JAARVERSLAG 2009 AFDELING NEUROLOGIE
JAARVERSLAG AFDELING NEUROLOGIE/KNF VUmc 2009
Inhoudsopgave Inleiding.............................................................................................................................. 2 Patiëntenzorg...................................................................................................................... 4 Klinische zorgeenheid ......................................................................................................... 4 Melders ............................................................................................................................... 6 Poliklinische zorgeenheid.................................................................................................. 10 Klinische Neurofysiologie .................................................................................................. 13 Logopedie ......................................................................................................................... 17 Wetenschappelijk Onderzoek ............................................................................................ 19 Bewegingsstoornissen ....................................................................................................... 19 Dementie .......................................................................................................................... 21 Multipele sclerose ............................................................................................................. 24 Neuro-oncologie................................................................................................................ 27 Onderwijs.......................................................................................................................... 31 De opleiding tot neuroloog ............................................................................................... 36 Personeel .......................................................................................................................... 38 Functies intern/extern staf Neurologie .............................................................................. 42 Publicaties......................................................................................................................... 45
Inleiding Een jaarverslag is een terugblik op de gebeurtenissen die in een bepaalde periode hebben plaatsgevonden en is tegelijk een rapportage over de resultaten die in die periode werden behaald. Dit jaarverslag maakt daarop geen uitzondering. Maar een jaarverslag kan ook aanleiding geven tot reflectie, omdat ontwikkelingen die de afdeling doormaakte sterk werden beïnvloed door maatschappelijke ontwikkelingen en misschien niet altijd gepland of zelfs voorzien waren. Ook ligt het voor de hand om bij het schrijven van een jaarverslag vooral die zaken te vermelden die verschillen ten opzichte van de vorige verslagperiode. Dit kan tot een vertekend beeld van de werkelijkheid leiden. Zo werd in vorige jaarverslagen telkens gemeld dat de output van het wetenschappelijk onderzoek van de afdeling Neurologie nog verder was gestegen dan in het vorige jaar. En ook nu kan hierover opnieuw worden opgemerkt dat de output verder toenam. Dat wordt misschien een wat eentonig thema, maar het blijft van belang om te benadrukken dat deze verdere groei plaatsvond terwijl tegelijk andere zaken de aandacht van de medewerkers in toenemende mate opeisten. Op 11 februari bracht de Raad van Bestuur een werkbezoek aan de afdeling. Bij deze gelegenheid werd een overzicht gegeven van de ontwikkelingen binnen de kerntaken en werd de wetenschappelijke output voor wat betreft impact, eerste auteurschappen en laatste auteurschappen nog eens kritisch tegen het licht gehouden. Ook werd bij de presentatie benadrukt hoe het onderzoek is ingebed binnen het VUmc en binnen de onderzoekinstituten en hoe het aansluit bij goed gedefinieerde patiëntenstromen. De afdeling Neurologie heeft zich – conform de afspraken die hierover zijn gemaakt – gericht op een beperkt aantal zwaartepunten en ook binnen deze zwaartepunten worden keuzen gemaakt. Dat neemt echter niet weg dat ontwikkelingen binnen het onderzoek een zekere dynamiek vertonen en dat bepaalde thema’s in de loop van de tijd meer of juist minder aandacht krijgen. De discussie over de keuzen die steeds aan de orde zijn werd tijdens een heidag van de neurologische staf op 17 april verder uitgediept. Zo werd opgemerkt dat het neuro-oncologisch onderzoek zich uitbreidt naar een aantal aspecten van de epilepsie en dat dit aandachtsveld nog eens extra wordt versterkt door het feit dat epilepsiechirurgie (vaak in combinatie met tumorchirurgie) in toenemende mate inspanning vereist van de klinisch neurofysiologen. Dat er op 27 februari door de Raden van Bestuur van VUmc en SEIN een samenwerkingsovereenkomst werd getekend sloot aan bij deze ontwikkeling.. Maar niet alleen het wetenschappelijk onderzoek was bepalend voor de keuzen binnen de afdeling. Ook het “kwaliteitsdenken” kreeg steeds meer invloed op de koers. Zo werd in de jaren voorafgaand aan het verslagjaar in toenemende mate aandacht besteed aan de kwaliteit van zorg voor acute patiënten en met name voor patiënten die werden gepresenteerd op de afdeling Spoedeisende Hulp (SEH). Regelmatig lagen patiënten onverantwoord lang op de afdeling SEH. Dat was deels toe te schrijven aan een toename van patiëntenstromen maar dat was ook reden om het beleid nog eens onder de loep te nemen. Één van de consequenties van de toenemende druk op de SEH was dat besloten werd om de assistentenbezetting van de neurologie gedurende de spitsuren te verdubbelen. Zo werd een “verlengde dienst” geïntroduceerd: een arts-assistent blijft – naast de dienstdoende assistent – tot 20.30 uur in huis om de ergste drukte op te vangen. In de weekends komt er om 15.30 uur een tweede assistent in huis die ook weer tot 20.30 uur blijft. Voor deze extra diensten wordt een beroep gedaan op de arts-onderzoekers. Deze veranderingen werden doorgevoerd in nauw overleg met de arts-assistenten en werden voorbereid in de opleidingscommissie. De toegenomen aandacht voor acute neurologie resulteerde ook in een toegenomen aantal trombolyses bij patiënten met een ischemisch CVA. De “door-to-needle-time” was één van de belangrijkste parameters waarop de zorg voor CVA-patiënten werd beoordeeld en geconcludeerd werd dat hier nog ruimte was voor verbetering. Eveneens als uitvloeisel van het aangescherpte kwaliteitsbeleid nam het aantal DIM-meldingen verder toe. Hierbij was opmerkelijk dat de “meldcultuur” onder verpleegkundigen verder ontwikkeld is dan onder artsen. Ook de productie en actualisatie van medische protocollen werd scherper gedefinieerd en de tweewekelijkse protocolbesprekingen op vrijdagmiddag om 1700 uur werden zeer goed bezocht en leidden steeds tot een levendige discussie. Inmiddels mondden al deze activiteiten uit in beschrijvingen op het “Kwaliteitsnet” waar bij de instituutsbrede visitatie voor de NIAZ-accreditatie (gepland in 2010) grote waarde aan wordt gehecht.
2
Medewerkers van de afdeling Neurologie waren ook in 2009 vaak betrokken bij afdelingsoverstijgende activiteiten en commissies. Zo werden door de Raad van Bestuur een “Werkgroep voor Oncologische Zorg” en een “Werkgroep Zwaartepunt Hersenen” ingesteld alsmede een “Marktteam hersenen” en voorberidingsgroep voor het Imaging Centrum. In al deze werkgroepen was de neurologie prominent vertegenwoordigd. Ook binnen de Medisch Ethische Toetsingscommissie en de Centrale Commissie Wetenschappelijk Onderzoek, alsmede binnen het management van de onderzoekinstituten waren stafleden van de neurologie actief. Een heugelijk feit was de subsidie van 4.500.000 Euro die het Alzheimercentrum van het Innovatiefonds Zorgverzekeraars kreeg en die op 22 januari door de minister van Economische Zaken werd uitgereikt. Het geld zal aangewend worden voor ruimtelijke voorzieningen en voor zorgvernieuwing. Omdat nieuwbouw van het Alzheimercentrum op de polikliniek wordt gerealiseerd (en met deze activiteiten werd in 2009 een begin gemaakt) zullen ook de polikliniek en de afdeling Klinische Neurofysiologie grondig worden gerenoveerd. Weliswaar zal tijdens de bouwfase veel hinder worden ondervonden, maar verwacht mag worden dat de uiteindelijke resultaten zeer positief zullen zijn. Samen met het AMC werd een initiatief genomen om een Amsterdams expertisecentrum voor bewegingsstoornissen op te richten. De voorbereidende activiteiten vonden in 2009 plaats en zullen in 2010 moeten leiden tot een Centrum voor Bewegingsstoornissen Amsterdam. Het onderwijs dat door de afdeling neurologie gegeven werd in het kader van de bachelor-opleiding werd goed geëvalueerd. In 2009 werd voor het eerst met zogenaamde “M1.3-onderwijs” gegeven. Dit is het onderwijs dat ontwikkeld is voor het eerste jaar van de masterfase van het geneeskundecurriculum en waarbij alle stafleden en alle arts-assistenten (zowel AIOS’ als arts-onderzoekers) zijn ingeschakeld als docent. De vernieuwing van de opleidingseisen voor de specialistenopleiding hebben geleid tot toenemende activiteit van de opleidingscommissie in 2009. Er werd een standaard portfolio ontwikkeld en het onderwijs op de “academische “ dinsdagmiddag werd meer gestructureerd. Het discipline overstijgende onderwijs werd uitgebreid en daarnaast was er meer aandacht voor de Klinische Praktijk-Beoordelingen en de wijze van overdragen en presenteren. In 2009 werd voor de tweede maal in het VUmc de landelijke cursus “Anatomie en Radiologie” ten behoeve van alle eerstejaars AIOS’ neurologie in Nederland georganiseerd en ook in 2009 ging voor de eerste maal de tweedejaars cursus “Neurofysiologie” van start waarbij ook belangrijke input werd geleverd door de klinische neurofysiologie. Drie arts-assistenten werden in 2009 neuroloog (Lisa van Winsen, Maarten Liedorp en Hans Bosboom). Zij namen allen afscheid van de afdeling en vonden alle drie een goede plaats! Drie AIOS’, die allen arts-onderzoeker waren geweest alvorens hun opleiding te starten, promoveerden in 2009: Machteld Vellinga, Alida Gouw en Salka Staekenborg. Dr Bernard Uitdehaag, die al geruime tijd een prominente positie bekleedde binnen de afdeling klinische Epidemiologie en Biostatistiek, werd op 1 november 2009 hoogleraar in de klinische neuroepidemiologie, waarmee zijn jarenlange zeer succesvolle inspanningen op het gebied van multipele sclerose maar ook van andere neurologische aandoeningen werden beloond. Ook enigszins volgens traditie wordt de inleiding van het jaarverslag besloten met de constatering dat er opnieuw door alle medewerkers heel hard is gewerkt en dat al die inspanningen 2009 tot een succesvol jaar voor de Afdeling Neurologie hebben gemaakt.
Prof. dr. J.J. Heimans, Hoofd afdeling Neurologie
3
Patiëntenzorg Klinische zorgeenheid 1. Kenmerken patiëntencategorieën
De ZE heeft 31 bedden waarvan 26 operationeel. De observatiezaal bestaat uit 8 bedden inclusief 4 bedden voor stroke-service. Naast intensieve neurologische controles ligt het accent op observatie door gespecialiseerde verpleegkundigen. Electieve opnamen komen met name vanuit de zwaartepunten Multipele Sclerose, M. Parkinson en Neuro-Oncologie. Hieronder is een aantal opnamen “second opinion”. Tachtig procent van de patiënten wordt acuut opgenomen via de spoedeisende hulp (SEH), de polikliniek of de huisarts. Het betreft vooral patiënten met CVA (herseninfarct en hersenbloeding), neurotrauma (hersenschudding en hersenkneuzing) en epilepsie. Door aard en ligging van het ziekenhuis worden ook veel supra-regionale patiënten aangeboden onder meer via Schiphol. Goede afspraken met huisartsen, CPA en neurologen van de diverse ziekenhuizen zorgden voor een verdere toename van het aantal trombolyses in de regio Amsterdam. Ook op VNEU werden vergeleken met voorgaande jaren (19 in 2007 en 23 in 2008) meer trombolyses uitgevoerd. In 2009 kregen 31 patiënten trombolyse dwz 15 % van patiënten met een beroerte en 19,3 % van alle patiënten met een herseninfarct. Er is permanent een bed beschikbaar voor trombolyse. Voor CVApatiënten geldt in Amsterdam een regiobeleid m.u.v. patiënten die ingestuurd worden voor trombolyse. Het percentage acute opnames steeg van 76 in 2008 naar 81 in 2009. Tegelijkertijd was er een ontwikkeling naar hogere complexiteit van de electief opgenomen patiënten (doorgaans afkomstig uit de hierboven genoemde zwaartepunten), die gemiddeld een lange ligduur hebben. Er werd gepoogd deze verschillende patiëntenstromen zo goed mogelijk te coördineren. De gemiddelde opnameduur berekend obv opnamen en overplaatsingen steeg met 0,1 naar 6.3 dagen. Als wij de ligduur corrigeren voor verkeerde beddagen dan daalt de ligduur van 5.8 in 2008 naar 5.6 in 2009. Opvallend was de stijging van het aantal verkeerde beddagen van 481 (427 VNEU) in 2008 tot 778 (646 VNEU ) in de eerste helft van 2009. Ook bij neurologische patiënten op de MPU was er een toename van verkeerde beddagen nl 132 in 2009 tov 52 in 2008 Het Werkplekmangement (WPM) schreef in september een notitie over de stagnerende doorstroom en uitstroom van de patiënten. In overleg met het transferbureau en de Osiragroep, waaronder het verpleeghuis St Jacob voor CVA revalidatie, werden afspraken aangescherpt. Mede hierdoor was er een dalende tendens vwb verkeerde beddagen in de tweede helft van 2009. Echter het proces van doorstroom en uitstroom is complex en vraagt continue aandacht en bijstelling waar mogelijk door het medisch en verpleegkundig WPM.
2. Samenwerking binnen het VUmc
Artsen en verpleegkundigen werken in het kader van een juiste afstemming in het opnamebeleid en ontslagbeleid nauw samen met paramedici, PCD, verpleegkundig specialisten polikliniek, revalidatiearts en transfermedewerkers. Het multidisciplinaire overleg (MDO) heeft en houdt daarom een centrale plaats binnen de organisatie van de Zorgeenheid.
4
Opnamen naar diagnose CVA
2004 212
2005 241
2006 248
2007 238
2008 259
2009 295
Trauma
311
282
294
355
359
339
Epilepsie
60
65
85
72
77
77
110 67
102 74
195 65
140 63
118 70
Multipele sclerose Neuro-Oncologie
173 74
Parkinson
24
32
39
30
18
25
Infecties
20
16
23
28
14
19
Diversen
186
207
211
248
268
265
TOTAAL
1060
1020
1076
1231
1198
1208
Bron: patientenpopulatiekubus Vanaf 01-10-2008 is Dr. T.J. Postma medisch werkplekmanager. De functie van verpleegkundig werkplekmanager werd uitgeoefend door A.Kupper Vanaf 01-11-2008 is J.M.E. Huizinga teamleider voor VNEU. Zij startte in februari 2009 de Management opleiding voor de gezondheidszorg.
3. Samenwerking met andere ziekenhuizen
Amsterdam is voor de opvang van acute opnamen onderverdeeld in 6 acute-zorg regio’s op basis van de postcode. Dit vindt in goed overleg met de andere ziekenhuizen plaats. Twee keer per jaar is er plenair overleg over CVA ketenzorg en protocollen. Ieder ziekenhuis heeft een neuroloog afgevaardigd. Voor het VUmc is dit dr. M.C. Visser. In 2009 hebben we regelmatig CVA-patiënten uit andere dan de eigen regio opgenomen. In die gevallen werd direct bij opname of al op de SEH overlegd met de neuroloog van de regio waar de patiënt vandaan kwam wanneer terugplaatsing mogelijk zou zijn. Voor trombolyse was nagenoeg altijd een bed beschikbaar op de zorgeenheid
4. Thuiszorg, RCA, verpleeghuizen en transferafdeling
Veel patiënten gaan bij ontslag naar huis. Anderen gaan voor revalidatie naar het revalidatie centrum Amsterdam (RCA), naar een MESO (tijdelijke) plaats in een verpleeghuis of ze worden definitief geplaatst in een verpleeghuis in Amsterdam of daarbuiten. De aanvragen voor vervolgzorg gaan via het Transferbureau. Indien de patiënt niet tijdig kan worden overgeplaatst naar een vervolginstelling of naar huis, kunnen niet psycho-geriatrisch (PG) geindiceerde patiënten ook worden opgenomen op de transferafdeling. Dit is een verpleeghuisafdeling van Osira binnen het VUmc. Er is nauwe samenwerking met verpleeghuis St Jacob (Osira), thuiszorg Amsterdam-Zuid en het RCA voor wat betreft de revalidatie van CVA-patienten. Tevens was er directe samenwerking met het regionaal expertise centrum (REC) voor de CVA patiënten die direct naar huis konden. De patiënt of familie konden contact opnemen met het REC om de problemen die men in de thuissituatie ondervond te bespreken. Indien nodig heeft het REC patiënten verwezen naar andere hulpverleners of instanties.
5. Intermed
In 2009 werd de Intermed systematiek gecontinueerd. De Intermed methode gaat uit van de biopsycho-sociale benadering voor de diagnosestelling en behandeling van patiënten. Door anamnese gegevens op een kwantitatieve manier te ordenen en te interpreteren kan een prognose over gezondheidszorgbehoeften gegeven worden. Intermed is bij uitstek ontwikkeld voor patiënten waarbij een meer complexe gezondheidszorg behoefte waarschijnlijk is. De verpleegkundige heeft hierbij een zorgcoördinerende taak. De Intermed is geintegreerd in de digitale anamnese in Mirador.
6. Parelsnoer CVA en research verpleegkundigen
Het parelsnoer is een samenwerking tussen de 8 UMC’s waarbij de volgende ziektebeelden worden onderzocht: CVA, diabetes mellitus, erfelijke darmkanker, inflammatoire darmziekten, leukemie, neuro-degeneratieve ziekten, nierfalen, rheumatoide artritis, arthrose en aangeboren hartafwijkingen.
5
Op VNEU werken we mee aan de “parel” CVA. In april 2009 is in totaal 1,0 fte beschikbaar gesteld voor de inzet van researchverpleegkundigen in het kader van dit “parelsnoer “initiatief. Twee medewerkers vervullen samen deze functie. In juli 2009 zijn de researchverpleegkundigen gestart met de TIA-dagscreening. In totaal werden 59 patiënten gezien. Drie patiënten werden nav de screening direkt geopereerd. Het doel van de CVA parel is het creëren van een ‘data-bank’ met gegevens en materiaal van patiënten met een beroerte. Voor de ‘stroke-parel’ zullen gegevens en materiaal worden verzameld van patiënten met een TIA of een herseninfarct, patiënten met een intracerebrale of subarachnoïdale bloeding en van patiënten met een cerebrale veneuze sinus trombose. De afdeling neurologie participeert ook in 3 landelijke onderzoeken: ARTIS: een gerandomiseerde studie waarbij de patiënt wel of geen intraveneus aspirine na trombolyse krijgen toegdiend PATCH: een gerandomiseerde studie waarbij wel of niet intraveneus trombocyten wordt toegediend bij patiënten met een supratentoriele bloeding die ascal gebruiken. DUST:een studie waarbij wordt onderzocht in hoeverre CT-A/CT-perfusie in het acute stadium van een beroerte een toegevoegde prognostische waarde heeft.
7. Patiëntveiligheid Decentrale incident melding De decentrale digitale incident meldingen gaan naar de 5 leden tellende veiligheidscommissie. Leden van deze commissie zijn artsen en verpleegkundigen van de zorgeenheid VNEU. De medisch werplekmanager is voorzitter. Buiten de leden van de commissie zijn bij de DIM bespreking medewerkers welkom. De leden bespreken iedere 4 weken de ingekomen meldingen. Twee leden van de commissie hebben de scholing PRISMA-analyse gevolgd. Naar aanleidng van de DIM-bespreking is er terugrapportage naar de melder. Alle meldingen worden daarna besproken in het (gezamenlijk) werkoverleg. In 2009 werden 4 DIM nieuwsbrieven uitgebracht en verstuurd naar alle medewerkers van de afdeling Neurologie. De meldingen die overstijgende problematiek inhouden en /of VUmc brede consequenties kunnen hebben worden doorgestuurd naar de centrale MIP. Meldingen DIM VNEU 2007
2008
2009
Aantal meldingen
155
132
132
Aard vd meldingen vallen medicatie overig
20 66 69
23 55 54
18 55 59
126
107
22
16 5 3 1
116 2 8 2 4
Melders Verpleegkundigen Neurologen Arts-assistenten Leerlingen/stagiaires Paramedici Andere disciplines
7
6
Voel je niet bezwaard als je onveiligheid aankaart geldt reeds 4 jaar als aanmoediging om ook daadwerkelijk te melden. Met name vanuit de groep verpleegkundigen wordt gemeld. Ruim 87 % (80 % in 2008) van de meldingen is afkomstig van verpleegkundigen. De (wisselende) groep artsen meldden in 2009 minder nl. 7,5 % van de meldingen (13 % in 2008) Zeker is dat wanneer artsen consequenter gaan melden dit aandeel groter zal worden. Van belang is natuurlijk wel dat zij bekend zijn met de DIM-procedure, vandaar dat bij het introductiegesprek voor nieuwe arts-assistenten op de afdeling de werking van het DIM systeem werd uitgelegd. Complicatiebespreking In 2009 werden de complicatiebesprekingen door neurologen en arts-assistenten gecontinueerd. Hierin worden complicaties in het zorgproces van patiënten besproken. Ook meldingen vanuit de DIM worden hierin besproken. Deze bespreking vond ieder kwartaal plaats. De verpleegkundige leiding nam structureel deel aan deze besprekingen. Ook waren regelmatig medewerkers van andere afdelingen (SEH, IC) aanwezig.. Integrale zorg werd als zodanig meer transparant. Complicatieregistratie Vanaf 1 januari 2008 neemt de afdeling neurologie deel aan de landelijke complicatieregistratie van de Nederlandse Vereniging voor Neurologie. Voor alle klinische opnames wordt een complicatieformulier ingevuld. De resultaten over 2008 en 2009 zijn samengevat in onderstaande tabel. 2009 Complicatie 2008 94 totaal aantal Idnr 124 3 totaal ICH na trombolyse 1 5 totaal complicatie medicatie 5 1 totaal postpunctionele hp 2 26 totaal pneumonie 43 0 totaal decubitus 2 2 totaal trombose 3 31 totaal urineweginfectie 48 17 totaal delier 21 7 totaal valincident 8 34 totaal overige 33 126 totaal complicaties 166 Percentage complicaties: 134% 134% als volgt berekend, : totaal complicaties gedeeld door aantal Idnr (identiteitsnummers per Vumc) De resultaten zijn conform de resultaten in de pilotstudie in 2006. De resultaten zijn gerapporteerd aan de NVN. Verpleegkundige protocollen De verpleegkundige protocollen staan op Kwaliteitsnet. 25 protocollen van neurologie zijn inmiddels geautoriseerd. Zij zullen in 2010 geplaatst worden onder het portaal Neurologie in Kwaliteitsnet. Medische protocollen In 2008 is een plan gemaakt voor aanpassing van de bespreking van de Medische protocollen. Er zijn 20 onderwerpen benoemd. Voor ieder onderwerp zijn een arts-assistent en een staflid verantwoordelijk. Deze onderwerpen komen tweewekelijks aan de orde vanaf januari 2009 in een overleg met staf en arts-assistenten, zonodig met participatie van andere disciplines. Ook de medische protocollen zullen in 2010 geplaatst worden onder het portaal Neurologie op Kwaliteitsnet. Palliatieve zorg Er is een beleid geformuleerd voor palliatieve zorg en dit onderwerp is een aantal keren besproken. Verantwoordelijk staflid is dr. T.J. Postma. Momenteel wordt gewerkt aan aanpassing van de richtlijn palliatieve zorg
7
Pilot diabeteszorg VNEU is met VNCO pilot voor wat betreft dit zorgpad. De diabetes verpleegkundige is nadrukkelijk betrokken bij de behandeling van diabetes patiënten. In 2009 zijn alle verpleegkundigen door de diabetes verpleegkundigen geschoold in het kader van het “’zorgpad diabetesregulatie kliniek”. Doel van het zorgpad is de bloed glucoses binnen afgesproken grenzen te houden waarbij verpleegkundigen 2 x binnen 24 uur insuline mogen bijspuiten zonder overleg met arts of diabetes verpleegkundige. Op 1 oktober 2009 zijn we daadwerkelijk met dit zorgpad gestart. VoM “Voorlichting op maat” is gecontinueerd en geimplementeerd. Alle verpleegkundigen van VNEU zijn hierin geschoold. Bij “VoM” wordt gedoseerd en gefaseerd voorlichting gegeven aan CVA patiënten. Er is in 2008 overleg geweest met de andere regio ziekenhuizen en vervolginstellingen over deze vorm van voorlichting. Afgesproken werd dat deze wijze van informatie aan CVA patiënten 2008 zal worden geimplementeerd in de Amsterdamse zorgketens voor CVA patiënten Prestatie-indicatoren De afdeling hanteert verschillende prestatieindicatoren. In 2007 werden 19 patienten getrombolyseerd, in 2008- 23 en in 2009- 31. De gemiddelde door to needle time bedroeg in 2009- 76 minuten. ER worden afspraken gemaakt met het doel deze door to needle time verder omlaag te brengen. De VAS (visueel analoge schaal) wordt gehanteerd ter evaluatie van het pijnbeleid. De schaal wordt uitgereikt aan alle nieuwe artsen en verpleegkundigen. De decubitus registratie is gecontinueerd. Jaarlijks is er een landelijk decubitus prevalentie onderzoek op één meetmoment. De prevalentie van decubitus was in 2007- 0 %, in 2008 – 9,1 %.en 2009 -12,5 %. De incidentie van decubitus (decubitus ontstaan op de afdeling) was zowel in 2007, in 2008 als ook in 2009- 0 %. Met betrekking tot preventie van ondervoeding wordt de SNAQ score bijgehouden en wordt extra voeding aangeboden. Voeding is een vast onderdeel van het verpleegkundig werkplan. De doorlooptijd van de brieven was in 2009 gemiddeld te lang. Hiermee wordt het doel van het VUMc (90% van de ontslagbrieven binnen twee weken verstuurd) niet gehaald. Eind 2009 is digitaal dicteren geïntroduceerd op VNEU. De eerste getallen laten zien dat de doorlooptijd hiermee aanzienlijk is gereduceerd, maar nog niet aan de indicator voldoet. Hieraan zal in 2010 verder aandacht moeten worden besteed.
8. Personeel
De verpleegkundige formatie bleef 34,9 fte. In verband met zwangerschapsverloven en een reeds bestaande disbalans qua leeftijdsopbouw van het verpleegkundig team moesten geregeld flexmedewerkers worden ingehuurd De productieafspraken werden met veel inzet van alle medewerkers toch gerealiseerd. De leiding van de ZE heeft zich ook in 2009 gericht op het voorkómen van ziekte en verzuim. Medewerkers bellen bij ziekmelding direct met de leidinggevende zodat prognose en verloop van ziekte snel duidelijk wordt. Het kortdurend ziekteverzuim was 4,3 % en bleef onder de gestelde norm van 5,3 % voor kortdurend verzuim. Langdurend verzuim bleef met 1,1 % net onder de norm van 1,2 %. Zwangerschapsverloven zorgden voor een ziekteverzuim van 2,2 %. In totaal kwam het ziekteverzuim 2009 daardoor op 7,64 %. De senior gepecialiseerd verpleegkundige had een belangrijk aandeel in werkgroepen gericht op kwaliteit van zorg zoals, decubitus en voeding en veilige incidenten melden. Vijf verpleegkundigen maken gebruik van de seniorenregeling. Juist hierdoor konden verpleegkundigen hun functie blijven uitoefenen mede omdat zij vanaf 55 jaar geen nachtdiensten meer hoefden te vervullen. Aandacht was er voor de leeftijdsopbouw van het verpleegkundig team. Door de disbalans in leeftijdsopbouw moesten jongere verpleegkundigen naar verhouding te veel nachtdiensten vervullen. Ook de invulling van de diensten van de zwangeren zorgde voor een nog verdere toename van het aantal nachtdiensten.
8
De risico’s van deze disbalans werden in 2009 door de leidinggevenden in samenwerking met de coördinator van het divisiebureau helemaal in kaart gebracht. In 2010 zal hierover een advies worden uitgebracht naar de zorgmanager en het MT. In 2007 zijn we gestart met het werven van vrijwilligers die patiënten desgewenst bezoeken, een praatje met hen maken of een boodschap voor ze doen. Ook in 2009 werden de inspanningen van de vrijwilligers erg gewaardeerd door de patiënten en de medewerkers van VNEU. In principe komen vrijwilligers op alle werkdagen in dagdelen van 3 uren. Zij worden begeleid door de leidinggevenden. Ook in 2009 is de ARBO dienst op werkbezoek geweest. De ARBO dienst is in 2008 rondgeleid door de werkplekmanagers. Men heeft aanbevelingen gedaan voor de werkruimten van arts-assistenten en verpleegkundigen. De aanbevelingen die door VNEU konden worden uitgevoerd zijn direkt gerealiseerd. De ergocoaches hebben hun activiteiten gecontinueerd. Zij gaven in overleg met de fysiotherapie klinische lessen en til-instructie aan alle medewerkers, leerlingen en stagiaires.
9. Scholing
We besteden veel aandacht aan de professionele ontwikkeling en groei van de medewerkers. Men volgt regelmatig vaste bijscholingen aan de Amstelacademie. Medewerkers worden gestimuleerd symposia te bezoeken. In 2008 zijn 2 verpleegkundigen met de één jaar durende specialistische “Vervolgopleiding neurologie voor verpleegkundigen” gestart en zij hebben deze in 2009 met succes afgerond. De cursisten liepen onder meer stage op neurochirurgie en de polikliniek neurologie. Er was een uitwisseling met verpleegkundige cursisten van de ZE VNCO. De afstudeeronderwerpen waren “het zorgprotocol CVA” en de “MRC schaal”. De teamleider volgt de Management opleiding in het kader van de Gezondheidszorg. Mede hierdoor werden diverse processen onder de loep genomen waaronder het opleidingsplan van VNEU. In 2010 zullen we hieraan concrete invulling geven.
10. Onderwijs Co-assistenten
In 2009 startte het eerste masterjaar van de geneeskunde op de afdeling neurologie. De zogeheten leerstage M1.3 kreeg gestalte. Gedurende 2½ week bezoeken gemiddeld 8 studenten op gezette tijden de afdeling neurologie, om patiëntgebonden – en zorggebonden studietaken te verrichtten. Medisch, paramedisch en verpleegkundig personeel zijn betrokken bij de begeleiding en beoordeling van deze studenten. Ook is een aparte “co-kamer” nieuw ingericht op de afdeling, inclusief een aantal PC’s.
9
Poliklinische zorgeenheid 1. Kenmerken patiëntenstromen De PZE kenmerkt zich door een zeer dynamisch behandelproces van een grote stroom van patiënten. Dit vraagt om een goed logistiek management en scherp onderscheid van de diverse patiëntenstromen. De algemene neurologie is nog steeds de grootste patiëntenstroom. Om er voor te zorgen dat er wordt voldaan aan algemeen VUmc beleid dat patiënten vanuit onze regio snel (binnen 2 weken) terecht kunnen op de polikliniek, wordt er voor de algemene neurologie een regiobeleid gehanteerd, dat door het WPM scherp gemonitord wordt. Naast de algemene Neurologie zijn er 5 specifieke patiënten stromen n.l.: • Neuro-Oncologie • Multipele Sclerose (MS Centrum) • Parkinson • Dementie (Alzheimercentrum) • Slaapstoornissen Aan de eerste vier specifieke patiëntengroepen zijn verpleegkundig specialisten toegevoegd om de algehele coördinatie van de zorg rondom het zorgproces te organiseren en de kwaliteit van de zorg te waarborgen. In onderstaande tabel is de productie in de verschillende stromen te zien. Vanaf 2009 is dit per zorgpad vanuit Cognos af te leiden. Belangrijke trends zijn zichtbaar in de groei van de algemene patiëntenstroom met behoud en zelfs enige verbetering van de (lage) herhaalfactor. De specialistische stromen vertonen een bescheiden groei, voornamelijk veroorzaakt door beperkte capaciteit in ruimte en staf. 2009 Parkinson
181
MS
430
Geheugenpoli
516
Neuro-Oncologie
210
2. Personeel
De personele formatie van de gemengde poli is vastgesteld op 15,0 fte. Dit blijkt een te krappe bezetting te zijn gezien de vele uitbreidingen van de afgelopen jaren . Er is een toename van het aantal dagbehandelingen. Ook is er een toename van de Neuro-Oncologie door overname van neuro-oncologische spreekuren van het AMC. Daarnaast is de poli psychiatrie gestart met de ‘polikliniek onbegrepen klachten’, dewelke in een behoefte lijkt te voorzien getuige het aantal spreekuren dat nog steeds toeneemt. Echter, de formatie is daar niet op aangepast, hetgeen tot een probleem zal leiden in 2010. Het ziekteverzuim van de PZE is met 2.6 % zeer laag te noemen en hierin wordt enerzijds de plezierige werkomgeving alsook het strak monitoren van ziekteverzuim en werksatisfactie door het WPM .gereflecteerd.
10
3. Ruimtelijke aspecten
Om de verschillende patiëntenstromen optimaal te bedienen zijn er drie balies nl: • Algemene neurologie, Psychiatrie en Medische Psychologie • Neurochirurgie en Neuro-oncologie • Chronische aandoeningen (MS, Alzheimer/Dementie en Parkinson). Dit maakt het voor de patiënten overzichtelijker en bij de medewerkers is er meer betrokkenheid. De telefonische bereikbaarheid is door deze manier van werken optimaal te noemen. Het ruimteprobleem op de PZE is echter nog steeds aanwezig en niet kleiner geworden, ondanks dat we er in de loop van de jaren ruimte bij hebben gekregen. Daarbij moet allereerst worden opgemerkt dat het instellen van zorgpaden, nu voor de hele PZE 5 stuks in vol bedrijf, geen ruimte oplevert! In tegendeel: de zorgpaden zijn alle multidisciplinair, hetgeen inhoudt dat er per patiënt meerdere specialisten op de PZE aanwezig zijn en derhalve meer kamers in gebruik zijn. Extern onderzoek heeft daarbij echter uitgewezen dat er geen optimaal gebruik werd gemaakt van de beschikbare ruimtes. Om die reden zijn wij in 2008 begonnen met het instellen van spreekuurblokken. Spreekuren lopen van 8.00 uur tot 12.30 met evt. uitloop voor het afwerken van het spreekuur en start van de middagspreekuren om 13.30, doorlopend tot uiterlijk 17.30. uur. De personele bezetting is hier op aangepast. Knelpunt blijft dat er verschillende spreekuurhouders niet om acht uur kunnen beginnen vanwege de overdracht en dat probleem ook speelt aan het eind van de middag. Tevens heeft de PZE als een van eersten actief deelgenomen aan de pilot avondpolikliniek op de woensdag, aanvankelijk met 1 spreekuur, inmiddels met 3 spreekuren. Het WPM ziet hierin ook een goede mogelijkheid om met de beperkte ruimte toch uit te breiden in productieaantallen. De toename van het aantal dagbehandelingen voor de Tysabri behandeling van MS is een tendens die ook in 2009 zichtbaar was. Met de gelden die zijn vrijgemaakt in het kader van de vernieuwbouw van het Alzheimercentrum, kon gelukkig de inpandige stafkamer die geschikt was gemaakt als dagbehandelingskamer omgezet worden in een moderne, ruime, state of the art dagbehandelingskamer.
4. Activiteiten
• Zorgpaden Op de PZE wordt gewerkt met 5 zorgpaden voor alle vier de aandachtsgebieden. Alle zorgpaden zijn in 2009 afgerond en in Focus opgenomen. Behaalde resultaten waren : • Toegangstijd terugbrengen naar maximaal 2 weken • Reductie doorlooptijd diagnostisch traject • Reductie wachttijd voor behandeling. • Reductie herhaalfactor • DIM. Commissie kwam om de 14 dagen bij elkaar. Meldingen namen in de loop van de tijd af. Meldingen werden besproken en aangepakt. Aantal meldingen in 20 • Interactief dicteren. Na het experiment met digitaal dicteren waarin de PZE voorop liep in VUmc verband, kon in 2009 overgegaan worden op interactief dicteren. Tevens werd de correspondentie van de gehele neurologie (PZE en KZE) in toto ondergebracht in de typkamer van de polikliniek. Resultaten van deze acties: • Logistieke winst • Overzichtelijk • Verlaging doorlooptijd Eind resultaat: binnen 14 dagen wordt de ontslagbrief nu verzonden naar de verwijzers, cf de landelijke norm. • Patiëntervaring.nl In 2009 is gestart met patiëntervaring.nl. Patiënten krijgen bij binnenkomst een brief met een code die zij in kunnen voeren, om vervolgens hun bevindingen vanuit huis via de PC door te geven. De reacties waren over het algemeen positief. Zoals te verwachten waren er bijzonder veel klachten over de slechte bereikbaarheid van de polikliniek: veel te weinig parkeerfaciliteiten en veel te ver weg, waardoor patiënten regelmatig te laat op het spreekuur kwamen.
11
5. Plannen 2009/2010
• Realisatie vernieuwbouw Alzheimercentrum en polikliniek neurologie met nieuwe balies en wachtruimten • Realiseren van 1 grote dagbehandelingskamer annex verpleegpost • Alle documenten op het kwaliteitsnet geplaatst • 100% Jaargesprekken voeren met de daaraan functiegekoppelde competenties • Update zorgpaden • Realiseren van de acties n.a.v. het NIAZ rapport. .
12
Klinische Neurofysiologie 1. Personeel
De formatie van de klinische neurofysiologie / MEG bestaat uit klinisch neurofysiologen (2.8 fte), fysici (1.25 fte waarvan 0.25 fte detachering vanuit de FMT), een systeembeheerder / informaticus (0.8 fte; detachering vanuit de afdeling ICT), laboranten (10.5 fte, waarvan 1.2 fte ten laste van de MEG) en een secretaresse (1.0 fte, waarvan 0.5 fte ten laste van de MEG). Daarnaast hebben een aantal onderzoekers, onder wie dr. Y. van der Werf, een nulaanstelling bij de KNF. Na de grote personele wisselingen in de voorafgaande twee jaren (zie jaarverslagen 2007-2008) is 2009 relatief rustiger geweest op personeel gebied. Het blijkt echter nog steeds nauwelijks mogelijk te zijn alle openstaande formatie voor laboranten KNF te vullen met gediplomeerden. In 2009 is een gediplomeerde laborante vertrokken, en is een ervaren gediplomeerde laborante aangenomen. Zij houdt zich in het bijzonder bezig met de MEG, de uitwerking van klinische verslagen, en ondersteuning van MEG onderzoekers. Naast het landelijke tekort aan laboranten KNF speelt het feit dat de academische ziekenhuizen in Amsterdam een lagere schaal hanteren dan de omringende ziekenhuizen ook een rol bij de problemen met het vullen van vacatures. Om deze redenen is lange tijd gewerkt aan een nieuwe functieomschrijving van laboranten (op twee niveau’s), en hoofdlaborant. Deze nieuwe functieomschrijving en inschaling zal in 2010 ingevoerd gaan worden. Verder zijn er in 2009 contacten met de afdeling KNF van SEIN ontstaan, waaruit het plan is voortgekomen om bij het aannemen van nieuwe leerling laboranten gezamenlijk op te trekken. Het is ook de bedoeling om het onderwijs voor de leerlingen deels gezamenlijk te organiseren. In de periode 2007-2008 zijn door het hoofd KNF jaargesprekken gevoerd met alle laboranten. In 2009 is deze taak overgenomen door de hoofdlaborant. Daarbij is vooral aandacht besteed aan wensen en mogelijkheden voor verdere ontwikkeling en specialisatie. Momenteel hebben vrijwel alle gediplomeerden zich gespecialiseerd in een of meer aandachtsgebieden zoals bewaking van ruggenmerg operaties, complexe vasculaire ingrepen, plexus chirurgie / SDR, epilepsie / tumor chirurgie, vaatdiagnostiek, slaapregistraties of MEG. Naar verwachting zal de noodzaak voor specialisatie in de toekomst verder toenemen. Maandelijks wordt een afdelingsoverleg gehouden met alle werknemers van de afdeling. In 2009 is een nieuw, wekelijks stafoverleg KNF ingevoerd. Hieraan wordt deelgenomen door de volledige staf KNF (drie stafleden), de coördinerend fysicus en de hoofdlaborant. Eenmaal per maand neemt de heer E. Bakker van divisie 2 aan dit overleg deel. Inmiddels neemt ook mevrouw L. Bijman eenmaal per maand deel in het kader van de audit interne kwaliteit en de NIAZ accreditatie. Daarnaast is er wekelijks overleg tussen het hoofd KNF en de fysicus. Verder nemen stafleden KNF deel aan het MT neurologie, en stafvergaderingen neurologie.
2. Patiëntenzorg/Verrichtingen
De verrichtingen van de KNF / MEG zijn vermeld in tabel 1. In deze tabel valt een verschuiving op van routine onderzoeken (afname routine EEG, routine EMG, evoked potentials en ultrageluid) naar meer complexe onderzoeken zoals MEG en specialistische verrichtingen op de OK. Verder valt een gestage groei van het aantal EEGs voor de geheugenpolikliniek op. Het aantal klinische MEG onderzoeken is bijna gelijk gebleven aan vorig jaar (nu 52, toen 53), ondanks het stoppen van de MEG metingen in oktober in verband met de verbouwing. Het aantal corticografieën is toegenomen van 37 naar 51; dit is meer dan een verdubbeling ten opzichte van twee jaar tevoren (23). Voor patiënten met verdenking op een carpaaltunnelsyndroom is eerder de mogelijkheid van injectie met corticosteroiden direct na het EMG ingevoerd. Dit CTS spreekuur blijkt in de praktijk goed te functioneren met hoge patiententevredenheid. In 2009 is een groot aantal malen KNF ondersteuning gegeven bij complexe chirurgische ingrepen: 8 myelumtumoren (MEP/SEP; duur 1-4 uur); 9 onderste bovenste plexus letsels (EP/EMG; duur 2 uur); 8 scoliose correctie (MEP / SEP; duur >6 uur); 8 selectieve dorsale rhizotomieën (EP / EMG; duur 4 uur); 12 perifeer zenuwletselingrepen (EMG; duur 2.5 uur); 4 ThAA (MEP / SEP; duur 3 uur); 1 tethered cord (EMG; duur 3 uur). Daarnaast is 51 maal ondersteuning verleend bij epilepsie chirurgie en / of complexe tumorchirurgie (corticografie; SEP; motor cortex / subcorticale stimulatie; duur: 4-6 uur).
13
Verder zijn in 2009 in nauwe samenwerking met SEIN vijf patiënten geïmplanteerd met stereotactisch geplaatste elektroden. De verrichtingen laten dus een duidelijke verschuiving zien van grote aantallen, kortdurende routine onderzoeken, naar kleinere aantallen langdurige complexe ondersteuning waarbij vaak twee of meer KNF technieken worden ingezet. Bovendien gaat het vaak om ingrepen waarbij 1 of 2 senior laboranten en 1 staflid KNF gedurende een groot deel van de ingreep betrokken zijn. Deze verschuiving heeft grote personele consequenties voor de KNF en impliceert dat momentaal niet voldaan kan worden aan alle vragen voor ondersteuning. Voor de apparatuur van de KNF is een tien jaren schema voor vervanging voorhanden. Dit wordt regelmatig geëvalueerd en bijgewerkt. In 2008 is besloten tot vervanging van de apparatuur voor poliklinische polysomnografie. In de naaste toekomst kan hopelijk worden overgegaan tot aanschaffing van eigen apparatuur voor duplex en echografie van zenuwen en spieren. Na zorgvuldige voorbereiding in samenwerking met het bureau van divisie 2 is een plan opgesteld voor vervanging van het MEG systeem; de Europese aanbesteding voor een nieuw systeem heeft in 2009 zijn beslag gekregen. Indien alles naar wens verloopt zal het huidige systeem begin 2010 vervangen zijn. Op het gebied van apparatuur heeft 2009 vooral in het licht gestaan van de vervanging van de MEG. Na een lange Europese aanbesteding, van oktober 2008 tot mei 2009, is de keuze gevallen op de Vectorview van Elekta / Neuromag. In oktober 2009 is begonnen met de verbouwing van de MEG ruimten, en verwijdering van het oude systeem. Volgens planning kon het nieuwe systeem op vijf december 2009 geplaatst worden. De datum van de plaatsing mag als symbolisch beschouwd worden. Inmiddels is de verbouwing afgerond, en is gestart met de inrichting en ingebruikneming van het nieuwe systeem. Naar verwachting zullen eind februari 2010 de eerste metingen verricht kunnen worden. De nieuwbouw van het Alzheimercentrum, voorzien voor 2010, heeft grote consequenties voor de KNF. In 2009 is in onderling overleg een plan opgesteld, waarbij zowel op de poli als in de kliniek de KNF voor een belangrijk deel opnieuw ingericht zal worden. In de kliniek zal ruimte worden gewonnen door oude, grote onderzoekskamers in kleinere ruimten in te delen. In de polikliniek zal een deel van de ruimten verhuizen naar de MEG kant, waar ook de nieuwe wachtkamer en receptie komen. In de nieuwe situatie zullen alle kamers voor medewerkers nu aan de raamkant zijn. Na voltooiing van de verbouwingen in 2010 is naar verwachting op alle fronten een betere situatie bereikt.
3. Onderwijs en opleiding
De KNF verzorgt de opleiding van leerling laboranten, momenteel drie. Verder is de KNF betrokken bij de opleiding tot neuroloog. Vanwege het grote aantal AIOS dat vanwege roostertechnische problemen tegelijkertijd de KNF opleiding moet volgen is samenwerking gezocht met de afdeling KNF van SEIN in Heemstede. Dat heeft geleid tot het invoeren van een drie maanden durende stage in SEIN voor alle assistenten. Inmiddels hebben een aantal AIOS deze stage tot grote tevredenheid gevolgd. Stafleden KNF zijn verder betrokken bij de opleiding geneeskunde in de vorm van colleges en werkgroepen, en tutor schappen van Alco groepen. Colleges worden ook verzorgd voor studenten neurowetenschappen en promovendi van ONWA. De KNF verzorgt jaarlijks een week onderwijs voor studenten van de opleiding Medische Natuurwetenschappen. Ieder jaar wordt in de maand oktober een vier weken durend cursus functional brain imaging vanuit de KNF gecoördineerd. Verder participeren stafleden in landelijke nascholing (slaap; Boerhaave cursussen EMG en EEG), Comenius Leergangen voor leiderschap, de stichting raad beroepsopleiding laboranten KNF, visitatie van niet opleidingsafdelingen, en het kernconsilium neurologie.
14
4. Wetenschappelijk onderzoek
Het wetenschappelijk onderzoek van de KNF en de MEG vindt voor een belangrijk deel plaats in nauwe samenwerking met de vier officieel erkende onderzoekslijnen van de afdeling neurologie; voor uitgebreidere gegevens moge daarnaar verwezen worden. In de periode 2009 waren stafleden KNF (co) auteur bij 28 publicaties (3 als eerste auteur; 7 maal als laatste auteur). Het accent van het wetenschappelijk onderzoek ligt op het gebruik van EEG en MEG als technieken om complexe functionele netwerken in kaart te brengen bij verschillende neurologische aandoeningen (dementie; Parkinson, MS, hersentumoren). Daarbij gaat het om vroege detectie van mechanismen die ten grondslag liggen aan cognitieve stoornissen. Daarnaast wordt ook onderzoek gedaan naar de rol van hersennetwerken bij het ontstaan en de behandeling van epilepsie. Dit onderzoek gebeurt in samenwerking met de neuro oncologie groep, de afdeling neurochirurgie en SEIN, en maakt gebruik van verschillende technieken variërend van MEG, EEG, corticografie en stereotactisch geplaatste elektroden. Twee door het NEF gesubsidieerde studies op dit gebied (CONNECT en LESION) zijn in 2009 volop van start gegaan. De plannen om bij patiënten met geïmplanteerde diepte elektroden metingen op het niveau van individuele neuronen te gaan doen in samenwerking met prof. Roelfsema van het NIN zijn nu zover uitgewerkt dat in 2010 de eerste meting gedaan kan worden. Door het onderzoek aan complexe netwerken is de KNF betrokken geraakt bij een initiatief van NWO om een programma complexe systemen op te zetten. In dit verband is ook een samenwerking ontstaan met prof. Barkhof van de afdeling radiologie (netwerkanalyse van resting-state fMRI), met de groep van prof. van Mieghem van de TU Delft, en met de groep van prof. E. Bullmore in Cambridge. Een gemeenschappelijke aanvraag van de afdeling KNF, SEIN en de groep van prof van Mieghem in het complexiteitsprogramma is inmiddels geselecteerd voor verdere uitwerking. Tabel 1. KNF verrichtingen 2008-2009 2008 2597 1182 479 206 35 335 12 16 37
2009 2693 1184 530 181 25 324 14 16 51
EMG standaard intensive care EMS Single fiber tijdens operatie
864 799 9 14 18
858 794 19 4 11 19
EP standaard intensive care ERG tijdens operatie
195 107 31 6 51
177 110 31 13 45
Ultrageluid duplex TCD
106 99 7
82 73 8
EEG standaard geheugen poli intensive care couveuse ambulant MSLT WADA corticografie
15
MEG wetenschappelijk klinisch intern klinisch extern
368 310 19 34
491 439 14 38
Totaal
4130 2008 2597 1182 479 206 35 335 12 16 37
4301 2007 2672 1286 485 147 24 343 23 25 23
EMG standaard intensive care EMS tijdens operatie
864 799 9 14 18
990 950 11 10 14
EP standaard intensive care ERG tijdens operatie
195 107 31 6 51
237 148 25 19 45
Ultrageluid duplex TCD
106 99 7
159 100 59
MEG wetenschappelijk klinisch intern klinisch extern
368 310 19 34
298 295 10 26
4130
4356
EEG standaard geheugen poli intensive care couveuse ambulant MSLT WADA corticografie
Totaal
16
Logopedie De afdeling logopedie-neurologie is een paramedische afdeling binnen de afdeling neurologie en bestaat uit drie parttime werkende logopedisten ( te samen 1,6fte); Corinne van den Bergh-Raat, Antoinette Keulen en Michelle Engels 2009 is een jaar van relatieve rust na alle verhuisperikelen en de bezuinigingsronde van de afgelopen jaren. Er is gezocht naar een nieuw evenwicht binnen de afdeling logopedie waarbij prioriteit wordt gegeven aan de primaire gezondheidszorg met daarnaast aandacht en tijdsinvestering aan onderwijs en onderzoek. De prioriteit werd gegeven aan klinische afasie- en dysfagiepatiënten waarbij acute zorg van groot belang is en vastgelegd is in de richtlijnen voor CVA. In 2009 is gestart met het onderzoek/studie van taalstoornissen bij dementie en het onderzoek van het effect van hongerprovocatie bij pathologische voedselweigering bij jonge kinderen.
1. Patiëntenzorg
In 2009 werden 416 nieuw aangemelde patiënten gezien voor logopedisch onderzoek en behandeling. Daarvan zijn 89 poliklinische patiënten. Het grootste deel van de patiënten is opgenomen op de afdeling neurologie. Daarnaast komt een substantieel deel van de aanvragen via de consulent neuroloog van andere afdelingen Bovendien krijgen we verwijzingen van de artsen van neurochirurgie, kindergeneeskunde . Voor het totaaloverzicht zijn de tabellen bijgevoegd. Hierbij dient aangemerkt te worden dat het om percentages gaat en dat de duur en frequentie van een behandeling hier niet in uitdrukking is gebracht. De stoornisgebieden betroffen: afasie, dysartrie, dysfagie, overige communicatiestoornissen (veelal bij contusio cerebri), secundaire taalstoornissen t.g.v. dementie en voedingsproblemen bij kinderen. Daarnaast kwamen veelvuldig complexe stoornissen voor, hetgeen betekent dat het gaat om een combinatie van bovengenoemde stoornissen( zie tabel).
2. Nascholing, congressen en cursussen
• Hersenletselcongres over niet aangeboren hersenletsel bij kinderen en volwassenen: thema’s als Herstelmogelijkheden van het brein, Kinderen en jongeren met NAH en Multiproblematiek • Wereld Alzheimerdag • Symposium ‘Pharyngeale slikstoornissen’ te Nijmegen • Symposium nee-eten oktober 2009: thema:goede samenwerking en uitwisseling van informatie tussen alle betrokkenen disciplines en de ouders • Thema-avond: aangezichtsverlamming • Presentatie mondverzorging • Scholing Parkinsonnet • Bijwonen promotieonderzoek collega logopedist H.Bogaardt; behandeling van slikstoornissen:’Current aspects of assessment of dysfagia’ Gegeven presentaties: Door Antoinette: • Bijscholing NVLF regio Arnhem/post HBO: ‘Logopedie en dementie’ • Lezing VKL ( vereniging voor klinisch linguïsten) te Utrecht over ‘progressieve afasie’ • Presentatie klinische logopedisten Utrecht e.o. over ‘logopedie bij dementie’ Door Michelle: • Presentatie aan landelijke werkgroep logopedisten 0-2 jarigen • over hongerprovocatie: studie VUmc • Presentatie voor kinderartsen regio Amsterdam over hongerprovocatie.
3. Onderzoeksprojecten/publicaties
17
• Voorlichting op maat aan afasiepatiënten met behulp van voorlichtingskaarten (Corinne en Antoinette). • Hongerprovocatie bij kinderen met pathologische voedselweigering in de leeftijd van 6 maanden tot 2 jaar.( Michelle) • Meewerking aan educatieve film van VUmc ‘kleurrijke zorgpaden’ ( Corinne).
4. Onderwijs, presentaties en begeleiden van studenten
• Onderwijs over logopedische spraak- taal en slikstoornissen wordt gegeven aan de co-assistenten van VUmc (1 keer in 6 weken), voedingsassistenten en verpleegkundigen van neurologie en neurochirurgie (allen). • werkcollege 2e jaarsstudenten geneeskunde: onderwerp: ‘afasie’ met behulp van DVD ‘woordvinding bij afasie’ • Begeleiden van 2 studenten Logopedie van de Hogeschool Windesheim bij hun onderzoeksopdracht: Behoeften- en mogelijkhedeninventarisatie van de communicatie tussen dementiepatiënten en hun partners. (door Antoinette) • Bijwonen van refereeravond van studenten in Zwolle.
5. Werkgroepen (2007 en 2008)
• Voorzitter en deelname aan werkgroep ‘kwaliteitskring Amsterdam’ ( Corinne) • - Voorzitter monodisciplinaire werkgroep Parkinsonnet ( Corinne Deelname aan: • NVAT: 4 keer per jaar • Landelijke werkgroep logopedie en dementie • Nomas-werkgroep ( jonge zuigelingen): 2 keer per jaar • Logopedie bij 0-2 jarigen : 4 keer per jaar regionale bijeenkomst; 1 keer per jaar landelijke studiedag • Klinisch werkende logopedisten: 4 keer per jaar • Kwaliteitskring voor logopedisten uit revalidatiecentra, ziekenhuizen en verpleeghuizen: 1 keer in 6 weken. Het voorzittersschap wordt door Corinne vervuld. Daarnaast vindt er met een regelmaat overleg plaats binnen het VUmc zowel mono- als multidisciplinair: Overleg paramedici VUmc Overleg logopedisten neurologie; beleid en jaarplanning Overleg logopedisten Vumc: jaarlijks Bijgevoegd vindt u een aantal grafieken waarin de verdeling van logopedische stoornissen, de verwijzende afdelingen en de verdeling kliniek/polikliniek wordt verduidelijkt verwijzende afdelingen
verdeling kliniek - polikliniek
14%
21%
10% 79%
60%
16% kliniek
polikliniek
neurologie
neurochirurgie
kinderafdelingen
verdeling logopedische stoornissen polikliniek
verdeling logopedische stoornissen kliniek 31%
7%
9%
16%
16%
34%
2%
27% 10%
overige afdelingen
10%
27%
0%
11%
afasie dysartrie
dysfagie voedingsproblemen bij kinderen
communicatiestoornis
complexe/meerdere stoornissen
afasie
dysfagie
dysartrie
voedingsproblemen bij kinderen
communicatiestoornis
complexe/meerdere stoornissen
secundaire taalstoornissen
18
Wetenschappelijk Onderzoek Bewegingsstoornissen Inleiding Het wetenschappelijk onderzoek op het gebied van bewegingsstoornissen richt zich op de ziekte van Parkinson en daaraan gerelateerde aandoeningen. De ziekte van Parkinson is een van de meest voorkomende degeneratieve hersenziekten die ongeveer 1 op de 1000 mensen treft. Op dit moment zijn er in Nederland ongeveer 50.000 patiënten met de ziekte van Parkinson, een aantal dat met de toenemende vergrijzing in 2015 zal zijn gestegen tot 70.000. De meest bekende symptomen van de ziekte van Parkinson zijn de motorische symptomen zoals beven, traagheid en spierstijfheid, samenhangend met een tekort aan de overdrachtsstof dopamine. Veel patiënten met de ziekte van Parkinson hebben daarenboven ook last van niet motorische symptomen zoals depressiviteit, incontinentie, sexuele stoornissen en slaapproblemen. In de latere fasen van de ziekte onstaat een toenemende valneiging en ontwikkelt een groot deel van de patiënten een dementie en/of psychose. De beschikbare behandelingsmogelijkheden zijn puur symptomatisch en hebben geen invloed op het degeneratieve proces waarvan de oorzaak nog onbekend is. In 2008 is gestart met het werken volgens een poliklinisch zorgpad voor patiënten met de ziekte van Parkinson en andere bewegingsstoornissen. Hierbij worden alle nieuwe patiënten gezien tijdens een poliklinische dagscreening, waardoor de kwaliteit van de geleverde zorg is verbeterd en tevens een systematische klinische gegevensverzameling mogelijk is geworden. In het verslagjaar is deze manier van werken een groot succes gebleken: het aantal nieuwe consulten is toegenomen ten koste van het aantal herhaalconsulten. De beoogde samenwerking met de afdeling neurologie van het AMC op het aandachtsgebied van de bewegingsstoornissen heeft in 2009 verder gestalte gekregen door het in het leven roepen van een projectgroep waarin door beide universitaire centra geparticipeerd wordt. Er is een start gemaakt met het schrijven van een business case voor de vorming van een interuniversitair Centrum voor Neurologische Bewegingsstoornissen Amsterdam (CNBA). Dit samenwerkingsverband zal naast voordelen op het gebied van de patiëntenzorg leiden tot de beschikbaarheid van grotere patiëntengroepen voor wetenschappelijk onderzoek.
Patiëntgebonden wetenschappelijk onderzoek
Het wetenschappelijk onderzoek is voor het grootste deel ondergebracht in het programma Neurodegeneratie van de Neuroscience Campus Amsterdam, en wordt uitgevoerd in samenwerking met andere onderzoeksgroepen binnen VU en VUmc. Het onderzoek is gericht op verbetering van de mogelijkheden tot vroege diagnostiek en monitoring van ziekteprogressie, alsmede het vergroten van het inzicht in pathogenetische en pathofysiologische mechanismen. Bij de bestudering van de pathofysiologische mechanismen die ten grondslag liggen aan de verschijnselen van de ziekte ligt een belangrijk accent op de rol van veranderingen in functionele neuronale netwerken. Een kleiner deel van het onderzoek is ondergebracht in het VUmc onderzoeksinstituut MOVE en wordt uitgevoerd in samenwerking met de dienst fysiotherapie en de faculteit bewegingswetenschappen. Dit deel van het onderzoek is gericht op de effecten van externe prikkels op het bewegingspatroon van patiënten met de ziekte van Parkinson, alsmede de onderliggende neurofysiologische mechanismen.
•
Niet-motorische stoornissen bij de ziekte van Parkinson
De pathofysiologie van niet-motorische functiestoornissen bij de ziekte van Parkinson wordt onderzocht door middel van neuropathologisch onderzoek, klinisch neurologisch en neuropsychologisch onderzoek, en brain imaging technieken. Het onderzoek is met name gericht op stoornissen van het reukvermogen, cognitieve stoornissen, psychotische manifestaties en slaapstoornissen. Zo wordt in een longitudinale cohortstudie de ontwikkeling van cognitieve stoornissen en dementie bij de ziekte van Parkinson bestudeerd. Hierbij wordt gebruik gemaakt van zowel structurele (MRI) als functionele (fMRI, MEG) brain imaging technieken. Een belangrijk pathofysiologisch mechanisme lijkt gevormd te worden door verandering in de functionele connectiviteit tussen hersengebieden, die in de vroege stadia van de ziekte (pathologisch) versterkt is, maar bij de ontwikkeling van een dementie juist in specifieke delen van de hersenen weer afneemt. Daarbij is er ook een duidelijke invloed van de gebruikte dopaminerge en cholinerge
19
medicatie. In 2009 zijn in het kader van dit prospectieve onderzoek na een gemiddelde follow-up duur van ruim vier jaar de klinische metingen en scans herhaald. De gegevens zullen in de loop van 2010 geanalyseerd worden. In 2009 is een onderzoeksproject van gestart gegaan in samenwerking met de afdeling Anatomie en Neurowetenschappen (ANW) waarin met behulp van MEG en (functionele) MRI gekeken gaat worden naar de rol van cortico-corticale en cortico-striatale functionele connectiviteit bij specifieke cognitieve functies, en de veranderingen die hierin optreden bij de ziekte van Parkinson. • Biologische markers Sinds 2008 wordt bloed en liquor verzameld met als doel het vinden van eiwitten die kunnen dienen als biologische markers van het ziekteproces bij de ziekte van Parkinson. Dergelijke markers kunnen in de toekomst een belangrijke rol spelen bij diagnostiek en/of monitoring van de effecten van behandeling. In samenwerking met de afdeling ANW zal zowel in hersenweefsel als in de verzamelde liquor naast de analyse van reeds bekende eiwitten met behulp van proteomics gezocht worden naar volledig nieuwe eiwitten. Dergelijke nieuw ontdekte eiwitten kunnen het inzicht in de ontstaansmechanismen van de ziekte van Parkinson vergroten en daarmee ook leiden tot nieuwe targets voor een behandeling gericht op remming van de ziekteprogressie. In samenwerking met de afdeling Nucleaire Geneeskunde en PET Research wordt gewerkt aan de ontwikkeling van radioliganden die als biologische markers van het ziekteproces kunnen dienen door binding aan eiwitten waarvan de configuratie pathologisch veranderd is. • Genetica In de afgelopen jaren zijn de mogelijkheden op het gebied van de genetica van de ziekte van Parkinson exponentieel toegenomen. Samen met andere neurologische afdelingen binnen Nederland wordt een bijdrage geleverd aan het onderzoek van de sectie medische genoomanalyse van de afdeling klinische genetica. Voor dit onderzoek wordt bloed en liquor verzameld zodat middels genome-wide screening in grote cohorten patiënten genetische risicofactoren en gennetwerken betrokken bij het ontstaan van de ziekte van Parkinson opgespoord kunnen worden. Prof.dr. P. Heutink, hoofd van de sectie medische genoomanalyse, ontving in 2009 voor dit onderzoek de onderzoeksprijs van het Prinses Beatrix Fonds ter waarde van 1.000.000 euro.
Samenwerking
Binnen het VUmc wordt nauw samengewerkt met de afdeling ANW, waar fundamenteel onderzoek plaatsvindt gericht op de pathogenese van de ziekte van Parkinson, met de sectie medische genoomanalyse van de afdeling klinische genetica waar onderzoek gedaan wordt naar monogenetische vormen van de ziekte van Parkinson en genetische risicofactoren, en met de afdeling Nucleaire Geneeskunde en PET Research. Op het gebied van de cognitieve stoornissen bij de ziekte van Parkinson bestaat een samenwerking met de faculteit psychologie en pedagogiek (FPP) van de VU, de afdeling radiologie van het VUmc, en dr. M. Zarei, FMRIB Centre, University of Oxford. Op het gebied van de olfactoire stoornissen bij degeneratieve hersenziekten wordt samengewerkt met prof.dr. Hummel, University of Dresden Medical School en prof.dr. R.L. Doty, University of Pennsylvania. Verder wordt samengewerkt met het UMC St Radboud en het LUMC in de ParkinsonNet trial, een gerandomiseerd klinisch onderzoek naar de efficiëntie van fysiotherapie bij de ziekte van Parkinson. Eind 2009 is samen de afdeling ANW de basis gelegd voor een samenwerking binnen het European Neuroscience Campus (ENC) Network met prof.dr. E. Bezard, Bordeaux Neuroscience Institute, gericht op de ontwikkeling van een diermodel voor veranderingen in functionele connectiviteit bij de ziekte van Parkinson.
20
Dementie Het Alzheimercentrum VUmc werd opgericht in 2000. Sindsdien gaan patiëntenzorg, onderwijs en wetenschap hand in hand. De patiëntenzorg is georganiseerd rond de screeningsdagen, waar patiënten in 1 dag alle benodigde onderzoeken volgens vast protocol doorlopen. Eén week later volgt het uitslaggesprek. De gegevens die worden verzameld in het kader van de diagnostiek, worden waar mogelijk gebruikt voor wetenschappelijke doeleinden. Onderzoek aan het klinisch cohort leidt tot nieuwe inzichten, die bijdragen aan de verdere optimalisatie van diagnostiek en zorg. Hoogtepunt van 2009 was de overhandiging van de grote subsidie door het Innovatiefonds Zorgverzekeraars op 22 januari. Met de schenking van 4,5 miljoen euro stelt het Innovatiefonds Zorgverzekeraars het Alzheimercentrum VUmc in de gelegenheid op korte termijn een nieuwe, gespecialiseerde en herkenbare polikliniek met een landelijke functie te realiseren. In de nieuwe polikliniek krijgen de vroegdiagnostiek en de zorginnovatie voor Alzheimerpatiënten (in het bijzonder jong-dementerenden) een nieuwe impuls. Bovendien biedt de nieuwe en ruimere faciliteit ruimte voor groei van het wetenschappelijk onderzoek. VUmc en Innovatiefonds Zorgverzekeraars creëren hiermee een expertcentrum voor (jong-) dementerenden, waarin zorg en wetenschap op het hoogste niveau plaatsvinden.
Missie en Visie
Missie: Het Alzheimercentrum VUmc staat voor onderscheidende patiëntenzorg en hoogwaardig wetenschappelijk onderzoek. Het Alzheimercentrum VUmc streeft naar een leidende positie in zorg en onderzoek op het gebied van dementie, met name waar het dementie op jonge leeftijd betreft. De missie is dementie bespreekbaar en behandelbaar te maken en uiteindelijk te genezen. Visie & ambities: Het Alzheimercentrum VUmc wil een nationaal diagnostiek- en behandelcentrum zijn voor dementie, met als focus dementie op jonge leeftijd. Het Alzheimercentrum wil een belangrijke partner zijn in de multidisciplinaire zorgketen. Het Alzheimercentrum Vumc wil gezien en erkend worden als een innovatieve kwaliteitsorganisatie met een uitstekende reputatie, een krachtig netwerk en plezier in wat we doen. Het is de visie van het Alzheimercentrum VUmc dat alleen door het koppelen van wetenschappelijk onderzoek aan patiëntenzorg de noodzakelijke vooruitgang kan worden geboekt in de strijd tegen dementie.
Organisatiestructuur
Het Alzheimercentrum is onderdeel van de afdeling Neurologie van het VUmc. Het Alzheimercentrum wordt gevormd door diegenen die direct binnen de patiëntenzorg en/of het wetenschappelijk onderzoek werkzaam zijn, gehuisvest zijn binnen en/of gefinancierd worden door het Alzheimercentrum. In 2009 werd de organisatiestructuur van het Alzheimercentrum VUmc aangepast. Naar analogie van het werkplekmanagement is een vierkoppig managementteam ingesteld. Het management team bestaat uit de directeur (Philip Scheltens), hoofd medische zaken (Yolande Pijnenburg), hoofd zorg (Evan van Egmond), en hoofd onderzoek (Wiesje van der Flier). Binnen het VUmc (en de VU) werkt het Alzheimercentrum VUmc nauw samen met diverse afdelingen en disciplines. Het wetenschappelijk onderzoek van het Alzheimercentrum is ingebed in de Neuroscience Campus Amsterdam (NCA).
21
Patiëntenzorg
In 2009 werden 505 nieuwe patiënten gezien. De populatie van het Alzheimercentrum VUmc kenmerkt zich door de relatief jonge leeftijd: ruim de helft van de Uitgestelde patiënten is 65 jaar of jonger. In Neurologie diagnose 8% 2009 zagen wij 118 nieuwe anders 5% patiënten met dementie op jonge AD Psychiatrie leeftijd (30% méér dan in 2008). 29% 8%
In 2009 ging het Centrum voor OuderenGeneeskunde Amsterdam VaD (COGA) officiëel van start. De 4% patiënten die binnen COGA gezien Subjectief worden met een cognitieve 19% FTLD vraagstelling, worden onderzocht 7% volgens hetzelfde protocol als MCI DLB 13% 3% binnen het Alzheimercentrum dementie VUmc. Er werden 178 patiënten anders gezien door COGA. In toenemende 4% mate vindt triage aan de poort plaats, waarbij de oudere patiënten gezien worden door COGA, terwijl de jongere patiënten binnen het Alzheimercentrum onderzocht worden. Neurologen en geriaters wisselen over en weer kennis uit op consult-basis. Door het gelijktrekken van de diagnostiek-protocollen is het VUmc in staat per saldo meer patiënten met een vraagstelling dementie van dienst te zijn. Bovendien kunnen gegevens van méér patiënten in het onderzoek betrokken worden.
Wetenschap Onderzoekslijnen De wetenschappelijke activiteiten van het Alzheimercentrum Vumc concentreren zich rond de volgende vier lijnen: 1. Endophenotypes van dementie Er zijn verschillende vormen van dementie, zoals de ziekte van Alzheimer, frontotemporale dementie en dementie met Lewy lichaampjes. Ook bínnen de ziekte van Alzheimer zijn grote verschillen: bij de ene patiënt staat vergeetachtigheid op de voorgrond, bij de andere patiënt zijn het juist andere symptomen, zoals traagheid of onhandigheid. Patiënten met dementie op jonge leeftijd presenteren zich vaak anders dan oudere patiënten. Deze onderzoekslijn richt zich op het vinden van biologische mechanismen die de verschillen in verschijningsvorm (dit heet ook wel endophenotype) kunnen verklaren. 2. Vroegdiagnostiek De diagnostiek van dementie is zeer complex. Deze onderzoekslijn is gericht op het vinden van nieuwe methoden (ook wel genoemd: markers) voor diagnostiek. Het onderzoek is voor een groot deel gericht op het vinden van markers die kunnen voorspellen wie de ziekte van Alzheimer krijgt, vóórdat er sprake is van ernstige achteruitgang in het dagelijks functioneren (patiënten met mild cognitive impairment, subjectieve klachten). Tenslotte richt deze lijn zich ook op het vinden van markers die geschikt zijn om het ziektebeloop te voorspellen (prognose) en te volgen door de tijd (monitoren). 3. Vasculaire factoren Dementie op oudere leeftijd wordt vaak veroorzaakt door gemengde pathologie. Naast de ziekte van Alzheimer, speelt er ook schade aan de grote en/of kleine bloedvaten in de hersenen (cerebrovasculaire schade). Deze onderzoekslijn bestudeert hoe neurodegeneratieve veranderingen en cerebrovasculaire schade interacteren in het veroorzaken van dementie. 4. Interventies Deze onderzoekslijn is gericht op het vinden van therapie. Het onderzoek naar medicamenteuze therapie vindt grotendeels plaats in de vorm van contractresearch: het Alzheimercentrum participeert in onderzoek van de farmaceutische industrie. Daarnaast is er sprake van eigen onderzoek naar non-pharmacologische interventies, zoals de invloed van voeding en beweging.
22
Nieuwe studies •
•
• •
•
Het Parelsnoer Initiatief, een nationaal project dat gefinancierd wordt uit de FES-gelden in 2007, kreeg in 2009 goedkeuring van de medisch ethische toetsingscommissie, zodat patiënteninclusie kon aanvangen. Dit project behelst een samenwerking tussen de 8 Nederlandse UMC’s. Er wordt een cohort van 800 patiënten opgezet, hetgeen wetenschappelijk onderzoek moet faciliteren. Een ander project dat gefinancierd wordt uit de FES gelden is het CTMM-LeARN (Center for Translational Molecular Medicine – Leiden Alzheimer Research Nederland; PI’s Bart van Berckel (VUmc), Mark van Buchem (LUMC)). Vraagstelling van het onderzoek is om nieuwe moleculaire diagnostische markers voor Alzheimer te vinden, in de liquor, op PET en 7Tesla MRI. In 2009 is een promovendus begonnen met het verzamelen van 100 amyloid PET scans, om de waarde voor diagnostiek van deze scans te bepalen. Project “microRNA: een nieuwe klasse van biomarkers voor Alzheimer?” is gestart. Er werd een promovendus aangesteld op het project, en er werd een machine (megaplex) die simultane analyse van alle bekende microRNA’s mogelijk maakt aangeschaft. LipidiDiet is een door EU gesubsidieerd, internationaal onderzoek naar het effect van een voedingssupplement op het beloop van geheugenklachten bij mensen met prodromale ziekte van Alzheimer. Deelnemers krijgen twee jaar lang dagelijks een drankje met een combinatie van essentiële nutrienten, vitamines en cofactoren. Ook op dit moment is een promovendus aangesteld. Fysieke activiteit en cognitie bij jong-dementerenden. Jong-dementerenden die deelnemen aan het interventiedeel van de studie zullen gerandomiseerd worden ingedeeld en participeren in een 3 maanden durend programma: òf het Direct Begeleide Aërobe (DBA) Activiteitenprogramma, òf het Direct Begeleide Niet-aërobe (DBN) Activiteitenprogramma, òf het Indirect Begeleide Aërobe (IBA) Activiteitenprogramma. Een promovendus is aangesteld.
Clinical trial activiteiten
In het kader van de onderzoekslijn ‘interventies’ participeert het Alzheimercentrum VUmc in klinische trials. In 2009 werd meegwerkt aan de volgende studies: •
Bapineuzimap
•
Souvenir II
•
Dimebon
•
Study 13150
Internationale multisite, dubbel-blinde gerandomiseerd fase 3 studie naar het effect van passieve immunisatie met een monoclonaal antilichaam tegen amyloid-beta op cognitie en IADL bij patienten met licht tot matig ernstig Alzheimer. Sponsor: Elan-Wyeth Internationale multisite, dubbel-blinde gerandomiseerd fase 3 studie naar het effect van Fortasyn Connect op geheugen en IADL bij patienten met milde vorm Alzheimer. EEG en MEG worden als uitkomstmaten meegenomen. Sponsor: Danone ResearchWageningen Internationale multisite, dubbel-blinde gerandomiseerd fase 3 studie, gevolgd door open label studie, naar het effect van Dimebon op cognitie en IADL functioneren bij patiënten met milde to matig ernstige Alzheimer. Sponsor: Medivation Inc Onderzoek naar een nieuwe tracer om microglia in beeld te brengen met behulp van Positron Emission Tomography (PET). Sponsor: Bayer Healthcare
23
Multipele sclerose VUmc MS Centrum Amsterdam Het wetenschappelijk onderzoek bij MS dat wordt uitgevoerd bij de afdeling neurologie valt onder het VUmc MS Centrum Amsterdam. Het MS centrum is een multidisciplinair samenwerkingsverband tussen diverse afdelingen in het VU medisch centrum en ontwikkelt activiteiten op het gebied van wetenschappelijk onderzoek, patiëntenzorg en opleiding. Door de combinatie van fundamenteel en klinisch onderzoek binnen het centrum kunnen onderzoeksbevindingen snel toegepast worden bij het stellen van de diagnose en de behandeling van MS. Naast zorg en onderzoek is ook de opleiding van zorgverleners, zoals neurologen en radiologen, een belangrijke pijler van het MS Centrum Amsterdam.
Onderzoek
Het onderzoek van het VUmc MS Centrum Amsterdam is onder te verdelen in drie richtingen: • CAUSE (oorzaak); vinden van factoren die bijdragen aan de ziekte; • CURE (behandeling); zoeken naar nieuwe verbeterde behandelingen; • CARE (zorg); geven van topzorg aan mensen met MS. De onderzoekslijnen die geheel of gedeeltelijk worden uitgevoerd bij de afdeling neurologie staan hieronder vermeld. CAUSE (oorzaak) Genetica/genomics Belangrijk voor genetisch onderzoek is de verdere ontwikkeling van onze database, waarin onderzoeksgegevens van MS-patiënten zo worden opgeslagen dat resultaten van diverse onderzoeksprojecten op patient-niveau aan elkaar gekoppeld kunnen worden. Het genetisch onderzoek vindt plaats met centra in de Verenigde Staten (UC San Francisco, Harvard Boston) en Zwitserland (Universiteitsziekenhuis Basel). In 2009 zijn er twee studies gepubliceerd over genoom associatie studies bij MS. Uit de studies blijkt dat naast de eerder beschreven immunologische netwerken ook centraal zenuwstelsel netwerken de gevoeligheid voor MS bepalen (Human Molecular Genetics). Biomarkers Er wordt in toenemende mate aandacht besteed aan het ontwikkelen van biomarkers voor zenuwschade. Het blijkt dat schade aan zenuwcellen bepalend is voor de mate van neurologische achteruitgang van mensen met MS. Sinds 2005 is door de EU een subsidie van 3,5 miljoen euro verleend aan een consortium van MS centra met als doel het ontwikkelen van een methode om neutraliserende antilichamen tegen het geneesmiddel interferon-bèta te detecteren en de impact te bepalen. Dit consortium en het onderzoek heeft als naam NABINMS (Neutralizing AntiBodies IN MS). In 2009 heeft er een afsluitende conferentie plaatsgevonden in Amsterdam. De afspraken die toen gemaakt zijn zullen binnenkort gepubliceerd worden. CURE (behandeling) Hieronder valt het onderzoek naar de ontwikkeling van nieuwe therapieën, die ingrijpen op verschillende ziekteprocessen. Het ontwikkelen van meetinstrumenten om de verloop van de ziekte te kunnen meten. En verder ook de klinische studies naar nieuwe medicijnen. Meetinstrumenten In de afgelopen jaren is er een toenemende erkenning voor vragenlijsten die door mensen met MS zelf worden ingevuld, de zogenaamde zelfrapportage vragenlijsten. De betrouwbaarheid en juistheid van de uitkomsten kunnen worden beïnvloed wanneer er, als gevolg van MS, cognitieve beperkingen (zoals bv geheugen en concentratieproblemen) of stemmingsproblemen (zoals bv een depressie) optreden. Een alternatief kan zijn om mensen uit de omgeving van de persoon met MS , zogenaamde proxy-respondenten, te betrekken bij de beoordeling van de gezondheidstoestand. Eerdere studies hebben aangetoond dat partners geschikte proxy-respondenten zouden kunnen zijn
24
wanneer het gaat om het beoordelen van de invloed van de ziekte op het dagelijks leven. In een eerdere studie, met een kleine groep mensen met MS en hun partners, werden soms grote verschillen gevonden in overeenstemming. Daarom wordt in deze studie met een grotere onderzoeksgroep geprobeerd te achterhalen wat hiervan de oorzaak is en of bepaalde kenmerken van de mensen met MS of hun partners van invloed kunnen zijn. Op dit moment worden bij een grote groep mensen met MS en hun partners gegevens verzameld. Waarschijnlijk zullen in de loop van 2010 de eerste resultaten bekend worden. Medicijn studies Het MS Centrum Amsterdam is betrokken bij veel onderzoek dat er op gericht is om voor MS nieuwe medicijnen te ontwikkelen. Dit kunnen medicijnen zijn die effectiever zijn dan de bestaande middelen, maar ook medicijnen die minder bijwerkingen hebben of beter verdragen worden. Dit soort onderzoek levert vaak ook nieuwe inzichten op het werkingsmechanisme van verschillende medicijnen. In 2009 zijn onder andere publicaties verschenen die inzicht geven over de mate van effectiviteit van natalizumab en de lange termijn resultaten van interferon beta-1b. Met het beschikbaar komen van meerdere middelen wordt het toenemend van belang om rationele methoden te ontwikkelen om te besluiten hoe op niveau van de individuele patient te bepalen wat voor hem of haar de meest optimale behandeling is (‘personalised medicine’). CARE (zorg) Behalve het geven van topzorg aan mensen met MS wordt er in het centrum ook onderzoek gedaan naar het verbeteren van de diagnose en de behandelingswijze. Diagnose en prognose met MRI MRI speelt tegenwoordig een belangrijke rol bij de diagnose van MS. In de afgelopen jaren heeft wetenschappelijk onderzoek geleid tot nieuwe richtlijnen voor de diagnose van MS, waarin MRI zeer belangrijk is. In het MS Centrum Amsterdam zijn diagnostische MRI-criteria ontwikkeld die wereldwijd gebruikt worden. Lopend onderzoek zal deze criteria steeds verbeteren. Ook wordt er onderzocht hoe MRI gebruikt kan worden voor het voorspellen van de beloop van MS, alsmede de response op therapie. Er zijn verschillen in de gevoeligheid voor glucocorticoïden bij mensen met MS. Immuuncellen van MS-patiënten zijn minder gevoelig voor glucocorticoïden dan immuuncellen van controlepersonen. Dit blijkt uit het promotieonderzoek van Lisa van Winsen. Een nieuw MRI-contrastmiddel, USPIO, blijkt onbekende ontstekingspatronen zichtbaar te maken in de hersenen van MS-patiënten. Voor het vaststellen van de behandeling is het belangrijk om op MRIbeelden van MS-patiënten te kunnen zien hoe actief de ontstekingen in de hersenen zijn. De werking van het nieuwe contrastmiddel is onderzocht door Machteld Vellinga, die 20 februari 2009 promoveerde. Geven van verbeterde zorg In het centrum kunnen mensen met MS terecht bij verschillende specialisten. De verschillende specialisaties doen individueel, maar ook gezamenlijk onderzoek naar het verbeteren van de zorg aan mensen met MS. In een samenwerking met GGZ Buitenamstel vindt onderzoek plaats naar cognitieve gedragstherapeutische interventie via internet. In dit onderzoek hebben wij ervoor gekozen om een bestaande cognitieve gedragstherapie via internet voor mensen met depressieve klachten aan te passen voor MS patiënten met depressieve klachten. De kortdurende cursus van 5 weken is bedoeld voor mensen met MS die last hebben van sombere gevoelens, zorgen, spanningen of angsten. De cursus is gebaseerd op ‘problem-solving-treatment’.De pilot is gestart in mei 2009. In een periode van ongeveer een half jaar hebben 150 mensen een screeningsvragenlijst ingevuld met vragen over depressieve klachten. 49 mensen met MS en somberheidklachten kwamen in aanmerking voor het volgen van de zelfhulp cursus via internet. Uiteindelijk hebben 44 personen deelgenomen aan het onderzoek en de cursus Minder Zorgen. Eind februari zullen de laatste deelnemers de cursus afronden. De resultaten van dit onderzoek zullen in april 2010 beschikbaar zijn.
25
Verbeteringen in de organisatie MS-zorg
Meer controles bij medicijn gebruik Wij vinden het belangrijk dat MS-patiënten die ziektemodulerende therapie gebruiken regelmatig gecontroleerd worden op bijwerkingen en effectiviteit van het gebruikte product. Vanaf januari 2009 worden daarom alle patiënten van het VUmc die die deze middelen gebruiken meer gestructureerd en volgens een vast protocol vervolgd. Hierin is ook een rol voor MRI en voor het bepalen van de bioloogische activiteit van de werking van IFN beta. Advies Mexicaanse griep Wij hebben in het najaar van 2009 via internet en nieuwsbrief alle MS-patienten aangeraden om zich te laten vaccineren voor de Mexicaanse griep. Onrust voorkomen mbt CCSVI Media-berichten in december over een mogelijke doorbraak bij de behandeling van multiple sclerose (MS) riepen vele vragen op bij MS-patiënten. Na bestudering van het onderzoek dat gepubliceerd was, heeft het VUmc MS Centrum Amsterdam het volgende standpunt: er is nog onvoldoende wetenschappelijk bewijs voor uitspraken van Italiaanse onderzoekers die suggereren dat MS het gevolg is van veneuze insufficiëntie. In een persbericht heeft het MS centrum patiënten afgeraden zich nu te laten behandelen met de dilatatie-methode uit het onderzoek. Onderzoek naar veneuze insufficiëntie (CCSVI) en MS is inmiddels gestart in het MS centrum. Nieuwe patiëntenfolder Eind 2009 is er een nieuwe patiëntenfolder verschenen met informatie over de MS-zorg binnen het VUmc MS Centrum Amsterdam. Alle MS-patienten van VUmc hebben deze folder ontvangen.
Scholing
Naast de reguliere scholingsactiviteiten organiseert het MS Centrum jaarlijks een geaccrediteerde nascholing voor Nederlandse neurologen (MS-MasterclasS). Het betreft een 2 daagse cursus waarop intensief en interactief op tal van basisprincipes en nieuwe ontwikkelingen rond MS wordt ingegaan, inclusief discussie en bespreking van moeilijke patiënten. De belangstelling van Nederlandse neurologen is zo groot dat wij in 2010 twee van deze Masterclasses zullen organiseren.
26
Neuro-oncologie Inleiding
De Neuro-Oncologie houdt zich bezig met de diagnostiek en behandeling van patiënten met tumoren die in het zenuwstelsel ontstaan (primaire hersentumoren) en patiënten met metastasen in het zenuwstelsel van tumoren elders in het lichaam (secundaire hersentumoren of hersenmetastasen). Per jaar worden in Nederland ongeveer 1000 patiënten geconfronteerd met de diagnose van een primaire hersentumor. Zowel bij de kwaadaardige als bij de minder kwaadaardige primaire tumoren treden vaak ontluisterende verschijnselen op in de vorm van neurologische en cognitieve uitvalsverschijnselen, epilepsie, en emotionele stoornissen. Door de aard van de aandoening en de diverse behandelingsmodaliteiten is Neuro-Oncologie bij uitstek een multidisciplinair vakgebied. Bij de patiëntenzorg zijn, behalve de neurologen, ook de neurochirurgen, de radiotherapeuten en de medisch oncologen betrokken. Daarnaast is er een toenemende betrokkenheid van de medisch psychologen en de neuropsychologen en hebben ook de diagnostische specialismen (radiologie, pathologie en nucleaire geneeskunde) een belangrijke functie.
Patiëntenzorg
In 2009 hebben twee ontwikkelingen veel invloed gehad op de zorg voor neuro-oncologische patiënten. Ten eerste heeft de keuze van aandachtsgebieden binnen het VUmc en Academisch Medisch Centrum (AMC), geleid tot een verschuiving van operaties van glioompatiënten van het AMC naar het VUmc. Naar aanleiding van deze ontwikkeling is ervoor gekozen om de postoperatieve zorg voor glioompatiënten, die bij uitstek complex en multidisciplinair is, vanaf november 2009 te concentreren in het VUmc, wat geleid heeft tot een toename van de patiëntenstroom naar het VUmc. Ten tweede is in 2009 een samenwerkingsconvenant gesloten tussen het VUmc en de Stichting Epilepsie Instellingen Nederland (SEIN), wat heeft geleid tot een nauwere betrokkenheid bij de zorg voor, niet zelden neuro-oncologische, patiënten met therapieresistente epilepsie Multidisciplinaire spreekuren Neuro-Oncologie De zorg voor neuro-oncologische patiënten is in het VUmc vormgegeven in gezamenlijke spreekuren van de neurologen die zich specifiek met neurooncologische patiëntenzorg bezighouden (Prof. Dr J.J. Heimans, Dr. T.J. Postma en Dr J.C. Reijneveld) met de afdelingen Medische Oncologie en Radiotherapie. Een belangrijke coördinerende rol in de patiëntenzorg is weggelegd voor de 2 verpleegkundig specialisten neuro-oncologie. Multidisciplinaire werkgroep Neuro-Oncologie De verpleegkundig specialisten neuro-oncologie zijn ook aanwezig bij de besprekingen van de werkgroep Neuro-Oncologie van het VUmc. Op deze bespreking worden alle nieuw gediagnosticeerde patiënten, de ‘second opinions’, en ook alle patiënten met een recidief tumor besproken door een team van neurologen, neurochirurgen, radiotherapeuten, medisch oncologen, pathologen en radiologen. Per week worden ongeveer 20 patiënten besproken. Samenwerking werkgroep Epilepsie- en functionele tumorchirurgie en Stichting Epilepsie Instellingen Nederland (SEIN) Sommige (vooral laaggradige) glioompatiënten hebben dusdanig ernstige epilepsie dat deze op zich, afgezien van de tumor zelf, al een operatie-indicatie vormt. Het VUmc heeft zich in de afgelopen jaren, in samenwerking met SEIN, in toenemende mate toegelegd op epilepsiechirurgie bij patiënten met therapieresistente epilepsie. De operatieve behandeling van patiënten met therapieresistente epilepsie op basis van een hersentumor wordt wel met de term Functionele Tumorchirurgie aangeduid, waarmee bedoeld wordt dat de operatieve ingreep niet alleen gericht is op verwijdering van zoveel mogelijk tumorweefsel, maar ook op het verwijderen van de epileptische haard. Gezien het feit dat er zoveel overlap is tussen neuro-oncologie enerzijds, en epilepsie- en functionele tumorchirurgie anderzijds, is er in 2009 gewerkt aan een integratie van de zorg rondom al deze patiënten.
27
Onderzoek
De afdeling Neurologie richt zich vooral op wetenschappelijk onderzoek ten aanzien van de patiëntengroep met de meest voorkomende primaire hersentumor, het glioom. De twee hoofdlijnen binnen het onderzoek zijn: 1) Tumorgerelateerde verschijnselen (ingebed binnen thema 2 ‘Emotie en Cognitie’ van Neurocampus) 2) Nieuwe behandelingen (ingebed binnen thema 4 ‘Therapie’ en thema 5 ‘Quality of life’ van het VUmc Cancer Centre Amsterdam / Institute for Cancer and Immunology (CCA / V-ICI)). Ad 1) verschijnselen Het onderzoek binnen deze hoofdlijn richt zich op de kenmerken, achterliggende mechanismen en behandeling van frequent vóórkomende en met elkaar samenhangende symptomen bij glioompatiënten, te weten cognitieve stoornissen, moeheid, stemmingsstoornissen en epilepsie. Het doel van dit onderzoek is het ontsluieren van onderliggende mechanismen van deze symptoomcomplexen in bredere zin, én het verbeteren van de kwaliteit van leven van deze patiëntengroep in engere zin. Binnen deze hoofdlijn wordt veel samengewerkt met de afdelingen Klinische Neurofysiologie, Medische Psychologie, Psychiatrie en Sociale Geneeskunde van het VUmc, alsmede de afdeling Pathologie van het AMC, de Stichting Epilepsieinstellingen Nederland (SEIN), het Medisch Centrum ‘Haaglanden’ en het Western General Hospital in Edinburgh, Verenigd Koninkrijk. •
•
•
•
Cognitieve stoornissen: In voorgaande jaren is door onze afdeling onderzoek (gefinancierd door de Nederlandse Kankerbestrijding) verricht naar cognitieve stoornissen. Dit nationale onderzoek in een cohort laag- en hooggradige glioompatiënten toonde aan dat cognitieve prestaties sterk te lijden hebben van de tumor zélf, (te) grote fracties radiotherapie, epilepsie, en de hoeveelheid anti-epileptica. Vervolgonderzoek bij de laaggradige glioompatiënten van dit cohort leerde ons dat zelfs relatief kleine fracties radiotherapie op de lange termijn toch nog tot cognitieve schade leiden, en dat deze schade gecorreleerd is aan radiologisch zichtbare veranderingen in de hersenen. Inmiddels zijn op basis van deze bevindingen een aantal vervolgprojecten gestart. o Neurale netwerken en cognitieve stoornissen in glioompatiënten Om meer inzicht te krijgen in de precieze mechanismen van deze cognitieve achteruitgang wordt vanaf 2004 samengewerkt met de afdeling Klinische Neurofysiologie van het VUmc, waarbij correlaties tussen functionele neurale netwerken, bepaald met behulp van magnetoencefalografie (MEG), en cognitieve functies bij patiënten met een glioom worden onderzocht, én het effect van interventies (operatie, bestraling e.d.) op deze neurale netwerken. o Neurale netwerken en cognitieve stoornissen in meningeoompatiënten In 2005 is, in samenwerking met de afdeling Neurochirurgie van het VUmc en de afdelingen Neurologie en Radiotherapie van het AMC, onderzoek gestart naar cognitieve stoornissen bij patiënten met een ándere primaire hersentumor, het meningeoom. Deze patiënten blijken ook, en meer dan verwacht, cognitieve stoornissen te hebben, maar met een ander profiel dan glioompatiënten. Moeheid: Uit in 2009 door ons gepubliceerd onderzoek blijkt dat bijna 40% van de patiënten met een laaggradig glioom last heeft van ernstige vermoeidheid. Op grond van deze gegevens is in 2008 via het fonds ‘NutsOhra zorgsubsidies’ financiering verkregen om, in samenwerking met het AMC en het Medisch Centrum ‘Haaglanden’ (MCH), een placebogecontroleerde gerandomiseerde trial met het middel Modafinil uit te voeren bij vermoeide patiënten met een hersentumor. Stemmingstoornissen: Voor stemmingstoornissen, vooral depressies en angststoornissen, geldt eigenlijk hetzelfde als voor moeheid: algemeen wordt aangenomen dat veel glioompatiënten dergelijke klachten hebben, maar betrouwbare informatie is er nauwelijks. In een samenwerkingsproject met het Edinburgh Centre for Neuro-Oncology (ECNO) van de University of Edinburgh en de Universiteit van Glasgow, Groot-Brittannië, wordt momenteel de frequentie van dergelijke klachten bij laag- en hooggradige glioompatiënten onderzocht Epilepsie: Ruim 80% van de patiënten met een laaggradig glioom, en ongeveer 50% van de patiënten met een hooggradig glioom heeft epilepsie. Op onze afdeling lopen een aantal onderzoeksprojecten waarin gekeken wordt naar onderliggende mechanismen van epilepsie bij hersentumorpatiënten.
28
Levetiracetam bij glioompatiënten met epilepsie De nieuwere anti-epileptica zijn mogelijk effectiever en veroorzaken minder bijwerkingen, en zouden derhalve een bijdrage kunnen leveren aan de KvL van glioompatiënten. In samenwerking met de afdeling Pathologie van het AMC, en gesteund door de firma UCB Pharma, is eind 2006 een klinische studie gestart naar de effectiviteit en onderliggend werkingsmechanisme van levetiracetam bij glioompatiënten. De inclusie in deze studie is eind 2008 succesvol afgerond. o Epileptogene neurale netwerken in hersentumorpatiënten Waarschijnlijk is naast de tumor zélf ook het omringende neurale netwerk van belang bij het ontstaan van epileptische aanvallen. In samenwerking met de afdelingen KNF en Neurochirurgie van het VUmc en de Stichting Epilepsie Instellingen Nederland (SEIN) te Heemstede, is van het Nationaal Epilepsiefonds (NEF) financiering verkregen voor een promotieonderzoeksproject van mw Douw, neuropsychologe in het VUmc, naar functionele netwerken bij hersentumorpatiënten met epilepsie. Hierbij wordt ook gebruik gemaakt van de expertise van de afdeling Network Architecture and Services van de Technische Universiteit in Delft. o Lesionale epilepsie: het samenspel tussen ‘ictal onset zone’ en ‘epileptogene netwerken’ In een tweede door het NEF gefinancierd project, dat gestart is in het voorjaar van 2009, wordt onderzocht of een reeds op de afdeling KNF beschikbaar geautomatiseerd simulatiemodel kan worden aangepast aan de neurale netwerkeigenschappen van individuele patiënten. Voor dit promotieonderzoek zullen in een cohort van 40 te opereren patiënten met zogenaamde laesionale epilepsie (meestal op basis van een tumor) vóór, tijdens en na operatie lokale en globale eigenschappen van het hersenennetwerk worden bepaald met behulp van neurofysiologische metingen (MEG, EEG, en electrocorticografie (EcoG)). o Bepaling van bloed-hersenbarrière passage van flumazenil in pharmacoresistente epilepsiepatiënten EURIPIDES is het acroniem voor European Research initiative to develop Imaging Probes for early In-vivo Diagnosis and Evaluation of response to therapeutic Substances. Dit project wordt gesubsidieerd via het 7th Framework Programme van de Europese Unie en is gericht op het ontwikkelen van Positron Emission Tomography (PET)-tracers voor het bepalen van de activiteit van P-glycoproteine (P-gp). Het transporteiwit P-gp speelt waarschijnlijk een belangrijke rol bij het farmacoresistent worden van patiënten met een aantal hersenaandoeningen, waaronder epilepsie. In het kader van dit onderzoeksprogramma, wordt op de afdeling Neurologie, in samenwerking met SEIN, de afdeling Nucleaire geneeskunde & PET Research en Neurochirurgie van het VUmc en het Leiden / Amsterdam Centre for Human Drug Research, een promotieonderzoeksproject uitgevoerd naar de opname van de radiotracer [C11]flumazenil) onder invloed van P-glycoproteine (P-gp) modulatie bij farmacoresistente patiënten met laesionale (vaak op basis van een hersentumor) temporale epilepsie. Kwaliteit van leven: In het kader van het eerder genoemde onderzoek naar cognitieve stoornissen werden ook veel gegevens verzameld ten aanzien van de kwaliteit van leven van glioompatiënten. Inmiddels is in 2008 gerapporteerd over deze gegevens. In samenwerking met de het EMGO instituut van het VUmc, alsmede de afdeling Neurologie van het MC ‘Haaglanden’ (MCH, prof.dr. M.J.B. Taphoorn) is in 2008 een door de Jacobusstichting gefinancierd promotieonderzoek gestart naar (beslissingen rondom) het levenseinde bij glioompatiënten. Er is een samenwerkingsverband met drie klinieken in Oostenrijk en een kliniek in Edinburgh. o
•
Ad 2) Nieuwe behandelingen • Preklinisch onderzoek: o Neuro-Oncology Research Group CCA van VUmc In 2007 is binnen het Cancer Centre Amsterdam (CCA) de Neuro-Oncology Research Group (NRG of fonetisch ‘Energy’) opgericht, waarin een thematische en fysieke bundeling heeft plaatsgevonden van preklinisch onderzoek van de afdelingen Neurochirurgie, Kinderoncologie en Neurologie. Een aantal projecten waarin de afdeling Neurologie participeert zijn hierin ondergebracht. Glutamaatreceptoren: in samenwerking met de afdelingen Neurochirurgie, Radiotherapie en Kinderoncologie van het VUmc, Pathologie van het AMC, alsmede de afdeling Experimentele Neurofysiologie van de VU heeft een
29
•
onderzoeksproject plaatsgevonden naar de correlatie tussen expressie van glutamaatreceptoren in glioomcellen en hun invasieve gedrag. Proteomics: in samenwerking met het Proteomics Laboratorium van het CCA en de afdeling Radiotherapie van het VUmc is in 2006 een pilot gestart naar de waarde van veranderingen in eiwitprofielen in het bloed bij het bepalen van therapierespons c.q. recidief tumorgroei tijdens de follow-up van glioompatiënten. Exosomes: in samenwerking met de afdeling Neurochirurgie van het VUmc en de afdeling Neurologie van het Massachusets General Hospital in Boston, USA, is in 2008 een studie gestart naar de waarde van exosomen in response monitoring van glioompatiënten. o Micro-array Facility CCA van VUmc in samenwerking met de Micro-array Facility van het CCA en de afdeling Pathologie van het VUmc is in 2008 een pilotstudie verricht waarin verschillen in DNA copy number alterations tussen laaggradige glioompatiënten met een relatief lange en met een relatief korte overleving zijn onderzocht. Op basis van deze pilotstudie zijn eind 2009 subsidies voor vervolgonderzoek verworven bij de stichting STOPHersentumoren.nl en het Koningin Wilhelmina Fonds (KWF). Klinisch onderzoek: Het opzetten van klinisch onderzoek (fase I, II of III trials) zal, gezien het eerder genoemde multidisciplinaire karakter van behandeling alsmede de benodigde patiëntenaantallen, altijd in samenwerking met andere afdelingen en/of andere ziekenhuizen moeten gebeuren. Een groot deel van deze patiëntgebonden onderzoeken vindt plaats in het kader van de European Organisation for Research and Treatment of Cancer (EORTC). Dr Reijneveld is in 2009 benoemd tot lid van het steering committee van de Brain Tumour Group van de EORTC. o Klinische trials: De afdeling participeert in een aantal multi-centre fase 3 trials: EORTC 22033-26033: Primary chemotherapy with temozolomide versus radiotherapy in patients with low-grade gliomas after stratification for genetic 1p loss; a phase 3 study EORTC 26053-22054 CATNON trial: Phase 3 trial comparing no adjuvant chemotherapy versus adjuvant therapy until progression for anaplastic glioma without 1p/19q loss. An EORTC/NCI-C/RTOG intergroup study EORTC CENTRIC trial: Cilengitide in subjects with newly diagnosed glioblastoma multiforme and methylated MGMT gene promoter – a multicenter, open-labe, controlled phase 3 study, testing cilengitide in combination with standard treatment (temozolomide with concomitant radiation therapy, followed by temozolomide maintenance therapy) versus standard treatment alone Astra Zeneca RECENTIN trial: A phase 3, randomized, parallel group, multi-centre study in recurrent glioblastoma patients to compare the efficacy of AZD2172 (Recentin) monotherapy and the combination of AZD2171 with lomustin to the efficacy of lomustin alone. o Response monitoring: Adequate klinische controle is van belang voor de evaluatie van bestaande (vaak belastende) behandelingen en voor de evaluatie van nieuwe behandelvormen. In de afgelopen jaren heeft de afdeling veel expertise opgebouwd t.a.v. deze ‘response monitoring’. Sinds 2005 is een gestandaardiseerde follow-up opgezet van alle glioompatiënten die op de multidisciplinaire polikliniek met chemotherapie worden behandeld.
30
Onderwijs De afdeling neurologie van het VUmc is ook in 2009 nauw betrokken geweest bij de ontwikkeling en uitvoering van onderwijs. Getalsmatig het belangrijkste is het onderwijs aan studenten geneeskunde, maar de afdeling participeerde ook in onderwijs aan fysiotherapeuten, verpleegkundigen of personen in opleiding voor deze en andere disciplines. Waarschijnlijk de belangrijkste verandering in 2009 is de invoering van de nieuwe masteropleiding VUmc Compas, die hieronder verder zal worden besproken, en die geleidelijk de oude coschappen van C’91 zal vervangen. Naast de gebruikelijke onderdelen van de vervolgopleiding neurologie (waarover in een ander hoofdstuk wordt gesproken) werd er intern in het VUmc nog onderwijs gegeven ten behoeve van de opleiding tot anesthesioloog en werd geparticipeerd in het regionale onderwijs voor artsen in opleiding tot neuroloog. Er werd in toenemende mate geparticipeerd in het onderwijs aan studenten die hun master : neuroscience”aan de VU behalen. Tenslotte werd in het kader van nascholing ook onderwijs gegeven aan neurologen, bijvoorbeeld de MasterclasS MS, een anderhalve dag durende intensieve nascholing op het gebied van MS. Dit wordt hier verder niet besproken. Curriculum ‘91 In 2009 zijn in het kader van het oude curriculum C’91 nog steeds co-assistenten op de afdeling neurologie van VUmc en affiliatieziekenhuizen. Door veranderd studeergedrag van de co-assistenten, samenhangend met de in 2011 aflopende accreditatie van C’91, ontstond een ‘bult’ co-assistenten die in korte tijd het co-schap neurologie wilde doen. Dit konden we slechts in beperkte mate opvangen door uitbreiding van het aantal stageplaatsen, waarna uiteindelijk besloten moest worden de duur van het co-schap neurologie tijdelijk te verminderen van zes naar vier weken, ingaande herfst 2009. Om het leereffect zoveel mogelijk te behouden is de opbouw van het co-schap aangepast. Oude indeling (zes weken): kliniek kliniek neurochirurgie of SEH/consulten Nieuwe indeling (vier weken): kliniek SEH of polikliniek consulten
neurochirurgie of SEH/consulten
polikliniek
polikliniek
polikliniek
Op de eindcijfers hebben deze veranderingen geen duidelijk merkbare invloed gehad, zoals te zien is in onderstaande twee figuren: Verdeling eindcijfers co-assistenten VUmc eerste zes maanden 2009 (n=44)
Verdeling eindcijfers co-assistenten VUmc laatste zes maanden 2009 (n=44) Het co-schap neurologie van het VUmc is altijd goed geëvalueerd. De cijfers over de laatste zes maanden van 2009, waarin dus het verkorte coschap is opgenomen, laten globaal gelukkig geen afname van de scores zien (op sommige punten zelfs verbetering). Ter illustratie hier het ‘rapportcijfer’ voor het co-schap neurologie voor de eerste en de laatste maanden maanden van 2009. VUmc eerste zes maanden 2009 (n=48):
31
VUmc laatste zes maanden 2009 (n=52):
Behalve in het VUmc zijn er zoals gebruikelijk ook in 2009 VUmc co-assistenten neurologie in affiliatieziekenhuizen ingedeeld. Dit zijn : Ziekenhuis VUmc
Aantal co-assistenten C’91 12
Spaarne Ziekenhuis
3
St. Antonius
4
SLAZ
4
Kennemer Gasthuis
3
Amstelland
2
Gemini Ziekenhuis
2
MC Zuiderzee
1
Westfriesgasthuis
1
Tergooiziekenhuizen
1 33
Voor de ziekenhuizen met 3 of meer plaatsen zijn er individuele evaluaties beschikbaar. Deze zijn alle voldoende tot goed. Samenvattend hieronder het ‘rapportcijfer’ voor deze affiliatieziekenhuizen en VUmc samen: VUmc + affiliaties laatste zes maanden 2009 (n=105)
VUmc Compas Bachelor In 2005-2006 zijn de eerste studenten begonnen met de bacheloropleiding van VUmc Compas. Sindsdien zijn onze onderwijsactiviteiten geconcentreerd in jaar 1 (cursus Hersenen en Zintuigen) en vooral in jaar 3 (cursus Zenuwstelsel en Zintuigen). In de eerstejaarscursus (cursuscoördinator prof.dr. H. Groenewegen) geven we enkele college’s en hebben we een aantal studieopdrachten geleverd, maar komen vooral de basisvakken aan de orde. Onze afdeling levert de belangrijkste inhoudelijke en organisatorische bijdrage aan de derdejaarscursus (cursuscoördinator dr. B.W. van Oosten). De cursus is te zien via blackboard (inloggen noodzakelijk): tabblad ‘courses’, klik dan op GNK_B32_2008_1: Semester 3.2 (20082009) In grote lijnen is de cursus als volgt opgebouwd: Week 1: Stoornissen van het bewustzijn Week 2: Ziekten van de zintuigen Week 3: Acute neurologische aandoeningen Week 4: Chronische ziekten van het zenuwstelsel Week 5: Ziekten waarbij planning en organisatie van het gedrag verstoord raken Week 6: Verschillende ziektebeelden die met pijn gepaard gaan Deze cursus werd in het studiejaar 2008-2009 voor de tweede maal gegeven. In deze cursus werden enkele overigens niet essentiële verbeteringen aangebracht na de evaluaties van het voorgaande studiejaar. Deze verbeteringen betroffen aanpassingen aan de cursusklapper, een iets andere invulling van de slotcollege’s en een betere voorbereiding van de werkgroepbegeleiders.
32
De studenten hebben drie maal per studiejaar de kans de bij de cursus behorende toets te maken. Hieronder de belangrijkste gegevens die betrekking hebben op de eerste gelegenheid; dit betreft de overgrote meerderheid van de studenten. Samengevat slaagde 84% van de studenten bij de eerste gelegenheid en waren de toetskarakteristieken voldoende tot goed. CAT 3.2.1 Aantal studenten (N) Analyse gem.p-waarde hele toets betrouwbaarheid KR-20 betrouwbaarheid KR-20 (75) laagste cijfer hoogste cijfer gem. cijfer a.studenten < 5,5 a.studenten ≥ 5,5
Toetsdatum 18 maart 2009 335
def.: 'boven gemiddeld' def.: voldoende
= gezakt = geslaagd
0,72 0,67 0,76 2,5 8,9 6,55 54 281
16% 84%
Bij de eerste herkansing slaagde 55% van de 51 studenten, bij de tweede herkansing 24% van de 29 deelnemers, zodat uiteindelijk 311 studenten in 2009 voor de afsluitende toets van cursus Zenuwstelsel en Zintuigen zijn geslaagd. De cursus werd door de studenten goed geevalueerd. Hieronder volgt een samenvatting van de evaluatie van het Instituut voor Onderwijs en Opleiding VUmc (waarderingen worden weergegeven op een schaal van 0-5): Onderwijsprogramma Over het onderwijsprogramma van de cursus ‘Zenuwstelsel en Zintuigen’ wordt in de meeste opzichten positief gedacht: 12 van de 17 aspecten worden met gemiddelde scores boven de 3.5 gewaardeerd, waarbij met name het leereffect zeer groot bleek (4.14). Twee aspecten komen negatief uit de bus: zo is men niet tevreden over de werkgroep (vraag 5 en 6) en de begeleidende docent (vraag 8 en 9). Min of meer neutraal dacht men over de discussietijd bij de tweede werkgroep en over de totaal beschikbare tijd voor de cursus (vragen 13 en 16). Het totaaloordeel over de inhoudelijke aspecten van de cursus pakt behoorlijk gunstig uit: 3.93. Toetsing De aansluiting van de cursusgebonden toets op de cursusinhoud vond men redelijk goed (3.59). Ook over de toetsvragen van de PAK was men wel redelijk positief (3.61). Voorzieningen De informatie op blackboard en in de semesterklapper was volgens vrijwel iedereen duidelijk. Studiebelasting Evaluaties laten zien dat ruim 10% van de studenten meer dan 40 uur per week aan de studie heeft besteed, slechts twee studenten geven aan minder dan de halve werkweek aan de studie te hebben besteed. Al met al lijkt de cursus wat zwaarder dan gebruikelijk, mede gezien de antwoorden op vraag 16 naar de bestede tijd. Toegevoegde vragen (Practica) Over opzet en inhoud van de practica was men positief (scores meestal hoger dan 3.5), in het bijzonder over de twee anatomiepractica (>4.0). Relatief lager werden Afasie en MMSE gewaardeerd ( ca 30% oordeelt negatief). Naar aanleiding van deze evaluatie en eigen waarnemingen werd wederom een verbeterplan geschreven, waarvan de vruchten hopelijk in het volgende studiejaar kunnen worden geplukt.
33
VUmc Compas Master 1 In het studiejaar 2008-2009 begonnen de eerste VUmc Compas studenten met de masteropleiding. In maart 2009 begonnen zij voor het eerst met M1.3, een vijf weken durende leerstage, die voor de helft door de afdeling psychiatrie en voor de helft door de afdeling neurologie (dr. T.J. Postma) wordt ingevuld. In grote lijnen bestaat deze stage uit een introductieweek waar vaardigheden worden geoefend die de junior-coassistenten nodig hebben in de rest van de stage. Hierna voeren ze gedurende 2½ week opdrachten uit op de afdeling psychiatrie en gedurende 2½ week op de afdeling neurologie. Voor meer details over de exacte invulling van de leerstage neurologie: de cursus is te zien via blackboard (inloggen noodzakelijk): tabblad ‘courses’, klik dan op GNK_M1_2008_1: Master 1 (2008-2009) en vervolgens op M1.3. Aan het einde van de leerstage vindt er een kennistoets plaats. Deze wordt in het algemeen goed gemaakt. Er vindt continue monitoring plaats van de toetsresultaten. Nieuwe toetsvragen worden op regelmatige basis vervaardigd. Aangezien de stage nieuw is, is inmiddels al veel tijd gestoken in de evaluatie, waarbij enquetering van de studenten een belangrijke plaats heeft. Hieronder de resultaten over de periode juni-oktober 2009 (schaal 0-5), waarin de studenten een programma doorliepen dat op enkele punten was aangepast na evaluatie van het oorspronkelijke programma van de zogenaamde koplopergroep (maart 2009).
2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 20 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 34 35 36 37 38 39 40 41 42
Informatievoorziening leerstage duidelijk Onderwijs volgens rooster Geschikte ruimte praktijktaken Voldoende tijd zelfstudie Werken met studentenduo positief COO bij zelfstudie gebruikt Voldoende contact klinische condities Patiëntgebonden praktijktaken uitvoerbaar Leereffect patiëntgebonden praktijktaken Zorggebonden praktijktaken uitvoerbaar Leereffect zorggebonden praktijktaken Leereffect patiëntpresentatie Leereffect 'bedside teaching' Niveau van de leerstage Begeleiders positief rolmodel Constructieve feedback Feedback stimulerend Totaaloordeel begeleiding Informatievoorziening KTC duidelijk Contactonderwijs zinvol Zelfstudie/oefening KTC zinvol Terugkomdagen goede aanvulling Niveau KTC-onderwijs goed Leereffect KTC-onderwijs Totaaloordeel KTC-onderwijs Beoordeling geeft bruikbare feedback TKT stimuleerde voorbereiding stage STK sloot aan op inhoud Totaaloordeel stage Werkcolleges nuttig COO leerzaam Practica zinvol Trainingen leerzaam Bijwonen ochtendrapport nuttig
(n=118) 3,6 3,3 3,8 3,7 4,0 3,2 3,1 3,7 3,5 2,8 2,1 3,7 3,8 3,8 3,2 3,0 3,2 3,2 3,5 3,6 2,9 3,4 3,5 3,5 3,5 3,1 3,5 3,5 3,8 3,9 2,9 3,4 3,4 3,3
Uitstekende beoordeling (≥ 4,0) Goede beoordeling (3,5 3,9) Matige beoordeling (3,0 3,4) Slechte beoordeling (≤ 2,9)
34
In grote lijnen zijn de resultaten behoorlijk postief, zeker voor een geheel nieuw opgezet programma. Ook is duidelijk dat de studenten minder te spreken waren over een aantal aspecten. Dit betreft vooral de zorggebonden praktijktaken, de zelfstudie en het computerondersteunde onderwijs (COO). Inmiddels worden plannen ontwikkeld om te bezien of er op deze punten verbeteringen mogelijk zijn. VUmc Compas Master 2 In de loop van 2010 zullen de eerste studenten in het tweede jaar van de master VUmc Compas hun werkstage neurologie/psychiatrie (M2.3) gaan volgen. Ook deze stage wordt weer gedeeld met de afdeling psychiatrie. Deze stage is momenteel in ontwikkeling (dr. T.J. Postma). Verder was de afdeling neurologie in heel 2009 vakoverstijgend betrokken bij de ontwikkeling van de masterfase door deelname van dr. B.W. van Oosten aan het ontwikkelteam master als jaarcoördinator M2.
35
De opleiding tot neuroloog De opleiding tot specialist heeft in de afgelopen jaren een groot aantal vernieuwingsimpulsen gekregen en in 2009 is het landelijke opleidingsplan neurologie goedgekeurd. Het competentiegerichte opleiden staat hierbij centraal en de competenties, zoals geformuleerd in het CAN.MEDS-model, moeten alle aan bod komen en getoetst worden. Dat de AIOS deze competenties ook daadwerkelijk verwerft, moet blijken uit het portfolio waarin verslag wordt gedaan van de opleidingsmomenten en waaruit de voortgang blijkt. De vaste evaluatiegesprekken dienen aan de hand van het portfolio plaats te vinden. Dit gedachtegoed moet zowel bij de opleidersgroep (dus de staf) als bij de arts-assistenten in opleiding tot specialist (AIOS) vaste vorm krijgen. In de opleidingscommissie zitten drie AIOS’ en drie stafleden (de opleider, de plaatsvervangend opleider en de opleider KNF). De commissie vergadert één maal per maand met een vaste agenda. Eén van de AIOS’ notuleert en stuurt de notulen voor de volgende vergadering rond. Als deze (bij de volgende vergadering) zijn goedgekeurd gaan ze naar alle AIOS’ en alle stafleden. De vaste agendapunten zijn: 1. VUmc/centrale opleidingscommissie, 2. Afdeling/staf Neurologie, 3. Consilium, 4. polikliniek, 5. kliniek, 6. consulten/SEH, 7. stages, 8. onderwijs, 9. rooster, 10. w.v.t.t.k. Naast de maandelijkse vergaderingen van de opleidingscommissie vond enige malen een plenaire vergadering plaats van staf en arts-assistenten. Hierbij was steeds een actueel onderwerp de hoofdschotel (bij voorbeeld de toenemende drukte op de SEH of de invulling van het rooster). Eind 2009 werd besloten om vier maal per jaar, alternerend met de vaste protocolbesprekingen op de vrijdagmiddag een plenaire bijeenkomst voor staf en AIOS’ te organiseren. Punten die in de opleidingscommissie herhaaldelijk ter sprake kwamen waren de volgende: 1. De verplichte onderwijsdagen per jaarcohort 2. de opleidingsschema’s (verplichte stages binnen de eerste vier jaar en tijdige aanmelding) 3. de nieuwe opzet van de grote visite 4. de vaste momenten en de “ad hoc-momenten” waarop KPB’s worden afgenomen en de ontwikkeling van een standaard portfolio 5. de dinsdagmiddagbesprekingen 6. de ochtendoverdracht 7. de organisatie van de spreekuren op de polikliniek 8. het instellen van een mentorschap voor beginnende AIOS’ 9. de samenwerking met de verpleging op de VPE Neurologie buiten kantooruren (en bij krapte in opnamecapaciteit) 10. de journal club 11. het regionale onderwijs 12. het maandagmiddagonderwijs 13. het woensdagonderwijs. Dit laatste betrof steeds cycli rond een bepaald thema, zoals epidemiologie en statistiek of klinische neurofysiologie. Voor wat betreft de journal club werd besloten om deze anders te organiseren. Na de theoretische leergang die dr Uitdehaag gaf over methodologie en statistiek, vonden besprekingen van artikelen onder zijn leiding plaats. Hierbij werd één artikel steeds systematisch besproken. Deze besprekingen vinden ook maandag plaats in een frequentie van één maal per maand en alternerend met de wekelijkse hoofdstukbesprekingen uit Adams & Victor.
36
Regelmatig kwam de toenemende drukte op de SEH ter sprake. Deze leidde regelmatig tot een veel te lang verblijf van patiënten op de SEH. Besloten werd om – in nauw overleg met alle betrokkenen – de assistentenbezetting van de neurologie gedurende de “spitsuren” te verdubbelen. Er werd een “verlengde dienst” geïntroduceerd: één arts-assistent blijft – naast de dienstdoende assistent – tot 20.30 uur in huis om de ergste drukte op te vangen. In de weekends komt er om 15.30 uur een tweede assistent in huis die ook weer tot 20.30 uur blijft. Voor deze extra diensten wordt een beroep gedaan op de arts-onderzoekers. Er is ook in 2008 al uitvoerig gesproken over de opzet van de patiëntenbesprekingen op de dinsdagmiddag. Het vaste format, dat hiervoor bestaat, is inmiddels goed uitgekristalliseerd. Na de radiologiebespreking en de KNF-bespreking worden in één uur tijd twee patiënten besproken, waarvan er altijd één een opgenomen patiënt uit de neurologische kliniek is en één ofwel door de polikliekassistenten ofwel door de consulent of één van de “speerpuntassistenten” wordt gedemonstreerd. Hierbij wordt de voorkeur gegeven aan patiënten waarbij het diagnostische proces nog niet is afgerond. De ondersteuning door slides mag slechts summier zijn. Door een lid van de opleidersgroep wordt erop toegezien dat de presentaties in hoge mate interactief zijn en dat alle aanwezige AIOS’ ook daadwerkelijk participeren. De nadruk ligt op “clinical reasoning” en op een verantwoord gebruik van middelen voor aanvullend onderzoek. Een belangrijk punt van aandacht was steeds het rond krijgen van het opleidingsschema op een zodanige wijze dat alle AIOS’ in voldoende mate kunnen participeren in locaal, regionaal en landelijk onderwijs en verder in de overdrachten en klinische besprekingen. Door een samenloop van omstandigheden (o.a. enige zwangerschapsverloven) was de bezetting – vooral op de kliniek – in de laatste maanden van 2009 krap. Hier is in de opleidingscommissie en in het overleg van AIOS’ en staf uitvoerig aandacht aan besteed en voor het rooster van 2010 worden vooralsnog geen knelpunten voorzien. Degenen die in 2009 hun opleiding startten volgden allen de cursus “Anatomie en Radiologie” die in 2009 voor de tweede maal werd georganiseerd ten behoeve van alle eerstejaars AIOS’ neurologie in Nederland. Ook in 2009 ging voor de eerste maal de tweedejaars cursus “Neurofysiologie”: diegenen die in 2009 tweedejaars waren volgden deze cursus en waren zeer enthousiast over de inhoud. Drie arts-assistenten werden in 2009 neuroloog (Lisa van Winsen, Maarten Liedorp en Hans Bosboom). Zij namen allen afscheid van de afdeling en vonden alle drie een goede plaats! Drie AIOS’, die allen arts-onderzoeker waren geweest alvorens hun opleiding te starten, promoveerden in 2009: Machteld Vellinga, Alida Gouw en Salka Staekenborg..
37
Personeel Medische staf Prof. dr J.J. Heimans, afdelingshoofd Dr H.W. Berendse Mw. dr E.M.J. Foncke Dr. G.J. Groeneveld Dr J.Killestein Mw. dr A.W. Lemstra Dr B.W. van Oosten Mw dr Y.A.L. Pijnenburg Prof. dr C.H. Polman Dr T.J. Postma Dr J.C. Reijneveld Mw. drs H.E. Ronner (KNF) Prof. dr C.J. Stam (KNF) Dr R.L.M. Strijers (KNF) Dr B.M.J. Uitdehaag (0,3 neurologie, 0,7 kliische epidemiologie) Mw. dr M.C. Visser Prof. dr E.Ch. Wolters Bibliotheek Secretariaat
Mw. E.M. van Deventer Mw. E. van Dongen- Vroom Mw. M.P. de Groot – van Dijk (hoofd secretariaat) Mw. B. van Nieuwkuyk - Stroomberg Mw. K. van Gennep – Smakman Mw. M. van ‘t Oever
Coordinator research Alzheimer centrum Mw. dr W.M. van der Flier Arts-assistenten AIO’s Drs. J.L.W. Bosboom Mw. dr. M.J Eikelenboom Mw. dr. A. A. Gouw Drs. C.I.B. van de Kraats Mw. drs. J.J. Kragt Drs. M. Liedorp tot 1-11-2009 Mw drs. M.L. van der Meer Drs. T.J.M. van Mierlo Mw. drs. J.M. Nielsen Drs. D. van Nieuwenhuizen Mw. dr. L.A. v.d. Pol Mw. dr. M.M. Ponsen Mw. dr. S.N.M. Schoonenboom Mw. drs. A. Schuitemaker Mw. drs. S. Staekenborg per 1-7-2009 Mw. drs. E.C.W. van Straaten Mw. dr. M.M. Vellinga Mw. drs. A. Vennegoor Drs. N.A. Verwey per 1-11-2009 Mw. drs. LF. v.d. Voort per 1-10-2009 Mw. dr. M.J. Vos Mw. dr. P.M. de Vries Mw. dr. L.M.L. van Winsen Drs. J.N.P. Zwemmer AGIKO’s Mw. drs. I. Bosma
38
Mw. drs. S.C. Ponten ANIO’s Mw. drs. M.E. Steenweg Onderzoekers Mw. drs. D.M.E. Assema Mw. drs. L. Bosma Mw. drs. K.D. van Dijk Mw. drs. L. Douw Mw. drs. E.A.M. Froklage Drs. J.D.C. Goos Mw. drs. M. de Groot Drs. W. de Haan Mw. drs. E.L.G.E. Koedam Mw. drs. F.A.H. v.d. Linden Mw. drs. E.I.S. Møst Mw. drs. K.T.E. Olde Dubbelink Drs. N.D. Prins Mw. drs. J.A. van Rossum Mw. drs. A. Seewan Mw. drs. E.M.Sizoo Mw. drs. L. Smits Mw. drs. M.H. Sombekke Mw. drs. E. Strijbis Mw. drs. N Tolboom Dr. P.J. Visser Mw. drs. H. de Waal Logopedie Mw. drs. C.C.M. van den Bergh-Raat Mw. M.A.H. Engels Mw. drs. M.A. Keulen Poliklinische zorgeenheid
Medewerkers Poliklinische zorgeenheid: Hoofd PZE Mw. E.A. van Egmond-van Zanten Medewerker medische administratie Mw. C. Hagedoorn leidinggevende Dhr. S. Hamad Dhr. G. John Mw. M. Leinweber Mw. J. Pijsel-Lap Mw. M. van der Ree-Porsul Mw.A. Bussemaker Mw. A. KlijnVerderman-Dekker Mw. I. Dekker Mw. C. v.d. Kallen Mw. T. Barens-Bouwma Typekamer: Mw. J. Guilonard-Holleman Mw. H. Lubbers-Haas Mw. K. LubbersMw. S. Haagedoorn Mw. P. van der Veldt
39
Verpleegkundigen: Mw. M. van den Brand Mw. I. Homan-Egberts Mw. S. Bussemaker. Mw. E. Koca (doktersassistente) Verpleegkundig Consulten: Mw. L. Braam Neuro-oncologie Mw. K. Bakker MS Mw. G. McLean Parkinson Dhr. F. Gillissen Alzheimer Mw. R. Romkes Alzheimer Clinical Trial-Unit Mw. M. Baak Mw. D. Savekoel Mw. S. Sprenkels-Specken Mw. H. Reza Klinische zorgeenheid Hoofd ZE Mw. A. Kupper-Steenstra Teamleider Mw. J.M.E. Huizinga Senior gespecialiseerd verpleegkundige Dhr A. Vendrig Gespecialiseerde verpleegkundigen Mw. M. Baartscheer Mw. S van der Beek Mw. M. Bollaart Mw. A.J.M. van Dam Mw. R.D. Drewery Mw. A.R. Engel Mw. C.C. Esseboom Mw. N. Floor Mw. A. de Groot Mw. K. Hazeleger Mw. F. den Hertog Mw. C.S. Macnack Mw. S.Mulder Mw. A.J. Nijhove-Overman Mw. R. Pastor-Stobbe Mw. N.M. Pera-Jansz Mw. M.E Schouten-Jong Mw. E.E.M. Schouten-Veldkamp Mw. J.M.M. Spruyt Mw E.C. Vriesman tot 01-07-2009 Mw. M.J. Watson-Siemienczuk Verpleegkundigen Mw. M. Bruin Mw. T. Brzezinska tot 01-10-2009 Mw. P. Diepenhorst Mw. D.J. Handgraaf-Radecker Mw. A. Hartman
40
Mw. L.L. Hook Mw. S.A. van Philips Mw. L. Roosenbeek van 01-04-2009 tot 01-09-2009 Mw. A.F. van der Staak per 01-07-2009 Mw. M.G. Stronks Mw. C.P. Verkerk-Butter Mw. I. Vliegenthart Mw. C.J. Vreugdenhil tot 01-09-2009 Mw. J.W. Wilson Mw. M.H.J. Wijnands-Bongers Verpleeghulpen Mw. M. Baden Hr. J. Dubbin per 01-09-2009 Mw. M. de Groot van 01-12-2009 Hr. P. van der Jagt Mw. A. Pera per 01-09-2009 Mw. F.Prein Dhr. J. Schimmer MMA Mw. T. Spillekom Mw S. Sprenkels-Specken Mw. A.W. Tuesela-Dijkstra Assistenten ZE Mw. G. Dorder Mw. D. van Heijningen tot 01-11-2009 Mw. C. Hoogenberg Mw. C. Joval Mw. Y. Kulka Mw B. Wiesing-Drabbe per 01-11-2009 KNF Wetenschappelijk personeel Prof.dr C.J. Stam, afdelingshoofd Dr R.L.M. Strijers, waarnemend afdelingshoofd Mw.drs H.E. Ronner Dr Ir. A. Hillebrand per 01-10-2008 Dr B.W. van Dijk 0.25 fte detachering vanuit FMT Laboranten: Dhr. P.J. Ris hoofdlaborant (1.0) per 01-08-2008 Mw. H.R. Lynch-Rombley Mw. Y. van der Made Mw. C.H. Plugge Mw. A. Jongkind Dhr. D.C. Lorist Mw. S.H. Oudkerk Mw. C.M. Timmer Mw. N.C.G. Sijsma Mw. H. Evers (studente laborant KNF) Mw. M.A. van den Hoek (studente laborant KNF) Secretariaat: Mw. A.M.E. Linger
41
Functies intern/extern staf Neurologie Dr. H.W. Berendse plaatsvervangend opleider neurologie secretaris bestuur International Basal Ganglia Society (2005-2007) bestuurslid International Basal Ganglia Society (2007-heden) bestuurslid Nederlandse Werkgroep Bewegingsstoornissen lid Medische Advies Raad Parkinson Patiënten Vereniging lid centrale werkgroep multidisciplinaire CBO-richtlijn Parkinson lid Commissie Wetenschappelijk Onderzoek Neuroscience Campus Amsterdam Dr. E.M.J. Foncke bestuurslid Amsterdamse Neurologie Vereniging Dr. G.J. Groeneveld Neuroloog /klinisch farmacoloog i.o. Research Director Neurology CHDR Prof. dr. J.J. Heimans Afdelingshoofd Neurologie Opleider Neurologie Voorzitter divisie II Lid Beleidsraad Voorzitter diverse benoemingscommissies en ziekenhuisbrede commissies Lid Gezondheidsraad (Beraadsgroep Geneeskunde) Secretaris (Kern)Consilium Neurologicum Lid Executive Board Int. Society for Neutron Capture Therapy Lid interne adviesraad CCA Dr. J. Killestein Management/coordinatie/participatie fp6 project NABINMS Lid Stuurgroep en beheerscommissie NUBIN METC lidVUmc NIAZ geacrrediteerd auditor VUmc Medische Werkplekmanager Polikliniek vanaf 1-11-2009 Dr. A.W. Lemstra Dr. B.W. van Oosten Onderwijscoördinator afdeling neurologie Jaarcoördinator tweede jaar Master VUmc Compas Cursuscoördinator cursus Hersenen & Zintuigen derde jaar Bachelor VUmc Compas Lid Commissie Internationalisering VUmc Voorzitter werkgroep Procesherinrichting (PHI) Multipele Sclerose Lid Steering Committee BEST-PGx studie Dr. Y.A.L. Pijnenburg Coördinator wetenschappelijke stages neurologie Consulent neurologie GGZ inGeest Voorzitter landelijke FTD-expertgroep Redactielid Elsevier health Direct Neurologie, neurodegeneratieve aandoeningen Prof. dr. C.H. Polman Voorzitter medische staf/ stafconvent Diverse bestuursfuncties nationale en internationale MS organisaties, incl Chair Clinical Trials Cie van de Amerikaanse MS Society and Vice-Chair Medical Advisory Board van de Internationale MS Federatie.
42
Voorzitter Wetenschappelijke Adviesraad Reumafonds Lid Editorial Board Lancet Neurology, Multiple Sclerosis, International MS Journal Coordinator EEC FP6 Project ‘Neutralizing antibodies on Interferon beta in MS’ Dr. T.J. Postma coordinator leerstage neurologie M1.3 lid werkgroep patientenzorg expertisecentrum palliatieve zorg VUmc medisch werkplekmanager ZNEU lid commissie PR&V NVN lid denktank stichting hersentumor.nl Dr. J.C. Reijneveld NIAZ-geaccrediteerd auditor VUmc lid Marktteam Oncologie VUmc staflid afdeling Neurologie Academisch Medisch Centrum (0,3) voorzitter werkgroep neuro-oncologie Integraal Kankercentrum Amsterdam (IKA) vice-voorzitter Landelijke Werkgroep Neuro-Oncologie (LWNO) lid Brain Tumour Group van European Organisation for Research and Treatment of Cancer (EORTC) Drs. H.E. Ronner Lid van de Landelijke Werkgroep Epilepsiechirurgie Lid van de SEIN-VUmc werkgroep Prof. dr. Ph. Scheltens Lid Stuurgroep Parelsnoer Medisch Werkplekmanager Polikliniek tot 1-11-2009 Lid Management Team NeuroScience Campus Amsterdam Lid stuurgroep Nationaal Programma Ouderenzorg Lid VIDI commissie ZONMW Lid AGIKO/Klinische Fellow commissie ZONMW Lid comite van aanbeveling Innovation Lecture Treasurer VASCOG society Voorzitter Dementia Panel European Federation of Neurological Societies (EFNS) Lid dagelijks bestuur Center for Translational Molecular Medicine Lid Alzheimer Raad (advies orgaan Alzheimer Nederland) Prof. dr. C.J. Stam Lid van het ‘Kernconsilium Neurologie’ Lid vaste commissie voor de wetenschap VUmc Voorzitter CWO ICEN Redactieraad Tijdschrift voor Neurologie en Neurochirurgie (TNN) Lid editorial board van Human Brain Mapping, Journal of Neurology, Neurosurgery and Psychiatry, Nonlinear Biomedical Physics Wetenschappelijke adviesraad NEF (nationaal epilepsie fonds) Associate editor van Clinical Neurphysiology Research Council for Health of the Academy of Finland. Lid committee Clinical and Epidemiological Research, Fonds Wetenschappelijk Onderzoek (FWO) Research Foundation Flanders Dr. R.L.M. Strijers Voorzitter Stichting Raad Beroepsopleiding Laboranten KNF Penningmeester Nederlandse vereniging voor Klinische Neurofysiologie Lid Visitatie Commissie voor niet-opleidingsafdelingen Neurologie/KNF Lid Narcolepsie Advies Groep Lid Medische Advies Raad vereniging voor slaapapneu patiënten Dr. B.M.J. Uitdehaag Lid Commissie Wetenschappelijk onderzoek van de Neuroscience Campus Amsterdam Lid van de vaste commissie voor de wetenschapsbeoefening van het VUmc
43
Lid onderwijscommissie Postinitieel Masteronderwijs Epidemiologie Bestuurslid Nederlandse Vereniging voor Neurologie Voorzitter commissie kwaliteit van de Nederlandse Vereniging voor Neurologie Lid Wetenschappelijke Adviesraad Stichting MS Research Lid hoofdredactieraad Nederlands Tijdschrift voor Neurologie en Neurochirurgie Lid editorial board Cochrane MS group en Advisory Board Cochrane Neurological Network Dr. M.C. Visser Coördinator Parelsnoer CVA voor het VUmc. Voorzitter Meldingscommissie Incidenten Patiëntenzorg NIAZ-geaccrediteerd auditor VUmc Lid HASVU Lid coordinatiegroep verwijzers Lid opleidingscommissie SEH artsen VUmc Vertegenwoordiger VUmc in SIGRA overleg m.b.t. CVA Lid programmacommissie Spoedzorg ZonMW (vanaf 2008) Lid sub-commissie Vroege Evaluatie van Medische Innovatie ZonMw Lid commissie TOP VNVA Prof. dr. E.Ch. Wolters Voorzitter Medische Advies Raad Parkinson Vereniging Chairman WFN Research Group Parkinsonism and Related Disorders Chairman Organisation Committee 18th World Congress Parkinsonism and Related Disorders, Miami 2009 .
44
Publicaties Publicaties afdeling Neurologie/KNF Vu Medisch Centrum 2007-2008 Dissertaties: Gouw AA. Cerebral small vessel disease on MRI: clinical impact and underlying pathology. Vrije Universiteit Amsterdam 20 maart 2009. promotoren: Ph Scheltens, F Barkhof, copromotor: WM van der Flier Henneman WJP. Advances in hipocampal atrophy measurement in dementia: beyond diagnostics. Vrije Universiteit Amsterdam 27 november 2009. promotoren: F Barkhof, Ph Scheltens, copromotoren: WM van der Flier, H Vrenken Mulder C. Biomarkers in Alzheimer’s disease. Vrije Universiteit Amsterdam 11 november 2009. promotoren: MA Blankenstein, Ph Scheltens Ponsen MM. Diagnostic strategies in the early detection of Parkinson’s disease. Vrije Universiteit Amsterdam 23 november 2009. promotor: ECh Wolters, copromotor: HW Berendse van der Roest HG. Care needs in dementia and digital interactive information provisioning. Vrije Universiteit Amsterdam 12 oktober 2009. promotoren: RM Dröes, C Jonker, copromotoren: FJM Meiland, P Scheltens Staekenborg SS. From normal aging to dementie: risk factors & clinical findings in relation to vascular changes on brain MRI. Vrije Universiteit Amsterdam 23 december 2009. promotoren: Ph Scheltens, F Barkhof, copromotor: WM van der Flier Vellinga MM. Imaging patterns of inflammation in multiple sclerosis: a multifocal apporach. Vrije Universiteit Amsterdam 20 februari 2009. promotoren: CH Polman, F Barkhof, copromotoren: JJG Geurts, H. Vrenken van Winsen LML. Glucocorticoid sensitivity in multiple sclerosis; what makes the difference ? Vrije Universiteit Amsterdam 17 november 2009. promotor: CH Polman, copromotor: BMJ Uitdehaag
45
Wetenschappelijke publicaties (Referee systeem): (IF= Impact Factor 1 ) Adjamian P, Worthen SF, Hillebrand A, Furlong PL, Chizh BA, Hobson AR, Aziz Q, Barnes GR. Effective electromagnetic noise cancellation with beamformers and synthetic gradiometry in shielded and partly shielded environments. J Neurosci Methods 2009;178:120-127. (IF =2.092) Altmann DR, Jasperse B, Barkhof F, Beckmann K, Filippi M, Kappos LD, Molyneux P, Polman CH, Pozzilli C, Thompson AJ, Wagner K, Yousry TA, Miller DH. Sample sizes for brain atrophy outcomes in trials for secondary progressive multiple sclerosis. Neurology 2009;72: 595-601. (IF =7.043) Amorini AM, Petzold A, Tavazzi B, Eikelenboom J, Keir G, Belli A, Giovannoni G, Di Pietro V, Polman C, D'Urso S, Vagnozzi R, Uitdehaag B, Lazzarino G. Increase of uric acid and purine compounds in biological fluids of multiple sclerosis patients. Clin Biochem 2009;42:1001-1006. (IF =1.926) Baars MAE, van Boxtel MPJ, Dijkstra JB, Visser PJ, van den Akker M, Verhey FRJ, Jolles J. Predictive value of mild cognitive impairment for dementia. The Influence of case definition and age. Dement Geriatr Cogn Disord 2009;27:173-181. (IF =3.142) Baranzini SE, Wang J, Gibson RA, Galwey N, Naegelin Y, Barkhof F, Radue E-W, Lindberg RLP, Uitdehaag BMJ, Johnson MR, Angelakopoulou A, Hall L, Richardson JC, Prinjha RK, Gass A, Geurts JJG, Kragt J, Sombekke M, Vrenken H, Qualley P, Lincoln RR, Gomez R, Caillier SJ, George MF, Mousavi H, Guerrero R, Okuda DT, Cree BAC, Green A, Waubant E, Goodin DS, Pelletier D, Matthews PM, Hauser SL, Kappos L, Polman CH, Oksenberg JR. Genome-wide association analysis of susceptibility and clinical phenotype in multiple sclerosis. Hum Mol Genet 2009;18:767-778. (IF =7.249) Baranzini SE, Galwey NW, Wang J, Khankhanian P, Lindberg R, Pelletier D, Wu W, Uitdehaag BMJ, Kappos L, GeneMSA Consortium, Polman CH, Matthews PM, Hauser SL, Gibson RA, Oksenberg JR, Barnes MR. Pathway and network-based analysis of genome-wide association studies in multiple sclerosis. Hum Mol Genet 2009;18:2078-2090. (IF =7.249) Barnes J, Bartlett JW, van de Pol LA, Loy CT, Scahill RI, Frost C, Thompson P, Fox NC. A meta-analysis of hippocampal atrophy rates in Alzheimer's disease. Neurobiol Aging 2009;30:1711-1723. (IF =5.959) Beekman R, Schreuder AHCML, Rozeman CAM, Koehler PJ, Uitdehaag BMJ.The diagnostic value of provocative clinical tests in ulnar neuropathy at the elbow is marginal. J Neurol Neurosurg Psychiatry 2009;80:1369-1374. (IF =4.622) de Beer F, Schreurs MWJ, Foncke EMJ. False positive autoantibodies to glutamic acid decarboxylase in opsoclonus-myoclonus-ataxia syndrome after intravenous treatment with immunoglobulin. Clin Neurol Neurosurg 2009;111:643-644. (IF =1.323) Benisty S, Gouw AA, Porcher R, Madureira S, Hernandez K, Poggesi A, van der Flier WM, van Straaten ECW, Verdelho A, Ferro J, Pantoni L, Inzitari D, Barkhof F, Fazekas F, Chabriat H, on behalf of the LADIS study. Location of lacunar infarcts correlates with cognition in a sample of non disabled subjects with age-related white matter changes: the LADIS study. J Neurol Neurosurg Psychiatry 2009;80:478-483. (IF =4.622)
1
(volgens Science Citation Index version 2008)
46
Berendse HW, Ponsen MM. Diagnosing premotor Parkinson's disease using a two-step approach combining olfactory testing and DAT SPECT imaging. Parkinsonism Relat Disord 2009;15(suppl.3):S26-S30. (IF =1.907) Berendse HW. Book review: The neurology of olfaction. J Neurol Neurosurg Psychiatry 2009;80:1418. (IF =4.622) Berkhof J, Knol DL, Rijmen F, Twisk JWR, Uitdehaag BJM, Boers M. Relapse-remission and remissionrelapse switches in rheumatoid arthritis patients were modeled by random effects. J Clin Epidemiol 2009;62:1085-1094. (IF =2.896) Bierman EJM, Comijs HC, Jonker C, Scheltens P, Beekman ATF. The effect of anxiety and depression on decline of memory function in Alzheimer's disease. Int Psychogeriatr 2009;21:1142-1147. (IF =2.098) Blahak C, Baezner H, Pantoni L, Poggesi A, Chabriat H, Erkinjuntti T, Fazekas F, Ferro JM, Langhorne P, O'Brien J, Visser MC, Wahlund L-O, Waldemar G, Wallin A, Inzitari D, Hennerici MG, on behalf of the LADIS study group. Deep frontal and periventricular age-related white matter changes but not basal ganglia and infratentorial hyperintensities are associated with falls - cross-sectional results from the LADIS study. J Neurol Neurosurg Psychiatry 2009;80:608-613. (IF =4.622) Boesveldt S, Stam CJ, Knol DL, Verbunt JPA, Berendse HW. Advanced time-series analysis of MEG data as a method to explore olfactory function in healthy controls and Parkinson's disease patients. Hum Brain Mapp 2009;30:3020-3030. (IF =5.395) Boesveldt S, de Muinck Keizer RJO, Knol DL, Wolters ECh, Berendse HW. Extended testing across, not within, tasks raises diagnostic accuracy of smell testing in Parkinson's disease. Mov Disord 2009;24:85-90. (IF =3.898) Boesveldt S, de Muinck Keizer RJO, Wolters ECh, Berendse HW. Odor recognition memory is not independently impaired in Parkinson's disease. J Neural Transm 2009;116:575-578. (IF =2.794) Bonilha L, de Vries PM, Hurd MW, Rorden C, Morgan PS, Besenski N, Bergmann KJ, Hinson VK. Disrupted thalamic prefrontal pathways in patients with idiopathic dystonia. Parkinsonism Relat Disord 2009;15:64-67. (IF =1.907) Bosboom JLW, Stoffers D, Stam CJ, Berendse HW, Wolters ECh. Cholinergic modulation of MEG resting-state oscillatory activity in Parkinson's disease related dementia. Clin Neurophysiol 2009;120:910-915. (IF =2.972) Bosboom JLW, Stoffers D, Wolters ECh, Stam CJ, Berendse HW. MEG resting state functional connectivity in Parkinson's disease related dementia. J Neural Transm 2009;116:193-202. (IF =2.794) Bosma I, Reijneveld JC, Klein M, Douw L, van Dijk BW, Heimans JJ, Stam CJ. Disturbed functional brain networks and neurocognitive function in low-grade glioma patients: a graph theoretical analysis of resting-state MEG. Nonlinear Biomed Phys 2009;3(1):9 Bosma I, Reijneveld JC, Douw L, Vos MJ, Postma TJ, Aaronson NK, Muller M, Vandertop WP, Slotman BJ, Taphoorn MJB, Heimans JJ, Klein M. Health-related quality of life of long-term high-grade glioma survivors. Neuro-oncol 2009;11:51-58. (IF =5.000) Bosma LVAE, Kragt JJ, Brieva L, Khaleeli Z, Montalban X, Polman CH, Thompson AJ, Tintoré M, Uitdehaag BMJ. The search for responsive clinical endpoints in primary progressive multiple sclerosis.
47
Mult Scler 2009;15:715-720. (IF =3.312) Bouwman FH, Schoonenboom NSM, Verwey NA, van Elk EJ, Kok A, Blankenstein MA, Scheltens P, van der Flier WM. CSF biomarker levels in early and late onset Alzheimer's disease. Neurobiol Aging 2009;30:1895-1901. (IF =5.959) Bronner IM, Hoogendijk JE, de Visser M, van de Vlekkert J, Badrising UA, Wintzen AR, Uitdehaag BMJ, Blokland-Fromme M, Leusen JHW, van der Pol WL. Association of the leukocyte immunoglobulin G (Fcγ) receptor IIIa-158V/F polymorphism with inflammatory myopathies in Dutch patients. Tissue Antigens 2009;73:586-589. (IF =2.076) Calmels C, Jarry G, Stam CJ. Changes in local and distant EEG activities before, during and after the observation and execution of sequential finger movements. Neurophysiol Clin 2009;39:303-312. (IF =1.712) Chan D, Anderson V, Pijnenburg Y, Whitwell J, Barnes J, Scahill R, Stevens JM, Barkhof F, Scheltens P, Rossor MN, Fox NC.The clinical profile of right temporal lobe atrophy. Brain 2009;132:1287-1298. (IF =9.603) CI-PERINOMS Study Group. (Collaborators Cavaletti G, Cornblath DR, Postma TJ, Merkies ISJ, Argyriou A, Boogerd W, Briani C, Bruna J, Faber CG, Grisold W, Heimans JJ, Kalofonos H, Krarup-Hansen A, Koeppen S, Lauria G, Leandri M, Mielke S, Nobile-Orazio E, Pace A, Padua L, Plasmati R, Psimaras D, Ros T, Schenone A, Stragliotto G, Galimberti S, Valsecchi MG.) CI-PERINOMS: chemotherapy-induced peripheral neuropathy outcome measures study. J Peripher Nerv Syst 2009;14:69-71. (IF =2.800) Claus S, Leijten F, Kallansee P, Klepper J, Lopes da Silva FH, Ronner H, Velis D, Viergever MA, Kalitzin S. An Electro-Encephalogram beta gap after induction with diazepam: a localization method in epileptogenic lesions. Clin Neurophysiol 2009;120:1235-1244. (IF =2.972) Cohen JA, Imrey PB, Calabresi PA, Edwards KR, Eickenhorst T, Felton WL 3rd, Fisher E, Fox RJ, Goodman AD, Hara-Cleaver C, Hutton GJ, Mandell BF, Scott TF, Zhang H, Apperson-Hansen C, Beck GJ, Houghtaling PL, Karafa MT, Stadtler M, for the ACT Investigators (waaronder: Polman CH).Results of the Avonex Combination Trial (ACT) in relapsing-remitting MS. Neurology 2009;72:535-541. (IF =7.043) Colon AJ, Ossenblok P, Nieuwenhuis L, Stam KJ, Boon P. Use of routine MEG in the primary diagnostic process of epilepsy. J Clin Neurophysiol 2009;26:326-332. (IF =1.740) Comi G, Martinelli V, Rodegher M, Moiola L, Bajenaru O, Carra A, Elovaara I, Fazekas F, Hartung HP, Hillert J, King J, Komoly S, Lubetzki C, Montalban X, Myhr KM, Ravnborg M, Rieckmann P, Wynn D, Young C, Filippi M, for the PreCISe study group ( waaronder: Polman C). Effect of glatiramer acetate on conversion to clinically definite multiple sclerosis in patients with clin ically isolated syndrome (PreCISe study): a randomised, double-blind, placebo-controlled trial. Lancet 2009;374:1503-1511. (IF =28.409) Damoiseaux JS, Smith SM, Witter MP, Sanz-Arigita EJ, Barkhof F, Scheltens P, Stam CJ, Zarei M, Rombouts SARB. White matter tract integrity in aging and Alzheimer's disease. Hum Brain Mapp 2009;30:1051-1059. (IF =5.395) Daniëls R, Geurts JJG, Bot JC, Schonewille WJ, van Oosten BW. Steroid-responsive edema in CAArelated inflammation. J Neurol 2009;256:285-286. (IF =2.536) Delaloye C, de Bilbao F, Moy G, Baudois S, Weber K, Campos L, Canuto A, Giardini U, von Gunten A, Stancu RI, Scheltens P, Lazeyras F, Millet P, Giannakopoulos P, Gold G. Neuroanatomical and neuropsychological features of euthymic patients with bipolar disorder.
48
Am J Geriatr Psychiatry 2009;17: 1012-1021. (IF =4.022) van Dellen E, Douw L, Baayen JC, Heimans JJ, Ponten SC, Vandertop WP, Velis DN, Stam CJ, Reijneveld JC. Long-term effects of temporal lobe epilepsy on local neural networks: a graph theoretical anal ysis of corticography recordings. PLoS One 2009;4(11):e8081. van Dijk KD, Møst EIS, van Someren EJW, Berendse HW, van der Werf YD. Beneficial effect of transcranial magnetic stimulation on sleep in Parkinson's disease. Mov Disord 2009;24:878-884. (IF =3.898) Dijkstra M, van Nieuwenhuizen D, Stalpers LJA, Wumkes M, Waagemans M, Vandertop WP, Heimans JJ, Leenstra S, Dirven CM, Reijneveld JC, Klein M. Late neurocognitive sequelae in WHO grade I meningioma patients. J Neurol Neurosurg Psychiatry 2009;80:910-915. (IF =4.622) Douw L, Klein M, Fagel SSAA, van den Heuvel J, Taphoorn MJB, Aaronson NK, Postma TJ, Vandertop WP, Mooi JJ, Boerman RH, Beute GN, Sluimer JD, Slotman BJ, Reijneveld JC, Heimans JJ. Cognitive and radiological effects of radiotherapy in patients with low-grade glioma: long-term follow-up. Lancet Neurol 2009;8:810-818. (IF =14.270) Douw L, Baayen JC, Klein M, Velis D, Alpherts WCJ, Bot J, Heimans JJ, Reijneveld JC, Stam CJ. Functional connectivity in the brain before and during intra-arterial amobarbital injection (Wada test). Neuroimage 2009;46:584-588. (IF =5.694) Dubbink HJ,Taal W, van Marion R, Kros JM, van Heuvel I, Bromberg JE, Zonnenberg BA, Zonnenberg CBL, Postma TJ, Gijtenbeek JMM, Boogerd W, Groenendijk FH, Sillevis Smitt PAE, Dinjens WNM, van den Bent MJ. IDH1 mutations in low-grade astrocytomas predict survival but not response to temozolomide. Neurology 2009;73:1792-1795. (IF =7.043) van Duinkerken E, Klein M, Schoonenboom NSM, Hoogma RPLM, Moll AC, Snoek FJ, Stam CJ, Diamant M. Functional brain connectivity and neurocognitive functioning in patients with longstanding type 1 diabetes mellitus with and without microvascular complications: a magnetoencephalography study. Diabetes 2009;58:2335-2343. (IF =8.398) Eikelenboom MJ, Killestein J, Kragt JJ, Uitdehaag BMJ, Polman CH. Gender differences in multiple sclerosis: Cytokines and vitamin D. J Neurol Sci 2009;286:40-42. (IF =2.359) van den Elskamp IJ, Knol DL, Uitdehaag BMJ, Barkhof F. The distribution of new enhancing lesion counts in multiple sclerosis: further explorations. Mult Scler 2009;15:42-49. (IF =3.312) van 't Ent D, van Soelen ILC, Stam CJ, de Geus EJC, Boomsma DI. Strong resemblance in the amplitude of oscillatory brain activity in monozygotic twins is not caused by "trivial" similarities in the composition of the skull. Hum Brain Mapp 2009;30:2142-2145. (IF =5.395) van Es ACGM, van der Flier WM, Box FMA, Middelkoop HAM, Westendorp RGJ, van Buchem MA, van der Grond J. Carotid and basilar artery wall shear stress in Alzheimer's disease and mild cognitive impairment. Dement Geriatr Cogn Disord 2009;28:220-224. (IF =3.142) van Exel E, Eikelenboom P, Comijs H, Frölich M, Smit JH, Stek ML, Scheltens P, Eefsting JE, Westendorp RGJ. Vascular factors and markers of inflammation in offspring with a parental history of late-onset Alzheimer disease. Arch Gen Psychiatry 2009;66:1263-1270. (IF =14.273)
49
van der Flier WM, Scheltens P. Alzheimer disease: Hippocampal volume loss and Alzheimer disease progression. Nat Rev Neurol 2009;5:361-362. van der Flier WM, Scheltens P. Knowing the natural course of biomarkers in AD: longitudinal MRI, CSF and PET data. J Nutr Health Aging 2009;13:353-355. (IF =2.321) Foncke EMJ, Cath D, Zwinderman K, Smit J, Schmand B, Tijssen M. Is psychopathology part of the phenotypic spectrum of myoclonus-dystonia? A study of a large Dutch M-D family. Cogn Behav Neurol 2009;22:127-133. (IF =1.882) Gauthier S, Scheltens P. Can we do better in developing new drugs for Alzheimer's disease? Alzheimers Dement 2009;5:489-491. Gehring K, Sitskoorn MM, Gundy CM, Sikkes SAM, Klein M, Postma TJ, van den Bent MJ, Beute GN, Enting RH, Kappelle AC, Boogerd W, Veninga T, Twijnstra A, Boerman DH, Taphoorn MJB, Aaronson NK. Cognitive rehabilitation in patients with gliomas: a randomized, controlled trial. J Clin Oncol 2009;27:3712-3722. (IF =17.157) Gerrits MCF, Foncke EMJ, Koelman JHTM, Tijssen MAJ. Pediatric writer's cramp in myoclonusdystonia: maternal imprinting hides positive family history. Eur J Paediatr Neurol 2009;13:178-180. (IF =1.421) Gögenur I, Bisgaard T, Burgdorf S, van Someren E, Rosenberg J. Disturbances in the circadian pattern of activity and sleep after laparoscopic versus open abdominal surgery. Surg Endosc 2008;23:1026-1031. (IF =3.231) Gómez C, Stam CJ, Hornero R, Fernández A, Maestú F. Disturbed beta band functional connectivity in patients with mild cognitive impairment: a MEG Study. IEEE Trans Biomed Eng 2009;56:1683-1690. (IF =1.62) Goos JDC, Kester MI, Barkhof F, Klein M, Blankenstein MA, Scheltens P, van der Flier WM. Patients with Alzheimer disease with multiple microbleeds. Relation with cerebrospinal fluid biomarkers and cognition. Stroke 2009;40:3455-3460. (IF =6.499) de Groot V, Beckerman H, Uitdehaag BM, Hintzen RQ, Minneboo A, Heymans MW, Lankhorst GJ, Polman CH, Bouter LM, on behalf of the Functional Prognostication and Disability (FuPro) Study Group. Physical and cognitive functioning after 3 years can be predicted using information from the diagnostic process in recently diagnosed multiple sclerosis. Arch Phys Med Rehabil 2009;90:1478-1488. (IF =2.159) de Haan W, Pijnenburg YAL, Strijers RLM, van der Made Y, van der Flier WM, Scheltens P, Stam CJ. Functional neural network analysis in frontotemporal dementia and Alzheimer's disease using EEG and graph theory. BMC Neurosci 2009;10;Art no.101. (IF =2.850) Haehner A, Boesveldt S, Berendse HW, Mackay-Sim A, Fleischmann J, Silburn PA, Johnston AN, Mellick GD, Herting B, Reichmann H, Hummel T. Prevalence of smell loss in Parkinson's disease - A multicenter study. Parkinsonism Relat Disord 2009;15:490-494. (IF =1.907) Havrdova E, Galetta S, Hutchinson M, Stefoski D, Bates D, Polman CH, O'Connor PW, Giovannoni G, Phillips JT, Lublin FD, Pace A, Kim R, Hyde R. Effect of natalizumab on clinical and radiological disease activity in multiple sclerosis: a retrospective analysis of the Natalizumab Safety and Efficacy in Relapsing-Remitting Multiple Sclerosis (AFFIRM) study. Lancet Neurol 2009;8:254-260. (IF =14.270)
50
Henneman WJP, Vrenken H, Barnes J, Sluimer JC, Verwey NA, Blankenstein MA, Klein M, Fox NC, Scheltens P, Barkhof F, van der Flier WM. Baseline CSF p-tau levels independently predict progression of hippocampal atrophy in Alzheimer disease. Neurology 2009;73:935-940. (IF =7.043) Henneman WJP, Sluimer JD, Barnes J, van der Flier WM, Sluimer IC, Fox NC, Scheltens P, Vrenken H, Barkhof F. Hippocampal atrophy rates in Alzheimer disease: added value over whole brain volume measures. Neurology 2009;72:999-1007. (IF =7.043) Henneman WJP, Sluimer JD, Cordonnier C, Baak MME, Scheltens P, Barkhof F, van der Flier WM. MRI biomarkers of vascular damage and atrophy predicting mortality in a memory clinic population. Stroke 2009;40:492-498. (IF =6.499) van den Heuvel MP, Stam CJ, Kahn RS, Hulshoff Pol HE. Efficiency of functional brain networks and intellectual performance. J Neurosci 2009;29:7619-7624. (IF =7.452) Hu K, van Someren EJW, Shea SA, Scheer FAJL. Reduction of scale invariance of activity fluctuations with aging and Alzheimer's disease: Involvement of the circadian pacemaker. Proc Natl Acad Sci U S A 2009;106:2490-2494. (IF =9.380) Hutchinson M, Kappos L, Calabresi PA, Confavreux C, Giovannoni G, Galetta SL, Havrdova E, Lublin FD, Miller DH, O'Connor PW, Phillips JT, Polman CH, Radue E-W, Rudick RA, Stuart WH, Wajgt A, Weinstock-Guttman B, Wynn DR, Lynn F, Panzara MA; for the AFFIRM and SENTINEL Investigators. The efficacy of natalizumab in patients with relapsing multiple sclerosis: subgroup analyses of AFFIRM and SENTINEL. J Neurol 2009;256:405-415. (IF =2.536) + Erratum: J Neurol 2009;256:1035-1037. Inzitari D, Pracucci G, Poggesi A, Carlucci G, Barkhof F, Chabriat H, Erkinjuntti T, Fazekas F, Ferro JM, Hennerici M, Langhorne P, O'Brien J, Scheltens P, Visser MC, Wahlund LO, Waldemar G, Wallin A, Pantoni L, on behalf of the LADIS Study Group. Changes in white matter as determinant of global functional decline in older independent outpatients: three year follow-up of LADIS (leukoaraiosis and disability) study cohort. BMJ 2009;339:b2477 (IF =12.827) de Jager PL, Chibnik LB, Cui J, Reischl J, Lehr S, Simon KC, Aubin C, Bauer D, Heubach JF, Sandbrink R, Tyblova M, Lelkova P, the steering committees of the BENEFIT, BEYOND, LTF and CCR1 studies (waaronder: Polman CH), Havrdova E, Pohl C, Horakova D, Ascherio A, Hafler DA, Karlson EW. Integration of genetic risk factors into a clinical algorithm for multiple sclerosis susceptibility: a weighted genetic risk score. Lancet Neurol 2009;8:1111-1119. (IF =14.270) de Jager PL, Jia X, Wang J, de Bakker PIW, Ottoboni L, Aggarwal NT, Piccio L, Raychaudhuri S, Tran D, Aubin C, Briskin R, Romano S, International MS Genetics Consortium, Baranzini SE, McCauley JL, Pericak-Vance MA, Haines JL, Gibson RA, Naeglin Y, Uitdehaag B, Matthews PM, Kappos L, Polman C, McArdle WL, Strachan DP, Evans D, Cross AH, Daly MJ, Compston A, Sawcer SJ, Weiner HL, Hauser SL, Hafler DA, Oksenberg JR. Meta-analysis of genome scans and replication identify CD6, IRF8 and TNFRSF1A as new multiple sclerosis susceptibility loci. Nat Genet 2009;41:776-782. (IF =30.259) Janssen JJWM, Berendse HW, Schuurhuis G-J, Merle PA, Ossenkoppele GJ. A 51-year-old male CML patient with progressive hearing loss, confusion, ataxia, and aphasia during imatinib treatment. Am J Hematol 2009;84:679-682. (IF =2.126) Jokinen H, Kalska H, Ylikoski R, Madureira S, Verdelho A, van der Flier WM, Scheltens P, Barkhof F, Visser MC, Fazekas F, Schmidt R, O'Brien J, Waldemar G, Wallin A, Chabriat H, Pantoni L,Inzitari D,
51
Erkinjuntti T, on behalf of the LADIS group. Longitudinal cognitive decline in subcortical ischemic vascular disease - The LADIS Study. Cerebrovasc Dis 2009;27:384-391. (IF =3.041) Jokinen H, Kalska H, Ylikoski R, Madureira S, Verdelho A, Gouw A, Scheltens P, Barkhof F, Visser MC, Fazekas F, Schmidt R, O'Brien J, Hennerici M, Baezner H, Waldemar G, Wallin A, Chabriat H, Pantoni L, Inzitari D, Erkinjuntti T. MRI-defined subcortical ischemic vascular disease: baseline clinical and neuropsychological findings. Cerebrovasc Dis 2009;27:336-344. (IF =3.041) Kappos L, Freedman MS, Polman CH, Edan G, Hartung H-P, Miller DH, Montalbán X, Barkhof F, Radü EW, Metzig C, Bauer L, Lanius V, Sandbrink R, Pohl C, for the BENEFIT Study Group. Long-term effect of early treatment with interferon beta-1b after a first clinical event suggestive of multiple sclerosis: 5-year active treatment extension of the phase 3 BENEFIT trial. Lancet Neurol 2009;8:987-997. (IF =14.270) Kester MI, Blankenstein MA, Bouwman FH, van Elk EJ, Scheltens P, van der Flier WM. CSF biomarkers in Alzheimer's disease and controls: associations with APOE genotype are modified by age. J Alzheimers Dis 2009;16:601-617. (IF =5.101) Kester MI, van der Vlies AE, Blankenstein MA, Pijnenburg YAL, van Elk EJ, Scheltens P, van der Flier WM. CSF biomarkers predict rate of cognitive decline in Alzheimer disease. Neurology 2009;73:1353-1358. (IF =7.043) Kester MI, Scheltens P. Dementia: the bare essentials. Pract Neurol 2009;9:241-251. Killestein J, Jasperse B, Liedorp M, Seewann A, Polman Ch. Very late delayed-allergic reaction to natalizumab not associated with neutralizing antibodies. Mult Scler 2009;15:525-526. (IF =3.312) Kinsey K, Anderson SJ, Hadjipapas A, Nevado A, Hillebrand A, Holliday IE. Cortical oscillatory activity associated with the perception of illusory and real visual contours. Int J Psychophysiol 2009;73:265-272. (IF =2.264) Koning N, Uitdehaag BMJ, Huitinga I, Hoek RM. Restoring immune suppression in the multiple sclerosis brain. Prog Neurobiol 2009;89:359-368. (IF =9.130) Korteweg T, Rovaris M, Neacsu V, Filippi M, Comi G, Uitdehaag BM, Knol DL, Polman CH, Barkhof F, Vrenken H, on behalf of the MAGNIMS collaboration. Can rate of brain atrophy in multiple sclerosis be explained by clinical and MRI characteristics? Mult Scler 2009;15:465-471. (IF =3.312) Korteweg T, Tintore M, Uitdehaag BMJ, Knol DL, Vrenken H, Rovira A, Frederiksen J, Miller DH, Fernando K, Filippi M, Agosta F, Rocca MA, Fazekas F, Enzinger C, Parry A, Polman CH, Montalban X, Barkhof F. A search for new MRI criteria for dissemination in space in subjects with a clinically isolated syndrome. Eur Radiol 2009;19:2244-2248. (IF =3.651) Kragt JJ, van Amerongen BM, Killestein J, Dijkstra CD, Uitdehaag BMJ, Polman CH, Lips P. Higher levels of 25-hydroxyvitamin D are associated with a lower incidence of multiple sclerosis only in women. Mult Scler 2009;15:9-15. (IF =3.312) Labrijn AF, Ortiz Buijsse A, van den Bremer ETJ, Verwilligen AYW, Bleeker WK, Thorpe SJ, Killestein J, Polman CH, Aalberse RC, Schuurman J, van de Winkel JGJ, Parren PWHI. Therapeutic IgG4 antibodies engage in Fab-arm exchange with endogenous human IgG4 in vivo. Nat Biotechnol 2009;27:767-771 (IF =22.297).
52
Leistedt SJJ, Coumans N, Dumont M, Lanquart J-P, Stam CJ, Linkowski P. Altered sleep brain functional connectivity in acutely depressed patients. Hum Brain Mapp 2009;30:2207-2219. (IF =5.395) Liedorp M, van der Flier WM, Hoogervorst ELJ, Scheltens P, Stam CJ. Associations between patterns of EEG abnormalities and diagnosis in a large memory clinic cohort. Dement Geriatr Cogn Disord 2009;27:18-23. (IF =3.142) van der Linden FAH, Kragt JJ, Hobart JC, Klein M, Thompson AJ, van der Ploeg HM, Polman CH, Uitdehaag BMJ. The size of the treatment effect: do patients and proxies agree? BMC Neurol 2009;9:Art no.12. (IF =2.784) Lucassen PJ, Scheper W, van Someren EJW. Adult neurogenesis and the unfolded protein response; new cellular and molecular avenues in sleep research. Sleep Med Rev 2009;13:183-186. (IF =6.143) Lukas C, Minneboo A, de Groot V, Moraal B, Polman C, Barkhof F, Vrenken H. Direkte und indirekte Verfahren zur Quantifizierung der zerebralen Atrophie bei MS. Ergebnisse einer longitudinalen Studie über 5,5 Jahre. Nervenarzt 2009;80(suppl.1):14-15. (IF =0.814) Mancini L, Ciccarelli O, Manfredonia F, Thornton JS, Agosta F, Barkhof F, Beckmann C, De Stefano N, Enzinger C, Fazekas F, Filippi M, Gass A, Hirsch JG, Johansen-Berg H, Kappos L, Korteweg T, Manson SC, Marino S, Matthews PM, Montalban X, Palace J, Polman C, Rocca M, Ropele S, Rovira A, Wegner C, Friston K, Thompson A, Yousry T. Short-term adaptation to a simple motor task: a physiological process preserved in multiple sclerosis. Neuroimage 2009;45:500-511. (IF =5.694) Mattsson N, Zetterberg H, Hansson O, Andreasen N, Parnetti L, Jonsson M, Herukka SK, van der Flier WM, Blankenstein MA, Ewers M, Rich K, Kaiser E, Verbeek M, Tsolaki M, Mulugeta E, Rosén E, Aarsland D, Visser PJ, Schröder J, Marcusson J, de Leon M, Hampel H, Scheltens P, Pirttilä T, Wallin A, Jönhagen ME, Minthon L, Winblad B, Blennow K. CSF biomarkers and incipient Alzheimer disease in patients with mild cognitive impairment. JAMA 2009;302:385-393. (IF =31.718) Meeuwsen EJ, Melis RJF, Adang EM, Golüke Willemse GA, Krabbe PF, de Leest BJ, van Raak FHJM, Schölzel Dorenbos CJM, Visser MC, Wolfs CA, Vliek S, Olde Rikkert MGM. Cost-effectiveness of postdiagnosis treatment in dementia coordinated by multidisciplinary memory clinics in comparison to treatment coordinated by general practioners: an example of a pragmatic trial. J Nutr Health Aging 2009;13:242-248. (IF =2.321) Mehta LR, Schwid SR, Arnold DL, Cutter GR, Aradhye S, Balcer LJ, Calabresi PA, Cohen JA, Cole PE, Glanzman R, Goelz S, Inglese M, Kapoor R, Kappos L, Kreitman R, Lublin FD, Mann A, Marrie RA, O'Looney P, Polman CH, Ravina BM, Reingold SC, Richert JR, Sandrock AW, Waubant E. Proof of concept studies for tissue-protective agents in multiple sclerosis. Mult Scler 2009;15:542-546. (IF =3.312) Micheloyannis S, Vourkas N, Tsirka V, Karakonstantaki E, Kanatsouli K, Stam CJ. The influence of ageing on complex brain networks: a graph theoretical analysis. Hum Brain Mapp 2009;39:200-208. (IF =5.395) Minneboo A, Uitdehaag BMJ, Jongen P, Vrenken H, Knol DL, van Walderveen MAA, Polman CH, Castelijns JA, Barkhof F. Association between MRI parameters and the MS severity scale: a 12 year follow-up study. Mult Scler 2009;15::632-637. (IF =3.312)
53
Montalban X, Sastre-Garriga J, Filippi M, Khaleeli Z, Téllez N, Vellinga MM, Tur C, Brochet B, Barkhof F, Rovaris M, Miller DH, Polman CH, Rovira A, Thompson AJ. Primary progressive multiple sclerosis diagnostic criteria: a reappraisal. Mult Scler 2009;15:1459-1465. (IF =3.312) Montez T, Poil SS, Jones BF, Manshanden I, Verbunt JPA, van Dijk BW, Brussaard AB, van Ooyen A, Stam CJ, Scheltens Ph, Linkenkaer-Hansen K. Altered temporal correlations in parietal alpha and prefrontal theta oscillations in early-stage Alzheimer disease. Proc Natl Acad Sci U S A 2009;106:1614-1619. (IF =9.380) Moraal B, Pohl C, Uitdehaag BMJ, Polman CH, Edan G, Freedman MS, Hartung H-P, Kappos L, Miller DH, Montalban X, Lanius V, Sandbrink R, Barkhof F. Magnetic Resonance Imaging predictors of conversion to multiple sclerosis. Arch Neurol 2009;66:1345-1352. (IF =5.874) Mourik JEM, Lubberink M, Schuitemaker A, Tolboom N, van Berckel BNM, Lammertsma AA, Boellaard R. Image-derived input functions for PET brain studies. Eur J Nucl Med Mol Imaging 2009;36:463-471. (IF =4.532) Mulder SD, Heijst JA, Mulder C, Martens F, Hack CE, Scheltens P, Blankenstein MA, Veerhuis R. CSF levels of PSA and PSA-ACT complexes in Alzheimer's disease. Ann Clin Biochem 2009;46:477-483. (IF =1.788) Nielsen JM, Pohl C, Polman CH, Barkhof F, Freedman MS, Edan G, Miller DH, Bauer L, Sandbrink R, Kappos L, Uitdehaag BMJ. MRI characteristics are predictive for CDMS in monofocal, but not in multifocal patients with a clinically isolated syndrome. BMC Neurol 2009;9:Art no.19. (IF =2.784) Nobili F, De Carli F, Frisoni GB, Portet F, Verhey F, Rodriguez G, Caroli A, Touchon J, Morbelli S, Guerra UP, Dessi B, Brugnolo A, Visser PJ. SPECT predictors of cognitive decline and Alzheimer's disease in mild cognitive impairment. J Alzheimers Dis 2009;17:761-772. (IF =5.101) Oosterman JM, van Someren EJW, Vogels RLC, van Harten B, Scherder EJA. Fragmentation of the restactivity rhythm correlates with age-related cognitive deficits. J Sleep Res 2009;18:129-135. (IF =3.255) Piepers S, Veldink JH, de Jong SW, van der Tweel I, van der Pol W-L, Uijtendaal EV, Schelhaas HJ, Scheffer H, de Visser M, Vianney de Jong JMB, Wokke JHJ, Groeneveld GJ, van den Berg LH. Randomized sequential trial of valproic acid in amyotrophic lateral sclerosis. Ann Neurol 2009;18;66:227-234. (IF =9.935) van de Pol LA, Verhey F, Frisoni GB, Tsolaki M, Papapostoulou P, Nobili F, Wahlund L-O, Minthon L, Frölich L, Hampel H, Soininen H, Knol DL, Barkhof F, Scheltens P, Visser PJ. White matter hyperintensities and medial temporal lobe atrophy in clinical subtypes of mild cognitive impairment: the DESCRIPA study. J Neurol Neurosurg Psychiatry 2009;80:1069-1074. (IF =4.622) Polman CH. Reply:Ethics of placebo-controlled clinical trials in multiple sclerosis: a reassessment. Neurology 2009;72:1192. (IF =7.043) Ponsen MM, Stoffers D, Twisk JWR, Wolters ECh, Berendse HW. Hyposmia and executive dysfunction as predictors of future Parkinson's disease: a prospective study. Mov Disord 2009;24:1060-1065. (IF =3.898) Ponten SC, Douw L, Bartolomei F, Reijneveld JC, Stam CJ. Indications for network regularization during absence seizures: weighted and unweighted graph theoretical analysis. Exp Neurol 2009;217:197-204. (IF 3.974)
54
Ramakers IHGB, Visser PJ, Bittermann AJN, Ponds RWHM, van Boxtel MPJ, Verhey FR. Characteristics of help-seeking behaviour in subjects with subjective memory complaints at a memory clinic: a casecontrol study. Int J Geriatr Psychiatry 2009;24:190-196. (IF =2.128) Reingold SC, Steiner JP, Polman CH, Cohen JA, Freedman MS, Kappos L, Thompson AJ, Wolinsky JS. The challenge of follow-on biologics for treatment of multiple sclerosis. Neurology 2009;73: 552-559. (IF =7.043) Richard E, Kuiper R, Dijkgraaf MGW, van Gool WA, for the Evaluation of Vascular care in Alzheimer’s disease Study Group ( waaronder: Scheltens P).Vascular care in patients with Alzheimer's disease with cerebrovascular lesions-a randomized clinical trial. J Am Geriatr Soc 2009;57:797-805. (IF =3.805) Rijsdijk M, Ferrier C, Laman M, Kesecioglu J, Stam K, Slooter A. Detection of ischemic electroencephalography changes during carotid endarterectomy using synchronization likelihood analysis. J Neurosurg Anesthesiol 2009;21:302-306. (IF =2.329) Ritz K, Gerrits MCF, Foncke EMJ, van Ruissen F, van der Linden C, Vergouwen MDI, Bloem BR, Vandenberghe W, Crols R, Speelman JD, Baas F, Tijssen MAJ. Myoclonus-dystonia: clinical and genetic evaluation of a large cohort. J Neurol Neurosurg Psychiatry 2009;80:653-658. (IF =4.622) Rombouts SARB, Damoiseaux JS, Goekoop R, Barkhof F, Scheltens P, Smith SM, Beckmann CF. Modelfree group analysis shows altered BOLD FMRI networks in dementia. Hum Brain Mapp 2009;30:256-266. (IF =5.395) Ronner HE, Ponten SC, Stam CJ, Uitdehaag BMJ. Inter-observer variability of the EEG diagnosis of seizures in comatose patients. Seizure 2009;18:257-263. (IF =2.179) Rooney AG, van Nieuwenhuizen D, Reijneveld JC, Grant R. Female gender is not a proven risk factor for depression in glioma. J Neurooncol 2009;95:449. (IF =2.323) Ropele S, Seewann A, Gouw AA, van der Flier WM, Schmidt R, Pantoni L, Inzitari D, Erkinjuntti T, Scheltens P, Wahlund LO, Waldemar G, Chabriat H, Ferro J, Hennerici M, O'Brien J, Wallin A, Langhorne P, Visser MC, Barkhof F, Fazekas F; on behalf of the LADIS study group. Quantitation of brain tissue changes associated with white matter hyperintensities by diffusion-weighted and magnetization transfer imaging: The LADIS (Leukoaraiosis and Disability in the elderly) study. J Magn Reson Imaging 2009;29:268-274. (IF =2.658) Rovaris M, Barkhof F, Calabrese M, De Stefano N, Fazekas F, Miller DH, Montalban X, Polman C, Rocca MA, Thompson AJ, Yousry TA, Filippi M. MRI features of benign multiple sclerosis: toward a new definition of this disease phenotype. Neurology 2009;72:1693-1701. (IF =7.043) Rovira A, Swanton J, Tintoré M, Huerga E, Barkhof F, Filippi M, Frederiksen JL, Langkilde A, Miszkiel K, Polman C, Rovaris M, Sastre-Garriga J, Miller D, Montalban X. A single, early magnetic resonance imaging study in the diagnosis of multiple sclerosis. Arch Neurol 2009;66:587-592. (IF =5.874) Rubinov M, Knock SA, Stam CJ, Micheloyannis S, Harris AWF, Williams LM, Breakspear M. Small-world properties of nonlinear brain activity in schizophrenia. Hum Brain Mapp 2009;30:403-416. (IF =5.395)
55
Rudick RA, Polman CH, Cohen JA, Walton MK, Miller AE, Confavreux C, Lublin FD, Hutchinson M, O'Connor PW, Schwid SR, Balcer LJ, Lynn F, Panzara MA, Sandrock AW. Assessing disability progression with the multiple sclerosis functional composite. Mult Scler 2009;15:984-997. (IF =3.312) Rudick RA, Polman CH. Current approaches to the identification and management of breakthrough disease in patients with multiple sclerosis. Lancet Neurology 2009;8:545-559. (IF =14.270) van der Salm SMA, van Rootselaar AF, Foncke EMJ, Koelman JHTM, Bour LJ, Bhatia KP, Rothwell JC, Tijssen MAJ. Normal cortical excitability in myoclonus dystonia - A TMS study. Exp Neurol 2009;216:300-305. (IF =3.974) Scheltens P. Moving forward with nutrition in Alzheimer's disease. Eur J Neurol 2009;16(suppl.1):19-22. (IF =2.732) Scheltens P. Nutrition and dementia. Eur J Neurol 2009;16(suppl.1):III-IV. (IF =2.732) Schuitemaker A, Dik MG, Veerhuis R, Scheltens P, Schoonenboom NSM, Hack CE, Blankenstein MA, Jonker C. Inflammatory markers in AD and MCI patients with different biomarker profiles. Neurobiol Aging 2009;30:1885-1889. (IF =5.959) Seewann A, Vrenken H, van der Valk P, Blezer ELA, Knol DL, Castelijns JA, Polman CH, Pouwels PJW, Barkhof F, Geurts JJG. Diffusely abnormal white matter in chronic multiple sclerosis: imaging and histopathologic analysis. Arch Neurol 2009;66:601-609. (IF =5.874) Seewann A, Kooi E-J, Roosendaal SD, Barkhof F, van der Valk P, Geurts JJG. Translating pathology in multiple sclerosis: the combination of postmortem imaging, histopathology and clinical findings. Acta Neurol Scand 2009;119:349-355. (IF =2.317) Sigmond J, Honeywell RJ, Postma TJ, Dirven CMF, de Lange SM, van der Born K, Laan AC, Baayen JCA, van Groeningen CJ, Bergman AM, Giaccone G, Peters GJ. Gemcitabine uptake in glioblastoma multiforme: potential as a radiosensitizer. Ann Oncol 2009;20:182-187. (IF =4.935) Sikkes SAM, de Lange-de Klerk ESM, Pijnenburg YAL, Scheltens P, Uitdehaag BMJ. A systematic review of Instrumental activities of daily living scales in dementia: room for improvement. J Neurol Neurosurg Psychiatry 2009;80:7-12. (IF =4.622) Simpson MIG, Barnes GR, Johnson SR, Hillebrand A, Singh KD, Green GGR. MEG evidence that the central auditory system simultaneously encodes multiple temporal cues. Eur J Neurosci 2009;30:1183-1191. (IF =3.385) Sluimer JD, van der Flier WM, Karas GB, van Schijndel R, Barnes J, Boyes RG, Cover KS, Olabarriaga SD, Fox NC, Scheltens P, Vrenken H, Barkhof F. Accelerating regional atrophy rates in the progression from normal aging to Alzheimer's disease. Eur Radiol 2009;19:2826-2833. (IF =3.651) Sombekke MH, Lukas C, Crusius BA,Tejedor D, Killestein J, Arteta D, Martinez A, Uitdehaag BMJ, Knol DL, Pena AS, Geurts JJG, de Jager PL, Barkhof F, Vrenken H, Polman CH. HLA-DRB1*1501 and spinal cord magnetic resonance imaging lesions in multiple sclerosis. Arch Neurol 2009;66:1531-1536. (IF =5.874) Sormani MP, Filippi M, De Stefano N, on behalf of the MAGNIMS Steering Committee(waaronder: Polman CH). MRI as an outcome in multiple sclerosis clinical trials. Neurology 2009;73:1932. (IF =7.043)
56
Spies-Dorgelo MN, van der Windt DAWM, Prins APA, Uitdehaag BMJ, van der Horst HE. Diagnosis and management of patients with hand and wrist problems in general practice. Eur J Gen Pract 2009;15:84-94. Spijker M, Strijers RLM, van Ouwerkerk WJR, Becher JG. Disappearance of spasticity after selective dorsal rhizotomy does not prevent muscle shortening in children with cerebral palsy: a case report. J Child Neurol 2009;24:625-627. (IF =1.433) Staekenborg SS, Koedam ELGE, Henneman WJP, Stokman P, Barkhof F, Scheltens P, van der Flier WM. Progression of mild cognitive impairment to dementia; contribution of cerebrovascular disease compared with medial temporal lobe atrophy. Stroke 2009;40:1269-1274. (IF =6.499) Stam CJ, de Haan W, Daffertshofer A, Jones BF, Manshanden I, van Cappellen van Walsum AM, Montez T, Verbunt JPA, de Munck JC, van Dijk BW, Berendse HW, Scheltens P. Graph theoretical analysis of magnetoencephalographic functional connectivity in Alzheimer's disease. Brain 2009;132:213-224. (IF =9.603) Struik K, Klein M, Heimans JJ, Gielissen MF, Bleijenberg G, Taphoorn MJ, Reijneveld JC, Postma TJ. Fatigue in low-grade glioma. J Neurooncol 2009;92:73-78. (IF =2.323) Tallantyre EC, Bø L, Al-Rawashdeh O, Owens T, Polman CH, Lowe J, Evangelou N. Greater loss of axons in primary progressive multiple sclerosis plaques compared to secondary progressive disease. Brain 2009;132:1190-1199. (IF =9.603) Thompson A, Polman C. Improving function: a new treatment era for multiple sclerosis? Lancet 2009;373:697-698. (IF =28.409) Toering ST, Boer K, de Groot M, Troost D, Heimans JJ, Spliet WGM, van Rijen PC, Jansen FE, Gorter JA, Reijneveld JC, Aronica E. Expression patterns of synaptic vesicle protein 2A in focal cortical dysplasia and TSC-cortical tubers. Epilepsia 2009;50:1409-1418. (IF =3.733) Tolboom N, Yaqub M, van der Flier WM, Boellaard R, Luurtsema G, Windhorst AD, Barkhof F, Scheltens P, Lammertsma AA, van Berckel BN. Detection of Alzheimer pathology in vivo using both 11 C-PIB and 18F-FDDNP PET. J Nucl Med 2009;50:191-197. (IF =6.662) Tolboom N, van der Flier WM, Yaqub M, Koene T, Boellaard R, Windhorst AD, Scheltens P, Lammertsma AA, van Berckel BNM. Differential association of [11C]PIB and [18F]FDDNP binding with cognitive impairment. Neurology 2009;73:2079-2085. (IF =7.043) Tolboom N, van der Flier WM, Yaqub M, Boellaard R, Verwey NA, Blankenstein MA, Windhorst AD, Scheltens P, Lammertsma AA, van Berckel BNM. Relationship of cerebrospinal fluid markers to 11C-PiB and 18F-FDDNP Binding. J Nucl Med 2009;50:1464-1470. (IF =6.662) Tolboom N, Yaqub M, Boellaard R, Luurtsema G, Windhorst AD, Scheltens P, Lammertsma AA, van Berckel BNM. Test-retest variability of quantitative [11C]PIB studies in Alzheimer's disease. Eur J Nucl Med Mol Imaging 2009;36:1629-1638. (IF =4.532) Truong DD, Wolters EC. Recognition and management of Parkinson's disease during the premotor (prodromal) phase. Expert Rev Neurother 2009;9:847-857. Vellinga MM, Geurts JJG, Rostrup E, Uitdehaag BMJ, Polman CH, Barkhof F, Vrenken H. Clinical correlations of brain lesion distribution in multiple sclerosis.
57
J Magn Reson Imaging 2009;29:768-773. (IF =2.658) Vellinga MM, Vrenken H, Hulst HE, Polman CH, Uitdehaag BMJ, Pouwels PJW, Barkhof F, Geurts JJG. Use of ultrasmall superparamagnetic particles of iron oxide (USPIO)-enhanced MRI to demonstrate diffuse inflammation in the normal-appearing white matter (NAWM) of multiple sclerosis (MS) patients: an exploratory study. J Magn Reson Imaging 2009;29:774-779. (IF =2.658) Verwey NA, Veerhuis R, Twaalfhoven HAM, Wouters D, Hoozemans JJM, Bollen YJM, Killestein J, Bibl M, Wiltfang J, Hack CE, Scheltens P, Blankenstein MA. Quantification of amyloid beta 40 in cerebrospinal fluid. J Immunol Methods 2009;348:57-66. (IF =2.120) Verwey NA. Erratum: “Serum amyloid P component as a biomarker in mild cognitive impairment and Alzheimer’s disease” by Nicolaas A Verwey et al.(Dement Geriatr Cogn Disord 2008;26:522-527) Dement Geriatr Cogn Disord 2009;27: 584. (IF =3.142) Verwey NA, van der Flier WM, Blennow K, Clark C, Sokolow S, De Deyn PP, Galasko D, Hampel H, Hartmann T, Kapaki E, Lannfelt L, Mehta PD, Parnetti L, Petzold A, Pirttila T, Saleh L, Skinningsrud A, van Swieten JC, Verbeek MM, Wiltfang J, Younkin S, Scheltens P, Blankenstein MA. A worldwide multicentre comparison of assays for cerebrospinal fluid biomarkers in Alzheimer's disease. Ann Clin Biochem 2009;46:235-240. (IF =1.788) Visser PJ, Knopman DS. Amyloid imaging in the prediction of Alzheimer-type dementia in subjects with amnestic MCI. Neurology 2009;73:744-745. (IF =7.043) Visser PJ, Verhey F, Knol DL, Scheltens P, Wahlund L-O, Freund-Levi Y,Tsolaki M, Minthon L, Wallin AK, Hampel H, Bürger K, Pirttila T, Soininen H, Olde Rikkert M, Verbeek MM, Spiru L, Blennow K. Prevalence and prognostic value of CSF markers of Alzheimer's disease pathology in patients with subjective cognitive impairment or mild cognitive impairment in the DESCRIPA study: a prospective cohort study. Lancet Neurol 2009;8:619-627. (IF =14.270) Visser PJ. Use of biomarkers to select the target population for clinical trials in subjects with mild cognitive impairment. J Nutr Health Aging 2009;13:344-345. (IF =2.321) van der Vlies AE, Verwey NA, Bouwman FH,. Blankenstein MA, Klein M, Scheltens P, van der Flier WM. CSF biomarkers in relationship to cognitive profiles in Alzheimer disease. Neurology 2009;72:1056-1061. (IF =7.043) van der Vlies AE, Koedam ELGE, Pijnenburg YAL, Twisk JWR, Scheltens P, van der Flier WM. Most rapid cognitive decline in APOE ε4 negative Alzheimer's disease with early onset. Psychol Med 2009;39:1907-1911. (IF =4.718) van Vliet P, Westendorp RGJ, Eikelenboom P, Comijs HC, Frölich M, Bakker E, van der Flier W, van Exel E. Parental history of Alzheimer disease associated with lower plasma apolipoprotein E levels. Neurology 2009;73:681-687. (IF =7.043) Vogt MHJ, Teunissen CE, Iacobaeus E, Heijnen DAM, Breij ECW, Olsson T, Brundin L, Killestein J, Dijkstra CD. Cerebrospinal fluid anti-myelin antibodies are related to magnetic resonance measures of disease activity in multiple sclerosis. J Neurol Neurosurg Psychiatry 2009;80:1110-1115. (IF =4.622) van der Voort LF, Kok A, Visser A, Oudejans CBM, Caldano M, Gilli F, Bertolotto A, Polman CH, Killestein J. Interferon-β bioactivity measurement in multiple sclerosis: feasibility for routine clinical practice. Mult Scler 2009;15:212-218. (IF =3.312)
58
van der Voort LF, Visser A, Knol DL, Oudejans CBM, Polman CH, Killestein J. Lack of Interferon-beta bioactivity is associated with the occurrence of relapses in multiple sclerosis. Eur J Neurol 2009;16:1049-1052. (IF =2.732) de Vries PM, de Jong BM, Bohning DE, Walker JA, George MS, Leenders KL. Changes in cerebral activations during movement execution and imagery after parietal cortex TMS interleaved with 3T MRI. Brain Res 2009;1285:58-68. (IF =2.494) van Vuurden DG, Yazdani M, Bosma I, Broekhuizen AJF, Postma TJ, Heimans JJ, van der Valk P, Aronica E, Tannous BA, Würdinger T, Kaspers GJl, Cloos J. Attenuated AMPA receptor expression allows glioblastoma cell survival in glutamate-rich environment. PLoS One 2009;4:e5953. Wattjes MP, Henneman WJP, van der Flier WM, de Vries O, Träber F, Geurts JJG, Scheltens P, Vrenken H, Barkhof F. Diagnostic imaging of patients in a memory clinic: comparison of MR imaging and 64detector row CT. Radiology 2009;253:174-183. (IF =5.996) van der Werf YD, van der Helm E, Schoonheim MM, Ridderikhoff A, van Someren EJW. Learning by observation requires an early sleep window. Proc Natl Acad Sci U S A 2009;106:18926-18930. (IF =9.380) van der Werf YD, Altena E, Schoonheim MM, Sanz-Arigita EJ, Vis JC, de Rijke W, van Someren EJW. Sleep benefits subsequent hippocampal functioning. Nat Neurosci 2009;12:122-123. (IF =14.164) Wierdsma NJ, van Bodegraven AA, Uitdehaag BMJ, Arjaans W, Savelkoul PHM, Kruizenga HM, van Bokhorst- de van der Schueren MAE. Fructo-oligosaccharides and fibre in enteral nutrition has a beneficial influence on microbiota and gastrointestinal quality of life. Scand J Gastroenterol 2009;44:804-812. (IF =1.980) van Winsen LML, Manenschijn L, van Rossum EFC, Crusius BA, Koper JW, Polman CH, Uitdehaag BMJ. A glucocorticoid receptor gene haplotype (TthIII1/ER22/23EK/9β) is associated with a more aggressive disease course in multiple sclerosis. J Clin Endocrinol Metab 2009;94:2110-2114. (IF =6.325) + Erratum: J Clin Endocrinol Metab 2009;94:2674. Wolters ECh. Non-motor extranigral signs and symptoms in Parkinson's disease. Parkinsonism Relat Disord 2009;15(suppl.3):S6-S12. (IF =1.907) Yaqub M, Boellaard R, van Berckel BNM, Tolboom N, Luurtsema G, Dijkstra AA, Lubberink M, Windhorst AD, Scheltens P, Lammertsma AA. Evaluation of tracer kinetic models for analysis of [18F]FDDNP studies. Mol Imaging Biol 2009;11:322-333. (IF =3.025) Zarei M, Damoiseaux JS, Morgese C, Beckmann CF, Smith SM, Matthews PM, Scheltens P, Rombouts SARB, Barkhof F. Regional white matter integrity differentiates between vascular dementia and Alzheimer disease. Stroke 2009;40:773-779. (IF =6.499)
59
Vakpublicaties, boeken en ingezonden brieven: Alblas CL, van Breemen MSM, Vecht Ch J, Reijneveld JC, Taphoorn MJB. Epilepsie en gliomen: een dubbel probleem. Tschr Neurol Neurochir 2009;110:36-41. van Beek S, van Oosten BW. De ‘head impulse test’: zin of onzin ? Tschr Neurol Neurochir 2009;110:22-26. Blankenstein MA, Verwey NA, Mulder C, Kester MI, van der Flier WM, Veerhuis R, Teunissen CE, Scheltens P. Biochemical markers for Alzheimer’s disease in cerebrospinal fluid. Clinical Laboratory International 2009;33(4):17-19. van der Flier WM, Scheltens Ph. Huwelijk beschermt tegen dementie. Ned Tijdschr Geneeskd, 2009;153:A1059. van der Flier WM, Staekenborg SS, Barkhof F, Scheltens Ph. Structural neuroimaging: CT and MRI. In: Wahlund L-O, Erkinjuntti T, Gauthier S (eds), Vascular cognitive impairment in clinical practice. New York etc., Cambridge University Press, 2009:58-69. Foncke EMJ. Een 63-jarige man met ziekte van Parkinson en een rare gedragsstoornis. In: van Oosten BW, Richard E, van der Sande JJ, Vanneste JAL (redactiecommissie), Jubileumboek Amsterdamsche Neurologenvereeniging 100 jaar 1909-2009. Amsterdam, Ariez Medical Publishing, 2009:137-139. Gilhuis HJ, Bos MMEM, Postma TJ. Bilateral paclitaxel-induced vocal cord paralysis. Belgian J Med Oncol 2009;3:260-261. Gouw AA, van der Sande JJ. Een abdominale zwelling bij een oncologische patiënt. In: van Oosten BW, Richard E, van der Sande JJ, Vanneste JAL (redactiecommissie), Jubileumboek Amsterdamsche Neurologenvereeniging 100 jaar 1909-2009. Amsterdam, Ariez Medical Publishing, 2009:98-100. Groenewegen HJ, Voorn P, Berendse HW, Mulder AB, Cools AR, (eds), The Basal Ganglia IX. New York, Springer, 2009. 597 pp. Advances in Behavioural Biology, vol 58. de Groot M, Toering ST, Douw L, Vecht CJ, Klein M, Aronica E, Heimans JJ, Reijneveld JC. Prospective analysis of levetiracetam monotherapy in patients with primary brain tumors and epilepsy. Wetenschappelijke dag LWNO vrijdag 9 oktober 2009, Felix Meritis Amsterdam: p 15. Heimans JJ. Verplicht in het portfolio. In Oderwald A (red.), Maison Dieu; dertig jaar The house of God. Utrecht, De Tijdstroom,2009:57-60. Killestein J, Polman CH. Alemtuzumab bij vroege multiple sclerose. Ned Tijdschr Geneeskd 2009;153:B14. Killestein J. Onbegrepen passagère verlamming na keizersnede onder algehele anesthesie. In: van Oosten BW, Richard E, van der Sande JJ, Vanneste JAL (redactiecommissie), Jubileumboek Amsterdamsche Neurologenvereeniging 100 jaar 1909-2009. Amsterdam, Ariez Medical Publishing, 2009:62-64. Killestein J, van Oosten BW, Uitdehaag BMJ, Polman CH. Ziektemodulerende behandeling van multipele sclerose. Tijdschr Neurol Neurochir 2009;110:274-279.
60
van Laar T, Berendse H, Bloem BR, Boon AJW, van Hilten JJ, Hovestadt A, de Koning-Tijssen MAJ, Nijssen PCG, Weber WEJ. Pergolidegebruik en hartklepfibrose. Jaarlijkse controle nodig bij patiënten met de ziekte van Parkinson die pergolide gebruiken. Ned Tijdschr Geneeskd 2009;153:87-90. Lemstra AW. Elf jaar na de operatie. In: van Oosten BW, Richard E, van der Sande JJ, Vanneste JAL (redactiecommissie), Jubileumboek Amsterdamsche Neurologenvereeniging 100 jaar 1909-2009. Amsterdam, Ariez Medical Publishing, 2009:89-91. Lemstra AW. Proefschriftbespreking: De rol van het cholinerge systeem en inflammatie bij cognitieve acteruitgang. Tschr Neurol Neurochir 2009;110:108-110. Liedorp M, Stam CJ. Elektro-encefalogram (EEG). In: Jonker C, Slaets JPJ, Verhey FRJ (red), Handboek dementie; laatste inzichten in diagnostiek en behandeling. Houten, Bohn Stafleu van Loghum 2009:53-58. van Linde ME, Verhoeff JJC, Stalpers LJA, Reijneveld JC, van Furth WR, Richel DJ. Feasibility of cmbined treatment with bevacizumab, radiotherapy and temozolomide in resectable and irresectable newly diagnosed glioblastoma multiforme. Wetenschappelijke dag LWNO vrijdag 9 oktober 2009, Felix Meritis Amsterdam: p 18. van Oosten BW, Richard E, van der Sande JJ, Vanneste JAL (redactiecommissie), Jubileumboek Amsterdamsche Neurologenvereeniging 100 jaar 1909-2009. Amsterdam, Ariez Medical Publishing, 2009.174 pp. Pijnenburg YAL. Boekbespreking: Autisme en aspergersyndroom. Tijdschr Neuropsychiatrie & Gedragsneurologie 2009;8:158. Pijnenburg YAL. Het dementieconcept. Tijdschr Neuropsychiatrie & Gedragsneurologie 2009;8:238. Pijnenburg YAL. Commentaar: Oorzaken van dementie op zeer jonge leeftijd. HealthDirect Neurologie 2009;5(2):20. Pijnenburg YAL, Kerssens CJ, Sanders J. De psychiatrische differentiaaldiagnose van FTD. Tijdschr Neuropsychiatrie & Gedragsneurologie 2009;8:153-157. Pijnenburg YAL. Twee werelden. Tijdschr Neuropsychiatrie & Gedragsneurologie 2009;8:86. Plezier CM, Postma TJ, Visser MC. Neuro-imaging. Uw diagnose? Tijdschr Neurol Neurochir 2009;110:253-254. van de Pol LA, van der Flier WM, Scheltens P. Clinical evaluation and treatment of cognitive dysfunction and dementia. In Biessels GJ, Luchsinger JA, (eds), Diabetes and the brain. New York, Humana Press, 2009:103-127. Polman CH. Neutraliserende antistoffen bij multiple sclerose. Health Direct 2009;(maart):2-3. Themabijlage Congresverslag: Therapiefalen bij MS. Ponten SC, Girbes ARJ, Stam CJ. Continue EEG-monitoring op de intensive care in Nederland: een inventarisatie. Tschr Neurol Neurochir 2009;110:29-35. Ponten SC, Zijlmans JCM. Een 34-jarige vrouw met een langzaam progressieve ataxie sinds de kinderleeftijd.
61
In: van Oosten BW, Richard E, van der Sande JJ, Vanneste JAL (redactiecommissie), Jubileumboek Amsterdamsche Neurologenvereeniging 100 jaar 1909-2009. Amsterdam, Ariez Medical Publishing, 2009:59-61. Postma TJ. Neurotoxiciteit van chemotherapie en radiotherapie: de prijs van de behandeling. In: Biemond Cursus: Neuro-oncologie, donderdag 12 maart 2009 te Arnhem en donderdag 17 december 2009 te Veldhoven. Utrecht, Nederlandse Vereniging voor Neurologie, 2009:83-93. Postma TJ. Zeeman eet bedorven worst....... In: van Oosten BW, Richard E, van der Sande JJ, Vanneste JAL (redactiecommissie), Jubileumboek Amsterdamsche Neurologenvereeniging 100 jaar 1909-2009. Amsterdam, Ariez Medical Publishing, 2009:56-58. Reesink FE, Weinstein HC. Een 29-jarige vrouw met concentratie- en geheugenstoornissen. In: van Oosten BW, Richard E, van der Sande JJ, Vanneste JAL (redactiecommissie), Jubileumboek Amsterdamsche Neurologenvereeniging 100 jaar 1909-2009. Amsterdam, Ariez Medical Publishing, 2009:23-25. Reesink F, Boelaarts L, Weinstein HC. Zelfverwaarlozing bij ouderen, een complex probleem. Ned Tijdschr Geneeskd 2009;153:1218-1221. Reijneveld JC, Smeets SJ, van Nieuwenhuizen D, Teepen JL, Rozemuller-Kwakkel JM, Heimans JJ, Ylstra B. Focal chromosomal aberrations associated with progression characteristics of low-grade glioma patients. Wetenschappelijke dag LWNO vrijdag 9 oktober 2009, Felix Meritis Amsterdam: p 11. Reijneveld JC. Hersenmetastasen. In: Biemond Cursus: Neuro-oncologie, donderdag 12 maart 2009 te Arnhem en donderdag 17 december 2009 te Veldhoven. Utrecht, Nederlandse Vereniging voor Neurologie, 2009:51-61. Rövekamp FA, Visser MC, Wattjes MP, Pijnenburg YAL. Neuro-imaging. Uw diagnose? Tijdschr Neurol Neurochir 2009;110:312-313. Scheltens P. Dementie: plaques aantonen. In Bär D, et al. (red.), Brein in beeld. beeldvorming bij hersernonderzoek. Den Haag, Stichting BioWetenschappen en Maatschappij, 2009:60-63. Scheltens P. Imaging in Alzheimer's disease. Dialogues Clin Neurosci 2009;11:191-199. Scheltens Ph. Een man met een spraak-taalstoornis. In: van Oosten BW, Richard E, van der Sande JJ, Vanneste JAL (redactiecommissie), Jubileumboek Amsterdamsche Neurologenvereeniging 100 jaar 1909-2009. Amsterdam, Ariez Medical Publishing, 2009:53-55. Scheltens Ph, van der Flier WM, Rozemuller AM, Pijnenburg YAL. Ziekte van Alzheimer. In: Jonker C, Slaets JPJ, Verhey FRJ (red), Handboek dementie; laatste inzichten in diagnostiek en behandeling. Houten, Bohn Stafleu van Loghum 2009:197-209. Seelaar H, Pijnenburg YAL, van Swieten JC. Frontotemporale dementie (FTD). In: Jonker C, Slaets JPJ, Verhey FRJ (red), Handboek dementie; laatste inzichten in diagnostiek en behandeling. Houten, Bohn Stafleu van Loghum 2009:211-218. Smits LL, Koene T, Pijnenburg YAL, Scheltens Ph, van der Flier WM. De kloktekentest: bepreking van de literatuur en voorbeelden uit de praktijk. Tijdschr Neuropsychologie 2009;(nr. 3):2-14.
62
van Someren EJW. Ambulatory monitoring of human behavior, physiology and environment – A research and development agenda to go beyond actigraphy. In Dössel O, Schlegel WC (eds), IFMBE Proceedings of the 2009 World Congress on Medical Physics and Biomedical Engineering, vol.9/29:track 7. Munich, Springer, 2009. Stalpers LJA, Dieleman EMT, van Westing BRH, Postma TJ, van Furth WR. Diagnose en behandeling van hersentumoren. Ned Tijdschr Tandheelkd 2009;116:202-207. Taal W, Dubbink HJ, van Marion R, Kros JM, van Heuvel I, Bromberg JE, Zonnenberg BA, Zonnenberg CBL, Postma TJ, Gijtenbeek JMM, Boogerd W, Groenendijk FH, Sillevis Smitt PAE, Dinjens WNM, van den Bent MJ. IDH1 mutations in low-grade astrocytomas predict survival but not response to temozolomide. Wetenschappelijke dag LWNO vrijdag 9 oktober 2009, Felix Meritis Amsterdam: p 14. Tissingh G, Wolters ECh. Parkinson’s disease. In: Jackson S, Jansen P, Mangoni A (eds), Prescribing for elderly patients. Chichester etc., John Wiley & Sons, 2009:73-81. Verhey FRJ, Pijnenburg YAL. Klinische diagnostiek. In: Jonker C, Slaets JPJ, Verhey FRJ (red), Handboek dementie; laatste inzichten in diagnostiek en behandeling. Houten, Bohn Stafleu van Loghum 2009:25-32. Verwey NA. Een heldere kijk op dementie; toekomstige ontwikkeling en inzet van biomarkers voor dementie. Health Management Forum 2009;3:28-29 Verwey NA, Scheltens Ph. Voorspellen van de ziekte van Alzheimer met liquor biomarkers. Ned Tijdschr Geneeskd 2009;153:A1058. Visser PJ. Mild cognitive impairment. In: Jonker C, Slaets JPJ, Verhey FRJ (red), Handboek dementie; laatste inzichten in diagnostiek en behandeling. Houten, Bohn Stafleu van Loghum 2009:187-195. Vos MJ, Berkhof J, Hoekstra OS, Bosma I, Sizoo E, Heimans JJ, Reijneveld JC, Sanchez E, Lagerwaard FJ, Buter J, Noske DP, Postma TJ. De prognostische waarde van MRI en 201TI SPECT tijdens temozolomide chemotherapie bij patiënten met een glioom. Wetenschappelijke dag LWNO vrijdag 9 oktober 2009, Felix Meritis Amsterdam: p 10. Vos MJ, Uitdehaag BMJ. Vergeetachtigheid en insulten bij een 36-jarige fysicus. In: van Oosten BW, Richard E, van der Sande JJ, Vanneste JAL (redactiecommissie), Jubileumboek Amsterdamsche Neurologenvereeniging 100 jaar 1909-2009. Amsterdam, Ariez Medical Publishing, 2009:128-130. van Vuurden DG, Yazdani M, Bosma I, Broekhuizen AJF, Postma TJ, Heimans JJ, van der Valk P, Aronica E, Tannous BA, Würdinger T, Kaspers GJL, Cloos J. Attenuated AMPA receptor expression allows glioblastoma cell survival in glutamaterich environment. Wetenschappelijke dag LWNO vrijdag 9 oktober 2009, Felix Meritis Amsterdam: p 2. Wolters E. De behandeling van de ziekte van Parkinson. Special; een speciale uitgave van de Parkinson Vereniging 2009:04-09. Wereld Parkinson dag 5 t/m 11 april 2009.
63
Publicaties bijzondere hoogleraren: Barnes J, Ourselin S, Fox NC. Clinical application of measurement of hippocampal atrophy in degenerative dementias. Hippocampus 2009;19:510-516. (IF =5.230) van den Bent MJ, Dubbink HJ, Sanson M, van der Lee-Haarloo CR, Hegi M, Jeuken JWM, Ibdaih A, Brandes AA, Taphoorn MJB, Frenay M, Lacombe D, Gorlia T, Dinjens WNM, Kros JM. MGMT promoter methylation is prognostic but not predictive for outcome to adjuvant PCV chemotherapy in anaplastic oligodendroglial tumors: a report from EORTC Brain Tumor Group Study 26951. J Clin Oncol 2009;27:5881-5886. (IF =17.157) van den Bent MJ, Brandes AA, Rampling R, Kouwenhoven MCM, Kros JM, Carpentier AF, Clement PM, Frenay M, Campone M, Baurain J-F, Armand J-P, Taphoorn MJB, Tosoni A, Kletzl H, Klughammer B, Lacombe D, Gorlia T. Randomized phase II trial of erlotinib versus temozolomide or carmustine in recurrent glioblastoma: EORTC Brain Tumor Group Study 26034. J Clin Oncol 2009;27:1268-1274. (IF =17.157) Bottomley A, Quinten C, Coens C, Martinelli F, Mauer M, Maringwa J, Cleeland CS, Flechtner H, Gotay C, Greimel E, King M, Osoba D, Taphoorn MJB, Reeve BB, Ringash J, Schmucker-von Koch J, Weis J. Making better use of existing cancer data: patient reported outcomes and behavioural evidence: a new international initiative. Eur J Cancer Care (Eng) 2009;18:105-107. (IF =0.985) van Breemen MSM, Rijsman RM, Taphoorn MJB, Walchenbach R, Zwinkels H, Vecht CJ. Efficacy of antiepileptic drugs in patients with gliomas and seizures. J Neurol 2009;256:1519-1526. (IF =2.536) Chupin M, Gérardin E, Cuingnet R, Boutet C, Lemieux L, Lehéricy S, Benali H, Garnero L, Colliot O, and the Alzheimer's Disease Neuroimaging Initiative (waaronder: Fox NC). Fully automatic hippocampus segmentation and classification in Alzheimer's disease and mild cognitive impairment applied on data from ADNI. Hippocampus 2009;19:579-587. (IF =5.230) Clarkson MJ, Ourselin S, Nielsen C, Leung KK, Barnes J, Whitwell JL, Gunter JL, Hill DLG, Weiner MW, Jack CR Jr, Fox NC, and the Alzheimer’s Disease Neuroimaging Initiative. Comparison of phantom and registration scaling corrections using the ADNI cohort. Neuroimage 2009;47:1506-1513. (IF =5.694) Fox NC, Kennedy J. Structural imaging markers for therapeutic trials in Alzheimer's disease. J Nutr Health Aging 2009;13:350-352. (IF =2.321) Gutiérrez-Galve L, Lehmann M, Hobbs NZ, Clarkson MJ, Ridgway GR, Crutch S, Ourselin S, Schott JM, Fox NC, Barnes J. Patterns of cortical thickness according to APOE genotype in Alzheimer's disease. Dement Geriatr Cogn Disord 2009;28:476-485. (IF =3.142) Harold D, Abraham R, Hollingworth P, Sims R, Gerrish A, Hamshere ML, Pahwa JS, Moskvina V, Dowzell K, Williams A, Jones N, Thomas C, Stretton A, Morgan AR, Lovestone S, Powell J, Proitsi P, Lupton MK, Brayne C, Rubinsztein DC, Gill M, Lawlor B, Lynch A, Morgan K, Brown KS, Passmore PA, Craig D, McGuinness B, Todd S, Holmes C, Mann D, Smith AD, Love S, Kehoe PG, Hardy J, Mead S, Fox N, Rossor M, Collinge J, Maier W, Jessen F, Schürmann B, van den Bussche H, Heuser I, Kornhuber J, Wiltfang J, Dichgans M, Frölich L, Hampel H, Hüll M, Rujescu D, Goate AM, Kauwe JS, Cruchaga C, Nowotny P, Morris JC, Mayo K, Sleegers K, Bettens K, Engelborghs S, De Deyn PP, van Broeckhoven C, Livingston G, Bass NJ, Gurling H, McQuillin A, Gwilliam R, Deloukas P, Al-Chalabi A, Shaw CE, Tsolaki M, Singleton AB, Guerreiro R, Mühleisen TW, Nöthen MM, Moebus S, Jöckel KH, Klopp N, Wichmann H-E, Carrasquillo MM, Pankratz VS, Younkin SG, Holmans PA, O'Donovan M, Owen MJ, Williams J. Genome-wide association study identifies variants at CLU and PICALM associated with Alzheimer's disease.
64
Nat Genet 2009;41:1088-1093. (IF =30.259) + Erratum: Nat Genet 2009;41:1156. Henley SMD, Wild EJ, Hobbs NZ, Scahill RI, Ridgway GR, MacManus DG, Barker RA, Fox NC, Tabrizi SJ. Relationship between CAG repeat length and brain volume in premanifest and early Huntington's disease. J Neurol 2009;256:203-212. (IF =2.536) Henley SMD, Wild EJ, Hobbs NZ, Frost C, MacManus DG, Barker RA, Fox NC, Tabrizi SJ. Whole-brain atrophy as a measure of progression in premanifest and early Huntington's disease. Mov Disord 2009;24:932-936. (IF =3.898) Hobbs NZ, Henley SMD, Wild EJ, Leung KK, Frost C, Barker RA, Scahill RI, Barnes J, Tabrizi SJ, Fox NC. Automated quantification of caudate atrophy by local registration of serial MRI: evaluation and application in Huntington's disease. Neuroimage 2009;47:1659-1665. (IF =5.694) Holland D, Brewer JB, Hagler DJ, Fenema-Notestine C, Dale AM, and the Alzheimer's Disease Neuroimaging Initiative.( waaronder: Fox N.)Subregional neuroanatomical change as a biomarker for Alzheimer's disease. Proc Natl Acad Sci U S A 2009;106:20954-20959. (IF 9.380) Jack CR Jr, Lowe VJ, Weigand SD, Wiste HJ, Senjem ML, Knopman DS, Shiung MM, Gunter JL, Boeve BF, Kemp BJ, Weiner M, Petersen RC, and the Alzheimer's Disease Neuroimaging Initiative. (waaronder: Fox N). Serial PIB and MRI in normal, mild cognitive impairment and Alzheimer's disease: implications for sequence of pathological events in Alzheimer's disease. Brain 2009;132:1355-1365. (IF =9.603) Klöppel S, Stonnington CM, Chu C, Draganski B, Scahill RI, Rohrer JD, Fox NC, Ashburner J, Frackowiak RSJ. A plea for confidence intervals and consideration of generalizability in diagnostic studies. Brain 2009;132:e102,1-3. (IF =9.603) Knight WD, Ahsan RL, Jackson J, Cipolotti L, Warrington EK, Fox NC, Rossor MN. Pure progressive amnesia and the APPV717G mutation. Alzheimer Dis Assoc Disord 2009;23:410-414. (IF =3.220) Lloyd SE, Rossor M, Fox N, Mead S, Collinge J. HECTD2, a candidate susceptibility gene for Alzheimer's disease on 10q. BMC Med Genet 2009;10:Art no. 90. (IF =2.762) Mormino EC, Kluth JT, Madison CM, Rabinovici GD, Baker SL, Miller BL, Koeppe RA, Mathis CA, Weiner MW, Jagust WJ and the Alzheimer's Disease Neuroimaging Initiative (waaronder: Fox N). Episodic memory loss is related to hippocampal-mediated beta-amyloid deposition in elderly subjects. Brain 2009;132:1310-1323. (IF =9.603) Okello A, Koivunen J, Edison P, Archer HA, Turkheimer FE, Någren K, Bullock R, Walker Z, Kennedy A, Fox NC, Rossor MN, Rinne JO, Brooks DJ. Conversion of amyloid positive and negative MCI to AD over 3 years. An 11C-PIB PET study. Neurology 2009;73:754-760. (IF =7.043) Okello A, Edison P, Archer HA, Turkheimer FE, Kennedy J, Bullock R, Walker Z, Kennedy A, Fox N, Rossor M, Brooks DJ. Microglial activation and amyloid deposition in mild cognitive impairment: A PET study. Neurology 2009 72: 56-62. (IF =7.043) Omar R, Sampson EL, Loy CT, Mummery CJ, Fox NC, Rossor MN, Warren JD. Delusions in frontotemporal lobar degeneration. J Neurol 2009;256:600-607. (IF =2.536)
65
Ridgway GR, Omar R, Ourselin S, Hill DLG, Warren JD, Fox NC. Issues with threshold masking in voxel-based morphometry of atrophied brains. Neuroimage 2009;44:99-111. (IF =5.694) Rohrer JD, Guerreiro R, Vandrovcova J, Uphill J, Reiman D, Beck J, Isaacs AM, Authier A, Ferrari R, Fox NC, Mackenzie IR, Warren JD, de Silva R, Holton J, Revesz T, Hardy J, Mead S, Rossor MN. The heritability and genetics of frontotemporal lobar degeneration. Neurology 2009;73:1451-1456. (IF =7.043) Rohrer JD, Warren JD, Modat M, Ridgway GR, Douiri A, Rossor MN, Ourselin S, Fox NC. Patterns of cortical thinning in the language variants of frontotemporal lobar degeneration. Neurology 2009;72:1562-1569. (IF =7.043) Rohrer JD, Ahsan RL, Isaacs AM, Nielsen JE, Ostergaard L, Scahill R, Warren JD, Rossor MN, Fox NC, Johannsen P, the FReJA consortium. Presymptomatic generalized brain atrophy in frontotemporal dementia caused by CHMP2B mutation. Dement Geriatr Cogn Disord 2009;27:182-186. (IF =3.142) Ryan NS, Fox NC. Alzheimer disease: visual rating of atrophy aids diagnostic accuracy. Nat Rev Neurol 2009;5:243-244. Ryan NS, Fox NC.Imaging biomarkers in Alzheimer's disease. Ann N Y Acad Sci 2009;1180:20-27. (IF =2.303) Salloway S, Sperling R, Gilman S, Fox NC, Blennow K, Raskind M, Sabbagh M, Honig LS, Doody R, van Dyck CH, Mulnard R, Barakos J, Gregg KM, Liu E, Lieberburg I, Schenk D, Black R, Grundman M, for the Bapineuzumab 201 Clinical Trial Investigators. A phase 2 multiple ascending dose trial of bapineuzumab in mild to moderate Alzheimer disease. Neurology 2009;73: 2061-2070. (IF =7.043) Stupp R, Hegi ME, Mason WP, van den Bent MJ, Taphoorn MJB, Janzer RC, Ludwin SK, Allgeier A, Fisher B, Belanger K, Hau P, Brandes AA, Gijtenbeek J, Marosi C, Vecht CJ, Mokhtari K, Wesseling P, Villa S, Eisenhauer E, Gorlia T, Weller M, Lacombe D, Cairncross JG, Mirimanoff R-O; on behalf of the European Organisation for Research and Treatment of Cancer Brain Tumour and Radiation Oncology Groups; the National Cancer Institute of Canada Clinical Trials Group.Effects of radiotherapy with concomitant and adjuvant temozolomide versus radiotherapy alone on survival in glioblastoma in a randomised phase III study: 5-year analysis of the EORTC-NCIC trial. Lancet Oncol 2009;10:459-466. (IF =13.283) Tabrizi SJ, Langbehn DR, Leavitt BR, Roos RAC, Durr A, Craufurd D, Kennard C, Hicks SL, Fox NC, Scahill RI, Borowsky B, Tobin AJ, Rosas HD, Johnson H, Reilmann R, Landwehrmeyer B, Stout JC; the TRACK-HD investigators. Biological and clinical manifestations of Huntington's disease in the longitudinal TRACK-HD study: cross-sectional analysis of baseline data. Lancet Neurol 2009;8:791-801. (IF =14.270) Vellas B, Black R, Thal LJ, Fox NC, Daniels M, McLennan G, Tompkins C, Leibman C, Pomfret M, Grundman M; for the AN1792 (QS-21)-251 Study Team. Long-term follow-up of patients immunized with AN1792: reduced functional decline in antibody responders. Curr Alzheimer Res 2009;6:144-151. (IF =4.132) Wild EJ, Fox NC. Serial volumetric MRI in Parkinsonian disorders. Mov Disord 2009;24(Suppl. 2):S691-S698. (IF =3.898) Zwinkels H, Roon K, Jeurissen FJF, Taphoorn MJB, Hop WCJ, Vecht CJ. Management of temozolomide toxicity by nurse practitioners in neuro-oncology. Oncol Nurs Forum 2009;36:225-231. (IF =2.207)
66