Dr. J. Killestein Management/coordinatie/participatie fp6 project NABINMS Lid Stuurgroep en beheerscommissie NUBIN METC lidVUmc NIAZ geacrrediteerd auditor VUmc Medische Werkplekmanager Polikliniek vanaf 1-11-2009 Dr. A.W. Lemstra Dr. B.W. van Oosten Onderwijscoördinator afdeling neurologie Jaarcoördinator tweede jaar Master VUmc Compas Cursuscoördinator cursus Hersenen & Zintuigen derde jaar Bachelor VUmc Compas Lid Commissie Internationalisering VUmc Voorzitter werkgroep Procesherinrichting (PHI) Multipele Sclerose Lid Steering Committee BEST-PGx studie Dr. Y.A.L. Pijnenburg Coördinator wetenschappelijke stages neurologie Consulent neurologie GGZ inGeest Voorzitter landelijke FTD-expertgroep Redactielid Elsevier health Direct Neurologie, neurodegeneratieve aandoeningen Prof. dr. C.H. Polman Voorzitter medische staf/ stafconvent
42
Diverse bestuursfuncties nationale en internationale MS organisaties, incl Chair Clinical Trials Cie van de Amerikaanse MS Society and Vice-Chair Medical Advisory Board van de Internationale MS Federatie. Voorzitter Wetenschappelijke Adviesraad Reumafonds Lid Editorial Board Lancet Neurology, Multiple Sclerosis, International MS Journal Coordinator EEC FP6 Project ‘Neutralizing antibodies on Interferon beta in MS’ Dr. T.J. Postma coordinator leerstage neurologie M1.3 lid werkgroep patientenzorg expertisecentrum palliatieve zorg VUmc medisch werkplekmanager ZNEU lid commissie PR&V NVN lid denktank stichting hersentumor.nl Dr. J.C. Reijneveld NIAZ-geaccrediteerd auditor VUmc lid Marktteam Oncologie VUmc staflid afdeling Neurologie Academisch Medisch Centrum (0,3) voorzitter werkgroep neuro-oncologie Integraal Kankercentrum Amsterdam (IKA) vice-voorzitter Landelijke Werkgroep Neuro-Oncologie (LWNO) lid Brain Tumour Group van European Organisation for Research and Treatment of Cancer (EORTC) Drs. H.E. Ronner Lid van de Landelijke Werkgroep Epilepsiechirurgie Lid van de SEIN-VUmc werkgroep Prof. dr. Ph. Scheltens Lid Stuurgroep Parelsnoer Medisch Werkplekmanager Polikliniek tot 1-11-2009 Lid Management Team NeuroScience Campus Amsterdam Lid stuurgroep Nationaal Programma Ouderenzorg Lid VIDI commissie ZONMW Lid AGIKO/Klinische Fellow commissie ZONMW Lid comite van aanbeveling Innovation Lecture Treasurer VASCOG society Voorzitter Dementia Panel European Federation of Neurological Societies (EFNS) Lid dagelijks bestuur Center for Translational Molecular Medicine Lid Alzheimer Raad (advies orgaan Alzheimer Nederland) Prof. dr. C.J. Stam Lid van het ‘Kernconsilium Neurologie’ Lid vaste commissie voor de wetenschap VUmc Voorzitter CWO ICEN Redactieraad Tijdschrift voor Neurologie en Neurochirurgie (TNN) Lid editorial board van Human Brain Mapping, Journal of Neurology, Neurosurgery and Psychiatry, Nonlinear Biomedical Physics Wetenschappelijke adviesraad NEF (nationaal epilepsie fonds) Associate editor van Clinical Neurphysiology Research Council for Health of the Academy of Finland. Lid committee Clinical and Epidemiological Research, Fonds Wetenschappelijk Onderzoek (FWO) Research Foundation Flanders Dr. R.L.M. Strijers Voorzitter Stichting Raad Beroepsopleiding Laboranten KNF Penningmeester Nederlandse vereniging voor Klinische Neurofysiologie Lid Visitatie Commissie voor niet-opleidingsafdelingen Neurologie/KNF Lid Narcolepsie Advies Groep Lid Medische Advies Raad vereniging voor slaapapneu patiënten
43
Dr. B.M.J. Uitdehaag Lid Commissie Wetenschappelijk onderzoek van de Neuroscience Campus Amsterdam Lid van de vaste commissie voor de wetenschapsbeoefening van het VUmc Lid onderwijscommissie Postinitieel Masteronderwijs Epidemiologie Bestuurslid Nederlandse Vereniging voor Neurologie Voorzitter commissie kwaliteit van de Nederlandse Vereniging voor Neurologie Lid Wetenschappelijke Adviesraad Stichting MS Research Lid hoofdredactieraad Nederlands Tijdschrift voor Neurologie en Neurochirurgie Lid editorial board Cochrane MS group en Advisory Board Cochrane Neurological Network Dr. M.C. Visser Coördinator Parelsnoer CVA voor het VUmc. Voorzitter Meldingscommissie Incidenten Patiëntenzorg NIAZ-geaccrediteerd auditor VUmc Lid HASVU Lid coordinatiegroep verwijzers Lid opleidingscommissie SEH artsen VUmc Vertegenwoordiger VUmc in SIGRA overleg m.b.t. CVA Lid programmacommissie Spoedzorg ZonMW (vanaf 2008) Lid sub-commissie Vroege Evaluatie van Medische Innovatie ZonMw Lid commissie TOP VNVA Prof. dr. E.Ch. Wolters Voorzitter Medische Advies Raad Parkinson Vereniging Chairman WFN Research Group Parkinsonism and Related Disorders Chairman Organisation Committee 18th World Congress Parkinsonism and Related Disorders, Miami 2009 .
44
Publicaties Publicaties afdeling Neurologie/KNF Vu Medisch Centrum 2010 Dissertaties: Altena E. Mapping insomnia: brain structure, function and sleep intervention. Vrije Universiteit Amsterdam 17 maart 2010. promotoren: EJW van Someren, DF Swaab, copromotoren: YD van der Werf, Ph Scheltens Bosboom J.L.W. Pathophysiological mechanisms in Parkinson’s disease related dementia: an MEG study. Vrije Universiteit Amsterdam 24 september 2010. promotoren: ECh Wolters, CJ Stam, copromotor:HW Berendse Bosma I. Cognitive dysfunction in glioma. Underlying mechanisms and consequences. Vrije Universiteit Amsterdam 7 mei 2010. promotoren: JJ Heimans, CJ Stam, copromotoren: M Klein, JC Reijneveld Douw L. Neural networks and brain tumors, the interplay between tumor, cognition, and epilepsy. Vrije Universiteit Amsterdam 8 november 2010. promotoren: CJ Stam, JJ Heimans, copromotoren: JC Reijneveld, M Klein van den Elskamp I. Powerful outcome measures in MS. Vrije Universiteit Amsterdam 3 juni 2010. promotoren: F Barkhof, BMJ Uitdehaag, copromotor: DL Knol Kragt JJ. Measuring disease progression in MS: do patients’ and physicians’ perspectives match ? Vrije Universiteit Amsterdam 17 december 2010. promotoren: BMJ Uitdehaag, CH Polman Moraal B. 3D and subtraction MR imaging in multiple sclerosis: improved detection of spatiotemporal disease activity. Vrije Universiteit Amsterdam 12 februari 2010. promotoren: F Barkhof, CH Polman, copromotoren: JJG Geurts, H Vrenken Tolboom N. Imaging Alzheimer’s disease pathology in vivo: towards an early diagnosis. Vrije Universiteit Amsterdam 12 februari 2010. promotoren: Ph Scheltens, AA Lammertsma, copromotoren: BNM van Berckel, WM van der Flier Verwey NA. Biochemical markers in dementia: from mice to men. Vrije Universiteit Amsterdam 12 februari 2010. promotoren: Ph Scheltens, MA Blankenstein, copromotoren: WM van der Flier, R Veerhuis
45
Wetenschappelijke publicaties (Referee systeem): (IF= Impact Factor 1 ) Altena E, Ramautar JR, van der Werf YD, van Someren EJ.W. Do sleep complaints contribute to agerelated cognitive decline? Prog Brain Res 2010;185:181-205. (IF = 3.134) Altena E, Vrenken H, van der Werf YD, van den Heuvel OA, van Someren EJW. Reduced orbitofrontal and parietal gray matter in chronic insomnia: a voxel-based morphometric study. Biol Psychiatry 2010;67:182-185. (IF = 8.674) Axtell RC, de Jong BA, Boniface K, van der Voort LF, Bhat R, De Sarno P, Naves R, Han M, Zhong F, Castellanos JG, Mair R, Christakos A, Kolkowitz I, Katz L, Killestein J, Polman CH, de Waal Malefyt R, Steinman L, Raman C. T helper type 1 and 17 cells determine efficacy of interferon-beta in multiple sclerosis and experimental encephalomyelitis. Nat Med 2010;16:406-412. (IF = 25.430) Babiloni C, Visser PJ, Frisoni G, De Deyn PP, Bresciani L, Jelic V, Nagels G, Rodriguez G, Rossini PM, Vecchio F, Colombo D, Verhey F, Wahlund L-O, Nobili F. Cortical sources of resting EEG rhythms in mild cognitive impairment and subjective memory complaint. Neurobiol Aging 2010;31:1787-1798. (IF = 6.634) Barkhof F, Hulst HE, Drulović J, Uitdehaag BMJ, Matsuda K, Landin R, for the MN166-001 Investigators. Ibudilast in relapsing-remitting multiple sclerosis. A neuroprotectant? Neurology 2010;74:1033-1040. (IF = 8.017) Berger JR, Centonze D, Comi G, Confavreux C, Cutter G, Giovannoni G, Gold R, Hartung H-P, Lublin F, Miravalle A, Montalban X, O'Connor P, Olsson T, Polman CH, Stuve O, Wolinsky JS, Ziemssen T. Considerations on discontinuing natalizumab for the treatment of multiple sclerosis. Ann Neurol 2010;68:409-411. (IF = 10.746) Beukers RJ, Foncke EMJ, van der Meer JN, Nederveen AJ, de Ruiter MB, Bour LJ, Veltman DJ, Tijssen MAJ. Disorganized sensorimotor integration in mutation-positive myoclonus-dystonia: a functional magnetic resonance imaging study. Arch Neurol 2010;67:469-474. (IF = 7.108) Bianchi L, Sami S, Hillebrand A, Fawcett IP, Quitadamo LR, Seri S. Which physiological components are more suitable for visual ERP based brain- computer interface? A preliminary MEG/EEG study. Brain Topogr 2010;23:180-185. (IF = 3.288) Bird CM, Chan D, Hartley T, Pijnenburg YA, Rossor MN, Burgess N. Topographical short-term memory differentiates Alzheimer's disease from frontotemporal lobar degeneration. Hippocampus 2010;20:1154-1169. (IF = 4.609) Boers M, Berkhof J, Twisk JWR, Adèr HJ, Bezemer D, Knol D, Kostense PJ, Kuik DJ, Uitdehaag BMJ. A new graph and scoring system simplified analysis of changing states: disease remissions in a rheumatoid arthritis clinical trial. J Clin Epidemiol 2010;63:633-637. (IF = 3.753) Bosma LVAE, Kragt JJ, Brieva L, Khaleeli Z, Montalban X, Polman CH, Thompson AJ, Tintoré M, Uitdehaag BMJ. Progression on the multiple sclerosis functional composite in MS: what is the optimal cut-off for the three components? Mult Scler 2010;16:862-867. (IF = 4.230) Bour AMJJ, Rasquin SMC, Baars L, van Boxtel MPJ, Visser PJ, Limburg M, Verhey FRJ. The effect of the 1
(volgens Science Citation Index version 2010)
46
APOE-ε4 allele and ACE-I/D polymorphism on cognition during a two-year follow-up in first-ever stroke patients. Dement Geriatr Cogn Disord 2010;29:534-542. (IF = 2.455) Bour LJ, Contarino MF, Foncke EMJ, de Bie RMA, van den Munckhof P, Speelman JD, Schuurman PR. Long-term experience with intraoperative microrecording during DBS neurosurgery in STN and GPi. Acta Neurochir (Wien) 2010;152:2069-2077. (IF = 1.329) Bouwman FH, Verwey NA, Klein M, Kok A, Blankenstein MA, Sluimer JD, Barkhof F, van der Flier WM, Scheltens P. New research criteria for the diagnosis of Alzheimer's disease applied in a memory clinic population. Dement Geriatr Cogn Disord 2010;30:1-7. (IF = 2.455) Calmels C, Hars M, Jarry G, Stam CJ. Non-linear EEG synchronization during observation: effects of instructions and expertise. Psychophysiology 2010;47:799-808. (IF = 3.263) Carmichael O, Schwarz C, Drucker D, Fletcher E, Harvey D, Beckett L, Jack CR Jr, Weiner M, DeCarli C, for the Alzheimer's Disease Neuroimaging Initiative (waaronder: Visser PJ ). Longitudinal changes in white matter disease and cognition in the first year of the Alzheimer disease neuroimaging initiative. Arch Neurol 2010;67:1370-1378. (IF = 7.108) Chouliaras L, Rutten BPF, Kenis G, Peerbooms O, Visser PJ, Verhey F, van Os J, Steinbusch HWM, van den Hove DLA. Epigenetic regulation in the pathophysiology of Alzheimer's disease. Prog Neurobiol 2010;90:498-510. (IF = 9.966) Coebergh JAF, Roosendaal SD, Polman CH, Geurts JJ, van Woerkom TCAM. Acute severe memory impairment as a presenting symptom of multiple sclerosis: a clinical case study with 3D double inversion recovery MR imaging. Mult Scler 2010;16:1521-1524. (IF = 4.230) Colon AJ, Hofman P, Ossenblok PPW, Jansen JFA, ter Beek LC, Berting R, Stam CJ, Boon P. MRSlateralisation index in patients with epilepsy and focal cortical dysplasia or a MEG-focus using bilateral single voxels. Epilepsy Res 2010;89:148-153. (IF = 2.302) Delaloye C, Moy G, de Bilbao F, Baudois S, Weber K, Hofer F, Paquier CR, Donati A, Canuto A, Giardini U, von Gunten A, Stancu RI, Lazeyras F, Millet P, Scheltens P, Giannakopoulos P, Gold G. Neuroanatomical and neuropsychological features of elderly euthymic depressed patients with earlyand late-onset. J Neurol Sci 2010;299:19-23. (IF = 2.167) D'hooghe MB, Nagels G, Uitdehaag BMJ. Long-term effects of childbirth in MS. J Neurol Neurosurg Psychiatry 2010;81:38-41. (IF = 4.791) van Dijk KD, Teunissen CE, Drukarch B, Jimenez CR, Groenewegen HJ, Berendse HW, van de Berg WDJ. Diagnostic cerebrospinal fluid biomarkers for Parkinson's disease: a pathogenetically based approach. Neurobiol Dis 2010;39:229-241. (IF = 5.121) Douw L, van Dellen E, de Groot M, Heimans JJ, Klein M, Stam CJ, Reijneveld JC. Epilepsy is related to theta band brain connectivity and network topology in brain tumor patients. BMC Neurosci 2010;11;Art no.103. (IF =3.091) Douw L, de Groot M, van Dellen E, Heimans JJ, Ronner HE, Stam CJ, Reijneveld JC. ' Functional connectivity' is a sensitive predictor of epilepsy diagnosis after the first seizure. PLoS One 2010;5(5):e10839. (IF = 4.411) Douw L, van Dellen E, Baayen JC, Klein M, Velis DN, Alpherts WCJ, Heimans JJ, Reijneveld JC, Stam CJ.
47
The lesioned brain: still a small-world? Front Hum Neurosci 2010;4: Art no.174:1-9. (IF = 1.940) Dubois B, Feldman HH, Jacova C, Cummings JL, Dekosky ST, Barberger-Gateau P, Delacourte A, Frisoni G, Fox NC, Galasko D, Gauthier S, Hampel H, Jicha GA, Meguro K, O'Brien J, Pasquier F, Robert P, Rossor M, Salloway S, Sarazin M, de Souza LC, Stern Y, Visser PJ, Scheltens P. Revising the definition of Alzheimer's disease: a new lexicon. Lancet Neurol 2010;9:1118-1127. (IF = 21.659) van den Elskamp IJ, Boden B, Dattola V, Knol DL, Filippi M, Kappos L, Fazekas F, Wagner K, Pohl C, Sandbrink R, Polman CH, Uitdehaag BMJ, Barkhof F. Cerebral atrophy as outcome measure in shortterm phase 2 clinical trials in multiple sclerosis. Neuroradiology 2010;52:875-881. (IF = 2.870) van den Elskamp IJ, Knol DL, Vrenken H, Karas G, Meijerman A, Filippi M, Kappos L, Fazekas F, Wagner K, Pohl C, Sandbrink R, Polman CH, Uitdehaag BMJ, Barkhof F. Lesional magnetization transfer ratio:a feasible outcome for remyelinating treatment trials in multiple sclerosis. Mult Scler 2010;16:660-669. (IF = 4.230) van 't Ent D, van Soelen ILC, Stam KJ, de Geus EJC, Boomsma DI. Genetic influence demonstrated for MEG-recorded somatosensory evoked responses. Psychophysiology 2010;47:1040-1046. (IF = 3.263) Exalto LG, van der Flier WM, Scheltens P, Biessels GJ. Glycemia and levels of cerebrospinal fluid amyloid and tau in patients attending a memory clinic. J Am Geriatr Soc 2010;58:1318-1321. (IF = 3.913) Foncke EMJ, Beukers RJ, Tijssen CC, Koelman JHTM, Tijssen MAJ. Myoclonus-dystonia and spinocerebellar ataxia type 14 presenting with similar phenotypes: trunk tremor, myoclonus, and dystonia. Parkinsonism Relat Disord 2010;16:288-289. (IF = 3.245) Frisoni GB, Fox NC, Jack CR Jr, Scheltens P, Thompson PM. The clinical use of structural MRI in Alzheimer disease. Nat Rev Neurol 2010;6:67-77. (IF = 6.511) Gaál ZA, Boha R, Stam CJ, Molnár M. Age-dependent features of EEG-reactivity--spectral, complexity, and network characteristics. Neurosci Lett 2010;479:79-84. (IF =2.055) Goos JDC, Henneman WJP, Sluimer JD, Vrenken H, Sluimer IC, Barkhof F, Blankenstein MA, Scheltens PH, van der Flier WM. Incidence of cerebral microbleeds: a longitudinal study in a memory clinic population. Neurology 2010;74:1954-1960. (IF = 8.017) Groen JL, Ritz K, Contarino MF, van de Warrenburg BP, Aramideh M, Foncke EM, van Hilten JJ, Schuurman PR, Speelman JD, Koelman JH, de Bie RMA, Baas F, Tijssen MA. DYT6 dystonia: mutation screening, phenotype, and response to deep brain stimulation. Mov Disord 2010;25:2420-2427. (IF = 4.480) Groen JL, de Bie RMA, Foncke EMJ, Roos RAC, Leenders KL, Tijssen MAJ. Late-onset Huntington disease with intermediate CAG repeats: true or false? J Neurol Neurosurg Psychiatry 2010;81:228-230. (IF = 4.791) de Groot M, Toering ST, Boer K, Spliet WGM, Heimans JJ, Aronica E, Reijneveld JC. Expression of synaptic vesicle protein 2A in epilepsy-associated brain tumors and in the peritumoral cortex. Neuro-oncol 2010;12:265-273. (IF = 5.483) Guadagno JV, Polman CH. A Dutch window into the development of a two tier healthcare system.
48
BMJ 2010;340:979. (IF = 13.471) Gustavsson A, Jonsson L, Rapp T, Reynish E, Ousset PJ, Andrieu S, Cantet C, Winblad B, Vellas B, Wimo A, on Behalf of the ICTUS Study Group (waaronder Scheltens P). Differences in resource use and costs of dementia care between European countries: baseline data from the ICTUS study. J Nutr Health Aging 2010;14:648-654. (IF = 2.484) Hall SD, Barnes GR, Furlong PL, Seri A, Hillebrand A. Neuronal network pharmacodynamics of GABAergic modulation in the human cortex determined using pharmaco-magnetoencephalography. Hum Brain Mapp 2010;31:581-594. (IF = 5.107) van den Heuvel MP, Mandl RCW, Stam CJ, Kahn RS, Hulshoff Pol HE. Aberrant frontal and temporal complex network structure in schizophrenia: a graph theoretical analysis. J Neurosci 2010;30:15915-15926. (IF = 7.271) van den Heuvel OA, van der Werf YD, Verhoef KMW, de Wit S, Berendse HW, Wolters ECh, Veltman DJ, Groenewegen HJ. Frontal-striatal abnormalities underlying behaviours in the compulsive-impulsive spectrum. J Neurol Sci 2010;289:55-59. (IF = 2.167) Hilverda K, Bosma I, Heimans JJ, Postma TJ, Vandertop WP, Slotman BJ, Buter J, Reijneveld JC, Klein M. Cognitive functioning in glioblastoma patients during radiotherapy and temozolomide treatment: initial findings. J Neurooncol 2010;97:89-94. (IF = 2.929) Hort J, O'Brien JT, Gainotti G, Pirttila T, Popescu BO, Rektorova I, Sorbi S, Scheltens P, on Behalf of the EFNS Scientist Panel on Dementia. EFNS guidelines for the diagnosis and management of Alzheimer's disease. Eur J Neurol 2010;17:1236-1248. (IF = 3.765) Hort J, Bartos A, Pirttilä T, Scheltens P. Use of cerebrospinal fluid biomarkers in diagnosis of dementia across Europe. Eur J Neurol 2010;17:90-96. (IF = 3.765) van Houdt PJ, Ossenblok PPW, Boon PAJM, Leijten FSS, Velis DN, Stam CJ, de Munck JC. Correction for pulse height variability reduces physiological noise in functional MRI when studying spontaneous brain activity. Hum Brain Mapp 2010;31:311-325. (IF = 5.107) Hu H, Meijer OG, van Dieën JH, Hodges PW, Bruijn SM, Strijers RL, Nanayakkara PW, van Royen BJ, Wu W, Xia C. Muscle activity during the active straight leg raise (ASLR), and the effects of a pelvic belt on the ASLR and on treadmill walking. J Biomech 2010;43:532-539. (IF = 2.463) Jakkula E, Leppä V, Sulonen AM, Varilo T, Kallio S, Kemppinen A, Purcell S, Koivisto K, Tienari P, Sumelahti ML, Elovaara I, Pirttilä T, Reunanen M, Aromaa A, Oturai AB, Søndergaard HB, Harbo HF, Mero IL, Gabriel SB, Mirel DB, Hauser SL, Kappos L, Polman C, De Jager PL, Hafler DA, Daly MJ, Palotie A, Saarela J, Peltonen L. Genome-wide association study in a high-risk isolate for multiple sclerosis reveals associated variants in STAT3 gene. Am J Hum Genet 2010;86:285-291. (IF = 11.680) Joling KJ, van Hout HPJ, Schellevis FG, van der Horst HE, Scheltens P, Knol DL, van Marwijk HWJ. Incidence of depression and anxiety in the spouses of patients with dementia: a naturalistic cohort study of recorded morbidity with a 6-year follow-up. Am J Geriatr Psychiatry 2010;18:146-153. (IF = 3.566) Jonsson M, Zetterberg H, van Straaten E, Lind K, Syversen S, Edman A, Blennow K, Rosengren L, Pantoni L, Inzitari D, Wallin A. Cerebrospinal fluid biomarkers of white matter lesions - crosssectional results from the LADIS study.
49
Eur J Neurol 2010;17:377-382. (IF = 3.765) Kamphuis PJGH, Scheltens P. Can nutrients prevent or delay onset of Alzheimer's disease? J Alzheimers Dis 2010;20:765-775. (IF = 4.261) Kappos L, Radue E-W, O'Connor P, Polman C, Hohlfeld R, Calabresi P, Selmaj K, Agoropoulou C, Leyk M, Zhang-Auberson L, Burtin P, for the FREEDOMS Study Group. A placebo-controlled trial of oral fingolimod in relapsing multiple sclerosis. N Engl J Med 2010;362:387-401. (IF = 53.484) Kester MI, Boelaarts L, Bouwman FH, Vogels RL, Groot ER, van Elk EJ, Blankenstein MA, van der Flier WM, Scheltens P. Diagnostic impact of CSF biomarkers in a local hospital memory clinic. Dement Geriatr Cogn Disord 2010;29:491-497. (IF = 2.455) Kester MI, Verwey NA, van Elk EJ, Scheltens P, Blankenstein MA. Evaluation of plasma Aβ40 and Aβ42 as predictors of conversion to Alzheimer's disease in patients with mild cognitive impairment. Neurobiol Aging 2010;31:539-540. (IF = 6.634) Kester MI, van der Flier WM, Mandic G, Blankenstein MA, Scheltens P, Muller M. Joint effect of hypertension and APOE genotype on CSF biomarkers for Alzheimer's disease. J Alzheimers Dis 2010;20:1083-1090. (IF = 4.261) Ketelslegers IA, Neuteboom RF, Boon M, Catsman-Berrevoets CE, Hintzen RQ, on behalf of the Dutch Pediatric MS Study Group (waaronder: Eikelenboom MJ). A comparison of MRI criteria for diagnosing pediatric ADEM and MS. Neurology 2010;74:1412-1415. (IF = 8.017) Ketelslegers IA, Catsman-Berrevoets CE, Boon M, Eikelenboom MJ, Stroink H, Neuteboom RF, Aarsen FK, van de Putte EM, Hintzen RQ. Fatigue and depression in children with multiple sclerosis and monophasic variants. Eur J Paediatr Neurol 2010;14:320-325. (IF = 1.994) Keus SHJ, Nijkrake MJ, Borm GF, Kwakkel G, Roos RAC, Berendse HW, Adang EM, Overeem S, Bloem BR, Munneke M, on behalf of the ParkinsonNet Trial Study Group. The ParkinsonNet trial: design and baseline characteristics Mov Disord 2010;25: 830-837. (IF = 4.480) Killestein J, Vennegoor A, Strijbis EM, Seewann A, van Oosten BW, Uitdehaag BMJ, Polman CH. Natalizumab drug holiday in multiple sclerosis: poorly tolerated. Ann Neurol 2010;68:392-395. (IF = 10.746) Killestein J, van der Meer ML, Regelink JC, Huijgens PC,Polman CH. To the editor: Severe cardiac failure in a patient with multiple sclerosis following low-dose mitoxantrone treatment. Neurology 2010;74: 934. (IF = 8.017) Koedam ELGE, van der Flier WM, Barkhof F, Koene T, Scheltens P, Pijnenburg YAL. Clinical characteristics of patients with frontotemporal dementia with and without lobar atrophy on MRI. Alzheimer Dis Assoc Disord 2010;24:242-247. (IF = 2.583) Koedam ELGE, Lauffer V, van der Vlies AE, van der Flier WM, Scheltens P, Pijnenburg YAL. Earlyversus late-onset Alzheimer's disease: more than age alone. J Alzheimers Dis 2010;19:1401-1408. (IF = 4.261) Kooij G, van Horssen J, de Lange ECM, Reijerkerk A, van der Pol SMA, van het Hof B, Drexhage J, Vennegoor A, Killestein J, Scheffer G, Oerlemans R, Scheper R, van der Valk P, Dijkstra CD, de Vries HE. T lymphocytes impair P-glycoprotein function during neuroinflammation. J Autoimmun 2010;34:416-425. (IF = 8.136) Lazzarino G, Amorini AM, Eikelenboom MJ, Killestein J, Belli A, Di Pietro V, Tavazzi B, Barkhof F,
50
Polman CH, Uitdehaag BMJ, Petzold A. Cerebrospinal fluid ATP metabolites in multiple sclerosis. Mult Scler 2010;16:549-554. (IF = 4.230) Liedorp M, Stam CJ, van der Flier WM, Pijnenburg YAL, Scheltens Ph. Prevalence and clinical significance of epileptiform EEG discharges in a large memory clinic cohort. Dement Geriatr Cogn Disord 2010;29:432-437. (IF = 2.455) Lukas C, Minneboo A, de Groot V, Moraal B, Knol DL, Polman CH, Barkhof F, Vrenken H. Early central atrophy rate predicts 5 year clinical outcome in multiple sclerosis. J Neurol Neurosurg Psychiatry 2010;81:1351-1356. (IF = 4.791) Madureira S, Verdelho A, Moleiro C, Ferro JM, Erkinjuntti T, Jokinen H, Pantoni L, Fazekas F, van der Flier W, Visser M, Waldemar G, Wallin A, Hennerici M, Inzitari D. Neuropsychological predictors of dementia in a three-year follow-up period: data from the LADIS study. Dement Geriatr Cogn Disord 2010;29:325-334. (IF = 2.455) Mihaescu R, Detmar SB, Cornel MC, van der Flier WM, Heutink P, Hol EM, Olde Rikkert MGM, van Duijn CM, Janssens ACJW. Translational research in genomics of Alzheimer's disease: a review of current practice and future perspectives. J Alzheimers Dis 2010;20:967-980. (IF = 4.261) Montalban X, Tintoré M, Swanton J, Barkhof F, Fazekas F, Filippi M, Frederiksen J, Kappos L, Palace J, Polman C, Rovaris M, de Stefano N, Thompson A, Yousry T, Rovira A, Miller DH. MRI criteria for MS in patients with clinically isolated syndromes. Neurology 2010;74:427-434. (IF = 8.017) Moraal B, van den Elskamp IJ, Knol DL, Uitdehaag BMJ, Geurts JJG, Vrenken H, Pouwels PJW, van Schijndel RA, Meier DS, Guttmann CRG, Barkhof F. Long-interval T2-weighted subtraction magnetic resonance imaging: a powerful new outcome measure in multiple sclerosis trials. Ann Neurol 2010;67:667-675. (IF = 10.746) Morrow SA, O'Connor PW, Polman CH, Goodman AD, Kappos L, Lublin FD, Rudick RA, Jurgensen S, Paes D, Forrestal F, Benedict RHB. Evaluation of the symbol digit modalities test (SDMT) and MS neuropsychological screening questionnaire (MSNQ) in natalizumab-treated MS patients over 48 weeks. Mult Scler 2010;16:1385-1392. (IF = 4.230) Möst EIS, Scheltens P, van Someren EJW. Prevention of depression and sleep disturbances in elderly with memory-problems by activation of the biological clock with light - a randomized clinical trial. Trials 2010;11(1):19. (IF = 2.080) Mulder C, Verwey NA, van der Flier WM, Bouwman FH, Kok A, van Elk EJ, Scheltens P, Blankenstein MA. Amyloid-β(1-42), total tau, and phosphorylated tau as cerebrospinal fluid biomarkers for the diagnosis of Alzheimer disease. Clin Chem 2010;56:248-253. (IF = 6.886) Mulder SD, van der Flier WM, Verheijen JH, Mulder C, Scheltens P, Blankenstein MA, Hack CE, Veerhuis R. BACE1 activity in cerebrospinal fluid and its relation to markers of AD pathology. J Alzheimers Dis 2010;20:253-260. (IF = 4.261) Mulder SD, Hack CE, van der Flier WM, Scheltens P, Blankenstein MA, Veerhuis R. Evaluation of intrathecal serum amyloid P (SAP) and C-reactive protein (CRP) synthesis in Alzheimer's disease with the use of index values. J Alzheimers Dis 2010;22:1073-1079. (IF = 4.261) Munneke M, Nijkrake MJ, Keus SHJ, Kwakkel G, Berendse HW, Roos RAC, Borm GF, Adang EM, Overeem S, Bloem BR, on behalf of the ParkinsonNet Trial Study Group. Efficacy of community-based physiotherapy networks for patients with Parkinson's disease: a cluster-randomised trial. Lancet Neurol 2010;9:46-54. (IF = 21.659)
51
Neuteboom RF, Ketelslegers IA, Boon M, Catsman-Berrevoets CE, Hintzen RQ, on behalf of the Dutch Study Group on Childhood Multiple Sclerosis and Acute Disseminated Encephalomyelitis (waaronder: Eikelenboom J). Barkhof magnetic resonance imaging criteria predict early relapse in pediatric multiple sclerosis. Pediatr Neurol 2010;42:53-55. (IF = 1.513) Nielsen JM, Uitdehaag BMJ, Korteweg T, Barkhof F, Polman CH. Performance of the Swanton multiple sclerosis criteria for dissemination in space. Mult Scler 2010;16:985-987. (IF = 4.230) Oosterman JM, Vogels RLC, van Harten B, Gouw AA, Poggesi A, Scheltens P, Kessels RPC, Scherder EJA. Assessing mental flexibility: neuroanatomical and neuropsychological correlates of the trail making test in elderly people. Clin Neuropsychol 2010;24:203-219. (IF = 2.075) Petzold A, Verwey NA, van Uffelen K, Blankenstein MA, Teunissen C. Batch prepared protein standards for cerebrospinal fluid (CSF) biomarkers for neurodegeneration. J Neurosci Methods 2010;193:296-299. (IF = 2.100) Petzold A, Mondria T, Kuhle J, Rocca MA, Cornelissen J, te Boekhorst P, Lowenberg B, Giovannoni G, Filippi M, Kappos L, Hintzen R. Evidence for acute neurotoxicity after chemotherapy. Ann Neurol 2010;68:806-815. (IF = 10.746) Petzold A, de Boer JF, Schippling S, Vermersch P, Kardon R, Green A, Calabresi PA, Polman C. Optical coherence tomography in multiple sclerosis: a systematic review and meta-analysis. Lancet Neurol 2010;9:921-932. (IF = 21.659) Petzold A, Chapman MD, Schraen S, Verwey NA, Pasquier F, Bombois S, Brettschneider J, Fox NC, von Arnim CAF, Teunissen C, Pijnenburg Y, Riepe MW, Otto M, Tumani H, Scheltens P, Buee L, Rosso MN. An unbiased, staged, multi-center, validation strategy for Alzheimer's disease CSF tau levels. Exp Neurol 2010;223:432-438. (IF = 4.436) van der Ploeg AT, Clemens PR, Corzo D, Escolar DM, Florence J, Groeneveld GJ, Herson S, Kishnani PS, Laforet P, Lake SL, Lange DJ, Leshner RT, Mayhew JE, Morgan C, Nozaki K, Park DJ, Pestronk A, Rosenbloom B, Skrinar A, van Capelle CI, van der Beek NA, Wasserstein M, Zivkovic SA. A randomized study of alglucosidase alfa in late-onset Pompe's disease. N Engl J Med 2010;362:1396-1406. (IF = 53.484) Polman CH, Rudick RA The multiple sclerosis functional composite: a clinically meaningful measure of disability. Neurology 2010;74(suppl.3):S8-S15. (IF = 8.017) Polman CH, Bertolotto A, Deisenhammer F, Giovannoni G, Hartung H-P, Hemmer B, Killestein J, McFarland HF, Oger J, Pachner AR, Petkau J, Reder AT, Reingold SC, Schellekens H, Soelberg Sǿrensen P. Recommendations for clinical use of data on neutralising antibodies to interferon-beta therapy in multiple sclerosis. Lancet Neurol 2010;9:740-750. (IF = 21.659) Polvikoski TM, van Straaten ECW, Barkhof F, Sulkava R, Aronen HJ, Niinistö L, Oinas M, Scheltens P, Erkinjuntti T, Kalaria RN. Frontal lobe white matter hyperintensities and neurofibrillary pathology in the oldest old. Neurology 2010;75:2071-2078. (IF = 8.017) Ponsen MM, Stoffers D, Wolters ECh, Booij J, Berendse HW. Olfactory testing combined with dopamine transporter imaging as a method to detect prodromal Parkinson's disease. J Neurol Neurosurg Psychiatry 2010;81:396-399. (IF = 4.791) Ponten SC, Ronner HE, Strijers RLM, Visser MC, Peerdeman SM, Vandertop WP, Beishuizen A, Girbes
52
ARJ, Stam CJ. Feasibility of online seizure detection with continuous EEG monitoring in the intensive care unit. Seizure 2010;19:580-586. (IF = 1.649) Ponten SC, Daffertshofer A, Hillebrand A, Stam CJ. The relationship between structural and functional connectivity: graph theoretical analysis of an EEG neural mass model. Neuroimage 2010;52:985-994. (IF = 5.932) Prins ND, van Swieten JC. Alzheimer disease: MRI and CSF biomarkers in AD-accuracy and temporal change. Nat Rev Neurol 2010:6:650-651. (IF = 6.511) Prins ND, Visser PJ, Scheltens P. Can novel therapeutics halt the amyloid cascade? Alzheimers Res Ther 2010;2(2):5. Radue E-W, Stuart WH, Calabresi PA, Confavreux C, Galetta SL, Rudick RA, Lublin FD, WeinstockGuttman B, Wynn DR, Fisher E, Papadopoulou A, Lynn F, Panzara MA, Sandrock AW, and for the SENTINEL Investigators (waaronder: Polman CH, Jasperse MM, Zwemmer JN, Nielsen J, Kragt JJ). Natalizumab plus interferon beta-1a reduces lesion formation in relapsing multiple sclerosis. J Neurol Sci 2010;292:28-35. (IF = 2.167) Ramakers IHGB, Visser PJ, Aalten P, Kester A, Jolles J, Verhey FRJ. Affective symptoms as predictors of Alzheimer's disease in subjects with mild cognitive impairment: a 10-year follow-up study. Psychol Med 2010;40:1193-1201. (IF = 5.200) Ramakers IHGB, Visser PJ, Aalten P, Maes HL, Lansdaal HGM, Meijs CJC, Jolles J, Verhey FR. The predictive value of memory strategies for Alzheimer's disease in subjects with mild cognitive impairment. Arch Clin Neuropsychol 2010;25:71-77. (IF = 2.304) Reesink FE, Lemstra AW, van Dijk KD, Berendse HW, van de Berg WDJ, Klein M, Blankenstein MA, Scheltens P, Verbeek MM, van der Flier WM. CSF α-synuclein does not discriminate dementia with lewy bodies from Alzheimer's disease. J Alzheimers Dis 2010;22:87-95. (IF = 4.261) Richard E, Gouw AA, Scheltens P, van Gool WA. Vascular care in patients with Alzheimer disease with cerebrovascular lesions slows progression of white matter lesions on MRI. The evaluation of vascular care in Alzheimer's disease (EVA) study. Stroke 2010;41:554-556. (IF = 5.756) Rietberg MB, van Wegen EE, Uitdehaag BM, de Vet HC, Kwakkel G. How reproducible is home-based 24-hour ambulatory monitoring of motor activity in patients with multiple sclerosis? Arch Phys Med Rehabil 2010;91:1537-1541. (IF = 2.254) van Rossum IA, Vos S, Handels R, Visser PJ. Biomarkers as predictors for conversion from mild cognitive impairment to Alzheimer-type dementia: implications for trial design. J Alzheimers Dis 2010;20:881-891. (IF = 4.261) Rudick RA, O'Connor PW, Polman CH, Goodman AD, Ray SS, Griffith NM, Jurgensen SA, Gorelik L, Forrestal F, Sandrock AW, E Goelz S. Assessment of JC virus DNA in blood and urine from natalizumab-treated patients. Ann Neurol 2010;68:304-310. (IF = 10.746) Sanz-Arigita EJ, Schoonheim MM, Damoiseaux JS, Rombouts SARB, Maris E, Barkhof F, Scheltens P, Stam CJ. Loss of 'small-world' networks in Alzheimer's disease: graph analysis of FMRI resting-state functional connectivity. PLoS One 2010;5(11):e13788. (IF = 4.411) Scheltens P, Kamphuis PJGH, Verhey FRJ, Olde Rikkert MGM, Wurtman RJ, Wilkinson D, Twisk JWR,
53
Kurz A. Efficacy of a medical food in mild Alzheimer's disease: a randomized, controlled trial. Alzheimers Dement 2010;6:1-10. (IF = 5.902) Schmidt R, Ropele S, Ferro J, Madureira S, Verdelho A, Petrovic K, Gouw A, van der Flier WM, Enzinger C, Pantoni L, Inzitari D, Erkinjuntti T, Scheltens P, Wahlund LO, Waldemar G, Rostrup E, Wallin A, Barkhof F, Fazekas F, on behalf of the LADIS study group. Diffusion-weighted imaging and cognition in the leukoariosis and disability in the elderly study. Stroke 2010;41:e402-e408. (IF = 5.756) Schuitemaker A, Dik MG, Veerhuis R, Scheltens P, Schoonenboom NSM, Hack CE, Blankenstein MA, Jonker C. Inflammatory markers in AD and MCI patients with different biomarker profilesinterpretation of serum and CSF levels. Neurobiol Aging 2010;31:1655. (IF = 6.634) Sellner J, Boggild M, Clanet M, Hintzen RQ, Illes Z, Montalban X, Du Pasquier RA, Polman CH, Sorensen PS, Hemmer B. EFNS guidelines on diagnosis and management of neuromyelitis optica. Eur J Neurol 2010;17:1019-1032. (IF = 3.765) Sikkes SAM, van den Berg MT, Knol DL, de Lange-de Klerk ESM, Scheltens P, Uitdehaag BMJ, Klein M, Pijnenburg YAL. How useful Is the IQCODE for discriminating between Alzheimer's disease, mild cognitive impairment and subjective memory complaints? Dement Geriatr Cogn Disord 2010;30:411-416. (IF = 2.455) Sizoo EM, Braam L, Postma TJ, Pasman RW, Heimans JJ, Klein M, Reijneveld JC, Taphoorn MJB. Symptoms and problems in the end-of-life phase of high-grade glioma patients. Neuro-oncol 2010;12:1162-1166. (IF = 5.483) Slats D, Spies PE, Sjögren MJC, Visser PJ, Verbeek MM, Rikkert MGM, Kehoe PG. CSF biomarker utilisation and ethical considerations of biomarker assisted diagnosis and research in dementia: perspectives from within the European Alzheimer's Disease Consortium (EADC). J Neurol Neurosurg Psychiatry 2010;81:124-125. (IF = 4.791) Sluimer JD, Bouwman FH, Vrenken H, Blankenstein MA, Barkhof F, van der Flier WM, Scheltens P. Whole-brain atrophy rate and CSF biomarker levels in MCI and AD: a longitudinal study. Neurobiol Aging 2010;31:758-764. (IF = 6.634) Smit DJA, Boersma M, van Beijsterveldt CEM, Posthuma D, Boomsma DI, Stam CJ, de Geus EJC. Endophenotypes in a dynamically connected brain. Behav Genet 2010;40:167-177. (IF = 3.000) Smits LL, Liedorp M, Koene T, Roos-Reuling IEW, Lemstra AW, Scheltens P, Stam CJ, van der Flier WM. EEG Abnormalities are associated with different cognitive profiles in Alzheimer's disease. Dement Geriatr Cogn Disord 2010;31:1-6. (IF = 2.455) Sombekke MH, Arteta D, van de Wiel MA, Crusius JBA, Tejedor D, Killestein J, Martínez A, Peña AS, Polman CH, Uitdehaag BMJ. Analysis of multiple candidate genes in association with phenotypes of multiple sclerosis. Mult Scler 2010;16:652-659. (IF = 4.230) + Erratum: Mult Scler 2010;16:765. Staekenborg SS, Su T, van Straaten ECW, Lane R, Scheltens P, Barkhof F, van der Flier WM. Behavioural and psychological symptoms in vascular dementia; differences between small and large vessel disease. J Neurol Neurosurg Psychiatry 2010;81:547-551. (IF = 4.791) Staekenborg SS, de Waal H, Admiraal-Behloul F, Barkhof F, Reiber JHC, Scheltens P, Pijnenburg YAL, Vrenken H, van der Flier WM. Neurological signs in relation to white matter hyperintensity volumes in memory clinic patients. Dement Geriatr Cogn Disord 2010;29:301-308. (IF = 2.455)
54
Stam CJ. Characterization of anatomical and functional connectivity in the brain: a complex networks perspective. Int J Psychophysiol 2010;77:186-194. (IF = 2.378) Stam CJ, Hillebrand A, Wang H, van Mieghem P. Emergence of modular structure in a large-scale brain network with interactions between dynamics and connectivity. Front Comput Neurosci 2010;4: Article 133. (IF =2.586) Stam CJ. Use of magnetoencephalography (MEG) to study functional brain networks in neurodegenerative disorders. J Neurol Sci 2010;289:128-134. (IF = 2.167) Tallantyre EC, Bø L, Al-Rawashdeh O, Owens T, Polman CH, Lowe JS, Evangelou N. Clinicopathological evidence that axonal loss underlies disability in progressive multiple sclerosis. Mult Scler 2010;16:406-411. (IF = 4.230) Taphoorn MJB, Sizoo EM, Bottomley A. Review on quality of life issues in patients with primary brain tumors. Oncologist 2010;15:618-626. (IF = 5.826) Teodorczuk A, Firbank MJ, Pantoni L, Poggesi A, Erkinjuntti T, Wallin A, Wahlund L-O, Scheltens P, Waldemar G, Schrotter G, Ferro JM, Chabriat H, Bazner H, Visser M, Inzitari D, O'Brien JT, on behalf of the LADIS Group. Relationship between baseline white-matter changes and development of late-life depressive symptoms: 3-year results from the LADIS study. Psychol Med 2010;40:603-610. (IF = 5.200) Teunissen CE, Verwey NA, Kester MI, van Uffelen K, Blankenstein MA. Standardization of assay procedures for analysis of the CSF biomarkers amyloid β((1-42)), tau, and phosphorylated tau in Alzheimer's disease: report of an International workshop. Int J Alzheimers Dis 2010; Article ID 635053:1-6. Tolboom N, Koedam ELGE, Schott JM, Yaqub M, Blankenstein MA, Barkhof F, Pijnenburg YAL, Lammertsma AA, Scheltens P, van Berckel BNM. Dementia mimicking Alzheimer's disease owing to a tau mutation: CSF and PET findings. Alzheimer Dis Assoc Disord 2010;24:303-307. (IF = 2.583) Tolboom N, van der Flier WM, Boverhoff J, Yaqub M, Wattjes MP, Raijmakers PG, Barkhof F, Scheltens P, Herholz K, Lammertsma AA, van Berckel BNM. Molecular imaging in the diagnosis of Alzheimer's disease: visual assessment of [11C]PIB and [18F]FDDNP PET images. J Neurol Neurosurg Psychiatry 2010;81:882-884. (IF = 4.791) Tsolaki M, Papaliagkas V, Anogianakis G, Bernabei R, Emre M, Frolich L, Visser PJ, Michel J-P, Pirttila T, Olde Rikkert M, Soininen H, Sobow T, Vellas B, Verhey F, Winblad B and the European Alzheimer’s Disease Consortium. Consensus statement on dementia education and training in Europe. J Nutr Health Aging 2010;14:131-135. (IF = 2.484) Verdelho A, Madureira S, Moleiro C, Ferro JM, Santos CO, Erkinjuntti T, Pantoni L, Fazekas F, Visser M, Waldemar G, Wallin A, Hennerici M, Inzitari D, on behalf of the LADIS Study. White matter changes and diabetes predict cognitive decline in the elderly: The LADIS Study. Neurology 2010;75:160-167. (IF = 8.017) Verhoeff JJC, Lavini C, van Linde ME, Stalpers LJA, Majoie CBLM, Reijneveld JC, van Furth WR, Richel DJ. Bevacizumab and dose-intense temozolomide in recurrent high-grade glioma. Ann Oncol 2010;21:1723-1727. (IF = 6.452) Verwey NA, Kester MI, van der Flier WM, Veerhuis R, Berkhof H, Twaalfhoven H, Blankenstein MA, Scheltens P, Pijnenburg YAL. Additional value of CSF amyloid-β40 levels in the differentiation between FTLD and control subjects.
55
J Alzheimers Dis 2010;20:445-452. (IF = 4.261) VITATOPS Trial Study Group (waaronder: Eikelenboom JW, Koedam E). B vitamins in patients with recent transient ischaemic attack or stroke in the VITAmins TO Prevent Stroke (VITATOPS) trial: a randomised, double-blind, parallel, placebo-controlled trial. Lancet Neurol 2010;9:855-865. (IF = 21.659) Vogt MHJ, ten Kate J, Drent RJM, Polman CH, Hupperts R. Increased osteopontin plasma levels in multiple sclerosis patients correlate with bone-specific markers. Mult Scler 2010;16:443-449. (IF = 4.230) van der Voort LF, Gilli F, Bertolotto A, Knol DL,Uitdehaag BMJ,Polman CH, Killestein J. Clinical effect of neutralizing antibodies to interferon beta that persist long after cessation of therapy for multiple sclerosis. Arch Neurol 2010;67:402-407. (IF = 7.108) van der Voort LF, Vennegoor A, Visser A, Knol DL, Uitdehaag BMJ, Barkhof F, Oudejans CBM, Polman CH, Killestein J. Spontaneous MxA mRNA level predicts relapses in patients with recently diagnosed MS. Neurology 2010;75:1228-1233. (IF = 8.017) Vrenken H, Seewann A, Knol DL, Polman CH, Barkhof F, Geurts JJG. Diffusely abnormal white matter in progressive multiple sclerosis: in vivo quantitative MR imaging characterization and comparison between disease types. AJNR Am J Neuroradiol 2010;31:541-548. (IF = 3.464) Wang H, Douw L, Hernández JM, Reijneveld JC, Stam CJ, van Mieghem P. Effect of tumor resection on the characteristics of functional brain networks. Phys Rev E Stat Nonlin Soft Matter Phys 2010;82: Art no. 021924. (IF = 2.352) van der Werf YD, Altena E, van Dijk KD, Strijers RML, de Rijke W, Stam CJ, van Someren EJW. Is disturbed intracortical excitability a stable trait of chronic insomnia? A study using transcranial magnetic stimulation before and after multimodal sleep therapy. Biol Psychiatry 2010;68:950-955. (IF = 8.674) van der Werf YD, Sanz-Arigita EJ, Menning S, van den Heuvel OA. Modulating spontaneous brain activity using repetitive transcranial magnetic stimulation. BMC Neurosci 2010;11(1):145. (IF = 3.091) van Wijk BCM, Stam CJ, Daffertshofer A. Comparing brain networks of different size and connectivity density using graph theory. PLoS One 2010;5(10):e13701. (IF = 4.411) Willemse RB, de Munck JC, Verbunt JPA, van 't Ent D, Ris P, Baayen JC, Stam CJ, Vandertop WP. Topographical organization of bu and beta band activity associated with hand and foot movements in patients with perirolandic lesions. Open Neuroimag J 2010;4:93-99. van Winsen LML, Kragt JJ, Hoogervorst EJL, Polman CH, Uitdehaag BMJ. Outcome measurement in multiple sclerosis: detection of clinically relevant improvement. Mult Scler 2010;16:604-610. (IF = 4.230) van Winsen LML, Polman CH, Dijkstra CD, Tilders FJH, Uitdehaag BMJ. Suppressive effect of glucocorticoids on TNF-α production is associated with their clinical effect in multiple sclerosis. Mult Scler 2010;16:500-502. (IF = 4.230) Worthington V, Killestein J, Eikelenboom MJ, Teunissen CE, Barkhof F, Polman CH, Uitdehaag BMJ, Petzold A. Normal CSF ferritin levels in MS suggest against etiologic role of chronic venous insufficiency.
56
Neurology 2010;75:1617-1622. (IF = 8.017) Yaqub M, Tolboom N, van Berckel BNM, Scheltens P, Lammertsma AA, Boellaard R. Simplified parametric methods for [18F]FDDNP studies. Neuroimage 2010;49:433-441. (IF = 5.932) Zinkstok SM, Vermeulen M, Stam J, de Haan RJ, Roos YB, forthe ARTIS study group (waaronder: Visser MC). A randomised controlled trial of antiplatelet therapy in combination with Rt-PA thrombolysis in ischemic stroke: rationale and design of the ARTIS-Trial. Trials 2010 May 12;11:51. (IF = 2.080)
57
Vakpublicaties, boeken en ingezonden brieven: Boss HM, van den Berg-Vos RM, Scheltens P, Weinstein HC. Stand van zaken. Vasculaire cognitieve beperking. Ned Tijdschr Geneeskd 2010;154:A1907 Commissie van de Gezondheidsraad (bestaande uit: Heimans JJ: voorzitter, Groeneweg J, Kappelle LL, e.a.) Fitness to drive; proposal for some changes in the Regeling eisen geschiktheid 2000. Gezondheidsraad, Den Haag, 2010. 68 pp. (Health Council of the Netherlands 2010/07E) van Dijk JG, Stam CJ, Zwarts MJ, Mess W, van Putten MJAM. De terminologie van het EEG: het is tijd om scherper te worden. Tschr Neurol Neurochir 2010;111:5-10. Douw L, Stam CJ, Klein M, Heimans JJ, Reijneveld JC. Neural networks and neuro-oncology: the complex interplay between brain tumour, epilepsy and cognition. In: Tosh CR, Ruxton G (eds), Modelling perception with artificial neural networks. Cambridge, Cambridge University Press, 2010:149-183. Douw L, Heimans JJ, Taphoorn MJB, Postma TC, Reijneveld JC, Klein M. Radiotherapie bij patiënten met laaggradig glioom: verband met cognitieve stoornissen op de lange duur. Ned Tijdschr Geneeskd 2010;154:A1472. Foncke EMJ. Proefschriftbespreking: Klinische en functionele studies bij myoclonus-dystonie. Tschr Neurol Neurochir 2010;111:136-138. Frei K, Wolters E. XVIII WFN World Congress on Parkinson’s disease and related disorders synopsis. Expert Rev Neurother 2010;10:377-380. Gouw, A.A. Proefschriftbespreking: Schade aan kleine hersenvaten op MRI: klinische uitingen en onderligende pathologie. Tschr Neurol Neurochir 2010;111:180-182. Ho VKY, Kappelle AC, Reijneveld JC, Baumert BG, Bienfait HP, van de Kar-van der Meulen ML. Steeds naar het juiste bewijs kijken. Richtlijnen in de neuro-oncologie dienen als leidraad. Oncologica 2010;nummer 04:37-40. Keulen MA, Uijterwaal MH, Engels MAH, Koene T, Scheltens Ph, Pijnenburg YAL. Taaldiagnostiek bij patiënten met semantische dementie en progressieve niet-vloeiende afasie. Stem-,Spraak- en Taalpathologie 2010;16:239-254. Killestein J. Tabletten voor multipele sclerose: een nieuwe horizon ? Ned Tijdschr Geneeskd 2010;154:A1856. Lemstra E, Eikelenboom P, van Gool P. Cholinerge deficiëtie en cognitie. In: van der Mast R, Heeren T, Kat M, et al. (red.), Handboek ouderen-psychiatrie; 3e dr. Utrecht, de Tijdstroom, 2010:511-518. Reijneveld JC. Neuro-oncologie. In Bindels PJE, Vermeulen M (red.), Het neurologie formularium; een praktische leidraad. Houten, Bohn Stafleu van Loghum, 2010:210-217. van Rossum IA, ten Houten R. Alledaagse symptomen als uiting van MELAS. Ned Tijdschr Geneeskd 2010;154:A2168. Scheltens Ph. Nog steeds geen pil voor Alzheimer. Ned Tijdschr Geneeskd 2010;154:A1885.
58
Sizoo EM, Reijneveld JC, Lagerwaard FJ, Buter J, Taphoorn MJB, de Witt Hamer PC. Beloop en beleid bij vermoeden van een laaggradig glioom. Ned Tijdschr Geneeskd 2010:154:A1367. Sizoo EM, Taphoorn MJB. Symptom control and quality of life in the end-of-life phase of brain tumour patients. Memo, Magazine of European Medical Oncology 2010;(suppl.03/10):18-20. Proceedings of the Annual Meeting Neurooncological Update 2010. Stam K, Douw L, de Haan W. Hersenweb; wat moderne netwerktheorie ons leert over de werking van de hersenen. Amsterdam, Uitgeverij Bert Bakker, 2010. 284 pp. Uitdehaag BMJ. Met meerdere maten meten. Amsterdam, Vrije Universiteit, [Faculteit der Geneeskunde], 2010. 18 blz. Inaugurele rede Amsterdam V.U. Uitdehaag BMJ. Myelitis transversa. In: Biemond Cursus: Inflammatie en infectie, vrijdag 12 maart 2010, Arnhem en vrijdag 10 december 2010, Veldhoven. Utrecht, Nederlandse Vereniging voor Neurologie, 2010:57-66. Visser MC. Journal scan: Onderzoekers hopen dat meten van resultaten de zorg voor patiënten met een beroerte en de preventie van een beroerte kunnen verbeteren. Bron: George MG et al. Centers for Disease and Prevention (CDC). MMWR Surveill Summ 2009;58:1-23. Tschr Neurol Neurochir 2010;111:40-41. ter Wengel PV, Reijneveld JC, Lagerwaard FJ, Peerdeman S. Meningeomen, deel I: biologisch gedrag en behandelstrategieën. Tschr Neurol Neurochir 2010;111:200-209. ter Wengel PV, Reijneveld JC, Lagerwaard FJ, Peerdeman S. Meningeomen, deel II: etiologie, risicofactoren en zeldzame presentaties. Tschr Neurol Neurochir 2010;111:231-238. Witton C, Hillebrand A, Henning GB. Spatiotemporal characteristics of cortical responses to a new dichotic pitch stimulus. In: Lopez-Poveda EA, Palmer AR, Meddis R(eds), The neurophysiological bases of auditory perception. New York, Springer, 2010:181-190.
59
Publicaties bijzondere hoogleraren: Archer HA, Kennedy J, Barnes J, Pepple T, Boyes R, Randlesome K, Clegg S, Leung KK, Ourselin S, Frost C, Rossor MN, Fox NC. Memory complaints and increased rates of brain atrophy: risk factors for mild cognitive impairment and Alzheimer's disease. Int J Geriatr Psychiatry 2010;25:1119-1126. (IF = 2.029) Barnes J, Mitchell LA, Kennedy J, Bastos-Leite AJ, Barker S, Lehmann M, Nordstrom RC, Frost C, Smith JR, Garde E, Rossor MN, Fox NC. Does registration of serial MRI improve diagnosis of dementia? Neuroradiology 2010;52:987-995. (IF = 2.870) Barnes J, Ridgway GR, Bartlett J, Henley SMD, Lehmann M, Hobbs N, Clarkson MJ, Macmanus DG, Ourselin S, Fox NC. Head size, age and gender adjustment in MRI studies: a necessary nuisance? Neuroimage 2010;53:1244-1255. (IF = 5.932) van den Bent MJ, Dubbink HJ, Marie Y, Brandes AA, Taphoorn MJB, Wesseling P, Frenay M, Tijssen CC, Lacombe D, Idbaih A, van Marion R, Kros JM, Dinjens WNM, Gorlia T, Sanson M. IDH1 and IDH2 mutations are prognostic but not predictive for outcome in anaplastic oligodendroglial tumors: a report of the European Organization for Research and Treatment of Cancer Brain Tumor Group. Clin Cancer Res 2010;16:1597-1604. (IF = 7.338) Clarkson MJ, Malone IB, Modat M, Leung KK, Ryan N, Alexander DC, Fox NC, Ourselin S. A framework for using diffusion weighted imaging to improve cortical parcellation. Med Image Comput Comput Assist Interv 2010;13:534-541. Evans MC, Barnes J, Nielsen C, Kim LG, Clegg SL, Blair M, Leung KK, Douiri A, Boyes RG, Ourselin S, Fox NC, and the Alzheimer’s Disease Neuroimaging Initiative. Volume changes in Alzheimer's disease and mild cognitive impairment: cognitive associations. Eur Radiol 2010;20:674-682. (IF = 3.594) Gehring K, Aaronson NK, Taphoorn MJ, Sitskoorn MM. Interventions for cognitive deficits in patients with a brain tumor: an update. Expert Rev Anticancer Ther 2010;10:1779-1795. (IF = 2.976) Gordon E, Rohrer JD, Kim LG, Omar R, Rossor MN, Fox NC, Warren JD. Measuring disease progression in frontotemporal lobar degeneration: a clinical and MRI study. Neurology 2010:74: 666-673. (IF = 8.017) Guerreiro RJ, Beck J, Gibbs JR, Santana I, Rossor MN, Schott JM, Nalls MA, Ribeiro H, Santiago B, Fox NC, Oliveira C, Collinge J, Mead S, Singleton A, Hardy J. Genetic variability in CLU and its association with Alzheimer's disease. PLoS One 2010;5(3):e9510. (IF = 4.411) Henley SMD, Ridgway GR, Scahill RI, Klöppel S, Tabrizi SJ, Fox NC, Kassubek J, for the EHDN Imaging Working Group. Pitfalls in the use of voxel-based morphometry as a biomarker: examples from Huntington disease. AJNR Am J Neuroradiol 2010;31:711-719. (IF = 3.464) Hobbs NZ, Barnes J, Frost C, Henley SMD, Wild EJ, Macdonald K, Barker RA, Scahill RI, Fox NC, Tabrizi SJ. Onset and progression of pathologic atrophy in Huntington disease: a longitudinal MR imaging study. AJNR Am J Neuroradiol 2010;31:1036-1041. (IF = 3.464) Hobbs NZ, Henley SMD, Ridgway G, Wild EJ, Barker R, Scahill RI, Barnes J, Fox NC, Tabrizi SJ. The progression of regional atrophy in premanifest and early Huntington's disease: a longitudinal voxelbased morphometry study. J Neurol Neurosurg Psychiatry 2010;81:756-763. (IF = 4.791)
60
Hyare H, Wroe S, Siddique D, Webb T, Fox NC, Stevens J, Collinge J, Yousry T, Thornton JS. Brainwater diffusion coefficients reflect the severity of inherited prion disease. Neurology 2010;74:658-665. (IF = 8.017) Jack CR Jr, Bernstein MA, Borowski BJ, Gunter JL, Fox NC, Thompson PM, Schuff N, Krueger G, Killiany RJ, DeCarli CS, Dale AM, Carmichael OW, Tosun D, Weiner MW and the Alzheimer's Disease Neuroimaging Initiative. Update on the magnetic resonance imaging core of the Alzheimer's disease neuroimaging initiative. Alzheimers Dement 2010;6:212-220. (IF = 5.902) Jones L, Holmans PA, Hamshere ML, Harold D, Moskvina V, Ivanov D, Pocklington A, Abraham R, Hollingworth P, Sims R, Gerrish A, Pahwa JS, Jones N, Stretton A, Morgan AR, Lovestone S, Powell J, Proitsi P, Lupton MK, Brayne C, Rubinsztein DC, Gill M, Lawlor B, Lynch A, Morgan K, Brown KS, Passmore PA, Craig D, McGuinness B, Todd S, Holmes C, Mann D, Smith AD, Love S, Kehoe PG, Mead S, Fox N, et al. Genetic evidence implicates the immune system and cholesterol metabolism in the aetiology of Alzheimer's disease. PLoS One 2010;5(11):e13950. (IF = 4.411) Lehmann M, Douiri A, Kim LG, Modat M, Chan D, Ourselin S, Barnes J, Fox NC. Atrophy patterns in Alzheimer's disease and semantic dementia: A comparison of freesurfer and manual volumetric measurements. Neuroimage 2010;49:2264-2274. (IF = 5.932) Lehmann M, Rohrer JD, Clarkson MJ, Ridgway GR, Scahill RI, Modat M, Warren JD, Ourselin S, Barnes J, Rossor MN, Fox NC. Reduced cortical thickness in the posterior cingulate gyrus is characteristic of both typical and atypical Alzheimer's disease. J Alzheimers Dis 2010;20:587-598. (IF = 4.261) Leung KK, Barnes J, Ridgway GR, Bartlett JW, Clarkson MJ, Macdonald K, Schuff N, Fox NC, Ourselin S, and the Alzheimer's Disease Neuroimaging Initiative. Automated cross-sectional and longitudinal hippocampal volume measurement in mild cognitive impairment and Alzheimer's disease. Neuroimage 2010;51:1345-1359. (IF = 5.932) Leung KK, Shen KK, Barnes J, Ridgway GR, Clarkson MJ, Fripp J, Salvado O, Meriaudeau F, Fox NC, Bourgeat P, Ourselin S. Increasing power to predict mild cognitive impairment conversion to Alzheimer's disease using hippocampal atrophy rate and statistical shape models. Med Image Comput Comput Assist Interv 2010;13:125-132. Leung KK, Clarkson MJ, Bartlett JW, Clegg S, Jack CR Jr, Weiner MW, Fox NC, Ourselin S, and the Alzheimer’s Disease Neuroimaging Initiative. Robust atrophy rate measurement in Alzheimer's disease using multi-site serial MRI: tissue-specifi c intensity normalisation and parameter selection. Neuroimage 2010;50:516-523. (IF = 5.932) Modat M, Ridgway GR, Taylor ZA, Lehmann M, Barnes J, Hawkes DJ, Fox NC, Ourselin S. Fast freeform deformation using graphics processing units. Comput Methods Programs Biomed 2010;98:278-184. (IF = 1.238) Rinne JO, Brooks DJ, Rossor MN, Fox NC, Bullock R, Klunk WE, Mathis CA, Blennow K, Barakos J, Okello AA, de Liano SR, Liu E, Koller M, Gregg KM, Schenk D, Black R, Grundman M. 11C-PiB PET assessment of change in fibrillar amyloid-beta load in patients with Alzheimer's disease treated with bapineuzumab: a phase 2, double-blind, placebo-controlled, ascending-dose study. Lancet Neurol 2010;9:363-372. (IF = 21.659) Rohrer JD, Ridgway GR, Modat M, Ourselin S, Mead S, Fox NC, Rossor MN, Warren JD. Distinct profiles of brain atrophy in frontotemporal lobar degeneration caused by progranulin and tau mutations. Neuroimage 2010;53:1070-1076. (IF = 5.932) Rossor MN, Fox NC, Mummery CJ, Schott JM, Warren JD. The diagnosis of young-onset dementia. Lancet Neurol 2010;9:793-806. (IF = 21.659)
61
Ruts L, Drenthen J, Jacobs BC, van Doorn PA; Dutch GBS Study Group (waaronder: Taphoorn MJB ). Distinguishing acute-onset CIDP from fluctuating Guillain-Barre syndrome: a prospective study. Neurology 2010;74:1680-1686. (IF = 8.017) Ruts L, Drenthen J, Jongen JLM, Hop WCJ, Visser GH, Jacobs BC, van Doorn PA, on behalf of the Dutch GBS Study Group (waaronder: Taphoorn MJB ). Pain in Guillain-Barre syndrome: a long-term follow-up study. Neurology 2010;75:1439-1447. (IF = 8.017) Salloway SP, Black R, Sperling R, Fox N, Gilman S, Schenk D, Griundman Ml. Reply from the authors: A phase 2 multiple ascending dose trial of bapineuzumab in mild to moderate Alzheimer disease. Neurology 2010;74:2026-2027. (IF = 8.017) Schott JM, Bartlett JW, Fox NC, Barnes J, for the Alzheimer's Disease Neuroimaging Initiative Investigators. Increased brain atrophy rates in cognitively normal older adults with low cerebrospinal fluid Aβ1-42. Ann Neurol 2010;68:825-834. (IF = 10.746) Schott JM, Bartlett JW, Barnes J, Leung KK, Ourselin S, Fox NC, for the Alzheimer’s Disease Neuroimaging Initiative Investigators. Reduced sample sizes for atrophy outcomes in Alzheimer’s disease trials: baseline adjustment. Neurobiol Aging 2010;31:1452-1462. (IF = 6.634) Schott JM, Frost C, Macmanus DG, Ibrahim F, Waldman AD, Fox NC. Short echo time proton magnetic resonance spectroscopy in Alzheimer's disease: a longitudinal multiple time point study. Brain 2010;133:3315-3322. (IF = 9.230) Schuurmans M, Bromberg JEC, Doorduijn J, Poortmans P, Taphoorn MJB, Seute T, Enting R, van Imhoff G, van Norden Y, van den Bent MJ. Primary central nervous system lymphoma in the elderly: a multicentre retrospective analysis. Br J Haematol 2010;151:179-184. (IF = 4.942) Taphoorn MJB, Claassens L, Aaronson NK, Coens C, Mauer M, Osoba D, Stupp R, Mirimanoff RO, van den Bent MJ, Bottomley A, On behalf of the EORTC Quality of Life Group, and Brain Cancer, NCIC and Radiotherapy Groups. An international validation study of the EORTC brain cancer module (EORTC QLQ-BN20) for assessing health-related quality of life and symptoms in brain cancer patients. Eur J Cancer 2010;46:1033-1040. (IF = 4.944) Wild EJ, Henley SMD, Hobbs NZ, Frost C, MacManus DG, Barker RA, Fox NC, Tabrizi SJ. Rate and acceleration of whole-brain atrophy in premanifest and early Huntington's disease. Mov Disord 2010;25:888-895. (IF = 4.480)
62